Omron F3SS Instructions Manual [nl]

Advanced Industrial Automation
Enkelbundelige veiligheidssensor
F3SS Series
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Cat. No. SCEE711-NL01
Beknopt overzicht
1 Belangrijke functies en vereisten
2 Werkingstheorie
3 Beschrijving van de besturingsorganen
4 Installatie

Introductie

Dank u voor het aanschaffen van de veiligheidssensor van de F3SS-serie met één enkele bundel.
Houd u bij het gebruik van de F3SS altijd aan de volgende punten:
• Zorg ervoor dat personen die werken met de F3SS goed bekend zijn met de machine waar het systeem op is geïnstalleerd
• Lees deze handleiding volledig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u de F3SS in gebruik neemt.
• Bewaar de handleiding op een veilige en handige locatie en raadpleeg deze in voorkomende gevallen.

Normen en regelgeving

(1) De F3SS beschikt nog niet over de typegoedkeuring die voldoet aan artikel 44-2 van de Japanse wet met
betrekking tot veiligheid en gezondheid in bedrijven. Daarom kan deze, volgens artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines in Japan worden gebruikt.
(2) De F3SS voldoet aan de volgende regels en normen.
IEC -norm
- IEC 61496-1 (Type 4 ESPE)
- IEC 61496-2 (Type 4 AOPD)

Opmerking

Als u de F3SS gebruikt in de omstandigheden of omgeving zoals hieronder getoond, moet u de nodige ruimte aanhouden bij elke waardetoekenning of functie. Houd altijd rekening met de veiligheid van het systeem.
(1) Gebruik van de F3SS onder omstandigheden of omgevingen die niet in deze handleiding staan vermeld.
(2) Gebruik van de F3SS voor apparatuur en faciliteiten waarbij speciale veiligheid is vereist (bijvoorbeeld bij
regelsystemen voor nucleaire installaties, spoorwegen, luchtvaart, voertuigen, verbrandingsinstallaties, medische systemen, ruimtevaartontwikkeling en grote kermisattracties).

Voorzorgsmaatregelen

Algemene conventies voor veilig gebruik
De volgende conventies zijn bij voorzorgsmaatregelen in deze handleiding van toepassing, voor veilig en correct gebruik van de F3SS. De hier opgesomde items zijn voor de veiligheid van cruciaal belang en dienen altijd te worden opgevolgd.
WAAR-
SCHUWING
Duidt op een situatie die tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Duidt op niet-toegestane acties.
i

Inhoudsopgave

1 Belangrijke functies en vereisten ............................................................................................................. 1
1-1 Algemene beschrijving van de F3SS ..................................................................................................... 1
1-2 Voldoet volledig aan de vereisten .......................................................................................................... 1
1-3 Verantwoordelijkheden van de werkgever ............................................................................................. 1
1-3-1 Aanvullende vereisten ..................................................................................................................... 1
2 Werkingstheorie ......................................................................................................................................... 3
2-1 Specificaties van het F3SS-systeem ..................................................................................................... 3
2-1-1 Technische specificaties* ................................................................................................................ 3
3 Beschrijving van de besturingsorganen .................................................................................................. 5
3-1 Toegang tot de besturingsorganen ........................................................................................................ 5
3-1-1 Indicatielampjes van de zender ....................................................................................................... 5
3-1-2 Indicatielampjes van de ontvanger .................................................................................................. 5
3-1-3 Bedrijfsmodusschakelaar van de ontvanger .................................................................................... 6
3-1-4 Codeschakelaars van de zender en de ontvanger .......................................................................... 6
3-1-5 Veiligheidsuitgangen ....................................................................................................................... 6
3-1-6 Startschakelaar op afstand (optioneel) ............................................................................................ 6
4 Installatie ..................................................................................................................................................... 7
4-1 Verantwoordelijkheid van de gebruiker .................................................................................................. 7
4-1-1 Verantwoordelijkheid van de gebruiker ........................................................................................... 7
4-2 Installatieprocedure ............................................................................................................................... 7
4-3 Speciale vereisten voor omtrekbewaking .............................................................................................. 7
4-4 Minimale veilige montageafstand en montagehoogte ........................................................................... 8
4-5 Schakelaarinstellingen ........................................................................................................................... 9
4-5-1 Codeschakelaars van de zender en de ontvanger .......................................................................... 9
4-5-2 Bedrijfsmodusschakelaars ............................................................................................................... 9
4-6 Elektrische aansluitingen ..................................................................................................................... 13
4-6-1 Elektrische aansluitingen van de zender ....................................................................................... 13
4-6-2 Elektrische- en besturingsaansluitingen van de ontvanger ........................................................... 13
4-6-3 Ontvangerinstallatie met lange kabels ........................................................................................... 13
4-6-4 Veiligheidsaarde-aansluitingen ...................................................................................................... 14
4-7 Aansluitingen op het besturingscircuit van de machine ....................................................................... 14
4-7-1 Solid state-uitgangsaansluiting ...................................................................................................... 14
4-7-2 Aansluitmethode ............................................................................................................................ 14
4-8 Fysieke montage ................................................................................................................................. 18
4-8-1 Installatie van meervoudige F3SS-eenheden ................................................................................ 18
4-8-2 Reflecterende oppervlaktebeïnvloeding ........................................................................................ 18
4-8-3 Montagepunten van de beugel ...................................................................................................... 20
4-8-4 Uitlijning ......................................................................................................................................... 20
5 Problemen oplossen en onderhoud ....................................................................................................... 21
5-1 Problemen oplossen ............................................................................................................................ 21
5-2 Onderhoud ........................................................................................................................................... 21
6 Accessoires .............................................................................................................................................. 22
6-1 Accessoires ......................................................................................................................................... 22
Bijlage A —Testprocedures ....................................................................................................................... 23
A-1 Uit te voeren testen ............................................................................................................................. 23
Bijlage B —Controleprocedure .................................................................................................................. 25
B-1 Verslag controleprocedure .................................................................................................................. 25
ii

1-1 Algemene beschrijving van de F3SS

1 Belangrijke functies en vereisten

1 Belangrijke functies en vereisten
1-1 Algemene beschrijving van de F3SS
De enkele veiligheidslichtbundel F3SS is een aanwezigheidsdetectieapparaat voor algemene doeleinden. De F3SS is specifiek ontworpen voor detectie van gehele lichamen en dient niet te worden gebruikt als beveiliging tegen het gevarenpunt.

1-2 Voldoet volledig aan de vereisten

Of een bepaalde machinetoepassing en F3SS-installatie volledig overeenkomen met de veiligheidsregels, is afhankelijk van een aantal zaken, waaronder de juiste toepassing, installatie, onderhoud en bedrijf van de F3SS. Deze items zijn uitsluitend de verantwoordelijkheid van de koper, installateur en werkgever.

1-3 Verantwoordelijkheden van de werkgever

De werkgever is verantwoordelijk voor de selectie en opleiding van het personeel dat nodig is om de machine en het bijhorende veiligheidssysteem op correcte wijze te installeren, bedienen en onderhouden. De F3SS dient alleen door gekwalificeerde personen te worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden. Een gekwalifi­ceerde persoon wordt gedefinieerd als “een persoon die, door het bezitten van een erkende graad of certificaat van een professionele opleiding, of die door uitgebreide kennis, training of ervaring, met succes de bekwaam­heid heeft aangetoond problemen op te kunnen lossen die verband houden met het onderwerp en het functio­neren ervan.” (ANSI B30.2-1983)
De machine-operator dient het management op de hoogte te stellen als de machine, onderdelen of veiligheids­apparatuur niet op de juiste wijze functioneren. Werk nooit met een machine die niet in goede staat verkeert.
1-3-1 Aanvullende vereisten
Hieronder volgt een lijst met aanvullende vereisten waaraan u moet voldoen voordat u de F3SS-veiligheidslicht­bundel in gebruik neemt.
• Gebruik de F3SS nooit voor beveiliging tegen het gevarenpunt.
• De machine waar de F3SS op is geïnstalleerd, dient direct te kunnen stoppen, ongeacht het punt van de slag of de cyclus. Gebruik de F3SS niet op een pers met een koppeling met volledige omwenteling. Dit pro­duct kan, volgens artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines in Japan worden gebruikt.
• De F3SS biedt geen bescherming tegen rondvliegende voorwerpen.
• Gebruik de F3SS niet op apparaten met onregelmatige stoptijden of met onvoldoende regelapparatuur of mechanismen.
• Gebruik de F3SS niet op plaatsen waarbij de omgeving de effectiviteit van de F3SS zou kunnen verminderen, zoals bij sterke rook, materiaaldeeltjes of bijtende chemicaliën.
• Als de F3SS wordt gebruikt als veiligheidsvoorziening, heeft de gebruiker de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de installatie voldoet aan lokale, nationale en internationale veiligheidsregels, codes en reglementen.
• Alle machinebesturingselementen die met veiligheid verband houden, inclusief pneumatische, elektrische of hydraulische besturingselementen, dienen intrinsiek veilig te zijn. Intrinsiek veilig wordt gedefinieerd als: “...het apparaat, systeem of interface dient zodanig te zijn ontworpen, geconstrueerd en geïnstalleerd, dat een storing in een enkel onderdeel van het apparaat, systeem of interface niet het normale stoppen zal voorkomen, maar wel een volgende machinecyclus zal voorkomen...”
• Aanvullende beveiliging, zoals mechanische afschermingen, kan nodig zijn als de F3SS niet alle toegangen naar de gevarenzone beschermt.
• Alle remmen en andere stopmechanismen en besturingselementen dienen in goede staat te zijn. Als de stopmechanismen van de machine en aanverwante bedieningselementen niet op de juiste wijze functioneren, kan het zijn dat de machine niet veilig stopt, ook al functioneert de F3SS goed.
• Telkens wanneer er onderhoud is gepleegd aan de besturingselementen van de machine of de F3SS moeten de testprocedures worden uitgevoerd. De testprocedure (Bijlage A) bevindt zich in deze handleiding. De gebruiker dient de preventieve onderhoudsprocedures zoals aanbevolen in deze handleiding uit te voeren (minimaal elke drie maanden, of vaker bij continu gebruik).
1
1 Belangrijke functies en vereisten
1-3 Verantwoordelijkheden van de werkgever
• Voer geen testen of reparaties uit die niet in deze handleiding worden beschreven. Alle elektrische bedra­ding dient te worden geïnstalleerd in overeenstemming met de lokale elektrische coderingen en regelgeving.
• Voor correcte werking van de F3SS dient de gebruiker alle procedures in deze handleiding te volgen.
• De strikte toepassing van deze regels valt buiten de verantwoordelijkheid van OMRON. De werkgever is als enige verantwoordelijk voor het opvolgen van de voorafgaande vereisten en alle andere procedures, voorwaarden en eisen die specifiek bij deze machine horen.
2

2-1 Specificaties van het F3SS-systeem

2 Werkingstheorie

2 Werkingstheorie
2-1 Specificaties van het F3SS-systeem
De F3SS is een veiligheidsbesturing met een enkele lichtbundel met groot bereik, ontworpen voor omtrek- en toegangsbewaking. Onderbreking van de bundel heeft tot gevolg dat er een stopsignaal naar de bewaakte machine wordt gestuurd. Het ontwerp dat is voorzien van een "redundante" microprocessor, gecombineerd met een uitgebreide foutmodi- en effectenanalyse, zorgt voor een veilige, intrinsieke werking.
Een F3SS-systeem bestaat uit één enkele zender en één enkele ontvanger. Er zijn geen verbindende kabels of aparte besturingen nodig. De maximale afstand tussen zender en ontvanger bedraagt 60 m (200 voet).
2-1-1 Technische specificaties*
Werkingsbereik 0,3-60 m
Aantal bundels 1 (enkele bundel)
Bundeldiameter 31 mm
Minimale resolutie van het object Ondoorzichtig object, ø31 mm of meer
Oriëntatiehoek
Lichtbron (emissie-golfvorm) Infrarood-LED (880 nm)
Voedingsspanning
Opkomsttijd na spanningsinschakeling
Stroomverbruik Zender: 170 mA max.
Bedrijfsmodus Elk van de volgende modi kan met de keuzeschakelaar van de
Besturingsuitgang Twee PNP-transistor-uitgangen, belastingsstroom 250 mA of minder
Veiligheidscircuit Het uitgangsbelastingscircuit is beschermd tegen kortsluiting en
Responstijd (AAN -->UIT) 35 ms of korter
Omgevingstemperatuur
Vochtigheidsgraad 35-95% RH bij bedrijf of opslag (zonder condensatie)
Trillingsbestendigheid Defecten en duurzaamheid: 10 t/m -55 Hz, dubbele amplitude 0,7 mm,
Schokbestendigheid
Beschermende structuur IEC60529 IP65
Aansluitmethode Aansluitingen via een klemmenblok of interne printplaat.
Gewicht (verpakt) 2,5 kg
Materiaal Behuizing Aluminium
Kap Aluminium
Accessoires Montagematerialen, bedieningsinstructies, kappen voor niet-
Toepasselijke norm IEC(EN)61496-1 TYPE4 ESPE *1
Zender en ontvanger: ±2,5 meer dan 3 m (IEC61496-2).
24 VDC
Binnen 4 seconden
Ontvanger: 800 mA max.
ontvanger worden geselecteerd: Automatische start Startvergrendeling Start-/herstartvergrendeling
(restspanning 1 V of minder) (exclusief spanningsval door kabelverlenging), AAN bij indicatielamp verlicht.
omgekeerde aansluiting van de voeding.
0-55
in richtingen X, Y en Z voor 20 golflijnen
Defecten en duurzaamheid: 100 m/s
gebruikte kabeldoorvoeren
IEC61496-2 TYPE4 AOPD *2
±10%, rimpel (p-p) 5% of minder
°C bij bedrijf en opslag (zonder ijsafzetting of condensatie)
° maximaal, bij een werkingsbereik van
2
, in richtingen X,Y en Z, 1.000 maal
*1. ESPE (contactloze beveiligingsapparatuur)
*2. AOPD (opto-elektronische beveiligingsapparatuur)
*De technische gegevens kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
3
2 Werkingstheorie
LICHTBUNDEL
ONTVANGER
Afbeelding 2-1 Standaardinstallatie
111,8
50,8
93,0
2-1 Specificaties van het F3SS-systeem
ZENDER
55,24
88,9
139,7
Montagematerialen
32,4
13,0
27,3
47,6
Kabel-
PG 9
doorvoer
(Toepasbare kabeldiameter: ø4~ø7)
6,9
50,8
35,1
35
ø6,9
Groef voor T-moer
20,5
Afbeelding 2-2 Systeemtekening
Afbeelding 2-3 Indicatiepositie
Afbeelding 2-4 Positie van de schakelaar en het klemmenblok
25,4
4

3-1 Toegang tot de besturingsorganen

3 Beschrijving van de besturingsorganen

3 Beschrijving van de besturingsorganen
3-1 Toegang tot de besturingsorganen
Alle schakelaars en klemmenblokken op de interne printplaten (PCA's) zijn toegankelijk door de vier kopschroe­ven los te schroeven, waarmee de achterplaten van de zender en de ontvanger zijn bevestigd. Voor gemakke­lijke toegang kan de PCA ongeveer halverwege uit de behuizing worden geschoven. Er is een blokkering aangebracht om te voorkomen dat de PCA volledig uit de behuizing kan schuiven.
Op zender- en ontvangermodellen bevinden zich twee poorten, alsook een PG9-aansluiting met schroefdraad voor kabelinvoer. Eén poort vindt u aan de onderzijde van het apparaat, de tweede poort bevindt zich op de achterplaat. De ongebruikte poort beschikt over een plug met schroefdraad.
3-1-1 Indicatielampjes van de zender
Het frontpaneel van de zender is voorzien van twee indicatielampjes:
Oranje Geeft aan dat de zender op de juiste wijze is opgestart.
Rood Geeft aan dat een zenderfout was gedetecteerd na het aanbrengen van de voedingsspan-
ning (DIP-schakelaar ingesteld op een ongeldige instelling, of gewijzigd na het opstarten).
3-1-2 Indicatielampjes van de ontvanger
Het frontpaneel van de ontvanger is voorzien van vier indicatielampjes:
Groen In bedrijf. De lichtbundel is niet onderbroken.
Rood Stop. De lichtbundel is onderbroken of niet goed uitgelijnd.
Geel Vergrendeling. Het systeem is vergrendeld. De fout moet worden gecorrigeerd voordat het
systeem opnieuw kan worden ingesteld.
Oranje Signaalsterkte. Voor gebruik als hulpmiddel bij het uitlijnen. De status wordt als volgt
geïnterpreteerd: Continu aan: Grote signaalsterkte Knippert: Geringe signaalsterkte Uit: Niet uitgelijnd of geblokkeerde bundel Een knipperend signaalsterkte-indicatielampje is acceptabel bij grote afstanden of als er spiegels worden toegepast bij een installatie.
Het achterpaneel van de ontvanger is voorzien van twee indicatielampjes voor diagnose met de labels F1 en F2. Deze lampjes knipperen met verschillende snelheden als hulp bij probleemoplossing. De fouten die door het aantal knipperingen worden aangegeven, worden gedetailleerd weergegeven in het hoofdstuk "Problemen oplossen" in deze handleiding.
Vergrendeling indicatielampje (geel)
UIT-standindicatielampje (rood)
Ontvangstniveau indicatielampje (oranje)
Foutindicatie­lampje (rood)
AAN-standindicatielampje (groen)
Ontvanger
Zenden (= in bedrijf) indicatielampje (oranje)
Zender
Afbeelding 3-1
5
3 Beschrijving van de besturingsorganen
3-1-3 Bedrijfsmodusschakelaar van de ontvanger
Het systeem kan worden ingesteld op drie bedrijfsmodi:
3-1 Toegang tot de besturingsorganen
Start-/ herstartvergrendeling
Modus startvergrendeling
Automatisch herstarten
Details over de bedrijfsmodusinstelling vindt u in het installatiehoofdstuk.
Bij het opstarten is een startsignaal nodig (indrukken en weer loslaten) voordat het systeem normaal functioneert. Als de lichtbundel is geblokkeerd, wordt het uitgangsrelais niet opnieuw ingesteld (reset) nadat de bundelblokkering is verwijderd. Er moet eerst een startsignaal worden verzonden naar de ontvanger. Dit is de modus die meestal wordt gebruikt bij omtrekbewaking.
Bij het opstarten is een startsignaal nodig (indrukken en weer loslaten) voordat het systeem normaal functioneert. Als de lichtbundel geblokkeerd is, wordt het uitgangsrelais opnieuw ingesteld (reset) nadat de bundelblokkering is opgeheven, zonder dat een startsignaal is vereist.
Bij het opstarten functioneert het systeem normaal. Als de infrarode bundel geblokkeerd is, wordt het uitgangsrelais opnieuw ingesteld (reset) nadat de bundelblokkering is opgeheven, zonder dat er een startsignaal is vereist.
3-1-4 Codeschakelaars van de zender en de ontvanger
De lichtbundel van een F3SS-zender moet op één van vier mogelijke codes worden ingesteld. De bundel is gecodeerd om overspraak van nabijgelegen eenheden te voorkomen en immuniteit te verbeteren voor lasflitsen en omgevingslicht.
Zowel de zender als de ontvanger moeten op dezelfde code worden ingesteld om met elkaar te kunnen communiceren. Zie het hoofdstuk over installatie voor details over het instellen van de schakelaars.
3-1-5 Veiligheidsuitgangen
Er zijn twee solid state uitgangsveiligheidsrelais aanwezig. Elke uitgang (PNP) kan 0,25 mA bij 24 VDC leveren. (het spanningsniveau varieert met de voedingsspanning)
3-1-6 Startschakelaar op afstand (optioneel)
De startschakelaar is een verbrekend momentcontact en vormt een verbinding tussen de Start- en Start Return­aansluitingen op het klemmenblok. Een geldig startsignaal is het indrukken en weer loslaten van de schakelaar. Het startcircuit van de ontvanger voert een stroom van ongeveer 5 m ADC door de contacten van de schakelaar en een puls van ongeveer 100 mA, 20 ms, als de contacten van de schakelaar in het begin worden gesloten.
- In de automatische-startmodus is geen startschakelaar nodig en kunnen de aansluitingen open blijven.
- In de modi startblokkering en start-/herstartblokkering is de startschakelaar nodig om de vergrendeling op te heffen. In alle modi kan een startschakelaar worden gebruikt voor het opnieuw instellen (reset) van een vergrendeling die door een fout is veroorzaakt (nadat de fout is opgeheven).
6

4-1 Verantwoordelijkheid van de gebruiker

4 Installatie

4 Installatie
4-1 Verantwoordelijkheid van de gebruiker
WAARSCHUWING
Lees deze informatie volledig voordat u met de installatieprocedure begint. Een F3SS mag alleen worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden door een gekwalificeerde persoon. Het is belangrijk dat de gebruiker op de hoogte is met de installatievereisten, veilige montageafstand, bedieningsorganen en voorzieningen voordat de F3SS in gebruik wordt genomen.
Als de F3SS als veiligheidsvoorziening wordt gebruikt, heeft de gebruiker de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de installatie voldoet aan lokale, nationale en internationale veiligheidsregels, codes en regle­menten. Bovendien dient de gebruiker ervoor te zorgen dat alle machine-operators, onderhoudspersoneel, elektromonteurs, supervisors, enzovoort op de hoogte zijn van alle instructies met betrekking tot het gebruik van de F3SS, de machinerie waarop deze is geïnstalleerd en de bijhorende veiligheidsregels, en dat men deze instructies en regels volledig begrijpt.
4-1-1 Verantwoordelijkheid van de gebruiker
De gebruiker heeft de verantwoordelijkheid alle onderhoud aan de F3SS uit te laten voeren volgens de eisen van OMRON, en ervoor te zorgen dat de bewaakte machine op de juiste wijze wordt getest, bewaakt, en geïnspecteerd zoals gespecificeerd door de fabrikant.

4-2 Installatieprocedure

Het wordt aanbevolen dat u bij het installeren van een F3SS-systeem de volgende stappen volgt:
1. Lees de informatie in hoofdstuk 1 "Belangrijke functies en vereisten" van deze handleiding zorgvuldig en volg deze op.
2. Bereken de minimale montageafstand waarop de F3SS van het gevarenpunt moet worden geplaatst. Voer berekeningen uit om ervoor te zorgen dat reflectiebeïnvloeding geen veiligheidsrisico's inhouden.
3. Selecteer en stel de zender en ontvanger in op de juiste zendcode en bedrijfsmodus.
4. Monteer de zender en ontvanger op de plaats die in stap 2 is bepaald.
5. Voer de juiste elektrische- en besturingsaansluitingen uit.
6. Sluit de F3SS aan op de voedingsbron en lijn de zender en ontvanger uit.
7. Test de F3SS op juiste werking. Zie de Controle en testprocedureverslagen in Bijlage A

4-3 Speciale vereisten voor omtrekbewaking

Omtrekbewaking is een algemene toepassing voor de F3SS, en heeft betrekking op installaties waarbij een F3SS in het algemeen rond de buitenomtrek van een te bewaken machine of robot is geplaatst. Hierbij blijft tussen de F3SS en de machine voldoende ruimte voor de operator om in te staan.
Voor omtrekbewakingsinstallaties dient de bewaakte machine of robot zodanig te worden aangesloten, dat bij iedere onderbreking van de F3SS-bundel de gevaarlijke beweging onmiddellijk stopt. De machine of robot mag alleen opnieuw worden gestart door activering van een startschakelaar. Deze startschakelaar dient buiten het gebied van de gevaarlijke beweging te zijn geplaatst, en wel zodanig dat de gevarenzone kan worden overzien door de persoon die de schakelaar bedient. Hierdoor wordt voorkomen dat een machine automatisch opnieuw start, zodra de blokkade niet meer door de F3SS wordt gedetecteerd.
WAARSCHUWING
Omtrekbewakingsinstallaties moeten voorkomen dat een machine of robot automatisch opnieuw wordt gestart. Maak gebruik van een startschakelaar die buiten de gevarenzone is geplaatst, en wel zo dat de gevarenzone kan worden overzien.
7
Loading...
+ 21 hidden pages