Hartelijk dank voor het aanschaffen van het F3SN-A veiligheidslichtscherm (hierna aangeduid als "de F3SN-A").
In deze instructiehandleiding wordt het gebruik van de F3SN-A beschreven.
Houd u bij het gebruik van de F3SN-A altijd aan de volgende punten:
• Lees deze handleiding zorgvuldig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u de F3SN-A in gebruik
neemt.
• Er wordt vanuit gegaan dat de F3SN-A op de juiste wijze wordt gebruikt, conform de installatieomgeving,
prestaties en functie van de machine. Voorafgaand aan het installeren moet de machine door gekwalificeerd
personeel aan een risicoanalyse worden onderworpen en het product op geschiktheid worden beoordeeld.
• Zorg ervoor dat de personen die de F3SN-A bedienen, goed op de hoogte zijn van de werking ervan en de
machine waarop deze wordt geïnstalleerd.
• Bewaar de handleiding op een veilige en handige locatie en raadpleeg deze in voorkomende gevallen.
Normen en regelgeving
1. De F3SN-A heeft nog niet de typegoedkeuring verkregen conform artikel 44-2 van de Japanse wet met betrekking tot veiligheid en gezondheid in bedrijven. Daarom kan het veiligheidslichtscherm in Japan, conform
artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines worden gebruikt.
2. a) De F3SN-A behoort tot de elektrogevoelige beveiligingsapparatuur (ESPE) conform de
EU-richtlijn voor machines, Bijlage IV, B, Veiligheidscomponenten, Artikel 1.
b) De F3SN-A voldoet aan de volgende bepalingen en normen:
1. EU-regelgeving
Richtlijn voor machines: Richtlijn 98/37/EC
EMC-richtlijn:Richtlijn 89/336/EEG
d) De F3SN-A heeft de volgende goedkeuringen verkregen van de Third Party Assessment
Body UL:
- Certificaat voor UL-vermeldingen inzake veiligheidsnormen voor de VS en Canada
Voor: TYPE 4 ESPE (IEC61496-1)
TYPE 4 AOPD (IEC61496-2)
- Certificaat voor programmeerbaar systeem (UL1998, IEC61496-1)
1. De F3SN-A is ontworpen conform de onderstaande normen. Om zeker te zijn dat de F3SN-A aan de volgende normen en bepalingen voldoet, dient u het systeem te ontwerpen en gebruiken conform eventuele andere toepasselijke normen, wettelijke bepalingen en regelingen.
Raadpleeg bij eventuele vragen de TÜV, UL of andere normalisatie-instituten.
EN415-4, prEN691, EN692, prEN693(Europese norm)
OSHA 29 CFR 1910,212(Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven)
OSHA 29 CFR 1910.217(Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven)
ANSI B11.1~B11.19(Norm voor de VS)
ANSI/RIA 15.06(Norm voor de VS)
ii
Page 4
OpmerkingHoud voldoende veiligheidsmarges aan voor de specificaties en functies van het
systeem wanneer u de F3SN-A onder de volgende omstandigheden gebruikt:
a) Omstandigheden of omgevingen die niet in deze handleiding zijn bespro-
ken.
b) Toepassing op apparaten en installaties die speciale veiligheidsinrichtin-
gen vereisen, zoals regelsystemen voor nucleaire installaties, spoorweginstallaties, luchtvaartuigen, voertuigen, verbrandingsinstallaties, medische
systemen, ruimtevaartontwikkeling, grote kermisattracties, enzovoort.
VoorzorgsmaatregelenAlgemene conventies voor veilig gebruik
In deze handleiding zijn de volgende conventies gebruikt bij waarschuwingen
voor een veilig en correct gebruik van de F3SN-A. Deze waarschuwingen zijn
van vitaal belang voor de veiligheid en moeten te allen tijde in acht worden genomen.
!WAARSCHUWING
LET OP
!WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden indien deze
situatie niet wordt voorkomen.
Duidt op niet-toegestane acties.
Nadat u de functie Fixed blanking hebt ingesteld, moet u controleren of de F3SNA een teststaaf kan waarnemen vanaf elke positie in de detectiezone waardoor
een persoon het gevaarlijke gedeelte van de machine kan bereiken. Als bij de
bovenstaande controle nog posities kunnen worden gevonden, moet u een veiligheidsconstructie aanbrengen om binnentreden te voorkomen, die niet door de
F3SN-A kan worden waargenomen. Als u dit niet doet, kan dit ernstig letsel tot
gevolg hebben. (Hoofdstuk 1-2)
Het gebruik van de functie Floating blanking vergroot het detectievermogen. Als u
de veiligheidsafstand wilt berekenen, moet u de toegenomen omvang van het
detectievermogen gebruiken. Als u dit niet doet, kan dit ertoe leiden dat de
machine niet stopt voordat degene die de machine bedient het gevaarlijke gedeelte bereikt, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben. (Hoofdstuk 1-2)
Gebruik de F3SN-A niet op machines die in noodsituaties niet met een noodstopknop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met een koppelingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voordat iemand
het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden. (Hoofdstuk 2-1)
Een correcte configuratie van het besturingscircuit is vereist tussen de F3SN-A
en de machine die wordt gebruikt in de modus PSDI (apparaat voor het starten
van aanwezigheidsdetectie). Zie OSHA1910.217, IEC61496-1 en andere toepasselijke normen en bepalingen voor meer details over PSDI. (Hoofdstuk 2-1)
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan zodat u eerst door de
detectiezone van de F3SN-A heen moet lopen voordat u een gevaarlijk gedeelte
van de machine kunt bereiken. Monteer de F3SN-A zodanig dat bij werkzaamheden aan gevaarlijke delen van de machine sommige lichaamsdelen van de operator binnen de detectiezone blijven. (Hoofdstuk 2-1)
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van personen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaarlijke gebied
te bedienen. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de F3SN-A niet in ontvlambare en explosieve omgevingen. In dergelijke
omgevingen kan de F3SN-A een explosie veroorzaken. (Hoofdstuk 2-1)
De F3SN-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die uit
het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische beveiligingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel gevaarlijke
voorwerpen. (Hoofdstuk 2-1)
iii
Page 5
Houd altijd de berekende veilige afstand aan tussen de F3SN-A en het gevaarlijke gedeelte van een machine. U voorkomt daardoor ernstig letsel ten gevolge
van het aanraken van de gevaarlijke delen voordat de machine is gestopt. (Hoofdstuk 2-1)
Installeer de F3SN-A niet op een locatie waar deze aan wandreflecties wordt
blootgesteld. Hierdoor kunnen detectiefouten optreden die tot ernstig letsel kunnen leiden. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de zender en ontvanger in de juiste opstelling, zodat niet-detecteerbare
zones worden voorkomen. Het settype van de zender en ontvanger moet
overeenkomen. (Hoofdstuk 2-1)
Monteer de F3SN-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnector
vast. (Hoofdstuk 2-1)
Stel de F3SH-A's bij gebruik van meerdere sets zodanig op dat er geen onderlinge interferentie optreedt. (Hoofdstuk 2-1)
Sluit de uitgangen naar de +24V niet kort. Hierdoor zou de uitgang altijd AAN blijven, waardoor gevaar kan onstaan. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorziening rechtstreeks met de aardlekbeveiliging om aardfouten te voorkomen.
Als u dit niet doet, kunnen de uitgangen door de aardingsfout AAN blijven. (Hoofdstuk 2-4)
Sluit belastingen aan tussen de uitgang en 0V-lijn. (PNP-uitgang) Als u belastingen aansluit tussen de uitgang en de +24V-lijn, wordt de bedrijfsmodus omgekeerd en is de machine AAN in geval van een lichtonderbreking. (Hoofdstuk 2-4)
Gebruik altijd twee uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat voor
het configureren van het veiligheidssysteem. Als slechts één uitgangssignaalomschakelapparaat van het veiligheidssysteem wordt gebruikt, kunnen storingen
in een uitgangscircuit tot ernstig letsel leiden. (Hoofdstuk 2-4)
Verbind geen enkele van de F3SN-A lijnen met een DC-voedingseenheid met
meer dan 24 VDC +10% of een AC-voedingseenheid. Hierdoor voorkomt u het
gevaar van elektrische schokken. (Hoofdstuk 2-4) Voor conformiteit van de
F3SN-A met de toepasselijke normen IEC 61496-1 en UL 508 moeten de DCvoedingseenheden aan alle onderstaande voorwaarden voldoen.
• De voedingsspanning moet binnen de gespecificeerde waarden liggen
(24 VDC ± 10 %).
• De voedingseenheid wordt alleen verbonden met de F3SN-A en apparaten
die verband houden met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SN-A,
zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale
stroom toereikend te zijn voor alle apparaten.
• De voedingseenheid mag niet worden verbonden met andere apparaten of
machines.
• De voedingseenheid wordt voorzien van een dubbele of beschermende isolatie tussen de primaire en secundaire circuits. De voedingseenheid reset automatisch de beveiligingskarakteristieken van overstroom (spanningsdalingen).
• De voedingseenheid handhaaft het uitgangsniveau gedurende ten minste 20
ms. De FG-aansluitklem (aarding frame) moet bij gebruik van een in de handel verkrijgbare spanningsstabilisator met de PE-aansluitklem (aardlekbeveiliging) worden verbonden.
• De voedingseenheid moet beschikken over de uitgangskenmerken van een
klasse 2-circuit met begrensde spanning/stroom, zoals gedefinieerd in
UL508 (zie "opmerking 2-4-1").
• De voedingseenheid moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en normen inzake EMC en de veiligheid van elektrische apparatuur in het land
waar de F3SN-A wordt geïnstalleerd en de machines zullen worden gebruikt.
Voorbeeld: De EMC-richtlijn (voor industriële omgevingen) en de richtlijn voor
laagspanning in de EU.
Een gekwalificeerd persoon moet controleren of de F3SN-A wordt geïnstalleerd, geïnspecteerd en onderhouden conform de geldende voorschriften op
de locatie waar de apparatuur wordt geïnstalleerd en gebruikt.
De F3SN-A mag niet worden gedemonteerd, gerepareerd of omgebouwd.
De F3SN-A mag niet in een reflecterende configuratie worden gebruikt,
omdat het detecteren in dat geval kan mislukken. (Hoofdstuk 2-1)
iv
Page 6
Reflecterend paneel
Neem voor uw veiligheid altijd de volgende punten in acht:
1. Lees de procedures voor installatie, inspectie en onderhoud in deze handleiding zorgvuldig door.
2. Zorg dat de belastingen aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- De belastingen mogen niet worden kortgesloten.
- De belastingen mogen de waarden uit de technische specificaties niet
overschrijden.
3. Alle ingangs- en uitgangslijnen van de F3SN-A moeten ter voorkoming van
elektrische schokken met een dubbele of beschermende isolatie worden beveiligd tegen gevaarlijke spanningsniveaus (230 VAC, etc.), en niet uitsluitend
tegen 24 VDC. In geval van de combinatie met de F3SP-B1P moeten alle relaisuitgangsklemmen (13-14, 23-24, 33-34 en 41-42) tegen gevaarlijke spanningsniveaus worden geïsoleerd met een standaardisolatie.
4. De F3SN-A moet als industrieel afval worden afgevoerd.
Correct gebruik
Neem voor uw veiligheid altijd de volgende punten in acht:
Installatieomgeving
• Installeer de F3SN-A niet in de volgende omgevingen:
- Locaties die zijn blootgesteld aan fel interferentielicht (zoals direct
zonlicht).
- Locaties met een hoge vochtigheid, waar naar alle waarschijnlijkheid condensatie zal optreden.
- Locaties die zijn blootgesteld aan corrosieve gassen.
- Locaties die zijn blootgesteld aan trillingen of schokken die de bepalingen in de specificaties overschrijden.
- Locaties waar het lichtscherm rechtstreeks in contact kan komen
met water.
• Gebruik geen radiotoestellen, zoals mobiele telefoons, portofoons of
transceivers met een hoog vermogen, in de buurt van de F3SN-A.
Aansluiting en montage
• Zorg dat voor het aansluiten de stroom UIT staat, omdat anders de
werking van het lichtscherm kan worden belemmerd door de diagnosefunctie.
• Gebruik afgeschermde kabels met paarsgewijs gedraaide draden (geleiderdoorsnede: 0,3 mm
len uitbreidt met een andere kabel dan de hiervoor bestemde kabel
(F39-JC). Sluit deze aan op de afscherming naar de 0V-lijn.
2
of meer) wanneer u de communicatiekana-
v
Page 7
• Zorg bij vervanging van de kabelconnector door een andere connector
(zoals een harsgevulde connector) dat de connector voldoet aan beschermingsklasse IP54 of hoger.
• Als de afstand tussen de zender en ontvanger minder dan 0,2 meter
bedraagt, kan er een storing optreden. In dat geval wordt de F3SN-A
tijdelijk in de UIT-status gezet. Installeer de F3SN-A alleen binnen het
nominale werkingsbereik.
• Controleer de signaalnamen (kabels en aansluitklemmen) tijdens de
aansluiting.
• Tref maatregelen ter voorkoming van onderlinge interferentie bij gebruik van twee of meer F3SN-A's naast elkaar.
• Bedien het besturingssysteem pas één of meerdere seconden na inschakeling van de stroom naar de F3SN-A.
• Leg de kabel van de F3SN-A uit de buurt van hoogspanningskabels of
door een eigen kabelgoot of buis.
• De zender en ontvanger moeten parallel en tegenover elkaar worden
gemonteerd.
Reinig de F3SN-A niet met oplosmiddelen, zoals verfverdunner, benzine of aceton, aangezien hierdoor de hars- en laklaag zal worden opgelost.
De F3SN-A kan geen transparante of semi-transparante materialen detecteren.
Voordat u de F3SN-A in gebruik neemt
Controleer of met elke F3SN-A de volgende items zijn meegeleverd. Neem
contact op met de dichtstbijzijnde OMRON-vertegenwoordiger of distributeur
als er items ontbreken.
•F3SN-AP eenheid (zender aantal 1, ontvanger aantal 1)
• Montagebeugels (boven en onder) aantal 4
• Montagebeugels (middel)
Geleverd inclusief lichtschermen met een montageafstand van 640
mm of meer. Afhankelijk van de hoogte van het lichtscherm kunnen
maximaal 4 sets worden gemonteerd binnen een afstand van 640 mm
(max. 2 sets voor elke zender en ontvanger).
8xM4-schroeven
Montagebeugel
(boven en onder)
vi
Page 8
8xM5-schroeven
)
Middenmontagebeugels(3)
Middenmontagebeugels(2)
6xM4-schroeven
• Teststaaf aantal 1
14 mm dia. voor F3SN-A
25 mm dia. voor F3SN-A
40 mm dia. voor F3SN-A
(Teststaaf wordt niet meegeleverd met de F3SN-A
P70-01.)
• Foutmoduslabel aantal 1
• Instructiehandleiding (deze handleiding) aantal 1
■ Beschikbaar met een detectieafstand van 7 m of 10 m:
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
■ Detectievermogen:
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
■ Beveiligingshoogte (lengte van lichtscherm) (beschikbaar in een breed
assortiment, om te kunnen voldoen aan individuele eisen):
F3SN-A
van 189 tot 1.125 mm
F3SN-A
van 217 tot 1.822 mm
F3SN-A
van 217 tot 1.807 mm (zie opmerking 1)
F3SN-A
van 277 tot 1.777 mm (zie opmerking 1)
P14-serie: 7 m
P25-serie: 10 m
P40-serie: 10 m (zie opmerking 1)
P70-serie: 10 m (zie opmerking 1)
P14-serie: 14 mm dia.
P25-serie: 25 mm dia.
P40-serie: 40 mm dia. (zie opmerking 1)
P70-serie: 70 mm dia. (zie opmerking 1)
P14-serie: 53 modellen met een onderling verschil van 18 mm,
P25-serie: 108 modellen met een onderling verschil van 15 mm,
P40-serie: 54 modellen met een onderling verschil van 30 mm,
P70-serie: 27 modellen met een onderling verschil van 60 mm,
Opmerking 1: Wordt geleverd op aanvraag. Neem voor bestellingen
contact op met de OMRON-vertegenwoordiger.
■ De buitenmaten van het lichtscherm komen overeen met de
beveiligingshoogte:
(Behalve bij de F3SN-A
■ Indicatie van lichtintensiteit
Ontvangen lichtintensiteit wordt aangegeven door een 5-segments LED-display voor bundeluitlijning.
■ Indicatie van foutmodus
Foutmodus aangegeven door een afzonderlijk 3-segments LED-display.
■ Veiligheidsfuncties:
• Functie voor externe test (onderbreking uitstraling)
• Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
• Blokkeerfunctie
• Functie Fixed blanking/Floating blanking (moet worden ingesteld met
behulp van de F39-MC11)
■ Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
Biedt de mogelijkheid de lichtschermstatus naar een PLC of ander apparaat
te zenden.
P14 serie.)
■ Controller: F3SP-B1P (optioneel toebehoren)
Biedt de mogelijkheid het lichtscherm snel in een veiligheidscircuit op te nemen.
■ Handconsole: F39-MC11 (optioneel toebehoren)
Door deze handconsole op het lichtscherm aan te sluiten, kan toegang worden verkregen tot diverse functies van het lichtscherm.
2
Page 14
FunctiesHoofdstuk 1-2
■ Beschermingsgraad: IP65 (uitsluitend voor lichtscherm)
■ Master - slave modellen
Bij het master - slave type kunnen meerdere units worden doorverbonden om
onderlinge interferentie te voorkomen. Ook kan een externe indicator worden
aangesloten om de lichtschermstatus aan te geven.
OpmerkingDe master - slave typen, behalve de F3SN-A
op aanvraag. Neem voor bestellingen contact op met het verkoopkantoor.
[Nomenclatuur]
F3SN – A
1) Beveiligingshoogte (mm)
2) P: PNP-uitgangstype
3) Detectievermogen (mm)
4) Leeg: Set van zender en ontvanger
5) Leeg: niet-gekoppeld
1-2Functies
1-2-1Blokkeerfunctie
De automatische en handmatige reset zijn optionele modi van de F3SN-A.
Deze modi kunnen worden ingesteld door de bedrading van het apparaat aan
te passen.
Automatische resetmodus
Nadat de stroom is ingeschakeld en geen van de bundels wordt onderbroken,
worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de AANstatus gezet.
1) 2)3)4)5)
P –
L: zender
D: ontvanger
01: serieschakeling
–
P25-01, zijn beschikbaar
1-2-1-1Automatische reset-modus inschakelen:
1) Laat de lijn van de vergrendelingskeuze-ingang open of verbind deze met
0 VDC.
2) Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC. (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC)
3) Schakel de stroomtoevoer naar de F3SN-A in.
Handmatige reset-modus
Er zijn 3 opties voor de handmatige reset:
• Start-/herstartvergrendeling
Zodra de stroom wordt ingeschakeld of wanneer er ten minste één bundel
wordt onderbroken, krijgt het lichtscherm de vergrendelingsstatus.
• Startvergrendeling
Alleen wanneer de stroom is ingeschakeld, gaat het lichtscherm naar de
vergrendelingsstatus.
• Herstartvergrendeling
Alleen wanneer ten minste één bundel wordt onderbroken, gaat het licht-
scherm naar de vergrendelingsstatus.
In de fabriek is de start-/herstartvergrendeling ingesteld op de handmatige resetmodus. Andere opties kunnen met de optionele handconsole F39-MC11 worden
geselecteerd. Wanneer het lichtscherm naar de vergrendelingsstatus gaat, blijven de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de UIT-stand
staan. Zelfs wanneer alle bundels zouden vrijkomen, worden de uitgangen van
het uitgangssignaal-omschakelapparaat niet in de AAN-status gezet. Wanneer
geen enkele bundel in de detectiezone wordt onderbroken, wordt door het toepassen van de reset-ingang (zie opmerking) de vergrendelingsstatus gereset en
worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de AANstatus gezet.
3
Page 15
FunctiesHoofdstuk 1-2
OpmerkingBreng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een spanning aan
van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC). Schakel vervolgens de stroom
naar de reset-ingangslijn uit of pas een spanning toe van 0 VDC.
1-2-1-2Handmatige reset-modus inschakelen:
1. Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
2. Verbind de reset-ingangslijn via een reset-schakelaar (arbeidscontact) met 24
VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
3. Schakel de stroomtoevoer naar het lichtscherm in terwijl het contact van de
reset-schakelaar open blijft.
Opmerking 1: De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus
moet buiten de gevaarlijke zone worden geïnstalleerd. Voordat
de start-/herstartvergrendeling wordt gereset, moet de gevaarlijke zone zichtbaar vrij van personen zijn.
2: Voorkom dat de niet-aangesloten draden van het lichtscherm
kortsluiting maken met andere draden.
1-2-2 Testfunctie
1-2-2-1Zelftest
Nadat de stroom is ingeschakeld, voert de F3SN-A binnen één seconde een
volledige zelftest uit. Bovendien wordt er regelmatig een zelftest (binnen de reactietijd) uitgevoerd tijdens de werking.
1-2-2-2Externe test
Met deze functie kan de lichtuitstraling van het lichtscherm op elk gewenst
moment worden onderbroken om te controleren of de uitgang UIT staat. Wanneer er een spanning van 24 VDC (9 V tot Vs, nominaal 24 VDC) (zie opmerking 1) op de testingangslijn van de zender wordt gezet, stopt de zender met
uitstralen.
x 4 max.
T
UIT
Testingang
Uitgangen van het
uitgangssignaalomschakelapparaat
T
: Reactietijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
T
: Reactietijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
H
L (open)
AAN
UIT
Opmerking 1:Toegepaste tijd moet meer dan vier keer T
2:Zie "1-3 Nominale gegevens en prestaties" voor T
1-2-2-3Foutdetectie en -herstel (geblokkeerde status)
Als tijdens de zelftest een fout wordt aangetroffen, neemt het lichtscherm de
geblokkeerde status aan, blijven de uitgangen van het uitgangssignaalomschakelapparaat in de UIT-status staan, en wordt de foutmodus weergegeven (zie opmerking 1).
Wanneer de stroom weer wordt ingeschakeld of er spanning wordt gezet op
de reset-ingang (zie opmerking 2) van het lichtscherm, wordt de geblokkeerde status gereset. (Bij stoorsignalen kan de geblokkeerde status worden
gereset door de stoorsignalen te elimineren.)
Opmerking 1: Zie "1-2-10 Indicators" voor de indicatiepatronen.
2: In geval van de handmatige reset-modus:
breng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een
spanning aan van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC),
schakel vervolgens de stroom naar de reset-ingangslijn uit, of
pas een spanning toe van 0 VDC.
In geval van de automatische reset-modus:
open de reset-ingangslijn of verbind deze met 0 VDC gedurende 100ms of langer. Breng vervolgens weer een spanning van
24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC) aan.
T
AAN
x 2 max.
.
(opmerking 2)
(opmerking 2)
bedragen.
UIT
AAN
en T
UIT
.
4
Page 16
FunctiesHoofdstuk 1-2
T
1-2-3Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
De standaardwaarde van deze uitgang is het omschakelsignaal van de veiligheidsuitgangen (uitgang Donker-AAN). Deze uitgang kan door aansluiting op
een PLC of ander apparaat worden gebruikt voor bewakingsdoeleinden.
x 5 max.
T
T
x 2 max.
UIT
T
:
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Uitgangen van het
uitgangssignaalomschakelapparaat
Hulpuitgang
(Uitgangsmodus Donker-AAN)
: Reactietijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
: Reactietijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
De hulpuitgang kan wordt geselecteerd om een van de volgende uitgangsbewerkingsmodi te selecteren via de F39-MC11.
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
• Bewakingsmodus buitenste bundel
• Modus Specifieke bundel
• Bewakingsmodus blanking
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus
Donker-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11
voor meer informatie.
AAN
T
:
AAN
1-2-4Externe-indicatoruitgang
Deze uitgang kan worden aangesloten op een externe indicator om een van
de door de F39-MC11 geselecteerde bewerkingsmodi weer te geven. De
standaardwaarde van deze uitgang is Licht-AAN. Te selecteren uitgangsmodi:
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
Uitgangen van het
uitgangssignaalomschakelapparaat
Externe-indicatoruitgang
(Uitgangsmodus Licht-AAN)
T
AAN
T
UIT
T
x 5 max.
T
x 2 max.
UIT
T
:
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
AAN
UIT
AAN
UIT
: Reactietijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
: Reactietijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
T
:
AAN
5
Page 17
FunctiesHoofdstuk 1-2
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus
Licht-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor
meer informatie.
Zoals wordt geïllustreerd in de onderstaande afbeelding, kan de indicator
rechtstreeks aan het lichtscherm worden bevestigd met behulp van de externe
(alleen voor gebruik bij master - slave typen).
indicator F39-A01P
-
Verlichtingsgedeelte
1-2-5Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
Deze functie maakt het mogelijk de status van de rustcontacten van de schakeltoestellen (*1) te volgen. Hierdoor kan een storing van een schakeltoestel, zoals
een gesoldeerd contact, worden opgespoord. Sluit (*2) het rustcontact van de
schakeltoestellen aan op de ingangslijn van de externe relaisbewaking van de
ontvanger. Als de juiste logische relatie tussen de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat en de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt
aangehouden, krijgt het lichtscherm onmiddellijk de geblokkeerde status en worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de UIT-stand
gezet. Het lichtscherm heeft een normale werking tot 300 ms max. (*3). Hierdoor
is er ruimte voor de vertragingstijd die wordt veroorzaakt door het vrijgeven van
de schakeltoestellen. Voor de correcte werking van deze functie zijn goedgekeurde typen schakeltoestellen met geleide contacten vereist.
Externe indicator
■ [Als de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt]
Als de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt, sluit u de hulpuitgang in de uitgangsmodus Donker-AAN aan op de ingangslijn van de externe
relaisbewaking, of schakelt u de externe relaisbewaking uit met de F39-MC11
handconsole.
* 1. Schakeltoestellen bestaan doorgaans uit relais of schakelaars waarmee
bewegingen rechtstreeks kunnen worden bestuurd.
* 2. Verbind de draden zodanig dat via de in serie geschakelde rustcontacten
24 VDC wordt gezet op de ingang van de externe relaisbewaking. (Zie 2-4
Bedrading.)
* 3. (De waarde kan worden gewijzigd door de F39-MC11.)
1-2-6Functie Fixed blanking (optioneel)
!WAARSCHUWING
Nadat u de functie Fixed blanking hebt ingesteld, moet u controleren of de F3SNA een teststaaf kan waarnemen vanaf elke positie in de detectiezone waardoor
een persoon het gevaarlijke gedeelte van de machine kan bereiken. Als tijdens
de bovenstaande controle nog posities worden gevonden, moet u een veiligheidsconstructie aanbrengen ter voorkoming van intrusies die niet door de F3SNA kunnen worden waargenomen. Als u dit niet doet, kan dit ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Deze functie wordt ingesteld via de F39-MC11-handconsole. Hiermee wordt
een gedeelte van de detectiezone van het lichtscherm uitgeschakeld. Als er
een object in de uitgeschakelde detectiezone terechtkomt, zal de status van
de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat niet veranderen.
Deze functie wordt gebruikt wanneer er een stilstaand object binnen de detectiezone aanwezig is, dat kan worden genegeerd.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
6
Page 18
FunctiesHoofdstuk 1-2
1-2-7Functie Floating blanking (optioneel)
!WAARSCHUWING
Het gebruik van de functie Floating blanking vergroot het detectievermogen.
Als u de veiligheidsafstand wilt berekenen, moet u de toegenomen omvang
van het detectievermogen gebruiken. Als u dit niet doet, kan dit ertoe leiden
dat de machine niet stopt voordat degene die de machine bedient het gevaarlijke gedeelte bereikt, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Deze functie wordt ingesteld met de F39-MC11-handconsole.
Tijdens de normale werking met de functie Floating blanking uitgeschakeld,
gaat het lichtscherm in de UIT-stand als minimaal één bundel wordt onderbroken. Door deze functie te gebruiken, wordt echter voorkomen dat het lichtscherm in de UIT-stand gaat totdat meerdere bundels (zie de opmerkingen)
worden onderbroken.
Opmerking 1: Het aantal floating blanking-bundels kan worden geselecteerd in
een bereik van 1 tot 3 bundels.
2: De functie kan zodanig worden ingesteld dat de onderbroken bun-
dels direct naast elkaar moeten liggen.
3: De functie kan zodanig worden ingesteld dat de bovenste en de
onderste bundels niet kunnen worden ingesteld voor deze functie.
Door de functie Floating blanking te gebruiken, kan het detectievermogen
worden vergroot. Zie onderstaande tabel. De label op het lichtscherm toont
alle 4 mogelijke typen van het detectievermogen. Verberg niet-toepasbare formaten van het detectievermogen met een markeerstift en laat alleen de toepasbare formaten op het label staan.
Aantal floating blanking-bundels
Geen bundel1 bundel2 bundels3 bundels
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
P14/P14-0114 mm23 mm32 mm41 mm
P25/P25-0125 mm40 mm55 mm70 mm
P40/P40-0140 mm70 mm100 mm130 mm
P70/P70-0170 mm130 mm190 mm250 mm
Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
1-2-8Detectiezone
[Beveiligingshoogte]
[Markering middellijn
bundel]
Beveiligingshoogte
F3SN-A_ _ _ _ P14-serie: beveiligingshoogte = totale lengte van de optische kap
Andere series:beveiligingshoogte = totale lengte van het lichtscherm
De beide lijnen die in het midden van de afdekkingen zijn aangebracht, geven het
midden van de bundels aan. (Zie onderstaande afbeelding.) Deze positie is een referentielijn voor het meten van de veiligheidsafstand. Gebruik de lijn die zich het dichtst
bij het gevaarlijke gedeelte bevindt, als referentielijn voor de veiligheidsafstand.
Markering middellijn bundel
Veiligheidsafstand
Beveiligingshoogte
F3SN-A
P14
series
Andere series
Gevaarlijke zone
7
Page 19
FunctiesHoofdstuk 1-2
1-2-9Master - slave
Lichtschermen kunnen in serie worden geschakeld door de connectors voor
serieschakeling te gebruiken. Zie onderstaande afbeelding. Zowel het nietgekoppelde type als het in master - slave type kan worden gebruikt voor de
lichtschermen die zich aan het boveneinde bevinden.
Wanneer een van de bundels van de in serie geschakelde lichtschermen
wordt onderbroken, worden beide uitgangen van het uitgangssignaalomschakelapparaat in de UIT-status gezet. De LED-indicators van elk lichtscherm lichten afzonderlijk op.
• Aantal in serie geschakelde lichtschermen: Maximaal 3 sets
• Aantal bundels: Maximaal 240 bundels
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
Zender
Kabel master - slave
geschakelde zender
of
Zender
Zenderkabel
Ontvanger
Kabel master - slave
geschakelde zender
of
Ontvanger
Ontvangerkabel
8
Page 20
FunctiesHoofdstuk 1-2
1-2-10 Indicators
[Zender]
Test indicator (Orange)
Testindicator (oranje)
Blokkeringsindicator (rood)
Lockout indicator (Red)
Interlock indicator (Yellow)
Vergrendelingsindicator (geel)
Voedingsspanningindicator (groen)
Power indicator (Green)
PowerInterlockLockoutTest
ABC1 2 3 4 5
Foutmodus-indicator
Error mode
(rood)
indicator (Red)
Light intensity level
Lichtintensiteitniveau-
indicator (Green)
indicator
(groen)
LEVELERROR
[Ontvanger]
UIT-statusindicator (rood)
AAN-statusindicator (groen)
Blokkeringsindicator (rood)
Blanking-indicator (groen)
Testindicator
Bedrijfsindicator
Blokkeringsindicator
Vergrendelingsindicator
Foutmodusindicator (rood)
Niveau lichtintensiteitindicator (Groen)
Niveau-indicator
lichtintensiteit
(groen)
Indicatorindicator (rood)
Voedingsspanningindicator: Licht op als de stroom is ingeschakeld.
Vergrendelingsindicator: Licht op tijdens de vergrendelingsstatus
Blokkeringsindicator:Knippert tijdens de geblokkeerde status.
Testindicator: Licht op tijdens externe test, knippert nadat er 30.000 uur is verstreken.
AAN-statusindicator:Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de AAN-status bevinden.
UIT-statusindicator:Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de UIT-status bevinden.
Blanking-indicator:Licht op wanneer blanking is ingesteld; knippert als de F39-MC11 is aanges-
loten; knippert nadat er 30.000 uur is verstreken.
Lichtintensiteitniveau-
Licht op afhankelijk van de lichtintensiteit. (Zie onderstaande tabel.)
indicator:
Foutmodus-indicator:Knippert om de foutmodus aan te geven. (Knipperpatroon hangt af van de
foutstatus. Zie onderstaande tabel.)
Lichtintensiteitniveau-indicator
Licht op Licht niet op
1 2 3 4 5Niveau lichtintensiteit
200% en hoger van AAN-drempel
150 tot 200% van AAN-drempel
100 tot 150% van AAN-drempel
75 tot 100% van AAN-drempel
50 tot 75% van AAN-drempel
Minder dan 50% van AAN -drempel
9
Page 21
FunctiesHoofdstuk 1-2
A B CFoutoorzaak
Indicator
foutmodus
Knippert Licht niet op
De vergrendelingskeuze-ingangslijn of
de reset-ingangslijn is niet correct
bedraad of verbroken.
Relaiscontact is gesoldeerd. De vrijgavetijd van het relais is te lang. De ingangslijn van de externe relaisbewaking is niet
correct bedraad of verbroken.
Communicatiekanaal (RS-485) is niet
correct aangesloten, is verbroken of veroorzaakt andere fouten.
Een van de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat maakt kortsluiting of is niet correct bedraad.
Onderlinge interferentie. Er wordt interferentielicht ontvangen.
De ontvanger en zender zijn niet van hetzelfde type. Totaal aantal in serie
geschakelde ontvangers en zenders is
niet gelijk.
Externe ruis. Interne hardwarestoring
van de ontvanger of zender.
OpmerkingOm de diagnose van foutoorzaken te vergemakkelijken, kan de meegele-
verde foutmoduslabel het beste in de buurt van het lichtscherm worden
aangebracht.
10
Page 22
Nominale gegevens en prestatiesHoofdstuk 1-3
1-3Nominale gegevens en prestaties
1-3-1Technische gegevens
De viercijferige getallen duiden de beveiligingshoogte aan en worden in de
modelnamen vervangen door
.
Typ e/
item
Detectievermogen:min. 14 mm dia, niet
Lichtbundelafstand (P)9 mm15 mm30 mm60 mm
Aantal lichtbundels (n)21 tot 125
Beveiligingshoogte (PH)189 tot 1.125 mm217 tot 1.822 mm217 tot 1.807 mm277 tot 1.777 mm
Werkingsbereik0,2 tot 7,0 m0,2 tot 10,0 m
ReactietijdAAN naar UIT: 10 ms tot 15,5 ms max., UIT naar AAN: 40 ms tot 62 ms max. (onder stabiele lichtom-
ZenderMaximaal 50 bundels: 140 mA max., 51 tot 85 bundels: 155 mA max.,
OntvangerMaximaal 50 bundels: 100 mA max., 51 tot 85 bundels: 110 mA max.,
OntvangerLichtintensiteitniveau-indicator (groene LED x5): licht op afhankelijk van de lichtintensiteit
P14
F3SN-A
transparant
(alleen oneven getallen)
PH = n x PPH = (n-1) x P + 37
standigheden). Zie 1-3-2 voor meer informatie.
86 bundels en meer: 170 mA max.
86 bundels en meer: 120 mA max.
61496-2.
Twee PNP-transistoruitgangen, belastingstroom 300 mA max., restspanning 2 V max.
(behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max.
(behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max.
(behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Hulpuitgang: Donker-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11)
Externe-indicatoruitgang: Licht-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11) *2
Spanning AAN: 9 tot 24 VDC (3 mA max. afvoerstroom)
Spanning UIT: 0 tot 1,5 VDC of open
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven
Voedingsspanningindicator (groene LED): licht op als de stroom is ingeschakeld
Vergrendelingsindicator (gele LED): licht op tijdens de vergrendelingsstatus
Blokkeringsindicator (rode LED): knippert tijdens de geblokkeerde status
Testindicator (oranje LED): licht op tijdens externe test *3
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven
UIT-statusindicator (groene LED): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in UIT-status staan
AAN-statusindicator (gele LED): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in AAN-status staan
Blokkeringsindicator (rode LED). knippert gedurende geblokkeerde status
Blanking-indicator (oranje LED): licht op wanneer blanking is ingesteld *3
• Aantal master - slave geschakelde lichtschermen: maximaal drie sets
• Aantal bundels: maximaal 240 bundels
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
• Externe test (stopfunctie lichtuitstraling via testingang)
Gewicht *VerpaktBerekenen volgens onderstaande vergelijking:
ToebehorenTeststaaf *7, Instructiehandleiding, Montagebeugels (boven en onder),
Toepasselijke normenIEC61496-1, EN61496-1 Type 4 ESPE (elektrogevoelige beveiligingsapparatuur)
Tijdens opslag: -30 tot 70°C
Tijdens opslag: 35 tot 95% RH
Zonlicht: 10.000 Ix max. (lichtintensiteit op het ontvangeroppervlak)
Normaal bedrijf: 100 m/s2, in richtingen X,Y en Z, 1.000 maal
UL 20276 (vlambestendig:), 8 aders (0,3 mm2 x 4 paar), buitendiameter 6,6 mm, met gevlochten
afscherming, toegestane buigradius: R 36 mm.
PVC.
Gewicht van lichtscherm met beveiligingshoogte van 180 tot 738 mm (g) = (beveiligingshoogte + 100)
x 2 + 1.300)
Gewicht van lichtscherm met beveiligingshoogte van 747 tot 1.402 mm (g) = (beveiligingshoogte + 100)
x 2 +1.700)
Gewicht van lichtscherm met beveiligingshoogte van 1.417 tot 1.822 mm (g) = (beveiligingshoogte + 100)
x 2 +2.100)
Montagebeugels (midden)*8, Foutmoduslabel
IEC61496-2 Type 4 AOPD (opto-elektronische beveiligingsapparatuur)
Opmerking 1 Door het veiligheidscircuit kan de werking afwijken van een con-
ventionele AAN/UIT-schakeling.
2 Beschikbaar voor de F3SN-A
P
-01
3 Knippert nadat er 30.000 uur is verstreken als indicator voor pre-
ventief onderhoud.
4 In de fabriek is de modus voor de handmatige reset ingesteld op
start-/herstartvergrendeling.
Met behulp van de F39-MC11 kan de start- of de herstartvergrendeling worden geselecteerd.
5 In de fabriek is deze functie niet ingesteld. De functie kan met de
F39-MC11 worden ingeschakeld.
6 Bij verlenging van de kabel moet ten minste een gelijkwaardige
kabel worden gebruikt. Maak de kabel niet langer dan hieronder
wordt aangegeven. Leg de kabel van de F3SN-A uit de buurt van
hoogspanningskabels of door een eigen kabelgoot of buis.
• In gevallen zonder master - slave schakeling: 100 m max.
• In geval van 2 master - slave geschakelde lichtschermen:
80 m max.
• In geval van 3 master - slave geschakelde lichtschermen:
30 m max.
7 Teststaaf wordt niet meegeleverd met de F3SN-A
P70 /
P70-01.
De middenmontagebeugel wordt bij de volgende typen bijgeleverd:
8
typen met de totale lengte van het lichtscherm van 640 mm tot
1.280 mm: 1 set voor elke zender en ontvanger
typen met de totale lengte van het lichtscherm van meer dan
1.280 mm: 2 sets voor elke zender en ontvanger
12
Page 24
Nominale gegevens en prestatiesHoofdstuk 1-3
1-3-2Reactietijd
De reactietijden van de uitgangen van het uitgangssignaal-omzetschakelapparaat zijn als volgt:
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
P14 serie
P25
P25-01
P40
P40-01
P70
P70-01
Beveiligingshoogte
(mm)
180 tot 45020 tot 5010,040
459 tot 76551 tot 8512,550
774 tot 108086 to 12015,060
1089 tot 1125121 tot 12515,562
Beveiligingshoogte
(mm)
217 tot 77213 tot 5010,040
787 tot 1.29751 tot 8512,550
1.312 tot 1.82286 tot 12015,060
Beveiligingshoogte
(mm)
217 tot 7577 tot 2510,040
787 tot 1.29726 tot 4312,550
1.327 tot 1.80744 tot 6015,060
Beveiligingshoogte
(mm)
277 tot 7575 tot 1310,040
817 tot 1.29714 tot 2212,550
1.357 tot 1.77723 tot 3015,060
Aantal lichtbundelsReactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Aantal lichtbundelsReactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Aantal lichtbundelsReactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Aantal lichtbundelsReactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Reactietijd in ms (UIT
naar AAN):
Reactietijd in ms
(UIT naar AAN):
Reactietijd in ms
(UIT naar AAN):
Reactietijd in ms
(UIT naar AAN):
Voor 2 sets:
Voor 3 sets:
■ De reactietijd voor master - slave typen wordt als volgt berekend:
Reactietijd (AAN naar UIT): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van
lichtscherm 2 + 3 ms
Reactietijd (UIT naar AAN): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van
lichtscherm 2 + 12 ms
Reactietijd (AAN naar UIT): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van
lichtscherm 2 + reactietijd van lichtscherm 3 + 4 ms
Reactietijd (UIT naar AAN): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van
lichtscherm 2 + reactietijd van lichtscherm 3 + 16 ms
■ De reactietijd van F3SP-B1P is 10 ms, de bedrijfstijd is 100 ms.
OpmerkingAls de controller F3SP-B1P in het veiligheidscircuit is opgenomen, berekent u
de veiligheidsafstand door de reactietijden van de controller en F3SN bij
elkaar op te tellen.
Gebruik de F3SN-A niet op machines die in noodsituaties niet met een noodstopknop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met een koppelingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voordat iemand het
gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
Een correcte configuratie van het besturingscircuit is vereist tussen de F3SN-A en
de machine die wordt gebruikt in de modus PSDI (apparaat voor het starten van
aanwezigheidsdetectie). Zie OSHA1910.217, IEC61496-1 en andere toepasselijke
normen en bepalingen voor meer details over PSDI.
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan zodat u eerst door de detectiezone van de F3SN-A heen moet lopen voordat u een gevaarlijk gedeelte van de
machine kunt bereiken. Monteer de F3SN-A zodanig dat bij werkzaamheden aan
gevaarlijke delen van de machine sommige lichaamsdelen van de operator binnen
de detectiezone blijven.
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig worden
geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van personen is.
Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaarlijke gebied te bedienen.
Gebruik de F3SN-A niet in ontvlambare of explosieve omgevingen. In dergelijke
omgevingen kan de F3SN-A een explosie veroorzaken.
De F3SN-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die uit
het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische beveiligingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel gevaarlijke
voorwerpen.
Monteer de F3SN-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnector
vast.
Correcte installatie
Onjuiste installatie
Gevaarlijke gedeelten
van de machine zijn
alleen bereikbaar via
de detectiezone.
Gevaarlijk gedeelten van een machine
A hazardous part of a machine can
kunnen worden bereikt zonder door de
be reached without passing
detectiezone van het lichtscherm te
through the sensor detection zone.
Sommige lichaamsdelen
van degene die de machine
bedient, blijven binnen de
detectiezone.
Een werknemer bevindt zich
Een werknemer bevindt zich tussen
A worker is between the sensor
tussen de detectiezone van de
de detectiezone van de sensor en
detection zone and a hazardous
sensor en een gevaarlijk
een gevaarlijk gedeelte van een
part of a machine.
gedeelte van een machine.
machine.
16
Page 28
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
2-1-2
Veiligheidsafstand
!WAARSCHUWING
Houd altijd een veiligheidsafstand (S) aan tussen de F3SN-A en een gevaarlijk gedeelte van een machine. Als de machine niet stopt voordat iemand het
gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
De 'veiligheidsafstand' is de minimumafstand die moet worden aangehouden
tussen de F3SN-A en een gevaarlijk gedeelte van een machine, zodat de
machine stopt voordat deze door iets of iemand wordt bereikt. De veiligheidsafstand wordt berekend op basis van de volgende vergelijking wanneer een
persoon zich loodrecht op de detectiezone van een lichtscherm beweegt.
Veiligheidsafstand (S) =
intrusiesnelheid in de detectiezone (K) x totale reactietijd voor de machine en
het lichtscherm (T) + extra afstand berekend op basis van het detectievermogen van het lichtscherm (C) ... (1)
De veiligheidsafstand kan afhankelijk van de nationale normen en individuele
machine-instellingen verschillen. Zorg dat u de juiste normen en standaardinstellingen raadpleegt.
De vergelijking wordt ook anders als de richting van de intrusie niet loodrecht
op de detectiezone van het lichtscherm staat.
■ <Verwijzing> Methode voor het berekenen van de veiligheidsafstand volgens
de Europese norm EN999 (voor intrusies loodrecht op de detectiezone).
[Detectievermogen 40 mm
of minder]
Veiligheidsafstand
Middellijn bundel
Gevaarlijk gedeelte
Richting van binnenkomst
Detectiezone
Vervang K = 2.000 mm/s en C = 8 (d - 14 mm) in de vergelijking (1) en voer de
berekening uit op de onderstaande wijze.
S = 2000 mm/s x (Tm + Ts) + 8 (d - 14 mm) ......(2)
Waarbij:S = veiligheidsafstand (mm)
Tm = reactietijd machine (s) *1
Ts = reactietijd lichtscherm (s) *2
d = detectievermogen van het lichtscherm (mm)
Voorbeeld:
Tm = 0,05s, Ts = 0,01s, d =14 mm:
S= 2.000 mm/s x (0,05s + 0,01s) + 8 (14 mm - 14 mm)
= 120 mm
Gebruik S = 100 mm als het resultaat van de vergelijking (2) minder is dan
100 mm.
Voer de berekening opnieuw uit met K = 1.600 mm/s als het resultaat meer
dan 500 mm bedraagt.
S = 1.600 mm/s x (Tm + Ts) + 8 (d - 14 mm) ......(3)
Gebruik S = 500 mm als het resultaat van de vergelijking (3) minder is dan
500 mm.
17
Page 29
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
[Detectievermogen: meer
dan 40 mm]
Vervang K = 1.600 mm/s en C = 850 mm in de vergelijking (1) en voer de
berekening uit op de onderstaande wijze.
S = 1.600 mm/s x (Tm + Ts) + 850 …(4)
Waarbij:S = veiligheidsafstand (mm)
Tm = reactietijd machine (s) *1
Ts = reactietijd lichtscherm (s) *2
1. De reactietijd van de machine heeft betrekking op de maximale tijd vanaf
het moment dat de machine een stopsignaal krijgt tot het moment waarop
het gevaarlijke gedeelte van de machine stopt. De reactietijd van de machine moet op de desbetreffende machine worden gemeten. De reactietijd
van de machine moet regelmatig worden gemeten en goedgekeurd.
2. De reactietijd van het lichtscherm heeft betrekking op de tijd die de uitgang
nodig heeft om van AAN naar UIT te schakelen.
■ <Verwijzing> Methode voor het berekenen van de veiligheidsafstand
conform ANSI B11.19 (VS).
Veiligheidsafstand (S)=
intrusiesnelheid in de detectiezone (K) x reactietijd
(Ts + Tc + Tr + Tbm) + extra afstand (Dpf) ...(5)
Waarbij: K= intrusiesnelheid (de aanbevolen waarde in de OSHA-norm
is 1.600 mm/s)
ANSI B11.19 definieert geen intrusiesnelheid (K). Tijdens
het bepalen van K moet met alle mogelijke factoren rekening worden gehouden, ook de fysieke kenmerken van de
operator.
Ts = tijd die de machine nodig heeft om te stoppen (s)
Tr = reactietijd (s) van F3SN-A *1
Tc = maximale reactietijd die het besturingssysteem van de
machine nodig heeft om te remmen
Tbm = extra tijd (s)
Als de machine is voorzien van een remregeling: Tbm = de insteltijd van de
remregeling - (Ts + Tc). Als de machine niet is uitgerust met een remregeling,
is het raadzaam om als extra tijd een waarde te bepalen van meer dan 20%
van (Ts + Tc).
Dpf = extra afstand. Dpf wordt op basis van de ANSI-norm als
volgt berekend.
Dpf = 3,4 x (d - 7,0): d is het detectievermogen van het licht-
scherm (mm).
Voorbeeld:
Als:K = 1.600 mm/s, Ts + Tc = 0,06 s,
insteltijd remregeling = 0,1s, Tr = 0,1s, d = 14 mm,
Uit vergelijking (5):
Tbm = 0,1 – 0,06 = 0,04s
Dpf = 3,4 x (14-7,0) = 23,8mm
S = 1.600 x (0,06+0.1-0,04)+23,8 = 215,8mm
1. De reactietijd van het lichtscherm heeft betrekking op de tijd die de uitgang
nodig heeft om van AAN naar UIT te schakelen.
18
Page 30
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
2-1-3
Afstanden vanaf reflecterende oppervlakken
!WAARSCHUWING
Installeer de F3SN-A om de effecten van reflectie vanaf omringende oppervlakken tot een minimum te beperken. Als er geen rekening met deze effecten
wordt gehouden, kan er ernstig letsel ontstaan.
Installeer de F3SN-A met de hieronder aangeduide minimumafstand D van
reflecterende oppervlakken (zeer reflecterende oppervlakken) zoals metalen
wanden, vloeren, plafonds en werkvlakken.
Reflecterend oppervlak
D
5
Ontvanger
5
Zender
Reflecterend plafond
D
Ontvanger
Zender
Detectiezone
L
L
D
Reflecterende vloer
Afstand tussen zender en ontvanger
(werkingsbereik L)
0,2 tot 3 m0,13 m
meer dan 3 mL/2 x tan5°= L x 0,044 (m)
Opmerking De effectieve openingshoek van de F3SM-A bedraagt ±2,5°(als L>3m), zoals
gedefinieerd in IEC61496-2. Desondanks dient u van een effectieve openingshoek van ±3° uit te gaan en F3SN-A op een afstand van de reflecterende oppervlakken te installeren. Ook dient u tijdens de installatie rekening te
houden met de verschillen tussen de bundels.
Minimaal toegestane installatieafstand D
19
Page 31
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
2
2-1-4
Onderlinge interferentie voorkomen
!WAARSCHUWING
Het settype van de zender en ontvanger moet overeenkomen.
De F3SN-A mag niet in een reflecterende configuratie worden gebruikt,
omdat het detecteren in dat geval kan mislukken.
Plaats bij gebruik van meerdere F3SN-A-sets lichtonderbrekingspanelen om
onderlinge interferentie te voorkomen.
Meerdere sets van de F3SN-A kunnen in serie worden geschakeld.
Correct
Zender 1
Kabel
Cable
F39-JCR2B
Cable
F39-JCR2B
of F39-JC3B
F39-JCR2B
or F39-JC3B
or F39-JC3B
Zender 2
Emitter2
Emitter1
Emitter1
Emitter2
<Correct>
Ontvanger 2
<Correct>
Ontvanger 1
Receiver1
Receiver1
Receiver2
Receiver2
Ontvanger
Receiver
Receiver
Zender
Emitter
Emitter
Fout
Fout
<Incorrect>
Zender 1
Emitter1
Emitter1
Ontvanger 2
Receiver2Emitter2
Receiver2Emitter2
Schakel nooit zenders en ontvangers
Do not series-connect an emitter to
Do not series-connect an emitter to
in serie. Hierdoor zal een geblokkeer-
an receiver. An lockout status
an receiver. An lockout status
de status optreden.
occurs.
occurs.
<Incorrect>
Ontvanger 1
Receiver1
Receiver1
<Incorrect>
Zender 1
Emitter1Receiver2
Emitter1Receiver
Zender 2
Emitter2
Emitter2
Zender 2
Plaats nooit zenders en ontvangers van
Do not install an emitter and an receiver
verschillende typen tegenover elkaar.
Do not install an emitter and an receiver
facing each other when their types are
Hierdoor zal een geblokkeerde status op-
facing each other when their types are
different. An lockout status occurs or
different. An lockout status occurs or
treden of de detectie onmogelijk worden.
detection becomes impossible.
detection becomes impossible.
<Incorrect>
Ontvanger 2
Ontvanger 1
Receiver1
2. Niet master - slave geschakeld
Als u twee of meer lichtschermen installeert zonder deze onderling te ver-
binden, dient u veiligheidsmaatregelen te nemen om onderlinge interferentie te voorkomen. Als u dat niet doet, kan de F3SN-A in de geblokkeerde
status gaan.
Receiver1
20
Page 32
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
• Installaties die onderlinge interferentie kunnen veroorzaken
Zender1
Zender1
Zender2
Fout
Ontvanger1
Fout
Zender2Ontvanger2
Ontvanger1
Ontvanger2
Zender1
Zender2
Fout
Ontvanger1
Ontvanger2
• Installatie ter voorkoming van onderlinge interferentie
Installeer de twee lichtschermen zodanig dat deze licht uitstralen in de te-
genovergestelde richtingen (verspringend).
Zender 1Ontvanger 1
Correct
Ontvanger 2Zender 2
Correct
Ontvanger 1Zender 1
Correct
Zender 1Ontvanger 1
Ontvanger 2Zender 2
• Installeer een lichtonderbrekende wand tussen de sensoren.
Correct
Zender1
Ontvanger1
Zender2Ontvanger2
Zender 2Ontvanger 2
21
Page 33
AfmetingstekeningenHoofdstuk 2-2
Installeer de lichtschermen op installatieafstand van elkaar om onderlinge
interferentie te voorkomen.
Correct
Zender
Emitter
Zender
EmitterReceiver
<Correct>
D
Ontvanger
Ontvanger
Receiver
Correct
<Correct>
D
L
Ontvanger
Ontvanger
5°
6
Zender
EmitterReceiver
5°
6
Zender
EmitterReceiver
2-2
Afstand tussen zender
en ontvanger
(werkingsbereik L)
0,2 tot 3 m0,26 m
meer dan 3 mL x tan5°=
Afmetingstekeningen
De afmetingen kunnen afhankelijk van het type worden berekend met behulp
van de volgende vergelijkingen.
F3SN-AP14-serie
Afmeting C2 (beveiligingshoogte) 4 cijfers in de typenaam
Afmeting A = C2 + 86
Afmeting B = C2 + 54
Afmeting D = 15,5
Afmeting E = C2 – 9
Afmeting F: zie onderstaande tabel.
Beveiligingshoogte (C2)Aantal middenmontagebeugels Afmeting F (*1)
Maximaal 06200–
0621 ... 1.1251F = B / 2
Minimaal toegestane installatieafstand D
L x 0,088 (m)
22
Andere series
Afmeting C1 (beveiligingshoogte): 4 cijfers in de typenaam
Afmeting A = C1 +64
Afmeting B = C1 +32
Afmeting D = 18,5
Afmeting E = C2 -37
Afmeting F: zie onderstaande tabel.
Beveiligingshoogte
(C1)
maximaal 06400–
0641 tot 1.2801F = B / 2
1.281 tot 1.8222F = B / 3
Aantal middenmontagebeugels Afmeting F (zie opmerking)
Opmerking Als de waarde F die uit de bovenstaande vergelijking is verkregen, niet wordt
gebruikt, stelt u F in op 670 mm of minder.
Page 34
AfmetingstekeningenHoofdstuk 2-2
Zijmontage
(bijv.: zender)
2 montagebeugels
2-Mounting brackets
6.5
6.5 dia.
2 montagegaten
2-Mounting holes
28
27
22
5.5
9.25
15
38
(41.8)
2 montagebeugels
2-Mounting holes
M5 zelfheffende
zeskantschroef
M5 Up-set hexagon bolt
Middenmontagebeugel
Intermediate bracket
F3SN-AP-01
Connectorafdekking
Connector cap
Ø
30
11
(16)
8
2
A
B
C1(Protective height)
C1 (beveiligingshoogte)
F
14
20.8
17.3
30
E
27
C2(Protective height)
C2 (beveiligingshoogte)
Lichtbundel
Beam
Montageschroefgaten
Mounting screw holes
4 x M5
2 x M5
2-M5
20
4-M5
22
2 x M5
2-M5
B
F
4 montagegaten
4-Mounting holes
2 montagegaten
2-Mounting holes
5.5
13.5
1
15
D
11
16
16.9
20
9
Ø
9 dia.
30
32
45
23
Page 35
AfmetingstekeningenHoofdstuk 2-2
De volgende figuren bevatten alleen afmetingen die afwijken van die van de F3SN-AP
•F3SN-AP-01
•
Connectorafdekking
Connector cap
M12 Waterbestendige
connector
M12 Waterproof connector
20.8
17.3
14
•F3SN-AP-02
44.7
400
7 dia.
M12 Waterbestendige
connector
M12 Waterproof
24
Page 36
AfmetingstekeningenHoofdstuk 2-2
Montage aan achterkant (bijv.: zender)
• F3SN-AP
De afmetingen kunnen afhankelijk van het type worden berekend met behulp van de volgende
vergelijkingen.
F3SN-APP14 serie
Afmeting C2 (beveiligingshoogte) 4 cijfers
in de typenaam
Afmeting A = C2 + 86
Afmeting B = C2 + 54
Afmeting D = 15,5
Afmeting E = C2 – 9
Afmeting F: zie onderstaande tabel
Other series
Afmeting C2 (beveiligingshoogte) 4 cijfers
in de typenaam
Afmeting A = C2 + 86
Afmeting B = C2 + 54
Afmeting D = 15,5
Afmeting E = C2 – 9
Afmeting F: zie onderstaande tabel
*1. Als de waarde F die uit de bovenstaande vergelijking is verkregen, niet wordt gebruikt, stelt u F in
op 670 mm of minder.
Beveiligingshoogte
(C2)
Aantal midden-
montagebeugels
tot 0620 0 –
0621 tot 1125 1 F = B / 2
Beveiligingshoogte
(C1)
tot 0640 0 –
0641 tot 1280 1 F = B / 2
1281 tot 1822 2 F = B / 3
Aantal midden-
montagebeugels
Afmeting F (*1)
Afmeting F (*1)
Middenmontage-beugel
Intermediate bracket
M5 zelfheffende zeskantschroef
M5 Up-set hexagon bolt
30
Montageschroefgaten
2 montagebeugels
2-Mounting brackets
2 montagegaten
2-Mounting holes
E
(41.8)
2 montage-
2-Mounting
C1 (beveiligingshoogte)
C2 (beveiligingshoogte)
gaten
holes
6.5 dia.
30
28
27
22
5.5
9.25
15
38
(16)
2
8
B
Mounting screw holes
4-M5
22
2-M5
A
20
2-M5
B
Licht-
Licht-
bundel
bundel
Beam
F
F
M12 Waterbestendige connector
M12 Waterproof connector
1
15
13.5
11
D
32
45
46.9
4 montagegaten
4-Mounting holes
2 montagegaten
2-Mounting holes
5.5
16
20
30
9 dia.
25
Page 37
AfmetingstekeningenHoofdstuk 2-2
De volgende figuren bevatten alleen afmetingen die afwijken van die van de F3SN-AP
•F3SN-AP-01
Connectorafdekking
Connector cap
14
20.8
17.3
M12 Waterbesten-
M12 Waterproof
dige connector
connector
•F3SN-AP-02
44.7
400
7 dia.
M12 Waterbestendige connector
26
Page 38
MontageHoofdstuk 2-3
2-3
2-3-1
Montage
Unit monteren
■ Zorg dat de kabel van de F3SN-A een buigradius van R = 36 (mm) of meer
heeft. Als dit niet het geval is, zou de kabel kunnen uitvallen.
Connectorkabel
Connector cable
R36
80mm or more
80 mm of meer
R36
Connectorkabel
Connector cable
■ In de onderstaande afbeelding wordt de bevestiging van de
montagebeugels voor de zender en ontvanger aangebracht.
Ook wordt aangeduid hoe de middenmontagebeugel moet worden gemonteerd en waar de schroefgaten voor montage van de beugels moeten worden
aangebracht.
80mm or more
80 mm of meer
Montageschroefgaten
Mounting screw holes
Zender
Montageschroefgaten
Mounting
screw holes
Ontvanger
27
Page 39
MontageHoofdstuk 2-3
2-3-2
Afmetingstekening van de montagebeugel
■ Montagebeugel (boven en onder)
6.5 dia.
6.5
Ø
14
24
9 dia.
9
Ø
20
4 - 30 graden
14.2 dia.
14.2
22 dia.
8-R2.15
4-30 deg.
Ø
4.3
30
■ Montagebeugel (middel)
Configuratie voor montage aan achterzijde
5.5
2
9.25
13.5
45
30
R = 2 of minder
R2 or less
Materiaal: koolstaal
25
11
16
2
1
27
17
10
22
30
42
22
16
18
Middenmontagebeugels (2)
30
Intermediate bracket(2)
M5 x 8 beugelbevestigingsschroeven
2.3
33
M5x8 Bracket fixing screw
Middenmontagebeugels (3)
6 x M4 veiligheidslichtschermbevestigingsschroeven
Intermesiate bracket(3)
13.75
38
15
M4x6 Sensor fixing screw
11
20
22
5.5
6.5
6.5 dia.
9 dia.
9
Ø
5.5
Ø
13
11
21.25
16
Materiaal: koolstaall
28
Page 40
MontageHoofdstuk 2-3
Configuratie voor montage aan achterzijde
Procedure voor opbouw bij gebruik van de meegeleverde montagebeugels
1. Bevestig de onderste beugel (zijde met voedingsstekker) aan een wand of zuil.
2. Bevestig de middenmontagebeugel (3) aan een wand of zuil.
(3)
Opmerking De middenmontagebeugel (3) van de ontvanger wordt onder-
steboven gemonteerd ten opzichte van de middenmontagebeugel van de zender.
3. Lijn de middenmontagebeugel (2) uit ten opzichte van het uitsteeksel van
de middenmontagebeugel (1) aan de achterzijde van het lichtscherm en
draai de meegeleverde schroef (M4x6) iets aan.
(2)
Opmerking Monteer de middenmontagebeugel (2) in dezelfde richting (omh-
oog of omlaag) als de middenmontagebeugel (3).
29
Page 41
MontageHoofdstuk 2-3
4. Plaats de connector van de lichtschermkabel in de onderste beugel.
5. Verplaats middenmontagebeugel (2) om deze in hoogte met middenmontagebeugel (3)(5-a) uit te lijnen en draai de schroef (M4x6)(5-b) goed aan.
5-a
(3)
(2)
Opmerking Voer deze stap uit voordat u de bovenste beugel (zijde met de
kap) monteert.
5-b
6. Na het uitlijnen van middenmontagebeugel (2) met middenmontagebeugel
(3) in de richting waarin u het lichtscherm hebt gemonteerd, de meegeleverde schroef (M5x8) iets aandraaien.
De middenmontagebeugels (2) en (3) worden gemonteerd op de volgende
drie manieren: 6-a, 6-b, 6-c.
6-a
6-b
6-c
7. Lijn de bovenste beugel (zijde met de kap) uit met het ronde gat in de kap
en bevestig deze aan een wand of zuil.
30
8. Plaats twee meegeleverde schroeven (M4x8) zowel in de bovenste als in
de onderste beugel en draai de schroeven iets aan (8-a, 8-b). (De onderstaande afbeelding toont de montage van opzij.)
8-a
8-b
Page 42
MontageHoofdstuk 2-3
9. Stel de torsiehoek van het lichtscherm zodanig af dat de vijf lichtinvalniveauindicators oplichten.
10. Zet de onderste en bovenste beugels goed vast.
11. Zet vervolgens de middenmontagebeugels goed vast.
Hiermee is de procedure voor montage van het lichtscherm voltooid.
[Montage aan achterkant][Montage aan zijkant]
Bovenste beugel
Middenmontagebeugel (3)
Middenmontagebeugel (2)
Onderste beugel
Zendoppervlak
31
Page 43
BedradingHoofdstuk 2-4
2-4
Bedrading
!WAARSCHUWING
Sluit de uitgangen naar de +24V niet kort. Hierdoor zou de uitgang altijd AAN blijven, waardoor gevaar kan onstaan. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorziening rechtstreeks met de aardlekbeveiliging om aardfouten te voorkomen. Als u dit
niet doet, kunnen de uitgangen door de aardingsfout AAN blijven. (Hoofdstuk 2-4)
Sluit belastingen aan tussen de uitgang en 0V-lijn. (PNP-uitgang) Als u belastingen aansluit tussen de uitgang en de +24V-lijn, wordt de bedrijfsmodus omgekeerd en is de machine AAN in geval van een lichtonderbreking.
Gebruik altijd twee uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat om
het veiligheidssysteem te configureren.
Als slechts één uitgangssignaal-omschakelapparaat van het veiligheidssysteem
wordt gebruikt, kan bij storingen in een uitgangscircuit ernstig letsel optreden.
Verbind geen enkele van de F3SN-A lijnen met een DC-voedingseenheid met
meer dan 24 VDC +10% of een AC-voedingseenheid. Hierdoor voorkomt u het
gevaar van elektrische schokken.
F3SN-A
Ontvanger
Receiver
(Correct)
(Correct)(Incorrect)
bruin
Brown
groen, wit
Green, White
B
blauw
Blue
ELASTING
Load
+24V
0V
F3SN-A
Ontvanger
Receiver
(Fout)
bruin
Brown
B
groen, wit
Green, White
blauw
Blue
ELASTING
Load
+24V
0V
2-4-1Spanningsvoorzieningseenheden
Voor conformiteit van de F3SN-A met de toepasselijke normen IEC 61496-1
en UL 508 moeten de DC-voedingseenheden aan alle onderstaande voorwaarden voldoen.
• De voedingsspanning moet binnen de gespecificeerde waarden liggen
(24 VDC ± 10 %).
• De voedingseenheid wordt uitsluitend verbonden met de F3SN-A en
apparaten die verband houden met de contactloze beveiligingsfunctie van
de F3SN-A, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de
nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten. De voedingseenheid mag niet worden verbonden met andere apparaten of machines.
• De voedingseenheid wordt voorzien van een dubbele of beschermende
isolatie tussen de primaire en secundaire circuits.
• De voedingseenheid reset automatisch de beveiligingskarakteristieken
van overstroom (spanningsdalingen).
• De voedingseenheid handhaaft het uitgangsniveau gedurende ten minste
20 ms.
• De FG-aansluitklem (aarding frame) moet bij gebruik van een in de handel verkrijgbare spanningsstabilisator met de PE-aansluitklem (aardlekbeveiliging) worden verbonden.
• De voedingseenheid moet beschikken over de uitgangskenmerken van
een klasse 2-circuit met begrensde spanning/stroom, zoals gedefinieerd
in UL 508 (zie de opmerking).
• De voedingseenheid moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en normen inzake EMC en de veiligheid van elektrische apparatuur in het land
waar de F3SN-A wordt geïnstalleerd en de machines zullen worden
gebruikt. Voorbeeld: De EMC-richtlijn (voor industriële omgevingen) en de
richtlijn voor laagspanning in de EU.
32
Page 44
BedradingHoofdstuk 2-4
Opmerking Om brand te voorkomen, moet de voedingseenheid conform UL 508 voldoen
aan de volgende eis (1) of (2) met betrekking tot het secundaire circuit.
1. De voedingseenheid bevat een circuit met begrensde spanning/stroom,
geleverd door een isolerende bron, zoals de secundaire spoel van een isolerende transformator. In het circuit met begrensde spanning/stroom wordt
• de beschikbare stroom beperkt tot maximaal 8 A (ook in geval van
kortsluiting), of er wordt
• een secundaire zekering of andere soortgelijke beveiliging voor het
secundaire circuit gebruikt om de beschikbare nominale stroom te beperken tot 4,2 A (voor de voedingsspanning van 24 VDC).
Aanbevolen
voedingseenheid:
S82K (type van 15 W, 30 W, 50 W of 90 W) gefabriceerd door OMRON.
Certificaat voor UL-vermelding (UL 508, klasse 2-uitvoer) en CE-markering
(EMC- en laagspanningsrichtlijnen).
2. De voedingseenheid bevat een circuit volgens klasse 2, dat wordt gevoed
door een isolerende bron die voldoet aan de eisen in de norm voor voedingseenheden voor klasse 2, UL 1310, of de eisen in de norm voor
transformators van klasse 2 en klasse 3, UL 1585.
33
Page 45
BedradingHoofdstuk 2-4
2-4-2
Bedradingsschema
■ Uitsluitend lichtscherm
Bedrading voor de handmatige reset-modus en de externe-relaisbewakingsfunctie
Ontvanger
Ontvangerkabel
Zenderkabel
(rood)
Zender
RS-485 (grijs)
RS-485 (roze)
0 V (blauw)
Afscherming
Open
Reset-ingang (geel)
Testingang (groen)
Opmer-
king 1
Opmer-
king 1
+24 V (bruin)
Vergrendelingskeuze-ingang
(wit)
S1: Externe-testschakelaar
S2: Vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
K1, K2: relais voor regeling van de gevaarlijke zone, enzovoort
K3: Belasting, PLC, enzovoort (gebruikt voor bewaking)
Bedrading voor de Automatische reset-modus
Zender
(rood)
Vergrendelingskeuze-
ingang (wit)
+24 V (bruin)
Open
Afscherming
0 V (blauw)
Open
Testingang (groen)
Reset-ingang (geel)
0 V (blauw)
Uitgangssignaal-omscha-
kelapparaat 2 (wit)
Afscherming
+24 V (bruin)
Ingang externe relaisbe-
waking (rood)
Hulpingang (geel)
Uitgangssignaal-omscha-
kelapparaat 1 (groen)
Opmerking 1: gebruik een
schakelaar die kleine belastingen kan toepassen.
Bedrading als de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt
Als de externe relaisbewaking niet nodig is:
1) gebruik de F39-MC11 om de externe relaisbewaking uit te schakelen, of
2) als de hulpuitgang zich in de "uitgangsmodus Donker-AAN" bevindt,
moeten de lijnen volgens de onderstaande afbeelding worden aanges
loten om de externe relaisbewaking uit te schakelen.
Ontvanger
34
Opmer-
king 1
Opmer-
king 1
S3: blokkeringsreset-schakelaar
Als de schakelaar niet nodig is, dan aansluiten tussen de
reset-ingang en +24 VDC.
+24 V (bruin)
Ingang externe relaisbe-
waking (rood)
Opmerking 2
Uitgangssignaal-
omschakelapparaat
(groen)
Hulpuitgang (geel)
Opmerking 2: als de K3 niet
nodig is, sluit u de hulpuitgang
alleen aan op de ingang van de
externe relaisbewaking.
Page 46
BedradingHoofdstuk 2-4
■ Combinatie met de F3SP-B1P
Bedrading voor de handmatige reset-modus en de externe-relaisbewakingsfunctie
Wiring for the Manual reset mode and the EDM function
Zender
Zenderkabel
Emitter cable
F39-JC B-L
Emitter
Ontvanger
Receiver
Ontvangerkabel
Receiver cable
F39-JC B-D
24VDC
+
A1
Vergrende-
Interlock
lingskeuze
selection
Uitgangssignaalomschakelapparaat 1
OSSD1OSSD2
K1K2
A2
F3SP-B1P
Bedrading voor de Automatische reset-modus
Wiring for the Auto reset mode
S1
S3
Opmer-
(Note1)
king 1
Opmer-
(Note1)
king 1
X1H1J1L1H1
Opmer-
(Note1)
king 1
Test
Uitgangssignaalomschakelapparaat 2
(Opmerking 2)
(Note2)
Opmerking 1: gebruik een schakelaar die kleine belastingen kan toepassen.
Opmerking 2: als de externe relaisbewaking niet nodig is, sluit u T31 en T32 kort.
S1
S2
Opmer-
(Note1)
king 1
X1H1J1L1H1
Reset
Reset
K1
K2
Hulpuit-
gang
EDM Auxiliary
T31PET32
KM1
KM2
S1: externe-testschakelaar
S2: blokkeringsreset-schakelaar
K1, K2: relais voor regeling van de gevaarlijke zone, enzovoort
K3: belasting, PLC, enzovoort (gebruikt voor bewaking)
Note1:Use a switch which can apply small load.Note2:If the EDM is not necessary, short-circuit T31 and T32.
P114
K3
S1: External test switchS2: Interlock/Lockout reset switchKM1, KM2: Relay that control the dangerous zone, etc.K3: Load, PLC, etc. (Used for monitoring)
24
KM1KM2
41332313
42
34
Vergrende-
Interlock
lingskeuze
selection
S3: blokkeringsreset-schakelaar
S3: Lockout reset switch
(Als de schakelaar niet nodig is, dan aansluiten tussen X1 en H1.)
(If the swithch is notnecessary, connect between X1 and H1.)
Test
Reset
Reset
35
Page 47
BedradingHoofdstuk 2-4
2-4-3
Bedradingsprocedures
1. Verbind de zenderkabel (optionele F39-JC-L met grijze buitenmantel)
met de zender.
2. Verbind de ontvangerkabel (optionele F39-JC-D met zwarte buitenmantel) met de ontvanger.
3. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorziening rechtstreeks met de aardlekbeveiliging (PE).
Opmerking Let erop dat u de 0V-lijn goed aansluit. Als u dat niet doet, kan de F3SN-A
worden beschadigd. Controleer de kleur van de kabels en buitenmantels
(zender: grijs, ontvanger: zwart). Door de juiste kleuren worden incorrecte
aansluitingen voorkomen.
■ Connector (aan kant van hoofdunit)
VooraanzichtPennr.SignaalnaamDraadkleur
OntvangerZender
1Uitgangssignaal-
2+24 VDC+24 VDCBruin
3Uitgangssignaal-
4HulpuitgangReset-ingang (RESET) Geel
5RS-485 (A)RS-485 (A)Grijs
6RS-485 (B)RS-485 (B)Roze
70 V0 VBlauw
8Ingang van de externe
omschakelapparaat 2
omschakelapparaat 1
relaisbewaking
Vergrendelingskeuzeingang (INTERLOCK)
TestingangGroen
RustcontactRood
Wit
■ Connectorkabel met enkel uiteinde (F39–JC
40.7
14,9 dia.
M12
waterdichte
connector
Eenheid: mm
Type (setnaam)Voor zenderVoor ontvangerL
F39-JC3AF39-JC3A-L
F39-JC3AF39-JC7A-LF39-JC7A-D7000
F39-JC10AF39-JC10A-LF39-JC10A-D10.000
F39-JC15AF39-JC15A-LF39-JC15A-D15.000
L *
Ronde kabel met vinyl geïsoleerd, 6,6 mm dia.
met 8 draden (4 paarsgewijs getwiste draden) (draaddoorsnede: 0,3 mm²
/ buitendiameter van isolatie: 1,15 mm dia.)
Standaardlengte L
* L = 3, 7, 10, 15 m
Grijze
buitenmantel
A optioneel)
F39-JC3A-D
Zwarte
buitenmantel
3000
36
Page 48
BedradingHoofdstuk 2-4
■ Connectorkabel met dubbel uiteinde voor master - slave schakeling en
aansluiting op de F3SP-B1P (F39–JCB, optioneel)
40.7
14,9 dia.
Ronde kabel met vinyl geïsoleerd, 6,6 mm dia.
met 8 draden (4 paarsgewijs getwiste draden)
(draaddoorsnede: 0,3 mm² / buitendiameter van isolatie: 1,15 mm dia.)
Standaardlengte L
* L = 0,2, 3, 7, 10, 15 m
1
2
7
3
865
4
M12
Waterdichte
connector
Eenheid: mm
Type (setnaam)Voor zenderVoor ontvangerL
F39-JCR2BF39-JCR2B-L
F39-JC3BF39-JC3B-LF39-JC3B-D3000
F39-JC7BF39-JC7B-LF39-JC7B-D7000
F39-JC10BF39-JC10B-LF39-JC10B-D10.000
Grijze buitenmantel
F39-JC15BF39-JC15B-LF39-JC15B-D15.000
Opmerking niet bruikbaar voor serieschakeling.
•Connectorkabel met dubbel uiteinde voor master - slave schakeling
en aansluiting op de F3SP-B1P (F39–JCB optioneel)
• De optische oppervlakken van de zender en ontvanger moeten
schoon zijn.
• In de detectiezone van de F3SN-A mogen zich geen objecten bevinden die de lichtstralen onderbreken.
2. Stel de bundels van de zender af.
Stel de torsiehoek van de zender af terwijl u op de lichtintensiteitniveau-
indicators let en de zender zodanig richt dat alle lichtintensiteitniveau-indicators oplichten.
3. Stel de ontvanger af.
Stel de torsiehoek van de ontvanger af terwijl u op de lichtintensiteitniveau-
indicators let en de zender zodanig richt dat alle lichtintensiteitniveau-indicators oplichten.
4. Controleer of alle lichtintensiteitniveau-indicators oplichten.
5. Zet na afloop van de bovenstaande afstellingen alle beugels en montageschroeven vast. Zorg er hierbij voor dat u de bundelafstelling van het lichtscherm niet wijzigt.
Type montagebeugelSchroefaanduiding
Montagebeugel
(boven en onder)
Montagebeugel
(midden)
en -lengte (mm)
M4×81,2 Nm
M4×61,2 Nm
M5×82,0 Nm
Aanhaalmoment
2-5
6. Als na de hiervoor beschreven afstelling van de ontvangerhoek geen van
de lichtintensiteitniveau-indicators oplicht, controleert u of de zender en
ontvanger parallel en op dezelfde hoogte zijn gemonteerd.
Controlelijst
Het volgende testlog moet door een gekwalificeerde persoon worden
ingevuld.
Controleer de volgende punten om er zeker van te zijn dat de installatie
correct is uitgevoerd.
1. De stop- en veiligheidsfuncties worden niet belemmerd door de structuur
van de machine.
2. Intrusie in een gevaarlijk gedeelte van de machine is niet mogelijk zonder
door de detectiezone van de F3SN-A te gaan.
3. Dankzij de beveiligingsopbouw wordt elke persoon die zich in het gevaarlijke gebied begeeft, door de F3SN-A gedetecteerd.
4. De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig
worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar vrij van
personen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaarlijke gebied te bedienen.
5. De veiligheidsafstand is berekend.
Berekende afstand: S = ( ) mm
6. De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
Werkelijke afstand = ( ) mm
7. Er bevinden zich geen reflecterende oppervlakken in de directe omgeving.
38
Page 50
ControlelijstHoofdstuk 2-5
Controleer de bedrading aan de hand van de volgende punten voordat u
de stroom inschakelt.
1. De voedingseenheid wordt alleen verbonden met de F3SN-A en apparaten
die verband houden met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SN-A,
zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten.
2. De voedingseenheid is een 24 VDC-unit die voldoet aan de EMC-richtlijn,
de laagspanningsrichtlijn en de specificaties voor handhaving van het uitgangssignaal.
3. De polariteit van de spanningsaansluiting is niet omgekeerd.
4. De zenderkabel is correct op de zender aangesloten en de ontvangerkabel
correct op de ontvanger.
5. Er is een dubbele isolatie toegepast tussen de I/O-lijnen en mogelijke gevaren (commerciële voedingseenheden en dergelijke).
6. De uitgangen zijn niet kortgesloten naar de +24V-lijn.
7. De belastingen zijn niet aangesloten op de +24V-lijn.
8. Geen van de lijnen is aangesloten op een commerciële voedingslijn.
9. Als er twee of meer units zijn gebruikt, moeten deze correct zijn aangesloten of geïnstalleerd om onderlinge interferentie te voorkomen, of er moeten
maatregelen worden genomen ter voorkoming van onderlinge interferentie.
Controleer de werking van de F3SN-A terwijl de machine buiten werking is.
1. De teststaaf is niet vervormd.
2. Er bevindt zich niets in de detectiezone.
De voedingsspanningindicator en alle lichtintensiteitniveau-indicators lichten
op binnen zes seconden na inschakeling van de F3SN-A.
3. Een teststaaf kan op elke positie in de detectiezone worden gedetecteerd.
Met andere woorden: alle lichtintensiteitniveau-indicators gaan uit en de UITstatusindicator blijft branden zo lang de staaf zich in de detectiezone bevindt.
Leid de teststaaf door de detectiezone, zoals wordt getoond in de afbeelding.
Start
Opmerking 1: De omvang van het detectievermogen hangt af van het type
lichtscherm en de instelling voor floating blanking. Gebruik
voor de inspectie een teststaaf met een juiste diameter. (Teststaaf wordt niet meegeleverd met de F3SN-AP70 /
P70-01.) De diameter van de meegeleverde teststaaf is niet
geschikt voor inspectie als de functie Floating blanking wordt
gebruikt. Bereid de teststaaf met de juiste diameter voor. (Zie
'1-2-7 Functie Floating blanking'.)
2: Wanneer de functie Fixed blanking wordt gebruikt, moet u er-
voor zorgen dat alle toegangen tot de uitgeschakelde detectiezone worden geblokkeerd door beschermende structuren.
Stop
39
Page 51
ControlelijstHoofdstuk 2-5
4. Indien de externe testfunctie wordt gebruikt:
5. Wanneer de testingangslijn met de 9 tot 24 VDC-lijn wordt kortgesloten,
licht de UIT-statusindicator op.
6. Indien de functie Externe relaisbewaking wordt gebruikt:
7. Wanneer het lichtscherm wordt onderbroken en de ingangslijn van de externe relaisbewaking wordt geopend, neemt het lichtscherm de geblokkeerde status aan.
8. Indien de functie Startvergrendeling wordt gebruikt:
9. Zelfs als het lichtscherm licht ontvangt na inschakeling van de stroom, blijft
de UIT-statusindicator branden. Als de reset-ingang wordt geactiveerd,
licht de AAN-statusindicator op.
10. Indien de functie herstartvergrendeling wordt gebruikt:
11. Wanneer het lichtscherm wordt onderbroken en vervolgens weer licht ontvangt, blijft de UIT-statusindicator branden. Als de reset-ingang wordt geactiveerd, licht de AAN-statusindicator op.
Stel de machine in werking en controleer of onder de onderstaande
omstandigheden het gevaarlijke onderdeel stopt.
1. Het gevaarlijke gedeelte stopt onmiddellijk wanneer elk van de lichtbundels op de volgende 3 punten wordt onderbroken door de teststaaf in de detectiezone: direct voor de zender, direct voor de ontvanger, halverwege
tussen de zender en ontvanger. (Gebruik een correcte teststaaf, zoals wordt
beschreven in stap 3.)
2. Het gevaarlijke gedeelte blijft buiten werking zo lang de teststaaf zich
binnen de detectiezone bevindt.
3. Het gevaarlijke gedeelte stopt wanneer de stroomtoevoer naar de
F3SN-A wordt uitgeschakeld.
4. De gemeten totale reactietijd van de machine is korter dan de berekende tijd.
1. Open: normale lichtuitstraling.
Aangesloten op +24 VDC: stopt lichtuitstraling
2. Zie bedradingsschema in hoofdstuk 2-4-2.
3. Het gedeelte dat met de stippellijn is omkaderd, is alleen van toepassing
op de F3SN-AP-01.
De nummers in n duiden de pennummers van de connectoren aan. De nummers
in c duiden de pennummers van de in serie geschakelde connectoren aan.
Uitgangsgolfvorm van uitgangen uitgangssignaal-omschakelapparaat
Zoals wordt geïllustreerd in onderstaande afbeelding, staan de uitgangen van
het uitgangssignaal-omschakelapparaat tijdelijk UIT, zodat de zelftest voor het
circuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat kan worden uitgevoerd terwijl het lichtscherm zich in de AAN-status bevindt. De circuitdiagnose van het
uitgangssignaal-omschakelapparaat is correct wanneer dit UIT-signaal als
resultaat wordt gegeven. Als het uitgangssignaal geen UIT-signaal bevat, stelt
de ontvanger vast dat er sprake is van een storing in het uitgangscircuit of de
bedrading en gaat naar de geblokkeerde status.
42
Page 54
I/O-circuitHoofdstuk 3-1
Responstijd (AAN naar UIT)
Uitgangssignaalomschakelapparaat
AAN
UIT
UIT-signaal
Circa 25 µs
160 ~ 200 µs
Bij gebruik van 2 lichtschermen
Aantal lichtschermen
master - slave
geschakeld
Geen master -
slave schakeling
2 lichtschermen 2
3 lichtschermen 3
Aantal UIT-signalen
binnen de responstijd
1
De uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat staan AAN, zoals wordt geïllustreerd in de onderstaande figuur, zodat de zelftest voor het circuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat kan worden uitgevoerd wanneer het lichtscherm in de UIT-stand staat.
Controleer zorgvuldig de ingangsreactietijd van een machine die op de F3SN-A is aangesloten, zodat u er
zeker van kunt zijn dat door het UIT-signaal geen storing in de machine zal optreden.
Uitgangssignaalomschakelapparaat
AAN
UIT
Responstijd (AAN naar UIT)
AAN-signaal
Circa 130 µs
Bij gebruik van 2 lichtschermen
Aantal lichtschermen
master - slave
geschakeld
slave schakeling
Geen master -
2 lichtschermen 2
3 lichtschermen 3
Aantal AAN-signalen
binnen de responstijd
1
43
Page 55
I/O-circuitHoofdstuk 3-1
44
Page 56
HOOFDSTUK 4
Voorbeeldcircuits
In dit hoofdstuk worden voorbeelden van een motorbesturingssysteem met een F3SN-A beschreven.
In deze sectie worden voorbeelden van een motorbesturingssysteem met een F3SN-A beschreven.
Dit zijn systemen van categorie 4 (EN954-1).
• Toepassing 1
Zender
Vergrende-
lings-
Vergrende-
keuze
lings-
keuze
Vergrendelingskeuze
Uitgangssignaalomschakelapparaat 1
Vergrende-
lings-
keuze
Vergrende-
lings-
Test
Uitgangssignaalomschakelapparaat 2
Reset
Ontvanger
Hulpin-
gang
(geel)
UIT
S1: Externe-testschakelaar
S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
KM1, KM2: Magnetisch relais (LP1D)
KM3: Solid state relais (G3J)
M: 3-fasen motor
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
PLC: Logisch programmeerbare besturing
(Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het veiligheidssysteem)
- Combinatie met de controller F3SP-B1P
- Handmatige reset-modus
- Met de functie Externe relaisbewaking
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Externe-testschakelaar (S1)
Reset SW (S2)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
K1, K2
maakcontact
KM1, KM2
maakcontact
K1, K2
verbreekcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
PLC-ingang 1
PLC-ingang 2
PLC-uitgang
Afhankelijk van de bedrijfsmodus van de hulpuitgang.
• Toepassing 2
Afscherming
0V (bluauw)
Zender
(rood)
Open
Reset-ingang
(geel)
Testingang (groen)
Vergrendelingskeuze-
ingang (wit)
RS-485(A) (grijs)
RS-485(B) (roze)
+24V (bruin)
Ontvanger
0V (blauw)
Uitgangssignaal-om-
+24V (bruin)
Ingang externe
relaisbewaking (rood)
schakelapp. 2 (wit)
Hulpingang (geel)
Uitgangssignaal-omschakelapp. 2 (groen)
Afscherming
S1: Externe-testschakelaar
UITAAN
S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
KM1, KM2: Veiligheidsrelais met geleide contacten (G7SA)of Magnetisch relais (LP1D)
KM3: Solid state relais (G3J)
M: 3-fasen motor
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
PLC: logisch programmeerbare besturing
(Gebruikt voor bewakingsdoel einden. Deze maakt geen deel uit van het veil igheidssysteem)
- Handmatige reset-modus
- Met de functie Externe relaisbewaking
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Externe-testschakelaar (S1)
Reset-schakelaar (S2)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
KM1, KM2
maakcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
PLC-ingang (*)
PLC-uitgang
* : De uitgangsmodus van de hulpuitgang is Donker-AAN.
46
Page 58
ToepassingenHoofdstuk 4-1
)
)
• Toepassing 3
Afscherming
0V (bluauw)
Zender
(rood)
Testingang (groen)
Open
+24V (bruin)
Reset-ingang (geel)
Vergrendelingskeuze-
ingang (wit)
+24V (bruin)
Ingang externe
relaisbewaking (rood)
Open
Ontvanger
Hulpingang (geel)
Uitgangssignaal-om-
schakelapp. 2 (wit)
Uitgangssignaal-om-
schakelapp. 2 (groen)
0V (blauw)
Afscherming
UIT
Externe-testschakelaar (S1)
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Reset SW (S2)
Uitgangssignaal-
omschakel-
apparaten
K1, K2
maakcontact
KM1, KM2
maakcontact
K1, K2
verbreekcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
PLC-ingang 1
PLC-ingang 2
PLC-uitgang
Afhankelijk van de bedrijfsmodus van de hulpuitgang.
Toepassing 4
Zender
Master-
keuze
Sync
lijn 2+
Sync
lijn 2-
Sync
lijn 2+
Sync
lijn 2-
Ontvanger
S1: Externe-testschakelaar
S1: Externe-testschakelaar
S2: Reset-schakelaar
S2: Reset-schakelaar
S3: Noodstopschakelaar (A165E of A22E)
S3: Noodstopschakelaar (A165E of A22E)
KM1, KM2: Magnetisch relais (LP1D)
PLC: logisch programmeerbare besturing
(Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het veiligheidssysteem
(Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het veiligheidssysteem
Opm. 1: Externe relaisbewaking en hulpuitgang van F3SN kunnen niet worden gebruikt.
Opm. 2: S2 is verbroken bij normaal bedrijf en kortgesloten bij externe test.
Opm. 3: Op C1, D1, D2, E1 en E2 mag niets worden aangesloten.
S1: Reset-schakelaar
S2: Externe-testschakelaar
(Als de schakelaar niet nodig is, verbinding tussen Vcc en J1 verbreken.)
KM1, KM2: Magnetisch relais
M: 3-fasen motor
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
Opmerking Registreer en bewaar voor uw veiligheid de inspectieresultaten.
Neem de F3SN-A niet in gebruik voordat de volgende inspecties zijn uitgevoerd. Als u dit niet nalaat, kan dit tot dodelijk of ernstig letsel leiden.
De F3SH-A mag alleen worden gedemonteerd, gerepareerd of omgebouwd
door de fabrikant.
Zorg dat u geheel vertrouwd bent met de F3SN-A en de machine voordat u
een inspectie gaat uitvoeren.
Als de installateur, ontwerper en gebruiker verschillende personen zijn, controleert u of de gebruiker over de juiste onderhoudsvoorschriften beschikt.
Dagelijkse inspecties
Controleer altijd de volgende punten voor aanvang van de
werkzaamheden of na een ploegenwisseling.
1. Intrusie in de gevaarlijke gedeelten van de machine is alleen mogelijk via
de detectiezone van de F3SN-A.
2. Tijdens het werken in gevaarlijke gedeelten van de machine blijft altijd een
deel van het lichaam van de operator in de detectiezone van de F3SN-A.
3. De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
4. De optische vlakken of spatbescherming (de F39-HN, optioneel) van de
F3SN-A zijn vrij van vuil en krassen.
5. De teststaaf is niet vervormd.
6. Controleer of er geen voorwerpen of personen aanwezig zijn in de detectiezone en schakel vervolgens de stroomtoevoer naar de F3SN-A in.
Als de startvergrendeling niet wordt gebruikt: binnen één seconde na inschakeling van de stroomtoevoer lichten de voedingsspanningindicator en
AAN-statusindicator op.
Als de startvergrendeling wordt gebruikt: binnen één seconde na inschakeling van de stroomtoevoer lichten de voedingsspanningindicator en UIT-statusindicator op.
7. De teststaaf kan worden gedetecteerd wanneer deze door de detectiezone wordt geleid, zoals wordt getoond in de afbeelding. Met andere woorden:
alle lichtintensiteitniveau-indicators gaan uit en de UIT-statusindicator blijft
branden zo lang de staaf zich in de detectiezone bevindt.
50
Opmerking Gebruik voor de inspectie een teststaaf met de juiste diameter, in overeenstem-
ming met het type lichtscherm en de instelling voor floating blanking.
Start
Stop
Page 62
Inspecties elke zes maandenHoofdstuk 5-3
Stel de machine in werking en controleer of onder de onderstaande
omstandigheden het gevaarlijke onderdeel stopt.
8. Het gevaarlijke gedeelte beweegt wanneer er zich niets in de detectiezone bevindt.
9. Het gevaarlijke gedeelte stopt onmiddellijk wanneer de teststaaf bij elke
bundel direct voor de zender, direct voor de ontvanger en halverwege tussen de zender en ontvanger in de detectiezone wordt bewogen. (Gebruik
een correcte teststaaf.)
10. Het gevaarlijke gedeelte blijft buiten werking zo lang de teststaaf zich binnen de detectiezone bevindt.
11. Het gevaarlijke gedeelte stopt wanneer de stroomtoevoer naar de F3SNA wordt uitgeschakeld.
5-3Inspecties elke zes maanden
Inspecteer de volgende items elke zes maanden of als de instellingen van
de machine zijn gewijzigd.
1. De stop- en veiligheidsfuncties worden niet belemmerd door de structuur van de machine.
2. In de machine of aansluitingen zijn geen wijzigingen met een negatieve
invloed op het besturingssysteem aangebracht.
3. De uitgangen van de F3SN-A zijn correct aangesloten op de machine.
4. De werkelijke totale reactietijd van de machine is korter dan de berekende reactietijd.
5. Het besturingsrelais en/of de schakelaar verkeert in goede staat.
6. De schroeven van de beugels zitten stevig vast.
7. Er is geen interferentielicht.
51
Page 63
Inspecties elke zes maandenHoofdstuk 5-3
52
Page 64
In dit hoofdstuk wordt een aantal oorzaken van storingen in een lichtscherm beschreven.
OpmerkingBij sommige fouten knippert alleen de zender of ontvanger.
Foutmodus-
indicator
A B CBedradingsfout
A B CFout in de functie
voor instelling
blokkeerfunctie
Externe relaisbewaking
Wanneer het lichtscherm de geblokkeerde status aanneemt, wordt via het
knipperpatroon van de foutmodus-indicator een verklaring voor de foutmelding weergegeven. Kies aan de hand van de onderstaande tabel de juiste
tegenmaatregel.
OorzaakRemedie
1) De reset-ingangslijn en de vergrendelingskeuze-
ingangslijn zijn niet correct aangesloten.
2) De vergrendelingskeuze-ingangslijn werd tijdens het
inschakelen van de stroom onderbroken of kortgesloten.
1) Een van de externe relaiscontacten is verkleefd.
2) De ingangslijn van de externe relaisbewaking is niet cor-
rect aangesloten op het externe relais.
3) De instelwaarde van de relaisbewakingstijd is lager dan
de reactietijd van het relais.
4) Als de ingangslijn van de externe relaisbewaking is aan-
gesloten op de hulpuitgangslijn om de externe-relaisbewakingsfunctie te deactiveren, zijn er lijnen verbroken of
lijnen kortgesloten met de 0V-lijn.
1)-2) Controleer de bedrading voor de
automatische reset-modus of de
handmatige reset-modus.
1) Vervang het relais.
2) Controleer de aansluiting van de
ingangslijn voor de relaisbewaking.
3) Vervang het relais door een relais
met de juiste vrijgavetijd, of wijzig
de instelwaarde van de relaisbewakingstijd met behulp van de F39MC11.
4) Controleer de ingangslijn van de
externe relaisbewaking en de hulpuitgangslijn op fouten. Controleer
vervolgens of de hulpuitgang zich
in de uitgangsmodus Donker-AAN
bevindt.
1) Het communicatiekanaal RS-485 is verbroken of kortgesloten met de andere I/O-lijn.
2) Communicatiefout door storingen.
3) Wanneer de lichtschermen in serie zijn geschakeld, is
de connector van de kabel voor de serieschakeling losgeraakt.
4) Er is een storing in de CPU opgetreden.
1) De uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat maken onderling kortsluiting.
2) Ten minste één uitgang van het uitgangssignaalomschakelapparaat is kortgesloten met de +24V-lijn,
0V-lijn of andere I/O-lijn.
3) Er is een storing in het uitgangscircuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat opgetreden.
1) Er wordt interferentielicht ontvangen.
2) Het uitgestraalde licht van de andere foto-elektrische
sensor wordt ontvangen.
1) De ontvanger- en zenderset zijn van een verschillend
type (bijv. met een ongelijk aantal bundels).
2) Het aantal in serie geschakelde ontvangers verschilt van
het aantal zenders.
1) Beïnvloed door een significante storing.
2) Interne hardwarestoring van de ontvanger of zender.
Knippert Licht niet op
1) Controleer de aansluiting van de
RS-485-lijnen.
2) Controleer de storingen rond de
RS-485 communicatiekanalen.
3) Controleer de kabelaansluiting tussen de in serie geschakelde lichtschermen.
4) Vervang het lichtscherm.
1)-2) Sluit de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat
correct aan.
3) Vervang de ontvanger.
1)-2) Onderbreek het interferentielicht. (Zie 2-1-4.)
1)-2) Vervang het settype of corrigeer
het aantal in serie geschakelde
lichtschermen.
1) Controleer de storing rondom het
lichtscherm.
2) Vervang de ontvanger of zender.
54
Page 66
Overige storingenHoofdstuk 6-2
6-2
Overige storingen
Als het lichtscherm niet werkt wanneer zelfs de blokkeringsindicator en foutmodus-indicator niet knipperen, kiest u aan de hand van de onderstaande
tabel de juiste tegenmaatregel.
OorzaakRedenRemedie
De lichtintensiteitniveauindicator licht niet op,
hoewel er geen onderbroken bundels zijn.
1) RS-485 communicatiekanalen zijn niet aangesloten.
2) RS-485 communicatiekanalen worden beïnvloed door significante storingen.
3) Hulpuitgang is aangesloten op de + 24V-lijn.
1) Sluit het RS-485 kanaal correct aan.
2) Controleer de storingen rond de RS-485 communicatiekanalen.
3) Open de hulpuitgangslijn of verbind deze via een
belasting met de 0V-lijn.
55
Page 67
Overige storingenHoofdstuk 6-2
56
Page 68
Optionele toebehoren
Connectorkabel met enkel uiteinde
(voor zender en voor ontvanger, set met 2 stuks)
TypeLengteTechnische gegevens
F39-JC3A3 m
BIJLAGE A
F39-JC3A7 m
F39-JC10A10 m
F39-JC15A15 m
M12-connector (8-pins)
Connectorkabel met dubbel uiteinde
(voor zender en voor ontvanger, set met 2 stuks)
TypeLengteTechnische gegevens
F39-JCR2B0,2 m
F39-JC3B3 m
F39-JC7B7 m
F39-JC10B10 m
F39-JC15B15 m
M12-connector (8-pins)
Controller
TypeUitgang
F3SP-B1PRelais (3 x rust + 1 x arbeid)
Handconsole
TypeToebehoren (meegeleverd met de F39-MC11)
F39-MC11Aftakconnector, connectorafdekking, connectorkabel (2 m)
Handleiding
57
Page 69
BIJLAGE A
Externe indicator *master - slave type vereist voor aansluiting
TypeLichtschermIndicatorkleurTechnische gege-
F39-A01PR-L
F39-A01PG-LGroen
F39-A01PR-D
F39-A01PG-DGroen
104.3
104.3
Zender
Ontvanger
96
96
30 diameter
30dia.
Rood
Rood
Verlichtingsgedeelte
Lighting part
92
9.2
M12-connector
M12 Connector
vens
M12-connector
Spatbescherming (voor zender en voor ontvanger, set van 2 stuks)
Type *1Lichtscherm
F39-HN
F39-HN
1. Dezelfde viercijferige getallen als van de beveiligingshoogten ( in
het bestelnummer van het lichtscherm) worden vervangen door in
de typenamen.
2. Bij gebruik van de spatbescherming neemt het werkingsbereik van het
lichtscherm af met 10%.
[Spatbescherming]*L is als volgt:
F39-HN
F39-HN
32
-14F3SN-A
-25F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
-14L =
-25L =
mm
- 22 mm
P14 / P14-01
P25 / P25-01
P40 / P40-01
P70 / P70-01
58
10
L
Materiaal:
PC (transparant gedeelte)
ABS (niet-transparant gedeelte)
Page 70
BIJLAGE A
[Bevestigingsbeugel]
Materiaal:
roestvrij staal
[Montageafmetingen]
37.3
37.3
9.914
9.9
37.3
37.3
32.6
32.6
14
Reflectiespiegel (verkleint detectieafstand met 15%)
• IEC61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur –
Deel 1: Algemene eisen en tests
• IEC61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur –
Deel 2: Speciale eisen voor apparatuur die gebruikmaakt van actieve opto-elektronische beveiligingscomponenten
Europese normen
• EN61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur –
Deel 1: Algemene eisen en tests
• EN954-1 Veiligheid van machines: Veiligheidscomponenten van controlesystemen –
Deel 1: Algemene ontwerpprincipes
• EN415-4 Palletstapelaars en palletontstapelaars
• prEN691 Houtbewerkingsmachines
• EN692 Mechanische persen
• prEN693 Hydraulische persen
Federale regelgeving in de VS
• OSHA 29 CFR 1910.212 Algemene eisen voor alle machines
• OSHA 29 CFR 1910.217 Mechanische persen
Normen in de VS
• ANSI B11.1 Mechanische persen
• ANSI B11.2 Hydraulische persen
• ANSI B11.3 Kantpersmachines
• ANSI B11.4 Knipmachines
• ANSI B11.5 Metaalbewerkingsmachines
• ANSI B11.6 Draaibanken
• ANSI B11.7 Machines voor koudzetten en koudvervormen
• ANSI B11.8 Machines voor boren, frezen en kotteren
• ANSI B11.9 Slijpmachines
• ANSI B11.10 Metaalzaagmachines
• ANSI B11.11 Machines voor tandwielfabricage
• ANSI B11.12 Walsmachines voor vervormen en buigen
• ANSI B11.13 Enkelvoudige en meervoudige draaibanken
• ANSI B11.14 Strokensnijmachines/-systemen voor rollen
• ANSI B11.15 Machines voor het in vorm buigen van pijpen en buizen
• ANSI B11.16 Verdichtingspersen voor metaalpoeder
• ANSI B11.17 Horizontale extrusiepersen
• ANSI B11.18 Machinepark en machinesystemen voor het verwerken van stripmetaal,
platen en staanders
• ANSI B11.19 Prestatiecriteria voor het ontwerp, de constructie, voorzorgsmaatregelen en bediening van beveiligingen waarnaar wordt verwezen in de overige Veiligheidsnormen voor machines onder B11.
• ANSI/RIA 15.06 Veiligheidseisen voor industriële robots en robotsystemen
• UL 1998 Beveiligingssoftware
• UL508 Industrial Control Equipment
61
Page 73
BIJLAGE B
62
Page 74
BIJLAGE C
Functie-instellingen
F3SN
Indien functie-instellingen zodanig zijn gewijzigd dat deze van de fabrieksinstellingen afwijken, kunnen de wijzigingen in het onderstaande functieoverzicht
worden gedocumenteerd. Voeg dit overzicht bij de technische documentatie
voor de machine of apparatuur waarop de F3SN-A is geïnstalleerd.