Omron F3SN-A TECHNICAL MANUAL [nl]

Page 1
Advanced Industrial Automation
Veiligheidslichtscherm
F3SN-A
TECHNISCHE HANDLEIDING
Beknopt overzicht
2 Installatie- en afstellingsprocedures
3 Algemene specificaties
6 Problemen oplossen
Cat. No. SCEE713-NL2-02
Page 2
F3SN-A
Veiligheidslichtscherm
Technische handleiding
November 2002
i
Page 3
Introductie
Hartelijk dank voor het aanschaffen van het F3SN-A veiligheidslichtscherm (hierna aangeduid als "de F3SN-A"). In deze instructiehandleiding wordt het gebruik van de F3SN-A beschreven. Houd u bij het gebruik van de F3SN-A altijd aan de volgende punten:
• Lees deze handleiding zorgvuldig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u de F3SN-A in gebruik neemt.
• Er wordt vanuit gegaan dat de F3SN-A op de juiste wijze wordt gebruikt, conform de installatieomgeving, prestaties en functie van de machine. Voorafgaand aan het installeren moet de machine door gekwalificeerd personeel aan een risicoanalyse worden onderworpen en het product op geschiktheid worden beoordeeld.
• Zorg ervoor dat de personen die de F3SN-A bedienen, goed op de hoogte zijn van de werking ervan en de machine waarop deze wordt geïnstalleerd.
• Bewaar de handleiding op een veilige en handige locatie en raadpleeg deze in voorkomende gevallen.
Normen en regelgeving
1. De F3SN-A heeft nog niet de typegoedkeuring verkregen conform artikel 44-2 van de Japanse wet met be­trekking tot veiligheid en gezondheid in bedrijven. Daarom kan het veiligheidslichtscherm in Japan, conform artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines worden gebruikt.
2. a) De F3SN-A behoort tot de elektrogevoelige beveiligingsapparatuur (ESPE) conform de EU-richtlijn voor machines, Bijlage IV, B, Veiligheidscomponenten, Artikel 1.
b) De F3SN-A voldoet aan de volgende bepalingen en normen:
1. EU-regelgeving
Richtlijn voor machines: Richtlijn 98/37/EC EMC-richtlijn: Richtlijn 89/336/EEG
2. Europese norm: EN61496-1 (TYPE 4 ESPE)
3. Internationale norm: IEC61496-1 (TYPE 4 ESPE), IEC61496-2 (TYPE 4 AOPD)
c) De F3SN-A heeft de volgende goedkeuringen verkregen van het door de EU geac-
crediteerde orgaan DEMKO A/S:
- EG-typeonderzoek conform de EU-richtlijn voor machines
- Certificaat van een bevoegd orgaan, conform de EMC-voorschriften
- DEMKO-typegoedkeuring TYPE 4 ESPE (EN61496-1)
TYPE 4 AOPD (IEC61496-2) Gebruik: EN954-1 categorie B, 1, 2, 3, 4
d) De F3SN-A heeft de volgende goedkeuringen verkregen van de Third Party Assessment
Body UL:
- Certificaat voor UL-vermeldingen inzake veiligheidsnormen voor de VS en Canada
Voor: TYPE 4 ESPE (IEC61496-1)
TYPE 4 AOPD (IEC61496-2)
- Certificaat voor programmeerbaar systeem (UL1998, IEC61496-1)
1. De F3SN-A is ontworpen conform de onderstaande normen. Om zeker te zijn dat de F3SN-A aan de volgen­de normen en bepalingen voldoet, dient u het systeem te ontwerpen en gebruiken conform eventuele an­dere toepasselijke normen, wettelijke bepalingen en regelingen. Raadpleeg bij eventuele vragen de TÜV, UL of andere normalisatie-instituten.
EN415-4, prEN691, EN692, prEN693 (Europese norm) OSHA 29 CFR 1910,212 (Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven)
OSHA 29 CFR 1910.217 (Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven) ANSI B11.1~B11.19 (Norm voor de VS) ANSI/RIA 15.06 (Norm voor de VS)
ii
Page 4
Opmerking Houd voldoende veiligheidsmarges aan voor de specificaties en functies van het
systeem wanneer u de F3SN-A onder de volgende omstandigheden gebruikt:
a) Omstandigheden of omgevingen die niet in deze handleiding zijn bespro-
ken.
b) Toepassing op apparaten en installaties die speciale veiligheidsinrichtin-
gen vereisen, zoals regelsystemen voor nucleaire installaties, spoorwegin­stallaties, luchtvaartuigen, voertuigen, verbrandingsinstallaties, medische systemen, ruimtevaartontwikkeling, grote kermisattracties, enzovoort.
Voorzorgsmaatregelen Algemene conventies voor veilig gebruik
In deze handleiding zijn de volgende conventies gebruikt bij waarschuwingen voor een veilig en correct gebruik van de F3SN-A. Deze waarschuwingen zijn van vitaal belang voor de veiligheid en moeten te allen tijde in acht worden geno­men.
!WAARSCHUWING
LET OP !WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden indien deze situatie niet wordt voorkomen.
Duidt op niet-toegestane acties.
Nadat u de functie Fixed blanking hebt ingesteld, moet u controleren of de F3SN­A een teststaaf kan waarnemen vanaf elke positie in de detectiezone waardoor een persoon het gevaarlijke gedeelte van de machine kan bereiken. Als bij de bovenstaande controle nog posities kunnen worden gevonden, moet u een veilig­heidsconstructie aanbrengen om binnentreden te voorkomen, die niet door de F3SN-A kan worden waargenomen. Als u dit niet doet, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben. (Hoofdstuk 1-2)
Het gebruik van de functie Floating blanking vergroot het detectievermogen. Als u de veiligheidsafstand wilt berekenen, moet u de toegenomen omvang van het detectievermogen gebruiken. Als u dit niet doet, kan dit ertoe leiden dat de machine niet stopt voordat degene die de machine bedient het gevaarlijke gede­elte bereikt, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben. (Hoofdstuk 1-2)
Gebruik de F3SN-A niet op machines die in noodsituaties niet met een noodstop­knop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met een kop­pelingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden. (Hoofdstuk 2-1)
Een correcte configuratie van het besturingscircuit is vereist tussen de F3SN-A en de machine die wordt gebruikt in de modus PSDI (apparaat voor het starten van aanwezigheidsdetectie). Zie OSHA1910.217, IEC61496-1 en andere toepas­selijke normen en bepalingen voor meer details over PSDI. (Hoofdstuk 2-1)
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan zodat u eerst door de detectiezone van de F3SN-A heen moet lopen voordat u een gevaarlijk gedeelte van de machine kunt bereiken. Monteer de F3SN-A zodanig dat bij werkzaamhe­den aan gevaarlijke delen van de machine sommige lichaamsdelen van de ope­rator binnen de detectiezone blijven. (Hoofdstuk 2-1)
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig wor­den geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van perso­nen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaarlijke gebied te bedienen. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de F3SN-A niet in ontvlambare en explosieve omgevingen. In dergelijke omgevingen kan de F3SN-A een explosie veroorzaken. (Hoofdstuk 2-1)
De F3SN-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die uit het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische beveili­gingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel gevaarlijke voorwerpen. (Hoofdstuk 2-1)
iii
Page 5
Houd altijd de berekende veilige afstand aan tussen de F3SN-A en het gevaar­lijke gedeelte van een machine. U voorkomt daardoor ernstig letsel ten gevolge van het aanraken van de gevaarlijke delen voordat de machine is gestopt. (Hoof­dstuk 2-1)
Installeer de F3SN-A niet op een locatie waar deze aan wandreflecties wordt blootgesteld. Hierdoor kunnen detectiefouten optreden die tot ernstig letsel kun­nen leiden. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de zender en ontvanger in de juiste opstelling, zodat niet-detecteerbare zones worden voorkomen. Het settype van de zender en ontvanger moet overeenkomen. (Hoofdstuk 2-1)
Monteer de F3SN-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnector vast. (Hoofdstuk 2-1)
Stel de F3SH-A's bij gebruik van meerdere sets zodanig op dat er geen onder­linge interferentie optreedt. (Hoofdstuk 2-1)
Sluit de uitgangen naar de +24V niet kort. Hierdoor zou de uitgang altijd AAN blij­ven, waardoor gevaar kan onstaan. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorzie­ning rechtstreeks met de aardlekbeveiliging om aardfouten te voorkomen. Als u dit niet doet, kunnen de uitgangen door de aardingsfout AAN blijven. (Hoof­dstuk 2-4)
Sluit belastingen aan tussen de uitgang en 0V-lijn. (PNP-uitgang) Als u belastin­gen aansluit tussen de uitgang en de +24V-lijn, wordt de bedrijfsmodus omge­keerd en is de machine AAN in geval van een lichtonderbreking. (Hoofdstuk 2-4)
Gebruik altijd twee uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat voor het configureren van het veiligheidssysteem. Als slechts één uitgangssignaal­omschakelapparaat van het veiligheidssysteem wordt gebruikt, kunnen storingen in een uitgangscircuit tot ernstig letsel leiden. (Hoofdstuk 2-4)
Verbind geen enkele van de F3SN-A lijnen met een DC-voedingseenheid met meer dan 24 VDC +10% of een AC-voedingseenheid. Hierdoor voorkomt u het gevaar van elektrische schokken. (Hoofdstuk 2-4) Voor conformiteit van de F3SN-A met de toepasselijke normen IEC 61496-1 en UL 508 moeten de DC­voedingseenheden aan alle onderstaande voorwaarden voldoen.
• De voedingsspanning moet binnen de gespecificeerde waarden liggen (24 VDC ± 10 %).
• De voedingseenheid wordt alleen verbonden met de F3SN-A en apparaten die verband houden met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SN-A, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten.
• De voedingseenheid mag niet worden verbonden met andere apparaten of machines.
• De voedingseenheid wordt voorzien van een dubbele of beschermende isola­tie tussen de primaire en secundaire circuits. De voedingseenheid reset auto­matisch de beveiligingskarakteristieken van overstroom (spanningsdalingen).
• De voedingseenheid handhaaft het uitgangsniveau gedurende ten minste 20 ms. De FG-aansluitklem (aarding frame) moet bij gebruik van een in de han­del verkrijgbare spanningsstabilisator met de PE-aansluitklem (aardlekbevei­liging) worden verbonden.
• De voedingseenheid moet beschikken over de uitgangskenmerken van een klasse 2-circuit met begrensde spanning/stroom, zoals gedefinieerd in UL508 (zie "opmerking 2-4-1").
• De voedingseenheid moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en nor­men inzake EMC en de veiligheid van elektrische apparatuur in het land waar de F3SN-A wordt geïnstalleerd en de machines zullen worden gebruikt. Voorbeeld: De EMC-richtlijn (voor industriële omgevingen) en de richtlijn voor laagspanning in de EU.
Een gekwalificeerd persoon moet controleren of de F3SN-A wordt geïnstal­leerd, geïnspecteerd en onderhouden conform de geldende voorschriften op de locatie waar de apparatuur wordt geïnstalleerd en gebruikt.
De F3SN-A mag niet worden gedemonteerd, gerepareerd of omgebouwd. De F3SN-A mag niet in een reflecterende configuratie worden gebruikt,
omdat het detecteren in dat geval kan mislukken. (Hoofdstuk 2-1)
iv
Page 6
Reflecterend paneel
Neem voor uw veiligheid altijd de volgende punten in acht:
1. Lees de procedures voor installatie, inspectie en onderhoud in deze hand­leiding zorgvuldig door.
2. Zorg dat de belastingen aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- De belastingen mogen niet worden kortgesloten.
- De belastingen mogen de waarden uit de technische specificaties niet overschrijden.
3. Alle ingangs- en uitgangslijnen van de F3SN-A moeten ter voorkoming van elektrische schokken met een dubbele of beschermende isolatie worden be­veiligd tegen gevaarlijke spanningsniveaus (230 VAC, etc.), en niet uitsluitend tegen 24 VDC. In geval van de combinatie met de F3SP-B1P moeten alle re­laisuitgangsklemmen (13-14, 23-24, 33-34 en 41-42) tegen gevaarlijke span­ningsniveaus worden geïsoleerd met een standaardisolatie.
4. De F3SN-A moet als industrieel afval worden afgevoerd.
Correct gebruik Neem voor uw veiligheid altijd de volgende punten in acht:
Installatieomgeving
• Installeer de F3SN-A niet in de volgende omgevingen:
- Locaties die zijn blootgesteld aan fel interferentielicht (zoals direct zonlicht).
- Locaties met een hoge vochtigheid, waar naar alle waarschijnlijk­heid condensatie zal optreden.
- Locaties die zijn blootgesteld aan corrosieve gassen.
- Locaties die zijn blootgesteld aan trillingen of schokken die de be­palingen in de specificaties overschrijden.
- Locaties waar het lichtscherm rechtstreeks in contact kan komen met water.
• Gebruik geen radiotoestellen, zoals mobiele telefoons, portofoons of transceivers met een hoog vermogen, in de buurt van de F3SN-A.
Aansluiting en montage
• Zorg dat voor het aansluiten de stroom UIT staat, omdat anders de werking van het lichtscherm kan worden belemmerd door de diagno­sefunctie.
• Gebruik afgeschermde kabels met paarsgewijs gedraaide draden (ge­leiderdoorsnede: 0,3 mm
len uitbreidt met een andere kabel dan de hiervoor bestemde kabel (F39-JC). Sluit deze aan op de afscherming naar de 0V-lijn.
2
of meer) wanneer u de communicatiekana-
v
Page 7
• Zorg bij vervanging van de kabelconnector door een andere connector (zoals een harsgevulde connector) dat de connector voldoet aan be­schermingsklasse IP54 of hoger.
• Als de afstand tussen de zender en ontvanger minder dan 0,2 meter bedraagt, kan er een storing optreden. In dat geval wordt de F3SN-A tijdelijk in de UIT-status gezet. Installeer de F3SN-A alleen binnen het nominale werkingsbereik.
• Controleer de signaalnamen (kabels en aansluitklemmen) tijdens de aansluiting.
• Tref maatregelen ter voorkoming van onderlinge interferentie bij ge­bruik van twee of meer F3SN-A's naast elkaar.
• Bedien het besturingssysteem pas één of meerdere seconden na in­schakeling van de stroom naar de F3SN-A.
• Leg de kabel van de F3SN-A uit de buurt van hoogspanningskabels of door een eigen kabelgoot of buis.
• De zender en ontvanger moeten parallel en tegenover elkaar worden gemonteerd.
Reinig de F3SN-A niet met oplosmiddelen, zoals verfverdunner, benzine of ace­ton, aangezien hierdoor de hars- en laklaag zal worden opgelost. De F3SN-A kan geen transparante of semi-transparante materialen detecteren.
Voordat u de F3SN-A in gebruik neemt
Controleer of met elke F3SN-A de volgende items zijn meegeleverd. Neem contact op met de dichtstbijzijnde OMRON-vertegenwoordiger of distributeur als er items ontbreken.
•F3SN-AP eenheid (zender aantal 1, ontvanger aantal 1)
• Montagebeugels (boven en onder) aantal 4
• Montagebeugels (middel) Geleverd inclusief lichtschermen met een montageafstand van 640
mm of meer. Afhankelijk van de hoogte van het lichtscherm kunnen maximaal 4 sets worden gemonteerd binnen een afstand van 640 mm (max. 2 sets voor elke zender en ontvanger).
8xM4-schroeven
Montagebeugel
(boven en onder)
vi
Page 8
8xM5-schroeven
)
Middenmontagebeugels(3)
Middenmontagebeugels(2)
6xM4-schroeven
• Teststaaf aantal 1 14 mm dia. voor F3SN-A
25 mm dia. voor F3SN-A 40 mm dia. voor F3SN-A (Teststaaf wordt niet meegeleverd met de F3SN-A P70-01.)
• Foutmoduslabel aantal 1
• Instructiehandleiding (deze handleiding) aantal 1
  
P14 / P14-01 P25 / P25-01 P40 / P40-01
Middenmontagebeugels(1 In lichtscherm geplaatst

P70 /
vii
Page 9
viii
Page 10
HOOFDSTUK 1 - Beschrijving
1-1 Eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2 Functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1-2-1 Blokkeerfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1-2-2 Testfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1-2-3 Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1-2-4 Externe-indicatoruitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1-2-5 Functie externe relaisbewaking (EDM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-6 Functie Fixed blanking (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-7 Functie Floating blanking (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
1-2-8 Detectiezone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
1-2-9 Master - slave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
1-2-10 Indicators . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
1-3 Nominale gegevens en prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
1-3-1 Specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
1-3-2 Reactietijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
HOOFDSTUK 2 - Installatie- en afstellingsprocedures
2-1 Installatievoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
2-1-1 Detectiezone en intrusiebaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
2-1-2 Veiligheidsafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
2-1-3 Afstanden vanaf reflecterende oppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
2-1-4 Onderlinge interferentie voorkomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2-2 Afmetingstekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
2-3 Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
2-3-1 Unit monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
2-3-2 Afmetingstekening van de montagebeugel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
2-4 Bedrading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
2-4-1 Voedingseenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
2-4-2 Bedradingsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
2-4-3 Bedradingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
2-4-4 Afstellingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
2-5 Controlelijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
HOOFDSTUK 3 - Algemene specificaties
3-1 I/O Circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
HOOFDSTUK 4 - Voorbeeldcircuits
4-1 Toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46

INHOUD

HOOFDSTUK 5 - Onderhoud
5-1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
5-2 Dagelijkse inspecties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
5-3 Regelmatige inspecties door gekwalificeerd personeel . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
ix
Page 11
HOOFDSTUK 6 - Problemen oplossen
6-1 Geblokkeerde status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
6-2 Overige storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Bijlage
Bijlage A - Optionele toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Bijlage B - Toepasselijke normen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Bijlage C - Functie-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Bijlage D - Verklaring van conformiteit voor de EU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
x
Page 12
HOOFDSTUK 1
1-1 Eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2 Functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1-2-1 Blokkeerfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1-2-2 Testfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1-2-3 Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1-2-4 Externe-indicatoruitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1-2-5 Functie externe relaisbewaking (EDM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-6 Functie Fixed blanking (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-7 Functie Floating blanking (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
1-2-8 Detectiezone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
1-2-9 Master - slave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
1-2-10 Indicators . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
1-3 Nominale gegevens en prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
1-3-1 Specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
1-3-2 Reactietijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Beschrijving
1
Page 13
Eigenschappen Hoofdstuk 1-1

1-1 Eigenschappen

Beschikbaar met een detectieafstand van 7 m of 10 m:
F3SN-A F3SN-A F3SN-A F3SN-A
Detectievermogen:
F3SN-A F3SN-A F3SN-A F3SN-A
Beveiligingshoogte (lengte van lichtscherm) (beschikbaar in een breed assortiment, om te kunnen voldoen aan individuele eisen):
F3SN-A van 189 tot 1.125 mm
F3SN-A van 217 tot 1.822 mm
F3SN-A van 217 tot 1.807 mm (zie opmerking 1)
F3SN-A van 277 tot 1.777 mm (zie opmerking 1)












P14-serie: 7 m P25-serie: 10 m P40-serie: 10 m (zie opmerking 1) P70-serie: 10 m (zie opmerking 1)
P14-serie: 14 mm dia. P25-serie: 25 mm dia. P40-serie: 40 mm dia. (zie opmerking 1) P70-serie: 70 mm dia. (zie opmerking 1)
P14-serie: 53 modellen met een onderling verschil van 18 mm,
P25-serie: 108 modellen met een onderling verschil van 15 mm,
P40-serie: 54 modellen met een onderling verschil van 30 mm,
P70-serie: 27 modellen met een onderling verschil van 60 mm,
Opmerking 1: Wordt geleverd op aanvraag. Neem voor bestellingen
contact op met de OMRON-vertegenwoordiger.
De buitenmaten van het lichtscherm komen overeen met de beveiligingshoogte:
(Behalve bij de F3SN-A
Indicatie van lichtintensiteit
Ontvangen lichtintensiteit wordt aangegeven door een 5-segments LED-dis­play voor bundeluitlijning.
Indicatie van foutmodus
Foutmodus aangegeven door een afzonderlijk 3-segments LED-display.
Veiligheidsfuncties:
• Functie voor externe test (onderbreking uitstraling)
• Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
• Blokkeerfunctie
• Functie Fixed blanking/Floating blanking (moet worden ingesteld met behulp van de F39-MC11)
Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
Biedt de mogelijkheid de lichtschermstatus naar een PLC of ander apparaat te zenden.

P14 serie.)
Controller: F3SP-B1P (optioneel toebehoren)
Biedt de mogelijkheid het lichtscherm snel in een veiligheidscircuit op te nemen.
Handconsole: F39-MC11 (optioneel toebehoren)
Door deze handconsole op het lichtscherm aan te sluiten, kan toegang wor­den verkregen tot diverse functies van het lichtscherm.
2
Page 14
Functies Hoofdstuk 1-2
Beschermingsgraad: IP65 (uitsluitend voor lichtscherm)
Master - slave modellen
Bij het master - slave type kunnen meerdere units worden doorverbonden om onderlinge interferentie te voorkomen. Ook kan een externe indicator worden aangesloten om de lichtschermstatus aan te geven.
Opmerking De master - slave typen, behalve de F3SN-A
op aanvraag. Neem voor bestellingen contact op met het verkoopkantoor.
[Nomenclatuur]
F3SN – A
1) Beveiligingshoogte (mm)
2) P: PNP-uitgangstype
3) Detectievermogen (mm)
4) Leeg: Set van zender en ontvanger
5) Leeg: niet-gekoppeld

1-2 Functies

1-2-1 Blokkeerfunctie
De automatische en handmatige reset zijn optionele modi van de F3SN-A. Deze modi kunnen worden ingesteld door de bedrading van het apparaat aan te passen.
Automatische reset­modus
Nadat de stroom is ingeschakeld en geen van de bundels wordt onderbroken, worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de AAN­status gezet.
1) 2)3) 4) 5)
P –
L: zender D: ontvanger
01: serieschakeling


P25-01, zijn beschikbaar
1-2-1-1 Automatische reset-modus inschakelen:
1) Laat de lijn van de vergrendelingskeuze-ingang open of verbind deze met 0 VDC.
2) Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC. (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC)
3) Schakel de stroomtoevoer naar de F3SN-A in.
Handmatige reset-modus
Er zijn 3 opties voor de handmatige reset:
• Start-/herstartvergrendeling Zodra de stroom wordt ingeschakeld of wanneer er ten minste één bundel
wordt onderbroken, krijgt het lichtscherm de vergrendelingsstatus.
• Startvergrendeling Alleen wanneer de stroom is ingeschakeld, gaat het lichtscherm naar de
vergrendelingsstatus.
• Herstartvergrendeling Alleen wanneer ten minste één bundel wordt onderbroken, gaat het licht-
scherm naar de vergrendelingsstatus.
In de fabriek is de start-/herstartvergrendeling ingesteld op de handmatige reset­modus. Andere opties kunnen met de optionele handconsole F39-MC11 worden geselecteerd. Wanneer het lichtscherm naar de vergrendelingsstatus gaat, blij­ven de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de UIT-stand staan. Zelfs wanneer alle bundels zouden vrijkomen, worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat niet in de AAN-status gezet. Wanneer geen enkele bundel in de detectiezone wordt onderbroken, wordt door het toe­passen van de reset-ingang (zie opmerking) de vergrendelingsstatus gereset en worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de AAN­status gezet.
3
Page 15
Functies Hoofdstuk 1-2
Opmerking Breng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een spanning aan
van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC). Schakel vervolgens de stroom naar de reset-ingangslijn uit of pas een spanning toe van 0 VDC.
1-2-1-2 Handmatige reset-modus inschakelen:
1. Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
2. Verbind de reset-ingangslijn via een reset-schakelaar (arbeidscontact) met 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
3. Schakel de stroomtoevoer naar het lichtscherm in terwijl het contact van de reset-schakelaar open blijft.
Opmerking 1: De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus
moet buiten de gevaarlijke zone worden geïnstalleerd. Voordat de start-/herstartvergrendeling wordt gereset, moet de gevaar­lijke zone zichtbaar vrij van personen zijn.
2: Voorkom dat de niet-aangesloten draden van het lichtscherm
kortsluiting maken met andere draden.
1-2-2 Testfunctie
1-2-2-1 Zelftest
Nadat de stroom is ingeschakeld, voert de F3SN-A binnen één seconde een volledige zelftest uit. Bovendien wordt er regelmatig een zelftest (binnen de reac­tietijd) uitgevoerd tijdens de werking.
1-2-2-2 Externe test
Met deze functie kan de lichtuitstraling van het lichtscherm op elk gewenst moment worden onderbroken om te controleren of de uitgang UIT staat. Wan­neer er een spanning van 24 VDC (9 V tot Vs, nominaal 24 VDC) (zie opmer­king 1) op de testingangslijn van de zender wordt gezet, stopt de zender met uitstralen.
x 4 max.
T
UIT
Testingang
Uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat
T
: Reactietijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
T
: Reactietijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
H
L (open)
AAN
UIT
Opmerking 1:Toegepaste tijd moet meer dan vier keer T
2:Zie "1-3 Nominale gegevens en prestaties" voor T
1-2-2-3 Foutdetectie en -herstel (geblokkeerde status)
Als tijdens de zelftest een fout wordt aangetroffen, neemt het lichtscherm de geblokkeerde status aan, blijven de uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat in de UIT-status staan, en wordt de foutmodus weerge­geven (zie opmerking 1).
Wanneer de stroom weer wordt ingeschakeld of er spanning wordt gezet op de reset-ingang (zie opmerking 2) van het lichtscherm, wordt de geblok­keerde status gereset. (Bij stoorsignalen kan de geblokkeerde status worden gereset door de stoorsignalen te elimineren.)
Opmerking 1: Zie "1-2-10 Indicators" voor de indicatiepatronen.
2: In geval van de handmatige reset-modus:
breng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een spanning aan van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC), schakel vervolgens de stroom naar de reset-ingangslijn uit, of pas een spanning toe van 0 VDC. In geval van de automatische reset-modus: open de reset-ingangslijn of verbind deze met 0 VDC geduren­de 100ms of langer. Breng vervolgens weer een spanning van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC) aan.
T
AAN
x 2 max.
.
(opmerking 2)
(opmerking 2)
bedragen.
UIT
AAN
en T
UIT
.
4
Page 16
Functies Hoofdstuk 1-2
T
1-2-3 Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
De standaardwaarde van deze uitgang is het omschakelsignaal van de veilig­heidsuitgangen (uitgang Donker-AAN). Deze uitgang kan door aansluiting op een PLC of ander apparaat worden gebruikt voor bewakingsdoeleinden.
x 5 max.
T
T
x 2 max.
UIT
T
:
UIT
Lichtontvangst Licht onderbroken
Uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat
Hulpuitgang (Uitgangsmodus Donker-AAN)
: Reactietijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
: Reactietijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
AAN UIT
AAN
UIT
De hulpuitgang kan wordt geselecteerd om een van de volgende uitgangsbe­werkingsmodi te selecteren via de F39-MC11.
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
• Bewakingsmodus buitenste bundel
• Modus Specifieke bundel
• Bewakingsmodus blanking
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus Donker-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
AAN
T
:
AAN
1-2-4 Externe-indicatoruitgang
Deze uitgang kan worden aangesloten op een externe indicator om een van de door de F39-MC11 geselecteerde bewerkingsmodi weer te geven. De standaardwaarde van deze uitgang is Licht-AAN. Te selecteren uitgangsmodi:
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
Uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat
Externe-indicatoruitgang
(Uitgangsmodus Licht-AAN)
T
AAN
T
UIT
T
x 5 max.
T
x 2 max.
UIT
T
:
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
AAN
UIT
AAN UIT
: Reactietijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
: Reactietijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
T
:
AAN
5
Page 17
Functies Hoofdstuk 1-2
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus Licht-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
Zoals wordt geïllustreerd in de onderstaande afbeelding, kan de indicator rechtstreeks aan het lichtscherm worden bevestigd met behulp van de externe
(alleen voor gebruik bij master - slave typen).
indicator F39-A01P
-
Verlichtingsgedeelte
1-2-5 Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
Deze functie maakt het mogelijk de status van de rustcontacten van de schakel­toestellen (*1) te volgen. Hierdoor kan een storing van een schakeltoestel, zoals een gesoldeerd contact, worden opgespoord. Sluit (*2) het rustcontact van de schakeltoestellen aan op de ingangslijn van de externe relaisbewaking van de ontvanger. Als de juiste logische relatie tussen de uitgangen van het uitgangssi­gnaal-omschakelapparaat en de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt aangehouden, krijgt het lichtscherm onmiddellijk de geblokkeerde status en wor­den de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de UIT-stand gezet. Het lichtscherm heeft een normale werking tot 300 ms max. (*3). Hierdoor is er ruimte voor de vertragingstijd die wordt veroorzaakt door het vrijgeven van de schakeltoestellen. Voor de correcte werking van deze functie zijn goedge­keurde typen schakeltoestellen met geleide contacten vereist.
Externe indicator
[Als de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt]
Als de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt, sluit u de hul­puitgang in de uitgangsmodus Donker-AAN aan op de ingangslijn van de externe relaisbewaking, of schakelt u de externe relaisbewaking uit met de F39-MC11 handconsole.
* 1. Schakeltoestellen bestaan doorgaans uit relais of schakelaars waarmee
bewegingen rechtstreeks kunnen worden bestuurd.
* 2. Verbind de draden zodanig dat via de in serie geschakelde rustcontacten
24 VDC wordt gezet op de ingang van de externe relaisbewaking. (Zie 2-4 Bedrading.)
* 3. (De waarde kan worden gewijzigd door de F39-MC11.)
1-2-6 Functie Fixed blanking (optioneel)
!WAARSCHUWING
Nadat u de functie Fixed blanking hebt ingesteld, moet u controleren of de F3SN­A een teststaaf kan waarnemen vanaf elke positie in de detectiezone waardoor een persoon het gevaarlijke gedeelte van de machine kan bereiken. Als tijdens de bovenstaande controle nog posities worden gevonden, moet u een veilig­heidsconstructie aanbrengen ter voorkoming van intrusies die niet door de F3SN­A kunnen worden waargenomen. Als u dit niet doet, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
Deze functie wordt ingesteld via de F39-MC11-handconsole. Hiermee wordt een gedeelte van de detectiezone van het lichtscherm uitgeschakeld. Als er een object in de uitgeschakelde detectiezone terechtkomt, zal de status van de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat niet veranderen. Deze functie wordt gebruikt wanneer er een stilstaand object binnen de detec­tiezone aanwezig is, dat kan worden genegeerd.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
6
Page 18
Functies Hoofdstuk 1-2
1-2-7 Functie Floating blanking (optioneel)
!WAARSCHUWING
Het gebruik van de functie Floating blanking vergroot het detectievermogen. Als u de veiligheidsafstand wilt berekenen, moet u de toegenomen omvang van het detectievermogen gebruiken. Als u dit niet doet, kan dit ertoe leiden dat de machine niet stopt voordat degene die de machine bedient het gevaar­lijke gedeelte bereikt, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Deze functie wordt ingesteld met de F39-MC11-handconsole. Tijdens de normale werking met de functie Floating blanking uitgeschakeld,
gaat het lichtscherm in de UIT-stand als minimaal één bundel wordt onderbro­ken. Door deze functie te gebruiken, wordt echter voorkomen dat het licht­scherm in de UIT-stand gaat totdat meerdere bundels (zie de opmerkingen) worden onderbroken.
Opmerking 1: Het aantal floating blanking-bundels kan worden geselecteerd in
een bereik van 1 tot 3 bundels.
2: De functie kan zodanig worden ingesteld dat de onderbroken bun-
dels direct naast elkaar moeten liggen.
3: De functie kan zodanig worden ingesteld dat de bovenste en de
onderste bundels niet kunnen worden ingesteld voor deze functie.
Door de functie Floating blanking te gebruiken, kan het detectievermogen worden vergroot. Zie onderstaande tabel. De label op het lichtscherm toont alle 4 mogelijke typen van het detectievermogen. Verberg niet-toepasbare for­maten van het detectievermogen met een markeerstift en laat alleen de toe­pasbare formaten op het label staan.
Aantal floating blanking-bundels
Geen bundel 1 bundel 2 bundels 3 bundels

F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
F3SN-A
P14/P14-01 14 mm 23 mm 32 mm 41 mm

P25/P25-01 25 mm 40 mm 55 mm 70 mm

P40/P40-01 40 mm 70 mm 100 mm 130 mm

P70/P70-01 70 mm 130 mm 190 mm 250 mm
Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
1-2-8 Detectiezone
[Beveiligingshoogte]
[Markering middellijn bundel]
Beveiligingshoogte
F3SN-A_ _ _ _ P14-serie: beveiligingshoogte = totale lengte van de optische kap Andere series: beveiligingshoogte = totale lengte van het lichtscherm
De beide lijnen die in het midden van de afdekkingen zijn aangebracht, geven het midden van de bundels aan. (Zie onderstaande afbeelding.) Deze positie is een refe­rentielijn voor het meten van de veiligheidsafstand. Gebruik de lijn die zich het dichtst bij het gevaarlijke gedeelte bevindt, als referentielijn voor de veiligheidsafstand.
Markering middellijn bundel
Veiligheidsafstand
Beveiligingshoogte
F3SN-A

P14
series
Andere series
Gevaarlijke zone
7
Page 19
Functies Hoofdstuk 1-2
1-2-9 Master - slave
Lichtschermen kunnen in serie worden geschakeld door de connectors voor serieschakeling te gebruiken. Zie onderstaande afbeelding. Zowel het niet­gekoppelde type als het in master - slave type kan worden gebruikt voor de lichtschermen die zich aan het boveneinde bevinden.
Wanneer een van de bundels van de in serie geschakelde lichtschermen wordt onderbroken, worden beide uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat in de UIT-status gezet. De LED-indicators van elk licht­scherm lichten afzonderlijk op.
• Aantal in serie geschakelde lichtschermen: Maximaal 3 sets
• Aantal bundels: Maximaal 240 bundels
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
Zender
Kabel master - slave geschakelde zender
of
Zender
Zenderkabel
Ontvanger
Kabel master - slave geschakelde zender
of
Ontvanger
Ontvangerkabel
8
Page 20
Functies Hoofdstuk 1-2
1-2-10 Indicators
[Zender]
Test indicator (Orange)
Testindicator (oranje)
Blokkeringsindicator (rood)
Lockout indicator (Red)
Interlock indicator (Yellow)
Vergrendelingsindicator (geel)
Voedingsspanningindicator (groen)
Power indicator (Green)
PowerInterlockLockoutTest
ABC1 2 3 4 5
Foutmodus-indicator
Error mode
(rood)
indicator (Red)
Light intensity level
Lichtintensiteitniveau-
indicator (Green)
indicator
(groen)
LEVELERROR
[Ontvanger]
UIT-statusindicator (rood)
AAN-statusindicator (groen)
Blokkeringsindicator (rood)
Blanking-indicator (groen)
Testindicator
Bedrijfsindicator
Blokkeringsindicator
Vergrendelingsindicator
Foutmodus­indicator (rood)
Niveau lichtintensiteit indicator (Groen)
Niveau-indicator lichtintensiteit (groen)
Indicator indicator (rood)
Voedingsspanningindicator: Licht op als de stroom is ingeschakeld. Vergrendelingsindicator: Licht op tijdens de vergrendelingsstatus Blokkeringsindicator: Knippert tijdens de geblokkeerde status. Testindicator: Licht op tijdens externe test, knippert nadat er 30.000 uur is verstreken. AAN-statusindicator: Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de AAN-status bevinden.
UIT-statusindicator: Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de UIT-status bevinden.
Blanking-indicator: Licht op wanneer blanking is ingesteld; knippert als de F39-MC11 is aanges-
loten; knippert nadat er 30.000 uur is verstreken.
Lichtintensiteitniveau-
Licht op afhankelijk van de lichtintensiteit. (Zie onderstaande tabel.)
indicator: Foutmodus-indicator: Knippert om de foutmodus aan te geven. (Knipperpatroon hangt af van de
foutstatus. Zie onderstaande tabel.)
Lichtintensiteitniveau-indicator
Licht op Licht niet op
1 2 3 4 5 Niveau lichtintensiteit
200% en hoger van AAN-drempel
150 tot 200% van AAN-drempel
100 tot 150% van AAN-drempel
75 tot 100% van AAN-drempel
50 tot 75% van AAN-drempel
Minder dan 50% van AAN -drempel
9
Page 21
Functies Hoofdstuk 1-2
A B C Foutoorzaak
Indicator foutmodus
Knippert Licht niet op
De vergrendelingskeuze-ingangslijn of de reset-ingangslijn is niet correct bedraad of verbroken.
Relaiscontact is gesoldeerd. De vrijgave­tijd van het relais is te lang. De ingangs­lijn van de externe relaisbewaking is niet correct bedraad of verbroken.
Communicatiekanaal (RS-485) is niet correct aangesloten, is verbroken of ver­oorzaakt andere fouten.
Een van de uitgangen van het uitgangs­signaal-omschakelapparaat maakt korts­luiting of is niet correct bedraad.
Onderlinge interferentie. Er wordt interfe­rentielicht ontvangen.
De ontvanger en zender zijn niet van het­zelfde type. Totaal aantal in serie geschakelde ontvangers en zenders is niet gelijk.
Externe ruis. Interne hardwarestoring van de ontvanger of zender.
Opmerking Om de diagnose van foutoorzaken te vergemakkelijken, kan de meegele-
verde foutmoduslabel het beste in de buurt van het lichtscherm worden aangebracht.
10
Page 22
Nominale gegevens en prestaties Hoofdstuk 1-3

1-3 Nominale gegevens en prestaties

1-3-1 Technische gegevens
De viercijferige getallen duiden de beveiligingshoogte aan en worden in de modelnamen vervangen door

.
Typ e/
item
Detectievermogen: min. 14 mm dia, niet
Lichtbundelafstand (P) 9 mm 15 mm 30 mm 60 mm
Aantal lichtbundels (n) 21 tot 125
Beveiligingshoogte (PH) 189 tot 1.125 mm 217 tot 1.822 mm 217 tot 1.807 mm 277 tot 1.777 mm
Werkingsbereik 0,2 tot 7,0 m 0,2 tot 10,0 m
Reactietijd AAN naar UIT: 10 ms tot 15,5 ms max., UIT naar AAN: 40 ms tot 62 ms max. (onder stabiele lichtom-
Wachttijd opstarten 1 s max.
Voedingsspanning (Vs) 24 VDC ± 10% (rimpelspanning p-p 10% max.)
Stroomver­bruik (onder niet-belaste omstandig­heden)
Lichtbron Infrarood-LED (golflengte 870 nm).
Effectieve openingshoek (EAA) Binnen ±2,5° voor de zender en ontvanger bij een detectieafstand van minimaal 3 meter, conform IEC
Uitgangssignaal-omschakel­apparaat *1
Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
Externe-indicatoruitgang (geen veiligheidsuitgang) *2
Uitgangbewerkingsmodus *1 Uitgang van uitgangssignaal-omschakelapparaat: Licht-AAN
Ingangsspanning Testingang, vergrendelingskeuze-ingang, reset-ingang, ingang externe relaisbewaking:
Indicators Zender Lichtintensiteitniveau-indicator (groene LED x5): licht op afhankelijk van de lichtintensiteit
Preventiefunctie onderlinge interferentie *2
Testfuncties • Zelftest (na inschakelen van de stroom en tijdens de werking)
Veiligheidsfuncties • Automatische reset / handmatige reset (vergrendelingsfunctie) *4
Niet gekoppeld F3SN-A
Serieschakeling F3SN-A
Zender Maximaal 50 bundels: 140 mA max., 51 tot 85 bundels: 155 mA max.,
Ontvanger Maximaal 50 bundels: 100 mA max., 51 tot 85 bundels: 110 mA max.,
Ontvanger Lichtintensiteitniveau-indicator (groene LED x5): licht op afhankelijk van de lichtintensiteit

P14

F3SN-A
transparant
(alleen oneven getallen)
PH = n x P PH = (n-1) x P + 37
standigheden). Zie 1-3-2 voor meer informatie.
86 bundels en meer: 170 mA max.
86 bundels en meer: 120 mA max.
61496-2.
Twee PNP-transistoruitgangen, belastingstroom 300 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Hulpuitgang: Donker-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11) Externe-indicatoruitgang: Licht-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11) *2
Spanning AAN: 9 tot 24 VDC (3 mA max. afvoerstroom) Spanning UIT: 0 tot 1,5 VDC of open
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven Voedingsspanningindicator (groene LED): licht op als de stroom is ingeschakeld Vergrendelingsindicator (gele LED): licht op tijdens de vergrendelingsstatus Blokkeringsindicator (rode LED): knippert tijdens de geblokkeerde status Testindicator (oranje LED): licht op tijdens externe test *3
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven UIT-statusindicator (groene LED): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in UIT-status staan AAN-statusindicator (gele LED): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in AAN-status staan Blokkeringsindicator (rode LED). knippert gedurende geblokkeerde status Blanking-indicator (oranje LED): licht op wanneer blanking is ingesteld *3
• Aantal master - slave geschakelde lichtschermen: maximaal drie sets
• Aantal bundels: maximaal 240 bundels
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
• Externe test (stopfunctie lichtuitstraling via testingang)
• Functie externe relaisbewaking (EDM)
• Fixed blanking *5
• Floating blanking *5
P14-02

P14-01 F3SN-A

F3SN-A
F3SN-A
min. 25 mm dia, niet transparant
13 tot 120 7 tot 60 5 tot 30


P25
P25-02
P25-01 F3SN-A

F3SN-A
F3SN-A
min. 40 mm dia, niet transparant


P40
P4-02
P40-01 F3SN-A
F3SN-A F3SN-A
min. 70 mm dia, niet transparant
 

P70 P70-02
P70-01
11
Page 23
Nominale gegevens en prestaties Hoofdstuk 1-3
Aansluitmethode M12-connector, (8-pins)
Beveiligingsmodus Beveiliging uitgangskortsluiting, beveiliging omgekeerde polariteit
Omgevingstemperatuur Tijdens werking: -10 tot 55°C (zonder ijsafzetting)
Vochtigheidsgraad Tijdens werking: 35 tot 95% RH (zonder condensatie)
Omgevingslichtintensiteit Gloeilamp: 3000 Ix max. (lichtintensiteit op het ontvangeroppervlak)
Isolatieweerstand 20 MΩ min. (bij 500 VDC)
Isolatiespanning 1.000 VAC 50/60 Hz 1 minuut
Beschermingsgraad IP65 (IEC60529)
Trillingsbestendigheid Normaal bedrijf: 10 tot 55 Hz, dubbele amplitude 0,7 mm, in richtingen X, Y en Z voor 20 golflijnen
Schokbestendigheid
Kabel (optioneel) *6
Materiaal Behuizing: aluminium. Afdekking: spuitgietzink. Optische kap: PMMA (acryl). Kabel: oliebestendig
Gewicht *Verpakt Berekenen volgens onderstaande vergelijking:
Toebehoren Teststaaf *7, Instructiehandleiding, Montagebeugels (boven en onder),
Toepasselijke normen IEC61496-1, EN61496-1 Type 4 ESPE (elektrogevoelige beveiligingsapparatuur)
Tijdens opslag: -30 tot 70°C
Tijdens opslag: 35 tot 95% RH
Zonlicht: 10.000 Ix max. (lichtintensiteit op het ontvangeroppervlak)
Normaal bedrijf: 100 m/s2, in richtingen X,Y en Z, 1.000 maal
UL 20276 (vlambestendig:), 8 aders (0,3 mm2 x 4 paar), buitendiameter 6,6 mm, met gevlochten afscherming, toegestane buigradius: R 36 mm.
PVC.
Gewicht van lichtscherm met beveiligingshoogte van 180 tot 738 mm (g) = (beveiligingshoogte + 100) x 2 + 1.300)
Gewicht van lichtscherm met beveiligingshoogte van 747 tot 1.402 mm (g) = (beveiligingshoogte + 100) x 2 +1.700)
Gewicht van lichtscherm met beveiligingshoogte van 1.417 tot 1.822 mm (g) = (beveiligingshoogte + 100) x 2 +2.100)
Montagebeugels (midden)*8, Foutmoduslabel
IEC61496-2 Type 4 AOPD (opto-elektronische beveiligingsapparatuur)
Opmerking 1 Door het veiligheidscircuit kan de werking afwijken van een con-
ventionele AAN/UIT-schakeling.
2 Beschikbaar voor de F3SN-A
P
-01
3 Knippert nadat er 30.000 uur is verstreken als indicator voor pre-
ventief onderhoud.
4 In de fabriek is de modus voor de handmatige reset ingesteld op
start-/herstartvergrendeling. Met behulp van de F39-MC11 kan de start- of de herstartvergren­deling worden geselecteerd.
5 In de fabriek is deze functie niet ingesteld. De functie kan met de
F39-MC11 worden ingeschakeld.
6 Bij verlenging van de kabel moet ten minste een gelijkwaardige
kabel worden gebruikt. Maak de kabel niet langer dan hieronder wordt aangegeven. Leg de kabel van de F3SN-A uit de buurt van hoogspanningskabels of door een eigen kabelgoot of buis.
• In gevallen zonder master - slave schakeling: 100 m max.
• In geval van 2 master - slave geschakelde lichtschermen: 80 m max.
• In geval van 3 master - slave geschakelde lichtschermen: 30 m max.
7 Teststaaf wordt niet meegeleverd met de F3SN-A

P70 /
P70-01.
De middenmontagebeugel wordt bij de volgende typen bijgeleverd:
8
typen met de totale lengte van het lichtscherm van 640 mm tot
1.280 mm: 1 set voor elke zender en ontvanger
typen met de totale lengte van het lichtscherm van meer dan
1.280 mm: 2 sets voor elke zender en ontvanger
12
Page 24
Nominale gegevens en prestaties Hoofdstuk 1-3
1-3-2 Reactietijd
De reactietijden van de uitgangen van het uitgangssignaal-omzetschakelap­paraat zijn als volgt:
F3SN-A
F3SN-A F3SN-A
F3SN-A F3SN-A
F3SN-A F3SN-A

 
 
 
P14 serie
P25 P25-01
P40 P40-01
P70 P70-01
Beveiligingshoogte (mm)
180 tot 450 20 tot 50 10,0 40
459 tot 765 51 tot 85 12,5 50
774 tot 1080 86 to 120 15,0 60
1089 tot 1125 121 tot 125 15,5 62
Beveiligingshoogte (mm)
217 tot 772 13 tot 50 10,0 40
787 tot 1.297 51 tot 85 12,5 50
1.312 tot 1.822 86 tot 120 15,0 60
Beveiligingshoogte (mm)
217 tot 757 7 tot 25 10,0 40
787 tot 1.297 26 tot 43 12,5 50
1.327 tot 1.807 44 tot 60 15,0 60
Beveiligingshoogte (mm)
277 tot 757 5 tot 13 10,0 40
817 tot 1.297 14 tot 22 12,5 50
1.357 tot 1.777 23 tot 30 15,0 60
Aantal lichtbundels Reactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Aantal lichtbundels Reactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Aantal lichtbundels Reactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Aantal lichtbundels Reactietijd in ms
(AAN naar UIT):
Reactietijd in ms (UIT naar AAN):
Reactietijd in ms (UIT naar AAN):
Reactietijd in ms (UIT naar AAN):
Reactietijd in ms (UIT naar AAN):
Voor 2 sets:
Voor 3 sets:
De reactietijd voor master - slave typen wordt als volgt berekend:
Reactietijd (AAN naar UIT): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van lichtscherm 2 + 3 ms
Reactietijd (UIT naar AAN): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van lichtscherm 2 + 12 ms
Reactietijd (AAN naar UIT): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van lichtscherm 2 + reactietijd van lichtscherm 3 + 4 ms
Reactietijd (UIT naar AAN): Reactietijd van lichtscherm 1 + reactietijd van lichtscherm 2 + reactietijd van lichtscherm 3 + 16 ms
De reactietijd van F3SP-B1P is 10 ms, de bedrijfstijd is 100 ms.
Opmerking Als de controller F3SP-B1P in het veiligheidscircuit is opgenomen, berekent u
de veiligheidsafstand door de reactietijden van de controller en F3SN bij elkaar op te tellen.
13
Page 25
Nominale gegevens en prestaties Hoofdstuk 1-3
14
Page 26
HOOFDSTUK 2
Installatie- en afstellingsprocedures
2-1 Installatievoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
2-1-1 Detectiezone en intrusiebaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
2-1-2 Veiligheidsafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
2-1-3 Afstanden vanaf reflecterende oppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
2-1-4 Onderlinge interferentie voorkomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2-2 Afmetingstekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
2-3 Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
2-3-1 Unit monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
2-3-2 Afmetingstekening van de montagebeugel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
2-4 Bedrading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
2-4-1 Voedingseenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
2-4-2 Bedradingsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
2-4-3 Bedradingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
2-4-4 Afstellingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
2-5 Controlelijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
15
Page 27
Installatievoorwaarden Hoofdstuk 2-1

2-1 Installatievoorwaarden

2-1-1
Detectiezone en intrusiebaan
!WAARSCHUWING
Gebruik de F3SN-A niet op machines die in noodsituaties niet met een noodstop­knop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met een koppe­lingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
Een correcte configuratie van het besturingscircuit is vereist tussen de F3SN-A en de machine die wordt gebruikt in de modus PSDI (apparaat voor het starten van aanwezigheidsdetectie). Zie OSHA1910.217, IEC61496-1 en andere toepasselijke normen en bepalingen voor meer details over PSDI.
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan zodat u eerst door de detec­tiezone van de F3SN-A heen moet lopen voordat u een gevaarlijk gedeelte van de machine kunt bereiken. Monteer de F3SN-A zodanig dat bij werkzaamheden aan gevaarlijke delen van de machine sommige lichaamsdelen van de operator binnen de detectiezone blijven.
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van personen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaarlijke gebied te bedie­nen.
Gebruik de F3SN-A niet in ontvlambare of explosieve omgevingen. In dergelijke omgevingen kan de F3SN-A een explosie veroorzaken.
De F3SN-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die uit het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische beveili­gingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel gevaarlijke voorwerpen.
Monteer de F3SN-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnector vast.
Correcte installatie
Onjuiste installatie
Gevaarlijke gedeelten van de machine zijn alleen bereikbaar via de detectiezone.
Gevaarlijk gedeelten van een machine
A hazardous part of a machine c an
kunnen worden bereikt zonder door de
be reached without passing
detectiezone van het lichtscherm te
through the sensor detection zone.
Sommige lichaamsdelen van degene die de machine bedient, blijven binnen de detectiezone.
Een werknemer bevindt zich
Een werknemer bevindt zich tussen
A worker is between the s ens or
tussen de detectiezone van de
de detectiezone van de sensor en
detection zone and a hazardous
sensor en een gevaarlijk
een gevaarlijk gedeelte van een
part of a machine.
gedeelte van een machine.
machine.
16
Page 28
Installatievoorwaarden Hoofdstuk 2-1
2-1-2
Veiligheidsafstand
!WAARSCHUWING
Houd altijd een veiligheidsafstand (S) aan tussen de F3SN-A en een gevaar­lijk gedeelte van een machine. Als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
De 'veiligheidsafstand' is de minimumafstand die moet worden aangehouden tussen de F3SN-A en een gevaarlijk gedeelte van een machine, zodat de machine stopt voordat deze door iets of iemand wordt bereikt. De veiligheid­safstand wordt berekend op basis van de volgende vergelijking wanneer een persoon zich loodrecht op de detectiezone van een lichtscherm beweegt.
Veiligheidsafstand (S) = intrusiesnelheid in de detectiezone (K) x totale reactietijd voor de machine en het lichtscherm (T) + extra afstand berekend op basis van het detectievermo­gen van het lichtscherm (C) ... (1)
De veiligheidsafstand kan afhankelijk van de nationale normen en individuele machine-instellingen verschillen. Zorg dat u de juiste normen en standaardin­stellingen raadpleegt.
De vergelijking wordt ook anders als de richting van de intrusie niet loodrecht op de detectiezone van het lichtscherm staat.
<Verwijzing> Methode voor het berekenen van de veiligheidsafstand volgens de Europese norm EN999 (voor intrusies loodrecht op de detectiezone).
[Detectievermogen 40 mm of minder]
Veiligheidsafstand
Middellijn bundel
Gevaarlijk gedeelte
Richting van binnenkomst
Detectiezone
Vervang K = 2.000 mm/s en C = 8 (d - 14 mm) in de vergelijking (1) en voer de berekening uit op de onderstaande wijze.
S = 2000 mm/s x (Tm + Ts) + 8 (d - 14 mm) ......(2)
Waarbij:S = veiligheidsafstand (mm)
Tm = reactietijd machine (s) *1 Ts = reactietijd lichtscherm (s) *2 d = detectievermogen van het lichtscherm (mm)
Voorbeeld:
Tm = 0,05s, Ts = 0,01s, d =14 mm: S = 2.000 mm/s x (0,05s + 0,01s) + 8 (14 mm - 14 mm)
= 120 mm
Gebruik S = 100 mm als het resultaat van de vergelijking (2) minder is dan 100 mm.
Voer de berekening opnieuw uit met K = 1.600 mm/s als het resultaat meer dan 500 mm bedraagt.
S = 1.600 mm/s x (Tm + Ts) + 8 (d - 14 mm) ......(3)
Gebruik S = 500 mm als het resultaat van de vergelijking (3) minder is dan 500 mm.
17
Page 29
Installatievoorwaarden Hoofdstuk 2-1
[Detectievermogen: meer dan 40 mm]
Vervang K = 1.600 mm/s en C = 850 mm in de vergelijking (1) en voer de berekening uit op de onderstaande wijze.
S = 1.600 mm/s x (Tm + Ts) + 850 …(4) Waarbij:S = veiligheidsafstand (mm)
Tm = reactietijd machine (s) *1 Ts = reactietijd lichtscherm (s) *2
Voorbeeld:
Tm = 0,05s, Ts = 0,01s: S = 1.600 mm/s x (0,05s + 0,01s) + 850mm
= 946 mm
1. De reactietijd van de machine heeft betrekking op de maximale tijd vanaf het moment dat de machine een stopsignaal krijgt tot het moment waarop het gevaarlijke gedeelte van de machine stopt. De reactietijd van de ma­chine moet op de desbetreffende machine worden gemeten. De reactietijd van de machine moet regelmatig worden gemeten en goedgekeurd.
2. De reactietijd van het lichtscherm heeft betrekking op de tijd die de uitgang nodig heeft om van AAN naar UIT te schakelen.
<Verwijzing> Methode voor het berekenen van de veiligheidsafstand conform ANSI B11.19 (VS).
Veiligheidsafstand (S)= intrusiesnelheid in de detectiezone (K) x reactietijd
(Ts + Tc + Tr + Tbm) + extra afstand (Dpf) ...(5)
Waarbij: K = intrusiesnelheid (de aanbevolen waarde in de OSHA-norm
is 1.600 mm/s) ANSI B11.19 definieert geen intrusiesnelheid (K). Tijdens
het bepalen van K moet met alle mogelijke factoren reke­ning worden gehouden, ook de fysieke kenmerken van de
operator. Ts = tijd die de machine nodig heeft om te stoppen (s) Tr = reactietijd (s) van F3SN-A *1 Tc = maximale reactietijd die het besturingssysteem van de
machine nodig heeft om te remmen Tbm = extra tijd (s)
Als de machine is voorzien van een remregeling: Tbm = de insteltijd van de remregeling - (Ts + Tc). Als de machine niet is uitgerust met een remregeling, is het raadzaam om als extra tijd een waarde te bepalen van meer dan 20% van (Ts + Tc).
Dpf = extra afstand. Dpf wordt op basis van de ANSI-norm als
volgt berekend. Dpf = 3,4 x (d - 7,0): d is het detectievermogen van het licht-
scherm (mm).
Voorbeeld: Als: K = 1.600 mm/s, Ts + Tc = 0,06 s,
insteltijd remregeling = 0,1s, Tr = 0,1s, d = 14 mm,
Uit vergelijking (5):
Tbm = 0,1 – 0,06 = 0,04s Dpf = 3,4 x (14-7,0) = 23,8mm S = 1.600 x (0,06+0.1-0,04)+23,8 = 215,8mm
1. De reactietijd van het lichtscherm heeft betrekking op de tijd die de uitgang nodig heeft om van AAN naar UIT te schakelen.
18
Page 30
Installatievoorwaarden Hoofdstuk 2-1
2-1-3
Afstanden vanaf reflecterende oppervlakken
!WAARSCHUWING
Installeer de F3SN-A om de effecten van reflectie vanaf omringende oppervl­akken tot een minimum te beperken. Als er geen rekening met deze effecten wordt gehouden, kan er ernstig letsel ontstaan.
Installeer de F3SN-A met de hieronder aangeduide minimumafstand D van reflecterende oppervlakken (zeer reflecterende oppervlakken) zoals metalen wanden, vloeren, plafonds en werkvlakken.
Reflecterend oppervlak
D
5
Ontvanger
5
Zender
Reflecterend plafond
D
Ontvanger
Zender
Detectiezone
L
L
D
Reflecterende vloer
Afstand tussen zender en ontvanger (werkingsbereik L)
0,2 tot 3 m 0,13 m
meer dan 3 m L/2 x tan5°= L x 0,044 (m)
Opmerking De effectieve openingshoek van de F3SM-A bedraagt ±2,5°(als L>3m), zoals
gedefinieerd in IEC61496-2. Desondanks dient u van een effectieve ope­ningshoek van ±3° uit te gaan en F3SN-A op een afstand van de reflecter­ende oppervlakken te installeren. Ook dient u tijdens de installatie rekening te houden met de verschillen tussen de bundels.
Minimaal toegestane installatieafstand D
19
Page 31
Installatievoorwaarden Hoofdstuk 2-1
2
2-1-4
Onderlinge interferentie voorkomen
!WAARSCHUWING
Het settype van de zender en ontvanger moet overeenkomen.
De F3SN-A mag niet in een reflecterende configuratie worden gebruikt, omdat het detecteren in dat geval kan mislukken.
Plaats bij gebruik van meerdere F3SN-A-sets lichtonderbrekingspanelen om onderlinge interferentie te voorkomen.
1. Master - slave schakeling (maximaal 3 sets, 240 bundels, master - slave type)
Meerdere sets van de F3SN-A kunnen in serie worden geschakeld.
Correct
Zender 1
Kabel
Cable
F39-JCR2B
Cable
F39-JCR2B
of F39-JC3B
F39-JCR2B
or F39-JC3B
or F39-JC3B
Zender 2
Emitter2
Emitter1
Emitter1
Emitter2
<Correct>
Ontvanger 2
<Correct>
Ontvanger 1
Receiver1
Receiver1
Receiver2
Receiver2
Ontvanger
Receiver
Receiver
Zender
Emitter
Emitter
Fout
Fout
<Incorrect>
Zender 1
Emitter1
Emitter1
Ontvanger 2
Receiver2 Emitter2
Receiver2 Emitter2
Schakel nooit zenders en ontvangers
Do not series-connect an emitter to
Do not series-connect an emitter to
in serie. Hierdoor zal een geblokkeer-
an receiver. An lockout status
an receiver. An lockout status
de status optreden.
occurs.
occurs.
<Incorrect>
Ontvanger 1
Receiver1
Receiver1
<Incorrect>
Zender 1
Emitter1 Receiver2
Emitter1 Receiver
Zender 2
Emitter2
Emitter2
Zender 2
Plaats nooit zenders en ontvangers van
Do not install an emitter and an receiver
verschillende typen tegenover elkaar.
Do not install an emitter and an receiver
facing each other when their types are
Hierdoor zal een geblokkeerde status op-
facing each other when their types are
different. An lockout status occurs or
different. An lockout status occurs or
treden of de detectie onmogelijk worden.
detection becomes impossible.
detection becomes impossible.
<Incorrect>
Ontvanger 2
Ontvanger 1
Receiver1
2. Niet master - slave geschakeld Als u twee of meer lichtschermen installeert zonder deze onderling te ver-
binden, dient u veiligheidsmaatregelen te nemen om onderlinge interferen­tie te voorkomen. Als u dat niet doet, kan de F3SN-A in de geblokkeerde status gaan.
Receiver1
20
Page 32
Installatievoorwaarden Hoofdstuk 2-1
• Installaties die onderlinge interferentie kunnen veroorzaken
Zender1
Zender1
Zender2
Fout
Ontvanger1
Fout
Zender2 Ontvanger2
Ontvanger1
Ontvanger2
Zender1
Zender2
Fout
Ontvanger1
Ontvanger2
• Installatie ter voorkoming van onderlinge interferentie Installeer de twee lichtschermen zodanig dat deze licht uitstralen in de te-
genovergestelde richtingen (verspringend).
Zender 1Ontvanger 1
Correct
Ontvanger 2Zender 2
Correct
Ontvanger 1Zender 1
Correct
Zender 1Ontvanger 1
Ontvanger 2Zender 2
• Installeer een lichtonderbrekende wand tussen de sensoren.
Correct
Zender1
Ontvanger1
Zender2 Ontvanger2
Zender 2Ontvanger 2
21
Page 33
Afmetingstekeningen Hoofdstuk 2-2
Installeer de lichtschermen op installatieafstand van elkaar om onderlinge interferentie te voorkomen.
Correct
Zender
Emitter
Zender
Emitter Receiver
<Correct>
D
Ontvanger
Ontvanger
Receiver
Correct
<Correct>
D
L
Ontvanger
Ontvanger
6
Zender
Emitter Receiver
6
Zender
Emitter Receiver
2-2
Afstand tussen zender en ontvanger (werkingsbereik L)
0,2 tot 3 m 0,26 m
meer dan 3 m L x tan5°=

Afmetingstekeningen

De afmetingen kunnen afhankelijk van het type worden berekend met behulp van de volgende vergelijkingen.
F3SN-AP14-serie
Afmeting C2 (beveiligingshoogte) 4 cijfers in de typenaam Afmeting A = C2 + 86 Afmeting B = C2 + 54 Afmeting D = 15,5 Afmeting E = C2 – 9 Afmeting F: zie onderstaande tabel.
Beveiligingshoogte (C2) Aantal middenmontagebeugels Afmeting F (*1)
Maximaal 0620 0
0621 ... 1.125 1 F = B / 2
Minimaal toege­stane installatieaf­stand D
L x 0,088 (m)
22
Andere series
Afmeting C1 (beveiligingshoogte): 4 cijfers in de typenaam Afmeting A = C1 +64 Afmeting B = C1 +32 Afmeting D = 18,5 Afmeting E = C2 -37 Afmeting F: zie onderstaande tabel.
Beveiligingshoogte (C1)
maximaal 0640 0
0641 tot 1.280 1 F = B / 2
1.281 tot 1.822 2 F = B / 3
Aantal middenmontagebeugels Afmeting F (zie opmerking)
Opmerking Als de waarde F die uit de bovenstaande vergelijking is verkregen, niet wordt
gebruikt, stelt u F in op 670 mm of minder.
Page 34
Afmetingstekeningen Hoofdstuk 2-2
Zijmontage (bijv.: zender)
2 montagebeugels
2-Mounting brackets
6.5
6.5 dia.
2 montagegaten
2-Mounting holes
28
27 22
5.5
9.25
15
38
(41.8)
2 montagebeugels
2-Mounting holes
M5 zelfheffende
zeskantschroef
M5 Up-set hexagon bolt
Middenmontagebeugel
Intermediate bracket
F3SN-AP-01
Connectorafdekking
Connector cap
Ø
30
11
(16)
8
2
A
B
C1(Protective height)
C1 (beveiligingshoogte)
F
14
20.8
17.3
30
E
27
C2(Protective height)
C2 (beveiligingshoogte)
Licht­bundel
Beam
Montageschroefgaten
Mounting screw holes
4 x M5
2 x M5
2-M5
20
4-M5
22
2 x M5
2-M5
B
F
4 montagegaten
4-Mounting holes
2 montagegaten
2-Mounting holes
5.5
13.5
1
15
D
11
16
16.9
20
9
Ø
9 dia.
30
32
45
23
Page 35
Afmetingstekeningen Hoofdstuk 2-2
De volgende figuren bevatten alleen afmetingen die afwijken van die van de F3SN-AP
•F3SN-AP-01
Connectorafdekking
Connector cap
M12 Waterbestendige connector
M12 Waterproof connector
20.8
17.3
14
•F3SN-AP-02
44.7
400
7 dia.
M12 Waterbestendige connector
M12 Waterproof
24
Page 36
Afmetingstekeningen Hoofdstuk 2-2
Montage aan achterkant (bijv.: zender)
F3SN-AP
De afmetingen kunnen afhankelijk van het type worden berekend met behulp van de volgende vergelijkingen.
F3SN-APP14 serie
Afmeting C2 (beveiligingshoogte) 4 cijfers in de typenaam Afmeting A = C2 + 86 Afmeting B = C2 + 54 Afmeting D = 15,5 Afmeting E = C2 – 9 Afmeting F: zie onderstaande tabel
Other series
Afmeting C2 (beveiligingshoogte) 4 cijfers in de typenaam Afmeting A = C2 + 86 Afmeting B = C2 + 54 Afmeting D = 15,5 Afmeting E = C2 – 9 Afmeting F: zie onderstaande tabel
*1. Als de waarde F die uit de bovenstaande vergelijking is verkregen, niet wordt gebruikt, stelt u F in op 670 mm of minder.
Beveiligingshoogte
(C2)
Aantal midden-
montagebeugels
tot 0620 0
0621 tot 1125 1 F = B / 2
Beveiligingshoogte
(C1)
tot 0640 0
0641 tot 1280 1 F = B / 2
1281 tot 1822 2 F = B / 3
Aantal midden-
montagebeugels
Afmeting F (*1)
Afmeting F (*1)
Middenmontage-beugel
Intermediate bracket
M5 zelfheffende zeskantschroef
M5 Up-set hexagon bolt
30
Montageschroefgaten
2 montagebeugels
2-Mounting brackets
2 montagegaten
2-Mounting holes
E
(41.8)
2 montage-
2-Mounting
C1 (beveiligingshoogte)
C2 (beveiligingshoogte)
gaten
holes
6.5 dia.
30
28
27
22
5.5
9.25
15
38
(16)
2
8
B
Mounting screw holes
4-M5
22
2-M5
A
20
2-M5
B
Licht-
Licht- bundel
bundel
Beam
F
F
M12 Waterbestendige connector
M12 Waterproof connector
1
15
13.5
11
D
32
45
46.9
4 montagegaten
4-Mounting holes
2 montagegaten
2-Mounting holes
5.5
16
20 30
9 dia.
25
Page 37
Afmetingstekeningen Hoofdstuk 2-2
De volgende figuren bevatten alleen afmetingen die afwijken van die van de F3SN-AP
•F3SN-AP-01
Connectorafdekking
Connector cap
14
20.8
17.3
M12 Waterbesten-
M12 Waterproof
dige connector
connector
•F3SN-AP-02
44.7
400
7 dia.
M12 Waterbestendige connector
26
Page 38
Montage Hoofdstuk 2-3
2-3
2-3-1

Montage

Unit monteren
Zorg dat de kabel van de F3SN-A een buigradius van R = 36 (mm) of meer heeft. Als dit niet het geval is, zou de kabel kunnen uitvallen.
Connectorkabel
Connector cable
R36
80mm or more
80 mm of meer
R36
Connectorkabel
Connector cable
In de onderstaande afbeelding wordt de bevestiging van de montagebeugels voor de zender en ontvanger aangebracht.
Ook wordt aangeduid hoe de middenmontagebeugel moet worden gemon­teerd en waar de schroefgaten voor montage van de beugels moeten worden aangebracht.
80mm or more
80 mm of meer
Montageschroefgaten
Mounting screw holes
Zender
Montageschroefgaten
Mounting
screw holes
Ontvanger
27
Page 39
Montage Hoofdstuk 2-3
2-3-2
Afmetingstekening van de montagebeugel
Montagebeugel (boven en onder)
6.5 dia.
6.5
Ø
14
24
9 dia.
9
Ø
20
4 - 30 graden
14.2 dia.
14.2
22 dia.
8-R2.15
4-30 deg.
Ø
4.3
30
Montagebeugel (middel)
Configuratie voor montage aan achterzijde
5.5
2
9.25
13.5
45
30
R = 2 of minder
R2 or less
Materiaal: koolstaal
25
11
16
2
1
27
17
10
22
30
42
22
16
18
Middenmontagebeugels (2)
30
Intermediate bracket(2)
M5 x 8 beugelbevestigingsschroeven
2.3
33
M5x8 Bracket fixing screw
Middenmontagebeugels (3)
6 x M4 veiligheidslichtschermbe­vestigingsschroeven
Intermesiate bracket(3)
13.75
38
15
M4x6 Sensor fixing screw
11
20
22
5.5
6.5
6.5 dia.
9 dia.
9
Ø
5.5
Ø
13
11
21.25
16
Materiaal: koolstaall
28
Page 40
Montage Hoofdstuk 2-3
Configuratie voor montage aan achterzijde
Procedure voor opbouw bij gebruik van de meegeleverde montagebeugels
1. Bevestig de onderste beugel (zijde met voedingsstekker) aan een wand of zuil.
2. Bevestig de middenmontagebeugel (3) aan een wand of zuil.
(3)
Opmerking De middenmontagebeugel (3) van de ontvanger wordt onder-
steboven gemonteerd ten opzichte van de middenmontagebeu­gel van de zender.
3. Lijn de middenmontagebeugel (2) uit ten opzichte van het uitsteeksel van de middenmontagebeugel (1) aan de achterzijde van het lichtscherm en draai de meegeleverde schroef (M4x6) iets aan.
(2)
Opmerking Monteer de middenmontagebeugel (2) in dezelfde richting (omh-
oog of omlaag) als de middenmontagebeugel (3).
29
Page 41
Montage Hoofdstuk 2-3
4. Plaats de connector van de lichtschermkabel in de onderste beugel.
5. Verplaats middenmontagebeugel (2) om deze in hoogte met middenmon­tagebeugel (3)(5-a) uit te lijnen en draai de schroef (M4x6)(5-b) goed aan.
5-a
(3)
(2)
Opmerking Voer deze stap uit voordat u de bovenste beugel (zijde met de
kap) monteert.
5-b
6. Na het uitlijnen van middenmontagebeugel (2) met middenmontagebeugel (3) in de richting waarin u het lichtscherm hebt gemonteerd, de meegele­verde schroef (M5x8) iets aandraaien. De middenmontagebeugels (2) en (3) worden gemonteerd op de volgende drie manieren: 6-a, 6-b, 6-c.
6-a
6-b
6-c
7. Lijn de bovenste beugel (zijde met de kap) uit met het ronde gat in de kap en bevestig deze aan een wand of zuil.
30
8. Plaats twee meegeleverde schroeven (M4x8) zowel in de bovenste als in de onderste beugel en draai de schroeven iets aan (8-a, 8-b). (De onder­staande afbeelding toont de montage van opzij.)
8-a
8-b
Page 42
Montage Hoofdstuk 2-3
9. Stel de torsiehoek van het lichtscherm zodanig af dat de vijf lichtinvalniveau­indicators oplichten.
10. Zet de onderste en bovenste beugels goed vast.
11. Zet vervolgens de middenmontagebeugels goed vast.
Hiermee is de procedure voor montage van het lichtscherm voltooid.
[Montage aan achterkant] [Montage aan zijkant]
Bovenste beugel
Middenmontagebeugel (3)
Middenmontagebeugel (2)
Onderste beugel
Zendop­pervlak
31
Page 43
Bedrading Hoofdstuk 2-4
2-4

Bedrading

!WAARSCHUWING
Sluit de uitgangen naar de +24V niet kort. Hierdoor zou de uitgang altijd AAN blij­ven, waardoor gevaar kan onstaan. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorzie­ning rechtstreeks met de aardlekbeveiliging om aardfouten te voorkomen. Als u dit niet doet, kunnen de uitgangen door de aardingsfout AAN blijven. (Hoofdstuk 2-4)
Sluit belastingen aan tussen de uitgang en 0V-lijn. (PNP-uitgang) Als u belastin­gen aansluit tussen de uitgang en de +24V-lijn, wordt de bedrijfsmodus omge­keerd en is de machine AAN in geval van een lichtonderbreking.
Gebruik altijd twee uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat om het veiligheidssysteem te configureren. Als slechts één uitgangssignaal-omschakelapparaat van het veiligheidssysteem wordt gebruikt, kan bij storingen in een uitgangscircuit ernstig letsel optreden.
Verbind geen enkele van de F3SN-A lijnen met een DC-voedingseenheid met meer dan 24 VDC +10% of een AC-voedingseenheid. Hierdoor voorkomt u het gevaar van elektrische schokken.
F3SN-A
Ontvanger
Receiver
(Correct)
(Correct) (Incorrect)
bruin
Brown
groen, wit
Green, White
B
blauw
Blue
ELASTING
Load
+24V
0V
F3SN-A
Ontvanger
Receiver
(Fout)
bruin
Brown
B
groen, wit
Green, White
blauw
Blue
ELASTING
Load
+24V
0V
2-4-1 Spanningsvoorzieningseenheden
Voor conformiteit van de F3SN-A met de toepasselijke normen IEC 61496-1 en UL 508 moeten de DC-voedingseenheden aan alle onderstaande voor­waarden voldoen.
• De voedingsspanning moet binnen de gespecificeerde waarden liggen (24 VDC ± 10 %).
• De voedingseenheid wordt uitsluitend verbonden met de F3SN-A en apparaten die verband houden met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SN-A, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten. De voedingseen­heid mag niet worden verbonden met andere apparaten of machines.
• De voedingseenheid wordt voorzien van een dubbele of beschermende isolatie tussen de primaire en secundaire circuits.
• De voedingseenheid reset automatisch de beveiligingskarakteristieken van overstroom (spanningsdalingen).
• De voedingseenheid handhaaft het uitgangsniveau gedurende ten minste 20 ms.
• De FG-aansluitklem (aarding frame) moet bij gebruik van een in de han­del verkrijgbare spanningsstabilisator met de PE-aansluitklem (aardlek­beveiliging) worden verbonden.
• De voedingseenheid moet beschikken over de uitgangskenmerken van een klasse 2-circuit met begrensde spanning/stroom, zoals gedefinieerd in UL 508 (zie de opmerking).
• De voedingseenheid moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en nor­men inzake EMC en de veiligheid van elektrische apparatuur in het land waar de F3SN-A wordt geïnstalleerd en de machines zullen worden gebruikt. Voorbeeld: De EMC-richtlijn (voor industriële omgevingen) en de richtlijn voor laagspanning in de EU.
32
Page 44
Bedrading Hoofdstuk 2-4
Opmerking Om brand te voorkomen, moet de voedingseenheid conform UL 508 voldoen
aan de volgende eis (1) of (2) met betrekking tot het secundaire circuit.
1. De voedingseenheid bevat een circuit met begrensde spanning/stroom, geleverd door een isolerende bron, zoals de secundaire spoel van een iso­lerende transformator. In het circuit met begrensde spanning/stroom wordt
• de beschikbare stroom beperkt tot maximaal 8 A (ook in geval van kortsluiting), of er wordt
• een secundaire zekering of andere soortgelijke beveiliging voor het secundaire circuit gebruikt om de beschikbare nominale stroom te be­perken tot 4,2 A (voor de voedingsspanning van 24 VDC).
Aanbevolen voedingseenheid:
S82K (type van 15 W, 30 W, 50 W of 90 W) gefabriceerd door OMRON. Certificaat voor UL-vermelding (UL 508, klasse 2-uitvoer) en CE-markering
(EMC- en laagspanningsrichtlijnen).
2. De voedingseenheid bevat een circuit volgens klasse 2, dat wordt gevoed door een isolerende bron die voldoet aan de eisen in de norm voor vo­edingseenheden voor klasse 2, UL 1310, of de eisen in de norm voor transformators van klasse 2 en klasse 3, UL 1585.
33
Page 45
Bedrading Hoofdstuk 2-4
2-4-2
Bedradingsschema
Uitsluitend lichtscherm
Bedrading voor de handmatige reset-modus en de externe-relaisbewakingsfunctie
Ontvanger
Ontvangerkabel
Zenderkabel
(rood)
Zender
RS-485 (grijs)
RS-485 (roze)
0 V (blauw)
Afscherming
Open
Reset-ingang (geel)
Testingang (groen)
Opmer-
king 1
Opmer-
king 1
+24 V (bruin)
Vergrendelingskeuze-ingang
(wit)
S1: Externe-testschakelaar S2: Vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar K1, K2: relais voor regeling van de gevaarlijke zone, enzovoort K3: Belasting, PLC, enzovoort (gebruikt voor bewaking)
Bedrading voor de Automatische reset-modus
Zender
(rood)
Vergrendelingskeuze-
ingang (wit)
+24 V (bruin)
Open
Afscherming
0 V (blauw)
Open
Testingang (groen)
Reset-ingang (geel)
0 V (blauw)
Uitgangssignaal-omscha-
kelapparaat 2 (wit)
Afscherming
+24 V (bruin)
Ingang externe relaisbe-
waking (rood)
Hulpingang (geel)
Uitgangssignaal-omscha-
kelapparaat 1 (groen)
Opmerking 1: gebruik een schakelaar die kleine bela­stingen kan toepassen.
Bedrading als de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt
Als de externe relaisbewaking niet nodig is:
1) gebruik de F39-MC11 om de externe relaisbewaking uit te schakelen, of
2) als de hulpuitgang zich in de "uitgangsmodus Donker-AAN" bevindt, moeten de lijnen volgens de onderstaande afbeelding worden aanges loten om de externe relaisbewaking uit te schakelen.
Ontvanger
34
Opmer-
king 1
Opmer-
king 1
S3: blokkeringsreset-schakelaar Als de schakelaar niet nodig is, dan aansluiten tussen de reset-ingang en +24 VDC.
+24 V (bruin)
Ingang externe relaisbe-
waking (rood)
Opmerking 2
Uitgangssignaal-
omschakelapparaat
(groen)
Hulpuitgang (geel)
Opmerking 2: als de K3 niet nodig is, sluit u de hulpuitgang alleen aan op de ingang van de externe relaisbewaking.
Page 46
Bedrading Hoofdstuk 2-4
Combinatie met de F3SP-B1P
Bedrading voor de handmatige reset-modus en de externe-relaisbewakingsfunctie
Wiring for the Manual reset mode and the EDM function
Zender
Zenderkabel
Emitter cable
F39-JC B-L
Emitter
Ontvanger
Receiver
Ontvangerkabel
Receiver cable F39-JC B-D
24VDC
+
A1
Vergrende-
Interlock
lingskeuze
selection
Uitgangssignaalom­schakelapparaat 1
OSSD1 OSSD2
K1 K2
A2
F3SP-B1P
Bedrading voor de Automatische reset-modus
Wiring for the Auto reset mode
S1
S3
Opmer-
(Note1)
king 1
Opmer-
(Note1)
king 1
X1H1J1L1H1
Opmer-
(Note1)
king 1
Test
Uitgangssignaalom­schakelapparaat 2
(Opmerking 2)
(Note2)
Opmerking 1: gebruik een schakelaar die kleine belastingen kan toepassen. Opmerking 2: als de externe relaisbewaking niet nodig is, sluit u T31 en T32 kort.
S1
S2
Opmer-
(Note1)
king 1
X1H1J1L1H1
Reset
Reset
K1
K2
Hulpuit-
gang
EDM Auxiliary
T31PET32
KM1
KM2
S1: externe-testschakelaar S2: blokkeringsreset-schakelaar K1, K2: relais voor regeling van de gevaarlijke zone, enzovoort K3: belasting, PLC, enzovoort (gebruikt voor bewaking)
Note1: Use a switch which can apply small load. Note2: If the EDM is not necessary, short-circuit T31 and T32.
P1 14
K3
S1: External test switch S2: Interlock/Lockout reset switch KM1, KM2: Relay that control the dangerous zone, etc. K3: Load, PLC, etc. (Used for monitoring)
24
KM1 KM2
41332313
42
34
Vergrende-
Interlock
lingskeuze
selection
S3: blokkeringsreset-schakelaar
S3: Lockout reset switch
(Als de schakelaar niet nodig is, dan aansluiten tussen X1 en H1.)
(If the swithch is not necessary, connect between X1 and H1.)
Test
Reset
Reset
35
Page 47
Bedrading Hoofdstuk 2-4
2-4-3
Bedradingsprocedures
1. Verbind de zenderkabel (optionele F39-JC-L met grijze buitenmantel) met de zender.
2. Verbind de ontvangerkabel (optionele F39-JC-D met zwarte buiten­mantel) met de ontvanger.
3. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorziening rechtstreeks met de aard­lekbeveiliging (PE).
Opmerking Let erop dat u de 0V-lijn goed aansluit. Als u dat niet doet, kan de F3SN-A
worden beschadigd. Controleer de kleur van de kabels en buitenmantels (zender: grijs, ontvanger: zwart). Door de juiste kleuren worden incorrecte aansluitingen voorkomen.
Connector (aan kant van hoofdunit)
Vooraanzicht Pennr. Signaalnaam Draadkleur
Ontvanger Zender
1 Uitgangssignaal-
2 +24 VDC +24 VDC Bruin
3 Uitgangssignaal-
4 Hulpuitgang Reset-ingang (RESET) Geel
5 RS-485 (A) RS-485 (A) Grijs
6 RS-485 (B) RS-485 (B) Roze
7 0 V 0 V Blauw
8 Ingang van de externe
omschakelapparaat 2
omschakelapparaat 1
relaisbewaking
Vergrendelingskeuze­ingang (INTERLOCK)
Testingang Groen
Rustcontact Rood
Wit
Connectorkabel met enkel uiteinde (F39–JC
40.7
14,9 dia.
M12 waterdichte connector
Eenheid: mm
Type (setnaam) Voor zender Voor ontvanger L
F39-JC3A F39-JC3A-L
F39-JC3A F39-JC7A-L F39-JC7A-D 7000
F39-JC10A F39-JC10A-L F39-JC10A-D 10.000
F39-JC15A F39-JC15A-L F39-JC15A-D 15.000
L *
Ronde kabel met vinyl geïsoleerd, 6,6 mm dia. met 8 draden (4 paarsgewijs getwiste draden) (draaddoorsnede: 0,3 mm² / buitendiameter van isolatie: 1,15 mm dia.) Standaardlengte L
* L = 3, 7, 10, 15 m
Grijze buitenmantel
A optioneel)
F39-JC3A-D
Zwarte buitenmantel
3000
36
Page 48
Bedrading Hoofdstuk 2-4
Connectorkabel met dubbel uiteinde voor master - slave schakeling en aansluiting op de F3SP-B1P (F39–JCB, optioneel)
40.7
14,9 dia.
Ronde kabel met vinyl geïsoleerd, 6,6 mm dia. met 8 draden (4 paarsgewijs getwiste draden) (draaddoorsnede: 0,3 mm² / buitendiameter van isolatie: 1,15 mm dia.) Standaardlengte L
* L = 0,2, 3, 7, 10, 15 m
1
2
7
3
865
4
M12 Waterdichte connector
Eenheid: mm
Type (setnaam) Voor zender Voor ontvanger L
F39-JCR2B F39-JCR2B-L
F39-JC3B F39-JC3B-L F39-JC3B-D 3000
F39-JC7B F39-JC7B-L F39-JC7B-D 7000
F39-JC10B F39-JC10B-L F39-JC10B-D 10.000
Grijze bui­tenmantel
F39-JC15B F39-JC15B-L F39-JC15B-D 15.000
Opmerking niet bruikbaar voor serieschakeling.
Connectorkabel met dubbel uiteinde voor master - slave schakeling
en aansluiting op de F3SP-B1P (F39–JCB optioneel)
L *
F39-JCR2B-D
Zwarte bui­tenmantel
44.7
14,9 dia.
M12 Waterdichte connector
200
Opmerking:
Opmerking:
Opmerking:
Kleur behuizing: Grijs
Kleur behuizing: Grijs
M12 Waterbestendige connector
Met vinyl geïsoleerde ronde kabel, 6,6mm dia. 8 kernen (4 paarsgewijs getwiste draden) (geleiderdoorsnede: 0,3mm2/ isolatie buitendiameter: 1,15mm dia.
M12 Waterbestendige connector
Unit: m m
Type (setnaam) Voor zender Voor ontvanger L
F39-JCR2C F39-JCR2C-L F39-JCR2C-D 200
F39-JC1C F39-JC1C-L F39-JC1C-D 1000
Grijze buitenmantel
Zwarte buitenmantel
F39-JC3C F39-JC3C-L F39-JC3C-D 3000
F39-JC7C F39-JC7C-L F39-JC7C-D 7000
F39-JC10C F39-JC10C-L F39-JC10C-D 10000
F39-JC15C F39-JC15C-L
[Opmerking]:
Gebruik deze unit niet voor serieschakeling.
F39-JC15C-D
15000
Opmerking
Opmerking
Opmerking
Opmerking
Opmerking
Opmerking
37
Page 49
Controlelijst Hoofdstuk 2-5
2-4-4
[Procedures]
Afstellingsprocedures
1. Voorbereiding
• De optische oppervlakken van de zender en ontvanger moeten schoon zijn.
• In de detectiezone van de F3SN-A mogen zich geen objecten bevin­den die de lichtstralen onderbreken.
2. Stel de bundels van de zender af. Stel de torsiehoek van de zender af terwijl u op de lichtintensiteitniveau-
indicators let en de zender zodanig richt dat alle lichtintensiteitniveau-indi­cators oplichten.
3. Stel de ontvanger af. Stel de torsiehoek van de ontvanger af terwijl u op de lichtintensiteitniveau-
indicators let en de zender zodanig richt dat alle lichtintensiteitniveau-indi­cators oplichten.
4. Controleer of alle lichtintensiteitniveau-indicators oplichten.
5. Zet na afloop van de bovenstaande afstellingen alle beugels en montage­schroeven vast. Zorg er hierbij voor dat u de bundelafstelling van het licht­scherm niet wijzigt.
Type montagebeugel Schroefaanduiding
Montagebeugel (boven en onder)
Montagebeugel (midden)
en -lengte (mm)
M4×8 1,2 Nm
M4×6 1,2 Nm
M5×8 2,0 Nm
Aanhaalmoment
2-5
6. Als na de hiervoor beschreven afstelling van de ontvangerhoek geen van de lichtintensiteitniveau-indicators oplicht, controleert u of de zender en ontvanger parallel en op dezelfde hoogte zijn gemonteerd.

Controlelijst

Het volgende testlog moet door een gekwalificeerde persoon worden ingevuld.
Controleer de volgende punten om er zeker van te zijn dat de installatie correct is uitgevoerd.
1. De stop- en veiligheidsfuncties worden niet belemmerd door de structuur van de machine.
2. Intrusie in een gevaarlijk gedeelte van de machine is niet mogelijk zonder door de detectiezone van de F3SN-A te gaan.
3. Dankzij de beveiligingsopbouw wordt elke persoon die zich in het gevaar­lijke gebied begeeft, door de F3SN-A gedetecteerd.
4. De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar vrij van personen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaar­lijke gebied te bedienen.
5. De veiligheidsafstand is berekend. Berekende afstand: S = ( ) mm
6. De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand. Werkelijke afstand = ( ) mm
7. Er bevinden zich geen reflecterende oppervlakken in de directe omgeving.
38
Page 50
Controlelijst Hoofdstuk 2-5
Controleer de bedrading aan de hand van de volgende punten voordat u de stroom inschakelt.
1. De voedingseenheid wordt alleen verbonden met de F3SN-A en apparaten die verband houden met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SN-A, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale stro­om toereikend te zijn voor alle apparaten.
2. De voedingseenheid is een 24 VDC-unit die voldoet aan de EMC-richtlijn, de laagspanningsrichtlijn en de specificaties voor handhaving van het uit­gangssignaal.
3. De polariteit van de spanningsaansluiting is niet omgekeerd.
4. De zenderkabel is correct op de zender aangesloten en de ontvangerkabel correct op de ontvanger.
5. Er is een dubbele isolatie toegepast tussen de I/O-lijnen en mogelijke ge­varen (commerciële voedingseenheden en dergelijke).
6. De uitgangen zijn niet kortgesloten naar de +24V-lijn.
7. De belastingen zijn niet aangesloten op de +24V-lijn.
8. Geen van de lijnen is aangesloten op een commerciële voedingslijn.
9. Als er twee of meer units zijn gebruikt, moeten deze correct zijn aangeslo­ten of geïnstalleerd om onderlinge interferentie te voorkomen, of er moeten maatregelen worden genomen ter voorkoming van onderlinge interferentie.
Controleer de werking van de F3SN-A terwijl de machine buiten werking is.
1. De teststaaf is niet vervormd.
2. Er bevindt zich niets in de detectiezone. De voedingsspanningindicator en alle lichtintensiteitniveau-indicators lichten op binnen zes seconden na inschakeling van de F3SN-A.
3. Een teststaaf kan op elke positie in de detectiezone worden gedetecteerd. Met andere woorden: alle lichtintensiteitniveau-indicators gaan uit en de UIT­statusindicator blijft branden zo lang de staaf zich in de detectiezone bevindt. Leid de teststaaf door de detectiezone, zoals wordt getoond in de afbeelding.
Start
Opmerking 1: De omvang van het detectievermogen hangt af van het type
lichtscherm en de instelling voor floating blanking. Gebruik voor de inspectie een teststaaf met een juiste diameter. (Test­staaf wordt niet meegeleverd met de F3SN-AP70 / P70-01.) De diameter van de meegeleverde teststaaf is niet geschikt voor inspectie als de functie Floating blanking wordt gebruikt. Bereid de teststaaf met de juiste diameter voor. (Zie '1-2-7 Functie Floating blanking'.)
2: Wanneer de functie Fixed blanking wordt gebruikt, moet u er-
voor zorgen dat alle toegangen tot de uitgeschakelde detectie­zone worden geblokkeerd door beschermende structuren.
Stop
39
Page 51
Controlelijst Hoofdstuk 2-5
4. Indien de externe testfunctie wordt gebruikt:
5. Wanneer de testingangslijn met de 9 tot 24 VDC-lijn wordt kortgesloten, licht de UIT-statusindicator op.
6. Indien de functie Externe relaisbewaking wordt gebruikt:
7. Wanneer het lichtscherm wordt onderbroken en de ingangslijn van de ex­terne relaisbewaking wordt geopend, neemt het lichtscherm de geblok­keerde status aan.
8. Indien de functie Startvergrendeling wordt gebruikt:
9. Zelfs als het lichtscherm licht ontvangt na inschakeling van de stroom, blijft de UIT-statusindicator branden. Als de reset-ingang wordt geactiveerd, licht de AAN-statusindicator op.
10. Indien de functie herstartvergrendeling wordt gebruikt:
11. Wanneer het lichtscherm wordt onderbroken en vervolgens weer licht ont­vangt, blijft de UIT-statusindicator branden. Als de reset-ingang wordt ge­activeerd, licht de AAN-statusindicator op.
Stel de machine in werking en controleer of onder de onderstaande omstandigheden het gevaarlijke onderdeel stopt.
1. Het gevaarlijke gedeelte stopt onmiddellijk wanneer elk van de lichtbun­dels op de volgende 3 punten wordt onderbroken door de teststaaf in de de­tectiezone: direct voor de zender, direct voor de ontvanger, halverwege tussen de zender en ontvanger. (Gebruik een correcte teststaaf, zoals wordt beschreven in stap 3.)
2. Het gevaarlijke gedeelte blijft buiten werking zo lang de teststaaf zich binnen de detectiezone bevindt.
3. Het gevaarlijke gedeelte stopt wanneer de stroomtoevoer naar de F3SN-A wordt uitgeschakeld.
4. De gemeten totale reactietijd van de machine is korter dan de bereken­de tijd.
40
Page 52
Algemene specificaties
Dit hoofdstuk bevat algemene technische gegevens.
3-1 I/O-circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
HOOFDSTUK 3
41
Page 53
I/O-circuit Hoofdstuk 3-1
3-1

I/O-circuit

Ext. indicator-
Ext. indicator
uitgang
output
Belasting
Load
0V
4
7
Grijs
RS-485(A)
Grijs
Gray
Display
Display
Hoofdstroom-
Emitter
kring
main circuit
zender
6
5
Roze
PinkGray
RS-485(B)
Roze
Pink
6
5
Hoofdstroom-
Receiver
kring ontvanger
main circuit 2
2
Bruin
Brown
2
Groen
Green
3
Testingang (*1)
Test input (*1)
Wit
White
1
Vergrendelingskeuze-ingang
Interlock selection input(*2)
Geel
Yellow
4
Reset-ingang (*2)
Reset input (*2)
Blauw
Blue
7
Bruin
Brown
2
Rood
Red
8
Ingang externe relaisbewaking (*2)
EDM input (*2)
Groen
Green
3
OSSD 1
+24V
(*2)
0V
Ext. indicator-
Ext. indicator
uitgang
output
Belasting
Load
0V
8
7
Opmerking
Belasting
Load
Wit
White
1
Uitgangssignaal-
Hoofdstroom-
Receiver
kring ontvanger
main circuit 1
1
Display
Display
OSSD 2
Geel
Yellow
4
Hulpuitgang
Auxiliary output
Blauw
Blue
7
Belasting
Load
Belasting
Load
1. Open: normale lichtuitstraling. Aangesloten op +24 VDC: stopt lichtuitstraling
2. Zie bedradingsschema in hoofdstuk 2-4-2.
3. Het gedeelte dat met de stippellijn is omkaderd, is alleen van toepassing op de F3SN-AP-01.
De nummers in n duiden de pennummers van de connectoren aan. De nummers in c duiden de pennummers van de in serie geschakelde connectoren aan.
Uitgangsgolfvorm van uitgangen uitgangssignaal-omschakelapparaat
Zoals wordt geïllustreerd in onderstaande afbeelding, staan de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat tijdelijk UIT, zodat de zelftest voor het circuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat kan worden uitgevoerd ter­wijl het lichtscherm zich in de AAN-status bevindt. De circuitdiagnose van het uitgangssignaal-omschakelapparaat is correct wanneer dit UIT-signaal als resultaat wordt gegeven. Als het uitgangssignaal geen UIT-signaal bevat, stelt de ontvanger vast dat er sprake is van een storing in het uitgangscircuit of de bedrading en gaat naar de geblokkeerde status.
42
Page 54
I/O-circuit Hoofdstuk 3-1
Responstijd (AAN naar UIT)
Uitgangs­signaal­omschakel­apparaat
AAN
UIT
UIT-signaal
Circa 25 µs
160 ~ 200 µs
Bij gebruik van 2 lichtschermen
Aantal lichtschermen master - slave geschakeld
Geen master -
slave schakeling
2 lichtschermen 2 3 lichtschermen 3
Aantal UIT-signalen binnen de responstijd
1
De uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat staan AAN, zoals wordt geïllustreerd in de onder­staande figuur, zodat de zelftest voor het circuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat kan worden uitge­voerd wanneer het lichtscherm in de UIT-stand staat.
Controleer zorgvuldig de ingangsreactietijd van een machine die op de F3SN-A is aangesloten, zodat u er zeker van kunt zijn dat door het UIT-signaal geen storing in de machine zal optreden.
Uitgangs­signaal­omschakel­apparaat
AAN
UIT
Responstijd (AAN naar UIT)
AAN-signaal
Circa 130 µs
Bij gebruik van 2 lichtschermen
Aantal lichtschermen master - slave geschakeld
slave schakeling
Geen master -
2 lichtschermen 2 3 lichtschermen 3
Aantal AAN-signalen binnen de responstijd
1
43
Page 55
I/O-circuit Hoofdstuk 3-1
44
Page 56
HOOFDSTUK 4
Voorbeeldcircuits
In dit hoofdstuk worden voorbeelden van een motorbesturingssysteem met een F3SN-A beschreven.
4-1 Toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
45
Page 57
Toepassingen Hoofdstuk 4-1
4-1

Toepassingen

In deze sectie worden voorbeelden van een motorbesturingssysteem met een F3SN-A beschreven. Dit zijn systemen van categorie 4 (EN954-1).
Toepassing 1
Zender
Vergrende-
lings-
Vergrende-
keuze
lings-
keuze
Vergrende­lingskeuze
Uitgangssignaalom­schakelapparaat 1
Vergrende-
lings-
keuze
Vergrende-
lings-
Test
Uitgangssignaalom­schakelapparaat 2
Reset
Ontvanger
Hulpin-
gang
(geel)
UIT
S1: Externe-testschakelaar S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar KM1, KM2: Magnetisch relais (LP1D) KM3: Solid state relais (G3J) M: 3-fasen motor E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K) PLC: Logisch programmeerbare besturing (Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het veiligheidssysteem)
- Combinatie met de controller F3SP-B1P
- Handmatige reset-modus
- Met de functie Externe relaisbewaking
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Externe-testschakelaar (S1)
Reset SW (S2)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
K1, K2
maakcontact
KM1, KM2
maakcontact
K1, K2
verbreekcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
PLC-ingang 1
PLC-ingang 2
PLC-uitgang
Afhankelijk van de bedrijfs­modus van de hulpuitgang.
Toepassing 2
Afscherming
0V (bluauw)
Zender
(rood)
Open
Reset-ingang
(geel)
Testingang (groen)
Vergrendelingskeuze-
ingang (wit)
RS-485(A) (grijs)
RS-485(B) (roze)
+24V (bruin)
Ontvanger
0V (blauw)
Uitgangssignaal-om-
+24V (bruin)
Ingang externe
relaisbewaking (rood)
schakelapp. 2 (wit)
Hulpingang (geel)
Uitgangssignaal-omschakelapp. 2 (groen)
Afscherming
S1: Externe-testschakelaar
UITAAN
S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar KM1, KM2: Veiligheidsrelais met geleide contacten (G7SA)of Magnetisch relais (LP1D) KM3: Solid state relais (G3J) M: 3-fasen motor E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K) PLC: logisch programmeerbare besturing (Gebruikt voor bewakingsdoel einden. Deze maakt geen deel uit van het veil igheidssysteem)
- Handmatige reset-modus
- Met de functie Externe relaisbewaking
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Externe-testschakelaar (S1)
Reset-schakelaar (S2)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
KM1, KM2
maakcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
PLC-ingang (*)
PLC-uitgang
* : De uitgangsmodus van de hulpuitgang is Donker-AAN.
46
Page 58
Toepassingen Hoofdstuk 4-1
)
)
Toepassing 3
Afscherming
0V (bluauw)
Zender
(rood)
Testingang (groen)
Open
+24V (bruin)
Reset-ingang (geel)
Vergrendelingskeuze-
ingang (wit)
+24V (bruin)
Ingang externe
relaisbewaking (rood)
Open
Ontvanger
Hulpingang (geel)
Uitgangssignaal-om-
schakelapp. 2 (wit)
Uitgangssignaal-om-
schakelapp. 2 (groen)
0V (blauw)
Afscherming
UIT
Externe-testschakelaar (S1)
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Reset SW (S2)
Uitgangssignaal-
omschakel-
apparaten
K1, K2
maakcontact
KM1, KM2
maakcontact
K1, K2
verbreekcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
PLC-ingang 1
PLC-ingang 2
PLC-uitgang
Afhankelijk van de bedrijfs­modus van de hulpuitgang.
Toepassing 4
Zender
Master-
keuze
Sync lijn 2+
Sync lijn 2-
Sync lijn 2+
Sync lijn 2-
Ontvanger
S1: Externe-testschakelaar
S1: Externe-testschakelaar S2: Reset-schakelaar
S2: Reset-schakelaar S3: Noodstopschakelaar (A165E of A22E)
S3: Noodstopschakelaar (A165E of A22E) KM1, KM2: Magnetisch relais (LP1D)
KM1, KM2: Magnetisch relais (LP1D) KM3: Solid state relais (G3J)
KM3: Solid state relais (G3J) M: 3-fasen motor
M: 3-fasen motor E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K) PLC: logisch programmeerbare besturing
PLC: logisch programmeerbare besturing (Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het veiligheidssysteem
(Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het veiligheidssysteem
Opm. 1: Externe relaisbewaking en hulpuitgang van F3SN kunnen niet worden gebruikt. Opm. 2: S2 is verbroken bij normaal bedrijf en kortgesloten bij externe test. Opm. 3: Op C1, D1, D2, E1 en E2 mag niets worden aangesloten.
S1: Reset-schakelaar S2: Externe-testschakelaar (Als de schakelaar niet nodig is, verbinding tussen Vcc en J1 verbreken.) KM1, KM2: Magnetisch relais M: 3-fasen motor E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Reset SW (S2)
UIT
Externe-testschakelaar (S2)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
arbeidscontact
verbreekcontact
verbreekcontact
K3 verbreek-
contact
K1, K2
maakcontact
K1, K2
KM1, KM2
maakcontact
KM1, KM2
K3
47
Page 59
Toepassingen Hoofdstuk 4-1
48
Page 60
HOOFDSTUK 5
5-1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
5-2 Dagelijkse inspecties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
5-3 Regelmatige inspecties door gekwalificeerd personeel . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Onderhoud
49
Page 61
Algemeen Hoofdstuk 5-1

5-1 Algemeen

5-2
!WAARSCHUWING
Opmerking Registreer en bewaar voor uw veiligheid de inspectieresultaten.
Neem de F3SN-A niet in gebruik voordat de volgende inspecties zijn uitgevo­erd. Als u dit niet nalaat, kan dit tot dodelijk of ernstig letsel leiden.
De F3SH-A mag alleen worden gedemonteerd, gerepareerd of omgebouwd door de fabrikant.
Zorg dat u geheel vertrouwd bent met de F3SN-A en de machine voordat u een inspectie gaat uitvoeren. Als de installateur, ontwerper en gebruiker verschillende personen zijn, con­troleert u of de gebruiker over de juiste onderhoudsvoorschriften beschikt.

Dagelijkse inspecties

Controleer altijd de volgende punten voor aanvang van de werkzaamheden of na een ploegenwisseling.
1. Intrusie in de gevaarlijke gedeelten van de machine is alleen mogelijk via de detectiezone van de F3SN-A.
2. Tijdens het werken in gevaarlijke gedeelten van de machine blijft altijd een deel van het lichaam van de operator in de detectiezone van de F3SN-A.
3. De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
4. De optische vlakken of spatbescherming (de F39-HN, optioneel) van de F3SN-A zijn vrij van vuil en krassen.
5. De teststaaf is niet vervormd.
6. Controleer of er geen voorwerpen of personen aanwezig zijn in de detec­tiezone en schakel vervolgens de stroomtoevoer naar de F3SN-A in.
Als de startvergrendeling niet wordt gebruikt: binnen één seconde na in­schakeling van de stroomtoevoer lichten de voedingsspanningindicator en AAN-statusindicator op.
Als de startvergrendeling wordt gebruikt: binnen één seconde na inschake­ling van de stroomtoevoer lichten de voedingsspanningindicator en UIT-sta­tusindicator op.
7. De teststaaf kan worden gedetecteerd wanneer deze door de detectiezo­ne wordt geleid, zoals wordt getoond in de afbeelding. Met andere woorden: alle lichtintensiteitniveau-indicators gaan uit en de UIT-statusindicator blijft branden zo lang de staaf zich in de detectiezone bevindt.
50
Opmerking Gebruik voor de inspectie een teststaaf met de juiste diameter, in overeenstem-
ming met het type lichtscherm en de instelling voor floating blanking.
Start
Stop
Page 62
Inspecties elke zes maanden Hoofdstuk 5-3
Stel de machine in werking en controleer of onder de onderstaande omstandigheden het gevaarlijke onderdeel stopt.
8. Het gevaarlijke gedeelte beweegt wanneer er zich niets in de detectiezo­ne bevindt.
9. Het gevaarlijke gedeelte stopt onmiddellijk wanneer de teststaaf bij elke bundel direct voor de zender, direct voor de ontvanger en halverwege tus­sen de zender en ontvanger in de detectiezone wordt bewogen. (Gebruik een correcte teststaaf.)
10. Het gevaarlijke gedeelte blijft buiten werking zo lang de teststaaf zich bin­nen de detectiezone bevindt.
11. Het gevaarlijke gedeelte stopt wanneer de stroomtoevoer naar de F3SN­A wordt uitgeschakeld.

5-3 Inspecties elke zes maanden

Inspecteer de volgende items elke zes maanden of als de instellingen van de machine zijn gewijzigd.
1. De stop- en veiligheidsfuncties worden niet belemmerd door de structu­ur van de machine.
2. In de machine of aansluitingen zijn geen wijzigingen met een negatieve invloed op het besturingssysteem aangebracht.
3. De uitgangen van de F3SN-A zijn correct aangesloten op de machine.
4. De werkelijke totale reactietijd van de machine is korter dan de bereken­de reactietijd.
5. Het besturingsrelais en/of de schakelaar verkeert in goede staat.
6. De schroeven van de beugels zitten stevig vast.
7. Er is geen interferentielicht.
51
Page 63
Inspecties elke zes maanden Hoofdstuk 5-3
52
Page 64
In dit hoofdstuk wordt een aantal oorzaken van storingen in een lichtscherm beschreven.
6-1 Geblokkeerde status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
6-2 Overige storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
HOOFDSTUK 6
Problemen oplossen
53
Page 65
Geblokkeerde status Hoofdstuk 6-1
6-1

Geblokkeerde status

Opmerking Bij sommige fouten knippert alleen de zender of ontvanger.
Foutmodus-
indicator
A B C Bedradingsfout
A B C Fout in de functie
voor instelling blokkeerfunctie
Externe relaisbe­waking
Wanneer het lichtscherm de geblokkeerde status aanneemt, wordt via het knipperpatroon van de foutmodus-indicator een verklaring voor de foutmel­ding weergegeven. Kies aan de hand van de onderstaande tabel de juiste tegenmaatregel.
Oorzaak Remedie
1) De reset-ingangslijn en de vergrendelingskeuze-
ingangslijn zijn niet correct aangesloten.
2) De vergrendelingskeuze-ingangslijn werd tijdens het
inschakelen van de stroom onderbroken of kortgesloten.
1) Een van de externe relaiscontacten is verkleefd.
2) De ingangslijn van de externe relaisbewaking is niet cor-
rect aangesloten op het externe relais.
3) De instelwaarde van de relaisbewakingstijd is lager dan
de reactietijd van het relais.
4) Als de ingangslijn van de externe relaisbewaking is aan-
gesloten op de hulpuitgangslijn om de externe-relaisbe­wakingsfunctie te deactiveren, zijn er lijnen verbroken of lijnen kortgesloten met de 0V-lijn.
1)-2) Controleer de bedrading voor de automatische reset-modus of de handmatige reset-modus.
1) Vervang het relais.
2) Controleer de aansluiting van de ingangslijn voor de relaisbewaking.
3) Vervang het relais door een relais met de juiste vrijgavetijd, of wijzig de instelwaarde van de relaisbewa­kingstijd met behulp van de F39­MC11.
4) Controleer de ingangslijn van de externe relaisbewaking en de hul­puitgangslijn op fouten. Controleer vervolgens of de hulpuitgang zich in de uitgangsmodus Donker-AAN bevindt.
A B C Fout in communi-
A B C Uitgangssignaal-
A B C Fout door
A B C Onjuiste configu-
A B C Fout door een
catiekanaal RS-485
omschakelappa­raat uitgangssign­aalomschakelapp araat
interferentielicht
ratie op de licht­schermaansluiting
storing of defect in het lichtscherm
1) Het communicatiekanaal RS-485 is verbroken of kort­gesloten met de andere I/O-lijn.
2) Communicatiefout door storingen.
3) Wanneer de lichtschermen in serie zijn geschakeld, is de connector van de kabel voor de serieschakeling los­geraakt.
4) Er is een storing in de CPU opgetreden.
1) De uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelappa­raat maken onderling kortsluiting.
2) Ten minste één uitgang van het uitgangssignaal­omschakelapparaat is kortgesloten met de +24V-lijn, 0V-lijn of andere I/O-lijn.
3) Er is een storing in het uitgangscircuit van het uitgangs­signaal-omschakelapparaat opgetreden.
1) Er wordt interferentielicht ontvangen.
2) Het uitgestraalde licht van de andere foto-elektrische sensor wordt ontvangen.
1) De ontvanger- en zenderset zijn van een verschillend type (bijv. met een ongelijk aantal bundels).
2) Het aantal in serie geschakelde ontvangers verschilt van het aantal zenders.
1) Beïnvloed door een significante storing.
2) Interne hardwarestoring van de ontvanger of zender.
Knippert Licht niet op
1) Controleer de aansluiting van de RS-485-lijnen.
2) Controleer de storingen rond de RS-485 communicatiekanalen.
3) Controleer de kabelaansluiting tus­sen de in serie geschakelde licht­schermen.
4) Vervang het lichtscherm.
1)-2) Sluit de uitgangen van het uit­gangssignaal-omschakelapparaat correct aan.
3) Vervang de ontvanger.
1)-2) Onderbreek het interferentie­licht. (Zie 2-1-4.)
1)-2) Vervang het settype of corrigeer het aantal in serie geschakelde lichtschermen.
1) Controleer de storing rondom het lichtscherm.
2) Vervang de ontvanger of zender.
54
Page 66
Overige storingen Hoofdstuk 6-2
6-2

Overige storingen

Als het lichtscherm niet werkt wanneer zelfs de blokkeringsindicator en fout­modus-indicator niet knipperen, kiest u aan de hand van de onderstaande tabel de juiste tegenmaatregel.
Oorzaak Reden Remedie
De lichtintensiteitniveau­indicator licht niet op, hoewel er geen onderbro­ken bundels zijn.
1) RS-485 communicatiekanalen zijn niet aan­gesloten.
2) RS-485 communicatiekanalen worden beïnv­loed door significante storingen.
3) Hulpuitgang is aangesloten op de + 24V-lijn.
1) Sluit het RS-485 kanaal correct aan.
2) Controleer de storingen rond de RS-485 commu­nicatiekanalen.
3) Open de hulpuitgangslijn of verbind deze via een belasting met de 0V-lijn.
55
Page 67
Overige storingen Hoofdstuk 6-2
56
Page 68
Optionele toebehoren
Connectorkabel met enkel uiteinde (voor zender en voor ontvanger, set met 2 stuks)
Type Lengte Technische gegevens
F39-JC3A 3 m
BIJLAGE A
F39-JC3A 7 m
F39-JC10A 10 m
F39-JC15A 15 m
M12-connector (8-pins)
Connectorkabel met dubbel uiteinde (voor zender en voor ontvanger, set met 2 stuks)
Type Lengte Technische gegevens
F39-JCR2B 0,2 m
F39-JC3B 3 m
F39-JC7B 7 m
F39-JC10B 10 m
F39-JC15B 15 m
M12-connector (8-pins)
Controller
Type Uitgang
F3SP-B1P Relais (3 x rust + 1 x arbeid)
Handconsole
Type Toebehoren (meegeleverd met de F39-MC11)
F39-MC11 Aftakconnector, connectorafdekking, connectorkabel (2 m)
Handleiding
57
Page 69
BIJLAGE A
Externe indicator *master - slave type vereist voor aansluiting
Type Lichtscherm Indicatorkleur Technische gege-
F39-A01PR-L
F39-A01PG-L Groen
F39-A01PR-D
F39-A01PG-D Groen
104.3
104.3
Zender
Ontvanger
96
96
30 diameter
30dia.
Rood
Rood
Verlichtingsgedeelte
Lighting part
92
9.2
M12-connector
M12 Connector
vens
M12-connector
Spatbescherming (voor zender en voor ontvanger, set van 2 stuks)
Type *1 Lichtscherm
F39-HN
F39-HN


1. Dezelfde viercijferige getallen als van de beveiligingshoogten ( in het bestelnummer van het lichtscherm) worden vervangen door  in de typenamen.
2. Bij gebruik van de spatbescherming neemt het werkingsbereik van het lichtscherm af met 10%.
[Spatbescherming] *L is als volgt:
F39-HN
F39-HN


32
-14 F3SN-A
-25 F3SN-A F3SN-A F3SN-A
-14 L =
-25 L =






mm
- 22 mm
P14 / P14-01
P25 / P25-01 P40 / P40-01 P70 / P70-01
58
10
L
Materiaal: PC (transparant gedeelte) ABS (niet-transparant gedeelte)
Page 70
BIJLAGE A
[Bevestigingsbeugel]
Materiaal: roestvrij staal
[Montageafmetingen]
37.3
37.3
9.9 14
9.9
37.3
37.3
32.6
32.6
14
Reflectiespiegel (verkleint detectieafstand met 15%)
Materiaal spiegel Breedte (mm) Dikte (mm) Lengte (mm) Model
310 F39-MDG0310
460 F39-MDG0460
607 F39-MDG0607
750 F39-MDG0750
Glazen spiegel 125 31
Opmerking:
Andere maten zijn op aanvraag leverbaar
907 F39-MDG0907
1,057 F39-MDG1057
1,207 F39-MDG1207
1,357 F39-MDG1357
1,500 F39-MDG1500
1,657 F39-MDG1657
59
Page 71
BIJLAGE A
60
Page 72
BIJLAGE B
Toepasselijke normen
Internationale normen
• IEC61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur – Deel 1: Algemene eisen en tests
• IEC61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur – Deel 2: Speciale eisen voor apparatuur die gebruikmaakt van actieve opto-elektroni­sche beveiligingscomponenten
Europese normen
• EN61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur – Deel 1: Algemene eisen en tests
• EN954-1 Veiligheid van machines: Veiligheidscomponenten van controlesystemen – Deel 1: Algemene ontwerpprincipes
• EN415-4 Palletstapelaars en palletontstapelaars
• prEN691 Houtbewerkingsmachines
• EN692 Mechanische persen
• prEN693 Hydraulische persen
Federale regelgeving in de VS
• OSHA 29 CFR 1910.212 Algemene eisen voor alle machines
• OSHA 29 CFR 1910.217 Mechanische persen
Normen in de VS
• ANSI B11.1 Mechanische persen
• ANSI B11.2 Hydraulische persen
• ANSI B11.3 Kantpersmachines
• ANSI B11.4 Knipmachines
• ANSI B11.5 Metaalbewerkingsmachines
• ANSI B11.6 Draaibanken
• ANSI B11.7 Machines voor koudzetten en koudvervormen
• ANSI B11.8 Machines voor boren, frezen en kotteren
• ANSI B11.9 Slijpmachines
• ANSI B11.10 Metaalzaagmachines
• ANSI B11.11 Machines voor tandwielfabricage
• ANSI B11.12 Walsmachines voor vervormen en buigen
• ANSI B11.13 Enkelvoudige en meervoudige draaibanken
• ANSI B11.14 Strokensnijmachines/-systemen voor rollen
• ANSI B11.15 Machines voor het in vorm buigen van pijpen en buizen
• ANSI B11.16 Verdichtingspersen voor metaalpoeder
• ANSI B11.17 Horizontale extrusiepersen
• ANSI B11.18 Machinepark en machinesystemen voor het verwerken van stripmetaal, platen en staanders
• ANSI B11.19 Prestatiecriteria voor het ontwerp, de constructie, voorzorgsmaatrege­len en bediening van beveiligingen waarnaar wordt verwezen in de overige Veilig­heidsnormen voor machines onder B11.
• ANSI/RIA 15.06 Veiligheidseisen voor industriële robots en robotsystemen
• UL 1998 Beveiligingssoftware
• UL508 Industrial Control Equipment
61
Page 73
BIJLAGE B
62
Page 74
BIJLAGE C
Functie-instellingen
F3SN
Indien functie-instellingen zodanig zijn gewijzigd dat deze van de fabrieksinstel­lingen afwijken, kunnen de wijzigingen in het onderstaande functieoverzicht worden gedocumenteerd. Voeg dit overzicht bij de technische documentatie voor de machine of apparatuur waarop de F3SN-A is geïnstalleerd.
Functie Instelling
Fixed blanking Functie
Blanked bundel Geselecteerde lijst
Floating blanking Functie
nummer
Sequentiële modus
Buitenste bundels opgenomen
Hulpuitgang Bedrijfsmodus
Externe-indicatoruit­gang
Functie externe relais­bewaking (EDM)
Startvergrendeling Functie
Herstartvergrendeling Functie
ID-instelling Instelling
Bedrijfsmodus
Functie
Toegestane reactietijd ________ ms (100 tot 600 ms)
Actief
bundelnummer: ______
Actief
1 2 3 Verwijderen
Actief
Actief
Donker-AAN Licht-AAN *) Lichtontvangst *) Blokkering Buitenste bundels Specifieke bundels Blanking
Donker-AAN Licht-AAN *) Lichtontvangst *) Blokkering
Actief
Actief
Actief
Niet-actief
Niet-actief ❑ ❑
Niet-actief ❑ ❑
Niet-actief
Niet-actief
Niet-actief ❑ ❑ Niet-actief
________ (0000 tot 9999)
*) Bewaking
63
Page 75
BIJLAGE C
64
Page 76
BIJLAGE D
Verklaring van conformiteit voor de EU
65
Page 77
BIJLAGE D
66
Loading...