Omron F3SL Instructions Manual [nl]

Advanced Industrial Automation
Enkelbundelige veiligheidssensor
F3SL Series
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Cat. No. SCEE712-NL01
Beknopt overzicht
2 Werkingstheorie
3 Onderdelen en indicatielampjes
van het systeem
4 Werking van het systeem
6 Diagnose- en testvoorzieningen
Introductie
Dank u voor het aanschaffen van het veiligheidslichtscherm van de serie F3SL. Houd u bij het gebruik van de F3SL altijd aan de volgende punten:
• Zorg ervoor dat personen die werken met de F3SL goed bekend zijn met de machine waar het systeem op is geïnstalleerd
• Lees deze handleiding volledig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u de F3SL in gebruik neemt.
• Bewaar de handleiding op een veilige en handige locatie en raadpleeg deze in voorkomende gevallen.
Normen en regelgeving
(1) De F3SL beschikt nog niet over de typegoedkeuring die voldoet aan artikel 44-2 van de Japanse wet met
betrekking tot veiligheid en gezondheid in bedrijven. Daarom kan deze, volgens artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines in Japan worden gebruikt.
(2) F3SL voldoet aan de normen van ESPE (Electro Sensitive Protective Equipment), gespecificeerd in de
eerste Clausule van de Veiligheidsonderdelen, Annex IV B in de Machinerichtlijn van de Europese Unie. De F3SL voldoet ook aan de volgende internationale richtlijnen en normen.
EU-richtlijnen en technische normen:
- Machinerichtlijn: Nr. 98/37/EC
- EMC-richtlijn: Nr. 89/336/EEC
- EN 61496-1(06/98) (Type4 ESPE) IEC-norm
- IEC 61496-2(11/97) (Type 4 AOPD)
(3) Aan de F3SL zijn de volgende certificaten toegekend door Europese autorisatie-instituten.
"EC Type Approval (TYPE 4 ESPE)" in overeenstemming met de Machinerichtlijn, van TÜV Rheinland
Opmerking
Als u de F3SL gebruikt in de onderstaande omstandigheden of omgeving, moet u de nodige ruimte aanhouden bij elke waardetoekenning of functie. Houd altijd rekening met de veiligheid van het systeem.
(1) Gebruik van de F3SL onder omstandigheden of omgevingen die niet in deze handleiding staan vermeld. (2) Gebruik van de F3SL voor apparatuur en faciliteiten waarbij speciale veiligheid is vereist (bijvoorbeeld bij
regelsystemen voor nucleaire installaties, spoorwegen, luchtvaart, voertuigen, verbrandingsinstallaties, medische systemen, ruimtevaartontwikkeling en grote kermisattracties).
Voorzorgsmaatregelen
Algemene conventies voor veilig gebruik
De volgende conventies zijn van toepassing op de voorzorgsmaatregelen in deze handleiding, voor veilig en correct gebruik van de F3SL. De genoemde items zijn van cruciaal belang voor de veiligheid en moeten altijd worden opgevolgd.
WAAR-
SCHUWING
Duidt op een situatie die tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Duidt op niet-toegestane acties.
i
WAARSCHUWING
Een F3SL dient uitsluitend te worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden door gekwalificeerde personen. Het is belangrijk dat de gebruiker op de hoogte is met de installatievereisten, veilige montageafstand, bedieningsorganen en voorzieningen voordat de F3SL in gebruik wordt genomen.
Als de F3SL als veiligheidsvoorziening wordt gebruikt, heeft de gebruiker de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de installatie aan lokale, nationale en internationale veiligheidsregels, codes en reglementen voldoet. Bovendien dient de gebruiker ervoor te zorgen dat alle machine-operators, onderhoudspersoneel, elektromonteurs, supervisors, enzovoort op de hoogte zijn van alle gebruiksinstructies van de F3SL, de machinerie waarop deze is geïnstalleerd en de bijhorende veiligheidsregels, en dat men deze instructies en regels volledig begrijpt.
Omtrekbewakingsinstallaties moeten voorkomen dat een machine of robot automatisch opnieuw wordt gestart. Maak gebruik van een startschakelaar die buiten de gevarenzone is geplaatst, zodanig dat de zone kan worden overzien.
Voordat u de eindkap verwijdert dient u de spanning uit te schakelen.
Bij gebruik van Exact Channel Select en/of Floating Blanking wordt het F3SL-systeem minder gevoelig voor objecten in het detectiegebied. Onjuist gebruik van beide functies kan ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben. Voor Exact Channel Select kan een harde barrièrebewaking nodig zijn (zie "9-2-1 Aanvullende bewaking" op pagina 19), voor Exact Channel Select of Floating Blanking kan een vergroting van de veiligheidsafstand nodig zijn. Lees het volgende hoofdstuk nauwkeurig.
Het combineren van Exact Channel Select met Floating Blanking is een geavanceerde toepassing. Alle situaties waarmee het F3SL-systeem te maken kan krijgen, dienen zorgvuldig te worden bekeken. Het F3SL-systeem kan minder goed reageren op objecten in het detectiegebied. De veiligheidsafstand dient te worden verhoogd. Als u dit niet doet, kan ernstig letsel het gevolg zijn.
Om te voorkomen dat een hand of andere objecten een gebied kunnen binnenkomen dat door het kanaal is geselecteerd, dient u een fysieke afscherming, zoals een hek te plaatsen.
Dit product is ontworpen voor gebruik op een elektrisch systeem van 24 VDC, aarde aan negatief (beschermende aarde). Sluit de F3SL nooit aan op een systeem met aarde aan positief (beschermende aarde). Bij een bedrading met aarde aan positief (beschermende aarde), kunnen bepaalde gelijktijdige kortsluitingen van beide veiligheidsuitgangen niet worden gedetecteerd en is het mogelijk dat de bewaakte machine niet zal stoppen, met ernstig letsel van de operator als gevolg.
Installeer nooit een F3SL-systeem zonder te letten op de veiligheidsafstand. Als het F3SL-systeem te dicht bij het gevarenpunt wordt gemonteerd, bestaat de kans dat de machine niet op tijd stopt om letsel van de operator te voorkomen.
Zorg er bij de installatie van het F3SL-systeem voor dat er geen invloed is van het reflecterende oppervlakte. Als u dit nalaat, is het systeem niet meer in staat om objecten te detecteren, wat kan leiden tot ernstig letsel van de operator.
Gebruik nooit slechts één veiligheidsuitgang om de machine te besturen. Indien deze enkele uitgang niet goed functioneert, kan het gebeuren dat de machine niet stopt, met als gevolg ernstig letsel van de operator. Beide veiligheidsuitgangen moeten op de machine worden aangesloten.
De testen zoals aangegeven in de testprocedure in Bijlage B moeten worden uitgevoerd bij installatie, in overeenstemming met het regelmatige inspectieprogramma van de werkgever, na elke onderhoudsbeurt, bij vervanging van apparatuur, gewijzigde opstelling, afstelling of wijziging van het F3SL-systeem of de bewaakte machine. Als een bewaakte machine door meerdere operators of in ploegendienst wordt gebruikt, is het aan te bevelen de testprocedure bij elke dienstwisseling of wisseling van operators uit te voeren. Met de testen wordt verzekerd dat het lichtscherm en het machinebesturingssysteem zodanig samenwerken dat de machine op de juiste wijze wordt gestopt. Als u een correcte test niet uitvoert, kan dat ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
ii

Inhoudsopgave

1 Belangrijke veiligheidswaarschuwingen ................................................................................................. 1
2 Werkingstheorie ......................................................................................................................................... 2
2-1 Specificaties van het F3SL-systeem ...................................................................................................... 2
2-2 Technische specificaties ........................................................................................................................ 2
3 Onderdelen en indicatielampjes van het systeem .................................................................................. 4
4 Werking van het systeem .......................................................................................................................... 6
4-1 Bedrijfsstanden ...................................................................................................................................... 6
4-1-1 Machine in bedrijf ............................................................................................................................ 6
4-1-2 Machine-stop ................................................................................................................................... 6
4-1-3 Vergrendeling .................................................................................................................................. 6
4-1-4 Alarm ............................................................................................................................................... 6
4-2 Bedrijfsmodi ........................................................................................................................................... 6
4-2-1 Automatische start ........................................................................................................................... 6
4-2-2 Startvergrendeling ........................................................................................................................... 6
4-2-3 Start-/herstartvergrendeling ............................................................................................................. 7
4-3 Selectie bedrijfsmodus ........................................................................................................................... 7
5 Detectieopties ............................................................................................................................................. 8
5-1 Exact Channel Select (ECS) .................................................................................................................. 8
5-2 Floating Blanking ................................................................................................................................... 8
5-3 Exact Channel Select gebruiken met Floating Blanking ........................................................................ 9
5-3-1 Het effect van Exact Channel Select en Floating Blanking op de minimale
resolutie van het object................................................................................................................... 10
5-4 Activeren en programmeren van Exact Channel Select ...................................................................... 10
5-5 Floating Blanking activeren .................................................................................................................. 11
6 Diagnose- en testvoorzieningen ............................................................................................................. 12
6-1 Hoogste/laagste bundelindicatielampjes ............................................................................................. 12
6-2 Synchronisatiebundel .......................................................................................................................... 12
6-3 Machine Primary Control Element (MPCE)-bewaking ......................................................................... 12
6-3-1 Het activeren en deactiveren van MPCE-bewaking ...................................................................... 12
7 Uitgangen .................................................................................................................................................. 13
7-1 Veiligheidsuitgangen ............................................................................................................................ 13
7-2 Hulpuitgang .......................................................................................................................................... 13
8 Veilige montageafstand ........................................................................................................................... 14
8-1 Formules voor de Europese veiligheidsafstand ................................................................................... 14
8-1-1 Formule voor veiligheidsafstand voor systemen met een minimum objectresolutie van 40 mm of minder ...... 14
8-1-2 Formule voor veiligheidsafstand voor systemen met een minimum objectresolutie groter dan 40 mm ........... 15
8-1-3 Factoren die de veiligheidsafstandsformule beïnvloeden .............................................................. 15
8-2 Formules voor veiligheidsafstand in de Verenigde Staten ................................................................... 15
9 Installatie ................................................................................................................................................... 17
9-1 Reflecterende oppervlaktebeïnvloeding .............................................................................................. 17
9-2 Algemene beschouwingen ................................................................................................................... 19
9-2-1 Aanvullende bewaking ................................................................................................................... 19
9-2-2 Installatie van meervoudige systemen .......................................................................................... 19
9-2-3 Toegang tot de configuratieschakelaars ........................................................................................ 20
9-2-4 Detectiegebied ............................................................................................................................... 20
9-2-5 Uitlijning ......................................................................................................................................... 21
9-2-6 Kabelsamenstellingen ................................................................................................................... 21
9-2-7 Eisen/aansluitingen voedingsspanning ......................................................................................... 21
9-2-8 Speciale vereisten voor omtrekbewaking ...................................................................................... 21
9-2-9 Markering van de minimale objectresolutie ................................................................................... 21
9-2-10 PSDI (Presence Sensing Device Initiation) ................................................................................. 21
iii
10 Aansluiten op het besturingscircuit van de machine ......................................................................... 22
110-1 Aansluiten via twee geforceerde relais ............................................................................................ 22
10-2 Aansluiting met het OMRON-veiligheidsrelais G9SA ........................................................................ 23
11 Controle en testprocedures .................................................................................................................. 24
11-1 Controleprocedure ............................................................................................................................. 24
11-2 Testprocedure .................................................................................................................................... 24
11-3 Het testobject gebruiken .................................................................................................................... 24
12 Reiniging ................................................................................................................................................. 24
13 Afmetingstekeningen en octrooien ...................................................................................................... 25
13-1 Afmetingstekeningen ......................................................................................................................... 25
13-2 Octrooien ........................................................................................................................................... 25
14 Problemen oplossen .............................................................................................................................. 26
14-1 Indicatielampjes van de eindkap van de ontvanger ........................................................................... 26
14-1-1 Problemen oplossen voor de ontvanger ...................................................................................... 26
14-2 Indicatielampje in de eindkap van de zender ..................................................................................... 26
14-2-1 Problemen oplossen voor de zender ........................................................................................... 26
Bijlage A —Controleprocedure .................................................................................................................. 27
A-1 —Controleprocedureverslag ............................................................................................................... 27
Bijlage B —Testprocedure ......................................................................................................................... 28
B-1 Verslag testprocedure ......................................................................................................................... 28
iv

1 Belangrijke veiligheidswaarschuwingen

1 Belangrijke veiligheidswaarschuwingen
WAARSCHUWING
Lees deze informatie volledig, voordat u met de installatieprocedure begint. De F3SL mag uitsluitend worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden door gekwalificeerde personen. Het is belangrijk dat de gebruiker bekend is met de installatievereisten, de veilige montageafstand, de besturingen en de voorzieningen, voordat de F3SL in gebruik wordt genomen.
Als de F3SL als veiligheidsvoorziening wordt gebruikt, heeft de gebruiker de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de installatie aan lokale, nationale en internationale veiligheidsregels, codes en voorschriften voldoet. Bovendien dient de gebruiker ervoor te zorgen dat alle machineoperators, onderhoudspersonen, elektromonteurs, supervisors, enzovoort op de hoogte zijn van alle instructies met betrekking tot het gebruik van de F3SL, de machinerie waarop deze is geïnstalleerd en de bijhorende veiligheidsregels, en dat men deze instructies en regels volledig begrijpt.
Een F3SL-systeem is een aanwezigheidsdetectieapparaat voor algemene doeleinden, en is bedoeld voor het beveiligen van personen die rond bewegende machines werken.
Of een bepaalde machinetoepassing en een F3SL-systeeminstallatie voldoen aan de veiligheidsregels, hangt af van de juiste toepassing, installatie, onderhoud en bedrijf van het F3SL-systeem. Deze onderwerpen zijn de verantwoordelijkheid van de koper, installateur en werkgever.
De werkgever is verantwoordelijk voor selectie en opleiding van medewerkers, zodat deze de machine en de bijbehorende veiligheidssystemen op correcte wijze kunnen installeren, bedienen en onderhouden. Een F3SL­systeem dient alleen door gekwalificeerde personen te worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden. Een gekwalificeerde persoon wordt gedefinieerd als "een persoon die, door het bezitten van een erkende kwalificatie of certificaat van een professionele opleiding, of die door uitgebreide kennis, training of ervaring met succes heeft aangetoond problemen te kunnen oplossen die verband houden met het onderwerp en het functioneren ervan." (ANSI B30.2-1983)
Voor het gebruik van een F3SL-systeem dient aan de volgende eisen te worden voldaan:
• De bewaakte machine moet op elk moment in de cyclus kunnen stoppen. Gebruik geen
veiligheidslichtscherm op een pers met een koppeling met volledige omwentelingen.
• De bewaakte machine mag geen gevaar vormen door rondvliegende delen.
• De bewaakte machine moet een consistente stoptijd hebben en afdoende besturingsmechanismen.
• Zware rook, materiaaldeeltjes en corrosieve stoffen kunnen de effectiviteit van een veiligheidslichtscherm
verminderen. Gebruik geen F3SL-systeem in een dergelijke omgeving.
• Er moet worden voldaan aan alle overheidsregels, lokale regels, codes en reglementen die van toepassing
zijn. Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever.
• Alle machinebesturingselementen die verband houden met veiligheid moeten dusdanig zijn ontworpen, dat
een alarm in de besturingslogica of storing in een besturingscircuit, niet tot een storing of gevaarlijke situatie leiden.
• Er kan extra beveiliging nodig zijn voor toegang tot gevarenzones, die niet door het F3SL-systeem kunnen
worden bewaakt.
• Voer de OMRON-testprocedure uit bij installatie en na onderhoud, afstelling, reparatie of wijziging aan de
besturingselementen van de machine, het gereedschap, de matrijzen of de machine zelf, of het F3SL­systeem.
• Voer alleen de test- en reparatieprocedures uit die in deze handleiding worden beschreven.
• Volg alle procedures die in deze handleiding staan vermeld voor een juiste werking van het F3SL-systeem.
De naleving van deze regels valt buiten de verantwoordelijkheid van OMRON. Alleen de werkgever is verantwoordelijk om de bovenstaande eisen en alle andere procedures, voorwaarden en vereisten die specifiek bij deze machine horen, op te volgen.
1

2 Werkingstheorie

2-1 Specificaties van het F3SL-systeem

2 Werkingstheorie
2-1 Specificaties van het F3SL-systeem
De F3SL omvat een infrarood-veiligheidslichtscherm met een groot bereik en met lichtbundels en bewaakt het gebied rondom machines, zodat personen geen toegang hebben tot dit gebied. Het ontwerp dat is voorzien van een "redundante" microprocessor, gecombineerd met een uitgebreide foutmodus en effectenanalyse, zorgt voor een intrinsiek-veilig bedrijf.
Een F3SL-systeem bestaat uit één enkele zender en één enkele ontvanger. Er zijn geen verbindende kabels of aparte besturingen nodig.

2-2 Technische specificaties

Item
Model
Model F3SL­A0351 P30
Model F3SL­A0523 P30
Model F3SL­A0700 P30
Model F3SL­A0871 P30
Model F3SL­A1046 P30
Model F3SL­A1219 P30
Model F3SL­A1394 P30
Model F3SL­A1570 P30
Model F3SL­A1746 P30
Model F3SL­A1920 P30
Model F3SL­A2095 P30
Werkingsbereik 0,3-20 m
Tussenruimte van
22 mm
de optische as
Aantal optische assen 16 24 32 40 48 56 64 72 80 88 96
Beveiligingshoogte
Minimale resolutie van
351 mm 523 mm 700 mm 871 mm 1.046 mm 1.219 mm 1.394 mm 1.570 mm 1.746 mm 1.920 mm 2.095 mm
Ondoorzichtig object, ø30 mm of meer (ø52/ø74 voor floating blanking)
het object
Effectieve openingshoek
Lichtbron
Zender en ontvanger: ±2,5 (IEC61496-2).
Infrarood-LED (850 nm)
° maximaal, bij een werkingsbereik van meer dan 3 m
(emissie-golfvorm)
Voedingsspanning 24 VDC±20%, rimpel (p-p) 5% of minder
Opkomsttijd na span-
Binnen 3 seconden
ningsinschakeling
Stroomverbruik Zender: 285 mA max.
Ontvanger: max. 1,4 A
Besturingsuitgang 2 PNP-transistoruitgangen, belastingsstroom 500 mA of minder (restspanning 2 V
of minder) (exclusief spanningsval door kabelverlenging), AAN bij verlicht lampje.
Hulpuitgang Hetzelfde signaal als de besturingsuitgang: 1 PNP-transistor-uitgang (geen
veiligheidsuitgang), belastingsstroom 100 mA (exclusief spanningsval door kabelverlenging)
Veiligheidscircuit Het uitgangsbelastingscircuit is beschermd tegen kortsluitingen en omgekeerde
aansluiting van de voeding.
Veiligheids­voorzieningen
• Start-/herstartvergrendeling [geldig/ongeldig selecteerbaar via keuzeschakelaar]
• Blanking-functie
(1) Kanaalkeuze (fixed blanking) (2) Floating blanking
(3) Geen blanking (fabrieksinstelling) Elk van de bovenstaande modi kan met de keuzeschakelaar worden geselecteerd. De blanking-bundel van (1) wordt bepaald met de knop voor programmering.
2
2-2 Technische specificaties
2 Werkingstheorie
Item
Model
Model F3SL­A0351 P30
Model F3SL­A0523 P30
Model F3SL­A0700 P30
Model F3SL­A0871 P30
Model F3SL­A1046 P30
Model F3SL­A1219 P30
Model F3SL­A1394 P30
Model F3SL­A1570 P30
Model F3SL­A1746 P30
Model F3SL­A1920 P30
Diagnosefuncties • Zelf-diagnosefunctie bij inschakelen van de voedingsspanning
• Bewakingsfunctie extern relais (MPCE) (verbindt de lijn van de externe relaisbewakingsingang met contact b van het externe relais, 50 mA, 24 VDC)
Responstijd (AAN-->UIT)
Omgevings-
0-55
20 ms of korter 25 ms of korter 30 ms of korter 35 ms of korter
°C bij bedrijf en opslag (zonder ijsafzetting of condensatie)
temperatuur
Vochtigheidsgraad 35-95% RH bij bedrijf of opslag (zonder condensatie)
Trillingsbestendigheid Defecten en duurzaamheid: 10 t/m -55 Hz, dubbele amplitude 0,7 mm, in
richtingen X, Y en Z voor 20 golflijnen
Schokbestendigheid
Beschermende
Defecten en duurzaamheid: 100 m/s
IEC60529 IP65
2
, in richtingen X,Y en Z, 1.000 maal
structuur
Aansluitmethode Type met M12-connector
Gewicht (verpakt) 11 kg of minder
Model F3SL­A2095 P30
Materiaal Behuizing Aluminium
Accessoires Teststaaf (ø30), montagemateriaal (boven- en onderkant), handleiding,
zeskantsleutel exclusief voor toegang tot de programmeerknop, 2 belastingsweerstanden voor testen (10 k ), 2 spanningsdempers
Toepasselijke norm IEC(EN)61496-1 TYPE4 ESPE *1
IEC61496-2 TYPE4 AOPD *2
*1. ESPE (contactloze beveiligingsapparatuur) *2. AOPD (opto-elektronische beveiligingsapparatuur) *De technische gegevens kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
3

3 Onderdelen en indicatielampjes van het systeem

3 Onderdelen en indicatielampjes van het
systeem
Zie "Afbeelding 3-1" op pagina 5 voor de positie van de volgende onderdelen en indicatielampjes.
Tabel 3-1 Identificatie van systeemonderdelen
Tabel-
num-
mer
C ONTVANGER N ZENDER
Bovenste/onderste bundelindicatielampjes - rood
D
Verwijderbare eindkap. Toegang tot de
E
configuratieschakelaars
Programmeerknop (veiligheidsschroef moet
F
worden verwijderd)
Kanaalkeuze of floating-blanking-indicatielampje
G
- geel
H
Vergrendeling of foutindicatie - geel
I
Machine-stop-indicatielampje - rood
Machine-in-bedrijf-indicatielampje -
J
groen
K Ontvangeraansluitingen S Beveiligingshoogte (detectiezone)
Tabel-
num-
mer
O
P
Q
R
Statusindicatielampje - geel
Zenderaansluitingen
10 Afvoer - afschermingsdraad
(niet geïsoleerd)
11 +24 VDC - witte draad
12 0 VDC (aarde) - bruine draad
Synchronisatiebundel
Optische as
OSSD1 - oranje draad (zie onderstaande
1
opmerking)
2 0 VDC (aarde) - bruine draad
3
Afvoer - afschermingsdraad (niet geïsoleerd)
4 +24 VDC - witte draad
5 Hulpuitgang - violette draad
6 MPCE - roze draad
7 Start - grijze draad
OSSD2 - gele draad (zie onderstaande
8
opmerking)
L Eindkap in de ontvanger
B Schakelaar B
A Schakelaar A
M Connector
Opmerking: OSSD-uitgangen moeten een minimale belasting hebben, anders gaat het F3SL-systeem naar
een alarmtoestand. Voor de testen die aan de uiteindelijke installatie voorafgaan, kan deze belasting bestaan uit een 10 kOhm-weerstand (bijgesloten in de documentatieset). Zie Afbeelding 7-1 voor nadere details.
4
O
C
E
3 Onderdelen en indicatielampjes van het systeem
Afbeelding 3-1 Systeemtekening
INDICATORZIJD
3456
1
5

4 Werking van het systeem

4-1 Bedrijfsstanden

4 Werking van het systeem
Een F3SL-systeem is een veiligheidslichtscherm met lichtbundels dat wordt bestuurd door een microprocessor. Het systeem bestaat uit een ontvanger en een zender. De ontvanger- en zender zijn niet fysiek met elkaar ver­bonden.
Het F3SL-systeem wordt vaak gebruikt op plaatsen waar personen moeten worden beschermd. Typische toepassingen zijn werkcellen van robots, filterpersen, spuitgietmachines, voedselverwerkingsinstallaties en gemechaniseerde montageapparatuur.
4-1 Bedrijfsstanden
De bedrijfsconditie van een F3SL-systeem wordt beschreven als verschillende standen. Het F3SL-systeem kent de volgende standen.
4-1-1 Machine in bedrijf
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de AAN-stand, het groene machine-in-bedrijf­indicatielampje brandt, en de hulpuitgang bevindt zich in een status die met de configuratie in overeenstemming is. Zie Hoofdstuk 7-2 op pagina 13. De beschermde machine heeft toestemming om in bedrijf te zijn. Het indrukken en loslaten van de startknop heeft geen invloed.
4-1-2 Machine-stop
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de UIT-stand, het rode machine-stop-indica­tielampje brandt, en de hulpuitgang bevindt zich in de volgstatus in overeenstemming met de veiligheidsuitgan­gen. Zie Hoofdstuk 7-2 op pagina 13. De beschermde machine heeft geen toestemming om in bedrijf te zijn.
4-1-3 Vergrendeling
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de UIT-stand, het rode machine-stop­indicatielampje en het gele vergrendelingsindicatielampje branden. De hulpuitgang bevindt zich in de volgstatus, in overeenstemming met de veiligheidsuitgangen. Zie Hoofdstuk 7-2 op pagina 13. De beschermde machine mag in de vergrendelingsstaus niet draaien totdat het detectiegebied vrij is van obstakels en de startknop is ingedrukt en weer is losgelaten.
4-1-4 Alarm
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de UIT-stand, het rode machine-stop-indica­tielampje brandt, het gele vergrendelingsindicatielampje knippert en de hulpuitgang bevindt zich in de UIT­stand. In de alarmstatus mag de machine niet in bedrijf zijn. Het primaire verschil tussen alarm en vergrendeling is dat het F3SL-systeem de alarmstatus behoudt totdat het alarm is gecorrigeerd, ongeacht in- en uitschakeling van de voeding of het indrukken en loslaten van een externe startknop.

4-2 Bedrijfsmodi

Bedrijfsmodi van het systeem bepalen het opstarten en gedrag van een F3SL-systeem in bedrijf. De bedrijfs­modusdefinities hangen af van de bedrijfsstanden die hierboven zijn behandeld. De bedrijfsmodus wordt gekozen via configuratieschakelaars in de afneembare kap aan de onderkant van de ontvanger.
Opmerking: Als het F3SL-systeem tijdens opstarten of bedrijf interne alarmen detecteert, zal het naar de
alarmstatus gaan en worden de veiligheidsuitgangen in de UIT-stand gezet.
4-2-1 Automatische start
Een F3SL-systeem zal opstarten met de veiligheids- en hulpuitgangen in de UIT-stand. Als het detectiegebied niet is geblokkeerd, zal de machine in de bedrijfsstatus gaan. Als er in deze status een voorwerp wordt gedetecteerd dat het detectiegebied binnengaat, zal het F3SL-systeem van machine-in-bedrijf naar machine­stop gaan en deze status behouden, totdat de obstructie verwijderd is. Zodra het detectiegebied vrij is, zal het F3SL-systeem automatisch van machine-stop naar machine-in-bedrijf gaan.
4-2-2 Startvergrendeling
Het F3SL-systeem zal opstarten met de veiligheidsuitgangen in de UIT-stand, en, als er geen alarmen worden gedetecteerd, naar de vergrendelingsstatus gaan. Om naar de status machine-in-bedrijf te gaan, moet het detectiegebied vrij zijn (of voldoen aan een Exact Channel Select-patroon), en vervolgens moet de operator de startknop indrukken en weer loslaten. Wanneer in de status machine-in-bedrijf een object in het detectiegebied wordt gedetecteerd, wordt de status van het F3SL-systeem gewijzigd van machine-in-bedrijf naar machine-stop. Zodra het detectiegebied vrij is, zal het F3SL-systeem automatisch van machine-stop naar machine-in-bedrijf gaan.
6
Loading...
+ 24 hidden pages