Omron F3SL Instructions Manual [nl]

Page 1
Advanced Industrial Automation
Enkelbundelige veiligheidssensor
F3SL Series
INSTRUCTIEHANDLEIDING
Cat. No. SCEE712-NL01
Beknopt overzicht
2 Werkingstheorie
3 Onderdelen en indicatielampjes
van het systeem
4 Werking van het systeem
6 Diagnose- en testvoorzieningen
Page 2
Introductie
Dank u voor het aanschaffen van het veiligheidslichtscherm van de serie F3SL. Houd u bij het gebruik van de F3SL altijd aan de volgende punten:
• Zorg ervoor dat personen die werken met de F3SL goed bekend zijn met de machine waar het systeem op is geïnstalleerd
• Lees deze handleiding volledig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u de F3SL in gebruik neemt.
• Bewaar de handleiding op een veilige en handige locatie en raadpleeg deze in voorkomende gevallen.
Normen en regelgeving
(1) De F3SL beschikt nog niet over de typegoedkeuring die voldoet aan artikel 44-2 van de Japanse wet met
betrekking tot veiligheid en gezondheid in bedrijven. Daarom kan deze, volgens artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines in Japan worden gebruikt.
(2) F3SL voldoet aan de normen van ESPE (Electro Sensitive Protective Equipment), gespecificeerd in de
eerste Clausule van de Veiligheidsonderdelen, Annex IV B in de Machinerichtlijn van de Europese Unie. De F3SL voldoet ook aan de volgende internationale richtlijnen en normen.
EU-richtlijnen en technische normen:
- Machinerichtlijn: Nr. 98/37/EC
- EMC-richtlijn: Nr. 89/336/EEC
- EN 61496-1(06/98) (Type4 ESPE) IEC-norm
- IEC 61496-2(11/97) (Type 4 AOPD)
(3) Aan de F3SL zijn de volgende certificaten toegekend door Europese autorisatie-instituten.
"EC Type Approval (TYPE 4 ESPE)" in overeenstemming met de Machinerichtlijn, van TÜV Rheinland
Opmerking
Als u de F3SL gebruikt in de onderstaande omstandigheden of omgeving, moet u de nodige ruimte aanhouden bij elke waardetoekenning of functie. Houd altijd rekening met de veiligheid van het systeem.
(1) Gebruik van de F3SL onder omstandigheden of omgevingen die niet in deze handleiding staan vermeld. (2) Gebruik van de F3SL voor apparatuur en faciliteiten waarbij speciale veiligheid is vereist (bijvoorbeeld bij
regelsystemen voor nucleaire installaties, spoorwegen, luchtvaart, voertuigen, verbrandingsinstallaties, medische systemen, ruimtevaartontwikkeling en grote kermisattracties).
Voorzorgsmaatregelen
Algemene conventies voor veilig gebruik
De volgende conventies zijn van toepassing op de voorzorgsmaatregelen in deze handleiding, voor veilig en correct gebruik van de F3SL. De genoemde items zijn van cruciaal belang voor de veiligheid en moeten altijd worden opgevolgd.
WAAR-
SCHUWING
Duidt op een situatie die tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Duidt op niet-toegestane acties.
i
Page 3
WAARSCHUWING
Een F3SL dient uitsluitend te worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden door gekwalificeerde personen. Het is belangrijk dat de gebruiker op de hoogte is met de installatievereisten, veilige montageafstand, bedieningsorganen en voorzieningen voordat de F3SL in gebruik wordt genomen.
Als de F3SL als veiligheidsvoorziening wordt gebruikt, heeft de gebruiker de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de installatie aan lokale, nationale en internationale veiligheidsregels, codes en reglementen voldoet. Bovendien dient de gebruiker ervoor te zorgen dat alle machine-operators, onderhoudspersoneel, elektromonteurs, supervisors, enzovoort op de hoogte zijn van alle gebruiksinstructies van de F3SL, de machinerie waarop deze is geïnstalleerd en de bijhorende veiligheidsregels, en dat men deze instructies en regels volledig begrijpt.
Omtrekbewakingsinstallaties moeten voorkomen dat een machine of robot automatisch opnieuw wordt gestart. Maak gebruik van een startschakelaar die buiten de gevarenzone is geplaatst, zodanig dat de zone kan worden overzien.
Voordat u de eindkap verwijdert dient u de spanning uit te schakelen.
Bij gebruik van Exact Channel Select en/of Floating Blanking wordt het F3SL-systeem minder gevoelig voor objecten in het detectiegebied. Onjuist gebruik van beide functies kan ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben. Voor Exact Channel Select kan een harde barrièrebewaking nodig zijn (zie "9-2-1 Aanvullende bewaking" op pagina 19), voor Exact Channel Select of Floating Blanking kan een vergroting van de veiligheidsafstand nodig zijn. Lees het volgende hoofdstuk nauwkeurig.
Het combineren van Exact Channel Select met Floating Blanking is een geavanceerde toepassing. Alle situaties waarmee het F3SL-systeem te maken kan krijgen, dienen zorgvuldig te worden bekeken. Het F3SL-systeem kan minder goed reageren op objecten in het detectiegebied. De veiligheidsafstand dient te worden verhoogd. Als u dit niet doet, kan ernstig letsel het gevolg zijn.
Om te voorkomen dat een hand of andere objecten een gebied kunnen binnenkomen dat door het kanaal is geselecteerd, dient u een fysieke afscherming, zoals een hek te plaatsen.
Dit product is ontworpen voor gebruik op een elektrisch systeem van 24 VDC, aarde aan negatief (beschermende aarde). Sluit de F3SL nooit aan op een systeem met aarde aan positief (beschermende aarde). Bij een bedrading met aarde aan positief (beschermende aarde), kunnen bepaalde gelijktijdige kortsluitingen van beide veiligheidsuitgangen niet worden gedetecteerd en is het mogelijk dat de bewaakte machine niet zal stoppen, met ernstig letsel van de operator als gevolg.
Installeer nooit een F3SL-systeem zonder te letten op de veiligheidsafstand. Als het F3SL-systeem te dicht bij het gevarenpunt wordt gemonteerd, bestaat de kans dat de machine niet op tijd stopt om letsel van de operator te voorkomen.
Zorg er bij de installatie van het F3SL-systeem voor dat er geen invloed is van het reflecterende oppervlakte. Als u dit nalaat, is het systeem niet meer in staat om objecten te detecteren, wat kan leiden tot ernstig letsel van de operator.
Gebruik nooit slechts één veiligheidsuitgang om de machine te besturen. Indien deze enkele uitgang niet goed functioneert, kan het gebeuren dat de machine niet stopt, met als gevolg ernstig letsel van de operator. Beide veiligheidsuitgangen moeten op de machine worden aangesloten.
De testen zoals aangegeven in de testprocedure in Bijlage B moeten worden uitgevoerd bij installatie, in overeenstemming met het regelmatige inspectieprogramma van de werkgever, na elke onderhoudsbeurt, bij vervanging van apparatuur, gewijzigde opstelling, afstelling of wijziging van het F3SL-systeem of de bewaakte machine. Als een bewaakte machine door meerdere operators of in ploegendienst wordt gebruikt, is het aan te bevelen de testprocedure bij elke dienstwisseling of wisseling van operators uit te voeren. Met de testen wordt verzekerd dat het lichtscherm en het machinebesturingssysteem zodanig samenwerken dat de machine op de juiste wijze wordt gestopt. Als u een correcte test niet uitvoert, kan dat ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
ii
Page 4

Inhoudsopgave

1 Belangrijke veiligheidswaarschuwingen ................................................................................................. 1
2 Werkingstheorie ......................................................................................................................................... 2
2-1 Specificaties van het F3SL-systeem ...................................................................................................... 2
2-2 Technische specificaties ........................................................................................................................ 2
3 Onderdelen en indicatielampjes van het systeem .................................................................................. 4
4 Werking van het systeem .......................................................................................................................... 6
4-1 Bedrijfsstanden ...................................................................................................................................... 6
4-1-1 Machine in bedrijf ............................................................................................................................ 6
4-1-2 Machine-stop ................................................................................................................................... 6
4-1-3 Vergrendeling .................................................................................................................................. 6
4-1-4 Alarm ............................................................................................................................................... 6
4-2 Bedrijfsmodi ........................................................................................................................................... 6
4-2-1 Automatische start ........................................................................................................................... 6
4-2-2 Startvergrendeling ........................................................................................................................... 6
4-2-3 Start-/herstartvergrendeling ............................................................................................................. 7
4-3 Selectie bedrijfsmodus ........................................................................................................................... 7
5 Detectieopties ............................................................................................................................................. 8
5-1 Exact Channel Select (ECS) .................................................................................................................. 8
5-2 Floating Blanking ................................................................................................................................... 8
5-3 Exact Channel Select gebruiken met Floating Blanking ........................................................................ 9
5-3-1 Het effect van Exact Channel Select en Floating Blanking op de minimale
resolutie van het object................................................................................................................... 10
5-4 Activeren en programmeren van Exact Channel Select ...................................................................... 10
5-5 Floating Blanking activeren .................................................................................................................. 11
6 Diagnose- en testvoorzieningen ............................................................................................................. 12
6-1 Hoogste/laagste bundelindicatielampjes ............................................................................................. 12
6-2 Synchronisatiebundel .......................................................................................................................... 12
6-3 Machine Primary Control Element (MPCE)-bewaking ......................................................................... 12
6-3-1 Het activeren en deactiveren van MPCE-bewaking ...................................................................... 12
7 Uitgangen .................................................................................................................................................. 13
7-1 Veiligheidsuitgangen ............................................................................................................................ 13
7-2 Hulpuitgang .......................................................................................................................................... 13
8 Veilige montageafstand ........................................................................................................................... 14
8-1 Formules voor de Europese veiligheidsafstand ................................................................................... 14
8-1-1 Formule voor veiligheidsafstand voor systemen met een minimum objectresolutie van 40 mm of minder ...... 14
8-1-2 Formule voor veiligheidsafstand voor systemen met een minimum objectresolutie groter dan 40 mm ........... 15
8-1-3 Factoren die de veiligheidsafstandsformule beïnvloeden .............................................................. 15
8-2 Formules voor veiligheidsafstand in de Verenigde Staten ................................................................... 15
9 Installatie ................................................................................................................................................... 17
9-1 Reflecterende oppervlaktebeïnvloeding .............................................................................................. 17
9-2 Algemene beschouwingen ................................................................................................................... 19
9-2-1 Aanvullende bewaking ................................................................................................................... 19
9-2-2 Installatie van meervoudige systemen .......................................................................................... 19
9-2-3 Toegang tot de configuratieschakelaars ........................................................................................ 20
9-2-4 Detectiegebied ............................................................................................................................... 20
9-2-5 Uitlijning ......................................................................................................................................... 21
9-2-6 Kabelsamenstellingen ................................................................................................................... 21
9-2-7 Eisen/aansluitingen voedingsspanning ......................................................................................... 21
9-2-8 Speciale vereisten voor omtrekbewaking ...................................................................................... 21
9-2-9 Markering van de minimale objectresolutie ................................................................................... 21
9-2-10 PSDI (Presence Sensing Device Initiation) ................................................................................. 21
iii
Page 5
10 Aansluiten op het besturingscircuit van de machine ......................................................................... 22
110-1 Aansluiten via twee geforceerde relais ............................................................................................ 22
10-2 Aansluiting met het OMRON-veiligheidsrelais G9SA ........................................................................ 23
11 Controle en testprocedures .................................................................................................................. 24
11-1 Controleprocedure ............................................................................................................................. 24
11-2 Testprocedure .................................................................................................................................... 24
11-3 Het testobject gebruiken .................................................................................................................... 24
12 Reiniging ................................................................................................................................................. 24
13 Afmetingstekeningen en octrooien ...................................................................................................... 25
13-1 Afmetingstekeningen ......................................................................................................................... 25
13-2 Octrooien ........................................................................................................................................... 25
14 Problemen oplossen .............................................................................................................................. 26
14-1 Indicatielampjes van de eindkap van de ontvanger ........................................................................... 26
14-1-1 Problemen oplossen voor de ontvanger ...................................................................................... 26
14-2 Indicatielampje in de eindkap van de zender ..................................................................................... 26
14-2-1 Problemen oplossen voor de zender ........................................................................................... 26
Bijlage A —Controleprocedure .................................................................................................................. 27
A-1 —Controleprocedureverslag ............................................................................................................... 27
Bijlage B —Testprocedure ......................................................................................................................... 28
B-1 Verslag testprocedure ......................................................................................................................... 28
iv
Page 6

1 Belangrijke veiligheidswaarschuwingen

1 Belangrijke veiligheidswaarschuwingen
WAARSCHUWING
Lees deze informatie volledig, voordat u met de installatieprocedure begint. De F3SL mag uitsluitend worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden door gekwalificeerde personen. Het is belangrijk dat de gebruiker bekend is met de installatievereisten, de veilige montageafstand, de besturingen en de voorzieningen, voordat de F3SL in gebruik wordt genomen.
Als de F3SL als veiligheidsvoorziening wordt gebruikt, heeft de gebruiker de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de installatie aan lokale, nationale en internationale veiligheidsregels, codes en voorschriften voldoet. Bovendien dient de gebruiker ervoor te zorgen dat alle machineoperators, onderhoudspersonen, elektromonteurs, supervisors, enzovoort op de hoogte zijn van alle instructies met betrekking tot het gebruik van de F3SL, de machinerie waarop deze is geïnstalleerd en de bijhorende veiligheidsregels, en dat men deze instructies en regels volledig begrijpt.
Een F3SL-systeem is een aanwezigheidsdetectieapparaat voor algemene doeleinden, en is bedoeld voor het beveiligen van personen die rond bewegende machines werken.
Of een bepaalde machinetoepassing en een F3SL-systeeminstallatie voldoen aan de veiligheidsregels, hangt af van de juiste toepassing, installatie, onderhoud en bedrijf van het F3SL-systeem. Deze onderwerpen zijn de verantwoordelijkheid van de koper, installateur en werkgever.
De werkgever is verantwoordelijk voor selectie en opleiding van medewerkers, zodat deze de machine en de bijbehorende veiligheidssystemen op correcte wijze kunnen installeren, bedienen en onderhouden. Een F3SL­systeem dient alleen door gekwalificeerde personen te worden geïnstalleerd, gecontroleerd en onderhouden. Een gekwalificeerde persoon wordt gedefinieerd als "een persoon die, door het bezitten van een erkende kwalificatie of certificaat van een professionele opleiding, of die door uitgebreide kennis, training of ervaring met succes heeft aangetoond problemen te kunnen oplossen die verband houden met het onderwerp en het functioneren ervan." (ANSI B30.2-1983)
Voor het gebruik van een F3SL-systeem dient aan de volgende eisen te worden voldaan:
• De bewaakte machine moet op elk moment in de cyclus kunnen stoppen. Gebruik geen
veiligheidslichtscherm op een pers met een koppeling met volledige omwentelingen.
• De bewaakte machine mag geen gevaar vormen door rondvliegende delen.
• De bewaakte machine moet een consistente stoptijd hebben en afdoende besturingsmechanismen.
• Zware rook, materiaaldeeltjes en corrosieve stoffen kunnen de effectiviteit van een veiligheidslichtscherm
verminderen. Gebruik geen F3SL-systeem in een dergelijke omgeving.
• Er moet worden voldaan aan alle overheidsregels, lokale regels, codes en reglementen die van toepassing
zijn. Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever.
• Alle machinebesturingselementen die verband houden met veiligheid moeten dusdanig zijn ontworpen, dat
een alarm in de besturingslogica of storing in een besturingscircuit, niet tot een storing of gevaarlijke situatie leiden.
• Er kan extra beveiliging nodig zijn voor toegang tot gevarenzones, die niet door het F3SL-systeem kunnen
worden bewaakt.
• Voer de OMRON-testprocedure uit bij installatie en na onderhoud, afstelling, reparatie of wijziging aan de
besturingselementen van de machine, het gereedschap, de matrijzen of de machine zelf, of het F3SL­systeem.
• Voer alleen de test- en reparatieprocedures uit die in deze handleiding worden beschreven.
• Volg alle procedures die in deze handleiding staan vermeld voor een juiste werking van het F3SL-systeem.
De naleving van deze regels valt buiten de verantwoordelijkheid van OMRON. Alleen de werkgever is verantwoordelijk om de bovenstaande eisen en alle andere procedures, voorwaarden en vereisten die specifiek bij deze machine horen, op te volgen.
1
Page 7

2 Werkingstheorie

2-1 Specificaties van het F3SL-systeem

2 Werkingstheorie
2-1 Specificaties van het F3SL-systeem
De F3SL omvat een infrarood-veiligheidslichtscherm met een groot bereik en met lichtbundels en bewaakt het gebied rondom machines, zodat personen geen toegang hebben tot dit gebied. Het ontwerp dat is voorzien van een "redundante" microprocessor, gecombineerd met een uitgebreide foutmodus en effectenanalyse, zorgt voor een intrinsiek-veilig bedrijf.
Een F3SL-systeem bestaat uit één enkele zender en één enkele ontvanger. Er zijn geen verbindende kabels of aparte besturingen nodig.

2-2 Technische specificaties

Item
Model
Model F3SL­A0351 P30
Model F3SL­A0523 P30
Model F3SL­A0700 P30
Model F3SL­A0871 P30
Model F3SL­A1046 P30
Model F3SL­A1219 P30
Model F3SL­A1394 P30
Model F3SL­A1570 P30
Model F3SL­A1746 P30
Model F3SL­A1920 P30
Model F3SL­A2095 P30
Werkingsbereik 0,3-20 m
Tussenruimte van
22 mm
de optische as
Aantal optische assen 16 24 32 40 48 56 64 72 80 88 96
Beveiligingshoogte
Minimale resolutie van
351 mm 523 mm 700 mm 871 mm 1.046 mm 1.219 mm 1.394 mm 1.570 mm 1.746 mm 1.920 mm 2.095 mm
Ondoorzichtig object, ø30 mm of meer (ø52/ø74 voor floating blanking)
het object
Effectieve openingshoek
Lichtbron
Zender en ontvanger: ±2,5 (IEC61496-2).
Infrarood-LED (850 nm)
° maximaal, bij een werkingsbereik van meer dan 3 m
(emissie-golfvorm)
Voedingsspanning 24 VDC±20%, rimpel (p-p) 5% of minder
Opkomsttijd na span-
Binnen 3 seconden
ningsinschakeling
Stroomverbruik Zender: 285 mA max.
Ontvanger: max. 1,4 A
Besturingsuitgang 2 PNP-transistoruitgangen, belastingsstroom 500 mA of minder (restspanning 2 V
of minder) (exclusief spanningsval door kabelverlenging), AAN bij verlicht lampje.
Hulpuitgang Hetzelfde signaal als de besturingsuitgang: 1 PNP-transistor-uitgang (geen
veiligheidsuitgang), belastingsstroom 100 mA (exclusief spanningsval door kabelverlenging)
Veiligheidscircuit Het uitgangsbelastingscircuit is beschermd tegen kortsluitingen en omgekeerde
aansluiting van de voeding.
Veiligheids­voorzieningen
• Start-/herstartvergrendeling [geldig/ongeldig selecteerbaar via keuzeschakelaar]
• Blanking-functie
(1) Kanaalkeuze (fixed blanking) (2) Floating blanking
(3) Geen blanking (fabrieksinstelling) Elk van de bovenstaande modi kan met de keuzeschakelaar worden geselecteerd. De blanking-bundel van (1) wordt bepaald met de knop voor programmering.
2
Page 8
2-2 Technische specificaties
2 Werkingstheorie
Item
Model
Model F3SL­A0351 P30
Model F3SL­A0523 P30
Model F3SL­A0700 P30
Model F3SL­A0871 P30
Model F3SL­A1046 P30
Model F3SL­A1219 P30
Model F3SL­A1394 P30
Model F3SL­A1570 P30
Model F3SL­A1746 P30
Model F3SL­A1920 P30
Diagnosefuncties • Zelf-diagnosefunctie bij inschakelen van de voedingsspanning
• Bewakingsfunctie extern relais (MPCE) (verbindt de lijn van de externe relaisbewakingsingang met contact b van het externe relais, 50 mA, 24 VDC)
Responstijd (AAN-->UIT)
Omgevings-
0-55
20 ms of korter 25 ms of korter 30 ms of korter 35 ms of korter
°C bij bedrijf en opslag (zonder ijsafzetting of condensatie)
temperatuur
Vochtigheidsgraad 35-95% RH bij bedrijf of opslag (zonder condensatie)
Trillingsbestendigheid Defecten en duurzaamheid: 10 t/m -55 Hz, dubbele amplitude 0,7 mm, in
richtingen X, Y en Z voor 20 golflijnen
Schokbestendigheid
Beschermende
Defecten en duurzaamheid: 100 m/s
IEC60529 IP65
2
, in richtingen X,Y en Z, 1.000 maal
structuur
Aansluitmethode Type met M12-connector
Gewicht (verpakt) 11 kg of minder
Model F3SL­A2095 P30
Materiaal Behuizing Aluminium
Accessoires Teststaaf (ø30), montagemateriaal (boven- en onderkant), handleiding,
zeskantsleutel exclusief voor toegang tot de programmeerknop, 2 belastingsweerstanden voor testen (10 k ), 2 spanningsdempers
Toepasselijke norm IEC(EN)61496-1 TYPE4 ESPE *1
IEC61496-2 TYPE4 AOPD *2
*1. ESPE (contactloze beveiligingsapparatuur) *2. AOPD (opto-elektronische beveiligingsapparatuur) *De technische gegevens kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
3
Page 9

3 Onderdelen en indicatielampjes van het systeem

3 Onderdelen en indicatielampjes van het
systeem
Zie "Afbeelding 3-1" op pagina 5 voor de positie van de volgende onderdelen en indicatielampjes.
Tabel 3-1 Identificatie van systeemonderdelen
Tabel-
num-
mer
C ONTVANGER N ZENDER
Bovenste/onderste bundelindicatielampjes - rood
D
Verwijderbare eindkap. Toegang tot de
E
configuratieschakelaars
Programmeerknop (veiligheidsschroef moet
F
worden verwijderd)
Kanaalkeuze of floating-blanking-indicatielampje
G
- geel
H
Vergrendeling of foutindicatie - geel
I
Machine-stop-indicatielampje - rood
Machine-in-bedrijf-indicatielampje -
J
groen
K Ontvangeraansluitingen S Beveiligingshoogte (detectiezone)
Tabel-
num-
mer
O
P
Q
R
Statusindicatielampje - geel
Zenderaansluitingen
10 Afvoer - afschermingsdraad
(niet geïsoleerd)
11 +24 VDC - witte draad
12 0 VDC (aarde) - bruine draad
Synchronisatiebundel
Optische as
OSSD1 - oranje draad (zie onderstaande
1
opmerking)
2 0 VDC (aarde) - bruine draad
3
Afvoer - afschermingsdraad (niet geïsoleerd)
4 +24 VDC - witte draad
5 Hulpuitgang - violette draad
6 MPCE - roze draad
7 Start - grijze draad
OSSD2 - gele draad (zie onderstaande
8
opmerking)
L Eindkap in de ontvanger
B Schakelaar B
A Schakelaar A
M Connector
Opmerking: OSSD-uitgangen moeten een minimale belasting hebben, anders gaat het F3SL-systeem naar
een alarmtoestand. Voor de testen die aan de uiteindelijke installatie voorafgaan, kan deze belasting bestaan uit een 10 kOhm-weerstand (bijgesloten in de documentatieset). Zie Afbeelding 7-1 voor nadere details.
4
Page 10
O
C
E
3 Onderdelen en indicatielampjes van het systeem
Afbeelding 3-1 Systeemtekening
INDICATORZIJD
3456
1
5
Page 11

4 Werking van het systeem

4-1 Bedrijfsstanden

4 Werking van het systeem
Een F3SL-systeem is een veiligheidslichtscherm met lichtbundels dat wordt bestuurd door een microprocessor. Het systeem bestaat uit een ontvanger en een zender. De ontvanger- en zender zijn niet fysiek met elkaar ver­bonden.
Het F3SL-systeem wordt vaak gebruikt op plaatsen waar personen moeten worden beschermd. Typische toepassingen zijn werkcellen van robots, filterpersen, spuitgietmachines, voedselverwerkingsinstallaties en gemechaniseerde montageapparatuur.
4-1 Bedrijfsstanden
De bedrijfsconditie van een F3SL-systeem wordt beschreven als verschillende standen. Het F3SL-systeem kent de volgende standen.
4-1-1 Machine in bedrijf
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de AAN-stand, het groene machine-in-bedrijf­indicatielampje brandt, en de hulpuitgang bevindt zich in een status die met de configuratie in overeenstemming is. Zie Hoofdstuk 7-2 op pagina 13. De beschermde machine heeft toestemming om in bedrijf te zijn. Het indrukken en loslaten van de startknop heeft geen invloed.
4-1-2 Machine-stop
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de UIT-stand, het rode machine-stop-indica­tielampje brandt, en de hulpuitgang bevindt zich in de volgstatus in overeenstemming met de veiligheidsuitgan­gen. Zie Hoofdstuk 7-2 op pagina 13. De beschermde machine heeft geen toestemming om in bedrijf te zijn.
4-1-3 Vergrendeling
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de UIT-stand, het rode machine-stop­indicatielampje en het gele vergrendelingsindicatielampje branden. De hulpuitgang bevindt zich in de volgstatus, in overeenstemming met de veiligheidsuitgangen. Zie Hoofdstuk 7-2 op pagina 13. De beschermde machine mag in de vergrendelingsstaus niet draaien totdat het detectiegebied vrij is van obstakels en de startknop is ingedrukt en weer is losgelaten.
4-1-4 Alarm
De beide veiligheidsuitgangen van de ontvanger bevinden zich in de UIT-stand, het rode machine-stop-indica­tielampje brandt, het gele vergrendelingsindicatielampje knippert en de hulpuitgang bevindt zich in de UIT­stand. In de alarmstatus mag de machine niet in bedrijf zijn. Het primaire verschil tussen alarm en vergrendeling is dat het F3SL-systeem de alarmstatus behoudt totdat het alarm is gecorrigeerd, ongeacht in- en uitschakeling van de voeding of het indrukken en loslaten van een externe startknop.

4-2 Bedrijfsmodi

Bedrijfsmodi van het systeem bepalen het opstarten en gedrag van een F3SL-systeem in bedrijf. De bedrijfs­modusdefinities hangen af van de bedrijfsstanden die hierboven zijn behandeld. De bedrijfsmodus wordt gekozen via configuratieschakelaars in de afneembare kap aan de onderkant van de ontvanger.
Opmerking: Als het F3SL-systeem tijdens opstarten of bedrijf interne alarmen detecteert, zal het naar de
alarmstatus gaan en worden de veiligheidsuitgangen in de UIT-stand gezet.
4-2-1 Automatische start
Een F3SL-systeem zal opstarten met de veiligheids- en hulpuitgangen in de UIT-stand. Als het detectiegebied niet is geblokkeerd, zal de machine in de bedrijfsstatus gaan. Als er in deze status een voorwerp wordt gedetecteerd dat het detectiegebied binnengaat, zal het F3SL-systeem van machine-in-bedrijf naar machine­stop gaan en deze status behouden, totdat de obstructie verwijderd is. Zodra het detectiegebied vrij is, zal het F3SL-systeem automatisch van machine-stop naar machine-in-bedrijf gaan.
4-2-2 Startvergrendeling
Het F3SL-systeem zal opstarten met de veiligheidsuitgangen in de UIT-stand, en, als er geen alarmen worden gedetecteerd, naar de vergrendelingsstatus gaan. Om naar de status machine-in-bedrijf te gaan, moet het detectiegebied vrij zijn (of voldoen aan een Exact Channel Select-patroon), en vervolgens moet de operator de startknop indrukken en weer loslaten. Wanneer in de status machine-in-bedrijf een object in het detectiegebied wordt gedetecteerd, wordt de status van het F3SL-systeem gewijzigd van machine-in-bedrijf naar machine-stop. Zodra het detectiegebied vrij is, zal het F3SL-systeem automatisch van machine-stop naar machine-in-bedrijf gaan.
6
Page 12

4-3 Selectie bedrijfsmodus

4 Werking van het systeem
4-2-3 Start-/herstartvergrendeling
Het F3SL-systeem wordt opgestart met de veiligheidsuitgangen in de UIT-stand, en, als er geen alarmen worden gedetecteerd, naar de vergrendelingsstatus gaan. Om naar het machine-in-bedrijf-stadium te gaan, moet het detectiegebied vrij zijn (of voldoen aan een Exact Channel Select-patroon), en vervolgens moet de operator de startknop indrukken en weer loslaten. Wanneer in de status machine-in-bedrijf een object in het detectiegebied wordt gedetecteerd, wordt de status van het F3SL-systeem gewijzigd van machine-in-bedrijf naar vergrendeling. Het F3SL-systeem zal in de vergrendelingsstatus blijven, ook al wordt de obstructie uit het detectiegebied verwijderd. Om naar de status machine-in-bedrijf te gaan, moet de operator de startknop indrukken en weer loslaten. Als er een obstructie aanwezig is in het detectiegebied op het moment dat de startknop wordt ingedrukt en weer losgelaten, zal het F3SL-systeem in de vergrendelingsstatus blijven.
Opmerking: In de bovenstaande omschrijvingen wordt gesproken van een startknop. Zie Hoofdstuk 10–
"Aansluiten op het besturingscircuit van de machine" voor het bedraden van de startknop.
WAARSCHUWING
Een machine of robot mag niet automatisch opnieuw worden opgestart door omtrekbewakingsapparatuur. Maak gebruik van een startschakelaar die buiten de gevarenzone is geplaatst, zodanig dat de zone kan worden overzien.
4-3 Selectie bedrijfsmodus
De bedrijfsmodus wordt geselecteerd met de posities 1 en 2 van schakelaars A en B, die zich in de eindkap van de ontvanger bevinden. Zie Tabel 4-1. Als de instellingen van schakelaars A en B niet overeenkomen, wordt een alarmconditie veroorzaakt. U krijgt toegang tot schakelaars A en B door de vier kopschroeven waarmee de grootste eindkap van de ontvanger is bevestigd, te verwijderen. Stel deze schakelaars in voordat u de ontvanger monteert.
WAARSCHUWING
Voordat u de eindkap verwijdert dient u de spanning uit te schakelen.
Tabel 4-1 Instellingen van de bedrijfsmodusschakelaar
SCHAKELAAR A SCHAKELAAR B
BEDRIJFSMODUS 1212
Automatische start (standaardinstelling)
Startvergrendeling UIT AAN UIT AAN Start-/herstartvergrendeling UIT UIT UIT UIT Niet toegestaan AAN UIT AAN UIT
AAN AAN AAN AAN
7
Page 13

5 Detectieopties

5-1 Exact Channel Select (ECS)

5 Detectieopties
WAARSCHUWING
Gebruik van Exact Channel Select en/of Floating Blanking zal het F3SL-systeem minder gevoelig maken voor objecten in het detectiegebied. Onjuist gebruik van deze functies kan ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben. Voor Exact Channel Select kan een harde barrièrebewaking nodig zijn (zie "9-2-1 Aanvullende bewaking" op pagina 19), voor Exact Channel Select of Floating Blanking kan een vergroting van de veiligheidsafstand nodig zijn. Lees het volgende hoofdstuk nauwkeurig.
5-1 Exact Channel Select (ECS)
Met ECS worden geselecteerde, vastliggende gebieden van het detectiegebied uitgeschakeld, doordat specifieke, vaste bundellocaties afgeschermd worden. ECS is nuttig als stationaire objecten zoals gereedschap en bevestigingen permanent een gedeelte van het detectiegebied blokkeren.
Bij ECS is vereist dat elk geblokkeerde gedeelte van het detectiegebied ook geblokkeerd blijft. Als de obstructie wordt verwijderd, krijgt het F3SL-systeem de status machine-stop. De synchronisatiebundel kan niet worden geselecteerd (de bundel die zich het dichtst bij de kabel bevindt). Ook moet één extra bundel gedeblokkeerd blijven. Een kanaal wordt gedefinieerd als één lichtstraal of "bundel".
Zie "Tabel 5-1 Systeemrespons op Exact Channel Select" op pagina 8 voor een diagram van F3SL-systeem­respons tijdens bedrijf, terwijl ECS actief is.
Tabel 5-1 Systeemrespons op Exact Channel Select
Channel-Select-
status
Kanaal 1
Kanaal 2
Kanaal 3
Kanaal 4
Kanaal 5...
Systeem-
respons
Exact Channel Select
is inactief
Machine-in-bedrijf Machine-stop Machine-in-bedrijf Machine-stop Machine-stop
Exact Channel Select
is inactief
Exact Channel Select
is actief
Exact Channel Select
is actief
Exact Channel Select
is actief

5-2 Floating Blanking

Op elke willekeurige locatie kunnen twee kanalen in het detectiegebied worden uitgeschakeld (synchronisatiebundel uitgezonderd), zonder dat het F3SL-systeem de status machine-stop krijgt. De uitgeschakelde kanalen liggen niet voor een enkele locatie vast, maar "drijven" door het detectiegebied.
Zie Tabel 5-2 voor een diagram van F3SL-systeemrespons tijdens bedrijf, terwijl Floating Blanking actief is.
8
Page 14

5-3 Exact Channel Select gebruiken met Floating Blanking

Tabel 5-2 Systeemrespons bij Floating Blanking
Kanaal 1
Kanaal 2
Kanaal 3
Kanaal 4
Kanaal 5...
Systeemrespons
Floating
Blanking niet
actief
1
Uitzondering
Machine-stop
1 Channel Floating Blanking
actief
0
Uitzonderin-
gen machine
in bedrijf
1 Channel Floating Blanking
actief
1
Uitzondering
machine in bedrijf
1
Channel
Floating
Blanking
actief
2
Uitzonderin-
Machine-stop
Uitzonderin-
gen
Machine-stop
1
Channel
Floating
Blanking
actief
2
gen
2 Channel Floating Blanking
actief
0
Uitzonderin-
gen machine
in bedrijf
2 Channel Floating Blanking
actief
1
Uitzondering
machine in bedrijf
2 Channel Floating Blanking
actief
2
Uitzonderin-
gen machine
in bedrijf
2 Channel Floating Blanking
actief
2
Uitzonderin-
gen machine
in bedrijf
5 Detectieopties
2 Channel Floating Blanking
actief
3
Uitzonderin-
Machine-stop
Uitzonderin-
gen
Machine-stop
2 Channel Floating Blanking
actief
3
gen
2 Channel Floating
Blanking
actief
3
Uitzonderin-
gen
Machine-stop
Tabel 5-3 Pictogrammensleutel voor tabellen 5-1 en 5-2
Symbool Beschrijving
= optisch kanaal is niet geblokkeerd.
= optisch kanaal is geblokkeerd.
= optisch kanaal is geselecteerd door Exact Channel Select.
= optisch kanaal is geselecteerd door Exact Channel Select en is geblokkeerd.
5-3 Exact Channel Select gebruiken met Floating Blanking
WAARSCHUWING
Het combineren van Exact Channel Select met Floating Blanking is een geavanceerde toepassing. Alle mogelijke situaties waarmee het F3SL-systeem geconfronteerd zou kunnen worden, dienen zorgvuldig te worden overwogen. Het F3SL-systeem kan minder gevoelig worden voor objecten in het detectiegebied. De veiligheidsafstand dient te worden verhoogd. Als u dit niet doet, kan ernstig letsel het gevolg zijn.
Om te voorkomen dat een hand of andere objecten een gedeelte binnenkomen dat door het kanaal is geselecteerd, dient u een fysieke afscherming zoals een hek te plaatsen.
Als zowel Exact Channel Select als Floating Blanking zijn geselecteerd, mogen de floating kanalen overal binnen het detectiegebied voorkomen (behalve de bundel die zich het dichtst bij de kabel bevindt), zelfs binnen het gebied dat door Exact Channel Select is geselecteerd. In deze gebieden mag een kanaal dat normaal geblokkeerd is, vrij zijn.
9
Page 15
5 Detectieopties

5-4 Activeren en programmeren van Exact Channel Select

5-3-1 Het effect van Exact Channel Select en Floating Blanking op de minimale
resolutie van het object
Als Exact Channel Select en/of Floating Blanking actief zijn, wordt de veiligheidsafstand beïnvloed. Door Exact Channel Select en Floating Blanking wordt het lichtscherm minder intens en nemen de afmetingen van het mini­male gedetecteerde object toe. De toename is gelijk aan de tussenruimte van elk kanaal dat is uitgeschakeld.
• Een F3SL met één uitgeschakeld kanaal heeft een minimale objectgevoeligheid van: 30 mm + 22 mm = 52 mm (2,05 inch).
• Een F3SL met twee uitgeschakelde kanalen heeft een minimale objectgevoeligheid van: 30 mm + 22 mm + 22 mm = 74 mm (2,91 inch).
Als de afmetingen van het door het F3SL-systeem gedetecteerde object toenemen, dient de minimale veilig­heidsafstand toe te nemen. Gebruik de minimale objectgevoeligheid zoals vermeld in om het nieuwe getal te bepalen bij het berekenen van de veiligheidsafstand.
-factoren
pf
Diepte-penetratiefactor, Dpf,
voor gebruik met de ANSI-
formule (Dpf = 3,4 (d-7,0) mm)
Totaal aantal bundels
Uitgeschakeld door Exact
Channel
Select en/of Floating Blanking
Geen 30 mm (1,18 inch) 78,2 mm (3,08 inch)
1 bundel 52 mm (2,05 inch) 153,0 mm (6,02 inch) 2 bundels 74 mm (2,91 inch) 227,8 mm (8,97 inch) 3 bundels 96 mm (3,78 inch) 302,6 mm (11,91 inch) 4 bundels 118 mm (4,65 inch) 377,4 mm (14,86 inch) 5 bundels 140 mm (5,51 inch) 452,2 mm (17,80 inch)
enz...
Tabel 5-4 Voorbeeld en D
Minimale resolutie van het
object d
5-4 Activeren en programmeren van Exact Channel Select
Exact Channel Select wordt geactiveerd door schakelaars A en B op positie 4 in te stellen. Deze schakelaars bevinden zich in de eindkap van de ontvanger. Zie Afbeelding 3-1 en Tabel 5-5. Ieder verschil tussen de instellingen van de schakelaars A en B zal een alarmconditie tot gevolg hebben. Om toegang tot schakelaars A en B te verkrijgen, dient u de vier kopschroeven waarmee de grootste eindkap van de ontvanger is bevestigd, te verwijderen. Stel deze schakelaars in voordat u de ontvanger monteert.
WAARSCHUWING
Voordat u de eindkap verwijdert dient u de spanning uit te schakelen.
Voor het programmeren van het ECS-patroon moet het F3SL-systeem in de machine-stop-status gebracht zijn. Een ECS-patroon wordt opgeslagen door het juiste gedeelte van het detectiegebied te blokkeren en de programmeerknop in te drukken en weer los te laten (Zie Afbeelding 3-1 voor de locatie ervan).
Het F3SL-systeem zal vervolgens naar de vergrendel- of machine-stop-conditie gaat, ongeacht de bedrijfsmodus. De start-knop kan worden ingedrukt en weer losgelaten, of de voeding kan worden in- en uitgeschakeld om naar de machine-in-bedrijf-status te gaan. Achtereenvolgende in- en uitschakelingen van de voedingsspanning zal tot gevolg hebben dat de machine in bedrijf gaat, in overeenstemming met de geconfigureerde bedrijfsmodus.
Er wordt een nieuw ECS-patroon vastgelegd als het systeem zonder alarmen in de machine-stop-status is, als de configuratieschakelaars op de juiste wijze zijn ingesteld, en als de programmeerknop wordt ingedrukt en weer losgelaten. Als de configuratieschakelaars vervolgens worden ingesteld om ECS uit te schakelen, wordt het opgeslagen ECS-patroon gewist.
Opmerking: De programmeerknop kan worden bereikt door een veiligheidsschroef te verwijderen. In het
onderdelenpakket van de ontvanger bevindt zich een speciale moersleutel voor deze schroef. Deze moersleutel dient door de supervisor in bewaring te worden gehouden. De veiligheids­schroef moet weer worden aangebracht om de integriteit van het F3SL-systeem te garanderen.
10
Page 16

5-5 Floating Blanking activeren

Tabel 5-5 Instellingen van de detectie-optieschakelaar
SCHAKELAAR A SCHAKELAAR B
BEDRIJFSMODUS 456456
Exact Channel Select is actief AAN Exact Channel Select is inactief
(standaard instelling) Eén-kanaals Floating Blanking actief AAN UIT AAN UIT Twee-kanaals-Floating Blanking actief UIT AAN UIT AAN Floating Blanking niet actief
(standaard instelling) Niet toegestaan - alarmconditie AAN AAN AAN AAN
UIT UIT
UITUIT UITUIT
AAN
5 Detectieopties
5-5 Floating Blanking activeren
Floating blanking (met een of twee bundels) wordt geactiveerd door posities 5 en 6 van schakelaars A en B in de eindkap van de ontvanger in te stellen. Zie Afbeelding 3-1 en Tabel 5-5. Ieder verschil tussen de instellingen van A en B zal een alarmconditie tot gevolg hebben. Om toegang tot schakelaars A en B te verkrijgen, dient u de vier kopschroeven waarmee de grootste eindkap van de ontvanger is bevestigd, te verwijderen. Stel deze schakelaars in voordat u de ontvanger monteert. De programmeerknop hoeft niet te worden gebruikt.
Opmerking: Als ECS of Floating Blanking actief is, zal het oranje ECS/FB-indicatielampje branden ter
aanduiding dat het F3SL-systeem minder gevoelig is.
11
Page 17

6 Diagnose- en testvoorzieningen

6-1 Hoogste/laagste bundelindicatielampjes

6 Diagnose- en testvoorzieningen
6-1 Hoogste/laagste bundelindicatielampjes
Het F3SL-systeem heeft zichtbare, rode hoogste/laagste bundelindicatielampjes (BI), grenzend aan de op een na hoogste en de op een na laagste infraroodbundel. Deze BI's bevinden zich op de ontvanger. De BI's zullen oplichten als de desbetreffende infraroodbundel niet aan de voorwaarden voldoet die voor het F3SL-systeem nodig zijn om in het machine-in-bedrijf-stadium te kunnen blijven. Als de synchronisatiebundel onderbroken wordt, zullen alle BI's oplichten.
BI's zijn geen veiligheidskritische onderdelen. Een BI-fout veroorzaakt geen alarmconditie en het F3SL-systeem blijft functioneren.

6-2 Synchronisatiebundel

De synchronisatie tussen de zender en ontvanger van het F3SL-systeem is optisch. De bundel die zich het dichtst bij de connector van de kabel bevindt, zorgt voor dit signaal. Bij blokkering van deze bundel gaat het systeem in een machine-stop-status en gaan beide bundelindicatielampjes (BI's) branden. Als de bundel vrijgemaakt is, zal het systeem zichzelf weer synchroniseren en in een status komen die overeenkomt met de bedrijfsmodus ervan.

6-3 Machine Primary Control Element (MPCE)-bewaking

MPCE-bewaking is een belangrijke veiligheidsfunctie. Het bewaakt de interface van het F3SL-systeem met de bewaakte machine en controleert of de besturingselementen op de juiste wijze op het lichtscherm reageren en detecteert alle inconsistenties tussen de beide machine-MPCE's. Dit is nodig om defecten binnen de interface te detecteren, waardoor een stopsignaal aan de machinebesturing nodig is.
De aansluitingen voor de MPCE-bewaking worden bij de ontvanger gemaakt. Bij het opstarten zoekt het F3SL­systeem een MPCE-gesloten conditie. Als deze wordt gevonden, zal het in een status gaan die overeenkomt met de geselecteerde bedrijfsmodus. Als het F3SL-systeem de veiligheidsuitgangen activeert, bewaakt het de MPCE bij een gesloten-naar-open-overgang. Deze overgang dient te geschieden binnen 300 ms, anders beschouwt het F3SL-systeem de MPCE als zijnde in alarm. Het F3SL-systeem zal dan in een alarmstatus gaan. Bovendien, als de MPCE-connectoren verkeerd zijn aangesloten, zal het F3SL-systeem naar een alarmstatus gaan.
Opmerking: Om het F3SL-systeem correct te laten functioneren als MPCE niet actief is, moet de MPCE-
ingang op de aarde van het F3SL-systeem worden aangesloten.
6-3-1 Het activeren en deactiveren van MPCE-bewaking
MPCE-bewaking wordt geactiveerd door schakelaars A en B op positie 3 in te stellen. Deze schakelaars bevinden zich in de eindkap van de ontvanger. Zie Afbeelding 3-1 en Tabel 6-1. Als de instellingen van schakelaars A en B niet overeenkomen, wordt een alarmconditie veroorzaakt. Om toegang tot schakelaars A en B te verkrijgen, dient u de vier kopschroeven waarmee de grootste eindkap van de ontvanger is bevestigd, te verwijderen. Stel deze schakelaars in voordat u de ontvanger monteert.
WAARSCHUWING
Voordat u de eindkap verwijdert dient u de spanning uit te schakelen.
Tabel 6-1 Schakelaarinstellingen van MPCE
Schakelaar A Schakelaar B
MPCE-BEWAKING
ACTIEF OF NIET ACTIEF
Actief UIT UIT Niet actief (standaardinstelling) AAN AAN
33
12
Page 18

7-1 Veiligheidsuitgangen

7 Uitgangen

7 Uitgangen
7-1 Veiligheidsuitgangen
WAARSCHUWING
Dit product is ontworpen voor gebruik op een elektrisch systeem van 24 VDC, aarde aan negatief (beschermende aarde). Sluit de F3SL nooit aan op een systeem met aarde aan positief (beschermende aarde). Bij een bedrading met aarde aan positief (beschermende aarde), kunnen bepaalde gelijktijdige kortsluitingen van beide veiligheidsuitgangen niet worden gedetecteerd en is het mogelijk dat de bewaakte machine dan niet zal stoppen, met ernstig letsel van de operator als gevolg.
De ontvanger van het F3SL-systeem voorziet in twee onafhankelijke veiligheidsuitgangen van het PNP-type, om bedrijfs-/stopsignalen naar de bewaakte machine te sturen. In de machine-in-bedrijf-status zijn de veiligheids­uitgangen elektrisch geleidend en leveren ze 500 mA stroom bij 24 VDC. In de stop-status van de machine zijn de uitgangen niet elektrisch geleidend.
Opmerking: De veiligheidsuitgangen moeten een minimale belasting hebben, anders gaat het F3SL-systeem
naar een alarmtoestand. Voor de testen die aan de uiteindelijke installatie voorafgaan, kan deze belasting bestaan uit een 10 kOhm-weerstand (bijgesloten in de documentatieset). Zie Afbeelding 7-1 voor nadere details
OSSD1 OSSD2 0 V 24 V+
.
10 kOhm 10 kOhm
24 VDC
VOEDING
Afbeelding 7-1 Het aansluiten van de belastingen aan de veiligheidsuitgangen voor het uitvoeren van testen.

7-2 Hulpuitgang

Dit is geen veiligheidsuitgang. F3SL-systemen voorzien in één hulpuitgang van het type PNP. In de AAN-stand zal deze hulpuitgang 100 mA leveren, en zal AAN zijn als de veiligheidsuitgangen AAN zijn. (Volgmodus)
13
Page 19

8 Veilige montageafstand

e

8-1 Formules voor de Europese veiligheidsafstand

8 Veilige montageafstand
WAARSCHUWING
Installeer nooit een F3SL-systeem zonder te letten op de veiligheidsafstand. Als het F3SL-systeem te dicht bij het gevarenpunt wordt gemonteerd, bestaat de kans dat de machine niet op tijd stopt om letsel van de operator te voorkomen.
Een F3SL-systeem dient ver genoeg van de gevarenzone van de machine af gemonteerd te worden, zodat de machine stopt voordat een hand of ander lichaamsdeel het gevaarlijke gedeelte bereikt. Deze afstand wordt de veiligheidsafstand genoemd. Deze afstand bestaat uit een berekend getal, gebaseerd op een formule. Zie Afbeelding 8-1 voor een illustratie van de veiligheidsafstand.
Lichtscherm
D
s
Ds is de minimale veiligheidsafstand tussen het detectiegebied van het lichtscherm en het gevaarlijke gedeelt van de machine.
Afbeelding 8-1 Veilige montageafstand
Ongeacht de berekende afstand dient een F3SL-systeem nooit dichter dan 5,5 inch (140 mm) van het gevarenpunt te worden gemonteerd. Dit wordt geëist in tabel 0-10 in OSHA 1910.217.
8-1 Formules voor de Europese veiligheidsafstand
De volgende verhandeling is gebaseerd op norm EN999:1998 en is van toepassing op lichtschermen die in industriële omgevingen worden gebruikt.
8-1-1 Formule voor veiligheidsafstand voor systemen met een minimum
objectresolutie van 40 mm of minder
Als de minimale objectresolutie va het systeem 40 mm of minder bedraagt, maakt u gebruik van de volgende formule:
S = (K x T) + C Waarbij: S = de minimale afstand in millimeters vanaf de gevarenzone tot het detectiepunt, lijn, vlak of gebied. K = 2000 mm/s T = de algemene stoptijd van het systeem in seconden. T = t
+ t
m
s
tm = maximale stoptijd van de machine in seconden. t
= responstijd van het veiligheidslichtscherm in seconden.
s
Deze responstijd wordt gegeven in 2-2 Technische specificaties. C = 8 (d-14 mm), maar niet minder dan nul. d = de minimale objectdetectie van het F3SL-systeem in millimeters. d.w.z.: S = (2000 mm/s x T) + 8 (d – 14 mm)
14
Page 20

8-2 Formules voor veiligheidsafstand in de Verenigde Staten

8 Veilige montageafstand
<Rekenvoorbeeld> Als T
= 0,05s, Ts=0,02s en d=30 mm,
m
S = 2000 mm/s x (0,05
+0,02s) + 8 (30 mm-14 mm)
s
= 268 mm
Deze formule is van toepassing op alle minimale afstanden van S tot en met 500 mm. De minimum waarde van S dient niet minder te bedragen dan 100 mm.
Als blijkt dat S groter is dan 500 mm bij gebruik van bovenstaande formule, dan kan de onderstaande formule worden gebruikt. In dit geval dient de minimale waarde van S niet minder dan 500 mm te bedragen.
S = (1600 mm/s x T) + 8 (d – 14 mm)
8-1-2 Formule voor veiligheidsafstand voor systemen met een minimum
objectresolutie groter dan 40 mm
Als de minimale objectresolutie van het systeem meer dan 40 mm bedraagt, maakt u gebruik van de volgende formule:
S = (K x T) + C Waarbij: S = de minimale afstand in millimeters vanaf de gevarenzone tot het detectiepunt, lijn, vlak of gebied. K = 2000 mm/s T = de algemene stoptijd van het systeem in seconden. T = t
+ t
m
s
tm = maximale stoptijd van de machine in seconden. t
= responstijd van het veiligheidslichtscherm in seconden.
s
Deze responstijd wordt gegeven in Hoofdstuk 2-2—Technische specificaties. C = 850 mm. d.w.z.: S = (1600 mm x T) + 850 mm
8-1-3 Factoren die de veiligheidsafstandsformule beïnvloeden
Als lichtschermen worden gebruikt voor het in werking stellen van machines, dient de minimale objectresolutie ervan 30 mm of minder te bedragen (gebaseerd op EN 999, andere normen kunnen afwijken). In dit geval is de formule zoals gegeven in Hoofdstuk 8-1-1 van toepassing, behalve dat de minimale afstand S meer dan 150 mm moet bedragen.
Voor parallelle benadering wordt formule C als volgt aangepast: C = 1200 mm – (0,4 x H), maar niet minder dan 850 mm H = de hoogte van het detectiegebied boven de vloer in mm.
8-2 Formules voor veiligheidsafstand in de Verenigde Staten
In de Verenigde Staten worden twee formules toegepast om de veiligheidsafstand te bepalen. OMRON beveelt de formules aan van het American National Standards Institute (ANSI). Deze formules bevatten aanvullende factoren, vergeleken met de formule die door OSHA wordt vereist.
De onderstaande formule van ANSI geldt voor een normale benadering van het lichtscherm. D
= K x (Ts + Tc + Tr + Tbm) + D
s
Waarbij: Ds = minimale veiligheidsafstand, in inch, tussen de detectiezone van F3SL en het dichtstbijzijnde gevarenpunt. K = handsnelheidsconstante in inch per seconde. De ANSI-standaardwaarde bedraagt 63 inch/s, waarbij wordt
aangenomen dat de operator zijn hand vanuit een rusttoestand naar het gevarenpunt beweegt. Volgens ANSI B11.19-1990 geldt dat "De waarde van de handsnelheidconstante K is vastgesteld aan de hand van diverse studies, en hoewel deze studies snelheden aangeven van 63 inch/s tot meer dan 100 inch/s, moeten deze waarden niet als een definitieve richtlijn worden beschouwd. De gebruiker dient alle factoren te overwegen, inclusief de fysieke mogelijkheden van de operator, bij het vaststellen van de te gebruiken waarde van K."
pf
15
Page 21
8 Veilige montageafstand
T
= de stoptijd van de pers (of machine) in seconden, gemeten vanaf het moment waarop het laatste
s
8-2 Formules voor veiligheidsafstand in de Verenigde Staten
besturingselement niet meer wordt bekrachtigd. Gemeten bij maximale sluitsnelheid. T
= de responstijd in seconden waarbij de rem van de pers of machine wordt geactiveerd.
c
Opmerking: T
+ Tc worden gewoonlijk gezamenlijk gemeten met een meetinstrument voor het meten van
s
de stoptijd.
T
= de responstijd van het F3SL-systeem, gemeten in seconden.
r
Deze responstijd wordt gegeven in 2-2 Technische specificaties op pagina 2. T
= de extra responstijd in seconden, toegewezen aan de bewaking van de remwerking, voordat verminderde
bm
remwerking wordt gedetecteerd. Met de T
toegevoegd. Daarom geldt: T
-factor wordt rekening gehouden met remslijtage en wordt extra stoptijd aan de rembewaking
bm
= instelpunt rembewaking - (Ts + Tc).
bm
Opmerking: Als de bewaakte machine niet van een stoptijdbewaking is voorzien, dient aan de stoptijd van
de machine een procentuele factor te worden toegevoegd om slijtage van het remsysteem in te calculeren. Neem voor informatie contact op met de fabrikant van uw machine.
D
= Dit staat in verband met de minimale objectgevoeligheid van het F3SL-systeem. Door de minimale
pf
objectgevoeligheid S van het systeem te weten, kan D
rechtstreeks van Tabel 5-4 worden afgelezen,
pf
afhankelijk van het geïnstalleerde model F3SL.
16
Page 22

9-1 Reflecterende oppervlaktebeïnvloeding

r

9 Installatie

9 Installatie
WAARSCHUWING
Zorg er bij de installatie van het F3SL-systeem voor dat er geen invloed is van het reflecterende oppervlak. Als u dit nalaat, is het systeem niet meer in staat om objecten te detecteren, wat kan leiden tot ernstig letsel van de operator.
9-1 Reflecterende oppervlaktebeïnvloeding
Een reflecterend oppervlak grenzend aan de detectiezone kan de optische bundel doen weerkaatsen, waardoor een obstructie in het detectiegebied mogelijk niet wordt opgemerkt. (Zie Afbeelding 9-2 en Afbeelding 9-3.) Het reflecterende oppervlak kan een deel van de machine, een mechanische beveiliging of een werkstuk zijn. Er dient daarom en minimale afstand (d) te worden aangehouden tussen het reflecterende oppervlak en de middellijn van het detectiegebied van de F3SL. Testprocedure (Bijlage B) dient te worden toegepast voor het testen van deze conditie.
Werkingsbereik, R
Benaderingsrichting
Bundelhoek, a
Onderbreking
a
Zender
Centrale bundel
Onderbroken lichtbundel
Ontvange
d
Reflecterend oppervlak
Omtrek van het gevaarlijke gebied
Afbeelding 9-1 Voorbeeld van juiste montage met de juiste uitlijning
De onderbreking wordt duidelijk gedetecteerd. Het reflecterende voorwerp bevindt zich buiten de hoek van de bundel.
Benaderingsrichting
Bundelhoek, a
a
Ontvanger
Zender
Onderbreking
Centrale bundel
Reflecterend oppervlak
Omtrek van het gevaarlijke gebied
Onderbroken lichtbundel
d
Reflectie
Afbeelding 9-2 Voorbeeld van onveilige montage
Als gevolg van de reflectie wordt de onderbreking niet gedetecteerd. Het reflecterende voorwerp bevindt zich binnen de hoek van de bundel.
17
Page 23
9 Installatie
Zender
Detectiegebied
Onderbreking
a
Reflectie
Reflecterend oppervlak
Omtrek van het gevaarlijke gebied
9-1 Reflecterende oppervlaktebeïnvloeding
Ontvanger
Afbeelding 9-3 Voorbeeld van onveilige montage
Als gevolg van de reflectie wordt de onderbreking niet gedetecteerd. Beïnvloeding door reflecterende oppervlakken kan ook boven en onder het detectieveld plaatsvinden.
Werkingsbereik, R
Zender
d
Reflecterend oppervlak
Omtrek van het gevaarlijke gebied
a
a
Bundelhoek, a
Ontvanger
Afbeelding 9-4 Voorbeeld van uitlijning in het slechtste geval
In dit voorbeeld wordt de minimale afstand van het reflecterende oppervlak d getoond, naar één zijde van de middellijn van de bundel.
1,3m
1,1m
900
700
d (mm)
500
Minimumafstand
18
300
100
0
0,3 m
2 m
4 m
6 m
8 m
10 m
12 m
14 m
16 m
18 m
20 m
Bereik (m)
Afbeelding 9-5 De minimale afstand van een reflecterend oppervlak als functie van het bereik
Page 24

9-2 Algemene beschouwingen

9 Installatie
9-2 Algemene beschouwingen
9-2-1 Aanvullende bewaking
Toegangsgebieden naar het gevarenpunt die niet door het F3SL-systeem worden bewaakt, moeten worden beschermd door afdoende middelen, zoals een bewaking met een vaste barrière, een bewaking met vergrendeling of een veiligheidsmat. Zie Afbeelding 9-6.
D
s
VEILIGHEIDSLICHTSCHERM
Gevaren-
zone
Voorbeeld van
hek
Afbeelding 9-6 Voorbeeld van juiste installatie van het lichtscherm
extra
beveiliging
9-2-2 Installatie van meervoudige systemen
Indien twee of meerdere F3SL-systemen in elkaars nabijheid worden geïnstalleerd die met elkaar in lijn staan, dienen er voorzorgen te worden genomen om te voorkomen dat de schermen elkaar onderling kunnen beïnvloeden. Deze beïnvloeding kan worden voorkomen door de zenders en ontvangers met de rug naar elkaar toe of gestapeld te plaatsen. Zie Afbeelding 9-7 ter verduidelijking.
19
Page 25
9 Installatie
Zender
Zender
Ontvanger
Ontvanger
Zender
Machine 2Machine 1
Ontvanger
Ontvanger
Zender
9-2 Algemene beschouwingen
AFGERADEN INSTALLATIE
Bij deze opstelling kan interferentie
ontstaan tussen de twee
lichtschermen.
AANBEVOLEN INSTALLATIE
De ontvangers worden
rug tegen rug gemonteerd.
Machine 1
Ontvanger
Zender
Machine 1
AANBEVOLEN INSTALLATIE
Zender
Een afwisselende richting
voor ontvanger naar zender
wordt aangeraden.
Ontvanger
Machine 2
Afbeelding 9-7 Configuraties voor meervoudige lichtscherminstallaties
9-2-3 Toegang tot de configuratieschakelaars
Schakelaars om de bedrijfsfuncties van het F3SL-systeem te configureren bevinden zich in de eindkap van de ontvanger en Exact Channel Select wordt geprogrammeerd via een drukknop die vanaf de voorkant van deze eindkap kan worden bereikt. Als het nodig mocht blijken de configuratie of het Exact Channel Select-programma tijdens bedrijf te wijzigen, dient de toegang tot deze kap te worden behouden. Als u de eindkappen weer aanbrengt, dient u de vier sleufschroeven van de eindkap in een diagonaal patroon aan te draaien met een draaimoment van 7 t/m 9 inch-lbs. (0,8 t/m 1 Nm)
WAARSCHUWING
Voordat u de eindkap verwijdert dient u de spanning uit te schakelen.
9-2-4 Detectiegebied
Het detectiegebied van het F3SL-systeem wordt begrensd door de binnenrand van de eindkappen van de zender en de ontvanger. Het gebied buiten deze markeringen wordt niet beveiligd. Plaats het F3SL-systeem zodanig, dat het gevarenpunt alleen kan worden bereikt via het detectiegebied.
20
Page 26
9-2 Algemene beschouwingen
9 Installatie
9-2-5 Uitlijning
Fysieke uitlijning van de zender- en ontvangereenheden is het gemakkelijkst als het F3SL-systeem zich in de bedrijfsmodus met automatische start bevindt en Exact Channel Select inactief is. De eenheden moeten zich in hetzelfde vlak en op gelijke hoogte bevinden.
De hoogste/laagste bundelindicatielampjes zullen branden als de bundel niet is uitgelijnd. Zie Hoofdstuk 6-1— Hoogste/laagste bundelindicatielampjes voor nadere details.
9-2-6 Kabelsamenstellingen
Kabelaansluitingen van de ontvanger hebben een rode kleurcodering. De kabelaansluitingen van de zender zijn zwart. Het aansluitschema van de connector van OMRON wordt gegeven in Tabel 3-1.
9-2-7 Eisen/aansluitingen voedingsspanning
Het F3SL-systeem werkt rechtstreeks op 24 VDC ±20%. De voeding voor het F3SL-systeem dient afkomstig te zijn van een speciale voedingsbron, die voldoet aan de vereisten van IEC 60204-1 en IEC 61496-1. Het F3SL­systeem genereert intern diverse spanningen voor eigen gebruik. Er mag geen andere apparatuur worden aangesloten op deze voedingsbron.
9-2-8 Speciale vereisten voor omtrekbewaking
Bij omtrekbewakingstoepassingen wordt het detectiegebied van het F3SL-systeem rond de buitenomtrek van een bewaakte machine of robot geplaatst. Bij deze plaatsing blijft een zodanige ruimte over, dat personen tussen het detectiegebied en de gevaarlijke machine kunnen staan.
In dit geval moet de bewaakte machine alleen opnieuw worden gestart met een schakelaar die zich buiten het gebied van gevaarlijke beweging bevindt, terwijl er volledig zicht op dit gebied is. Bedrijf van het F3SL-systeem in de bedrijfsmodus met start-/herstartvergrendeling is geschikt voor omtrekbewaking.
9-2-9 Markering van de minimale objectresolutie
De serienummers op de zender en ontvanger geven drie mogelijke minimale objectresoluties aan. Gebruik tijdens de installatie een permanente markering om de niet-ingestelde objectresoluties af te dekken. Dit is afhankelijk van het feit of er geen floating blanking is ingesteld, of floating blanking met 1 of 2 bundels. Zie Hoofdstuk 5-3-1 voor informatie.
9-2-10 PSDI (Presence Sensing Device Initiation)
PSDI staat voor het gebruik van het lichtscherm om een machine te starten nadat een object uit het detectiege­bied is verwijderd. Bij toepassing van PSDI zijn extra vereisten nodig voor de bewaking en de veiligheid. PSDI kan een beperking vormen voor geavanceerde lichtschermvoorzieningen, zoals Floating Blanking en Exact Channel Select. Goed referentiemateriaal voor PSDI is onder meer: ANSI RIA 15.06-1999, OSHA 1910.217(h), en ANSI B11.2-1995.
21
Page 27

10 Aansluiten op het besturingscircuit van de machine

10-1 Aansluiten via twee geforceerde relais

10 Aansluiten op het besturingscircuit van
de machine
WAARSCHUWING
Dit product is ontworpen voor gebruik op een elektrisch systeem van 24 VDC, aarde aan negatief (bescher­mende aarde). Sluit de F3SL nooit aan op een systeem met aarde aan positief (beschermende aarde). Bij een bedrading met aarde aan positief (beschermende aarde), kunnen bepaalde gelijktijdige kortsluitingen van beide veiligheidsuitgangen niet worden gedetecteerd en is het mogelijk dat de bewaakte machine niet zal stoppen, met ernstig letsel van de operator als gevolg.
Gebruik nooit slechts één veiligheidsuitgang voor het besturen van de machine. Indien deze enkele uitgang niet goed functioneert, kan het gebeuren dat de machine niet stopt, met ernstig letsel van de operator als gevolg. Beide veiligheidsuitgangen moeten op de machine worden aangesloten.
10-1 Aansluiten via twee geforceerde relais
OMRON-relais van het type G7SA zijn voorzien van geforceerde relaisuitgangen voor machinebesturingen. Zie Afbeelding 10-1 voor de voorkeuraansluitmethode met twee geforceerde relais.
Zender
Opmerking 5
Afscherming
0 V (bruin)
Afscherming
M:Machineaandrijving (bijv. driefasenmotor) S1:Startschakelaar voor het resetten van een vergrendeling (NC-contact) MPCE1 en MPCE2: veiligheidsrelais met 2 geforceerde relais (aanbevolen model: G7SA) en contactgever
Opmerking 1: Maak bij MPCE1 en MPCE2, die de uiteindelijke besturing van de machine verantwoordelijk zijn,
Opmerking 2: Als de bewakingsfunctie van het schakeltoestel niet wordt gebruikt, moet de bewakingslijn van het
Opmerking 3: Als de belasting niet is aangesloten op de besturingsuitgangen 1 en 2, schakelt het systeem over op de
Opmerking 4: Als het systeem in de automatische start-modus wordt gebruikt, moet de startlijn (grijs) met de 0V-voedingslijn
Opmerking 5: Let bij het bedraden op de juiste kleuren. De kleuren van de voedingsleidingen zijn wit voor +24 VDC; bruin voor 0V en verschillen van de kleuren van gewone sensoren.
Opmerking 6: Sluit de gemonteerde spanningsdemper parallel aan op MPCE1 en MPCE2.
+24 V (wit)
Besturingsuitgang 2(geel)
MPCE1MPCE2
Spanningsdemper
gebruik van geforceerde veiligheidsrelais (bijv. OMRON model G7SA).
schakeltoestel (roze) met de 0V-voedingslijn worden kortgesloten.
foutstatus en werkt het systeem niet goed. Sluit de weerstand van 10 kW (bijgesloten in de documentatieset) aan op MPCE1 en MPCE2, om te kunnen testen tijdens de installatie.
worden kortgesloten.
Ontvanger
+24 V (wit)
0 V (bruin)
Hulpuitgang
(paars)
S1
PLC
(PNP-ingang)
Besturingsuitgang 1 (oranje)
, enz.
Opmer­king 1
Opmer­king 3 Opmer­king 6
Spanningsdemper
Opmer­king 4
Opmerking 5
Start (grijs)
MPCE
bewaking (roze)
MPCE2
MPCE1
Opmerking 1
Opmerking 2
VDC
+24
Voe-
0V
ding
Aarde
M
22
Afbeelding 10-1 Aansluitmethode (aansluiting via twee geforceerde relais)
Page 28

10-2 Aansluiting met het OMRON-veiligheidsrelais G9SA

10 Aansluiten op het besturingscircuit van de machine
10-2 Aansluiting met het OMRON-veiligheidsrelais G9SA
Als u het systeem gebruikt in combinatie met het type G9SA-301, moet u de start-/herstartvergrendeling en de externe relaisbewakingsvoorzieningen (MPCE) die in F3SL zijn geïntegreerd opheffen voordat u de voorziening gebruikt die equivalent is aan het type G9SA-301
.
Zender
Model F3SL
Ontvanger
Licht AAN
Geblokkeerd
Resetschakelaar S1
Contacten K1 en K2 b
Contacten K1 en K2 a
Contacten KM1 en KM2 b
Contacten KM1 en KM2 a
PLC-ingang
PLC-uitgang
KM3
S1:Resetschakelaar KM1 en KM2: Magneetrelais (model LP1D) KM3: Solid state relais (model G3J) M: 3-fasenmotor E1 en E2: 24VDC-voeding (model S82K)
Bedrijfsdiagram
0 V(bruin)
Afscherming
Terugkoppelingslus
+24 V(wit)
Afscherming
Besturingsuitgang 2(geel)
0V(bruin)
Hulpuitgang(paars)
Besturingsuitgang 1(oranje)
TH
SA
+24V(wit)
Start(grijs)
E2
bewaking(pink)
MPCE
VDC
+24
0V
Aarde
E1
Afbeelding 10-2 Aansluitmethode (
Voorbeeld van aansluiten op het veiligheidsrelais type G9SA-301
)
23
Page 29

11 Controle en testprocedures

11-1 Controleprocedure

11 Controle en testprocedures
11-1 Controleprocedure
Zodra het F3SL-systeem is geconfigureerd, gemonteerd, uitgelijnd en op de juiste wijze is aangesloten op het besturingssysteem van de machine, moet de initiële controleprocedure worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen, zoals vermeld in Bijlage A. Een kopie van de controleresultaten dient bij de machinerapporten te worden bewaard.

11-2 Testprocedure

WAARSCHUWING
De testen in de testprocedure in Bijlage B moeten worden uitgevoerd bij de installatie, in overeenstemming met het regelmatige inspectieprogramma van de werkgever, alsook na elke onderhoudsbeurt, bij vervanging van apparatuur, bij opstelling, afstelling of wijziging van het F3SL-systeem of de bewaakte machine. Als een bewaakte machine door meerdere operators of in ploegendienst wordt gebruikt, is het aan te bevelen de test­procedure bij elke dienstwisseling of wisseling van operators uit te voeren. Met de testen wordt verzekerd dat het lichtscherm en het machinebesturingssysteem zodanig samenwerken dat de machine op de juiste wijze wordt gestopt. Als u een correcte test niet uitvoert, kan dat ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
De testprocedure dient door gekwalificeerde personen te worden uitgevoerd. Als u het F3SL-systeem wilt testen terwijl Exact Channel Select en Floating Blanking zijn uitgeschakeld, kunt u het testobject gebruiken dat door OMRON wordt meegeleverd. Voor toepassingen waarbij Exact Channel Select of Floating Blanking zijn ingeschakeld, verwijzen wij naar Tabel 5-4 om de juiste grootte van het testobject vast te stellen.

11-3 Het testobject gebruiken

Als u het testobject gebruikt, dient u dit door het detectiegebied te leiden volgens onderstaande afbeelding.
ST
AR
T
ST
OP
Afbeelding 11-1 Testobjectpatroon

12 Reiniging

Ophoping van olie, vuil of vet op het voorste filter van de zender en ontvanger van de F3SL kunnen de werking van het systeem nadelig beïnvloeden. Reinig deze filters met een mild reinigingsmiddel of glasreiniger. Gebruik een schone, zachte, niet-pluizende doek. Geverfde F3SL-oppervlakken kunnen worden gereinigd met een mild ontvettingsmiddel of reinigingsmiddel.
24
Page 30

13-1 Afmetingstekeningen

13 Afmetingstekeningen en octrooien

13 Afmetingstekeningen en octrooien
13-1 Afmetingstekeningen
50,8
2,00
16
35,0
BRKT
16
BOVEN-
AANZICHT
MTG DRAAIING
(MTG)
B
(SLOT HART-
OP-HART)
1,38
26,7 1,05
36,8 1,45
(DETECTIEZONE)
A
16,6
,66
59,1
2,33
25,4
1,00
9,3
,37
50,0 1,97
C
DIA.
69,9
2,75
MIN.
7,0
,28
AFMETINGEN:
A = DETECTIEZONE
11,4
,45
INCHES (±,01)
X
LG
,20
SLOTS (4)
mm (±.3)
(262,9/10,35 AFGEBEELD)
5,1
DIA.
38,1
1,50
VOORAANZICHT
10,2
,40
(MTG)
BUITEN-
DIAMETER
B = A +
37,3
1,47
14,2
,56
64,0 ± 5,7
2,52 ± 0,23
Afbeelding 13-1 Afmetingstekening
Tabel 13-1 Lengtes van de zender en de ontvanger
Model A (mm) B (mm) C (mm)
F3SL-A0351P30 351 415 435,3
F3SL-A0523P30 523 587 607,3
F3SL-A0700P30 700 764 784,3
F3SL-A0871P30 871 935 955,3
F3SL-A1046P30 1046 1110 1130,3
C
L
ZIJAANZICHT
C = A +
84,3 3,32
34,3 1,35
C
L
F3SL-A1219P30 1219 1283 1303,3
F3SL-A1394P30 1394 1458 1478,3
F3SL-A1570P30 1570 1634 1654,3
F3SL-A1746P30 1746 1810 1830,3
F3SL-A1920P30 1920 1984 2004,3
F3SL-A2095P30 2095 2159 2179,3
13-2 Octrooien
De opto- en elektronische elementen die bepalend zijn voor de specificaties en prestatienormen van OMRON-besturingen, vallen onder één of meerdere van de volgende VS-patentnummers: 5015840; 5281809.
25
Page 31

14 Problemen oplossen

14-1 Indicatielampjes van de eindkap van de ontvanger

14 Problemen oplossen
14-1 Indicatielampjes van de eindkap van de ontvanger
1. GROEN: de bewaakte machine is in bedrijf.
2. ROOD: het lichtscherm is geblokkeerd en de bewaakte machine is buiten bedrijf.
3. GEEL vergrendeling: het lichtscherm wacht totdat de startknop wordt ingedrukt. De bewaakte machine is buiten bedrijf. Als de LED knippert, bevindt het lichtscherm zich in een alarmconditie.
4. ORANJE FB of CS: het lichtscherm werkt in een gereduceerde-resolutiemodus.
14-1-1 Problemen oplossen voor de ontvanger
Als de gele vergrendel-LED knippert, doet u het volgende:
1. Controleer de configuratie voor MPCE-bewaking. Als MPCE-bewaking niet actief is (via de DIP-schakelaars in de eindkap van de ontvanger), moet de ingang (roze draad) aangesloten worden op de 0 VDC van het systeem. Als MPCE actief is, moet de ingang worden aangesloten op de verbreekcontacten van het besturingsrelais van de bewaakte machine of de bewakingsaansluiting van de RM-module. Zie Hoofdstuk 10—Aansluiten op het besturingscircuit van de machine voor een voorbeeld.
2. Zorg ervoor dat beide DIP-schakelaars in de eindkap van de ontvanger op de juiste wijze en identiek zijn ingesteld. Zie de tabellen 4-1, 5-4 en 6-1 in de handleiding.
3. Controleer of de voedingsspanning binnen de gespecificeerde grenzen is (+24 V ± 20%).
4. Controleer of het lichtscherm correct op de besturingsrelais van de bewaakte machine is aangesloten. Als het niet de bedoeling is dat het lichtscherm op de besturingsrelais is aangesloten, zie Hoofdstuk 7-1— Veiligheidsuitgangen van de handleiding voor instructies.
5. Controleer of de besturingsrelais binnen de bedrijfsgrenzen van de veiligheidsuitgangen zijn. Zie Hoofdstuk 2-2—Technische specificaties.
6. Controleer of de kabellengtes van het lichtscherm naar de besturingsrelais binnen de gespecificeerde grenzen zijn (max. 60 m).
7. Neem contact op met OMRON.
Als de rode LED steeds blijft branden, doet u het volgende:
1. Controleer of de gele LED op de zender verlicht is.
2. Lijn het lichtscherm opnieuw uit.
3. Controleer of de eerste bundel (synchronisatiebundel) niet geblokkeerd is.

14-2 Indicatielampje in de eindkap van de zender

Geel: de zender is actief. Als de LED knippert, bevindt het lichtscherm zich in een alarmconditie.
14-2-1 Problemen oplossen voor de zender
Als de gele LED gedoofd is, doet u het volgende:
1. Controleer of de kabel is aangesloten.
2. Controleer of de voedingsspanning binnen de grenzen is (+24 V ± 20%).
3. Neem contact op met OMRON.
Als de gele LED knippert, doet u het volgende:
1. Controleer of de voedingsspanning binnen de grenzen is (+24 V ± 20%).
2. Neem contact op met OMRON.
26
Page 32

A-1 —Controleprocedureverslag

Bijlage A —Controleprocedure

Bijlage A —Controleprocedure
A-1 —Controleprocedureverslag
De volgende controleprocedure dient door gekwalificeerde personen bij de initiële systeeminstallatie van de F3SL te worden uitgevoerd, en vervolgens minimaal om de drie maanden te worden herhaald, afhankelijk van machinegebruik en bedrijfsrichtlijnen.
Machine-identificatie:
Item Status Opmer-
1. Controleer of de bewaakte machine compatibel is met het type machine
dat mogelijk met het F3SL-systeem wordt gebruikt. Zie Hoofdstuk 1— Belangrijke veiligheidswaarschuwingen voor meer informatie.
2. Controleer of de montageafstand van het F3SL-systeem gelijk is aan of
groter is dan de minimale veiligheidsafstand van het gevarenpunt. Zie Hoofdstuk 8—Veilige montageafstand voor meer informatie.
3. Zorg ervoor dat alle toegangen naar het gevarenpunt die niet door het
F3SL-systeem worden beveiligd, op andere manieren worden beveiligd, zoals via poorten, hekwerk of andere beproefde methodes. Controleer of alle aanvullende bewakingsapparatuur is geïnstalleerd en correct werkt.
4. Zorg ervoor dat de operator niet tussen de bewakingszone van het
F3SL-systeem en het gevarenpunt van de machine kan staan. Controleer of het lichtscherm alleen vanaf een positie buiten het gebied opnieuw kan worden ingesteld (reset), waarbij de gevarenzone kan worden overzien.
5. Inspecteer de elektrische aansluitingen tussen het bewaakte
besturingssysteem van de machine en het F3SL-systeem. Controleer of deze aansluitingen goed op de machine zijn aangesloten, zodat een stopsignaal van het F3SL-systeem onmiddellijke stopzetting van de machinecyclus tot gevolg heeft. Zie Hoofdstuk 10—Aansluiten op het besturingscircuit van de machine.
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Datum:
kingen
6. Als de MPCE-bewakingsvoorziening niet wordt gebruikt, gaat u door
naar stap 7. Controleer voor het testen van de MPCE-voorziening, of deze is ingeschakeld. Schakel de machinevoeding in. Laat de machine draaien. Breng tussen de MPCE-aansluitingen een tijdelijke overbruggingsdraad aan. De F3SL dient nu in alarm te gaan. Verwijder de tijdelijke overbrugging. Druk op de startknop en laat deze los.
7. Leg de testresultaten vast in het machineverslag, voer vervolgens de
testprocedure uit.
Handtekening technicus:
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
27
Page 33

Bijlage B —Testprocedure

B-1 Verslag testprocedure

Bijlage B —Testprocedure
B-1 Verslag testprocedure
De volgende testprocedure moet bij de initiële installatie van het F3SL-systeem door gekwalificeerde personen worden uitgevoerd, volgens het reguliere inspectieprogramma van de werkgever, en na elke onderhoudsbeurt, afstelling of wijziging van het F3SL-systeem of de bewaakte machine. Met de testen wordt verzekerd dat het lichtscherm, het veiligheidssysteem en het machinebesturingssysteem zodanig samenwerken dat de machine op de juiste wijze wordt gestopt. Als de test niet op de juiste wijze wordt uitgevoerd, kan dit ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. Voer de test van het F3SL-systeem uit met een testobject van de juiste afmetingen.
Machine-identificatie:
Item Status Opmer-
1. Schakel de bewaakte machine uit. Sluit het F3SL-systeem aan op de
voeding.
2. Voer een visuele inspectie op de machine uit om na te gaan of het geva-
renpunt alleen via het F3SL-detectiegebied kan worden bereikt. Zoniet, dan kunnen extra beveiligingen nodig zijn, inclusief mechanische barrières. Controleer of alle extra bewakingsvoorzieningen en barrières zijn aange­bracht en correct functioneren.
3. Controleer of de montageafstand van het F3SL-systeem gelijk is aan of
groter is dan de berekende minimale veiligheidsafstand van het gevaren­punt. Zie Hoofdstuk 8—Veilige montageafstand voor meer informatie. Zorg ervoor dat de operator niet tussen het detectiegebied van het F3SL-sys­teem en het gevarenpunt in kan staan.
4. Controleer op tekenen van uitwendige schade aan het F3SL-systeem, de
machine, de elektrische kabels en bedrading. Als u beschadigingen vindt, sluit u de machine af en rapporteert u dit aan de supervisor.
5. Onderbreek het detectiegebied van het F3SL-systeem met een testobject
van de juiste afmetingen. Verplaats het testvoorwerp binnen de omtrek (langs de bovenkant, zijkanten en onderkant) van het detectiegebied en op en neer door het midden. Er moet minstens één individuele bundelindicatie­lamp oplichten, zolang het testobject zich ergens in het detectiegebied bevindt. Als de machine in de automatische-startmodus staat, controleert u of het rode startlampje van de machine verlicht is. Als de start-/herstartver­grendeling is ingeschakeld, controleert u of het rode stoplampje en het gele vergrendellampje verlicht zijn. Druk op de startknop en laat deze weer los voordat u naar stap 6 gaat.
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Datum:
kingen
6. Start de machine. Als de machine in beweging is, onderbreekt u het
detectiegebied met het testobject. De machine dient onmiddellijk te stoppen. Steek het testvoorwerp nooit in gevaarlijke delen van de machine. Onderbreek het detectiegebied met het testvoorwerp, als de machine stilstaat. Controleer of de machine niet start als het testobject zich in het detectiegebied bevindt.
7. Controleer of het remsysteem goed werkt. Als de machine niet snel
genoeg stopt, stelt u het remsysteem bij of vergroot u de afstand van het detectiegebied naar het gevarenpunt.
8. Als de veiligheidsvoorzieningen of de machine niet voldoen aan een van
deze testen, neem de machine dan niet in gebruik. Breng onmiddellijk een label aan of blokkeer de machine, zodat de machine niet kan worden gebruikt. Stel de supervisor op de hoogte.
Handtekening technicus: 28
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Goedgekeurd Afgekeurd
Page 34
B-1 Verslag testprocedure
Bijlage B —Testprocedure
29
Page 35
Bijlage B —Testprocedure
B-1 Verslag testprocedure
30
Loading...