Olympus µ-MINI DIGITAL, stylus verve User Manual [nl]

Uitgebreide handleiding
DIGITAL CAMERA
1 Fotograferen
2 Beelden weergeven
3
Instellen van de camera
4 Beelden printen
5
Camera aansluiten op een computer

Hoe u deze handleiding gebruikt

Deze handleiding bevat een inhoudsopgave, een index en menu’s met behulp waarvan u het onderwerp dat u wilt gebruiken of waarover u meer wilt weten gemakkelijk kunt terugvinden.
Gebruik van de inhoudsopgave gzie blz. 5
De inhoud geeft, gegroepeerd in hoofdstukken, een overzicht van alle paragrafen in deze handleiding. De diverse hoofdstukken behandelen de onderwerpen fotograferen, weergeven, printen enzovoort
Een voorbeeld...
Stel u wilt een andere taal instellen waarin menu’s en foutmeldingen worden getoond.
Daarvoor wordt u in hoofdstuk 3 verwezen naar de paragraaf “Taal instellen
W
....84.”
Gebruik van de index gzie blz. 189
De index is een in alfabetische volgorde gerangschikt overzicht van camerafuncties, onderdelen en in deze handleiding gebruikte uitdrukkingen. Treft u in de handleiding een woord aan dat u niet begrijpt of zoekt u een bepaald begrip, dan kunt u in de index de pagina(‘s) vinden waar die worden behandeld.
Een voorbeeld...
Stel u wilt iets meer weten over ESP­lichtmeting.
Daarvoor gaat u naar de index, achterin de handleiding en zoekt u onder de “E” van en vindt daar: “ESP…35”
.
Gebruik van het menuoverzicht gzie blz. 180
De cameramenu’s hebben een waaiervormige structuur waarin vertakkingen naar de beschikbare functies en instelmogelijkheden verwijzen. Daarvoor zoekt u het gewenste menu op en vindt dan het paginanummer waar de betreffende functie beschreven is.
Een voorbeeld... Stel u wilt weten wat voor instellingen
u voor de 0 (witbalans) kunt kiezen.
Daarvoor zoekt u dan in de menu’s de functie
0
op en vindt daar achter het nummer van
de pagina waar dit beschreven staat.
2

Hoe u de aanwijzingen leest

2
Viewing
Displaying several pictures at once
This function lets you view several thumbnail pictures on the monitor at once. It is useful when you are looking for a specific picture. You can change the number of pictures displayed.
“Selecting the number of pictures ” (P.51)
Press the side of the zoom button in the playback mode.
The index display appears.
Use the arrow pad to select a picture.
: Moves to the previous picture.
: Moves to the next picture.
: Jumps to the previous index display.
(the frames before the top left frame)
: Jumps to the next index display.
(the frames following the bottom right frame)
Press the side of the zoom button.
The screen returns to single-frame
1 2 3
475 6
8 9
1 2 3
475 6
8 9
HQ
100-0005
Onderstaande voorbeeldpagina laat zien hoe u de aanwijzingen in deze
handleiding moet lezen. U doet er goed aan, voordat u gaat fotograferen
of uw foto’s gaat bekijken, dit voorbeeld aandachtig door te lezen.
De bijbehorende afbeelding laat zien welke knoppen u voor het uitvoeren van de betreffende functie nodig heeft, en waar die zich bevinden.
Getoond worden de werkwijze en het beeld dat daarbij in de monitor verschijnt.
In deze handleiding gebruikte aanwijzingen
LET OP
Belangrijke informatie over factoren die de juiste werking kunnen verstoren of problemen met de bediening kunnen veroorzaken. Tevens wijst dit pictogram u op handelingen die
g
Deze voorbeeldpagina dient uitsluitend ter informatie en kan verschillen van de feitelijke pagina’s in deze handleiding.
u absoluut achterwege moet laten. Verwijst naar nuttige informatie en geeft u aanwijzingen die
u kunnen helpen uw camera optimaal te gebruiken. Een verwijzing naar pagina’s die details verschaffen van de
betreffende informatie.
3

Menubewerkingen

Het beeld dat in de monitor verschijnt als u de camera inschakelt en op de OK/ MENU-knop drukt, heet het “hoofdmenu.” Er zijn drie hoofdmenu’s, zie hieronder.
F
K
MODE MENU
WB
Stand Fotograferen Stand Weergeven
m
INFO
MODE MENU
S ERASE
(stilstaande beelden)
MOVIE PLAYBACK
INFO
Stand Weergeven
MODE MENU
S ERASE
(videobeelden)
De wijze waarop u de menu’s gebruikt wordt hieronder geïllustreerd aan de
hand van de menu’s die verschijnen met de camera in de stand Fotograferen.
F
+
0.0
Bedieningsknoppen
SELECT
GO
(pendelknop en OK/MENU-knop).
Druk op de knop
Belichtingscorrectie
F
Beeldkwaliteit
Druk op de knop
K
SHQ 2272×1704
HQ 2272×1704
SQ1 2048×1536 SQ2 640×480
SELECT
Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU­knop).
GO
Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU-knop).
K
MODE MENU
WB
Witbalans
Druk op de knop
WB
AUTO
SELECT
GO
Functiemenu
Druk op de knop
ESP/n
ESP
o
DRIVE
CAMERA
Ta b Functie
Selecteer een tab en een functie met de pendelknop.
ISO
CARD
DIGITAL ZOOM
SET
AF MODE
AUTO OFF SPOT
Zie gblz. 180 voor een overzicht van de menu’s.Om het menu te sluiten, drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.De pijl ( ) bovenaan of onderaan het menu geeft aan dat het menu nog
meer functies bevat.
4
Inhoudsopgave
Hoe u deze handleiding gebruikt.............................................................2
Hoe u de aanwijzingen leest ...................................................................3
Menubewerkingen...................................................................................4
1 Fotograferen .................................................. 9
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat
(Focusgeheugen) ..................................................................................10
Ander scherpstelvlak kiezen (AF) .........................................................12
Ander motiefprogramma kiezen – l ..........................................14
De diverse motiefprogramma’s ...................................................15
Videobeelden fotograferen N..............................................................18
Zoomen .................................................................................................20
Optisch zoomen ..........................................................................20
Digitaal zoomen activeren...........................................................21
Gebruik van de flitser #........................................................................23
Andere resolutie en beeldkwaliteit K instellen....................................25
Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden ..................................25
Beeldkwaliteiten voor video-opnamen ........................................28
Selecteren van de witbalans aan de hand van
de omgevingsverlichting – 0 ...........................................................30
Belichtingscorrectie F instellen..........................................................32
ISO-equivalente gevoeligheid instellen .................................................33
Wanneer helderheid van onderwerp en achtergrond verschillen 5 ...35
Close-ups fotograferen &.....................................................................37
Instellen van de functie Supermacro %.....................................38
Fotograferen met de zelfontspanner Y ................................................39
Repeterende opnamen fotograferen j ..............................................40
Panoramaopnamen...............................................................................42
Twee-in-een opnamen – /...........................................................45
Geluid opnemen bij stilstaande beelden R ...........................................47
5
2 Beelden weergeven ..................................... 49
Meer beelden tegelijk weergeven G ...................................................50
Selecteren van het aantal beelden in het indexbeeld G...........51
Gezoomd weergeven U.......................................................................53
Beelden draaien y ...............................................................................54
Diashow m..........................................................................................56
Geluid opnemen bij gefotografeerde beelden R ...................................57
Video-opnamen weergeven q............................................................59
Samenstellen van een index.......................................................61
Weergeven op een TV ..........................................................................63
Informatieweergave in de monitor.........................................................66
Stilstaande beelden bewerken ..............................................................67
Soft focus ....................................................................................67
Fish-eye ......................................................................................69
Zwart-wit .....................................................................................71
Sepia...........................................................................................73
Resolutie wijzigen Q ................................................................75
Beelden beveiligen 0 ........................................................................77
Een enkel beeld wissen S....................................................................79
Alle beelden wissen R........................................................................80
3 Instellen van de camera............................... 83
Taal instellen W...............................................................................84
Instellen van datum en tijd X..............................................................86
Camera-instellingen opslaan.................................................................88
Een beeld onmiddellijk na de opname controleren ...............................90
Instellen van het akoestisch / waarschuwingssignaal 8 .....................92
Instellen van het sluitergeluid................................................................94
Instellen van de geluidsterkte van het afgespeelde geluid....................96
Inschakelbeeld en geluid instellen ........................................................98
Inschakelbeeld instellen ......................................................................100
Instellen van de schermkleur ..............................................................102
Instellen van de bestandsnaam ..........................................................104
Kaartje formatteren .............................................................................107
Instellen van de helderheid van de monitor s .................................109
Instellen van CCD en beeldbewerkingfuncties....................................111
6
4 Beelden printen.......................................... 113
Selecteren van de printmethode .........................................................114
Printreserveringen specificeren <......................................................115
Alle beelden reserveren U......................................................116
Eén beeld reserveren <...........................................................118
Annuleren van reserveringen....................................................120
Printen met een PictBridge-compatibele printer..................................122
Gebruik van de directe printfunctie ...........................................122
Aansluiten van de camera op een printer ................................. 123
Beelden printen.........................................................................124
De makkelijkste manier om een beeld te printen ......................125
De functies PRINT en MULTI PRINT........................................127
De functie ALL PRINT (Alles printen) .......................................131
De functies ALL INDEX en PRINT ORDER..............................134
Afsluiten van de functie Direct Printen ......................................136
5 Camera aansluiten op een computer......... 137
Werkvolgorde ...................................................................................... 138
Gebruik van de meegeleverde software OLYMPUS Master...............139
Wat is OLYMPUS Master? .......................................................139
OLYMPUS Master installeren ...................................................140
Aansluiten van de camera op een computer.......................................146
OLYMPUS Master starten...................................................................148
In de camera opgeslagen beelden weergeven op een computer .......150
Camera beelden overbrengen naar en opslaan
op een computer .......................................................................150
Stilstaande beelden en videobeelden bekijken ...................................153
Beelden printen ...................................................................................155
Beelden vanuit de camera overbrengen naar en opslaan op een
computer, zonder gebruik te maken van OLYMPUS Master ..............157
7
6 Appendix.................................................... 159
Voorzorgsmaatregelen........................................................................160
Hanteren van de camera ..........................................................160
Veiligheidsmaatregelen bij het hanteren van batterijen ............162
Veiligheidsmaatregelen bij het hanteren van kaartjes ..............163
LCD-monitor..............................................................................164
Foutmeldingen ....................................................................................165
Als zich een probleem voordoet..........................................................169
Betekenis van de groene en rode LED ...............................................173
Onderhoud van de camera .................................................................174
Lichtnetadapter (los verkrijgbaar)........................................................175
De verschillende onderdelen...............................................................176
Indicaties in de monitor .......................................................................178
Overzicht van de menu’s.....................................................................180
Instellingen van de diverse fotofuncties ..............................................184
Technische gegevens .........................................................................186
Technische gegevens van de accessoires .........................................188
Index ...................................................................................................189
8
1
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u opeenvolgende beelden fotografeert en video-opnamen maakt, hoe u de flitser gebruikt, hoe u zoomt enzovoort.
Wilt u de camera anders instellen, dan raadpleegt u “3 Instellen van de camera”.

Fotograferen

1
Fotograferen
9

Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)

2272*1704
20
HQ
2272*1704
20
HQ
Staat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen niet exact in het midden van het monitorbeeld, en kunt u er ook het AF-teken niet op zetten, dan kunt u de camera scherpstellen op een ander onderwerp op ongeveer dezelfde afstand (focusgeheugen) en de opname maken zoals dat hieronder is beschreven. Dit heet “focusgeheugen”.
Richt met de camera in de stand Fotograferen, het AF-teken op het
1
Fotograferen
onderwerp waarop u wilt scherpstellen.
Fotografeert u een onderwerp waarop de
camera zich moeilijk kan scherpstellen, dan richt u de camera op een onderwerp op ongeveer dezelfde afstand als het gewenste onderwerp.
Druk de ontspanknop half in.
Brandt de groene LED constant, dan
betekent dat dat de ingestelde scherpstelling, belichting en witbalans worden vastgehouden.
Knippert de groene LED, dan betekent dat dat…:
…u te dicht bij uw onderwerp staat. Maak de opname op minstens 50 cm
…de scherpstelling niet wordt vastgehouden. Laat de ontspanknop los,
Kader uw opname opnieuw af terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
P
o
2272*1704
HQ
Autofocusteken
afstand van het onderwerp. Is de afstand tussen camera en onderwerp minder dan 50 cm, dan stelt u de camera in op macro-opname. g“Close-ups fotograferen &” (zie blz. 37)
kader opnieuw af op uw onderwerp en druk de ontspanknop opnieuw half in.
P
(
2020
a
10
o
2272*1704
HQ
2020
a
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)
Maak uw opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen
Het doel van de automatische scherpstelfunctie van de camera is automatisch scherp te stellen op het onderwerp. Maar onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het autofocus niet effectief werkt. Als dat gebeurt, stelt u scherp op een contrastrijk object op dezelfde afstand als het gewenste onderwerp (autofocusgeheugen), kadert uw onderwerp opnieuw af en maakt vervolgens uw opname.
Voor details van de werkwijze met het focusgeheugen, raadpleegt u g zie blz. 10.
1
Fotograferen
Onderwerp met weinig
contrast
Onderwerpen op
verschillende afstanden
Heeft het onderwerp dat u wilt fotograferen geen verticale lijnen, dan draait
u de camera verticaal en stelt met het autofocusgeheugen scherp op het onderwerp door de ontspanknop half in te drukken. Vervolgens draait u de camera – met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt – weer horizontaal en maakt uw opname.
Onderwerp met een
bijzonder helder vlak in het
midden van het beeld
Snel bewegende
onderwerpen
Onderwerp zonder
verticale lijnen
(Zie onderstaande “Tips”)
Onderwerp niet in het
midden van het
monitorbeeld
11

Ander scherpstelvlak kiezen (AF)

De scherpstelfunctie kunt u zelf kiezen.
Met deze functie stelt de camera zich
SPOT
scherp op het onderwerp dat binnen het AF-teken staat.
Met deze functie selecteert u in de monitor het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.
iESP
Ook als het onderwerp niet exact in het beeldmidden staat, kan de camera zich er
1
Fotograferen
toch op scherpstellen.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen (K) op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het [MODE MENU] (Functiemenu) door op de knop te drukken.
Selecteer de tab [CAMERA] door op
of te drukken.
Open het functiemenu [CAMERA] door op de knop te drukken.
K
ESP/n
DRIVE
CAMERA
ISO
CARD
DIGITAL ZOOM
SET
AF MODE
F
MODE MENU
WB
ESP
o
AUTO OFF SPOT
12
Selecteer de functie [AF MODE] (Autofocusfunctie) door op of te drukken.
Selecteer de instellingen van de autofocusfunctie door op de knop te drukken.
ESP/n
DRIVE
CAMERA
ISO
CARD
DIGITAL ZOOM
SET
AF MODE
ESP
o
AUTO OFF SPOT
Ander scherpstelvlak kiezen (AF)
Selecteer de functie [iESP] of [SPOT] door op of te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de scherpstelfunctie ingesteld.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/ MENU-knop te drukken.
ESP/n
DRIVE
CAMERA
ISO
CARD
DIGITAL ZOOM
SET
AF MODE
iESP
SPOT
Maak de opname terwijl u naar het beeld in de monitor kijkt.
1
Fotograferen
13
Ander motiefprogramma kiezen –
Bij deze camera kunt u kiezen uit 14 (veertien) motiefprogramma’s. Om het door u gewenste effect te verkrijgen, selecteert u eenvoudig de functie die voor uw doel of voor de heersende lichtomstandigheden het meest geschikt is.
l
1
Fotograferen
Tot u zich helemaal vertrouwd heeft gemaakt met de camera doet u er goed
aan te fotograferen met de fotofunctie [PROGRAM AUTO] (Programmagestuurd automatisch).
Druk met de camera in de stand fotograferen (K), op de knop (l).
Links in de monitor verschijnt nu een palet met fotofuncties waarin u het gewenste motiefprogramma kunt selecteren.
Selecteer het gewenste motiefprogramma door op of te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop.
Daarmee heeft u het geselecteerde motiefprogramma ingesteld.
PROGRAM AUTO
For normal shooting
SELECT
PORTRAIT
SELECT
GO
GO
14
Ander motiefprogramma kiezen – l

De diverse motiefprogramma’s

Programmagestuurd Auto – P
Het enige wat u hoeft te doen is de ontspanknop indrukken. De camera kiest automatisch de optimale instellingen.
Portret
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van beeldvullende portretten van personen en is ideaal voor het accuraat vastleggen van huidtinten.
Landschap
Met deze functie maakt u heldere en scherpe opnamen van weidse landschappen. Deze functie zorgt voor een zeer grote scherptediepte waarin het hele beeldveld scherp wordt weergegeven.
Landschap + Portret K
Deze functie gebruikt u om zowel uw onderwerp als het omringende landschap vast te leggen.
Nachtscène
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van nachtelijke stadsgezichten, bijvoorbeeld van verlichte gebouwen.
I
L
m
1
Fotograferen
Kiest u het motiefprogramma m (Nachtscène), dan stelt de camera daarbij een
lange sluitertijd in. Om bij lange sluitertijden wazige opnamen als gevolg van bewegen van de camera (bewegingsonscherpte) te voorkomen, doet u er goed aan een statief te gebruiken.
15
Ander motiefprogramma kiezen – l
Culinair G
Met deze functie maakt u fraaie opnamen van gerechten, enzovoort. Voor een scherpe, levendige weergave van het onderwerp worden verzadiging, scherpte en contrastinstellingen hoog ingesteld.
Strand en sneeuw
1
Aan het strand of in de sneeuw zorgt deze
Fotograferen
functie voor fraaie beelden. Met deze functie maakt u fraaie opnamen van landschappen met wit zand of sneeuw.
Zelfportret + Zelfontspanner
Met deze functie fotografeert u zichzelf tegen het omringende landschap.
Vanachter glas
Deze functie is bijzonder geschikt om er voorwerpen in een etalage of achter glas mee te fotograferen.
Zelfportret
Met deze functie fotografeert u zichzelf terwijl u zelf de camera hanteert.
o
R
N
v
De zoomlens wordt vastgezet in de W-stand
(groothoek) en met de camera ingesteld op Zelfportret kunt u dat niet veranderen.
Met deze functie kunt u ook geen spotmeting uitvoeren.
16
Ander motiefprogramma kiezen – l
Binnenshuis H
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van onderwerpen binnenshuis, samen met de scène op de achtergrond.
Als beeldkwaliteit kunt u SQ2 “1280 × 960”, “1024 × 768” en “640 × 480” pixels
instellen.
Kaarslicht U
Dit is de optimale functie voor het fotograferen bij kaarslicht, omdat u er het warme, sfeervolle licht van de kaarsen mee kunt vastleggen.
Als beeldkwaliteit kunt u SQ2 “1280 × 960”, “1024 × 768” en “640 × 480” pixels
instellen.
Zonsondergang S
Met deze functie legt u de diepe kleurschakeringen van zonsondergangen en zonopgangen vast.
1
Fotograferen
Vuurwerk
y
Met deze functie legt u de explosieve lichtuitbarsting van vuurwerk vast.
Kiest u het motiefprogramma y (Vuurwerk), dan
stelt de camera daarbij een lange sluitertijd in. Om bij lange sluitertijden wazige opnamen als gevolg van bewegen van de camera (bewegingsonscherpte) te voorkomen, doet u er goed aan een statief te gebruiken.
17

Videobeelden fotograferen N

$
00:36
HQ
Met deze camera kunt u zowel stilstaande beelden als bewegende beelden (video) fotograferen. De camera zorgt er voor dat tijdens het fotograferen van videobeelden de juiste belichting gehandhaafd blijft, ook als het ontwerp beweegt. Samen met de videobeelden wordt automatisch ook geluid opgenomen.
1
Fotograferen
Zet de functieknop in de stand n (Video) en schakel de camera in door op de cameraschakelaar POWER te drukken.
Op het moment dat u de camera inschakelt, schuift de lens naar voren, wordt de monitor ingeschakeld en de camera in de stand Fotograferen gezet.
18
Richt het AF-teken op uw onderwerp terwijl u naar het beeld in de monitor kijkt.
Tijdens video-opnamen wordt in de monitor
de nog beschikbare opnametijd aangegeven.
Druk de ontspanknop half in en houd hem half ingedrukt.
De gemeten scherpstelling en witbalans worden vastgehouden en de groene LED brandt constant.
AF-teken
N
$
$
R
HQ
Nog beschikbare opnametijd
00:3600:36
Start de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken en daarna los te laten.
Tijdens het fotograferen van
videobeelden licht het functiepictogram N rood op.
Videobeelden fotograferen N
Wilt u de opname stoppen, dan drukt u opnieuw op de ontspanknop.
Als de nog beschikbare opnametijd verstreken is, stopt de opname
automatisch.
Wilt u de zojuist gefotografeerde video-opnamen bekijken, dan
raadpleegt u g“Video-opnamen weergeven q” (zie blz. 59)
Schakel de camera uit door op de cameraschakelaar POWER te drukken.
Als water in de microfoon of in de luidspreker terecht komt, heeft dat tijdelijk
een nadelige invloed op de geluidskwaliteit. De geluidskwaliteit herstelt zich echter weer als het water verdampt is.
Optisch zoomen is niet mogelijk. Wilt u zoomen, dan kiest u voor de
instellingen van [DIGITAL ZOOM] de optie [ON] (Aan). g”Zoomen” (zie blz. 20).
1
Fotograferen
19

Zoomen

De camera beschikt over twee zoomsystemen, het ene is een normaal optisch zoomsysteem en het andere een digitaal zoomsysteem. Door op uw onderwerp in of uit te zoomen, kunt u sfeer en compositie van het beeld wijzigen.
Optisch zoomen Maximale vergroting 2×
Optisch zoomen + digitaal zoomen Maximale vergroting 8×

Optisch zoomen

1
Fotograferen
Om te zoomen drukt u met de camera in de stand Fotograferen (K) op de zoomknop.
Om op een ver verwijderd object in te zoomen (dichterbij te halen), houdt u de T-kant (Tele) van de zoomknop ingedrukt.
Om uit te zoomen en zo een weidser beeld te verkrijgen, houdt u de W-kant (Groothoek) van de zoomknop ingedrukt.
Groothoek (W)
De indicator in de zoombalk beweegt omhoog of omlaag.
Scherpstelafstand en beeldvlak
Zoomstand Scherpstelafstand
Stand Macro (W) 20 cm – ) (oneindig) 209 mm × 154 mm (20 cm) Stand Macro (T) 20 cm – ) (oneindig) 105 mm × 78 mm (20 cm) Normale opnamen (W) 50 cm – ) (oneindig) 509 mm × 376 mm (50 cm) Normale opnamen (T) 50 cm – ) (oneindig) 255 mm × 191 mm (50 cm)
Tel e ( T )
Beeldvlak (b × h)
(kleinste onderwerpafstand)
20

Digitaal zoomen activeren

Om optisch te zoomen hoeft u alleen maar op de zoomknop te drukken maar wilt u digitaal zoomen, dan moet u eerst in de monitor de functie [DIGITAL ZOOM] (Digitaal zoomen) op [ON] (Aan) zetten.
Het optische zoomsysteem vergroot het onderwerp door de lens te
verlengen. Digitaal zoomen, daarentegen, vergroot het beeld door het door de camera geregistreerde beeld digitaal te bewerken. Van het beeldveld in het midden van het beeld wordt een uitsnede gemaakt die in de monitor vergroot wordt afgebeeld. Een en ander kan wel tot gevolg hebben dat digitaal gezoomde beelden er enigszins korrelig uitzien.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
Kies het functiemenu [MODE MENU] door op te drukken.
K
Zoomen
1
Fotograferen
F
MODE MENU
WB
Selecteer de tab [CAMERA] door op
of te drukken.
Open het menu [CAMERA] door op
te drukken.
Selecteer de functie [DIGITAL ZOOM] door op of te drukken.
Open het instelmenu voor digitaal zoomen door op te drukken.
ESP/n
DRIVE
CAMERA
ISO
CARD
DIGITAL ZOOM
SET
AF MODE
ESP/n
DRIVE
CAMERA
ISO
CARD
DIGITAL ZOOM
SET
AF MODE
ESP
o
AUTO OFF SPOT
ESP
o
AUTO OFF SPOT
21
Zoomen
Selecteer de optie [ON] (Aan) door op
of te drukken en druk dan op de
OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de functie Digitaal zoomen geactiveerd.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/
1
MENU-knop te drukken.
Fotograferen
Selecteert u de optie [OFF] (Uit), dan is digitaal zoomen niet mogelijk.
Om digitaal te zoomen, drukt u nu op de zoomknop.
o o
ESP/n
DRIVE
CAMERA
ISO
CARD
DIGITAL ZOOM
SET
AF MODE
OFF
ON
22
Witte vlak: Optisch zoombereik Rode vlak: Digitaal zoombereik
LET OP
Beelden die u fotografeert met digitaal zoomen, kunnen er wat korrelig
uitzien.
Bij sterkere vergrotingen worden de gevolgen van bewegen van de camera
duidelijker merkbaar. Plaats de camera op en statief, om bewegen ervan tegen te gaan.
Met de camera in de stand Zelfportret kunt u de zoomsystemen niet
gebruiken.

Gebruik van de flitser #

Hoewel de camera bij aflevering door de fabriek is ingesteld op Autoflitsen kunt u, afhankelijk van de lichtomstandigheden, kiezen uit 4 (vier) flitserfuncties.
Autoflitsen (Standaardinstelling af fabriek)
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
!Flitsen met onderdrukken van rode ogen
Het door de flitser geleverde licht is er de oorzaak van dat in flitsopnamen de ogen van uw onderwerp er soms rood uitzien. De functie flitsen met onderdrukken van rode ogen [!] zorgt er voor dat dit verschijnsel in belangrijke mate wordt onderdrukt, door een aantal inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt. De inleidende flitsen geven de ogen de gelegenheid zich in te stellen op het heldere flitslicht en minimaliseren zo het verschijnsel rode ogen.
LET OP
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 (één) seconde voordat de
eigenlijke opname gemaakt wordt. Houd de camera vooral stevig vast om bewegen ervan te voorkomen.
Kijkt het onderwerp niet recht in de inleidende flitsen of is de afstand tot het
onderwerp te groot, dan kan dat het effect van de functie teniet doen. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
#Invulflitsen
1
Fotograferen
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht het beschikbare licht. Deze functie is vooral nuttig om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren), in tegenlicht enzovoort op het gelaat van personen weg te werken of voor het corrigeren van kleurverschuivingen welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
$Flitser uit
De flitser ontsteekt nooit, ook niet bij weinig licht. Deze functie gebruikt u op plaatsen waar flitsen niet is toegestaan, bijvoorbeeld in musea.
LET OP
Omdat met de flitser uitgeschakeld en bij weinig licht automatisch een lange
sluitertijd wordt ingesteld, doet u er goed aan een statief te gebruiken om bewegen van de camera tegen te gaan.
23
Gebruik van de flitser #
2272*1704
11
HQ
2272*1704
11
HQ
Kies de gewenste flitserfunctie door met de camera in de stand Fotograferen (K) herhaald op de knop (#) te drukken.
Bij elke druk op de pijlknop wisselt de flitserfunctie in de hieronder afgebeelde volgorde. Na de functie [$] wisselt de
1
flitserfunctie weer naar [AUTO].
Fotograferen
Tijdens het opladen van de flitser knippert het functiepictogram van de
flitser(#)
Voorbeeld: Kiest u als flitserfunctie [#], dan
wordt dat in de monitor aangegeven door het functiepictogram #.
De functie voor het instellen van de
flitserfunctie wordt automatisch uitgeschakeld.
.
AUTO
!
#
$
P
AUTO
2272*1704
HQ
P
#
o
2272*1704
HQ
Functiepictogram Flitser
1111
1111
a
a
Effectief flitsbereik
Onderstaande tabel geeft het effectieve bereik van de flitser aan.
Effectief flitsbereik (W) 0,2 m – 2,8 m Effectief flitsbereik (T) 0,2 m – 2,0 m
24
Andere resolutie en beeldkwaliteit
H
K

Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden

Met deze functie selecteert u de resolutie en de beeldkwaliteit waarmee de beelden worden opgeslagen op het geheugenkaartje. U doet er goed aan bij het kiezen van de resolutie en de beeldkwaliteit rekening te houden met het doel waarvoor u uw opnamen wilt gebruiken. Standaard staat de camera ingesteld op beeldkwaliteit HQ.
Opslag-
functie
SHQ
Opslagcapaciteit van geheugenkaartjes en aantallen beelden die kunnen worden opgeslagen
Beeldkwa-
Capaciteit
kaartje
Beeldkwa-
liteit
Gede-
tailleerd
HQ
SQ1 2048 × 1536
SQ2
128MB 45 130 163 194 307 469 726 256MB 90 262 326 389 614 940 1453 512MB 180 523 652 779 1229 1879 2904
Normaal
liteit
SHQ HQ SQ1
16MB 5 16 20 24 38 58 90 32MB 11 32 40 48 76 117 180 64MB 22 65 81 97 153 234 362
(Lage compressie)
(Hereafter standard
Resolutie Toepassing
Voor het maken van grote
2272 × 1704
2272 × 1704
compression)
1600 × 1200
1280 × 960 1024 × 768
640 × 480
oog
Laag
1600 ×
1200
prints en voor bewerkingen op een computer.
Voor printen op briefkaart formaat.
Voor printen op 3” × 5” formaat.
Voor kleine prints, voor publicatie op internet en voor e-mail bijlagen.
1280 ×
960
SQ2
instellen
1024 ×
768
640 ×
480
1
Fotograferen
De in de tabel vermelde aantallen beelden die kunnen worden opgeslagen
gelden bij benadering.
Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, kan variëren met het
onderwerp en met de print reservering.
25
Andere resolutie en beeldkwaliteit K instellen
Het is mogelijk dat wanneer een foto wordt gemaakt of een opgeslagen
beeld wordt gewist, het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen niet verandert.
Opnemen van geluid bij stilstaande beelden, vermindert het aantal opnamen
dat u op een kaartje kunt opslaan.
Resolutie en compressieverhouding
Compressieverhouding en beeldkwaliteit
De kwaliteit van het beeld is afhankelijk van de compressieverhouding. Beelden die worden gefotografeerd met een lage compressieverhouding zijn helderder dan beelden die met de standaard compressieverhouding worden
1
gefotografeerd. Daar staat echter tegenover dat een lagere
Fotograferen
compressieverhouding de beeldbestanden groter maakt, waardoor het aantal beelden dat op een beeldkaartje kan worden opgeslagen kleiner wordt.
Resolutie
Onder de resolutie wordt het aantal pixels (verticaal x horizontaal) verstaan waarmee een beeld wordt opgeslagen. Moet het beeld worden geprint, dan verdient een hogere resolutie (groter aantal pixels) de voorkeur omdat dat een helderder beeld oplevert. Maar een hogere resolutie maakt ook het beeldbestand (de hoeveelheid beeldmateriaal) groter, waardoor het aantal beelden dat kan worden opgeslagen afneemt.
Resolutie en beeldformaat op het computerscherm
Wordt een beeld overgebracht naar een computer, dan is de grootte van het beeld op het computerscherm afhankelijk van de instellingen van de computermonitor. Zo is bijvoorbeeld een beeld dat wordt gefotografeerd met een resolutie van 1024 x 768 pixels en met de monitor ingesteld op 1024 × 768, even groot als het scherm wanneer u het beeld instelt op 1×. Maar is de monitor instelling groter dan 1024 x 768 pixels, bijvoorbeeld 1280 × 1024, dan beslaat het beeld maar een deel van het scherm.
26
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen (K) op de OK/MENU-knop te drukken.
Andere resolutie en beeldkwaliteit K instellen
Selecteer het functiepictogram [K] (Beeldkwaliteit) door op de knop te drukken.
K
F
MODE MENU
WB
Selecteer als beeldkwaliteit [SHQ], [HQ], [SQ1] of [SQ2] door op of te drukken.
Selecteert u [SHQ], [HQ] of [SQ1], dan gaat u verder met stap 4.
Selecteert u [SQ2], dan gaat u verder met
SELECT
K
SHQ 2272×1704
HQ 2272×1704
SQ1 2048×1536 SQ2 640×480
GO
stap 3.
Open het instelmenu voor beeldkwaliteit [SQ2] door op te drukken. Kies de gewenste resolutie met of en druk dan op de OK/MENU­knop.
CANCEL
SQ2
1600×1200 1280×960 1024×768
640×480 SELECT
GO
Druk op de OK/MENU-knop.
In de monitor wordt nu de geselecteerde beeldkwaliteit aangegeven, samen met het aantal stilstaande beelden dat u nog kunt fotograferen.
Wilt u de ingestelde beeldkwaliteit ook gebruiken wanneer u de camera de
volgende keer gebruikt, dan kiest u voor de functie [ALL RESET] (Alles herstellen) de optie [OFF] (Uit). g “
)
blz. 88
Camera-instellingen opslaan” (zie
1
Fotograferen
27
Andere resolutie en beeldkwaliteit K instellen

Beeldkwaliteiten voor video-opnamen

Voor video-opnamen kunt u kiezen uit 2 (twee) beeldkwaliteiten. De opnametijd is afhankelijk van de gekozen beeldkwaliteit.
Opslagfunctie
HQ
1
SQ
Fotograferen
Totale opnametijd per kaartje
Beeldkwaliteit
Capaciteit kaartje
16MB Circa 41 s. Circa 150 s. 32MB Circa 83 s. Circa 300 s.
64MB Circa 170 s. Circa 600 s. 128MB Circa 330 s. Circa 1200 s. 256MB Circa 670 s. Circa 2400 s. 512MB Circa 1300 s. Circa 4800 s.
De in bovenstaande tabel vermelde opnametijden gelden bij benadering.
(Aantal beelden per seconde)
Resolutie
320 × 240
(15 beelden per seconde)
160 × 120
(15 beelden per seconde)
HQ SQ
Opnametijd (16 MB)
Circa 41 s.
Circa 150 s.
28
Andere resolutie en beeldkwaliteit K instellen
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand MOVIE (n) (Video-opnamen) op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [K] (Beeldkwaliteit) door op te drukken.
Selecteer beeldkwaliteit [HQ] of [SQ]
K
F
MODE MENU
WB
K
door op of te drukken.
HQ 320×240
SQ 160×120
SELECT
GO
Druk op de OK/MENU-knop.
In de monitor worden nu de geselecteerde beeldkwaliteit en de nog beschikbare opnametijd aangegeven.
1
Fotograferen
29
Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting –
Wanneer daglicht, zonlicht of gloeilamplicht door wit materiaal wordt weerkaatst, zal voor elk van die materialen de gereproduceerde kleur wit er anders uitzien. Het menselijk oog daarentegen herkent witte objecten als wit, ongeacht het omgevingslicht. Maar bij een digitale camera moet, om er voor te zorgen dat witte objecten er ook als wit uitzien, de kleur worden aangepast aan het omgevingslicht. Een dergelijke aanpassing wordt “instellen van de witbalans” genoemd.
De camera past de witbalans automatisch aan aan de hand van de
AUTO
1
Fotograferen
AANGEP AST
heersende lichtomstandigheden zodat natuurlijke kleuren worden gereproduceerd.
Kies aan de hand van de heersende lichtomstandigheden een van de volgende witbalans instellingen.
5 Bedoeld voor het fotograferen onder een heldere hemel.
3 Bedoeld voor het fotograferen onder een bewolkte hemel.
1 Bedoeld voor het fotograferen onder kunstlicht (gloeilamplicht). > Bedoeld voor het fotograferen onder TL-licht.
0
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
30
Selecteer het functiepictogram [0] door op te drukken.
K
F
MODE MENU
WB
Loading...
+ 162 hidden pages