Er is van alles aan gedaan om de volledigheid, nauwkeurigheid en actualiteit van de
informatie in deze handleiding te garanderen. Het is echter niet mogelijk
verantwoordelijkheid te aanvaarden voor fouten veroorzaakt door derden.
Er kunnen evenmin rechten worden ontleend indien door derden wijzigingen
worden doorgevoerd in apparatuur waaraan in deze handleiding wordt gerefereerd.
Al het mogelijke is gedaan om dit document zo accuraat en gebruiksvriendelijk te
maken. Wij kunnen echter geen garanties, in welke vorm dan ook, verlenen voor de
nauwkeurigheid en volledigheid van de hierin gegeven informatie.
De meest recente drivers en handleidingen zijn verkrijgbaar via de website van
Oki Europe:
http://www.okieurope.com
Copyright 2005. Alle rechten voorbehouden.
Oki en Microline are zijn gedeponeerde handelsmerken van Oki Electric Industry
Company Ltd.
Energy Star is een gedeponeerd handelsmerk van de United States Environmental
Protection Agency.
Hewlett-Packard, HP, en LaserJet zijn gedeponeerde handelsmerken van HewlettPackard Company.
Microsoft en MS-DOS zijn gedeponeerde handelsmerken en Windows is een
handelsmerk van de Microsoft Corporation.
Apple, Macintosh en Mac OS are registered trademarks of Apple Computors Inc.
Alle vermelde merk- of productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van hun respectievelijke firma’s of organisaties.
Als participantaan het Energy Star programma heeft de producent
vastgesteld dat dit product voldoet aan de Energy Star richtlijnen
voor efficiënt energieverbruik.
Dit product voldoet aan de voorschriften van EG-richtlijnen 89/336/
EEC en 73/23/EEC voorzover aangepast waar van toepassing op het
gebied van elektromagnetische compatibiliteit en laagspanning.
Opmerkingen zijn toelichtingen of tips met extra informatie om
u te helpen het product beter te gebruiken en begrijpen.
LET OP!
Dit zijn speciale opmerkingen met extra informatie om
storingen of schade aan het product te voorkomen.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen zijn speciale opmerkingen die u dient
te lezen en op te volgen om een mogelijk gevaarlijke
situatie voor uzelf en anderen te voorkomen.
Speciale opmerkingen in deze handleiding> 5
I
NLEIDING
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Oki-kleurenprinter.
Uw nieuwe printer is uitgerust met geavanceerde mogelijkheden
voor heldere, levendige afdrukken in kleur en scherpe afdrukken
in zwart-wit met hoge snelheid op een aantal verschillende
afdrukmedia.
Uw printer biedt de volgende mogelijkheden:
> Maximaal 12 pagina’s per minuut in kleur voor het snel
afdrukken van indrukwekkende kleurenpresentaties en
andere documenten
> Maximaal 20 pagina’s per minuut in zwart-wit voor snel en
efficiënt afdrukken van alle algemene documenten die niet
in kleur hoeven te worden afgedrukt
> Een afdrukresolutie van 1200 x 600 dpi (dots per inch)
voor afbeeldingen van hoge kwaliteit waarin ook de fijnste
details worden weergegeven
> Digitale LED-kleurentechnologie met enkele doorvoer voor
een snelle verwerking van uw afdruktaken
> Uiterst snelle USB 2.0-interface
> Fotomodus voor het verbeteren van fotografische
afbeeldingen
> “Vraag Oki” – een splinternieuwe, gebruikersvriendelijke
functie waarmee u de beschikking krijgt over een directe
koppeling vanuit het scherm van uw printerdriver
(die echter niet altijd in de illustraties van deze
handleiding wordt weergegeven) naar een speciale
website voor het exacte model waarmee u werkt.
Hier vindt u alle advies, assistentie en ondersteuning
die u nodig hebt om u te helpen optimale resultaten te
verkrijgen met uw Oki-printer.
Bovendien is ook de volgende optionele functie beschikbaar:
> Extra geheugen, zodat u complexere pagina’s kunt
afdrukken.
Inleiding> 6
P
7
RINTEROVERZICHT
V
OORAANZICHT
2
3
1
2
4
5
1. Uitvoervak, afgedrukte zijde
naar beneden.
Standaarduitvoervak voor
afdrukken. Kan maximaal
250 vel papier van 80 g/m²
bevatten.
2. Ontgrendeling van de
universele lade (2)
(drukken).
3. Statusscherm.
Statuslampjes en
bedieningsknoppen.
4. Ontgrendeling van de
voorklep (optillen).
6
5. Papierlade.
Standaardlade voor blanco papier.
Kan maximaal 300 vel papier van 80 g/m²
bevatten.
6. Universele lade (gesloten weergegeven).
Deze lade wordt gebruikt voor zwaarder
papier, enveloppen en andere speciale
media. Als dit is vereist, kan deze lade ook
voor handmatige invoer van enkele vellen
worden gebruikt.
7. AAN/UIT-knop.
Inleiding> 7
A
CHTERAANZICHT
Hier ziet u het verbindingspaneel en het uitvoervak aan de
achterzijde.
10
8
9
8. USB-interface. (De USB-kabel
mag maximaal 2m lang zijn voor
een betrouwbare werking van de
statusmonitor.)
9. Netsnoeraansluiting.
10. Achterzijde, uitvoervak voor 100
vel, afgedrukte zijde naar boven.
Als de klep van het uitvoervak aan de achterzijde is uitgeklapt,
wordt het papier aan de achterzijde van de printer uitgevoerd en
wordt het papier gestapeld met de afgedrukte zijde naar boven.
Dit uitvoervak wordt voornamelijk gebruikt voor zwaardere
afdrukmedia. Als het uitvoervak wordt gebruikt in combinatie
met de universele lade, wordt het papier in een rechte baan door
de printer geleid. Papier hoeft niet via allerlei bochten door de
printer te worden geleid en dit maakt het mogelijk media te
gebruiken tot maximaal 203 g/m².
Inleiding> 8
HET
STATUSSCHERM
Het statusscherm maakt ingrijpen door de operator mogelijk.
Bovendien wordt hierop aangegeven dat de printer normaal
werkt of dat deze aandacht vereist. Gedetailleerde informatie
over de printerstatus is te vinden op de statusmonitor. (Zie ‘De
statusmonitor gebruiken’ op pagina 36.)
123456
Het statusscherm bevat de volgende 4 lampjes (LED’s)
en 2 knoppen:
1.Voedingslampje (Gereed) (groen)
2.Papierlampje (oranje)
3.Verbruiksmaterialenlampje (oranje)
4.Alarmlampje (oranje)
5.Knop ON LINE
6.Knop CANCEL
Met de knoppen kan de printer worden bediend, terwijl de
lampjes de status van de printer aangeven.
Inleiding> 9
K
NOPPEN
Werking
De knoppen hebben het opschrift ON LINE en CANCEL en elk van
beide knoppen heeft de volgende drie modi:
MODUSOMSCHRIJVING
Kort indrukken
(1 seconde
indrukken)
2 seconden
indrukken
(2 seconden
indrukken)
5 seconden
indrukken
(5 sec. indrukken)
Druk op de knop en laat deze binnen 2 seconden
weer los. De bewerking wordt onmiddellijk gestart
zodra u de knop loslaat.
Druk op de knop en laat deze na 2 tot 5 seconden
weer los. De bewerking wordt onmiddellijk gestart
zodra u de knop loslaat (behalve bij het annuleren
van een taak).
Druk op de knop en houd deze 5 seconden of
langer ingedrukt. De bewerking wordt 5 seconden
nadat u op de knop hebt gedrukt gestart, zelfs als
u de knop langer dan 5 seconden ingedrukt houdt.
Functie
Hieronder volgt een overzicht van de resultaten van het gebruik
van de knoppen onder verschillende omstandigheden.
STATUS
VÓÓR
INDRUKKEN
ON LINE
(inactieve
modus)
OFF LINE
(inactieve
modus)
ON LINE
(gegevens
worden
ontvangen,
verwerkt of
afgedrukt)
1 IN-
DRUKKEN
OFF LINE
wordt
actief
ON LINE
wordt
actief
OFF LINE
wordt
actief
KNOP ON LINEKNOP CANCEL
2 IN-
DRUKKEN
Menuoverzicht
wordt
afgedrukt
(*1)
Menuoverzicht
wordt
afgedrukt
(*2)
–––Taak
5 IN-
DRUKKEN
Voorbeeld
pagina
wordt
afgedrukt
Voorbeeld
pagina
wordt
afgedrukt
(*2)
Inleiding> 10
1 IN-
DRUKKEN
–––
–––
2 IN-
DRUKKEN
wordt geannuleerd
(*3)
5 IN-
DRUKKEN
–
STATUS
VÓÓR
INDRUKKEN
Er wordt
gevraagd
om
handmatige
invoer, er zit
geen papier
in de
universele
lade of het
papierformaat is
DRUKKEN
Papierinvoer
wordt
gestart
KNOP ON LINEKNOP CANCEL
1 IN-
2 IN-
DRUKKEN
5 IN-
DRUKKEN
1 IN-
DRUKKEN
–––Taak
2 IN-
DRUKKEN
wordt geannuleerd
(*3)
onjuist
Geen papier
in lade 1 of
lade 1 staat
open
Geheugenoverflow of
ongeldige
gegevens
Papier-
––––Taak
wordt geannuleerd
(*3)
De fout
wordt
hersteld
en ON
LINE
wordt
actief
–––––
––––––
storing
Bij openen/
sluiten van
klep nadat
gebruikte
toner vol is
Ziet dat
de toner is
vervangen
––Ziet dat
de toner
niet is
vervangen
––
geraakt
*1:Het menuoverzicht (of de statuspagina) bevat details van de
printerinstellingen en statusinformatie.
*2:ON LINE wordt actief nadat het afdrukken is gestart.
*3:De taak wordt geannuleerd 2 seconden nadat op de knop is
gedrukt (zelfs als de knop langer ingedrukt is gehouden).
5 IN-
DRUKKEN
–
–
Inleiding> 11
F
UNCTIE VAN LAMPJES
Algemeen
De printerstatus (die wordt aangegeven door de lampjes) kan
ruwweg als volgt worden gecategoriseerd:
1.Normale status: de printer werkt normaal. De printer is
bijvoorbeeld ON LINE of bezig met verwerken.
2.Waarschuwingsstatus: u kunt doorgaan met het gebruik
van de printer zonder in te grijpen, maar er kan een fout
optreden.
3.Foutstatus: u kunt niet doorgaan met het gebruik van de
printer. Ingrijpen is vereist om de fout te corrigeren.
Fatale fouten kunnen niet worden gecorrigeerd. U moet in
dat geval bellen voor service.
Als er van verschillende statussituaties tegelijk sprake is, wordt
met behulp van de lampjes alleen de status met de hoogste
prioriteit weergegeven. De lampjes geven een
waarschuwingsstatus aan in combinatie met de normale status
met de hoogste prioriteit.
Functie
Hieronder volgt een overzicht van de functies van elk lampje:
LAMPJEFUNCTIE
Voedingslampje
(Gereed)
PapierlampjeDit lampje geeft aan dat het papier op is
Verbruiksmaterialenlampje
AlarmlampjeDit lampje geeft aan dat er een papierstoring is
Dit lampje geeft POWER ON, ON LINE en OFF LINE
aan. Verder wordt hiermee aangegeven dat de
energiebesparing is ingeschakeld, gegevens worden
ontvangen, de printer bezig is met afdrukken, er taken
worden geannuleerd, de printer bezig is met
opwarmen of de dichtheid/temperatuur wordt
aangepast.
(waarschuwing of alarm) of dat om handmatige invoer
wordt gevraagd.
Dit lampje geeft aan dat de levensduur van de
verbruiksmaterialen is verstreken (waarschuwing of
alarm) of dat een fout is opgetreden bij de installatie
van verbruiksmaterialen.
opgetreden of dat de klep openstaat.
Inleiding> 12
Verlichtingspatronen en betekenis
Bij de lampjes worden de volgende verlichtingspatronen gebruikt
om een groot aantal statussituaties afzonderlijk en in combinatie
te kunnen weergeven:
LAMPJEVERLICHTINGSPATROONSTATUS
OFF (Uit)Stroom UIT
ON (Aan)ON LINE (inactief)
Voeding
(Gereed)
Groen
Papier,
verbruiksmaterialen,
alarm
(Oranje)
Knipperend 1
(elke 2 seconden)
Knipperend 2
(elke 0,5 seconde)
Knipperend 3
(elke 0,12 seconde)
Knipperend 4
(4,5 seconden AAN en
0,5 seconde UIT)
OFF (Uit)ON LINE
ON (Aan)Er wordt een waarschuwing
Knipperend 1 (elke 2 sec.)Er is een fout opgetreden, maar
Knipperend 2
(elke 0,5 sec.)
Knipperend 3
(elke 0,12 sec.)
OFF LINE (dit knipperpatroon
wordt altijd gebruikt bij
foutsituaties)
Er worden gegevens ontvangen
of afgedrukt, de printer is bezig
met opwarmen of de dichtheid/
temperatuur wordt aangepast
Taak wordt geannuleerd
Energiebesparende modus
aangegeven (afdrukken is
mogelijk)
het afdrukken kan doorgaan als
u op de knop ON LINE of
CANCEL drukt.
Er is een fout opgetreden.
U moet bijvoorbeeld
verbruiksmaterialen vervangen
of vastzittend papier
verwijderen. De fout wordt
vervolgens hersteld en de
printer kan weer afdrukken.
Er is een ernstige fout
opgetreden. U moet de printer
opnieuw opstarten of bellen
voor service.
De statusmonitor bevat een leesbare omschrijving van de
printerstatus die overeenkomt met de aanwijzingen van de lampjes.
Als u de voorkeursinstellingen voor de statusmonitor hebt ingesteld op
Popup bij waarschuwingen, wordt dit leesbare bericht telkens op
het scherm weergegeven als zich een abnormale situatie voordoet.
Inleiding> 13
A
ANBEVOLEN PAPIER
De printer kan allerlei afdrukmedia verwerken, inclusief papier
van verschillende gewichten en formaten, transparanten en
enveloppen. In deze sectie wordt een algemeen advies gegeven
over de keuze van de media en wordt uitgelegd hoe elk type moet
worden gebruikt.
U krijgt de beste prestaties als u standaardpapier van 75~90 g/m²
gebruikt dat is ontworpen voor het gebruik in kopieermachines en
laserprinters. Geschikte papiersoorten zijn:
Het gebruik van papier met veel reliëf of papier met een ruw
oppervlak wordt niet aangeraden.
Voorbedrukt papier kan worden gebruikt, maar de inkt mag
niet uitlopen als het wordt blootgesteld aan de hoge
fusertemperaturen die bij het afdrukproces worden gebruikt.
Enveloppen mogen geen vouwen, krullen of andere
vervormingen hebben. De enveloppen moeten ook een
rechthoekige sluitklep te hebben, met lijm die intact blijft onder
de druk van de hete fuser die gebruikt wordt in dit type printer.
Vensterenveloppen zijn niet geschikt.
Transparanten moeten van het type te zijn dat is ontworpen
voor het gebruik in kopieermachines en laserprinters.
Wij raden u sterk aan Oki-transparanten te gebruiken
(bestelnummer 01074101). U moet met name het gebruik van
kantoortransparanten vermijden die zijn ontworpen om met
speciale stiften op te schrijven. Deze transparanten smelten in de
fuser en veroorzaken schade.
Etiketten moeten ook van het type zijn dat wordt aanbevolen
voor kopieermachines en laserprinters. De etiketvellen moeten
geheel bedekt zijn met etiketten. Andere typen etiketvellen
kunnen de printer beschadigen omdat de etiketten loslaten
tijdens het afdrukproces. Geschikte papiersoorten zijn:
• Avery White Laser Labels van het type 7162, 7664,
7666 (A4) of 5161 (Letter);
• Kokuyo A693X-serie (A4) of A650 (B5).
De aanbevolen visitekaartjes worden vervaardigd door Oki
(bestelnummer 09002985).
Aanbevolen papier> 14
C
ARTRIDGELADE
FORMAATAFMETINGENGEWICHT (G/M²)
A6105 x 148mm
A5148 x 210mm
B5182 x 257mm
Executive184,2 x 266,7mm
A4210 x 297mm
Letter215,9 x 279,4mm
Legal 13 inch216 x 330mm
Legal 13,5 inch 216 x 343mm
Legal 14 inch216 x 356 mm
Als u een identieke papiersoort in de universele lade hebt
geplaatst, kunt u de printer zo instellen dat automatisch de
andere lade wordt geselecteerd zodra de huidige lade geen papier
meer bevat. Bij het afdrukken vanuit Windows-toepassingen,
kan deze functie worden ingeschakeld in de driverinstellingen.
(Zie ‘Printerinstellingen in Windows’ op pagina 21.) Bij het
afdrukken vanuit andere systemen kan deze functie worden
ingeschakeld in het menu Print (Afdrukken). (Zie ‘Printerfuncties
(Gebruikersinstellingen)’ op pagina 41.)
U
NIVERSELE LADE
In de universele lade kan papier met dezelfde formaten worden
gebruikt als in de cartridgeladen, met een gewicht variërend van
75 g/m² tot 203 g/m². Voor bijzonder zwaar papier moet u het
uitvoervak aan de achterzijde gebruiken. Als u dit uitvoervak
gebruikt, wordt het papier in een vrijwel rechte baan door de
printer geleid.
In de universele lade kan papier met een breedte van 105 mm en
een lengte van maximaal 1200 mm (voor het afdrukken van
banners) worden gebruikt.
Gebruik voor papier dat langer is dan 356 mm (Legal 14 inch)
een papiersoort met een gewicht van 90 tot maximaal 128 g/m²
en het uitvoervak aan de achterzijde.
Gebruik de universele lade voor het afdrukken van enveloppen en
transparanten. Er kunnen maximaal 50 transparanten of
10 enveloppen tegelijk worden geladen, waarbij de stapel niet
hoger mag zijn dan 10 mm.
Papier of transparanten moeten met de afdrukzijde naar boven
en met de bovenzijde als eerste in de printer worden geplaatst.
Aanbevolen papier> 15
U
ITVOERVAK (AFGEDRUKTE ZIJDE NAAR BENEDEN
In het uitvoervak aan de bovenzijde van de printer kan maximaal
250 vel standaardpapier van 80 g/m² worden geplaatst.
Dit uitvoervak ondersteunt papiersoorten met een gewicht van
maximaal 120 g/m². Pagina’s die in leesvolgorde worden
afgedrukt (pagina 1 als eerste), worden in leesvolgorde
gesorteerd (de laatste pagina ligt bovenop met de afgedrukte
zijde naar beneden).
U
ITVOERVAK (AFGEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN
U moet het uitvoervak aan de achterzijde van de printer openen
en de papiersteun uittrekken als u dit vak wilt gebruiken. In deze
stand wordt het papier aan de achterzijde van de printer
uitgevoerd, ongeacht de driverinstellingen.
Dit uitvoervak aan de achterzijde kan maximaal 100 vel
standaardpapier van 80 g/m² bevatten en ondersteunt
papiersoorten tot maximaal 203 g/m².
Gebruik voor papiersoorten zwaarder dan 120 g/m² altijd dit vak
en de universele lade.
)
)
Aanbevolen papier> 16
P
APIER PLAATSEN
C
ARTRIDGELADE
1.Verwijder de papierlade uit de printer.
Waaier het papier aan de korte zijden (1) en de lange
2.
zijden (2) uit om ervoor te zorgen dat er geen vellen aan
elkaar kleven en tik vervolgens met de zijden van het
papier op een vlak oppervlak om er weer een rechte stapel
van te maken (3).
123
Papier plaatsen> 17
3.Plaats het papier (briefhoofdpapier met de bedrukte zijde
naar beneden en met de bovenzijde in de richting van de
voorkant van de printer).
21
4.Stel de achterste schuif (1) en de papiergeleiders (2) in
op het gebruikte papierformaat.
Vastlopen van papier voorkomen:
• Laat geen ruimte vrij tussen het papier en de geleiders
en het papier en de achterste schuif.
• Plaats niet te veel papier in de papierlade. Hoeveel
papier er kan worden geladen, hangt af van het
soort papier.
• Plaats geen beschadigd papier.
• Plaats geen papier van verschillend formaat in de
papierlade.
• Trek de papierlade tijdens het afdrukken niet uit
de printer.
• Sluit de papierlade voorzichtig.
Papier plaatsen> 18
5.Als u wilt afdrukken en papier wilt uitvoeren met de
4
afgedrukte zijde naar beneden, controleert u of het
uitvoervak aan de achterzijde van de printer (3) is
gesloten (het papier wordt nu aan de bovenzijde van de
printer uitgevoerd). De capaciteit van het vak is ongeveer
250 vel, afhankelijk van het papiergewicht.
6.Als u wilt afdrukken en het papier met de afgedrukte zijde
naar boven wilt uitvoeren, controleert u of het uitvoervak
aan de achterzijde van de printer (3) is geopend en de
papiersteun (4) is uitgetrokken. Het papier wordt
gestapeld in omgekeerde volgorde. De capaciteit van het
vak is ongeveer 100 vel, afhankelijk van het
papiergewicht.
7.Gebruik altijd het uitvoervak aan de achterzijde van de
printer voor zwaar papier, zoals indexkaarten.
3
LET OP!
Open of sluit de het uitvoervak aan de achterzijde van
de printer niet tijdens het afdrukken omdat hierdoor het
papier kan vastlopen.
Papier plaatsen> 19
U
NIVERSELE LADE
1.Open de universele lade en druk de papiersteun (1)
voorzichtig naar beneden om ervoor te zorgen dat de
steun vastzit in de onderste stand.
1
2
3
2.Plaats het papier en stel de papiergeleiders (2) in op het
gebruikte papierformaat.
• Voor afdrukken op voorbedrukt papier plaatst u het
papier in de universele lade met de voorbedrukte
zijde naar boven en met de bovenzijde als eerste in
de printer.
• Enveloppen moeten met de afdrukzijde naar boven
worden geplaatst. De bovenzijde moet aan de
linkerkant worden geplaatst zodat de korte zijde als
eerste wordt ingevoerd.
• Laad niet meer dan ongeveer 50 vel of 10 enveloppen.
De maximale stapelhoogte is 10 mm.
3.Druk de vergrendelingsknop van de lade (3) naar binnen
om de papiersteun vrij te maken, zodat het papier wordt
opgetild en in de juiste positie wordt geplaatst.
Stel in het menu Media het juiste papierformaat voor de
universele lade in. (Zie ‘Printerfuncties (Gebruikersinstellingen)’
op pagina 41.)
Papier plaatsen> 20
P
RINTERINSTELLINGEN IN
Via de menu’s van uw printer (die toegankelijk zijn via de ‘De
statusmonitor’ op pagina 36) hebt u toegang tot vele opties.
Ook de printerdriver van Windows bevat veel instellingen voor
dezelfde opties. Als opties in de printerdriver overeenkomen met
opties in de menu’s en u documenten vanuit Windows afdrukt,
hebben de instellingen van de Windows-printerdriver voorrang
boven de instellingen in de menu’s.
De afbeeldingen in dit hoofdstuk tonen Windows XP. In andere
versies van Windows worden mogelijk dialoogvensters
weergegeven die iets afwijken van deze afbeeldingen, maar de
principes zijn hetzelfde.
I
NSTELLINGEN VOOR PRINTERDRIVER
U kunt opties voor de printerdriver instellen in het venster
Printers van Windows (dit wordt “Printers en faxapparaten”
genoemd in Windows XP) of in een Windows-toepassing.
De driverinstellingen die u in Windows aanbrengt, zijn
hoofdzakelijk standaardinstellingen die worden opgeslagen
voor alle Windows-sessies. De driverinstellingen die u in een
Windows-toepassing aanbrengt, zijn instellingen die zijn vereist
voor een specifieke taak. In beide gevallen kunt u specifieke sets
met driverinstellingen opslaan en een naam geven (op het
tabblad Instellingen) en deze in de toekomst opnieuw gebruiken.
W
INDOWS
A
FDRUKVOORKEUREN IN WINDOWS-TOEPASSINGEN
Als u een document vanuit een Windows-toepassing afdrukt,
verschijnt het dialoogvenster Afdrukken. In dit dialoogvenster
wordt gewoonlijk de naam van de printer weergegeven waarop
het document wordt afgedrukt. Naast de naam van de printer
bevindt zich de knop Eigenschappen.
Printerinstellingen in Windows> 21
Als u op Eigenschappen klikt, wordt er een nieuw venster
geopend met een korte lijst met printerinstellingen die
beschikbaar zijn in de driver en die u voor dit document kunt
selecteren. In de toepassing zijn alleen instellingen beschikbaar
die u eventueel wilt wijzigen voor specifieke toepassingen of
documenten. De instellingen die u hier wijzigt, zijn meestal
alleen geldig totdat de desbetreffende toepassing wordt
afgesloten.
T
ABBLAD INSTELLINGEN
Als u op de knop
Eigenschappen klikt vanuit het
dialoogvenster Afdrukken van uw
toepassing, wordt het
1
2
3
drivervenster geopend waarin u
uw afdrukvoorkeuren voor het
4
huidige document kunt opgeven.
1.Het papierformaat moet
overeenkomen met het
5
papierformaat van uw
document (tenzij u de
afdruk wilt aanpassen aan
een ander formaat) en overeenkomen met het formaat
van het papier dat in de printer is geladen.
2.U kunt de papierbron instellen. Dit kan lade 1
(de standaardpapierlade) of de universele lade zijn.
U kunt ook op het juiste deel van de schermafbeelding
klikken om de lade van uw voorkeur te selecteren.
3.De instelling voor het papiergewicht moet zijn afgestemd
op het soort papier waarop u wilt afdrukken.
4.U kunt allerlei afwerkingsopties selecteren, bijvoorbeeld
voor het afdrukken van één pagina per vel of afdrukken
van X op één (waarbij X een getal tot maximaal 16 kan
zijn) voor het verkleind afdrukken van meer dan één
pagina per vel.
Met de optie voor het afdrukken van posters worden grote
pagina’s verdeeld over meerdere vellen afgedrukt.
5.Als u al eerder afdrukvoorkeuren hebt ingesteld en als set
hebt opgeslagen, kunt u ze opnieuw opvragen zodat u ze
niet telkens opnieuw hoeft in te stellen als u ze nodig hebt.
6
Printerinstellingen in Windows> 22
6.U kunt de standaardinstellingen met één druk op een
knop herstellen.
T
ABBLAD TAAKOPTIES
3
4
1
2
5
7
8
1.De uitvoerresolutie van de afgedrukte pagina kan als volgt
worden ingesteld.
• Wanneer de hoogste afdrukkwaliteit is ingesteld, wordt
het materiaal afgedrukt met 1200 x 600 dpi. Voor deze
optie is het meeste printergeheugen vereist en is de
afdruktijd het langst.
• Bij de normale instelling wordt afgedrukt met 600 x
600 dpi. Dit is voldoende voor alle
standaardtoepassingen.
• Bij de conceptinstelling wordt afgedrukt met 300 x 300
dpi. Deze instelling is geschikt voor
conceptdocumenten, waarbij de afdrukkwaliteit minder
belangrijk is.
2.U kunt watermerktekst afdrukken achter de afbeelding
van de hoofdpagina. Dit is handig voor het markeren van
documenten als concept, vertrouwelijk, enzovoort.
3.U kunt maximaal 999 exemplaren opeenvolgend
afdrukken, hoewel u de papierlade tijdens dergelijke lange
afdruktaken moet aanvullen.
4.De afdrukstand kan worden ingesteld op staand (lengte)
of liggend (breedte).
5.De afgedrukte pagina’s kunnen worden aangepast aan
groter of kleiner papier.
Printerinstellingen in Windows> 23
6.U kunt toegang tot aanvullende instellingen krijgen door
4
op de knop Geavanceerd te klikken. Zo kunt u
bijvoorbeeld zwarte gebieden laten afdrukken met 100%K
toner (waarmee een matter resultaat wordt verkregen).
7.U kunt de standaardinstellingen met één druk op een
knop herstellen.
8.De kwaliteit van fotografische afbeeldingen kan worden
verbeterd.
T
ABBLAD KLEUR
1
2
3
5
1.De kleuruitvoer van de printer kan automatisch of, voor
geavanceerde besturing, handmatig worden ingesteld.
Meestal kan de automatische instelling worden gebruikt.
De overige opties in dit venster worden alleen zichtbaar
wanneer u een andere optie dan Automatisch selecteert.
Bij afdrukken in grijswaarden werkt de printer op 20 ppm
en worden alle pagina’s in zwart-wit afgedrukt.
2.U kunt kiezen uit diverse kleuraanpassingsopties,
afhankelijk van de afbeeldingsbron van het document.
Voor een foto die met een digitale camera is genomen,
hebt u bijvoorbeeld een andere kleuraanpassing nodig dan
voor een bedrijfsafbeelding die met een
werkbladtoepassing is gemaakt. In het algemeen kunt u
het beste de instelling Automatisch gebruiken.
3.De uitvoer kan lichter of donkerder worden afgedrukt.
Daarnaast kunnen de kleuren levendiger en met meer
verzadiging worden afgedrukt.
Printerinstellingen in Windows> 24
4.Zwarte gebieden kunnen worden afgedrukt met 100%
cyaan, magenta en geel, waardoor de gebieden meer
glans krijgen (composiet zwart), of met alleen zwarte
toner, waardoor de gebieden matter worden weergegeven
(echt zwart). Als u de instelling Automatisch kiest, kan via
de driver de beste keuze worden gemaakt, afhankelijk van
de inhoud van de afbeelding.
5.U kunt de standaardinstellingen met één druk op een
knop herstellen.
I
NSTELLINGEN IN HET CONFIGURATIESCHERM VAN WINDOWS
Wanneer u het venster met drivereigenschappen rechtstreeks
opent vanuit Windows in plaats van via een toepassing, zijn er
meer instellingen beschikbaar. De wijzigingen die u hier
aanbrengt, beïnvloeden in het algemeen alle documenten die u
afdrukt vanuit Windows-toepassingen en worden opgeslagen
voor alle Windows-sessies.
T
ABBLAD ALGEMEEN
1
23
1.Hier worden enkele van de belangrijkste functies van uw
printer vermeld.
2.Met deze knop worden dezelfde vensters geopend als de
vensters die eerder zijn beschreven voor items die kunnen
worden ingesteld in toepassingen. De wijzigingen die u
hier aanbrengt worden echter de nieuwe
standaardinstellingen voor alle Windows-toepassingen.
3.Met deze knop wordt een testpagina afgedrukt om te
controleren of de printer goed werkt.
Printerinstellingen in Windows> 25
T
ABBLAD GEAVANCEERD
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1.U kunt opgeven op welke tijd van de dag de printer
beschikbaar is.
2.De huidige prioriteit wordt aangegeven, van 1 (laagste)
tot 99 (hoogste). Documenten met de hoogste prioriteit
worden het eerst afgedrukt.
3.Hiermee geeft u op dat documenten in de wachtrij moeten
worden geplaatst (opgeslagen in een speciaal
afdrukbestand) voordat deze worden afgedrukt.
Het document wordt vervolgens op de achtergrond
afgedrukt, zodat de toepassing sneller beschikbaar wordt.
4.Hiermee geeft u op dat het afdrukken pas moet worden
gestart wanneer de laatste pagina in de wachtrij is
geplaatst. Als tijdens het afdrukken door de toepassing
verdere berekeningen moeten worden uitgevoerd,
waardoor de afdruktaak langer wordt onderbroken dan
een korte periode, wordt mogelijk aangenomen dat het
afdrukken van het document al is voltooid. Als u deze
optie inschakelt, wordt deze situatie voorkomen, maar
wordt de afdruktaak iets later voltooid, omdat het begin
van de afdruktaak wordt uitgesteld.
5.Deze optie is het tegenovergestelde van de optie die
hiervóór is genoemd. Het afdrukken wordt direct gestart
nadat het document in de wachtrij wordt geplaatst.
6.Hiermee kunt u opgeven dat het document niet in de
wachtrij moet worden geplaatst, maar direct moet worden
afgedrukt. De toepassing kan normaal gesproken niet
verder worden gebruikt totdat de afdruktaak is voltooid.
Printerinstellingen in Windows> 26
Loading...
+ 60 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.