Nokia N97 User Manual [nl]

Gebruikershandleiding Nokia N97
Uitgave 2
© 2009 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
CONFORMITEITSVERKLARING
Nokia, Nokia Connecting People, Nseries, N97, het Nokia Original Accessories-logo en Ovi zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. De Nokia-melodie is een geluidsmerk van Nokia Corporation. Andere product- en bedrijfsnamen die in dit document worden genoemd, kunnen
Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-505 in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van Europese richtlijn 1999/5/EG. Een exemplaar van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
handelsmerken of handelsnamen van hun respectieve eigenaars zijn.
Reproductie, overdracht, distributie of opslag van de gehele of gedeeltelijke inhoud van dit document in enige vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nokia is verboden. Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd ©1998-2009. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
Portions of the Nokia Maps software are ©1996-2009 The FreeType Project. All rights reserved.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio-licentie (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is gecodeerd volgens de visuele norm MPEG-4, door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit, en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS ONDER GEEN OMSTANDIGHEID AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
Toepassingen van derden die bij uw apparaat worden geleverd, kunnen zijn gemaakt door en in eigendom zijn van personen en entiteiten die geen relatie of verband met Nokia hebben. Nokia beschikt niet over de auteursrechten of de intellectuele eigendomsrechten op deze toepassingen van derden. Als zodanig draagt Nokia geen verantwoordelijkheid voor de ondersteuning voor eindgebruikers of de functionaliteit van deze toepassingen of de informatie in deze toepassingen of het materiaal. Nokia biedt geen garantie voor deze toepassingen van derden.
MET HET GEBRUIK VAN DE TOEPASSINGEN A CCEPTEERT U DAT DE TOEPASSINGEN WORDEN GELEVERD ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, VOOR ZOVER MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT. U ACCEPTEERT TEVENS DAT NOCH NOKIA NOCH GELIEERDE PARTIJEN VERKLARINGEN DOEN OF GARANTIES VERSTREKKEN, UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN (MAAR NIET BEPERKT TOT) GARANTIES BETREFFENDE TITEL,
VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF DAT DE TOEPASSINGEN GEEN INBREUK MAKEN OP OCTROOIEN, AUTEURSRECHTEN, HANDELSMERKEN OF ANDERE RECHTEN VAN DERDEN.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHT ENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE GARANTIE GEGEVEN BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VE RKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKT HEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. N OKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
Reverse engineering van de software in het apparaat is verboden voor zover maximaal is toegestaan op grond van het toepasselijke recht. Voor zover deze gebruikershandleiding beperkingen bevat aangaande verklaringen, garanties, schadevergoedingsplichten en aansprakelijkheden van Nokia, gelden deze beperkingen op dezelfde wijze voor verklaringen, garanties, schadevergoedingsplicht en aansprakelijkheden van Nokia-licentiegevers. De beschikbaarheid van bepaalde producten, toepassingen en diensten voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia-dealer voor details en de beschikbaarheid van taalopties. Di t apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de VS en andere landen. Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRY CANADA Dit apparaat kan tv- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van ontvangstapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal Communications Commission (FCC) of Industry Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen worden. Neem contact op met uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt. Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken en (2) dit apparaat moet storingen van buitenaf accepteren, ook wanneer deze een ongewenste werking tot gevolg kunnen hebben. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
/Uitgave 2 NL

Inhoudsopgave

Veiligheid.........................................................8
Over dit apparaat..................................................................8
Netwerkdiensten..................................................................9
Gedeeld geheugen..............................................................10
ActiveSync............................................................................10
Inhoudsopgave
Hulp zoeken....................................................11
Ondersteuning....................................................................11
Help van het apparaat .......................................................11
Extra toepassingen.............................................................12
Apparaatsoftware bijwerken............................................12
Instellingen.........................................................................13
Toegangscodes...................................................................14
Extern vergrendelen...........................................................14
Levensduur van de batterij verlengen..............................15
Geheugen vrijmaken..........................................................16
Aan de slag.....................................................17
Toetsen en onderdelen (voorkant)...................................17
Toetsen en onderdelen (achterkant)................................17
Toetsen en onderdelen (sides)..........................................18
Toetsen en onderdelen (bovenkant)................................18
De SIM-kaart en de batterij plaatsen................................18
Geheugenkaart...................................................................19
Antennelocaties..................................................................21
Het apparaat in- en uitschakelen......................................21
De batterij opladen.............................................................21
Headset................................................................................22
Polsband bevestigen..........................................................23
Aanraakschermacties.........................................................23
Tekst schrijven....................................................................25
Toetsen en aanraakscherm vergrendelen........................28
Nokia-overdracht................................................................28
Uw apparaat...................................................31
Welkom................................................................................31
Startscherm.........................................................................31
Schermsymbolen................................................................33
Snelkoppelingen.................................................................34
Zoeken.................................................................................35
Volume- en luidsprekerregeling.......................................36
Het profiel Offline...............................................................36
Snel downloaden................................................................37
Ovi (netwerkdienst)............................................................38
Oproepen tot stand brengen..........................39
Nabijheidssensor................................................................39
Spraakoproepen .................................................................39
Tijdens een oproep.............................................................39
Voice- en videomailboxen ................................................40
Een oproep beantwoorden of weigeren..........................40
Een conferentiegesprek voeren........................................41
Snel telefoonnummers kiezen ..........................................41
Oproep in wachtstand........................................................42
Spraakoproepen.................................................................42
Een video-oproep plaatsen................................................43
Tijdens een video-oproep..................................................44
Een video-oproep beantwoorden of weigeren...............44
Video delen..........................................................................45
Logboek...............................................................................48
Contacten (telefoonboek)..............................50
Namen en nummers opslaan en bewerken.....................50
Contacten-werkbalk...........................................................50
Namen en nummers beheren............................................50
Standaardnummers en -adressen.....................................51
Contactkaarten....................................................................51
Contacten als favorieten instellen....................................51
Beltonen, afbeeldingen en beltekst voor contacten.......52
Contacten kopiëren............................................................52
SIM-diensten........................................................................52
Contactgroepen..................................................................54
Internet..........................................................83
Op internet surfen..............................................................83
Browserwerkbalk................................................................84
Navigeren op webpagina's................................................84
Webfeeds en blogs.............................................................85
Inhoud zoeken....................................................................85
Bookmarks...........................................................................85
De cache wissen..................................................................86
De verbinding verbreken...................................................86
Beveiliging van de verbinding...........................................86
Webinstellingen..................................................................87
Inhoudsopgave
Berichten........................................................55
Berichten, hoofdweergave................................................55
Berichten invoeren en verzenden.....................................55
Inbox met ontvangen berichten.......................................57
Mailbox................................................................................58
Berichten op een SIM-kaart bekijken................................60
Infodienstberichten............................................................60
Dienstopdrachten...............................................................60
Instellingen voor berichten...............................................60
Mail for Exchange................................................................66
Connectiviteit.................................................67
Gegevensverbindingen en toegangspunten....................67
Netwerkinstellingen...........................................................67
Draadloze LAN ....................................................................68
Toegangspunten.................................................................71
Actieve gegevensverbindingen.........................................75
Synchronisatie.....................................................................75
Bluetooth-connectiviteit....................................................76
USB.......................................................................................80
Pc-verbindingen..................................................................80
Beheerinstellingen.............................................................80
Positiebepaling (GPS).....................................89
Informatie over GPS............................................................89
A-GPS (Assisted GPS)...........................................................89
Het apparaat correct vasthouden.....................................90
Tips voor het maken van een GPS-verbinding.................90
Positieaanvragen................................................................91
Plaatsen...............................................................................91
GPS-gegevens......................................................................92
Instellingen voor positionering........................................93
Nokia Kaarten.................................................95
Kaarten................................................................................95
Netwerkpositionering........................................................95
Kompas................................................................................96
Over de kaart schuiven.......................................................96
Schermsymbolen................................................................97
Locatie zoeken....................................................................97
Een route plannen..............................................................98
Locaties opslaan en verzenden.........................................98
Opgeslagen items weergeven...........................................99
Navigeren naar de bestemming.....................................100
Navigatiesysteem voor voetgangers..............................100
Navigatiesysteem.............................................................101
Verkeersinformatie...........................................................101
Reisgidsen.........................................................................102
Kaartinstellingen..............................................................102
Internetinstellingen.........................................................102
Navigatie-instellingen......................................................103
Route-instellingen............................................................103
Kaartinstellingen..............................................................103
Kaarten bijwerken............................................................104
Nokia Map Loader.............................................................104
Inhoudsopgave
Camera..........................................................105
De camera activeren.........................................................105
Opname van afbeeldingen..............................................105
Video's opnemen..............................................................110
Camera-instellingen.........................................................111
Foto's............................................................113
Informatie over Foto's.....................................................113
Afbeeldingen en video's weergeven..............................113
Bestandsgegevens weergeven en bewerken................114
Afbeeldingen en video's organiseren.............................114
Werkbalk Foto's................................................................115
Albums...............................................................................115
Labels.................................................................................115
Diavoorstelling..................................................................116
Tv-uitvoermodus..............................................................116
Afbeeldingen bewerken...................................................117
Video's bewerken.............................................................118
Afbeelding afdrukken.......................................................119
Online delen......................................................................119
Muziek..........................................................121
Een nummer of podcast afspelen...................................121
Afspeellijsten.....................................................................122
Podcasts.............................................................................123
Muziek overbrengen van een computer........................123
Nokia Muziekwinkel.........................................................123
FM-zender..........................................................................124
Nokia Podcasting..............................................................125
FM-radio.............................................................................129
Video's..........................................................130
Videoclips downloaden en bekijken...............................130
Videofeeds.........................................................................131
Mijn video's.......................................................................131
Video's overbrengen van uw pc......................................132
Video-instellingen............................................................132
Uw apparaat aanpassen...............................134
Het uiterlijk van uw apparaat wijzigen..........................134
Profielen............................................................................134
3D-tonen............................................................................135
Het startscherm wijzigen.................................................135
Het hoofdmenu wijzigen.................................................135
Toepassingen...............................................137
Agenda...............................................................................137
Klok ...................................................................................138
RealPlayer .........................................................................139
Dictafoon...........................................................................141
Notities..............................................................................141
Office..................................................................................141
Instellingen..................................................147
Telefooninstellingen........................................................147
Toepassingsbeheer..........................................................155
Belinstellingen..................................................................157
Problemen oplossen....................................160
Groene tips...................................................163
Energie besparen..............................................................163
Recyclen.............................................................................163
Papier besparen................................................................163
Meer informatie................................................................163
Accessoires...................................................164
Informatie over de batterij en de lader.......165
Informatie over de batterij en de lader.........................165
Controleren van de echtheid van Nokia-batterijen.......166
Uw apparaat onderhouden..........................168
Recycling............................................................................169
Aanvullende veiligheidsinformatie.............170
Kleine kinderen.................................................................170
Gebruiksomgeving...........................................................170
Medische apparatuur.......................................................170
Gehoorapparaten.............................................................171
Voertuigen.........................................................................172
Explosiegevaarlijke omgevingen....................................172
Alarmnummer kiezen......................................................173
Informatie over certificatie (SAR)...................................174
Index............................................................175
Inhoudsopgave

Veiligheid

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen
Veiligheid
van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD GELDT
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in vliegtuigen en in de nabijheid van medische apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden waar explosieven worden gebruikt.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
8
Houdt u aan de lokale wetgeving. Houd tijdens het rijden uw handen vrij om uw voertuig te
besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.

Over dit apparaat

Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in de (E)GSM 850, 900, 1800,1900 en UMTS 900, 1900, 2100-netwerken. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig lokale gebruiken,
privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Het apparaat ondersteunt diverse verbindingsmethoden. Net als computers kan uw apparaat worden blootgesteld aan virussen en andere schadelijke inhoud. Wees voorzichtig met berichten, verbindingsverzoeken, browsen en downloaden. Installeer en gebruik alleen diensten en andere software van betrouwbare bronnen die adequate beveiliging en bescherming tegen schadelijke software bieden, zoals toepassingen die Symbian-ondertekend zijn of de Java Verified™-test hebben doorstaan. Overweeg de installatie van antivirus­en andere beveiligingssoftware op het apparaat en eventuele aangesloten computers.
Belangrijk: Uw apparaat kan slechts één
antivirustoepassing ondersteunen. Bij meerdere toepassingen met antivirusfunctionaliteit kunnen de prestaties en werking worden beïnvloed of kan het apparaat ophouden te werken.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. U kunt met het apparaat ook andere sites van derden bezoeken. Sites van derden zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft deze niet en neemt er geen aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke sites wilt
bezoeken, moet u voorzorgsmaatregelen treffen op het gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit
apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel (Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet alle bestandsindelingen kunnen worden bekeken of gewijzigd.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte kopie te maken van alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze handleiding verschillen mogelijk van het scherm van uw apparaat.

Netwerkdiensten

Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken over een abonnement bij een aanbieder van draadloze
Veiligheid
9
verbindingsdiensten. Enkele functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook functies waarvoor u specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u ze kunt gebruiken. Wanneer u netwerkdiensten gebruikt, worden er gegevens
Veiligheid
overgedragen. Informeer bij uw serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider kan u vertellen welke kosten in rekening worden gebracht. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die invloed hebben op hoe u sommige functies van dit apparaat kunt gebruiken die netwerkondersteuning nodig hebben, zoals ondersteuning voor specifieke technologieën, bijvoorbeeld WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen en taalafhankelijke tekens.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Mogelijk is uw apparaat voorzien van aangepaste onderdelen, zoals menunamen, menuvolgorde en pictogrammen.

Gedeeld geheugen

De volgende functies in dit apparaat maken mogelijk gebruik van gedeeld geheugen: MMS (multimedia
10
messaging), e-mail-toepassing, chatten. Door het gebruik
van een of meer van deze functies is er mogelijk minder geheugen beschikbaar voor de overige functies die geheugen delen. Wanneer u een functie probeert in te schakelen waarvoor gedeeld geheugen wordt gebruikt, is het mogelijk dat op het apparaat een bericht wordt weergeven dat het geheugen vol is. Verwijder in dit geval voordat u doorgaat een gedeelte van de informatie of registraties die in het gedeelde geheugen zijn opgeslagen.
Bij langdurig gebruik zoals een actief videogesprek en een gegevensverbinding met hoge snelheid kan het apparaat warm aanvoelen. In de meeste gevallen is dit normaal. Als u vermoedt dat het apparaat niet naar behoren werkt, brengt u het dan naar het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt.

ActiveSync

Gebruik van Mail voor Exchange is beperkt tot draadloze synchronisatie van PIM-informatie tussen het Nokia­apparaat en de geautoriseerde Microsoft Exchange-server.

Hulp zoeken

Ondersteuning

Als u meer wilt weten over hoe u uw product kunt gebruiken of u weet niet zeker hoe het apparaat behoort te werken, gaat u naar de ondersteuningspagina's op www.nokia.com/support of de lokale Nokia-website www.nokia.mobi/support (voor mobiele apparaten), de Help-toepassing in het apparaat zelf of de gebruikershandleiding.
Als u hiermee het probleem niet kunt oplossen, doet u het volgende:
Start het apparaat opnieuw op: schakel het
apparaat uit en verwijder de batterij. Plaats de batterij na een ongeveer een minuut weer in het apparaat en schakel het apparaat in.
Werk de software op uw apparaat regelmatig bij
met de toepassing Nokia Software Updater zodat het optimaal presteert en beschikt over eventueel nieuwe functies. Ga naar www.nokia.com/ softwareupdate of uw lokale Nokia-website. Vergeet niet om een back-up te maken van de gegevens in het apparaat voordat u de software van het apparaat bijwerkt.
Herstel de oorspronkelijke fabrieksinstellingen
zoals in de gebruikershandleiding wordt uitgelegd.
Documenten en bestanden worden tijdens het opnieuw instellen van de oorspronkelijke waarden niet verwijderd.
Als het probleem nog steeds niet is opgelost, neemt u contact op met Nokia om het apparaat te laten repareren. Ga naar www.nokia.com/repair. Maak eerst een back-up van de gegevens in uw apparaat voordat u het voor reparatie verstuurt.

Help van het apparaat

Uw apparaat bevat instructies voor de toepassingen op het apparaat.
Als u help wilt openen vanuit het hoofdmenu, selecteert u Menu > Toepassingen > Help en de toepassing waarbij u hulp nodig hebt.
Als u vanuit een geopende toepassing de help voor de huidige weergave wilt openen, selecteert u Opties >
Help.
Als u tijdens het lezen de lettergrootte van de helptekst wilt wijzigen, selecteert u Opties > Lettergrootte
verkleinen of Lettergrootte vergroten.
Hulp zoeken
11
Aan het einde van de helptekst vindt u koppelingen naar verwante onderwerpen. Als u een onderstreept woord selecteert, wordt een korte uitleg weergegeven. In de help worden de volgende symbolen gebruikt: verwant helponderwerp.
Hulp zoeken
de toepassing die wordt besproken.
Tijdens het lezen van de instructies kunt u teruggaan naar de toepassing die op de achtergrond is geopend door de menutoets ingedrukt te houden en een item te selecteren in de lijst geopende toepassingen.
toont een koppeling naar een
toont een koppeling naar
Met Software-update (netwerkdienst) kunt u de beschikbare updates voor toepassingen controleren, downloaden en op het apparaat installeren.
Bij het downloaden van software-updates worden mogelijk grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider overgedragen. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht.
Zorg ervoor dat de batterij van het apparaat voldoende capaciteit heeft of dat de lader is aangesloten voordat u begint met bijwerken.

Extra toepassingen

Er zijn verschillende toepassingen beschikbaar van Nokia en andere leveranciers van software die u helpen meer met uw apparaat te doen. Deze toepassingen worden behandeld in de handleidingen die beschikbaar zijn op de pagina's voor productondersteuning op www.nokia.com/support of op uw lokale Nokia-website.

Apparaatsoftware bijwerken

Draadloos bijwerken van software

Selecteer Menu > Toepassingen > Sw-update.
12
Waarschuwing: Tijdens het installeren van een
software-update kunt u het apparaat niet gebruiken, zelfs niet om een alarmnummer te bellen, totdat de installatie voltooid is en het apparaat opnieuw is ingeschakeld. Zorg ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens voordat u de installatie van een update aanvaardt.
Nadat u de apparaatsoftware of toepassingen hebt bijgewerkt met Software-update, zijn de instructies voor de bijgewerkte toepassingen in de gebruikershandleiding of de Help mogelijk niet meer up-to-date.
Selecteer downloaden. Als u bepaalde updates niet wilt downloaden, selecteert u de desbetreffende updates in de lijst en verwijdert u de bijbehorende markering.
om de beschikbare updates te
Selecteer de update en klik op om informatie over een update weer te geven.
Als u de status van vorige updates wilt weergeven, selecteert u
Selecteer Opties en een van de volgende opties:
Update via computer — Hiermee werkt u het
apparaat bij met behulp van een pc. Deze optie vervangt de optie Update starten wanneer updates alleen beschikbaar zijn met behulp van de pc­toepassing Nokia Software Updater.
Upd.geschied. bekijken — Hiermee bekijkt u de
status van vorige updates.
Instellingen — Hiermee wijzigt u de instellingen,
zoals het standaardtoegangspunt dat moet worden gebruikt voor het downloaden van updates.
Vrijwaring — Hiermee bekijkt u de
licentieovereenkomst van Nokia.
.
compatibele USB-gegevenskabel om uw apparaat op de pc aan te sluiten.
Voor meer informatie, release notes voor de laatste softwareversies en voor het downloaden van de toepassing Nokia Software Updater, gaat u naar www.nokia.com/softwareupdate of uw plaatselijke Nokia-website.
Als u de apparaatsoftware wilt bijwerken, gaat u als volgt te werk:
1. Download en installeer de toepassing Nokia
Software Updater op uw pc.
2. Sluit uw apparaat aan op de pc met behulp van een
USB-gegevenskabel en open de toepassing Nokia Software Updater. De toepassing Nokia Software Updater helpt u bij het maken van een back-up van uw bestanden, het bijwerken van de software en het terugzetten van uw bestanden.
Hulp zoeken

Software-updates via de pc

Software-updates kunnen nieuwe en verbeterde functies bevatten die niet beschikbaar waren toen u uw apparaat aanschafte. De prestaties van het apparaat kunnen ook verbeteren door het bijwerken van de software.
Nokia Software Updater is een pc-toepassing waarmee u de software van uw apparaat kunt bijwerken. Als u dat wilt doen, hebt u een compatibele pc nodig, een breedbandverbinding met internet en een

Instellingen

Bij uw apparaat zijn de instellingen voor MMS, GPRS, streaming en mobiel internet gewoonlijk automatisch vooraf geconfigureerd op basis van de informatie van uw netwerkprovider. Misschien zijn de instellingen van uw dienstproviders al in uw apparaat ingesteld of ontvangt of vraagt u de instellingen van de netwerkproviders als een speciaal bericht.
13
U kunt de algemene instellingen in uw apparaat, zoals de instellingen voor de taal, de stand-bymodus, het scherm en de toetsenblokvergrendeling, wijzigen.

Toegangscodes

Hulp zoeken
Neem contact op met uw serviceprovider als u een van de toegangscodes bent vergeten.
PIN-code (Personal Identification Number) — Deze
code beschermt uw SIM-kaart tegen ongeoorloofd gebruik. De PIN-code (4 tot 8 cijfers) wordt gewoonlijk bij de SIM-kaart geleverd. Als u de PIN­code driemaal achter elkaar foutief invoert, wordt de code geblokkeerd. U hebt de PUK-code nodig om deze blokkering op te heffen.
UPIN-code — Deze code wordt mogelijk geleverd bij
de USIM-kaart. De USIM-kaart is een uitgebreide versie van de SIM-kaart die wordt ondersteund door mobiele UMTS-telefoons.
PIN2-code — Deze code (vier tot acht cijfers) wordt
bij sommige SIM-kaarten geleverd en verschaft u toegang tot bepaalde functies op het apparaat.
Blokkeringscode (ook wel beveiligingscode
genoemd) — De blokkeringscode helpt u om uw apparaat tegen ongeautoriseerd gebruik te beveiligen. De code is bij aanschaf ingesteld op
12345. U kunt de code maken en wijzigen en het
14
apparaat zo instellen dat om de code wordt gevraagd. Houd de nieuwe code geheim en bewaar
deze op een veilige plaats (niet bij het apparaat). Als u de code vergeet en het apparaat is vergrendeld, heeft het apparaat onderhoud nodig. Hiervoor kunnen extra kosten in rekening worden gebracht. Neem contact op met een Nokia Care-centrum of de leverancier van het apparaat.
PUK- (Personal Unblocking Key) en PUK2-
code — Deze codes (acht cijfers) zijn vereist om respectievelijk een geblokkeerde PIN- of PIN2-code te wijzigen. Neem contact op met de operator van uw SIM-kaart als de codes niet bij de SIM-kaart zijn geleverd.
UPUK-code — Deze code (acht cijfers) is vereist voor
het wijzigen van een geblokkeerde UPIN-code. Neem contact op met de operator van uw USIM­kaart als deze code niet bij de USIM-kaart is geleverd.

Extern vergrendelen

U kunt uw apparaat en geheugenkaart extern vergrendelen met behulp van een SMS-bericht om ongeautoriseerd gebruik van uw apparaat te voorkomen. Geef de tekst voor het SMS-bericht op en verstuur het bericht vervolgens naar uw apparaat om het te vergrendelen. Als u het apparaat wilt ontgrendelen, hebt u de blokkeringscode nodig.
Als u externe vergrendeling wilt inschakelen en de inhoud van het SMS-bericht wilt opgeven, selecteert u
Menu > Instellingenen Telefoon >
Telefoonbeheer > Beveiliging > Telefoon en SIM­kaart > Ext. telef.vergrendeling > Ingeschakeld.
Tik op het invoerveld om de inh oud van het SMS-bericht in te voeren (5 tot 20 tekens), selecteer controleer het bericht. Voer de blokkeringscode in.
en

Levensduur van de batterij verlengen

Veel functies van uw apparaat gebruiken veel energie en verkorten de levensduur van de batterij. Houd het volgende in gedachten als u energie wilt besparen:
Functies waarbij de Bluetooth-technologie wordt
gebruikt, en het op de achtergrond actief zijn van zulke functies terwijl u andere functies gebruikt, vergen veel energie. Schakel de Bluetooth­technologie uit wanneer u deze niet nodig hebt.
Functies waarbij een WLAN (draadloos LAN) wordt
gebruikt en het op de achtergrond actief zijn van zulke functies terwijl u andere functies gebruikt, vergen veel energie. WLAN op uw Nokia-apparaat wordt uitgeschakeld, wanneer u geen verbinding probeert te maken, u geen verbinding met een toegangspunt hebt en u niet controleert op beschikbare netwerken. U kunt het batterijverbruik verder reduceren door op te geven dat er niet (of minder vaak) door uw apparaat op de achtergrond wordt gecontroleerd op beschikbare netwerken.
Als u Packet-ggvnsverbinding hebt ingesteld op
Automat. bij signaal in de verbindingsinstellingen
en er geen dekking voor een gegevensverbinding (GPRS) is, probeert het apparaat van tijd tot tijd een gegevensverbinding tot stand te brengen. Selecteer
Packet-ggvnsverbinding > Wanneer nodig om
de bedrijfsduur van het apparaat te verlengen.
Met de toepassing Kaarten worden nieuwe
kaartgegevens gedownload als u naar nieuwe gedeelten van de kaart bladert. Dit vergt extra batterijcapaciteit. U kunt voorkomen dat nieuwe kaarten automatisch worden gedownload.
Als de signaalsterkte van het mobiele netwerk erg
varieert in uw gebied, moet het apparaat herhaaldelijk zoeken naar het beschikbare netwerk. Dit vergt extra batterijcapaciteit.
Als de netwerkmodus in de netwerkinstellingen is ingesteld op dual-modus, zoekt het apparaat het UMTS-netwerk. U kunt het apparaat zo instellen dat het alleen het GSM-netwerk gebruikt. Als u wilt dat het apparaat alleen het GSM-netwerk gebruikt, selecteert u Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Netwerk > Netwerkmodus > GSM.
De achtergrondverlichting van het scherm gebruikt
veel energie. U kunt bij de instellingen voor het scherm opgeven na hoeveel tijd de achtergrondverlichting wordt uitgeschakeld wanneer er geen activiteiten plaatsvin den. Ook kunt
Hulp zoeken
15
u hier de lichtsensor aanpassen die de lichtcondities controleert en de helderheid van scherm hierop afstemt. Selecteer Menu > Instellingen en
Telefoon > Weergave > Time-out verlichting
of Helderheid.
Het actief laten van toepassingen op de achtergrond
Hulp zoeken
kost energie. Als u toepassingen wilt sluiten die u niet gebruikt, houdt u de menutoets ingedrukt, selecteert u Opties > Open toepassingen en gaat u naar de toepassing door meerdere keren op de menutoets te drukken. Houd de menutoets ingedrukt en selecteer Afsluiten.

Geheugen vrijmaken

Als u wilt zien hoeveel ruimte beschikbaar is voor verschillende gegevenstypen, selecteert u Menu >
Toepassingen > Best.beheer.
Veel functies van het apparaat gebruiken geheugen om gegevens op te slaan. Als er bijna geen geheugen beschikbaar is op de verschillende geheugenlocaties, wordt dit door het apparaat gemeld.
U maakt geheugen vrij door gegevens naar een compatibele geheugenkaart (indien beschikbaar) of een compatibele computer over te brengen.
Als u gegevens wilt verwijderen die u niet meer nodig hebt, gebruikt u Bestandsbeheer of opent u de
16
desbetreffende toepassing. U kunt het volgende verwijderen:
Berichten in de mappen in Berichten en opgehaalde
e-mailberichten in de mailbox
Opgeslagen webpagina's
Contactgegevens
Agendanotities
Toepassingen in Toepassingsbeheer die u niet
nodig hebt
Installatiebestanden (.SIS of .SISX) van toepassingen
die u hebt geïnstalleerd. Breng de installatiebestanden over naar een compatibele computer.
Afbeeldingen en videoclips in Foto's. Maak een back-
up van de bestanden op een compatibele computer.

Aan de slag

Opmerking: Het oppervlak van dit apparaat
bevat geen nikkel in de gemetalliseerde delen. Het oppervlak van dit apparaat bevat roestvrij staal.

Toetsen en onderdelen (voorkant)

1 — Nabijheidssensor 2 — Oorstukje 3 — Aanraakscherm 4 — Menutoets
5 — Beltoets 6 — Lens van secundaire camera 7 — Lichtsensor 8 — End-toets
Het gedeelte boven het aanraakscherm mag niet met bijvoorbeeld een beschermlaagje of met plakband worden bedekt.

Toetsen en onderdelen (achterkant)

1 — Cameraflitser 2 — Cameralens 3 — Lenskapje
Aan de slag
17

Toetsen en onderdelen (sides)

Aan de slag
1 — Stereospeaker 2 — Micro-USB-connector 3 — Indicatorlampje voor opladen 4 — Blokkeringsschakelaar 5 — Toets Volume omhoog/Inzoomen 6 — Toets Volume omlaag/Uitzoomen 7 — Opnametoets
18

Toetsen en onderdelen (bovenkant)

1 — Aan/uit-toets 2 — Nokia AV-connector (3,5 mm) voor compatibele
headsets, hoofdtelefoons en tv-uitvoerconnectoren

De SIM-kaart en de batterij plaatsen

Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
1. Verwijder de cover door deze van de onderkant van
het apparaat af te halen.
2. Als in het apparaat een batterij is geplaatst,
verwijdert u de batterij door deze in de richting van de pijl te tillen.
3. Trek de SIM-kaarthouder eruit en plaats de SIM-
kaart. Zorg ervoor dat de goudkleurige contactpunten op de kaart naar beneden zijn gericht en dat de afgeschuinde hoek van de geheugenkaart gericht is naar de afgeschuinde hoek van de kaarthouder. Duw de SIM-kaarthouder weer op zijn plaats.
4. Leg de contactpunten van de batterij op één lijn met
de overeenkomende aansluitpunten op het
batterijvak en schuif de batterij in de richting van de pijl.
5. Om de cover terug te plaatsen, houdt u de bovenste
vergrendelingen in de richting van de bijbehorende sleuven en duwt u de cover naar beneden totdat deze vastklikt.

Geheugenkaart

Gebruik alleen compatibele microSD­kaarten die door Nokia is goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige merken zijn mogelijk niet geheel compatibel met dit apparaat. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het
Aan de slag
19
apparaat beschadigen en gegevens op de kaart aantasten.

De geheugenkaart verwijderen

De geheugenkaart plaatsen

Mogelijk bevat het apparaat bij ingebruikneming al
Aan de slag
een geheugenkaart. Als dat niet het geval is, doet u het volgende:
1. Verwijder de cover van het apparaat.
2. Plaats een compatibele
geheugenkaart in de sleuf. Zorg ervoor dat de contactpunten van de kaart naar beneden en in de richting van de sleuf zijn gericht.
3. Duw de kaart in de sleuf. Als
de kaart goed is geplaatst, hoort u dat de kaart vastklikt.
4. Plaats de cover weer op het
apparaat. Houd het apparaat naar beneden gericht wanneer u de cover terugplaatst. Zorg ervoor dat de cover goed wordt gesloten.
20
Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op
het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de kaart wordt gebruikt. Als u de kaart tijdens een dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
1. Druk voordat u de kaart verwijdert op de aan/uit-
toets en selecteer Geh.kaart verwijderen. Alle toepassingen worden gesloten.
2. Wanneer Bij verwijderen geheugenkaart
worden geopende toepassingen gesloten. Toch verwijderen? wordt weergegeven, selecteert u Ja.
3. Wanneer Verwijder geheugenkaart en druk op
'OK' wordt weergegeven, verwijdert u de cover van
het apparaat.
4. Haal de geheugenkaart uit de sleuf door op de kaart
te drukken.
5. Trek de geheugenkaart uit de sleuf. Als het apparaat
is ingeschakeld, selecteert u OK.
6. Plaats de cover weer op het apparaat. Zorg ervoor
dat de cover goed wordt gesloten.

Antennelocaties

Het apparaat kan interne en externe antennes hebben. Zoals bij alle radiozenda pparatuur, geldt dat u onnodig contact met het gebied rond de antenne moet vermijden als de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact met een dergelijke antenne kan de kwaliteit van de communicatie nadelig beïnvloeden, ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan anders noodzakelijk is en de levensduur van de batterij verkorten.

Het apparaat in- en uitschakelen

Het apparaat inschakelen:
1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2. Als er naar een PIN-code of
blokkeringscode wordt gevraagd, voert u deze in en selecteert u OK. De vooraf ingestelde blokkeringscode is
12345. Als u de code bent vergeten en het apparaat is geblokkeerd, kunnen er extra servicekosten in rekening worden gebracht. Neem voor meer informatie contact op met een Nokia Care-locatie of de leverancier van uw apparaat.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, drukt u kort op de aan/uit-toets en selecteert u Uitschakelen!.

De batterij opladen

De batterij is in de fabriek gedeeltelijk opgeladen. U hoeft het apparaat niet eerst te laden. Als wordt aangegeven dat het batterijniveau laag is, gaat u als volgt te werk:
Aan de slag
21
Normaal opladen
1. Steek de oplader
in het stopcontact.
2. Sluit de oplader
aan op het
Aan de slag
apparaat. Het lichtje van de batterij-indicator naast de USB-connector brandt wanneer de batterij wordt opgeladen.
3. Wanneer wordt aangegeven dat de batterij volledig
is opgeladen, ontkoppelt u de oplader van het apparaat en haalt u deze uit het stopcontact.
U hoeft de batterij niet gedurende een bepaalde periode op te laden en u kunt het apparaat gebruiken terwijl het wordt opgeladen. Als de batterij volledig ontladen is, kan het enkele minuten duren voordat de batterij-indicator op het scherm wordt weergegeven en u weer met het apparaat kunt bellen.
Tip: Haal de stekker van de lader uit het stopcontact wanneer de lader niet wordt gebruikt. Een lader die op het stopcontact is aangesloten, verbruikt stroom, zelfs als de lader niet op het apparaat is aangesloten.
Opladen via USB
U kunt opladen via USB als er geen stopcontact beschikbaar is. Als u het apparaat oplaadt via USB, kunt
22
u ook gelijktijdig gegevens overbrengen.
1. Sluit een compatibel USB-apparaat aan op uw
apparaat met een compatibele USB-kabel. Afhankelijk van het type apparaat dat voor het
opladen wordt gebruikt, kan het enige tijd duren voordat er met het laden wordt begonnen.
2. Als het apparaat is ingeschakeld, kunt u op het
scherm van het apparaat uit de beschikbare opties voor de USB-modus kiezen.
Opmerking: Het apparaat of de oplader kan bij
langdurig gebruik of bij het opladen warm aanvoelen. Dit is in de meeste gevallen normaal. Als u denkt dat het apparaat of de oplader niet goed werkt, kunt u deze naar het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt brengen.

Headset

U kunt een compatibele headset of hoofdtelefoon bij uw apparaat gebruiken. Mogelijk moet u de kabelmodus selecteren.
Sommige headsets worden geleverd in twee delen, een externe afstandsbediening en een hoofdtelefoon. Een externe afstandsbediening bevat een microfoon en toetsen om een telefoongesprek te starten of te beëindigen, het volume aan te passen en muziek of videobestanden af te spelen. Als u de hoofdtelefoon in combinatie met een externe afstandsbediening wilt gebruiken, sluit u deze aan op de Nokia AV-aansluiting
in het apparaat en sluit u vervolgens de hoofdtelefoon aan op de afstandsbediening.
Waarschuwing: Wanneer u
de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Sluit geen producten aan die een uitgangssignaal afgeven, aangezien het apparaat dan beschadigd kan raken. Sluit geen energiebron aan op de netstroomconnector van Nokia.
Als u externe apparaten of hoofdtelefoons op de netstroomconnector van Nokia aansluit die niet door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat, moet u extra letten op het geluidsniveau.

Polsband bevestigen

1. Open de cover aan de achterkant.
2. Bevestig een polsband.
3. Sluit de cover.

Aanraakschermacties

Belangrijk: Gebruik alleen een Stylus die door
Nokia is goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Als u een andere Stylus gebruikt, kan de garantie op het apparaat vervallen en kan het aanraakscherm beschadigd raken. Voorkom dat er krassen ontstaan op het aanraakscherm. Gebruik nooit een echte pen of echt potlood of andere scherpe voorwerpen om op het aanraakscherm te schrijven.
Tikken en dubbeltikken
Als u een toepassing of ander element op het aanraakscherm wilt openen, tikt u er normaal gesproken op met uw vinger. Voor de volgende items geldt echter dat u er twee keer op moet tikken.
Lijst-items in een toepassing, zoals de map
Ontwerpen in de toepassing Berichten.
Bestanden in een bestandenlijst, bijvoorbeeld een
afbeelding in de map Opgenomen in de toepassing Foto's.
Aan de slag
23
Tip: Wanneer u een lijstweergave opent, is
het eerste item al geselecteerd. Als u het geselecteerde item wilt openen, tikt u er een keer op.
Als u een keer op een bestand of soortgelijk item tikt, wordt het niet geopend maar selecteert u het.
Aan de slag
Als u wilt zien welke opties beschikbaar zijn voor het item, selecteert u Opties of een pictogram op een werkbalk als deze beschikbaar is.
Selecteer
In deze gebruikersdocumentatie wordt het openen van toepassingen of items door er eenmaal of tweemaal op te tikken "selecteren" genoemd. Als u verschillende items op volgorde wilt selecteren, worden de te selecteren schermteksten gescheiden door pijlen.
Voorbeeld: Als u Opties > Help wilt selecteren, tikt u op Opties en vervolgens op Help.
Slepen
U kunt slepen door uw vinger op het scherm te plaatsen en over het scherm te laten glijden.
Voorbeeld: Als u naar de bovenkant of onderkant van een webpagina wilt gaan, sleept u de pagina met uw vinger.
De vinger heen en weer bewegen
U kunt ook items selecteren door uw vinger snel naar
24
links of rechts op het scherm heen en weer te bewegen.
Voorbeeld: Als u een afbeelding weergeeft en u wilt de volgende of vorige afbeelding weergeven, schuift u met uw vinger naar links of naar rechts.
Bladeren
Als u in een lijst die voorzien is van een schuifbalk naar boven of beneden wilt bladeren, sleept u de schuifregelaar van de schuifbalk.
In sommige lijstweergaven kunt u uw vinger op een item van de lijst plaatsen en het naar boven of beneden verplaatsen.
Voorbeeld: Als u door uw contacten wilt bladeren, plaatst u uw vinger op een contact en sleept u naar boven of beneden.
Tip: Als u een korte beschrijving van pictogrammen of knoppen wilt weergeven, plaatst u uw vinger op het betreffende pictogram of de knop. Niet voor alle pictogrammen en knoppen zijn beschrijvingen beschikbaar.
Achtergrondverlichting van het aanraakscherm
De achtergrondverlichting van het aanraakscherm wordt na een periode van inactiviteit uitgeschakeld. Als u de achtergrondverlichting van het scherm wilt inschakelen, tikt u op het scherm.
Als het aanraakscherm en de toetsen geblokkeerd zijn, kunt u de achtergrondverlichting van het scherm niet
inschakelen door op het scherm te tikken. Als u het scherm en de toetsen wilt deblokkeren, schuift u de blokkeringsschakelaar die zich aan de zijkant van het apparaat bevindt.

Tekst schrijven

U kunt tekst in verschillende modi invoeren. Het volledige toetsenbord werkt als een gewoon toetsenbord en met het alfanumerieke toetsenblok op het scherm kunt u op tekens tikken. Met de handschriftherkenningsmodi kunt u tekens direct op het scherm schrijven.
Als u de tekstinvoermodus wilt inschakelen, tikt u op een tekstinvoerveld.
Als u in de tekstinvoerweergave wilt schakelen tussen de beschikbare tekstinvoermodi, tikt u op selecteert u de gewenste invoermodus.
Welke invoermethoden en talen worden ondersteund door de handschriftherkenningsfunctie is afhankelijk van de regio.
en

Toetsenbordinvoer

Toetsenbord
Uw apparaat is uitgerust met een volledig toetsenbord. Als u het toetsenbord wilt openen, duwt u het aanraakscherm omhoog. In alle toepassingen wordt de weergave automatisch van staand in liggend veranderd zodra u het toetsenbord opent.
1Shift-toets. Als u tussen hoofdletters en kleine
letters wilt wisselen, drukt u op de Shift-toets. Om alleen hoofdletters of kleine letters te typen, drukt u twee keer snel op de Shift-toets
2Spatie-toets 3Sym-toets. Met de sym-toets kunt u tekens
invoeren die niet op het toetsenbord staan.
Aan de slag
25
4Functie-toets. Als u cijfers of tekens op de
bovenkant van de toetsen wilt invoegen, houdt u de functietoets ingedrukt en drukt u op de betreffende toets, of u drukt alleen op de betreffende toets. Als u alleen de tekens op de bovenkant van de toetsen wilt invoeren, drukt u snel twee keer achtereen op de
Aan de slag
functietoets. Als u terug wilt gaan naar de normale modus, drukt u opnieuw op de functietoets.
5Backspace-toets. Als u een teken wilt
verwijderen, drukt u op de backspace-toets. Als u meerdere tekens wilt verwijderen, drukt u op de backspace-toets en houdt u deze ingedrukt.

Aanraakinvoer

Handschrift
Als u de handschriftmodus wilt inschakelen, tikt u op
en Handschrift.
Schrijf leesbare blokletters in het gebied voor tekstinvoer en gebruik spaties tussen de tekens.
Als u het apparaat uw handschrift wilt leren, tikt u op
en Handschrifttraining.
Als u letters en getallen (standaardmodus) wilt invoeren, schrijft u woorden zoals u dat normaal zou doen. Als u de getallenmodus wilt selecteren, tikt u op
in het rechterdeelvenster van het invoergebied. Als
26
u niet-Latijnse tekens wilt invoeren, tikt u op het bijbehorende pictogram als dit beschikbaar is.
Als u speciale tekens wilt schrijven, schrijft u deze zoals u dat normaal zou doen. U kunt ook op rechterdeelvenster van het invoergebied tikken en het gewenste teken uit de pop-uptabel selecteren.
Als u tekens wilt verwijderen of de cursor terug wilt verplaatsen, gaat u naar achteren door uw vinger te bewegen (zie afbeelding 1). Als u een spatie wilt invoegen, gaat u vooruit door uw vinger te bewegen (zie afbeelding 2).
in het
Schermaanraakinstellingen
Selecteer Menu > Instellingen en Telefoon >
Aanraakinvoer.
Als u tekstinvoerinstellingen wilt configureren voor het aanraakscherm, selecteert u uit de volgende:
Handschrifttraining — Open de
handschrifttrainingstoepassing. Hiermee leert het apparaat uw handschrift beter te herkennen. Deze optie is niet beschikbaar in alle talen.
Schrijftaal — Definieer welke taalspecifieke tekens
worden herkend in uw handschrift en hoe uw schermtoetsenbord wordt ingedeeld.
Schrijfsnelheid — Pas de snelheid aan waarmee
uw handschrift wordt herkend.
Hulplijn — De schrijflijn in het schrijfgebied tonen
of verbergen. De schrijflijn helpt u in een rechte lijn te schrijven. Hierdoor kan het apparaat uw handschrift beter herkennen.
Lijndikte — Hiermee wijzigt u de dikte van de tekst
die wordt geschreven met de stylus.
Schrijfkleur — Hiermee wijzigt u de kleur van de
tekst die wordt geschreven met de stylus.
Pictogrammen en functies
Met het schermtoetsenbord (Alfanumeriek
toetsenbl.) kunt u tekens invoeren net als met een
traditioneel telefoontoetsenbord met cijfers op de toetsen. Een uitleg van elk pictogram en zijn functie vindt u in de volgende figuur.
1 — Sluiten - Hiermee sluit u het schermtoetsenbord
(Alfanumeriek toetsenbl.).
2 — Invoermenu - Hiermee opent u het invoermenu,
dat opties bevat zoals Tekstvoorspell. activeren en
Schrijftaal.
3 — Tekstinvoersymbool - Hiermee opent u een pop-
upvenster waarin u tekstvoorspellingsmodi kunt inschakelen of uitschakelen en kunt wisselen tussen hoofdletters en kleine letters en tussen cijfer- en lettermodus.
4 — Invoermodus - Hiermee opent u een pop-
upvenster waarin u kunt selecteren uit de beschikbare invoermodi. Wanneer u op een item drukt, wordt de
Aan de slag
27
huidige invoermethodeweergave gesloten en wordt de geselecteerde geopend.
5 — Pijltjestoetsen - Hiermee verplaatst u de cursor
naar links of naar rechts.
6 — Backspace - Hiermee verwijdert u het zojuist
Aan de slag
ingevoerde teken.
7 — Cijfertoetsen - Hiermee voert u gewenste cijfers of
letters in, volgens de huidige hoofd-/kleineletter­modus en invoermodus.
8 — Sterretje - Hiermee opent u een tabel speciale
tekens.
9 — Shift - Hiermee wisselt u tussen hoofd-/kleine
letters, schakelt u tekstvoorspelling in of uit en schakelt u tussen cijfer- en lettermodus.

Toetsen en aanraakscherm vergrendelen

Door de vergrendelingsschakelaar aan de zijkant van het apparaat te verschuiven kunt u het aanraakscherm en de toetsen vergrendelen of ontgrendelen.
Wanneer het aanraakscherm en de toetsen vergrendeld zijn, is het aanraakscherm uitgeschakeld, en zijn de toetsen niet actief.
Het scherm en de toetsen worden mogelijk automatisch vergrendeld als u het apparaat een tijdje
28
niet gebruikt. Als u de instellingen voor automatische
scherm- en toetsenvergrendeling wilt weergeven, selecteert u Menu > Instellingen en Telefoon >
Telefoonbeheer > Aut. toetsblokk. > Per. autom. vergr. ttsnblk.

Nokia-overdracht

Inhoud overbrengen

Met de toepassing Overdracht kunt u inhoud, zoals telefoonnummers, adressen, agenda-items en afbeeldingen van uw vorige Nokia-apparaat kopiëren naar uw apparaat.
Welk type inhoud kan worden overgedragen, hangt af van het model van het apparaat waaruit u de inhoud wilt overbrengen. Als het apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u de gegevens tussen de apparaten ook synchroniseren. Er wordt een bericht weergegeven als het andere apparaat niet compatibel is.
Als het andere apparaat alleen met een SIM-kaart kan worden ingeschakeld, kunt u uw SIM-kaart plaatsen. Wanneer uw apparaat wordt ingeschakeld zonder SIM­kaart, wordt automatisch het profiel Offline geactiveerd en is gegevensoverdracht mogelijk.
De eerste keer inhoud overbrengen
1. Wanneer u voor het eerst gegevens van het andere
apparaat wilt ophalen naar uw apparaat, selecteert u Telef.overdracht in de toepassing Welkom, of
selecteert u Menu > Instellingen >
Connectiviteit > Gegevensoverdr. > Telef.overdracht.
2. Selecteer het verbindingstype dat u wilt gebruiken
om de gegevens over te brengen. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Als u Bluetooth-verbindingen als verbindingstype
hebt gekozen, verbindt u beide apparaten. Selecteer Doorgaan als u met uw apparaat wilt zoeken naar andere apparaten met Bluetooth. Selecteer het apparaat waaruit u inhoud wilt overbrengen. U wordt gevraagd een code in te voeren op uw apparaat. Voer een code in (1-16 cijfers) en selecteer OK. Voer dezelfde code ook in op het andere apparaat en selecteer OK. De apparaten zijn nu gekoppeld.
Sommige oudere Nokia-apparaten hebben nog geen toepassing Overdracht. In dat geval wordt de toepassing Overdracht als bericht naar het andere apparaat verzonden. Open het bericht om de toepassing Overdracht te installeren op het andere apparaat en volg de instructies op het scherm.
4. Selecteer op uw apparaat de inhoud die u vanaf het
andere apparaat wilt overbrengen. Wanneer de overdracht is gestart, kunt u deze
annuleren en later verder gaan.
De inhoud wordt overgedragen vanuit het geheugen van het andere apparaat naar de overeenkomstige locatie op uw apparaat. De tijd die nodig is voor de overdracht, is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens.

Inhoud synchroniseren, ophalen of verzenden

Selecteer Menu > Instellingen > Connectiviteit >
Gegevensoverdr. > Telef.overdracht.
Selecteer na de eerste bestandsoverdracht een van de volgende opties om een nieuwe overdracht te starten, afhankelijk van het model:
om de inhoud tussen uw apparaat en het andere apparaat te synchroniseren, als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt. De synchronisatie verloopt in twee richtingen. Als een item op het ene apparaat is verwijderd, wordt het ook op het andere verwijderd. U kunt verwijderde items niet terugzetten via een synchronisatie.
om inhoud van het andere apparaat naar uw apparaat te halen. Bij het ophalen wordt inhoud van het andere apparaat naar uw apparaat gedownload. Mogelijk wordt aan u gevraagd of u de oorspronkelijke inhoud op het andere apparaat wilt behouden of verwijderen, afhankelijk van het model van het apparaat.
Aan de slag
29
om inhoud van uw apparaat naar het andere
apparaat te verzenden Als een item niet kan worden verzonden, afhankelijk
van het type van het andere apparaat, kunt u het item toevoegen aan de Nokia-map onder C:\Nokia of E:
\Nokia in uw apparaat. Wanneer u de map selecteert
Aan de slag
waarnaar de items moeten worden overgebracht, worden de items in de bijbehorende map in het andere apparaat gesynchroniseerd, en omgekeerd.
Een overdracht herhalen met een snelkoppeling
Na een gegevensoverdracht kunt u een snelkoppeling met de instellingen voor de overdracht in de hoofdweergave opslaan om dezelfde overdracht later te herhalen.
Als u de snelkoppeling wilt bewerken, selecteert u
Opties > Snelkoppellingsinstllngn. U kunt
bijvoorbeeld de snelkoppeling een naam geven of deze naam wijzigen.
Na elke overdracht wordt een overdrachtslogbestand weergegeven. U kunt het logbestand van de laatste overdracht bekijken door een snelkoppeling in de hoofdweergave te selecteren en Opties > Log
bekijken te kiezen.
Omgaan met overdrachtsconflicten
Wanneer een item dat moet worden overgebracht op beide apparaten is bewerkt, probeert het apparaat de
30
wijzigingen automatisch samen te voegen. Als dit niet
mogelijk is, ontstaat er een overdrachtconflict. Selecteer 1 voor 1 controleren, Prioriteit deze
telefoon of Priorit. andere telefoon om het conflict
op te lossen.

Uw apparaat

Welkom

Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, wordt de welkomsttoepassing weergegeven.
Als u de toepassing Welkom later wilt openen, selecteert u Menu > Toepassingen > Welkom.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Instelwizard — Diverse instellingen van uw
apparaat configureren.
Telef.overdracht — Hiermee brengt u inhoud,
zoals contacten en agenda-items, over vanaf een compatibel Nokia-apparaat.
E-mail instellen — E-mailinstellingen
configureren.

Startscherm

Over het startscherm

In het startscherm hebt u snel toegang tot de meest gebruikte toepassingen en besturingstoepassingen (zoals de muziekspeler), kunt u uw favoriete contacten bekijken en ziet u in één oogopslag of u gesprekken hebt gemist en of er nieuwe berichten zijn.
Interactieve elementen van het startscherm
Als u de toepassing Klok wilt openen, tikt u op de klok (1).
Als u in het startscherm de agenda wilt openen of profielen wilt wijzigen, tikt u op de datum of op de naam van het profiel (2).
Als u connectiviteitsinstellingen ( wijzigen, als u de beschikbare draadloze LAN's wilt bekijken als de controle op WLAN's is ingeschakeld of als u de gemiste gebeurtenissen wilt bekijken, tikt u op de rechterbovenhoek (3).
Als u een gesprek wilt starten, selecteert u
Als u het hoofdmenu wilt openen, drukt u op de menutoets (5).
) wilt bekijken of
(4).
Uw apparaat
31
Items aan het startscherm toevoegen
Als u een item aan het startscherm wilt toevoegen, selecteert u Opties > Inhoud bewerken > Inhoud
toevoegen en een widget uit de lijst.
Als u een item wilt verplaatsen, selecteert u Opties >
Inhoud bewerken, selecteert u het gewenste item en
Uw apparaat
sleept u het item naar een nieuwe locatie.
Een item uit het startscherm verwijderen
Selecteer Opties > Inhoud bew erken en het item dat u wilt verwijderen. Selecteer Opties > Inhoud
verwijderen en Gereed.

E-mailwaarschuwingen

Over e-mailwaarschuwingen
Met de e-mailwaarschuwingen in het startscherm kunt u bijhouden hoeveel e-mailberichten uw mailbox bevat. U kunt het apparaat zo instellen dat een voorbeeld van de e-mailheaders of alleen het aantal ongelezen berichten wordt weergegeven.
In het startscherm met e-mail werken
Als u e-mail aan het startscherm wilt toevoegen, selecteert u in het startscherm Opties > Inhoud
bewerken > Opties > Inhoud toevoegen > E­mailwidget.
U stelt uw e-mailaccount in door in het startscherm E-
32
mail instellen te selecteren en de instructies te
volgen. Wanneer de instelling voltooid is, verschijnt het e-mailpictogram in het startscherm. Open de mailbox door op het pictogram te tikken.

Muziekspeler in het startscherm

U kunt de muziekspeler vanuit het startscherm gebruiken. Als u de bedieningselementen van de muziekspeler wilt inschakelen, selecteert u Opties >
Inhoud bewerken > Opties > Inhoud toevoegen > Muziekspeler.
Ga nr Muziekbibliotheek verschijnt in het
startscherm. Open de muziekspeler door op Ga nr
Muziekbibliotheek te tikken en selecteer de items
waarnaar u wilt luisteren. De bedieningstoetsen van de muziekspeler en, indien
beschikbaar, de titel van het nummer, de artiest en de albumillustraties worden weergegeven wanneer een nummer wordt afgespeeld.

Favoriete contacten in het startscherm

U kunt rechtstreeks meerdere contacten aan het startscherm toevoegen en snel gesprekken met contacten voeren, berichten naar contacten versturen, de webfeeds van contacten bekijken of gegevens en instellingen van contacten weergeven.
1. Als u uw favoriete contacten aan het startscherm
wilt toevoegen, selecteert u Opties > Inhoud
bewerken > Opties > Inhoud toevoegen > Favoriete contacten.
Er wordt een rij met startscherm weergegeven.
2. Selecteer een van de pictogrammen (
contact uit Contacten.
pictogrammen in het
) en een

Uw favoriete feed voor online delen aan het startscherm toevoegen

Als u de widget Online delen aan het startscherm toevoegt, hebt u snel toegang tot uw favoriete feed voor online delen.
1. Selecteer Opties > Inhoud bewerken >
Opties > Inhoud toevoegen > Online delen in
het startscherm.
2. Selecteer de feed die u wilt toevoegen. Misschien
moet u zich registreren bij een dienst van uw dienstprovider voordat u een feed kunt toevoegen.
De widget geeft miniatuurafbeeldingen van een geselecteerde feed van een of meer van uw accounts voor online delen weer. De laatste afbeeldingen worden het eerst weergegeven.

Schermsymbolen

Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk
(netwerkdienst).
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk
(netwerkdienst).
Er staan een of meer ongelezen berichten in de
map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in de externe
mailbox.
De map Outbox bevat berichten die nog niet zijn
verzonden.
U hebt oproepen gemist.
Het beltoontype is Stil en de signaaltonen voor
berichten en voor e-mail zijn uitgeschakeld.
Een geprogrammeerd profiel is actief.
Het aanraakscherm en de sleutels zijn
geblokkeerd.
Er is een alarmsignaal actief.
De tweede telefoonlijn wordt gebruikt
(netwerkdienst).
Alle oproepen naar het apparaat worden omgeleid naar een ander nummer (netwerkdienst). Als u twee telefoonlijnen hebt, geeft een nummer de actieve lijn aan.
Uw apparaat
33
Uw apparaat is aangesloten op een netwerk via WLAN of UMTS (netwerkdienst) en is gereed voor een internetoproep.
Er is een compatibele hoofdtelefoon aangesloten
op het apparaat.
De FM-zender is actief, maar zendt momenteel niet
Uw apparaat
uit.
De FM-zender is actief en zendt momenteel uit.
Er is een compatibele TV Out-kabel aangesloten op
het apparaat.
Er is een compatibele teksttelefoon aangesloten
op het apparaat.
Er is een gegevensoproep actief (netwerkdienst).
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding actief (netwerkdienst). wachtstand staat en is.
Er is een packet-gegevensverbinding actief in een gedeelte van het netwerk dat EGPRS ondersteunt (netwerkdienst). wachtstand staat en is. De symbolen geven aan dat EGPRS beschikbaar is in het netwerk, maar mogelijk maakt het apparaat geen gebruik van een EGPRS-verbinding voor de gegevensoverdracht.
Een UMTS-packet-gegevensverbinding is actief (netwerkdienst).
34
geeft aan dat de verbinding in de
dat een verbinding beschikbaar
geeft aan dat de verbinding in de
dat een verbinding beschikbaar
geeft aan dat de verbinding wordt
uitgesteld en dat een verbinding tot stand wordt gebracht.
HSDPA (High-Speed Downlink Packet Access) wordt ondersteund en is actief (netwerkdienst). dat de verbinding wordt uitgesteld en verbinding tot stand wordt gebracht.
U he bt de scanfunctie voor WLAN's ingeschakeld en er is een WLAN beschikbaar (netwerkdienst).
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk
dat gebruikmaakt van codering.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk
dat geen gebruikmaakt van codering.
Bluetooth-connectiviteit is ingeschakeld.
Er worden gegevens verzonden met behulp van Bluetooth-connectiviteit. Als het symbool knippert, probeert het apparaat verbinding te maken met een ander apparaat.
Er is een USB-verbinding actief.
Synchronisatie wordt uitgevoerd.
GPS is actief.
geeft aan
dat een

Snelkoppelingen

Houd de menutoets ingedrukt om tussen geopende toepassingen te schakelen. Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra
batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de batterij af.
Als u de browsertoepassing wilt openen, tikt u in de dialler op 0 en houdt u dit ingedrukt.
Als u het profiel wilt wijzigen, drukt u op de aan/uit­toets en selecteert u een profiel.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), tikt u in de dialler op 1 en houdt u dit ingedrukt.
Als u een lijst met laatst gekozen nummers wilt openen, drukt u in het startscherm op de beltoets.
Als u spraakopdrachten wilt gebruiken, drukt u in het startscherm op de beltoets en houdt u deze ingedrukt.
Sneltoetsen
Als u een hoofdletter als kleine letter wilt invoeren en omgekeerd, drukt u op met de gewenste letter. U hoeft de toetsen niet tegelijk in te drukken.
Als u een speciaal teken wilt invoeren dat op een toets wordt afgebeeld, zoals @, drukt u op op de toets met het @-teken. U hoeft de toetsen niet tegelijk in te drukken.
Als u meerdere speciale tekens na elkaar wilt invoeren, drukt u tweemaal op
Als u letters met accenten wilt invoeren, zoals á, drukt u op de sym-toets en vervolgens net zo vaak op de toets A totdat á wordt weergegeven.
en vervolgens op de toets
en vervolgens
.
Als u de schrijftaal wilt wijzigen, drukt u op en de sym-toets.

Zoeken

Over Zoeken

Selecteer Menu > Toepassingen > Zoeken. De zoekfunctie stelt u in staat om met diverse
internetzoekdiensten te zoeken naar bijvoorbeeld websites en afbeeldingen. De inhoud en beschikbaarheid van de diensten kan variëren.

Zoekactie starten

Selecteer Menu > Toepassingen > Zoeken.
Als u de inhoud van uw mobiele apparaat wilt doorzoeken, voert u zoektermen in het zoekveld in of bladert u in de inhoudscategorieën. Terwijl u de zoektermen invoert, worden de resultaten ingedeeld in categorieën. De laatst gevonden resultaten verschijnen boven aan de lijst met resultaten, als deze aan uw zoektermen voldoen.
Als u webpagina's op het internet wilt zoeken, selecteert u Zoeken op internet en een zoekprovider, en voert u uw zoektermen in het zoekveld in. De zoekprovider die u selecteert, wordt als standaardzoekprovider voor internet ingesteld.
Uw apparaat
35
Als er al een standaardzoekprovider is ingesteld, selecteert u deze om een zoekactie te starten of selecteert u Meer zoekservices om een andere zoekprovider te gebruiken.
Als u de standaardzoekprovider wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen > Zoekservices.
Uw apparaat
Als u de land- of regio-instelling wilt wijzigen om meer zoekproviders te zoeken, selecteert u Opties >
Instellingen > Land of regio.

Zoekinstellingen

Selecteer Menu > Toepassingen > Zoeken. Als u de instellingen van de toepassing Zoeken wilt
wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen en maakt u een keuze uit het volgende:
Land of regio — Het land of de regio selecteren
waarvandaan u wilt zoeken.
Verbinding — Het toegangspunt selecteren en
netwerkverbindingen toestaan of weigeren.
Zoekservices — Selecteren of serviceproviders en
zoekcategorieën worden weergegeven.
Algemeen — Knopinfo inschakelen of uitschakelen
en de zoekhistorie wissen.
36

Volume- en luidsprekerregeling

Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Gebruik de volumetoets om het volumeniveau tijdens een actieve oproep of bij het beluisteren van een geluidsclip bij te stellen.
Dankzij de interne luidspreker kunt u vanaf korte afstand spreken en luisteren zonder dat u het apparaat aan uw oor hoeft te houden.
Selecteer Luidspr. inschak. als u de luidspreker tijdens een gesprek wilt gebruiken.
Selecteer Telef. inschakelen als u de luidspreker wilt uitschakelen.

Het profiel Offline

Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer Offline als u het profiel Offline wilt activeren.
Met het profiel Offline kunt u het apparaat gebruiken zonder dat u verbinding hebt met het draadloze
mobiele netwerk. Wanneer u het profiel Offline activeert, wordt de verbinding met het mobiele netwerk verbroken, zoals wordt aangegeven met het gebied voor de signaalsterkte. Alle draadloze radiosignalen tussen het mobiele netwerk en het apparaat worden geblokkeerd. Berichten die u wilt verzenden via het mobiele netwerk worden in de map Outbox geplaatst, zodat u deze later kunt verzenden.
Wanneer het profiel Offline actief is, kunt u het apparaat gebruiken zonder een SIM-kaart.
Als de SIM-kaart niet goed is geplaatst, start het apparaat in het profiel Offline.
Belangrijk: In het profiel Offline kunt u geen
oproepen doen of ontvangen en kunnen ook andere functies waarvoor netwerkdekking vereist is, niet worden gebruikt. U kunt mogelijk nog wel het alarmnummer kiezen dat in het apparaat is geprogrammeerd. Als u wilt bellen, moet u eerst de telefoonfunctie activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat is vergrendeld, moet u de beveiligingscode invoeren.
Wanneer u het profiel Offline hebt geactiveerd, kunt u nog steeds het WLAN gebruiken, bijvoorbeeld om uw e-mail te lezen of over internet te surfen. U kunt ook Bluetooth-connectiviteit gebruiken zolang het profiel Offline actief is. Zorg dat u voldoet aan de veiligheidseisen wanneer u een WLAN- of Bluetooth­verbinding tot stand brengt en gebruikt.
in
Als u het profiel Offline wilt verlaten, drukt u kort op de aan/uit-toets en selecteert u een ander profiel. Via het apparaat wordt de draadloze overdracht opnieuw ingeschakeld (mits het signaal sterk genoeg is).

Snel downloaden

High-speed downlink packet access (HSDPA, ook wel
3.5G genoemd, aangegeven met netwerkdienst in UMTS-netwerken en biedt een hoge snelheid voor gegevensdownloads. Wanneer HSDPA­ondersteuning in het apparaat is ingeschakeld en het apparaat is verbonden met een UMTS-netwerk dat HSDPA ondersteunt, kunt u veel sneller gegevens downloaden via het mobiele netwerk, zoals berichten, e-mail en webpagina's. Een actieve HSDPA-verbinding wordt aangegeven met
U kunt ondersteuning voor HSDPA in packet­gegevensinstellingen in- of uitschakelen.
Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de beschikbaarheid van en abonnementen op services voor gegevensverbinding.
HSDPA is alleen van invloed op de downloadsnelheid en niet op de verzending van gegevens naar het netwerk, zoals de verzending van berichten en e-mail.
.
) is een
Uw apparaat
37

Ovi (netwerkdienst)

Ovi openen met Nokia N97

Ovi biedt toegang tot verschillende Nokia-diensten. Surf met de computer naar www.ovi.com voor een
rondleiding en meer informatie.
Uw apparaat

Over Ovi Store

In Ovi Store kunt u mobiele spelletjes, toepassingen, video's, afbeeldingen, tonen en feeds naar uw apparaat downloaden. Sommige items zijn gratis, andere moet u betalen met uw creditcard of via uw telefoonrekening. Ovi Store biedt u inhoud die compatibel is met het mobiele apparaat en die relevant is voor uw interesses en locatie. U kunt aanbevelingen delen met uw vrienden, zien wat zij downloaden en uw vrienden tonen in welke items u geïnteresseerd bent.
De inhoud in Ovi Store is in de volgende categorieën ingedeeld:
Spelletjes
Aanpassen
Toepassingen
Audio & video
38

Oproepen tot stand brengen

Nabijheidssensor

Uw apparaat is voorzien van een nabijheidssensor. Om te voorkomen dat er per ongeluk iets wordt geselecteerd, wordt het aanraakscherm automatisch uitgeschakeld wanneer u bij gesprekken het apparaat dicht bij uw oor houdt.
Bedek de nabijheidssensor niet met plakband of iets dergelijks.

Spraakoproepen

1. In het startscherm selecteert u om de kiesfunctie
te openen. Vervolgens voert u het telefoonnummer in, inclusief netnummer. Als u een nummer wilt verwijderen, selecteert u C.
Voor internationale oproepen drukt u tweemaal op * voor het teken + (duidt de internationale toegangscode aan). Vervolgens kiest u het landnummer, het netnummer (eventueel zonder voorloopnul) en het abonneenummer.
2. Druk op de beltoets als u de oproep wilt activeren.
3. Druk op de beëindigingstoets als u de oproep wilt
beëindigen (of de belpoging wilt annuleren). Met de end-toets wordt altijd een oproep
beëindigd, ook als er nog een andere toepassing actief is.
Als u wilt bellen vanuit de lijst met contacten, selecteert u Menu > Contacten. Ga naar de gewenste naam. Of tik op het zoekveld om de eerste letters of tekens van de naam in te voeren, waarna u de naam selecteert. Druk op de beltoets als u het contact wilt bellen. Als u voor een contactpersoon verschillende nummers hebt opgeslagen, selecteert u het gewenste nummer in de lijst en drukt u op de beltoets.

Tijdens een oproep

Selecteer of om de microfoon in of uit te schakelen.
Als u de oproep in de wacht wilt zetten of wilt activeren, selecteert u
Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn. Selecteer activeren. Als u een compatibele headset met
of .
om de luidspreker te
Oproepen tot stand brengen
39
Bluetooth-verbinding hebt aangesloten, selecteert u
Opties > BT handsfree inschakln om het g el ui d n aa r
de headset te voeren.
Selecteer telefoon.
Selecteer
Als u wilt schakelen tussen de actieve en de standby­oproep, selecteert u
Als u DTMF-toonreeksen wilt verzenden (bijvoorbeeld
Oproepen tot stand brengen
een wachtwoord), selecteert u Opties > DTMF
verzenden. Voer de DTMF-reeks in of zoek ernaar in de
lijst met contacten. Als u een wachtteken (w) of pauzeteken (p) wilt invoeren, drukt u herhaaldelijk op *. Selecteer OK om de toon te versturen. U kunt DTMF­tonen aan het telefoonnummer of aan het DTMF-veld in contactgegevens toevoegen.
Als u een actieve oproep wilt beëindigen en deze wilt vervangen door de wachtende oproep te beantwoorden, selecteert u Opties > Vervangen.
Als u alle oproepen wilt beëindigen, selecteert u
Veel van de opties die u tijdens spraakoproepen kunt
40
gebruiken, zijn netwerkdiensten.
als u weer wilt overschakelen naar de
om de oproep te beëindigen.
.
Tip: Als u maar één actieve spraakoproep hebt, drukt u op de beltoets als u de oproep in de wacht wilt zetten. Druk nog een keer op de beltoets als u de oproep weer wilt activeren.

Voice- en videomailboxen

Als u naar uw voice- of videomailbox wilt bellen (netwerkdiensten, videomailbox alleen beschikbaar in UMTS-netwerken), selecteert u in het startscherm om de kiesfunctie te openen, houdt u 1 ingedrukt, en selecteert u Voicemailbox of Videomailbox.
1. Als u het telefoonnummer van uw voice- of
videomailbox wilt wijzigen, selecteert u Menu >
Instellingen en Bellen > Oproepmailbox, een
mailbox, en Opties > Nummer wijzigen.
2. Voer het nummer in (dit krijgt u van de
serviceprovider) en selecteer OK.

Een oproep beantwoorden of weigeren

Druk op de beltoets of open de schuif als u een oproep wilt beantwoorden.
Selecteer wilt dempen.
Als u de oproep wilt beantwoorden terwijl het aanraakscherm is geblokkeerd, veegt u Opnemen van links naar rechts.
.
U kunt een SMS-bericht verzenden zonder de oproep te weigeren, om de beller te informeren dat u de oproep niet kunt beantwoorden. Als u het antwoordbericht
als u bij een inkomende oproep de beltoon
wilt verzenden, selecteert u Ber. vrzndn, bewerkt u de tekst van het bericht en drukt u op de beltoets.
Druk op de eindetoets als u een oproep niet wilt beantwoorden. Als u de functie Doorschakelen >
Spraakoproepen > Indien bezet hebt ingeschakeld
om oproepen door te schakelen, wordt een inkomende oproep ook doorgeschakeld wanneer u deze weigert.
Als u het aanraakscherm wilt deblokkeren, veegt u
Deblokkeren van rechts naar links en kunt u de oproep
beantwoorden of negeren.
Als u de optie voor SMS-berichten wilt inschakelen en een standaardantwoordbericht wilt schrijven, selecteert u Menu > Instellingen en Bellen >
Oproep > Oproep weig. met bericht en Berichttekst.

Een conferentiegesprek voeren

Conferentiegesprekken tussen maximaal zes deelnemers (inclusief uzelf) worden ondersteund.
1. Bel de eerste deelnemer.
2. Als u een oproep wil doen aan een andere
deelnemer, selecteert u Opties > Nieuwe
oproep. De eerste oproep wordt in de wachtstand
geplaatst.
3. Als de nieuwe oproep wordt beantwoord, kunt u de
eerste deelnemer in het conferentiegesprek opnemen. Hiervoor selecteert u
Als u een nieuwe persoon wilt toevoegen aan de oproep, doet u een oproep aan een andere deelnemer en voegt u de nieuwe oproep toe aan het conferentiegesprek.
Als u een privé-gesprek wilt voeren met een van de deelnemers, selecteert u
Ga naar de gewenste deelnemer en selecteer Het conferentiegesprek wordt in de wachtstand geplaatst op uw apparaat. De andere deelnemers kunnen ondertussen met elkaar doorpraten.
Als u wilt terugkeren naar het conferentiegesprek, selecteert u
Als u een deelnemer wilt verwijderen, selecteert u
, gaat u naar de deelnemer en selecteert u .
4. Druk op de end-toets als u het actieve
conferentiegesprek wilt beëindigen.
.
.
.
.

Snel telefoonnummers kiezen

U schakelt de functie in door Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Snelkeuze te selecteren.
1. Als u een telefoonnummer wilt toewijzen aan een
van de nummertoetsen, selecteert u Menu >
Instellingen en Bellen > Snelkeuze.
Oproepen tot stand brengen
41
2. Ga naar de toets waaraan u het telefoonnummer
wilt toewijzen en selecteer Opties > Toewijzen. 1 en 2 zijn gereserveerd voor de voice- en
videomailboxen.
Als u in het startscherm een oproep wilt plaatsen, selecteert u vervolgens selecteert u het toegewezen toetscijfer en drukt u op de beltoets.
Als u in het startscherm een oproep wilt plaatsen wanneer snelkeuze actief is, selecteert u kiesfunctie te openen en houdt u het toegewezen toetscijfer ingedrukt.

Oproep in wachtstand

Oproepen tot stand brengen
U kunt een oproep beantwoorden terwijl u een ander telefoongesprek voert.
Als u de wachtfunctie wilt inschakelen (netwerkdienst), selecteert u Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Oproep in wachtrij.
1. Druk op de beltoets als u de oproep in de wachtrij
wilt beantwoorden. De eerste oproep wordt in de wachtstand geplaatst.
2. Als u tussen twee gesprekken wilt schakelen,
selecteert u Opties > Wisselen.
3. Als u een gesprek in de wachtstand wilt verbinden
42
aan een actief gesprek en de verbinding van uzelf
om de kiesfunctie te openen en
om de
met de gesprekken wilt beëindigen, selecteert u
Opties > Doorverbinden.
4. Druk op de end-toets als u de actieve oproep wilt
beëindigen.
5. Selecteer Opties > Alle oproep. beëindigen als u
beide oproepen wilt beëindigen.

Spraakoproepen

Uw apparaat maakt automatisch een spraaklabel voor de contacten. Als u naar het gesynthetiseerde label wilt luisteren, selecteert u een contact en Opties >
Spraaklabeldetails. Blader naar de gegevens van een
contact en selecteer Opties > Spraaklabel
afspelen.
Bellen via een spraaklabel
Opmerking: Het gebruik van spraaklabels kan
moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder alle omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels afhankelijk bent.
Wanneer u spraakgestuurd bellen gebruikt, wordt de luidspreker gebruikt. Houd het apparaat op een korte afstand van uw mond als u het spraaklabel inspreekt.
1. Als u spraakgestuurde nummerkeuze wilt starten in
het startscherm, houdt u de beltoets ingedrukt. Als er een compatibele headset met headsettoets is
aangesloten, houdt u de headsettoets ingedrukt wanneer u spraakgestuurd bellen wilt starten.
2. U hoort een korte toon en de tekst Spreek nu wordt
weergegeven. Noem duidelijk de naam die u voor het contact hebt opgeslagen.
3. Het apparaat speelt een synthesizer-spraaklabel af
voor de herkende contactpersoon in de geselecteerde apparaattaal en geeft de naam en het nummer weer. Als u spraakgestuurde nummerkeuze wilt annuleren, selecteert u
Stoppen.
Als voor een naam verschillende nummers zijn opgeslagen, kunt u ook de naam en het nummertype noemen, zoals mobiel of telefoon.

Een video-oproep plaatsen

Wanneer u een video-oproep doet (netwerkdienst), ziet u een video in real-time van uzelf en de ontvanger van de oproep. De ontvanger van de video-oproep krijgt het live-videobeeld of het videobeeld dat door de camera in uw apparaat wordt vastgelegd, te zien.
U kunt alleen een video-oproep doen als u een USIM­kaart heeft en zich in het dekkingsgebied van een UMTS-netwerk bevindt. Neem contact op met uw netwerkserviceprovider voor beschikbaarheid en tarieven van en abonnementen op video­oproepdiensten.
Een video-oproep kan alleen tussen twee partijen worden gedaan. De video-oproep kan worden gedaan aan een compatibele mobiele telefoon of een ISDN­client. Video-oproepen zijn niet mogelijk als een andere spraak-, video- of gegevensoproep actief is.
Pictogrammen
U ontvangt geen video (de ontvanger verstuurt geen video of het wordt door het netwerk niet overgebracht).
U hebt het versturen van video vanaf uw apparaat geweigerd. Als u liever stilstaand beeld verstuurt, selecteert u Menu > Instellingen en Bellen >
Oproep > Afbeeld. in video-oproep.
Ook al hebt u het verzenden van video tijdens een video-oproep geweigerd, dan worden toch kosten voor een video-oproep in rekening gebracht. Raadpleeg uw serviceprovider voor tarieven.
1. In het startscherm selecteert u
te openen. Vervolgens voert u het telefoonnummer in.
2. Selecteer Opties > Bellen > Video-oproep.
De tweede camera aan de voorzijde wordt standaard gebruikt voor video-oproepen. Het starten van een video-oproep kan enige tijd duren. Als de oproep mislukt, bijvoorbeeld omdat video­oproepen niet worden ondersteund door het netwerk of omdat het ontvangende apparaat niet
om de kiesfunctie
Oproepen tot stand brengen
43
compatibel is, wordt u gevraagd of u een gewone oproep wilt plaatsen of een bericht wilt verzenden.
De video-oproep is actief wanneer u twee video­afbeeldingen ziet en het geluid hoort via de luidspreker. Mogelijk wordt het verzenden van video geweigerd door de ontvanger van de oproep (aangegeven door van de beller. U ziet dan waarschijnlijk een stilstaande afbeelding of een grijs scherm.
3. Druk op de end-toets als u het videogesprek wilt
beëindigen.
), en hoort u alleen de stem

Tijdens een video-oproep

Selecteer of en de gewenste optie als u wilt
Oproepen tot stand brengen
schakelen tussen videobeeld en alleen de stem van de beller.
Selecteer schakelen.
Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn. Selecteer activeren. Als u een compatibele headset met Bluetooth-verbinding hebt aangesloten, selecteert u
Opties > BT handsfree inschakln om het g el ui d n aa r
de headset te voeren.
Selecteer
44
telefoon.
of om de microfoon uit of in te
om de luidspreker te
als u weer wilt overschakelen naar de
Als u de camera aan de achterzijde van het apparaat wilt gebruiken voor het versturen van video, selecteert u Opties > Tweede camera gebrkn. Als u wilt terugschakelen naar de camera aan de voorzijde van het apparaat, selecteert u Opties > Hoofdcamera
gebruiken.
Selecteer Opties > Snapshot verzenden als u een snapshot wilt maken van de video die u wilt verzenden. Het verzenden van de video wordt onderbroken en de snapshot wordt aan de ontvanger getoond. De snapshot wordt niet opgeslagen.
Selecteer Opties > Zoomen als u wilt in- of uitzoomen op de afbeelding.
Als u de kwaliteit van de video wilt aanpassen, selecteert u Opties > Videovoorkeur > Normale
kwaliteit, Heldere details of Vloeiend afspelen.

Een video-oproep beantwoorden of weigeren

Wanneer er een video-oproep binnenkomt, wordt weergegeven.
1. Druk op de beltoets als u de video-oproep wilt
beantwoorden.
2. Selecteer Ja als u wilt beginnen met het verzenden
van live videobeelden.
Als u de video-oproep niet activeert, hoort u alleen maar de stem van de beller. In plaats van een videobeeld wordt een grijs scherm weergegeven. Als u in plaats van het grijze scherm een foto wilt weergeven die u met de camera van het apparaat hebt gemaakt, selecteert u Menu > Instellingen en Bellen >
Oproep > Afbeeld. in video-oproep.

Video delen

Gebruik Video delen (netwerkdienst) als u tijdens een spraakoproep live videobeelden of een videoclip van het mobiele apparaat naar een ander compatibel mobiel apparaat wilt verzenden.
De luidspreker is actief wanneer u het delen van video inschakelt. Als u de luidspreker niet wilt gebruiken voor de spraakoproep terwijl u video deelt, kunt u ook een compatibele headset gebruiken.
Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen.
serviceprovider voor meer informatie over de dienst, de beschikbaarheid van het UMTS-netwerk en de kosten die aan het gebruik van deze dienst zijn verbonden.
Als u video wilt delen, controleert u het volgende:
Uw apparaat is ingesteld op verbindingen van
persoon naar persoon.
U hebt een actieve UMTS-verbinding en bevindt zich
binnen het dekkingsgebied van het UMTS-netwerk. Als u tijdens het delen van video het dekkingsgebied van het UMTS-netwerk verlaat, wordt het delen van video gestopt, maar blijft de spraakoproep actief.
Zowel de afzender als de ontvanger zijn
geregistreerd bij het UMTS-netwerk. Als u iemand uitnodigt voor het delen van video, maar het apparaat van de ontvanger zich niet in het dekkingsgebied van het UMTS-netwerk bevindt, of de optie voor het delen van video niet is geïnstalleerd op diens apparaat of de verbindingen van persoon tot persoon niet zijn ingesteld, krijgt de ontvanger geen uitnodigingen. U krijgt een foutbericht waarin wordt aangegeven dat de ontvanger de uitnodiging niet kan accepteren.
Oproepen tot stand brengen

Vereisten voor het delen van video

Voor het delen van video is een UMTS-verbinding vereist. Of u gebruik kunt maken van het delen van video is afhankelijk van de beschikbaarheid van het UMTS-netwerk. Neem contact op met uw

Instellingen

U hebt instellingen voor verbindingen van persoon tot persoon en UMTS-verbindingsinstellingen nodig om het delen van video's mogelijk te maken.
45
Instellingen voor verbindingen van persoon tot persoon
Een verbinding van persoon tot persoon wordt ook wel een SIP-verbinding (Session Initiation Protocol) genoemd. De SIP-profielinstellingen moeten in het apparaat worden geconfigureerd voordat u video's kunt delen. Vraag de serviceprovider naar de SIP­profielinstellingen en sla deze op in het apparaat. De serviceprovider stuurt u mogelijk de instellingen of geeft u een lijst met de benodigde parameters.
Een SIP-adres aan een contact toevoegen:
1. Selecteer Menu > Contacten.
2. Open het contact of maak een nieuw contact.
3. Selecteer Opties > Bewerken.
Oproepen tot stand brengen
4. Selecteer Opties > Detail toevoegen > Video
delen.
5. Voer het SIP-adres in met de indeling
gebruikersnaam@domeinnaam (u mag een IP­adres gebruiken in plaats van een domeinnaam).
Als u geen SIP-adres weet voor de contactpersoon, kunt u het telefoonnummer van de ontvanger gebruiken, inclusief het landnummer om videobeelden te delen (indien ondersteund door de provider van de netwerkdienst).
UMTS-verbindingsinstellingen
De UMTS-verbinding instellen:
46
Neem contact op met uw serviceprovider om een
overeenkomst op te stellen voor het gebruik van het UMTS-netwerk.
Controleer of de verbindingsinstellingen voor het
UMTS-toegangspunt van het apparaat correct zijn geconfigureerd. Neem voor meer informatie over de instellingen contact op met uw serviceprovider.

Live videobeelden en videoclips delen

Selecteer Opties > Video delen tijdens een actieve spraakoproep.
1. Selecteer Live video als u tijdens de oproep live
video's wilt delen. Selecteer Videoclip als u een videoclip wilt delen.
Er wordt een lijst geopend met videoclips die in het apparaatgeheugen, in het massageheugen of op een geheugenkaart (indien beschikbaar) zijn opgeslagen. Selecteer de clip die u wilt delen.
Mogelijk moet u de videoclip converteren naar een geschikte indeling om deze te kunnen delen. Als u hierover een melding ontvangt, selecteert u OK. De conversie kan alleen worden uitgevoerd als uw apparaat over een video-bewerkingsprogramma beschikt.
2. Als er meerdere SIP-adressen of telefoonnummers
van de ontvanger in Contacten zijn opgeslagen, inclusief de landcode, selecteert u het gewenste
adres of nummer. Als het SIP-adres of telefoonnummer van de ontvanger niet beschikbaar is, voert u het adres of het nummer van de ontvanger inclusief landcode in en selecteert u
OK om de uitnodiging te verzenden. De uitnodiging
wordt door uw apparaat naar het SIP-adres verzonden.
Het delen start automatisch zodra de ontvanger de uitnodiging heeft geaccepteerd.
Opties tijdens het delen van video's
of om de microfoon te dempen of de demping
op te heffen.
of om de luidspreker in en uit te schakelen.
of het delen van video onderbreken en
hervatten
om de modus Volledig scherm te activeren
(alleen beschikbaar voor de ontvanger).
3. Selecteer Stoppen als u de deelsessie wilt
beëindigen. Druk op de beëindigingtoets als u de video-oproep wilt beëindigen. Wanneer u het gesprek beëindigt, wordt ook het delen van de video beëindigd.
Als u de live video die u hebt gedeeld, wilt opslaan, selecteert u Ja wanneer u hierom wordt gevraagd. U ontvangt een melding van de locatie van de opgeslagen video.
Als u andere toepassingen gebruikt tijdens het delen van een videoclip, wordt de deelsessie onderbroken. Als u wilt terugkeren naar de weergave voor het delen van video's om verder te gaan met de deelsessie, selecteert u in het startscherm Opties > Doorgaan.

Een uitnodiging accepteren

Wanneer iemand een uitnodiging voor het delen van video naar u verzendt, wordt een uitnodigingsbericht weergegeven waarin de naam of het SIP-adres van de afzender staat vermeld. Als het apparaat niet is ingesteld op Stil, hoort u de beltoon wanneer u een uitnodiging ontvangt.
Als iemand u een uitnodiging stuurt om te delen en u bevindt zich niet in het dekkingsgebied van een UMTS­netwerk, merkt u niet dat u een uitnodiging hebt ontvangen.
Wanneer u een uitnodiging ontvangt, kiest u een van de volgende opties:
Ja — Hiermee accepteert u uitnodiging en activeert
u de sessie voor delen.
Nee — Hiermee weigert u de uitnodiging. De
afzender ontvangt een bericht dat u de uitnodiging hebt geweigerd. U kunt ook op de eindetoets drukken om de uitnodiging te weigeren en de spraakoproep te beëindigen.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Oproepen tot stand brengen
47
Onderbrkn — Hiermee onderbreekt u het afspelen
van een videoclip.
Doorgaan — Hiermee hervat u het afspelen van een
videoclip.
Dempen — Hiermee dempt u het geluid van de
videoclip.
Selecteer Stoppen als u de deelsessie wilt beëindigen. Druk op de beëindigingtoets als u de video-oproep wilt beëindigen. Wanneer u het gesprek beëindigt, wordt ook het delen van de video beëindigd.

Logboek

In het logboek wordt informatie bijgehouden over de communicatiehistorie van het apparaat. Gemiste en
Oproepen tot stand brengen
ontvangen oproepen worden alleen geregistreerd als het netwerk deze functies ondersteunt, het apparaat aan staat en zich binnen het bereik van de netwerkdienst bevindt.

Recente oproepen

Selecteer Menu > Toepassingen > Logboek en
Recente opr..
Als u gemiste, ontvangen en gekozen oproepen wilt bekijken, selecteert u Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gekozen nrs..
48
Tip: Als u de lijst met gekozen nummers in het
startscherm wilt openen, drukt u op de beltoets.
Maak op de werkbalk uw keuze uit de volgende opties:
Bellen — Bel het gewenste contact.
Bericht maken — Stuur een bericht naar het
gewenste contact.
Contacten openen — Open de lijst met
contacten.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Opslaan in Contacten — Sla het gemarkeerde
telefoonnummer uit een lijst met recent uitgevoerde oproepen op bij uw contacten.
Lijst wissen — Wis de lijst met geselecteerde
recente oproepen.
Verwijderen — Wis een gemarkeerde gebeurtenis
in de geselecteerde lijst.
Duur logboek — Geef op hoe lang de
communicatiegegevens in het logboek moeten worden bewaard. Als u Geen logboek selecteert, worden er geen gegevens in het logboek bewaard.

Gespreksduur

Selecteer Menu > Toepassingen > Logboek.
Als u wilt bekijken hoe lang uw laatste gesprek ongeveer heeft geduurd, selecteert u Duur oproep.
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de
serviceprovider voor oproepen en diensten kan
variëren, afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.

Packet-gegevens

Selecteer Menu > Toepassingen > Logboek.
In sommige gevallen moet u voor uw gegevensverbindingen betalen op basis van de hoeveelheid verzonden en ontvangen gegevens. Selecteer Packet-ggvns > Alle verz. ggvnsof Alle
ontv. ggvns als u de hoeveelheid gegevens wilt
bekijken die is verzonden of ontvangen tijdens packet­gegevensverbindingen.
Als u zowel de verzonden als ontvangen gegevens wilt wissen, selecteert u Opties > Tellers op nul. U hebt de blokkeringscode nodig om de gegevens te wissen.

Alle communicatiegebeurtenissen controleren

Selecteer Menu > Toepassingen > Logboek.
Als u het algemene logboek wilt openen waar u alle spraakoproepen, SMS-berichten of gegevens- en draadloze LAN-verbindingen kunt bekijken die door het apparaat zijn geregistreerd, selecteert u het tabblad voor het algemene logboek Subgebeurtenissen, zoals een SMS-bericht dat in delen wordt verzonden via een packet-gegevensverbinding, gelden als één communicatiegebeurtenis.
.
Verbindingen met uw mailbox, de multimediaberichtencentrale of webpagina's worden weergegeven als packet-gegevensverbindingen.
Als u wilt bekijken hoeveel gegevens er zijn overgebracht en hoe lang een bepaalde packet­gegevensverbinding heeft geduurd, gaat u naar een inkomende of uitgaande gebeurtenis die wordt aangeduid met GPRS en selecteert u Opties >
Weergeven.
Als u een telefoonnummer uit het logboek naar het klembord wilt kopiëren en het bijvoorbeeld in een SMS­bericht wilt plakken, selecteert u Opties > Nummer
gebruiken > Kopiëren.
Als u het logboek wilt filteren, selecteert u Opties >
Filter en een filter.
Oproepen tot stand brengen
49

Contacten (telefoonboek)

Als u Contacten wilt openen, selecteert u Menu >
Contacten.
U kunt contactgegevens, zoals telefoonnummers, huisadressen en e-mailadressen, van uw contacten opslaan en bijwerken. U kunt een persoonlijke beltoon of miniatuurweergave aan een contact toevoegen. Ook kunt u contactgroepen maken, zodat u SMS-berichten of e-mail aan meerdere ontvangers tegelijk kunt versturen.
Contacten (telefoonboek)

Namen en nummers opslaan en bewerken

1. Als u een nieuw contact aan de lijst met contacten
wilt toevoegen, tikt u op
2. Tik op een veld om de informatie in het veld in te
voeren. Als u de tekstinvoer wilt afsluiten, selecteert u selecteer Gereed.
Als u contacten wilt bewerken, selecteert u een contact en Opties > Bewerken.
50
. Vul de gewenste velden in en
.

Contacten-werkbalk

In de werkbalk van de lijst met contacten kunt u de volgende opties selecteren:
Bellen — Een contact bellen.
Bericht maken — Een bericht versturen naar
het contact.
Nieuw contact — Een nieuw contact maken.

Namen en nummers beheren

Als u een contact wilt kopiëren of verwijderen, of als u een contact als visitekaartje naar een ander apparaat wilt versturen, houdt u een contact ingedrukt en selecteert u Kopiëren, Verwijderen of Visitekaartje
vrzndn.
Als u tegelijkertijd meerdere contacten wilt verwijderen, selecteert u Opties > Mark./mark.
opheffen om de gewenste contacten te markeren en
vervolgens selecteert u Opties > Verwijderen om ze te verwijderen.
Als u het spraaklabel wilt beluisteren dat aan een contact is toegewezen, selecteert u het contact en
Opties > Spraaklabeldetails > Opties > Spraaklabel afspelen.
Standaardnummers en ­adressen
U kunt standaardnummers of -adressen aan een contact toewijzen. Als een contact meerdere nummers of adressen heeft, kunt u eenvoudig naar een specifiek nummer bellen of een bericht naar een bepaald adres sturen. Het standaardnummer wordt ook gebruikt voor spraakgestuurd bellen.
1. Selecteer een contact in de contactenlijst.
2. Selecteer Opties > Standaardnummers.
3. Selecteer een standaardnummer waaraan u een
nummer of adres wilt toevoegen en selecteer
Toewijzen.
4. Selecteer het nummer of adres dat u als standaard
wilt instellen.
5. Als u de weergave Standaardnummers wilt
afsluiten en de wijzigingen wilt opslaan, tikt u buiten de weergave.

Contactkaarten

Selecteer Menu > Contacten en een contact. Alle beschikbare communicatiemethoden voor het
geselecteerde contact worden in de weergave met contactkaarten weergegeven.
Selecteer een contact uit de lijst, de gewenste communicatiemethode, Opties en een van de volgende mogelijkheden:
Bewerken — Bewerk of verwijder de
contactkaartvelden of voeg een veld toe.
Standaardnummers — Definieer de nummers en
adressen die standaard moeten worden gebruikt wanneer u met het contact communiceert, wanneer er voor een contact meerdere nummers of adressen zijn gedefinieerd.
Spraaklabeldetails — Bekijk de
spraaklabelgegevens of luister naar het spraaklabel voor het contact.
De beschikbare opties en communicatiemethoden kunnen variëren.

Contacten als favorieten instellen

Selecteer Menu > Contacten. Favorieten zijn de contacten die u als uw favoriete
contacten hebt ingesteld. Deze contacten verschijnen boven aan de lijst met contacten.
Als u een contact als een favoriet wilt instellen, selecteert u het contact en Opties > Toev. aan
Contacten (telefoonboek)
51
favorieten. Favorieten worden met een sterpictogram
gemarkeerd. Als u een contact uit de favorieten wilt verwijderen,
selecteert u het contact en Opties > Verwijdrn uit
favorieten. Het verwijderde contact wordt opnieuw in
de lijst met standaardcontacten geplaatst.

Beltonen, afbeeldingen en beltekst voor contacten

U kunt een beltoon voor een contact of groep opgeven en een afbeelding en een beltekst voor een contact. Wanneer het contact u belt, wordt de geselecteerde
Contacten (telefoonboek)
beltoon afgespeeld en wordt de beltekst of de afbeelding getoond (mits het telefoonnummer van de beller met de oproep wordt meegestuurd en het door uw apparaat wordt herkend).
Als u een beltoon voor een contact of contactgroep wilt definiëren, selecteert u het contact of de contactgroep en Opties > Beltoon en een beltoon.
Als u beltekst voor een contact wilt definiëren, selecteert u het contact en Opties > Tekst
opr.signaal toevgn. Tik op het tekstveld om de
beltekst in te voeren en selecteer
Als u een afbeelding voor een contact wilt toevoegen die in het apparaatgeheugen is opgeslagen, selecteert
52
.
u het contact, Opties > Afbeelding toevoegen en een afbeelding uit Foto's.
Selecteer Standaardtoon in de lijst met beltonen als u de beltoon wilt verwijderen.
Als u de afbeelding van een contact wilt bekijken, wijzigen of verwijderen, selecteert u het contact,
Opties > Afbeelding en de gewenste optie.

Contacten kopiëren

Wanneer u de lijst met contacten voor het eerst opent, wordt u gevraagd of u namen en nummers van de SIM­kaart naar het apparaat wilt kopiëren.
Selecteer OK om het kopiëren te starten.
Selecteer Annuleren als u de contacten van de SIM­kaart niet naar het apparaat wilt kopiëren. U wordt gevraagd of u de contacten van de SIM-kaart in de lijst met contacten wilt weergeven. Selecteer OK om de contacten weer te geven. De lijst met contacten wordt geopend en de namen die op uw SIM-kaart zijn opgeslagen worden aangeduid met
.

SIM-diensten

Neem contact op met de leverancier van uw SIM-kaart voor meer informatie over de beschikbaarheid en het gebruik van SIM-kaartdiensten. Dit kan uw serviceprovider of een andere leverancier zijn.

SIM-contacten

Selecteer Opties > Instellingen > Contacten
weergeven > SIM-geheugen om de namen en
nummers die op de SIM-kaart zijn opgeslagen, weer te geven in de lijst met contacten. U kunt SIM-contacten toevoegen, de gegevens van SIM-contacten wijzigen en SIM-contacten bellen.
De nummers die u in de lijst met contacten opslaat, worden mogelijk niet automatisch op uw SIM-kaart opgeslagen. Als u nummers op de SIM-kaart wilt opslaan, selecteert u een contact en Opties >
Kopiëren > SIM-geheugen.
Als u wilt aangeven of de nieuwe contacten die u invoert op uw apparaat of op uw SIM-kaart moeten worden opgeslagen, selecteert u Opties >
Instellingen > Std.geheugen vr opslaan > Telefoongeheugen of SIM-geheugen.

Vaste nummers

Selecteer Menu > Contacten en Opties > SIM-
nummers > Nrs. vaste contacten.
Met de dienst voor vaste nummers kunt u oproepen van het apparaat beperken tot bepaalde telefoonnummers. Niet alle SIM-kaarten ondersteunen de dienst voor vaste nummers. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
U hebt de PIN2-code nodig om vaste nummers in en uit te schakelen en om de lijst met vaste nummers te bewerken. Neem contact op met uw serviceprovider voor deze PIN2-code.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Vaste nummers activrn — Vaste nummers
inschakelen.
Vaste nummers deactiv. — Vaste nummers
uitschakelen.
Nieuw SIM-contact — De contactnaam en het
telefoonnummer invoeren waarvoor oproepen zijn toegestaan.
Toevoegen uit Contacten — Een contact uit de lijst
met contacten naar de lijst met vaste nummers kopiëren.
Als u SMSberichten wilt verzenden naar de SIM­contacten terwijl de dienst voor vaste nummers actief is, moet u het nummer van de berichtencentrale voor SMSberichten toevoegen aan de lijst met vaste nummers.
Contacten (telefoonboek)
53

Contactgroepen

Als u de lijst met groepen wilt openen, opent u de lijst met contacten en tikt u op

Contactgroepen maken

1. Als u een nieuwe groep wilt maken, selecteert u in
de lijst met groepen Opties > Nieuwe groep. Gebruik de standaardnaam of voer een nieuwe naam in. Selecteer OK.
2. Als u leden aan de groep wilt toevoegen, selecteert
u de groep en Opties > Leden toevoegen.
3. Markeer elk contact dat u wilt toevoegen, en
Contacten (telefoonboek)
selecteer OK.

Contactgroepen beheren

Als u een bericht naar alle groepsleden wilt sturen, een beltoon voor een groep wilt instellen, een groep wilt verwijderen of de naam van een groep wilt wijzigen, tikt u op de groep en houdt u deze ingedrukt en selecteert u Bericht maken, Beltoon, Naam
wijzigen of Verwijderen.
Als u een contact aan een groep wilt toevoegen, selecteert u de groep en Opties > Leden
toevoegen.
.
Om te controleren tot welke andere groepen een contact behoort, selecteert u de groep, gaat u naar het contact en selecteert u Opties > Lid van groepen.
Als u een contact uit een groep wilt verwijderen, selecteert u de groep, gaat u naar het contact en selecteert u Opties > Verwijderen uit groep.
54

Berichten

Berichten, hoofdweergave

Selecteer Menu > Berichten (netwerkdienst).
Selecteer Nieuw bericht als u een nieuw bericht wilt maken.
Tip: Als u veelvuldig gebruikte berichten niet steeds opnieuw wilt schrijven, gebruikt u teksten in de map Sjablonen in Mijn mappen. Ook kunt u uw eigen sjablonen creëren en opslaan.
Berichten bevat de volgende mappen:
Inbox — Deze map bevat ontvangen berichten,
behalve e-mails en infodienstberichten.
Mijn mappen — Hierin kunt u berichten
onderbrengen.
Mailbox — Maak verbinding met de externe
mailbox om nieuwe e-mails op te halen of eerder opgehaalde e-mails offline te bekijken.
Concepten — Deze map bevat
conceptberichten die nog niet zijn verzonden.
Verzonden — De laatste berichten die u hebt
verzonden, met uitzondering van berichten die u hebt verzonden met Bluetooth-verbinding, worden hier opgeslagen. U kunt instellen hoeveel berichten worden opgeslagen in deze map.
Outbox — Berichten die wachten op verzending
worden tijdelijk opgeslagen in de Outbox geplaatst, bijvoorbeeld wanneer uw apparaat geen bereik heeft.
Leveringsrapprtn — U kunt bij het netwerk een
leveringsrapport aanvragen voor de SMS-berichten en multimediaberichten die u hebt verzonden (netwerkdienst).

Berichten invoeren en verzenden

Selecteer Menu > Berichten.
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen
van berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Voordat u een multimediabericht of e-mail kunt maken, moet de verbinding juist zijn ingesteld.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMS­berichten beperken. Als de omvang van de ingevoegde afbeelding de limiet overschrijdt, kan de afbeelding
Berichten
55
door het apparaat worden verkleind zodat deze via MMS kan worden verzonden.
Alleen apparaten met compatibele functies kunnen multimediaberichten ontvangen en weergeven. De weergave van een bericht kan verschillen afhankelijk
Berichten
van het ontvangende apparaat. Informeer bij uw provider naar de maximale grootte
van e-mailberichten. Als u probeert om een e­mailbericht te verzenden dat de toegestane grootte van de e-mailserver overschrijdt, blijft het bericht in de map Outbox staan en probeert het apparaat geregeld om het opnieuw te verzenden. Voor het verzenden van e-mail is een gegevensverbinding vereist en bij herhaalde pogingen om e-mail te verzenden brengt de serviceprovider dit mogelijk in rekening. In de map Outbox kunt u een dergelijk bericht verwijderen of verplaatsen naar de map Concepten.
Voor Berichten zijn netwerkdiensten vereist.
1. Als u een SMS- of multimediabericht wilt verzenden,
selecteert u Nieuw bericht. Als u een audio- of e-mailbericht wilt verzenden,
selecteert u Opties > Bericht maken en de betreffende optie.
2. Als u ontvangers of groepen uit de lijst met
contacten wilt kiezen, selecteert u werkbalk. En als u het telefoonnummer of e-
56
mailadres handmatig wilt invoeren, tikt u op het veld Aan.
op de
3. Voer in het veld Onderw. het onderwerp van het e-
mail- of multimediabericht in. Als het veld Onderw. niet zichtbaar is, selecteert u Opties > Velden
berichtheader om de velden die zichtbaar zijn te
wijzigen.
4. Als u het bericht wilt schrijven, drukt u op het
berichtveld.
5. Als u een object aan een bericht of e-mail wilt
toevoegen, selecteert u inhoud.
Het berichttype verandert mogelijk in multimedia naar gelang het bijgevoegde object.
6. Als u het bericht of de e-mail wilt verzenden,
selecteert u
Het apparaat ondersteunt tekstberichten die langer zijn dan de limiet voor één bericht. Langere berichten worden verzonden als twee of meer berichten. Uw serviceprovider kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening brengen. Tekens met accenten of andere symbolen en tekens in sommige taalopties nemen meer ruimte in beslag, waardoor het aantal tekens dat in één bericht kan worden verzonden, wordt beperkt.
of drukt u op de beltoets.
en het relevante type

Inbox met ontvangen berichten

Berichten ontvangen

Selecteer Menu > Berichten en Inbox. In de map Inbox vewijst
bericht,
naar een ongelezen audiobericht en naar
gegevens ontvangen via Bluetooth-verbindingen. Wanneer u een bericht ontvangt, worden
nieuw bericht op het startscherm weergegeven.
Selecteer Weergeven om het bericht te openen. U opent een bericht in de map Inbox door het bericht te selecteren. Selecteer Opties > Beantwoorden om een ontvangen bericht te beantwoorden.
naar een ongelezen multimediabericht,

Multimediaberichten

Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen
van berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
U kunt een melding ontvangen dat u een multimediabericht kunt ophalen in de multimediaberichtencentrale. Selecteer Opties >
Ophalen als u een packet-gegevensverbinding wilt
starten om een bericht op het apparaat ontvangen.
naar een ongelezen SMS-
en 1
Als u een multimediabericht opent ( ), kunt u tegelijkertijd een afbeelding bekijken en een bericht lezen. geeft aan dat het bericht video bevat. Selecteer het symbool als u het geluid of de video wilt afspelen.
Selecteer Opties > Objecten als u de mediaobjecten wilt bekijken die in het multimediabericht zijn opgenomen.
Als het bericht een multimediapresentatie bevat, wordt presentatie wilt afspelen.
geeft aan dat het bericht geluid bevat en
weergegeven. Selecteer het symbool als u de

Gegevens, instellingen en webdienstberichten

Uw apparaat kan vele berichttypen ontvangen die gegevens bevatten, zoals visitekaartjes, beltonen, operatorlogo's, agenda-items en e­mailwaarschuwingen. Wellicht ontvangt u ook instellingen van uw serviceprovider in een configuratiebericht.
Selecteer Opties en de betreffende optie als u de gegevens in het bericht wilt opslaan.
Webdienstberichten zijn meldingen (bijvoorbeeld van nieuwsberichten) en kunnen een SMS-bericht of een koppeling bevatten. Informeer bij de serviceprovider naar de beschikbaarheid van dergelijke diensten.
Berichten
57

Mailbox

E-mailinstellingen opgeven

Selecteer Menu > Berichten en Mailbox.
Berichten
Als u e-mail wilt gebruiken, moet u een geldig internettoegangspunt in het apparaat opgeven en uw e-mailinstellingen correct definiëren.
U moet een afzonderlijke e-mailaccount hebben. Volg de instructies van de serviceprovider voor uw externe mailbox en internet.
Als u Berichten > Mailbox selecteert en nog geen e­mailaccount hebt ingesteld, wordt u gevraagd dit te doen. Selecteer Starten om de e-mailinstellingen te definiëren.
Wanneer u een nieuwe mailbox maakt, wordt Mailbox vervangen door de naam die u de mailbox geeft in de hoofdweergave van Berichten. U kunt maximaal zes mailboxen gebruiken.

De mailbox openen

Selecteer Menu > Berichten en een mailbox. Wanneer u de mailbox opent, wordt u gevraagd of u
wilt verbinden met de mailbox.
Selecteer Ja om met uw mailbox te verbinden en nieuwe e-mailheaders of -berichten op te halen. Als u berichten online bekijkt, bent u continu verbonden
58
met een externe mailbox via een dataverbinding.
Als u eerder opgehaalde e-mailberichten offline wilt bekijken, selecteert u Nee.
Selecteer Opties > Bericht maken > E-mail om een nieuw e-mailbericht te maken.
Als u online bent, selecteert u Opties > Verbinding
verbreken om de gegevensverbinding met de externe
mailbox te verbreken.

E-mails ophalen

Selecteer Menu > Berichten en een mailbox. Als u offline bent, selecteert u Opties > Verbinden
om een verbinding met de externe mailbox te openen.
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen
van berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
1. Als u een actieve verbinding met een externe
mailbox hebt, selecteert u Opties > E-mail
ophalen > Nieuw om alle nieuwe berichten op te
halen, Geselecteerd om alleen geselecteerde berichten op te halen of Alle om alle berichten op te halen uit de mailbox.
Selecteer Annuleren om het ophalen van berichten te stoppen.
2. Als u de verbinding wilt sluiten en de e-
mailberichten offline wilt bekijken, selecteert u
Opties > Verbinding verbreken.
3. Als u een e-mailbericht wilt openen, selecteert u het
bericht. Als het e-mailbericht niet is opgehaald en u bent offline, wordt u gevraagd of u dit bericht uit de mailbox wilt ophalen.
Als u de bijlagen bij een e-mailbericht wilt weergeven, opent u het bericht en selecteert u het bijlagenveld dat met
wordt aangeduid. Als de bijlage niet naar het
apparaat is gekopieerd, selecteert u Opties >
Ophalen.
Als u e-mailberichten automatisch wilt ophalen, selecteert u Opties > E-mailinstellingen >
Automatisch ophalen.
Het instellen van het apparaat om automatisch e-mail binnen te halen, kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht.

E-mail verwijderen

Selecteer Menu > Berichten en een mailbox.
Selecteer Opties > Verwijderen > Alleen telefoon om de inhoud van een e-mailbericht van het apparaat te verwijderen terwijl u het in de externe mailbox houdt.
Het apparaat geeft de e-mailheaders in de externe mailbox weer. Hoewel u de inhoud van het bericht hebt verwijderd, blijft de e-mailheader op uw apparaat. Als u ook de header wilt verwijderen, moet u verbonden zijn met de server wanneer u het bericht van uw apparaat en de externe mailbox verwijdert. Als er geen verbinding met de server is, wordt de header verwijderd wanneer u van uw apparaat opnieuw verbinding maakt met de externe mailbox om de status bij te werken.
Als u een e-mail van het apparaat en de externe mailbox wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Verwijderen > Telefoon en server.
Als u het verwijderen wilt annuleren van een e-mail die gemarkeerd is om tijdens de volgende verbinding te worden verwijderd van het apparaat en de server (
), selecteert u Opties > Herstellen.

De verbinding met de mailbox verbreken

Selecteer Opties > Verbinding verbreken terwijl u online bent als u de gegevensverbinding met de externe mailbox wilt verbreken.
Berichten
59

Berichten op een SIM-kaart bekijken

Selecteer Menu > Berichten en Opties > SIM-
Berichten
berichten.
Voordat u SIM-berichten kunt bekijken, moet u ze naar een map op uw apparaat kopiëren.
1. Selecteer Opties > Mark./mark. opheffen >
Markeren of Alle markeren om berichten te
markeren.
2. Selecteer Opties > Kopiëren. Er verschijnt een lijst
met mappen.
3. Selecteer een map om het kopiëren te starten. Open
de map om de berichten te bekijken.

Infodienstberichten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Operatorberichten.
Met Infodienst (netwerkdienst) kunt u berichten over verschillende onderwerpen, zoals weers- of verkeersomstandigheden, van uw serviceprovider ontvangen. Neem contact op met uw serviceprovider voor beschikbare onderwerpen en relevante onderwerpnummers.
Infodienstberichten kunnen niet worden ontvangen in
60
UMTS-netwerken. De ontvangst van
infodienstberichten wordt mogelijk verhinderd door een packet-gegevensverbinding.

Dienstopdrachten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Dienstopdrachten.
Met dienstopdrachten (netwerkdienst) kunt u serviceaanvragen (ook wel USSD-opdrachten genoemd) naar uw serviceprovider invoeren en versturen. Dit kunnen bijvoorbeeld activeringsopdrachten voor netwerkdiensten zijn.

Instellingen voor berichten

De instellingen kunnen vooraf zijn geconfigureerd in uw systeem of worden toegestuurd in een bericht. Als u de instellingen handmatig wilt invoeren, vult u alle velden die zijn gemarkeerd met Is verplicht of een sterretje.
Sommige of alle berichtencentrales of toegangspunten kunnen vooraf zijn ingesteld voor het apparaat door de serviceprovider. Het is wellicht niet mogelijk om deze instellingen te wijzigen of verwijderen of om nieuwe instellingen toe te voegen.

Instellingen voor SMS-berichten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > SMS.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Berichtencentrales — Hiermee geeft u een lijst
met alle gedefinieerde SMS-berichtencentrales weer.
Berichtcentr. in gebruik — Selecteer de
berichtencentrale voor het bezorgen van SMS­berichten.
Tekencodering — Selecteer Bep.
ondersteuning als tekens moeten worden
geconverteerd naar een ander coderingssysteem wanneer dit beschikbaar is.
Rapport ontvangen — Selecteer of u bij het
netwerk een leveringsrapport voor uw berichten wilt aanvragen (netwerkdienst).
Geldigheid bericht — Selecteer hoelang moet
worden geprobeerd het bericht opnieuw te verzenden als de eerste poging mislukt (netwerkdienst). Als het bericht niet binnen de geldigheidsperiode kan worden verzonden, wordt het verwijderd uit de berichtencentrale.
Bericht verzonden als — Raadpleeg uw
serviceprovider als u wilt weten of uw berichtencentrale SMS-berichten kan omzetten in andere indelingen.
Voorkeursverbinding — Selecteer de verbinding
die u wilt gebruiken.
Antw. via zelfde centrale — Selecteer of het
antwoord moet worden verzonden via hetzelfde nummer van de SMS-berichtencentrale (netwerkdienst).

Instellingen voor multimediaberichten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Multimediabericht.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Grootte afbeelding — Hiermee geeft u de grootte
op van de afbeelding in een multimediabericht.
MMS-aanmaakmodus — Als u Met begeleiding
selecteert, wordt u door het apparaat gewaarschuwd wanneer u een bericht probeert te versturen dat door de ontvanger mogelijk niet wordt ondersteund. Als u Beperkt selecteert, voorkomt het apparaat dat u berichten verstuurt die mogelijk niet worden ondersteund. Als u inhoud in uw berichten wilt opnemen zonder meldingen, selecteert u Vrij.
Toegangspunt in gebruik — Hiermee kunt u
aangeven welk toegangspunt als voorkeursverbinding wordt gebruikt.
Multimedia ophalen — Hiermee kunt u opgeven
hoe u berichten wilt ontvangen. Selecteer Aut. in
eigen netwerk als u berichten automatisch wilt
ophalen in uw eigen netwerk. Buiten uw eigen
Berichten
61
netwerk ontvangt u een melding dat u een bericht kunt ophalen in de multimediaberichtencentrale. Als u Altijd automatisch selecteert, maakt uw apparaat automatisch een actieve packet­gegevensverbinding om het bericht binnen en
Berichten
buiten uw eigen netwerk op te halen.
Anon. berichten toestaan — Hiermee geeft u aan
of u berichten van een anonieme afzender wilt weigeren.
Advertenties ontvangen — Hiermee geeft u aan
of u multimediaberichtadvertenties wilt ontvangen.
Rapporten ontvangen — Hiermee kunt u opgeven
of de status van het verzonden bericht in het logboek moet worden weergegeven (netwerkdienst).
Rapportverz. weigeren — Hiermee kunt u
desgewenst voorkomen dat uw apparaat leveringsrapporten van ontvangen berichten verzendt.
Geldigheid bericht — Hier kunt u opgeven hoe
lang moet worden geprobeerd het bericht opnieuw te verzenden als de eerste poging mislukt (netwerkdienst). Als het bericht niet binnen deze periode kan worden verzonden, wordt het uit de berichtencentrale verwijderd.

E-mailinstellingen

Mailboxen beheren
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > E-mail.
Als u wilt aangeven welke mailbox u wilt gebruiken voor het versturen en ontvangen van e-mail, selecteert u Mailbox in gebruik en een mailbox.
Als u een mailbox en de berichten daarin van uw apparaat wilt verwijderen, selecteert u Mailboxen, tikt u op betreffende mailbox als deze niet al gemarkeerd is, en selecteert u Opties >
Verwijderen.
Selecteer Mailboxen > Opties > Nieuwe mailbox als u een nieuwe mailbox wilt maken. De naam die u de nieuwe mailbox geeft vervangt Mailbox in de hoofdweergave van Berichten. U kunt maximaal zes mailboxen gebruiken.
Selecteer Mailboxen en een mailbox om de instellingen voor verbindingen, gebruikers en het al dan niet automatisch ophalen van e-mail te wijzigen.
Verbindingsinstellingen
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > E-mail > Mailboxen, een mailbox,
en Verbindingsinstellingen.
62
Selecteer Inkomende e-mail als u de instellingen voor ontvangen e-mail wilt bewerken. Maak vervolgens een keuze uit de volgende opties:
Gebruikersnaam — Voer de gebruikersnaam in die
u van uw serviceprovider hebt gekregen.
Wachtwoord — Voer uw wachtwoord in. Als u dit
veld leeg laat, wordt u naar het wachtwoord gevraagd wanneer u verbinding probeert te maken met uw externe mailbox.
Server inkomende mail — Voer het IP-adres of de
hostnaam in van de mailserver die uw e-mail ontvangt.
Toegangspunt in gebruik — Selecteer een
internettoegangspunt.
Mailboxnaam — Voer een naam voor de mailbox
in.
Mailboxtype — Bepaalt het e-mailprotocol dat de
serviceprovider van uw externe mailbox aanbeveelt. U kunt kiezen uit POP3 en IMAP4. U kunt deze instelling niet wijzigen.
Beveiliging — Selecteer de beveiligingsoptie om
de verbinding naar de externe mailbox te beveiligen.
Poort — Definieer een poort voor de verbinding.
APOP beveiligd inloggen (alleen voor
POP3) — Gebruik met het POP3-protocol om het versturen van wachtwoorden naar de externe e­mailserver te versleutelen wanneer u verbinding maakt met de mailbox.
Als u de instellingen wilt bewerken voor de e-mail die u verstuurt, selecteert u Uitgaande e-mail en een van de volgende opties:
Mijn e-mailadres — Voer het e-mailadres in dat u
hebt gekregen van uw serviceprovider.
Server uitgaande mail — Voer het IP-adres of de
hostnaam in van de mailserver die uw e-mail verstuurt. Misschien kunt u alleen de uitgaande server van uw serviceprovider gebruiken. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
De instellingen voor gebruikersnaam, wachtwoord, toegangspunt, beveiliging en poort zijn gelijk aan die voor inkomende e-mail.
Gebruikersinstellingen
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > E-mail > Mailboxen, een mailbox,
en Gebruikersinstellingen. Maak een keuze uit de volgende opties:
Mijn mailnaam — Voer uw eigen naam in. Uw
naam vervangt uw e-mailadres op het apparaat van de ontvanger als het apparaat van de ontvanger deze functie ondersteunt.
Bericht verzenden — Bepaal hoe e-mail wordt
verzonden vanaf het apparaat. Selecteer Meteen voor het apparaat waarmee verbinding moet worden gemaakt met de mailbox wanneer u
Bericht verzenden selecteert. Als u Bij volgende
Berichten
63
verbind. selecteert, wordt e-mail verzonden
wanneer de verbinding met de externe mailbox beschikbaar is.
Kopie naar mij — Bepaal of u een kopie van de e-
mail wilt verzenden naar uw eigen mailbox.
Berichten
Handtekening opnemen — Selecteer of u een
handtekening aan uw e-mails wilt toevoegen.
Melding bij nieuwe e-mail — Selecteer of u de
nieuwe e-mailindicaties (een toon, een notitie en een mailsymbool) wilt ontvangen wanneer er nieuwe e-mail is.
E-mail verwijderen — Selecteer of u e-
mailberichten alleen van de telefoon wilt verwijderen, van de telefoon en de server of dat u dat per geval wilt aangeven.
Antwoordadres — Geef een e-mailadres op
waarnaar antwoorden op gestuurde e­mailberichten vanuit de mailbox in kwestie worden afgeleverd.
Instellingen voor ophalen van e-mail
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > E-mail > Mailboxen, een mailbox,
en Instellingen voor ophalen. Maak een keuze uit de volgende opties:
E-mail ophalen — Geef aan welk gedeelte van de
e-mails moet worden opgehaald: Alleen headers,
64
Groottelmt (POP3) of Berichten en bijlagen
(POP3).
Aantal — Geef aan hoeveel nieuwe e-mails naar de
mailbox moeten worden opgehaald.
Pad IMAP4-map (alleen voor IMAP4) — Geef het
pad op voor de mappen waarop u zich wilt abonneren.
Mapabonnementen (alleen voor IMAP4)
— Abonneer u op andere mappen in de externe mailbox en haal inhoud uit deze mappen op.
Automatisch ophalen instellen
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > E-mail > Mailboxen, een mailbox,
en Automatisch ophalen. Maak een keuze uit de volgende opties:
E-mailwaarschuwingen — Als u automatisch de
headers wilt ophalen op uw apparaat wanneer u nieuwe e-mailberichten ontvangt in uw externe mailbox, selecteert u Ontv. en aut. bijwrkn of
Uitsl. eigen netwerk
E-mail ophalen — Als u automatisch op bepaalde
tijdstippen de headers van nieuwe e-mailberichten wilt ophalen uit uw externe mailbox, selecteert u
Ingeschakeld of Uitsl. eigen netwerk. Geef op
wanneer en hoe vaak de e-mailberichten worden opgehaald.
E-mailwaarschuwingen en E-mail ophalen kunnen
niet tegelijkertijd actief zijn. Als u het apparaat zo instelt dat e-mail automatisch
wordt opgehaald, worden mogelijk grote
hoeveelheden gegevens via het netwerk van de serviceprovider verzonden. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht.

Instellingen voor webdienstberichten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Dienstbericht.
Geef op of u dienstberichten wilt ontvangen. Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat de browser automatisch wordt geactiveerd en een netwerkverbinding wordt gemaakt om inhoud op te halen wanneer u een dienstbericht ontvangt, selecteert u Berichten downloaden >
Automatisch.

Instellingen voor infodiensten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Operatorbericht.
Informeer bij de serviceprovider naar de beschikbare items en bijbehorende nummers.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Ontvangst — Selecteer of u infodienstberichten
wilt ontvangen.
Taal — Selecteer de talen waarin u berichten wilt
ontvangen: Alle, Geselecteerd of Overige.
Itemherkenning — Selecteer of automatisch moet
worden gezocht naar nieuwe itemnummers en of de nieuwe nummers zonder naam in de lijst moeten worden opgeslagen.

Overige instellingen

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Overige.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Verzonden ber. opslaan — Selecteer of u een
kopie wilt bewaren in de map Verzonden van de tekst-, multimedia- of e-mailberichten die u hebt gestuurd.
Aantal opgesl. berichten — Geef aan hoeveel
verzonden berichten tegelijkertijd worden opgeslagen in de map Verzonden. Wanneer de limiet wordt bereikt, wordt het oudste bericht verwijderd.
Gebruikt geheugen — Selecteer het geheugen
waarin u uw berichten wilt opslaan.
Berichten wrg. in groepen — Geef op of u de
berichten in Inbox, Verzonden, Concepten en Mijn mappen wilt groeperen.
E-mails wrg. in groepen — Geef op of u uw e-
mailberichten wilt groeperen.
Berichten
65

Mail for Exchange

Met Mail voor Exchange kunt u uw zakelijke e-mail op uw apparaat ontvangen. U kunt e-mails beantwoorden, compatibele bijlagen bekijken en
Berichten
bewerken, agendagegevens bekijken, uitnodigingen voor vergaderingen ontvangen en beantwoorden, vergaderingen plannen en contactgegevens bekijken, toevoegen en bewerken. Mail voor Exchange kan alleen worden ingesteld als uw organisatie beschikt over Microsoft Exchange Server. Bovendien moet uw IT­beheerder Mail voor Exchange voor uw account hebben geactiveerd.
Voordat u begint met het instellen van Mail voor Exchange moet u het volgende controleren:
een zakelijke e-mail-ID;
uw gebruikersnaam op het bedrijfsnetwerk;
uw wachtwoord op het bedrijfsnetwerk;
de domeinnaam van het netwerk (raadpleeg de IT-
afdeling van uw bedrijf);
de servernaam van Mail for Exchange (raadpleeg de
IT-afdeling van uw bedrijf).
Afhankelijk van de instellingen van Mail for Exchange op de bedrijfsserver moet u mogelijk nog andere informatie invoeren. Als u niet beschikt over de juiste informatie, moet u contact opnemen met de IT­afdeling van uw bedrijf.
66
Voor Mail voor Exchange is het gebruik van de blokkeringscode mogelijk verplicht. De standaardblokkeringscode van uw apparaat is 12345 maar mogelijk heeft uw IT-beheerder een andere code voor u ingesteld.
U kunt het profiel en de instellingen van Mail voor Exchange in de instellingen van Berichten openen en wijzigen.

Connectiviteit

U hebt bij uw apparaat meerdere mogelijkheden om verbinding te maken met internet of met andere compatibele apparaten of computers.

Gegevensverbindingen en toegangspunten

Het apparaat ondersteunt packet­gegevensverbindingen (netwerkdienst), zoals GPRS in het GSM-netwerk. Wanneer u het apparaat gebruikt in GSM- en UMTS-netwerken, kunnen meer gegevensverbindingen tegelijk actief zijn en kunnen toegangspunten een gegevensverbinding delen. In het UMTS-netwerk blijven gegevensverbindingen actief gedurende spraakoproepen.
U kunt ook een WLAN-verbinding gebruiken. In één WLAN kan slechts één verbinding tegelijk actief zijn, maar verschillende toepassingen kunnen hetzelfde internettoegangspunt gebruiken.
Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten definiëren, zoals:
MMS-toegangspunten, voor het verzenden en
ontvangen van multimediaberichten;
Internettoegangspunten, voor het verzenden en
ontvangen van e-mail en om verbinding te maken met internet.
Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig hebt voor de dienst die u wilt gebruiken. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de beschikbaarheid van en abonnementen op diensten voor packet­gegevensverbindingen.

Netwerkinstellingen

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Netwerk.
Het apparaat kan automatisch schakelen tussen GSM­en UMTS-netwerken. GSM-netwerken worden aangeduid met aangeduid met
Een actieve HSDPA-verbinding (high-speed downlink packet access) (netwerkdienst) wordt aangeduid met
.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Netwerkmodus — Selecteer welk netwerk u wilt
gebruiken. Als u Dual mode selecteert, wordt het
. UMTS-netwerken worden
.
Connectiviteit
67
GS M- o f UM TS-n etw erk a utomatisch geselecteerd op basis van de netwerkparameters en de roaming­overeenkomsten tussen de serviceproviders. Neem contact op met uw netwerkprovider voor de details en kosten van roaming. Deze optie wordt alleen weergegeven als deze wordt ondersteund door de serviceprovider.
Connectiviteit
Een roaming-overeenkomst is een overeenkomst tussen meerdere serviceproviders die gebruikers van verschillende netwerken in staat stelt om gebruik te maken van de diensten van andere serviceproviders.
Operatorselectie — Selecteer Automatisch als u
wilt dat het apparaat een beschikbaar netwerk zoekt en selecteert of Handmatig als u handmatig een netwerk wilt selecteren. Als de verbinding met het handmatig geselecteerde netwerk verloren gaat, hoort u een fouttoon en wordt u gevraagd opnieuw een netwerk te selecteren. Het geselecteerde netwerk moet een roaming­overeenkomst met uw eigen netwerk hebben gesloten.
Weergave info dienst — St e l h e t a p pa r aa t zo d an i g
in dat wordt aangegeven wanneer het apparaat gebruik maakt van een mobiel netwerk op basis van de MCN-technologie (Micro Cellular Network) en om de ontvangst van relevante informatie te activeren.
68

Draadloze LAN

Uw apparaat kan draadloze LAN's (WLAN's) detecteren en hiermee verbinding maken. U kunt het apparaat met behulp van een WLAN aansluiten op internet en compatibele apparaten met WLAN-ondersteuning.

Over WLAN

Als u een draadloze LAN-verbinding (WLAN) wilt gebruiken, moet dit mogelijk zijn op de locatie waar u zich bevindt en moet uw apparaat op het WLAN zijn aangesloten. Bij sommige beveiligde WLAN's hebt u een toegangssleutel van de serviceprovider nodig om verbinding te maken.
Opmerking: In Frankrijk mogen WLAN's alleen
binnenshuis worden gebruikt. Functies die gebruikmaken van een WLAN of die op de
achtergrond worden uitgevoerd terwijl er andere functies worden gebruikt, gebruiken veel energie waardoor ze de levensduur van de batterij verkorten.
Uw apparaat ondersteunt de volgende WLAN-functies:
IEEE 802.11b/g-standaard
Werking bij 2,4 GHz
WEP (Wired Equivalent Privacy) met sleutels tot 128
bits, beveiligde Wi-Fi-toegang (WPA) en 802.1x­verificatiemethoden. Deze functies kunnen alleen
worden gebruikt als ze door het netwerk worden ondersteund.
Belangrijk: Schakel altijd één van de
beschikbare encryptiemethoden in om de beveiliging van uw draadloze LAN-verbinding te vergroten. Het gebruik van encryptie verkleint het risico van onbevoegde toegang tot uw gegevens.

WLAN-verbindingen

Als u WLAN-verbinding (draadloos LAN) wilt gebruiken, moet u een internettoegangspunt voor WLAN maken. Gebruik het toegangspunt voor toepassingen die verbinding met internet moeten hebben.
Er wordt een WLAN-verbinding tot stand gebracht als u een gegevensverbinding maakt met een internettoegangspunt voor een WLAN. De actieve WLAN-verbinding wordt verbroken als u de gegevensverbinding verbreekt.
U kunt een WLAN gebruiken tijdens een gesprek of wanneer pakketgegevens actief zijn. U kunt met maximaal één WLAN-toegangspunt tegelijkertijd verbinding hebben, maar verschillende toepassingen kunnen hetzelfde internettoegangspunt gebruiken.
Als het offline profiel is ingesteld voor het apparaat, kunt nog steeds een WLAN gebruiken (indien beschikbaar). Zorg ervoor dat u voldoet aan de
veiligheidseisen wanneer u een WLAN-verbinding tot stand brengt en gebruikt.
Tip: Als u het unieke MAC-adres (Media Access Control) voor het apparaat wilt controleren, opent u de kiesfunctie en typt u #62209526# .

WLAN-wizard

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Wireless LAN.
De WLAN-wizard helpt u verbinding maken met een draadloos LAN (WLAN) en uw WLAN-verbindingen beheren.
Als WLAN's worden gedetecteerd, en u wilt een internettoegangspunt (IAP) creëren voor een verbinding en de webbrowser starten met dit IAP, selecteert u de verbinding en Browsen starten.
Als u een beveiligd WLAN selecteert, wordt u verzocht het betreffende wachtwoord in te voeren. Als u verbinding maakt met een verborgen netwerk, moet u de juiste netwerknaam (service set identifier, SSID) invoeren.
Als de webbrowser reeds werkt met de huidige actieve WLAN-verbinding, en u wilt terugkeren naar de webbrowser, selecteert u Doorgaan met browsen. Als u de actieve verbinding wilt beëindigen, selecteert u de verbinding en WLAN-verb. verbreken.
Connectiviteit
69

WLAN-internettoegangspunten

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Wireless LAN > Opties.
Maak een keuze uit de volgende opties:
WLAN-netwrkn filteren — Filter WLAN's uit de lijst
met gevonden netwerken. De volgende keer dat de
Connectiviteit
toepassing WLAN's zoekt, worden de geselecteerde netwerken niet weergegeven.
Details — Hiermee kunt u de details bekijken van
een netwerk dat in de lijst wordt weergegeven. Als u een actieve verbinding selecteert, worden de verbindingsgegevens weergegeven.

Bedieningsmodi

Een WLAN heeft twee bedieningsmodi: infrastructuur en adhoc.
In de infrastructuurmodus zijn twee soorten communicatie mogelijk: draadloze apparaten zijn met elkaar verbonden via een WLAN-toegangspunt of draadloze apparaten zijn op een LAN aangesloten via een WLAN-toegangspunt.
In de ad-hocmodus kunnen apparaten onderling rechtstreeks gegevens verzenden en ontvangen.

WLAN-instellingen

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
70
Wireless LAN > Opties > Instellingen.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Beschkbrhd WLAN tonen — Selecteer of
weergegeven wanneer een WLAN beschikbaar is.
Tip: Als u de toepassing WLAN-wizard wilt openen en de beschikbare opties wilt bekijken, selecteert u het WLAN-pictogram en selecteert u in het pop-upvenster de gemarkeerde tekst naast het WLAN­pictogram.
Zoeken naar netwerken — Als u Beschkbrhd
WLAN tonen instelt op Ja, kunt u aangeven hoe
vaak het apparaat naar beschikbare WLAN's moet zoeken en de indicator moet bijwerken.
Internetverbindingstest — Hiermee geeft u aan
of u de internetmogelijkheden van het geselecteerde WLAN automatisch wilt laten testen, elke keer om toestemming wilt vragen of de verbindingstest nooit wilt uitvoeren. Als u
Automat. uitvoeren selecteert of de test wilt laten
uitvoeren wanneer het apparaat erom vraagt en de verbindingstest is met succes uitgevoerd, wordt het toegangspunt opgeslagen op de internetbestemmingen.
Als u geavanceerde instellingen wilt bekijken, selecteert u Opties > Geavanc. instellingen. Het wijzigen van de geavanceerde instellingen voor het WLAN wordt niet aanbevolen.
is

Toegangspunten

Een nieuw toegangspunt maken

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bestemmingen.
U ontvangt de instellingen voor een toegangspunt mogelijk in een bericht van een serviceprovider. Sommige of alle toegangspunten kunnen door de serviceprovider vooraf zijn ingesteld voor het apparaat; het is wellicht niet mogelijk deze instellingen te wijzigen of verwijderen of om nieuwe instellingen toe te voegen.
Wanneer u een van de groepen met toegangspunten opent ( toegangspunten weergegeven:
gegevens
Selecteer toegangspunt wilt maken. U wordt gevraagd de beschikbare verbindingen te controleren. De reeds beschikbare verbindingen worden na de zoekopdracht weergegeven en kunnen door een nieuw toegangspunt worden gedeeld. Als u deze stap
, , , ), worden de typen
Aanduiding van een beveiligd toegangspunt
Aanduiding van een toegangspunt voor packet-
Aanduiding van een WLAN-toegangspunt
Tip: U kunt internettoegangspunten in een WLAN maken met de WLAN-wizard.
Toegangspunt als u een nieuw
overslaat, wordt u gevraagd een verbindingsmethode te selecteren en de benodigde instellingen te definiëren.
Als u de instellingen van een toegangspunt wilt bewerken, opent u een van de groepen met toegangspunten en selecteert u een toegangspunt. Volg de instructies van de serviceprovider.
Naam verbinding — Hier kunt u een naam voor de
verbinding invoeren.
Gegevensdrager — Selecteer het type
gegevensverbinding.
Afhankelijk van de geselecteerde gegevensverbinding zijn slechts bepaalde velden beschikbaar. Vul alle velden in die zijn voorzien van de aanduiding Is
verplicht of een rode asterisk (*). De overige velden
hoeft u alleen in te vullen als uw serviceprovider dat aangeeft.
Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de serviceprovider deze functie ondersteunen en zo nodig activeren op de SIM-kaart.

Groepen met toegangspunten maken

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bestemmingen.
Connectiviteit
71
In sommige toepassingen kunt u groepen met toegangspunten gebruiken om een netwerkverbinding tot stand te brengen.
U kunt een groep met meerdere toegangspunten maken en de volgorde opgeven waarin de toegangspunten worden gebruikt om verbinding met een bepaald netwerk te maken. U hoeft dan niet
Connectiviteit
telkens opnieuw een toegangspunt te selecteren wanneer het apparaat een netwerkverbinding maakt.
U kunt bijvoorbeeld WLAN- en packet­gegevenstoegangspunten toevoegen aan een groep met internettoegangspunten en de groep gebruiken om op het web te bladeren. Als u WLAN de hoogste prioriteit geeft, maakt het apparaat via WLAN verbinding met internet als er een WLAN-verbinding beschikbaar is en via een packet-gegevensverbinding als er geen WLAN-verbinding beschikbaar is.
Selecteer Opties > Beheren > Nieuwe
bestemming als u een nieuwe groep met
toegangspunten wilt maken.
Selecteer de groep en selecteer Opties > Nieuw
toegangspunt om toegangspunten aan een groep
met toegangspunten toe te voegen. Als u een bestaand toegangspunt wilt kopiëren van een andere groep, selecteert u de groep, tikt u op het betreffende toegangspunt als dit nog niet is gemarkeerd en selecteert u Opties > Indelen > Kop. nr andere
best..
72
Als u de prioriteit van een toegangspunt binnen de groep wilt wijzigen, selecteert u Opties > Indelen >
Prioriteit wijzigen.
Toegangspunten voor packet­gegevens
Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bestemmingen > Toegangspunt en volg de
instructies op het scherm.
Als u een packet-gegevenstoegangspunt wilt bewerken, opent u een van de groepen met toegangspunten en selecteert u een toegangspunt dat gemarkeerd is met
Volg de instructies van de serviceprovider. Maak een keuze uit de volgende opties:
Naam toegangspunt — U krijgt de naam van het
toegangspunt van de serviceprovider.
Gebruikersnaam — De gebruikersnaam kan nodig
zijn bij het maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.
Wachtwoord vragen — Selecteer Ja als u bij
aanmelding op de server telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan.
Wachtwoord — Een wachtwoord kan nodig zijn
bij het maken van een gegevensverbinding en
.
wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.
Verificatie — Selecteer Beveiligd als uw
wachtwoord altijd gecodeerd moet worden verzonden of selecteer Normaal als uw wachtwoord indien mogelijk gecodeerd moet worden verzonden.
Homepage — Voer het internetadres of het adres
van de multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het toegangspunt dat u instelt.
Toegangspunt gebruiken — Selecteer Na
bevestiging als u wilt dat het apparaat om
bevestiging vraagt voordat de verbinding via dit toegangspunt wordt gemaakt, of Automatisch als u wilt dat het apparaat met de bestemming verbindt door dit toegangspunt automatisch te gebruiken.
Selecteer Opties > Geavanc. instellingen en kies een van de volgende opties:
Netwerktype — Selecteer het
internetprotocoltype voor het overbrengen van gegevens naar en van uw apparaat. De overige instellingen zijn afhankelijk van het geselecteerde netwerktype.
IP-adres telefoon (alleen voor IPv4) — Voer het IP-
adres van het apparaat in.
DNS-adressen — Voer de IP-adressen van de
primaire en secundaire DNS-servers in (indien vereist voor de serviceprovider). Neem voor deze adressen contact op met uw internetprovider.
Proxyserveradres — Voer het adres van de
proxyserver in.
Proxypoortnummer — Voer het poortnummer
van de proxyserver in.

WLAN-internettoegangspunten

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bestemmingen > Toegangspunt en volg de
instructies op het scherm.
Als u een WLAN-toegangspunt wilt bewerken, opent u een van de groepen met toegangspunten en selecteert u een toegangspunt dat gemarkeerd is met
Volg de instructies van de WLAN-serviceprovider.
WLAN-netwerknaam — Selecteer Handmatig
opgeven of Netwerken zoeken. Als u een
bestaand netwerk selecteert, worden de WLAN­netwerkmodus en WLAN-beveiligingsmodus bepaald aan de hand van de instellingen van het toegangspuntapparaat.
Netwerkstatus — Hiermee geeft u aan of de naam
van het netwerk wordt weergegeven.
WLAN-netwerkmodus — Selecteer Ad-hoc als u
een ad-hocnetwerk wilt maken en apparaten rechtstreeks gegevens moeten kunnen verzenden en ontvangen. Een WLAN-toegangspunt is niet nodig. In een ad-hocnetwerk moeten alle apparaten dezelfde WLAN-netwerknaam gebruiken.
.
Connectiviteit
73
WLAN-beveiligingsmodus — Selecteer de
gebruikte codering: WEP, 802.1x (niet voor ad­hocnetwerken) of WPA/WPA2. Als u Open
netwerk kiest, wordt geen codering gebruikt. De
coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen alleen worden gebruikt als deze door het netwerk worden ondersteund.
Connectiviteit
Homepage — Voer het webadres van de
startpagina in.
Toegangspunt gebruiken — Selecteer Na
bevestiging als u wilt dat het apparaat om
bevestiging vraagt voordat de verbinding via toegangspunt wordt gemaakt, of Automatisch als u wilt dat het apparaat met de bestemming verbindt door dit toegangspunt automatisch te gebruiken.
Voer de instellingen voor de geselecteerde beveiligingsmodus in en selecteer WLAN-
beveiligingsinstell..
Beveiligingsinstellingen voor WEP
WEP-sleutel in gebruik — Selecteer het WEP-
sleutelnummer (Wired Equivalent Privacy). U kunt maximaal vier WEP-sleutels maken. Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd op het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
Verificatietype — Selecteer Open of Gedeeld voor
het verificatietype tussen uw apparaat en het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
Instellingen WEP-sleutel — Voer WEP-codering
74
(lengte van de sleutel), Indeling WEP-sleutel
(ASCII of Hexadecimaal) en WEP-sleutel (de WEP­sleutelgegevens in de geselecteerde indeling) in.
Beveiligingsinstellingen voor 802.1x en WPA/ WPA2
WPA/WPA2 — Selecteer de verificatiemethode:
EAP als u een EAP-invoegtoepassing (Extensible
Authentication Protocol) wilt gebruiken of Vooraf
ged. sleutel als u een wachtwoord wilt gebruiken.
Leg de gewenste instellingen vast:
Instellingen EAP-plug-in — Voer de
instellingen in volgens de instructies van uw serviceprovider.
Vooraf ged. sleutel — Voer een wachtwoord in.
Hetzelfde wachtwoord moet worden ingevoerd op het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
Alleen WPA2 (modus) — In deze modus mogen
alleen apparaten die WPA2 gebruiken een verbinding maken.
Geavanceerde WLAN-instellingen
Selecteer Opties > Geavanc. instellingen en kies een van de volgende opties:
IPv4-instellingen — Voer het IP-adres van het
apparaat, het IP-adres van het subnet, de standaardgateway en de IP-adressen van de primaire en secundaire DNS-servers in. Neem voor deze adressen contact op met uw internetprovider.
IPv6-instellingen — Definieer het type DNS-adres.
Ad-hoc kanaal (alleen voor Ad-hoc) — Selecteer
Door gebruiker gedef. als u handmatig een
kanaalnummer (1-11) wilt invoeren.
Proxyserveradres — Voer het adres van de
proxyserver in.
Proxypoortnummer — Voer het nummer van de
proxypoort in.

Actieve gegevensverbindingen

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Verbind.beheer.
In de weergave Actieve gegevensverbindingen kunt u de geopende gegevensverbindingen bekijken:
gegevensoproepen
packet-gegevensverbindingen
wireless LAN-verbindingen (WLAN)
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de
serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Selecteer Opties > Verbinding verbreken als u een verbinding wilt verbreken.
Selecteer Opties > Alle verbind. verbreken als u alle actieve verbindingen wilt verbreken.
Selecteer Opties > Details als u de details van een verbinding wilt bekijken.

Synchronisatie

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Gegevensoverdr. > Sync.
Met de toepassing Synchronisatie kunt u notities, agenda-items, SMS- en MMS-berichten, browserbookmarks of contacten synchroniseren met verschillende compatibele toepassingen op een compatibele computer of op internet.
U kunt de synchronisatie-instellingen ontvangen in een speciaal bericht van de serviceprovider.
Een synchronisatieprofiel bevat de noodzakelijke instellingen voor synchronisatie.
Wanneer u de toepassing opent, wordt het standaardsynchronisatieprofiel of eerder gebruikt sychronisatieprofiel weergegeven. Als u het profiel wilt wijzigen, tikt u op een synchronisatie-item om het in het profiel op te nemen of het eruit te laten.
Als u synchronisatieprofielen wilt beheren, selecteert u Opties en vervolgens de gewenste optie.
Selecteer Opties > Synchroniseren om gegevens te synchroniseren. Selecteer Annuleren om de synchronisatie tussentijds af te breken.
Connectiviteit
75

Bluetooth-connectiviteit

Bluetooth-connectiviteit

Via Bluetooth kunt u een draadloze verbinding tot stand brengen met andere compatibele apparaten, zoals mobiele telefoons, computers, headsets en carkits.
Connectiviteit
Via de verbinding kunt u afbeeldingen, videoclips, muziek, geluidsfragmenten en notities verzenden, bestanden vanaf een compatibele pc kopiëren en afbeeldingen op een compatibele printer afdrukken.
Aangezien apparaten met draadloze Bluetooth­technologie communiceren via radiogolven, hoeft er geen 'direct zicht' te bestaan tussen de apparaten. De twee apparaten mogen maximaal 10 meter van elkaar zijn verwijderd, hoewel de verbinding wel hinder kan ondervinden van obstakels, zoals muren of andere elektronische apparaten.
Dit apparaat voldoet aan Bluetooth-specificatie 2.0 + EDR met ondersteuning voor de volgende profielen: Dial-Up Networking (DUN), Object Push Profile (OPP), File Transfer Profile (FTP), Hands Free Profile (HFP), Headset Profile (HSP), Basic Imaging Profile (BIP), Remote SIM Access Profile (SimAP), Device Identification Profile (DI), Phonebook Access Profile (PBAP), Generic Audio/Video Distribution Profile (GAVDP), Audio/Video Remote Control Profile (AVRCP),
76
Advanced Audio Distribution Profile (A2DP). Gebruik
uitsluitend de door Nokia goedgekeurde toebehoren voor dit model als u verzekerd wilt zijn van compatibiliteit met andere Bluetooth-apparatuur. Informeer bij de fabrikanten van andere apparatuur naar de compatibiliteit met dit apparaat.
Als functies gebruikmaken van Bluetooth-technologie, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de levensduur van de batterij af.
Als het apparaat is geblokkeerd, zijn er alleen verbindingen met geautoriseerde apparaten mogelijk.

Instellingen

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bluetooth.
Wanneer u de toepassing voor het eerst opent, moet u een naam voor uw apparaat opgeven. Die naam kunt u later wijzigen.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Bluetooth — Hiermee schakelt u de Bluetooth-
verbinding in of uit.
Waarneemb. telefoon — Als u wilt toestaan dat
uw apparaat door andere apparatuur wordt gevonden via draadloze Bluetooth-technologie, selecteert u Waarneembaar. Als u een periode wilt instellen waarna de zichtbaarheid verandert van 'getoond' in 'verborgen', selecteert u
Zichtb.periode instell.. Als u uw apparaat voor
andere apparatuur wilt verbergen, selecteert u
Verborgen.
Naam van mijn telefoon — Wijzig de naam die
wordt weergegeven aan andere apparaten die draadloze Bluetooth-technologie gebruiken.
Externe SIM-modus — Een ander apparaat
inschakelen of uitschakelen, zoals een compatibel carkitaccessoire, om de SIM-kaart in uw apparaat te gebruiken voor het verbinden met het netwerk.

Beveiligingstips

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bluetooth.
Wanneer u geen Bluetooth-verbinding gebruikt en u wilt bepalen wie uw apparaat kan vinden en ermee kan verbinden, selecteert u Bluetooth > Uit of
Waarneemb. telefoon > Verborgen.
Maak geen koppelingen met een onbekend apparaat en accepteer hiervan ook geen verbindingsverzoeken. Zo kunt u uw apparaat vrijwaren van schadelijke inhoud.

Gegevens verzenden met behulp van Bluetooth-connectiviteit

Er kunnen verschillende Bluetooth-verbindingen tegelijk actief zijn. Als u bijvoorbeeld verbonden bent met een compatibele hoofdtelefoon, kunt u
tegelijkertijd ook bestanden uitwisselen met een ander compatibel apparaat.
1. Open de toepassing waar het item dat u wilt
verzenden, is opgeslagen.
2. Tik op een item en selecteer Opties >
Verzenden > Via Bluetooth.
Apparaten met draadloze Bluetooth-technologie die zich binnen het bereik bevinden, worden weergegeven. Dit zijn de apparaatpictogrammen:
computer
telefoon
audio- of videoapparaat
ander apparaat
Selecteer Stoppen als u de zoekopdracht wilt onderbreken.
3. Selecteer het apparaat waarmee u verbinding wilt
maken.
4. Als voor het andere apparaat een koppeling is
vereist voordat gegevens kunnen worden verzonden, klinkt er een geluidssignaal en wordt u gevraagd een wachtwoord op te geven. Op beide apparaten moet hetzelfde wachtwoord worden ingevoerd.
Wanneer de verbinding is gemaakt, verschijnt
Gegevens worden verzonden.
Connectiviteit
77
Tip: Wanneer u naar apparaten zoekt, wordt
voor sommige apparatuur alleen het unieke adres (apparaatadres) getoond. Als u het unieke adres van uw apparaat wilt weten, typt u
*#2820# .

Apparaten koppelen

Connectiviteit
Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bluetooth.
Als u compatibele apparatuur aan uw apparaat wilt koppelen en uw gekoppelde apparatuur wilt weergeven, opent u het tabblad Gekoppelde
apparaten.
Stel voordat u de koppeling uitvoert uw wachtwoord in (1 tot 16 cijfers) en spreek met de eigenaar van het andere apparaat af hetzelfde wachtwoord te gebruiken. Bij apparaten zonder gebruikersinterface wordt het wachtwoord gebruikt dat in de fabriek is ingesteld. Het wachtwoord is voor eenmalig gebruik.
1. Als u een apparaat wilt koppelen, selecteert u
Opties > Nw gekoppeld apparaat. Apparaten die
binnen het bereik vallen worden weergegeven.
2. Selecteer het apparaat en voer het wachtwoord in.
Hetzelfde wachtwoord moet ook op het andere apparaat worden ingevoerd.
3. Sommige audioaccessoires worden na het
78
koppelen automatisch met uw apparaat verbonden. Als dat niet het geval is en u wilt met
een accessoire verbinden, selecteert u Opties >
Verb. met audioapparaat.
Gekoppelde apparaten zijn te herkennen aan het symbool
Als u een apparaat als geautoriseerd of niet­geautoriseerd wilt instellen, kiest u een van de volgende opties:
Geautoriseerd — Verbindingen tussen uw
apparaat en het geautoriseerde apparaat kunnen worden gemaakt zonder dat u het weet. U wordt niet gevraagd de verbinding goed te keuren of te accepteren. Gebruik deze status uitsluitend voor uw eigen apparatuur, zoals uw compatibele headset of pc, of voor apparaten die toebehoren aan iemand die u vertrouwt. apparatuur in de weergave voor gekoppelde apparaten.
Niet geautoriseerd — Verbindingsverzoeken van
dit apparaat moeten altijd afzonderlijk worden geaccepteerd.
Als u een koppeling met een apparaat wilt annuleren, selecteert u Opties > Verwijderen.
Selecteer Opties > Alle verwijderen als u alle koppelingen wilt annuleren.
in de lijst met apparaten.
verwijst naar geautoriseerde

Gegevens ontvangen met behulp van Bluetooth-connectiviteit

Wanneer u gegevens ontvangt via een Bluetooth­verbinding, klinkt er een geluidssignaal en wordt u gevraagd of u het bericht wilt accepteren. Als u het bericht accepteert, wordt het item in de map Inbox van Berichten geplaatst. Berichten die zijn ontvangen via een Bluetooth­verbinding, worden aangeduid met
weergegeven en wordt
.

Apparaten blokkeren

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bluetooth.
Als u een apparaat wilt blokkeren zodat het geen Bluetooth-verbinding met uw apparaat tot stand kan brengen, opent u het tabblad Gekoppelde
apparaten. Tik op een apparaat dat u wilt blokkeren,
als het nog niet gemarkeerd is, en selecteer Opties >
Blokkeren.
Als u de blokkering van een apparaat wilt opheffen, opent u het tabblad Geblokkrde. apparaten, tikt u op een apparaat (als het nog niet gemarkeerd is) en selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u de blokkering van alle geblokkeerde apparaten wilt opheffen, selecteert u Opties > Alle
verwijderen.
Als u een koppelingsverzoek van een ander apparaat wilt weigeren, wordt u gevraagd of u alle toekomstige verbindingsverzoeken van dit apparaat wilt blokkeren. Als u bevestigt dat u deze verzoeken wilt blokkeren, wordt het externe apparaat toegevoegd aan de lijst met geblokkeerde apparaten.

Externe SIM-modus

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Bluetooth.
Voordat de externe SIM-modus kan worden geactiveerd, moeten beide apparaten worden gekoppeld en moet de koppeling vanaf het andere apparaat worden gestart. Gebruik bij het koppelen een numeriek wachtwoord van 16 cijfers en stel het andere apparaat in als geautoriseerd.
Als u de externe SIM-modus met een compatibel carkit­accessoire wilt gebruiken, activeert u de Bluetooth­verbinding en schakelt u het gebruik van de externe SIM-modus in met uw apparaat. Activeer de externe SIM-modus vanaf het andere apparaat.
Wanneer de externe SIM-modus op uw apparaat is ingeschakeld, wordt Externe SIM-modus op het startscherm weergegeven. De verbinding met het draadloze netwerk is uitgeschakeld, zoals aangeduid door
in het gebied voor de signaalsterkte. Dit betekent dat u geen SIM-kaartdiensten of functies kunt gebruiken die netwerkdekking vereisen.
Connectiviteit
79
Als het draadloze apparaat in de externe SIM-modus staat, kunt u alleen via een compatibele en aangesloten uitbreiding, zoals een carkit, gesprekken voeren of ontvangen. U kunt in deze modus geen nummers kiezen met uw draadloze apparaat, behalve de alarmnummers die in het apparaat zijn geprogrammeerd. Als u wilt bellen met uw apparaat,
Connectiviteit
moet u de externe SIM-modus verlaten. Als het apparaat is vergrendeld, moet u de beveiligingscode invoeren om deze te ontgrendelen.
Als u de externe SIM-modus wilt verlaten, drukt u op de aan/uit-toets en selecteert u Externe SIM sluiten.
USB
Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
USB.
Selecteer Vragen bij
verbinding > Ja als
u wilt instellen dat het doel van de verbinding telkens moet worden opgegeven wanneer een compatibele gegevenskabel wordt aangesloten.
Als de optie Vragen bij verbinding is uitgeschakeld en u de modus tijdens een actieve verbinding wilt wijzigen, selecteert u USB-verbindingsmodus en
80
maakt u een keuze uit de volgende opties:
PC Suite — Gebruik pc-toepassingen van Nokia,
zoals Nokia Ovi Suite en Nokia Software Updater.
Massaopslag — Hiermee brengt u gegevens over
tussen het apparaat en een compatibele pc.
Afbeeld. overdragen — Hiermee drukt u
afbeeldingen af op een compatibele printer.
Mediaoverdracht — Hiermee synchroniseert u
muziek met Windows Media Player.

Pc-verbindingen

U kunt uw mobiele apparaat gebruiken met een keur aan compatibele toepassingen voor pc-verbindingen en gegevenscommunicatie. Zo kunt u met Nokia Ovi Suite bestanden en afbeeldingen van uw apparaat naar een compatibele computer overbrengen.
Als u Ovi Suite met de USB-verbindingsmodus wilt gebruiken, selecteert u PC Suite-modus.
Zie het ondersteuningsgedeelte van www.ovi.com voor meer informatie over Ovi Suite.

Beheerinstellingen

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Beheerinstell..
Als u de online tijd voor de gegevensoproepverbinding wilt instellen, selecteert u Gegevensoproep. De instellingen voor gegevensoproepen hebben effect op
alle toegangspunten die gebruikmaken van een GSM­gegevensoproep.

Instellingen voor packet-gegevens

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Beheerinstell. > Packet-ggvns.
De instellingen voor packet-gegevens gelden voor alle toegangspunten waarvoor een packet­gegevensverbinding wordt gebruikt.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Packet-ggvnsverbinding — Als u Automat. bij
signaal selecteert en u bent in een netwerk dat
packet-gegevens ondersteunt, wordt het apparaat geregistreerd op het packet-gegevensnetwerk. Het starten van een actieve packet-gegevensverbinding (bijvoorbeeld voor het versturen en ontvangen van e-mail) is een snellere optie dan wanneer het apparaat een packet-gegevensverbinding tot stand brengt wanneer het nodig is. Als er geen packet­gegevensverbinding is, probeert het apparaat geregeld een packet-gegevensverbinding tot stand te brengen. Als u Wanneer nodig selecteert, gebruikt het apparaat alleen een packet­gegevensverbinding als u een toepassing of actie start waarvoor een packet-gegevensverbinding nodig is.
Toegangspunt — U moet de naam van het
toegangspunt invullen als u het apparaat wilt
gebruiken als packet-gegevensmodem voor de computer.
Snelle toeg. packet-geg. — Hiermee schakelt u
het gebruik van HSDPA (netwerkdienst) in UMTS­netwerken in of uit.

SIP-instellingen

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Beheerinstell. > SIP-instellingen.
SIP-instellingen (Session Initiation Protocol) zijn nodig voor bepaalde netwerken die SIP gebruiken. U ontvangt de instellingen mogelijk in een SMS-bericht van de serviceprovider. U kunt deze instellingsprofielen bekijken, verwijderen of maken in SIP-instellingen.

Naamcontrole toegangspunt

Selecteer Menu > Instellingen en Connectiviteit >
Beheerinstell. > Tgpt.namen bhr..
Met de naamcontroledienst voor toegangspunten kunt u packet-gegevensverbindingen beperken en het apparaat zo instellen dat alleen bepaalde toegangspunten voor packet-gegevens worden gebruikt.
Deze instelling is alleen beschikbaar als de SIM-kaart de controledienst van het toegangspunt ondersteunt.
Als u de controledienst wilt in- of uitschakelen, of als u de toegestane toegangspunten wilt wijzigen,
Connectiviteit
81
selecteert u Opties en de overeenkomstige optie. U hebt uw PIN2-code nodig om de opties te wijzigen. Neem voor de code contact op met uw serviceprovider.
Connectiviteit
82

Internet

Met de webbrowser kunt u HTML-webpagina's (hypertext markup language) op internet bekijken zoals deze oorspronkelijk zijn ontworpen. U kunt ook webpagina's bekijken die speciaal voor mobiele apparaten zijn ontworpen, en XHTML (extensible hypertext markup language) of WML (wireless markup language) gebruiken.
Om op het web te kunnen surfen moet in uw apparaat een internettoegangspunt zijn geconfigureerd. Het gebruik van een webbrowser vereist netwerkondersteuning.

Op internet surfen

Selecteer Menu > Web.
Als u op internet wilt surfen, selecteert u
webadres op de werkbalk en voert u een webadres in.
De browser activeert automatisch de modus Volledig scherm. Dubbeltik op het pijlpictogram in de rechterbenedenhoek om de modus Volledig scherm te verlaten.
Sommige webpagina's kunnen materiaal bevatten, bijvoorbeeld afbeeldingen en geluiden, die alleen kunnen worden bekeken als uw apparaat over veel
Ga naar
geheugen beschikt. Als er geen geheugen meer beschikbaar is tijdens het laden van een dergelijke webpagina, worden de afbeeldingen op de pagina niet weergegeven.
Als u bij het bladeren door webpagina's grafische afbeeldingen wilt uitschakelen om geheugen te besparen en pagina's sneller te laden, selecteert u
Opties > Instellingen > Pagina > Inhoud laden > Alleen tekst.
Als u een webadres wilt invoeren, selecteert u
Opties > Ga naar > Nieuwe webpagina.
Als u de inhoud van de webpagina wilt vernieuwen, selecteert u Opties > Webpaginaopties >
Opnieuw laden.
Als u de huidige webpagina wilt opslaan als bookmark, selecteert u Opties > Webpaginaopties > Opslaan
als bookmark.
Als u snapshots wilt weergeven van de webpagina's die u tijdens de huidige browsersessie hebt bezocht, selecteert u Terug (beschikbaar als
Geschiedenislijst is ingeschakeld in de
browserinstellingen en als de huidige webpagina niet de eerste pagina is die u bezoekt).
Internet
83
Selecteer Opties > Webpaginaopties > Pop-ups
blokkeren of Pop-ups toestaan als u wilt voorkomen
of toestaan dat meerdere vensters automatisch worden geopend.
Internet
Als u op een webpagina wilt inzoomen, dubbeltikt u op het scherm.
Tip: Als u de browser wilt minimaliseren zonder de toepassing te verlaten of de verbinding te verbreken, drukt u eenmaal op de end-toets. Als u de verbinding wilt verbreken, drukt u op de end-toets en houdt u deze ingedrukt.

Browserwerkbalk

Met de browserwerkbalk kunt u gemakkelijk vaak gebruikte functies van de browser selecteren.
Als u tijdens het bladeren de werkbalk wilt weergeven, selecteert u de pijl in de rechterbenedenhoek.
Selecteer vanaf de werkbalk het volgende:
Werkbalk uitvouwen — Hiermee breidt u de
werkbalk uit om meer werkbalkfuncties te openen.
Ga naar webadres — Voer een webadres in.
Zoom weergeven — Hiermee zoomt u in of uit
op de webpagina.
Als u de uitgebreide werkbalk wilt gebruiken, selecteert u volgende opties:
84
Werkbalk uitvouwen en een van
Ga nr feeds — Hiermee geeft u uw huidige
feedabonnementen weer.
URL verzenden — Verstuur het webadres van
de huidige pagina naar een ander apparaat.
Schak. vnstrs — Schakelen tussen geopende
browservensters.
Ab. op feeds — Een lijst met webfeeds op de
huidige internetpagina weergeven, en een abonnement op een webfeed nemen.
Instellingen — Hiermee bewerkt u de
instellingen.
Bookm. opsl. — Hiermee slaat u de huidige
webpagina op als bookmark.
Opnw laden — De webpagina vernieuwen.
Overzicht — Hiermee geeft u een overzicht van
de huidige webpagina weer.
Homepage — Hiermee gaat u naar de
homepage (als deze is gedefinieerd in instellingen).
Bookmarks — Hiermee opent u de weergave
Bookmarks.
Trefw. zkn — Hiermee zoekt u op de huidige
webpagina.

Navigeren op webpagina's

Wanneer u door een webpagina bladert die zeer veel informatie bevat, kunt u paginaoverzicht gebruiken om te bekijken welk type informatie de webpagina bevat.
Als u een overzicht van de huidige webpagina wilt zien, opent u de taakbalk en selecteert u
> .

Webfeeds en blogs

Selecteer Menu > Web. Webfeeds zijn XML-bestanden op webpagina's die voor
delen worden gebruikt, bijvoorbeeld het laatste nieuws of blogs. Webfeeds vindt u gewoonlijk op web-, blog- en wiki-pagina's.
De browsertoepassing detecteert automatisch of een webpagina webfeeds bevat.
Als er webfeeds beschikbaar zijn, selecteert u Opties >
Abonneren op webfeeds om u op de webfeeds te
abonneren.
Als u een webfeed wilt bijwerken, selecteert u een feed in de weergave Webfeeds en selecteert u Opties >
Webfeedopties > Vernieuwen.
Als u wilt opgeven of webfeeds automatisch moeten worden bijgewerkt, selecteert u in de weergave Webfeeds Opties > Bewerken > Bewerken. Deze optie is niet beschikbaar als u een of meer feeds hebt gemarkeerd.

Inhoud zoeken

Selecteer Menu > Web.
Als u in de huidige webpagina tekst wilt zoeken, selecteert u Opties > Trefwoord zoeken.
Als u vanaf de werkbalk naar de volgende overeenkomst wilt gaan, selecteert u
zoeken.
Als u vanaf de werkbalk naar de vorige overeenkomst wilt gaan, selecteert u
Vorige zoeken.
Volgende

Bookmarks

Selecteer Menu > Web. Selecteer Opties > Ga naar > Bookmarks. U kunt
webadressen selecteren uit een lijst of uit een verzameling bookmarks in de map Onlangs bezochte pag..
Met de werkbalk kunt u veel gebruikte functies van de browser gemakkelijk selecteren.
Selecteer vanaf de werkbalk het volgende:
Bookmark toevoegen — Hiermee voegt u een
nieuwe bookmark toe.
Ga naar webadres — Hiermee gaat u naar een
nieuw webadres.
Verwijderen — Hiermee verwijdert u een
bookmark.
Als u naar een nieuwe webpagina wilt gaan, selecteert u Opties > Ga naar > Nieuwe webpagina.
Internet
85
Als u bookmarks wilt versturen en toevoegen of als u een bookmark als de homepage wilt instellen, selecteert u Opties > Bookmarkopties.
Als u bookmarks wilt bewerken, verplaatsen of
Internet
verwijderen, selecteert u Opties > Bookmark-
beheer.

De cache wissen

De opgevraagde gegevens of diensten worden opgeslagen in het cachegeheugen van het apparaat.
Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt om gegevens tijdelijk op te slaan. Als u toegang hebt gezocht of gehad tot vertrouwelijke informatie waarvoor u een wachtwoord moet opgeven, kunt u de cache van het apparaat na gebruik beter legen.
Als u de cache wilt leegmaken, selecteert u Opties >
Privacyggvns wissen > Cache.

De verbinding verbreken

Als u de verbinding wilt beëindigen en de browser wilt sluiten, selecteert u Opties > Afsluiten.
Als u de gegevens wilt verwijderen die door de netwerkserver worden verzameld over de door u bezochte webpagina's, selecteert u Opties >
Privacyggvns wissen > Cookies.
86

Beveiliging van de verbinding

Als het beveiligingspictogram ( ) tijdens een verbinding wordt weergegeven, is het gegevensverkeer tussen het apparaat en de internetgateway of server gecodeerd.
Het veiligheidspictogram geeft niet aan dat de gegevensoverdracht tussen de gateway en de contentaanbieder (of de locatie waar de aangevraagde bron is opgeslagen) veilig is. De serviceprovider beveiligt de gegevensoverdracht tussen de gateway en de contentaanbieder.
Voor sommige diensten, bijvoorbeeld bankieren, is een beveiligingscertificaat vereist. Er verschijnt een melding als de identiteit van de server niet klopt of het juiste beveiligingscertificaat niet op het apparaat aanwezig is. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Belangrijk: Hoewel het gebruik van certificaten
de risico's van externe verbindingen en de installatie van software aanzienlijk beperkt, moet u de certificaten wel op de juiste wijze gebruiken om te kunnen profiteren van een verbeterde beveiliging. De aanwezigheid van een certificaat biedt op zichzelf geen enkele bescherming. De beveiliging wordt pas verbeterd als de certificaten correct, authentiek of vertrouwd zijn. Certificaten hebben een beperkte geldigheid. Als wordt aangegeven dat het certificaat is
verlopen of dat het nog niet geldig is, terwijl het certificaat geldig zou moeten zijn, controleert u dan of de huidige datum en tijd van het apparaat goed zijn ingesteld.
Voordat u certificaatinstellingen wijzigt, moet u controleren of de eigenaar van het certificaat kan worden vertrouwd en of het certificaat werkelijk van de opgegeven eigenaar afkomstig is.

Webinstellingen

Selecteer Menu > Web en Opties > Instellingen en een van de volgende opties:
Algemene instellingen
Toegangspunt — Het standaardtoegangspunt
wijzigen. Sommige of alle toegangspunten kunnen vooraf door uw serviceprovider voor het apparaat zijn ingesteld. Mogelijk kunt u deze instellingen niet wijzigen, bewerken of verwijderen.
Homepage — De homepage definiëren.
Geschiedenislijst — Als u tijdens het bladeren
Aan selecteert, kunt u Terug selecteren om een lijst
weer te geven van de pagina's die u tijdens de huidige sessie hebt bezocht.
Voorvoegsel webadres — Geef op welk
achtervoegsel standaard voor webadressen moet worden gebruikt, wanneer u een webadres in het veld Ga naar invoert (bijvoorbeeld .com of .org).
Veiligheidswrschwngn — Hiermee verbergt of
toont u veiligheidswaarschuwingen.
Java/ECMA-script — Hiermee schakelt u het
gebruik van scripts in of uit.
Java/ECMA-scriptfouten — Selecteer of u
scriptmeldingen wilt ontvangen.
Openen bij downloaden — Selecteer of u een
bestand wilt kunnen openen terwijl het wordt gedownload.
Pagina-instellingen
Inhoud laden — Selecteer of u tijdens het bladeren
afbeeldingen en andere objecten wilt laden. Als u
Alleen tekst selecteert, kunt u Opties > Instrumenten > Afbeeldingen laden selecteren
om later tijdens het bladeren afbeeldingen of objecten te laden.
Standaardcodering — Als teksttekens niet juist
worden weergegeven, kunt u een andere codering selecteren die overeenkomt met de taal voor de huidige pagina.
Pop-ups blokkeren — Hiermee staat u toe of
voorkomt u dat verschillende pop-upvensters tijdens het surfen automatisch worden geopend.
Automat. opnieuw laden — Selecteer of
webpagina's automatisch moeten worden vernieuwd tijdens het bladeren.
Tekengrootte — Hiermee geeft u de lettergrootte
voor webpagina's op.
Privacy-instellingen
Internet
87
Onlangs bezochte pag. — Hiermee schakelt u het
automatisch verzamelen van bookmarks in of uit. Selecteer Onlangs bezochte pag. als u de adressen van de bezochte webpagina's wilt blijven opslaan in
Internet
de map Map verbergen.
Formulierggvns opslaan — Selecteer of het
wachtwoord en de gegevens die u invoert op verschillende formulieren op een webpagina moeten worden opgeslagen en de volgende keer dat u de pagina opent moeten worden gebruikt.
Cookies — Hiermee schakelt u het ontvangen en
verzenden van cookies in of uit.
Instellingen voor webfeeds
Toeg.p. voor autom. aanp. — Selecteer het
gewenste toegangspunt voor bijwerken. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer Automatische
updates actief is.
Update bij roaming — Selecteer of webfeeds
automatisch moeten worden bijgewerkt tijdens het roamen.
88

Positiebepaling (GPS)

U kunt toepassingen, zoals GPS-gegevens, gebruiken om na te gaan wat uw locatie is of om afstanden en coördinaten te berekenen. Voor deze toepassingen is een GPS-verbinding vereist.

Informatie over GPS

De coördinaten in het GPS worden uitgedrukt in graden en decimale graden op basis van het internationale coördinatensysteem WGS-84.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het onderhoud van het systeem. De accuratesse van de locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met betrekking tot de GPS­satellieten en is onderhevig aan veranderingen in het GPS-beleid van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en kwaliteit van GPS-signalen kunnen negatief worden beïnvloed door uw positie,
gebouwen, natuurlijke obstakels en weersomstandigheden. U moet de GPS-ontvanger alleen buitenshuis gebruiken voor de ontvangst van GPS-signalen.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
Als u verschillende positioneringsmethoden wilt inschakelen of uitschakelen, selecteert u Menu >
Toepassingen > Locatie en Positiebepaling > Positiebep.methoden.

A-GPS (Assisted GPS)

Uw apparaat ondersteunt ook A-GPS (Assisted GPS). A-GPS is een netwerkdienst. Assisted-GPS (A-GPS) wordt gebruikt voor het
verkrijgen van aanvullende gegevens via een pakketgegevensverbinding, zodat u gemakkelijker de coördinaten van uw huidige locatie kunt berekenen wanneer het apparaat signalen ontvangt van satellieten.
Positiebepaling (GPS)
89
Wanneer u A-GPS activeert, ontvangt uw apparaat via het mobiele netwerk nuttige satellietgegevens van een hulpgegevensserver. Met behulp van deze hulpgegevens kan de GPS-positie sneller worden gedetecteerd in het apparaat.
Uw apparaat is standaard geconfigureerd voor gebruik van de Nokia A-GPS-dienst, als er geen A-GPS­instellingen voor een specifieke serviceprovider voorhanden zijn. De hulpgegevens worden alleen van de server van de Nokia A-GPS-dienst opgehaald wanneer dat nodig is.
Positiebepaling (GPS)
Als u de dienst A-GPS wilt uitschakelen, selecteert u
Menu > Toepassingen > Locatie en Opties > Instell. positiebepaling > Positiebep.methoden > Assisted GPS > Uitschakelen.
U moet op uw apparaat een internettoegangspunt definiëren als u via een gegevensverbinding hulpgegevens van de Nokia A-GPS-dienst wilt ophalen. Het toegangspunt voor A-GPS kan worden gedefinieerd in positiebepalingsinstellingen. Voor deze dienst kan geen draadloos LAN-toegangspunt (WLAN) worden gebruikt.Er kan alleen internettoegangspunt voor een gegevensverbinding worden gebruikt. U wordt gevraagd het internettoegangspunt te selecteren wanneer u GPS voor het eerst gebruikt.
90

Het apparaat correct vasthouden

Wanneer u de GPS-ontvanger gebruikt, moet u zorgen dat u de antenne niet met uw hand bedekt.
Het kan enkele seconden tot enkele minuten duren voordat een GPS­verbinding tot stand is gebracht. In een voertuig duurt dit mogelijk langer.
De GPS-ontvanger kost batterijvermogen. Als u de GPS-ontvanger gebruikt, is de batterij mogelijk sneller leeg.

Tips voor het maken van een GPS-verbinding

De status van het satellietsignaal controleren
Als u wilt nagaan hoeveel satellieten het apparaat heeft gevonden en of het apparaat satellietsignalen ontvangt, selecteert u Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens > Positie > Opties > Satellietstatus.
Als uw apparaat satellieten heeft gevonden, wordt voor elke satelliet een balk weergegeven in de weergave met satellietgegevens. Hoe langer de balk, des te sterker is het satellietsignaal. Wanneer het apparaat voldoende gegevens van het satellietsignaal heeft ontvangen om de coördinaten van uw locatie te berekenen, wordt de balk blauw.
Als u de positie van gevonden satellieten wilt zien, selecteert u Wrg. wzgn.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van minstens vier satellieten ontvangen om de coördinaten van uw locatie te kunnen berekenen. Nadat een eerste berekening is gemaakt, kunnen verdere berekeningen van de coördinaten van uw locatie mogelijk worden uitgevoerd met drie satellieten. In het algemeen is de berekening echter nauwkeuriger als er meer satellieten worden gevonden.
Houd rekening met het volgende als het apparaat geen satellietsignaal kan detecteren:
Als u binnen bent, ga dan naar buiten om een beter
signaal te ontvangen.
Ga als u buiten bent naar een omgeving met minder
obstakels.
Controleer of de GPS-antenne van het apparaat niet
wordt afgedekt door uw hand.
Slechte weersomstandigheden kunnen de
signaalsterkte beïnvloeden.
Sommige voertuigen hebben getint (athermisch)
glas, dat de satellietsignalen kan blokkeren.

Positieaanvragen

Mogelijk ontvangt u van een netwerkdienst een aanvraag om uw positiegegevens te ontvangen. Serviceproviders kunnen op basis van de locatie van het apparaat informatie aanbieden over lokale onderwerpen, bijvoorbeeld weer of verkeer.
Wanneer u een positieaanvraag ontvangt, verschijnt er een bericht met informatie over de dienst die de aanvraag heeft verzonden. Selecteer Accepteren om toestemming te geven voor het verzenden van uw positiegegevens of Weigeren om de aanvraag te weigeren.

Plaatsen

Selecteer Menu > Toepassingen > Locatie en
Plaatsen.
Met behulp van Plaatsen kunt u positiegegevens van bepaalde locaties op uw apparaat opslaan. U kunt de opgeslagen locaties in verschillende categorieën
Positiebepaling (GPS)
91
sorteren, bijvoorbeeld zakelijk, en er andere gegevens aan toevoegen, zoals adressen. U kunt uw opgeslagen plaatsen gebruiken in compatibele toepassingen, zoals GPS-gegevens.
GPS-coördinaten worden uitgedrukt in graden en decimale graden op basis van het internationale coördinatensysteem WGS-84.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Nieuwe plaats — Hiermee kunt u een nieuwe
plaats maken. Selecteer Huidige positie om een
Positiebepaling (GPS)
positieaanvraag voor uw huidige locatie te maken. Selecteer Handmatig opgeven als u de positiegegevens handmatig wilt invoeren.
Bewerken — Hiermee kunt u gegevens van een
opgeslagen plaats bewerken of aan de plaats toevoegen (bijvoorbeeld een adres).
Toevoegen aan categorie — Hiermee kunt u een
plaats toevoegen aan een categorie in Plaatsen. Selecteer elke categorie waaraan u de plaats wilt toevoegen.
Verzenden — Hiermee kunt u een of meerdere
plaatsen naar een compatibel apparaat versturen. Plaatsen die u hebt ontvangen worden opgeslagen in de map Inbox in Berichten.
U kunt uw plaatsen onderverdelen in vooraf ingestelde categorieën en nieuwe categorieën maken. Als u nieuwe plaatscategorieën wilt bewerken en maken,
92
opent u het tabblad Categorieën en selecteert u
Opties > Categorieën bewerken.

GPS-gegevens

GPS-gegevens zijn ontworpen om toegang te bieden tot informatie over de route naar een geselecteerde bestemming, positiegegevens over uw huidige locatie en reisgegevens, zoals de geschatte afstand tot de bestemming en de geschatte reisduur.
Selecteer Menu > Toepassingen > Locatie en GPS-
gegevens.

Route-instructies

Selecteer Menu > Toepassingen > Locatie en GPS-
gegevens > Navigatie.
Start de route-instructies buiten. Als u dit binnen doet, ontvangt de GPS-ontvanger mogelijk niet de benodigde informatie van de satellieten.
Route-instructies zijn bedoeld om u de snelste en de kortste weg naar uw bestemming te tonen, gemeten in een rechte lijn. Obstakels onderweg, zoals gebouwen en natuurlijke obstakels, worden genegeerd. Bij het berekenen van de afstand worden hoogteverschillen buiten beschouwing gelaten. Route-instructies zijn alleen actief wanneer u in beweging bent.
Als u de bestemming van uw reis wilt instellen, selecteert u Opties > Bestemming instellen en een plaats als de bestemming of voert u de lengte- en breedtecoördinaten in. Als u de ingestelde bestemming voor uw reis wilt wissen, selecteert u
Navigatie stoppen.

Positiegegevens ophalen

Selecteer Menu > Toepassingen > Locatie en GPS-
gegevens > Positie.
In de positieweergave kunt u de positiegegevens van uw huidige locatie bekijken. U ziet ook een schatting van de juistheid van de locatie.
Als u uw huidige locatie als een plaats wilt opslaan, selecteert u Opties > Positie opslaan. Plaatsen zijn opgeslagen locaties met meer informatie, die kunnen worden gebruikt in andere compatibele toepassingen en tussen compatibele apparaten worden overgebracht.

Tripmeter

Selecteer Menu > Toepassingen > Locatie en GPS-
gegevens > Tripafstand.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Als u de berekening van de reisafstand wilt in- of uitschakelen, selecteert u Opties > Starten of
Stoppen. De berekende waarden blijven op het scherm
staan. Gebruik deze functie buitenshuis voor een beter GPS-signaal.
Als u de reisafstand en -tijd en de gemiddelde en maximumsnelheid op nul wilt instellen en een nieuwe berekening wilt starten, selecteert u Opties >
Opnieuw instellen. Als u de odometer en de totale tijd
op nul wilt instellen, selecteert u Opnieuw starten.
Positiebepaling (GPS)

Instellingen voor positionering

Selecteer Menu > Toepassingen > Locatie en
Positiebepaling.
Methoden voor positionering
Selecteer een van de volgende opties:
Integrated GPS — Hiermee gebruikt u de
geïntegreerde GPS-ontvanger van het apparaat.
Assisted GPS — Gebruik A-GPS (Assisted GPS) om
hulpgegevens te ontvangen van een hulpgegevensserver.
Bluetooth GPS — Hiermee gebruikt u een
compatibele externe GPS-ontvanger met Bluetooth­connectiviteit.
93
Op basis van netwrk — Hiermee geeft u op dat de
gegevens van het mobiele netwerk moeten worden gebruikt (netwerkdienst).
Positioneringsserver
Als u een toegangspunt en positiebepalingsserver voor A-GPS wilt definiëren, selecteert u
Positiebepalingsserver. Het is mogelijk dat de
positiebepalingsserver vooraf is ingesteld door de serviceprovider, en mogelijk kunt u de instellingen niet bewerken.
Positiebepaling (GPS)
Notatie-instellingen
Als u wilt opgeven welk meetsysteem u voor snelheden en afstanden wilt gebruiken, selecteert u
Meetsysteem > Metrisch of Brits.
Als u wilt opgeven met welke notatie de coördinaatgegevens in uw apparaat moeten worden weergegeven, selecteert u Notatie coördinaten en de gewenste notatie.
94

Nokia Kaarten

Kaarten

Selecteer Menu > Kaarten. Met Kaarten kunt u uw huidige locatie op de kaart
weergeven, over kaarten schuiven naar verschillende steden en landen, zoeken naar adressen en verschillende interessante locaties, routes tussen locaties plannen en locaties als oriëntatiepunten opslaan en naar compatibele apparaten verzenden. Ook kunt u licenties aanschaffen voor extra diensten, zoal reisgidsen, verkeersinformatie en navigatie met gesproken begeleiding. Deze diensten zijn niet voor alle landen of regio's beschikbaar.
Wanneer u Kaarten de eerste keer gebruikt, moet u mogelijk een internettoegangspunt selecteren voor het downloaden van kaarten.
Als u bladert naar een gebied dat niet valt onder de kaarten die u hebt gedownload op uw apparaat, wordt een kaart voor dat gebied automatisch gedownload via internet. Sommige kaarten zijn mogelijk beschikbaar op uw apparaat of geheugenkaart. Ook kunt u kaarten downloaden met de pc-software Nokia Map Loader. Zie de website www.nokia.com/maps voor meer informatie over het installeren van Nokia Map Loader op een compatibele pc.
Tip: Als u kosten van gegevensoverdracht wilt vermijden, kunt u Kaarten ook gebruiken zonder internetverbinding: u bladert door de kaarten die zijn opgeslagen op uw apparaat of geheugenkaart.
Bijna alle digitale cartografie is niet helemaal accuraat en volledig. Vertrouw nooit uitsluitend op de cartografie die u voor dit apparaat hebt gedownload.
Het downloaden van extra services kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact op met de serviceprovider voor meer informatie over de kosten voor gegevensoverdracht.

Netwerkpositionering

Selecteer Menu > Kaarten. U kunt het mobiele netwerk gebruiken om uw huidige
locatie te vinden, zelfs binnen. Dit gaat sneller maar is minder nauwkeurig dan met GPS, en u kunt de locatie niet gebruiken als beginpunt voor navigatie.
Als u het mobiele netwerk wilt gebruiken voor positionering, selecteert u de methode voor positionering via het netwerk in de
Nokia Kaarten
95
apparaatinstellingen. Als u de toepassing Kaart start terwijl uw GPS-verbinding gereed is, wordt GPS gebruikt als positioneringsmethode in plaats van het mobiele netwerk.

Kompas

Nokia Kaarten
Selecteer Menu > Kaarten. Uw apparaat heeft een intern kompas. Wanneer het
kompas is ingeschakeld, is de cirkel rond het kompas groen en wordt de kaartweergave automatisch aangepast aan de richting waarin de bovenkant van het apparaat wijst.
Het kompas is standaard ingeschakeld. Als u het kompas wilt uitschakelen, selecteert u in de hoofdweergave Kaarten Opties > Instrumenten >
Kompas uitschakelen. Wanneer het kompas niet is
ingeschakeld, is de cirkel rond het kompas wit en wordt de kaartweergave niet automatisch gedraaid. Het uitschakelen van het kompas is alleen van toepassing op de huidige sessie. De volgende keer dat u Kaarten opent, wordt het kompas automatisch weer ingeschakeld.
Controleer het volgende voordat u het kompas kalibreert:
De apparaatsensoren zijn ingeschakeld. Selecteer
96
Menu > Instellingen > Telefoon > Sensorinstell. > Sensoren > Aan.
De GPS-verbinding is actief.
De kaart is op uw GPS-positie ingezoomd. Als dit niet
het geval is, wordt het kompaspictogram niet weergegeven.
Het kompas kalibreren:
Draai het apparaat in een doorgaande beweging om alle assen, totdat de kleur van de kalibreringsindicator groen dit dat het kompas niet nauwkeurig is. Als de indicator rood
wordt. Als de indicator geel is, betekent
is, is het kompas niet gekalibreerd.

Over de kaart schuiven

Selecteer Menu > Kaarten.
Als u wilt inzoomen op uw GPS-positie of de laatste bekende locatie, selecteert u Opties > Mijn positie.
Wanneer de GPS-verbinding actief is, wordt uw huidige
locatie met
aangegeven op de kaart.
Als u over de kaart wilt schuiven, sleept u de kaart. De kaart is standaard naar het noorden gericht.
Wanneer u over de kaart op het scherm schuift, wordt automatisch een nieuwe kaart gedownload als u naar een gebied schuift dat buiten de reeds gedownloade kaarten valt. De kaarten worden automatisch opgeslagen in het apparaatgeheugen of op een compatibele geheugenkaart (als u deze hebt geïnstalleerd).
Als u wilt inzoomen en uitzoomen op de kaart, selecteert u + en - .

Schermsymbolen

Het GPS-symbool geeft weer of er satellietsignalen beschikbaar zijn. Eén balk staat voor één satelliet. Wanneer het apparaat probeert satellietsignalen te vinden, is de balk geel. Wanneer het apparaat voldoende gegevens van de satellieten heeft ontvangen om het GPS-toestel uw positie te laten berekenen, wordt de balk groen. Hoe meer groene balken er zijn, des te betrouwbaarder zal de berekening van de positie zijn.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van minstens vier satellieten ontvangen om de coördinaten van uw locatie te kunnen berekenen. Na de aanvankelijke berekening is het signaal van drie satellieten mogelijk genoeg.
Het symbool voor gegevensoverdracht geeft aan welke internetverbinding wordt gebruikt en hoeveel gegevens er zijn overgebracht sinds de toepassing werd gestart.

Locatie zoeken

Selecteer Menu > Kaarten.
Als u een locatie wilt zoeken in de stad of het gebied dat op de kaart is weergegeven, geeft u het volledige of gedeeltelijke adres van de locatie op in het zoek veld. Druk op de groene pijl en selecteer Zoeken. Als u een locatie wilt zoeken in een andere stad, geeft u de stad op en het volledige of gedeeltelijke adres, zoals London Oxford Street. De beste resultaten krijgt u door de naam van de stad in de plaatselijke taal in te voeren.
Tip: Als u de naam van de locatie niet zeker weet, geeft u alleen de eerste tekens van het zoekwoord op. De beste resultaten bereikt u door minstens drie tekens in te voeren.
Als u een specifiek adres zoekt, of een adres in een ander land, selecteert u Opties > Zoeken >
Adressen. Land/Regio * en Plaats/postcode * zijn
verplicht.
Tip: Als u een locatie in een ander land zoekt met het zoekveld, geeft u ook de naam van het land op in het zoekveld: Rome Italy . Geef de naam
Nokia Kaarten
97
van het land op in het Engels, of gebruik de ISO­code van drie letters (ITA voor Italië, GBR voor Groot-Brittannië, CHN voor China).
Als u het adres van een locatie wilt importeren uit de toepassing Contacten, selecteert u Opties >
Zoeken > Adressen > Opties > Selecteren uit Contacten.
Nokia Kaarten
Als u locaties zoekt zonder internetverbinding, zijn de zoekresultaten beperkt tot een straal van 50 km (31 mijl).
Zoeken op categorieën
De zoekresultaten worden gegroepeerd op categorie. Als u het zoeken wilt beperken tot één categorie, selecteert u Opties > Zoeken > Plaatsen en de categorie.
Voorbeeld: Als u restaurants in de buurt van uw locatie wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken > Plaatsen > Horeca > Restaurants.
Voorbeeld: Als u een specifiek hotel wilt zoeken,
selecteert u Opties > Zoeken > Plaatsen >
Hotels. Geef de naam van het hotel op in het
zoekveld en selecteer Alles zoeken.
Als u een route wilt plannen, selecteert u uw beginpunt op de kaart. Vervolgens drukt u op het informatiegebied boven in de kaart en selecteert u
Toevoegen aan route.
Als u de bestemming wilt definiëren en meer locaties wilt toevoegen aan uw route, zoekt u de locatie en selecteert u Opties > Routepunt toevoegen.
Als u de volgorde van de locaties op de route wilt wijzigen, drukt u op een locatie en selecteert u
Verplaatsen. Ga naar de plaats waarnaar u de locatie
wilt verplaatsen en selecteer Selecteren.
Als u de route wilt bewerken, drukt u op een locatie en selecteert u Route bewerken.
Als u de instellingen voor de route wilt definiëren, selecteert u Opties > Instellingen.
Als u de route wilt weergeven op de kaart, selecteert u
Opties > Route weergeven.
Als u met de auto of te voet naar de bestemming wilt navigeren, en u een licentie hebt aangeschaft voor deze extra diensten, selecteert u Opties > Rit
starten of Wandeling starten.
Als u de route wilt opslaan, selecteert u Opties >
Route opslaan.

Een route plannen

Selecteer Menu > Kaarten.
98

Locaties opslaan en verzenden

Selecteer Menu > Kaarten.
Als u een locatie op uw apparaat wilt opslaan, selecteert u de locatie, tikt u op het informatiegebied boven aan de kaart en selecteert u Toev. aan Mijn
plaatsen. De locatie wordt opgeslagen in Favorieten > Mijn plaatsen.
Als u een locatie wilt verzenden naar een compatibel apparaat, drukt u op de locatie en selecteert u
Verzenden. Als u de locatie verzendt in een SMS-
bericht, wordt de informatie geconverteerd naar platte tekst.

Opgeslagen items weergeven

Als u de items wilt weergeven die u hebt opgeslagen op uw apparaat, selecteert u Opties > Favorieten.
Plaatsen
Als u de locaties wilt weergeven die u hebt opgeslagen op uw apparaat, selecteert u Mijn plaatsen.
Als u de opgeslagen locaties wilt organiseren, selecteert u Opties > Sorteren.
Als u de geselecteerde locatie wilt weergeven op de kaart, selecteert u Weergeven op kaart.
Als u de locatie wilt toevoegen aan een route, drukt u op de locatie en selecteert u Toevoegen >
Toevoegen aan route.
Historie
Als u wilt controleren welke locaties u hebt opgezocht op de kaart, selecteert u Geschiedenis.
Als u de geselecteerde locatie wilt weergeven op de kaart, selecteert u Weergeven op kaart.
Als u de locatie wilt verzenden naar een compatibel apparaat, drukt u op de locatie en selecteert u
Verzenden.
Verzamelingen
Als u een verzameling wilt creëren van uw favoriete plaatsen, zoals restaurants of museums, selecteert u
Collecties > Opties > Nieuwe collectie.
Als u locaties wilt toevoegen aan uw verzameling, opent u Mijn plaatsen. Vervolgens drukt u op de locatie en selecteert u Toevoegen > Aan collectie
toev..
Als u de geselecteerde locatie wilt weergeven op de kaart, selecteert u Weergeven op kaart.
Routes
Als u de opgeslagen routes wilt weergeven, selecteert u Routes.
Als u de geselecteerde route wilt openen, selecteert u
Opties > Openen.
Nokia Kaarten
99

Navigeren naar de bestemming

Selecteer Menu > Kaarten. Als u naar uw bestemming wilt navigeren, moet u een
licentie aanschaffen voor de navigatiedienst.
Nokia Kaarten
Als u een navigatielicentie wilt kopen voor voetgangers of automobilisten, selecteert u Rijden/
lopen. Als u een navigatielicentie alleen voor
voetgangers wilt kopen, selecteert u Lopen. De licentie is regiospecifiek. U kunt deze alleen gebruiken in het geselecteerde gebied. U kunt de licentie betalen met een creditcard of via uw telefoonrekening, als deze functie wordt ondersteund door uw serviceprovider. De licentie is overdraagbaar van uw apparaat op een ander compatibel apparaat, maar u kunt de licentie slechts op één apparaat tegelijk gebruiken.
Wanneer u de navigatie de eerste keer gebruikt, wordt u verzocht de taal van de gesproken begeleiding te selecteren en de betreffende bestanden voor gesproken begeleiding te downloaden. Als u de taal later wilt wijzigen, selecteert u in de hoofdweergave
Opties > Instrumenten > Instellingen > Navigatie > Gesproken begeleiding. Voor
voetgangernavigatie is geen gesproken begeleiding beschikbaar.
Als u de navigatie wilt starten, selecteert u een locatie
100
en Hierheen rijden of Hierheen lopen.
Als u de navigatie wilt stoppen, selecteert u Opties >
Navigatie stoppen.

Navigatiesysteem voor voetgangers

Voor de wandelroute worden verschillende beperkingen voor autonavigatie genegeerd, zoals eenrichtingswegen en keerverboden. Verder worden ook voetgangerszones en parken gebruikt. Daarnaast wordt prioriteit gegeven aan wandelpaden en kleinere wegen en worden snelwegen en autowege n gemeden.
De route wordt getekend op de kaart en de pijl geeft de richting aan. De stippen laten zien in welke richting u loopt.
Een wandelroute kan maximaal 50 kilometer lang zijn. De wandelsnelheid is beperkt tot 30 kilometer per uur. Als deze snelheidsbeperking wordt overschreden, wordt de navigatie gestopt tot de snelheid zich weer onder de limiet bevindt.
Voor voetgangernavigatie is geen gesproken begeleiding beschikbaar.
Als u een navigatielicentie alleen voor voetgangers wilt kopen, selecteert u Opties > Extra's > Lopen. De licentie is regiospecifiek. U kunt deze alleen gebruiken in het geselecteerde gebied. U kunt de licentie betalen met een creditcard of via uw telefoonrekening, als
Loading...