Nokia N900 User Manual [nl]

2 Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Veiligheid 6
Over dit apparaat 6 Netwerkdiensten 7 Gedeeld geheugen 7
Uw apparaat instellen 8
De SIM-kaart en de batterij plaatsen 8 De geheugenkaart plaatsen 9 De batterij opladen 10
Toetsen en onderdelen 11
Toetsen en onderdelen (voorkant) 11 Toetsen en onderdelen (achterkant) 12 Toetsen en onderdelen (bovenkant) 12 Toetsen en onderdelen (sides) 12
Eerste keer starten 13
Het apparaat inschakelen 13 Opstartwizard 13
Standaard 14
Stylus (schermaanraakpen) 14
Accessoires gebruiken 14
Headset 14 Polsband 15
Inleiding 15
Over Maemo-software 15 Over het bureaublad 15 Menu Toepassing 16 Statusgebied en statusmenu 17 Dashboard 18 Over het touchscreen 19
Basistoepassing 20
Over dit apparaat 20 Uw apparaat beschermen 22 Tekstinvoer 22 Snelkoppelingen gebruiken 26
Uw apparaat aanpassen 26
Het bureaublad bewerken en personaliseren 26 Profielinstellingen 27 De achtergrondafbeelding wijzigen 28 De taal van het apparaat wijzigen 28 Thema's wijzigen 28
Uw apparaat aansluiten 28
Over verbindingen 28 Netwerkinstellingen 29 Een WLAN-verbinding gebruiken 30 Packet-gegevensverbinding gebruiken 33 Actieve gegevensverbindingen 34 Draadloze verbindingen uitschakelen 35 Internetverbindingsinstellingen 35 Bluetooth-verbindingen 35
Inhoudsopgave 3
USB-verbindingen 37
Webpagina's weergeven 38
Over browser 38 Webpagina's openen en door webpagina's bladeren 38 Browserwerkbalk 39 Favorieten ordenen 40 Privé-gegevens wissen 40 Beveiliging van de verbinding 41 Bestanden downloaden 41 Webpagina's opslaan 42 Bladergeschiedenis weergeven 42 Invoegtoepassingen installeren 42 Browserinstellingen aanpassen 43
Uw contacten ordenen 44
Contacten toevoegen en bewerken 44 Mijn gegevens toevoegen en bewerken 45 Contacten sorteren 46 Contactpersonen importeren en exporteren 46 Contactkaarten verzenden 47 Snelkoppelingen aan bureaublad toevoegen 47 Uw contacten synchroniseren 47 Contactinstellingen 48
Oproepen tot stand brengen 48
Over oproepen 48 Nabijheidssensor 48 Spraakoproepen plaatsen 49 Internetoproepen tot stand brengen 51
Opties tijdens een oproep 52 Oproeptimers 52 Alarmnummer kiezen 53
Tekst- en expresberichten verzenden 53
Over conversaties 53 Tekstberichten versturen 54 Chatberichten versturen 55 Berichten en conversaties verwijderen 56 Conversaties filteren 56 Instellingen voor tekst- en expresberichten 56
E-mail 57
Over e-mail 57 Uw werk-e-mail lezen met Mail for Exchange 57 Uw e-mail instellen 58 E-mail lezen en verzenden 60 Uw e-mail ordenen 62 Synchroniseren met Mail for Exchange 63 E-mailinstellingen aanpassen 63
Foto's maken en videoclips opnemen 67
Camera 67 Foto's maken 68 Videoclips opnemen 70 Camera-instellingen wijzigen 72 Afbeeldingen weergeven met Foto's 73
Uw afbeeldingen en videoclips delen 76
Over het delen van inhoud 76
4 Inhoudsopgave
Een account voor delen maken 76 Items delen 77 Labels 77 Items delen via een Bluetooth-verbinding 77 Items verzenden via e-mail 77 Instellingen voor delen aanpassen 78 Status voor delen weergeven 78 Account voor delen bewerken 78
Muziek en videoclips afspelen 79
Over mediaspeler 79 Bestandsindelingen 79 De mediawidget aan bureaublad toevoegen 80 Mediabestanden zoeken 80 Muziek afspelen met mediaspeler 80 De FM-zender gebruiken 82 Videoclips afspelen met mediaspeler 83 Naar internetradio luisteren met de mediaspeler 84 Door mediaservers bladeren 84
Locaties zoeken en weergeven 85
Positiebepaling (GPS) 85 Ovi-kaarten voor mobiel 87
Inhoud van een ander apparaat synchroniseren en overbrengen 88
Inhoud synchroniseren 88 Gegevens overdragen 89 Overdrachtgegevens beheren 89
Back-ups maken van gegevens en gegevens terugzetten 89
Over back-ups 89 Een nieuwe back-up maken 90 Een back-up herstellen 90
Software bijwerken en toepassingen installeren 90
Informatie over Toepassingsbeheer 90 Extra toepassingen installeren 91 Catalogussen toevoegen 92 Controleren op updates 93 Software bijwerken 93
Tijd beheren 95
Tijd weergeven en alarmen instellen 95 Kalender weergeven en beheren 96
Hulpprogramma's gebruiken en gegevens beheren 99
Bestanden beheren 99 Geheugen 99 De oorspronkelijke instellingen herstellen 101 Hulpprogramma's gebruiken 101
Spelletjes spelen 103
Blocks 103 Chess 104 Mahjong 105 Marbles 105 Andere spelletjes installeren 106
Instellingen aanpassen 106
Personaliseringsinstellingen aanpassen 106 Verbindingsinstellingen aanpassen 109 Algemene instellingen aanpassen 111 Instellingen voor toepassingen van derden 112
Open source software notice 113
Normen 113
Accessoires 114
Batterij 114
Informatie over de batterij en de lader 114 Controleren van de echtheid van Nokia-batterijen 115
Uw apparaat onderhouden 116
Recycling 116
Aanvullende veiligheidsinformatie 116
Kleine kinderen 116 Gebruiksomgeving 116 Medische apparatuur 116 Voertuigen 117 Explosiegevaarlijke omgevingen 117 Alarmnummer kiezen 117 Informatie over certificatie (SAR) 118
Index 119
Inhoudsopgave 5
6 Veiligheid

Veiligheid

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.

SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS

Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.

VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG

Houdt u aan de lokale wetgeving. Houd tijdens het rijd en uw handen v rij om uw voert uig t e best uren . De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.

STORING

Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.

SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD GELDT

Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in vliegtuigen en in de nabijheid van medische apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden waar explosieven worden gebruikt.

DESKUNDIG ONDERHOUD

Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.

TOEBEHOREN EN BATTERIJEN

Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.

WATERBESTENDIGHEID

Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.

Over dit apparaat

Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het (E)GSM 850, 900, 1800, 1900 en UMTS 900, 1700, 2100-netwerken. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. Deze zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft deze niet en aanvaardt er geen aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke sites bezoekt, moet u voorzorgsmaatregelen treffen op het gebied van beveiliging of inhoud.
Veiligheid 7
Waarschuwing:
Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
Houd u bij het gebruik van dit apparaat aan alle regelgeving en respecteer lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten. Auteursrechtbescherming kan verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Maak een back-up of houd een schriftelijke neerslag bij van alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze documentatie kunnen verschillen van de afbeeldingen op het scherm van het apparaat.
Voor andere belangrijke informatie over uw apparaat wordt u verwezen naar de gebruikershandleiding.

Netwerkdiensten

Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken over een abonnement bij een aanbieder van draadloze verbindingsdiensten. Enkele functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook functies waarvoor u
specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u ze kunt gebruiken. Wanneer u netwerkdiensten gebruikt, worden er gegevens overgedragen. Informeer bij uw serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider kan u vertellen welke kosten in rekening worden gebracht. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die invloed hebben op hoe u sommige functies van dit apparaat kunt gebruiken die netwerkondersteuning nodig hebben, zoals ondersteuning voor specifieke technologieën, bijvoorbeeld WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP­protocollen en taalafhankelijke tekens.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw appa raat . In da t gev al wor den d eze f uncties niet in h et menu van uw apparaat weergegeven. Mogelijk is uw apparaat voorzien van aangepaste onderdelen, zoals menunamen, menuvolgorde en pictogrammen.

Gedeeld geheugen

De volgende functies in dit apparaat maken mogelijk gebruik van gedeeld geheugen: favorieten, afbeeldingen, audio- en videobestanden; notities, tekeningen en andere bestanden; namen van contactpersonen; e-mailberichten; en toepassingen. Door het gebruik van een of meer van deze functies is er mogelijk minder geheugen beschikbaar voor de overige functies. Als uw apparaat een bericht weergeeft dat het geheugen vol is, verwijdert u een gedeelte van de informatie die in het gedeelde geheugen is opgeslagen.
8 Uw apparaat instellen

Uw apparaat instellen

De SIM-kaart en de batterij plaatsen

Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
Belangrijk: Om schade aan de SIM-kaart te voorkomen, moet u altijd de batterij verwijderen voordat u de SIM-kaart installeert of uitneemt.
1 Houd het apparaat zo vast dat de achtercover naar u toe
gericht is om te voorkomen dat de batterij losraakt.
2 Plaats uw vinger in de greep en til de achtercover op. U
hoeft niet op een knopje te drukken om de achtercover te openen.
4 Leg de contactpunten van de batterij op één lijn met de
overeenkomende aansluitpunten op het batterijvak en schuif de batterij in de richting van de pijl.
3 Schuif de SIM-kaarthouder naar links (1) en til het
rechteruiteinde van de houder op (2) om de houder te openen. Zorg ervoor dat de schuine hoek op de kaart omhoog is gericht en dat het contactgebied op de kaart naar de aansluitpunten op het apparaat is gericht (3). Sluit de houder (4) en schuif deze naar rechts totdat deze op zijn plaats klikt (5).
5 U plaatst de achtercover terug door het
vergrendelingspalletje in de richting van de sleuf te duwen en het in te drukken tot het klepje vastklikt.
Uw apparaat instellen 9
1 Houd het apparaat zo vast dat de achtercover naar u toe
gericht is om te voorkomen dat de batterij losraakt.
2 Plaats uw vinger in de greep en til de achtercover op. U
hoeft niet op een knopje te drukken om de achtercover te openen.

De geheugenkaart plaatsen

Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia is goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige merken zijn mogelijk niet geheel compatibel met dit apparaat. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat beschadigen en gegevens op de kaart aantasten.
De geheugenkaart kan veilig worden geplaatst en verwijderd, zelfs wanneer het apparaat is ingeschakeld.
Mogelijk bevat het apparaat bij ingebruikneming al een geheugenkaart. Als dat niet het geval is, doet u het volgende:
3 Schuif de geheugenkaarthouder in de richting van de
batterij (1) en til het uiteinde van de houder op (2) om de houder te openen. Plaats een compatibele geheugenkaart in de houder (3). Controleer of het contactgebied op de kaart naar de aansluitpunten op het apparaat is gericht. Sluit de houder (4) en schuif deze terug totdat deze op zijn plaats klikt (5).
10 Uw apparaat instellen
4 Plaats de cover weer op het apparaat. Houd het apparaat
naar beneden gericht wanneer u de cover terugplaatst. Controleer of de cover goed is gesloten.

De batterij opladen

De batterij is in de fabriek gedeeltelijk opgeladen. Als wordt aangegeven dat het batterijniveau laag is, gaat u als volgt te werk:
De batterij opladen met de oplader
1 Steek de oplader in het stopcontact.
2 Sluit de oplader aan op de micro-USB-aansluiting van het
apparaat.
3 Wanneer wordt aangegeven dat de batterij volledig is
opgeladen, ontkoppelt u de oplader van het apparaat en haalt u deze uit het stopcontact.
Toetsen en onderdelen 11
Het indicatorlampje knippert wanneer het apparaat aan het opladen is. Het indicatorlampje blijft branden wanneer de batterij volledig is opgeladen.
U hoeft de batterij niet gedurende een bepaalde periode op te laden en u kunt het apparaat gebruiken terwijl het wordt opgeladen. Als de batterij volledig ontladen is, kan het enkele minuten duren voordat het indicatorlampje begint te knipperen of voordat u weer met het apparaat kunt bellen.
De batterij opladen met de USB-kabel
U kunt uw apparaat opladen met een compatibel USB­apparaat, bijvoorbeeld een computer, wanneer er geen stopcontact beschikbaar is. U kunt ook gegevens overbrengen terwijl u het apparaat oplaadt.
1 Sluit een compatibele USB-kabel aan tussen een
compatibel USB-apparaat en uw apparaat. Afhankelijk van het type apparaat dat voor het opladen
wordt gebruikt, kan het enige tijd duren voordat er met het laden wordt begonnen.
2 Als het apparaat is ingeschakeld, worden USB-
modusopties weergegeven. Selecteer Modus massa-
opslag of Modus PC Suite om te controleren of het
apparaat genoeg stroom krijgt bij het opladen via USB.
Het indicatorlampje knippert wanneer het apparaat aan het opladen is. Het indicatorlampje blijft branden wanneer de batterij volledig is opgeladen.
Als de batterij helemaal leeg is, moet u het apparaat eerst even opladen voordat u het weer gebruikt.
Als het apparaat is ingeschakeld en er veel toepassingen worden uitgevoerd, kan het apparaat meer stroom gebruiken dan het krijgt van opladen via USB. Sluit een aantal toepassingen en verbreek gegevensverbindingen of gebruik de oplader die is meegeleverd bij het apparaat.

Toetsen en onderdelen

Toetsen en onderdelen (voorkant)

1 Aan/uit-toets 2 Lichtsensor 3 Lens van secundaire camera 4 Nabijheidssensor 5 Oorstukje 6 Indicatielampje 7 Aanraakscherm 8 Fysiek toetsenbord
12 Toetsen en onderdelen
Verwijder het beschermende plastic van het scherm van het apparaat om ervoor te zorgen dat het touchscreen goed werkt.
Het gedeelte links van het touchscreen mag niet met bijvoorbeeld een beschermlaagje of met plakband worden bedekt.

Toetsen en onderdelen (achterkant)

1 Lenskapje 2 Cameraflitser 3 Cameralens
4 Standaard

Toetsen en onderdelen (bovenkant)

1 Zoom-/volumetoets 2 Aan/uit-toets 3 Opnametoets 4 Infraroodpoort
Geen van de vooraf geïnstalleerde toepassingen van uw apparaat maakt gebruik van de infraroodpoort. De aanwezigheid hiervan maakt echter wel de ontwikkeling mogelijk van toepassingen van derden die wel gebruikmaken van een infraroodpoort. De infraroodpoort is niet IrDA-compatibel.

Toetsen en onderdelen (sides)

Eerste keer starten 13
1 Stereospeaker 2 Micro-USB-connector 3 Oogje van polsband 4 Stereospeaker 5 Blokkeringsschakelaar 6 Nokia AV-aansluiting (3,5 mm) 7 Microfoon 8 Stylus (schermaanraakpen)

Eerste keer starten

Het apparaat inschakelen

1 Druk op de aan/uit-toets.
2 Als er naar een PIN-code of blokkeringscode wordt
gevraagd, voert u deze in en selecteert u Voltooid. De vooraf ingestelde blokkeringscode is 12345. Als u de code bent vergeten en het apparaat is geblokkeerd, moet er onderhoud worden gepleegd, waarvoor extra servicekosten in rekening kunnen worden gebracht.
Neem voor meer informatie contact op met een Nokia Care-locatie of de leverancier van uw apparaat.
Het apparaat uitschakelen
Druk op de aan/uit-toets en selecteer Uitzetten!.
Tip: U kunt het apparaat ook uitschakelen door de aan/uit­toets ingedrukt te houden.

Opstartwizard

1 Schakel het apparaat in. Er wordt kort een
welkomstbericht weergegeven. Vervolgens wordt de opstartwizard gestart.
2 De instellingen voor de taal, regio, tijd en datum worden
weergegeven. Definieer het volgende:
Taal — Schuif uw vinger omhoog of omlaag om door de lijst te bladeren en selecteer de taal.
Regio — Schuif uw vinger omhoog of omlaag om door de lijst te bladeren en selecteer de regio.
Tijd — Definieer de tijdnotatie door de schuifregelaar te verplaatsen naar 24 u of 12 u, en verplaats de wijzers van de klok met uw vinger naar de juist tijd. Als u de 12­uurs klok gebruikt, verplaatst u de schuifregelaar naar
AM of PM.
Datum — Stel de huidige datum in. Schuif hiertoe met
uw vinger omhoog of omlaag in de dag-, maand- en jaarkolom.
14 Standaard
3 Selecteer Opslaan om de instellingen te accepteren en
op te slaan.

Standaard

De standaard bevindt zich aan de achterkant van het apparaat. Wanneer u het apparaat op een plat oppervlak plaatst, kan de standaard worden gebruikt bij het bekijken van bijvoorbeeld videoclips of foto's.
De standaard openen
Belangrijk: Gebruik alleen een Stylus die door Nokia is
goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Als u een andere Stylus gebruikt, kan de garantie op het apparaat vervallen en kan het aanraakscherm beschadigd raken. Voorkom dat er krassen ontstaan op het aanraakscherm. Gebruik nooit een echte pen of echt potlood of andere scherpe voorwerpen om op het aanraakscherm te schrijven.

Accessoires gebruiken

Stylus (schermaanraakpen)

Sommige functies , zoals tekenen, zijn mogelijk eenvoudiger te gebruiken met een aanwijspen dan met uw vinger.

Headset

U kunt een compatibele headset of hoofdtelefoon bij uw apparaat gebruiken. Nokia-hoofdtelefoons met muziekknoppen kunnen ook worden gebruikt, maar het apparaat ondersteunt de muziekknoppen niet.
Inleiding 15
Waarschuwing:
Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Sluit geen producten aan die een uitgangssignaal afgeven, aangezien het apparaat dan beschadigd kan raken. Sluit geen energiebron aan op de netstroomconnector van Nokia.
Als u externe apparaten of hoofdtelefoons op de netstroomconnector van Nokia aansluit die niet door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat, moet u extra letten op het geluidsniveau.

Polsband

1 Verwijder de achtercover. 2 Haak een bandje achter de klem en sluit de achtercover.

Inleiding

Over Maemo-software

Dit apparaat gebruikt Maemo 5-software onder Linux. De software is gebouwd om te functioneren zoals een computer. Dit betekent dat er meerdere toepassingen tegelijk kunnen worden uitgevoerd en dat er een breed scala van activiteiten kan worden uitgevoerd, van surfen op het web tot het opnemen van video. Uw apparaat ondersteunt Maemo Update. Hiermee kunnen het besturingssysteem en toepassingen worden bijgewerkt via een WLAN- of packet­gegevensverbinding.
Met Maemo-software kunt u uw eigen toepassingen ontwikkelen voor het apparaat. Gebruik hiervoor de Maemo Software Development Kit (Maemo SDK). Ga naar maemo.nokia.com voor meer informatie over wat Maemo­software is en hoe u toepassingen kunt ontwikkelen.

Over het bureaublad

Het bureaublad wordt weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt. Het biedt snel toegang tot verschillende functies van het apparaat. U kunt maximaal vier bureaubladen
16 Inleiding
gebruiken. De bureaubladen kunnen worden aangepast zodat ze verschillende widgets, favorieten, achtergrondafbeeldingen en snelkoppelingen naar toepassingen en contacten hebben.
Het bureaublad bevat het volgende:
Contacten zoeken
Voer een naam in met het fysieke toetsenbord.
Open het virtuele toetsenblok om een oproep te plaatsen
Voer een telefoonnummer in op het bureaublad met behulp van het fysieke toetsenbord. Als u nummers wilt invoeren, houdt u
ingedrukt en drukt u op de gewenste nummers.
1 Menu Toepassing 2 Statusgebied 3 Uw netwerkserviceprovider (als er een SIM-kaart is
geplaatst)
4 Widgets
Schakelen tussen bureaubladen
Naar links of naar rechts schuiven.

Menu Toepassing

In het toepassingsmenu worden de beschikbare toepassingen weergegeven. Selecteer
.
Inleiding 17
Een toepassing openen
Selecteer de toepassing die u wilt openen.
Een toepassing sluiten
Selecteer worden geannuleerd.
Statusgebied en statusmenu Statusgebied
In het statusgebied wordt de huidige status weergegeven van items die relevant zijn voor het hele apparaat. De huidige tijd en de batterij- en signaalsterkte worden weergegeven. Bovendien worden in het statusgebied mogelijk uw internetverbindingsstatus, beschikbare updates of uw actieve profiel weergegeven.
Statusgebiedindicatoren Algemene indicatoren
. Alle niet-opgeslagen wijzigingen en selecties
Er is een alarmsignaal actief.
De status van de batterij van het apparaat en de eventuele oplaadstatus.
De huidige signaalsterkte.
Er zijn software-updates of extra toepassingen beschikbaar.
Het profiel Stil is actief.
Verbindingsindicatoren
, ,
of
GPS-indicators
Het huidige netwerk.
Synchronisatie wordt uitgevoerd.
Er is een USB-verbinding actief.
Er is een packet-gegevensverbinding actief (netwerkdienst).
Er is een draadloze LAN-verbinding actief.
Er is een draadloze ad-hoc-LAN-verbinding actief.
Bluetooth-verbinding is actief.
Er is een Bluetooth-verbinding actief met een of meer Bluetooth-apparaten.
SIM-kaart niet beschikbaar (kaart niet geplaatst of PIN-code niet opgegeven).
De modus Offline is actief.
De GPS-functie is actief.
De GPS-functie is niet actief.
18 Inleiding
Indicatoren voor het delen van inhoud
Delen is actief.
Het delen is onderbroken en behoeft uw aandacht.
Het delen is geblokkeerd.
Oproepindicator
Er is een telefoonoproep actief.
Beschikbaarheidsstatusindicatoren
Online
Bezet
Als de beschikbaarheidsstatus Offline is, wordt er geen indicator weergegeven in het statusgebied.
Geluidsindicatoren
Uw apparaat is verbonden met een hoofdtelefoons die gebruik maken van kabel of Bluetooth.
Uw apparaat is verbonden met een hoofdtelefoon met kabel of een Bluetooth­hoofdtelefoon.
De FM-zender is actief.
Als door de toepassing van een derde een pictogram wordt toegevoegd aan het statusgebied, wordt het na de standaardpictogrammen geplaatst.

Het statusmenu openen

Tik op het statusgebied.
Het statusmenu wordt weergegeven met bijvoorbeeld de resterende levensduur van de batterij, het apparaatvolume en de Bluetooth-verbindingsstatus. Als u de weergegeven status wilt wijzigen, selecteert u het desbetreffende statusmenu-item.

Dashboard

De toepassingen die momenteel worden uitgevoerd, worden weergegeven op het dashboard. Op het dashboard worden ook de meldingen weergegeven die u hebt ontvangen maar nog niet hebt geopend, bijvoorbeeld tekst- en e­mailberichten. Ook worden hier gemiste oproepen weergegeven.
Het dashboard openen
Wanneer u een toepassing opent, wordt het pictogram
gewijzigd in het dashboardpictogram . Selecteer
om het dashboard te openen. De toepassing blijft open en u kunt naar de toepassing terugkeren door deze te selecteren.
Schakelen tussen toepassingen
Wanneer er meerdere toepassingen geopend zijn, selecteert
en de toepassing waarop u wilt overschakelen.
u
Reageren op een melding
1 Wanneer u bijvoorbeeld een nieuwe e-mail, een nieuw
expresbericht of een nieuw tekstbericht ontvangt, wordt kort een melding weergegeven. U kunt het bericht weergeven door de melding te selecteren. Als u de melding niet selecteert wanneer deze wordt weergegeven, blijft de melding aanwezig op het
Inleiding 19
dashboard. Om dit aan te geven knippert het pictogram
en blijft het vervolgens branden.
2 Als u de melding op het dashboard wilt weergeven,
selecteert u de melding.
Over het touchscreen Aanraakschermacties
Tik op
Als u een toepassing of ander element op het aanraakscherm wilt selecteren of openen, tikt u er eenmaal op met uw vinger.
Selecteer
In deze gebruikersdocumentatie wordt het openen van toepassingen of items door er eenmaal op te tikken 'selecteren' genoemd. Als u verschillende items op volgorde wilt selecteren, worden de te selecteren schermteksten gescheiden door pijlen.
Slepen
U kunt ook slepen, bijvoorbeeld om omhoog of omlaag te schuiven in een lijst. U kunt slepen door uw vinger op het scherm te plaatsen en over het scherm te laten glijden.
20 Basistoepassing
Vegen
Vegen kan bijvoorbeeld worden gebruikt om in de toepassing Foto's tussen afbeeldingen te schakelen. U veegt door uw vinger snel naar links of rechts over het scherm te bewegen.
Achtergrondverlichting van het aanraakscherm
Achtergrondverlichting van aanraakscherm inschakelen
De achtergrondverlichting van het aanraakscherm wordt na een periode van inactiviteit uitgeschakeld. Als u de achtergrondverlichting wilt inschakelen, tikt u op het scherm. Als het scherm en de toetsen vergrendeld zijn,
gebruikt u de vergrendelingsschakelaar om ze te ontgrendelen.

Touchscreenacties in toepassingen

Het toepassingsmenu openen
Tik op de titelbalk van de momenteel geopende toepassing.
Een dialoogvenster sluiten
Tik op een lege ruimte op het bureaublad. Alle wijzigingen en selecties worden geannuleerd.

Basistoepassing

Over dit apparaat Antennelocaties
Het apparaat kan interne en externe antennes hebben. Vermijd onnodig contact met het gebied rond de antenne als
Basistoepassing 21
de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact met antennes kan de kwaliteit van de communicatie nadelig beïnvloeden en kan tijdens gebruik leiden tot een hoger stroomverbruik en tot een kortere levensduur van de batterij.
Mobiele antenne
Bluetooth- en WLAN-antenne
GPS-antenne

Volume regelen

Het volume aanpassen
Gebruik de volumetoetsen.
Tip: U kunt de huidige volume-instelling weergeven en het volume aanpassen via het statusmenu. Tik op het statusgebied om het menu te openen. Gebruik de volumeregelaar
Geluiden dempen
Sleep de volumeregelaar in het statusmenu helemaal naar links.
Volume van oproep- en berichttonen aanpassen
Selecteer

Meldingslampje

Het waarschuwingslampje kan de status van uw apparaat aangeven. Het kan u bijvoorbeeld informeren over de oplaadstatus van de batterij of u laten weten dat u een oproep hebt gemist of bijvoorbeeld een e-mail- of tekstbericht hebt ontvangen. U kunt het waarschuwingslampje in- of uitschakelen voor elk waarschuwingstype door de instellingen voor het waarschuwingslampje te wijzigen.
De kleuren van het waarschuwingslampje staan voor het volgende:
> Instellingen en Profielen.
om het volume aan te passen.
22 Basistoepassing
Toepassing heeft waarschuwingslampje geactiveerd (ontvangen tekstbericht, expresbericht of e-mail) De batterij wordt opgeladen
De batterij is vol
Verwante onderwerpen
Zie 'Instellingen waarschuwingslampje ', p. 108.
Uw apparaat beschermen Uw apparaat vergrendelen
Wijzig om ongeautoriseerd gebruik van uw apparaat te voorkomen de vergendelingscode van het apparaat en stel het in op automatische vergrendeling na een bepaalde periode.
Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer Apparaat
beveiligen.
Uw apparaat ontgrendelen
Voer de vergrendelingscode in en selecteer Voltooid.
De duur van de time-outperiode instellen
Selecteer > Instellingen en
Apparaatvergrendeling > Automatisch vergrendelen en
selecteer de duur.

Vergrendelingscode wijzigen

1 Selecteer
> Instellingen en
Apparaatvergrendeling > Vergrendelingscode wijzigen.
2 Voer de huidige code eenmaal en de nieuwe code
tweemaal in. De standaardblokkeringscode is 12345.
Als u op enig moment buiten het dialoogvenster tikt, wordt de vergrendelingscode van het apparaat niet gewijzigd.
Houd de nieuwe vergrendelingscode geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet bij het apparaat).
Als u de vergrendelingscode van het apparaat bent vergeten, dient u het apparaat naar een Nokia Care-centrum te sturen. Daar kan het apparaat worden ontgrendeld, maar daarvoor moet de software opnieuw worden geladen. Hierbij kunnen alle data die u op het apparaat hebt opgeslagen verloren gaan.

Touchscreen en toetsen vergrendelen

Als u het touchscreen en de toetsen vergrendelt, voorkomt u dat toetsen per ongeluk worden ingedrukt.
Als u het touchscreen en de toetsen wilt vergrendelen of ontgrendelen, schuift u de vergrendelingsschakelaar.
Tekstinvoer Het fysieke toetsenbord gebruiken
Als u het fysieke toetsenbord wilt gebruiken, schuift u het aanraakscherm naar boven. Wanneer u het fysieke
Basistoepassing 23
toetsenbord gebruikt, wordt het virtuele toetsenbord uitgeschakeld.
Naast de tekentoetsen bevat het fysieke toetsenbord de volgende toetsen:
1 Sym-toets
-toets
2 3 Shift-toets.
4 Spatie-toets 5 Enter-toets 6 Backspace-toets
Tekst invoeren
Druk op de toetsen op het toetsenbord.
Tussen hoofd- en kleine letters schakelen
Druk op de Shift-toets. Om alleen hoofdletters of kleine letters te typen, drukt u twee keer op de Shift-toets. Als u terug wilt gaan naar de normale modus, drukt u opnieuw op de Shift­toets.
Cijfers, extra tekens en veelgebruikte symbolen invoeren
Druk op de teken of symbool te typen. Als u alleen de tekens op de bovenkant van de toetsen wilt invoeren, drukt u twee keer op de gaan naar de normale modus, drukt u opnieuw op de toets.
Speciale tekens invoeren
Druk op
Accenttekens invoeren
Als u een accent aan een letter wilt toevoegen, drukt u op
en de sym-toets en selecteert u het accent in de lijst. Druk
vervolgens op de letter waaraan u het accent wilt toevoegen.
-toets en druk op de juiste toets om een cijfer,
-toets om de modus te vergrendelen. Als u terug wilt
-
en op de sym-toets.
24 Basistoepassing
Woordaanvulling gebruiken
U kunt ook de woordaanvullingsfunctie gebruiken. De suggesties worden weergegeven in het tekstinvoergebied. Druk op de pijl-rechts om een suggestie te selecteren.
Sneltoetsen gebruiken
Druk op Ctrl en op het teken.
Verwante onderwerpen
Zie 'Woordaanvulling en woordenboeken', p. 25.
Zie 'Snelkoppelingen gebruiken', p. 26.

Het virtuele toetsenbord gebruiken

Als u het virtuele toetsenbord wilt gebruiken, controleert u of het fysieke toetsenbord is gesloten en selecteert u een tekstinvoerveld, bijvoorbeeld het webadresveld van de browser. U moet het virtuele toetsenbord activeren voordat u het kunt gebruiken.
Het virtuele toetsenbord activeren
Selecteer
> Instellingen en Tekstinvoer.
Schakel het selectievakje Virtueel toetsenbord gebruiken in.
De toetsen van het virtuele toetsenbord zijn:
— Schakelen tussen hoofd- en kleine letters.
— Cijfers, extra tekens en veelgebruikte symbolen
invoeren.
— Veelgebruikte speciale tekens, symbolen en accenten
invoeren.
— Open het tekstinvoermenu, dat bewerkopties bevat
zoals Knippen, Kopiëren en Plakken. U kunt ook schakelen tussen de invoertalen als u deze hebt gedefinieerd in de tekstinvoerinstellingen.
— Een regeleinde invoegen.
— Het teken links van de cursor verwijderen.
— Het virtuele toetsenbord sluiten.

Tussen invoermethoden schakelen

Als u wilt schakelen tussen het virtuele toetsenbord en het fysieke toetsenbord, schuift u omhoog of omlaag op het touchscreen.

Van toetsenbordindeling wisselen

De fysieke toetsenbordindeling kan variëren per regio, maar er kunnen toch twee verschillende tekstinvoertalen tegelijk worden geboden.
Tussen invoertalen schakelen
Druk tegelijkertijd op Ctrl en op de spatietoets. U schakelt dan ook tussen de talen voor het virtuele toetsenbord.

Tekstinvoerinstellingen

1 Selecteer
> Instellingen en Tekstinvoer.
2 Selecteer een van de volgende opties:
Basistoepassing 25
Indeling toetsenbord (hardware) — Definieer de tekenset
die moet worden gebruikt voor het fysieke toetsenbord. Als u deze instelling wijzigt, kan dit ertoe leiden dat de fysieke toetsen niet overeenkomen met de toetsenbordindeling van de hardware.
Virtueel toetsenbord gebruiken — Activeer het virtuele toetsenbord.
Woordaanvulling — Schakel woordaanvulling in. Automatische hoofdletters — Schakel de functie voor
automatische hoofdletters in om van de eerste letter van zinnen automatisch een hoofdletter te maken wanneer u tekst invoert.
Spatie invoegen na woord — Voeg een spatie in na elke geaccepteerde woordaanvulling.
Eerste taal — Selecteer de eerste taal. Selecteer
Woordenboek en de woordenboektaal als u een
woordenboek wilt selecteren dat u wilt gebruiken voor de eerste taal.
Tweede taal — Selecteer de tweede taal. Selecteer
Woordenboek en de woordenboektaal als u een
woordenboek wilt selecteren dat u wilt gebruiken voor de tweede taal. Wanneer u overschakelt op de tweede taal, wordt het huidige woordenboek voor de woordaanvullingsfunctie ook gewijzigd.
Twee woordenboeken gebruiken — Gebruik beide taalwoordenboeken tegelijk.

Woordaanvulling en woordenboeken

Als woordaanvulling is geactiveerd, worden er woorden voorgesteld waarvan de beginletters overeenkomen met de
letters die u hebt getypt. Woordaanvulling is gebaseerd op een ingebouwd woordenboek. Wanneer u tekens invoert, wordt in het woordenboek van het apparaat naar woorden gezocht die beginnen met deze tekens.
U kunt ervoor kiezen om twee woordenboeken te gebruiken, zodat er wordt gezocht in het woordenboek van de tweede taal als er geen geschikt woord kan worden gevonden in het woordenboek van de eerste taal.
Het woordenboek kan automatisch nieuwe woorden leren op basis van de tekst die u invoert. Tekst die wordt ingevoerd in wachtwoordvelden, wordt niet opgeslagen in het woordenboek.
Woordaanvulling activeren en twee woordenboeken gebruiken
Selecteer
> Instellingen en Tekstinvoer.
Een suggestie accepteren
Selecteer de suggestie. Wanneer u het fysieke toetsenbord gebruikt, drukt u op de pijl-rechts.
Een suggestie weigeren
Ga door met het schrijven van het woord. Na elk teken dat u typt, worden de suggesties aangepast aan de ingevoerde tekens.
Verwante onderwerpen
Zie 'Tekstinvoerinstellingen ', p. 24.
26 Uw apparaat aanpassen

Snelkoppelingen gebruiken

Hier volgen enkele sneltoetsen die u kunt gebruiken. Door het gebruik van sneltoetsen kunt u op een efficiëntere manier met toepassingen werken.

Algemene sneltoetsen

Ctrl + C
Ctrl + V Tekst plakken.
Ctrl + X Tekst knippen.
Ctrl + A Alles selecteren.
Ctrl + O Openen (indien beschikbaar).
Ctrl + N Een nieuw item maken (indien
Ctrl + S Opslaan (indien beschikbaar).
Ctrl + Z Ongedaan maken (indien beschikbaar).
Ctrl + Y Opnieuw uitvoeren (indien
Ctrl + F Zoekbalk openen (indien beschikbaar).
Ctrl + pijl-rechts Het invoegpunt naar het einde van het
Ctrl + pijl-links Het invoegpunt naar het begin van het
Tekst kopiëren.
beschikbaar).
beschikbaar).
woord verplaatsen.
woord verplaatsen.
Snelkoppelingen voor webbrowser
Ctrl + N
Ctrl + R De pagina opnieuw laden.
Ctrl + B Een favoriet openen.
Ctrl + D Een favoriet toevoegen.
Snelkoppelingen voor e-mail
Ctrl + Enter
Ctrl + R Een bericht beantwoorden.
Snelkoppelingen voor RSS-lezer
Ctrl + R
Een nieuw venster openen.
Bericht verzenden.
De feed vernieuwen.

Uw apparaat aanpassen

Het bureaublad bewerken en personaliseren

Het bureaubladmenu openen
Tik op het bureaublad en selecteer > Bureaubladmenu.
Het bureaublad aanpassen
Selecteer een van de volgende opties: Snelkoppeling toevoegen — Een snelkoppeling naar een
toepassing toevoegen aan het bureaublad.
Widget toevoegen — Een widget, zoals Agenda of Locatie, toevoegen aan het bureaublad.
Contactpersoon toevoegen — Een contact toevoegen aan het bureaublad.
Weergaven beheren — Instellen welke bureaubladen in gebruik zijn. Schuif het huidige bureaublad naar links of naar rechts om te schakelen tussen bureaubladen.
Favoriet toevoegen — Een webfavoriet toevoegen aan het bureaublad.
Achtergrond wijzigen — De achtergrondafbeelding wijzigen. Het apparaat heeft vooraf geïnstalleerde achtergrondafbeeldingen, maar u kunt elke willekeurige afbeelding gebruiken die is opgeslagen op het apparaat, op een geplaatst geheugen of op een gekoppeld of gedeeld apparaat.
Items op het bureaublad opnieuw rangschikken
Widgets, favorieten, contacten of snelkoppelingen slepen.
Een item van het ene bureaublad naar het andere verplaatsen
Het item naar links of naar rechts slepen totdat u het gewenste bureaublad hebt bereikt.
Items van het bureaublad verwijderen
Selecteer snelkoppeling.
op de widget, de favoriet, de contact of de
Uw apparaat aanpassen 27
Verwante onderwerpen
Zie 'De agendawidget aan bureaublad
toevoegen', p. 98. Zie 'De mediawidget aan bureaublad
toevoegen', p. 80. Zie 'Snelkoppelingen aan bureaublad
toevoegen', p. 47. Zie 'De achtergrondafbeelding wijzigen', p. 28.

Profielinstellingen

Selecteer
Het apparaat zo instellen dat het trilt wanneer het zich in het profiel Stil of Algemeen bevindt
Selecteer Trilstand.
> Instellingen en Profielen.
28 Uw apparaat aansluiten
De beltoon en waarschuwingstonen voor berichten selecteren
Selecteer Beltoon, SMS-waarschuwing, Chattoon of E-
mailwaarschuwing en de gewenste toon.
Een nieuwe beltoon of waarschuwingstoon voor berichten toevoegen
Selecteer het toontype, Toevoegen, de gewenste toon en
Voltooid.
Het volumeniveau van tonen selecteren
Selecteer Systeemgeluiden, Toetsgeluiden of
Touchscreen-geluiden en het gewenste volumeniveau.
Het volume van tonen aanpassen
Sleep naar links of naar rechts.

De achtergrondafbeelding wijzigen

U kunt een andere achtergrondafbeelding selecteren voor elk bureaublad van uw apparaat .
1 Schuif naar links of naar rechts om het gewenste
bureaublad te selecteren.
2 Tik op het bureaublad en selecteer
Bureaubladmenu > Achtergrond wijzigen.
3 Selecteer Toevoegen. 4 Blader naar de afbeelding en selecteer Voltooid.
De achtergrondafbeelding van het huidige bureaublad wordt gewijzigd. Als u de achtergrondafbeelding van nog
>
een bureaublad wilt wijzigen, gaat u naar het gewenste bureaublad.

De taal van het apparaat wijzigen

1 Selecteer 2 Selecteer Apparaattaal en de gewenste taal. 3 Start het apparaat opnieuw op.

Thema's wijzigen

Een thema is een set overeenkomstige achtergrondafbeeldingen: één voor elk bureaublad.
1 Selecteer 2 Selecteer een thema in de lijst.
> Instellingen en Taal en land.
> Instellingen en Thema's.

Uw apparaat aansluiten

Over verbindingen

U hebt bij uw apparaat meerdere mogelijkheden om verbinding te maken met internet of met andere compatibele apparaten, computers of Mac's. De beschikbare verbindingsmethoden zijn een WLAN-verbinding (draadloos LAN) en een packet-gegevensverbinding.
U kunt automatische overdracht tussen WLAN- en packet­gegevensverbindingen inschakelen om ervoor te zorgen dat uw apparaat continu online is. U kunt uw apparaat ook zo instellen dat er wordt gevraagd welke verbinding u wilt gebruiken. Wanneer u voor het eerst verbinding maakt met internet via een packet-gegevensverbinding, wordt u
Uw apparaat aansluiten 29
ge vra agd om te s ele cte ren of u automatische overdracht wilt toestaan zonder verdere bevestiging.
U kunt ook verbinding maken met een computer of een ander compatibel apparaat met behulp van draadloze Bluetooth­technologie of met behulp van een USB-gegevenskabel.
Verwante onderwerpen
Zie 'Over WLAN', p. 30.
Zie 'Over packet-gegevens', p. 33.
Zie 'Gegevens verzenden via een Bluetooth-
verbinding', p. 37. Zie 'USB', p. 37.
Zie 'Internetverbindingsinstellingen ', p. 35.

Netwerkinstellingen

Het apparaat kan automatisch schakelen tussen GSM- en 3G­netwerken.
In het statusgebied wordt het huidige netwerk aangegeven door de volgende pictogrammen:
GSM EDGE 3G HSPA
Selecteer > Instellingen en Telefoon > Netwerk om netwerkinstellingen aan te passen.
Het netwerk van de serviceprovider selecteren
Het netwerk wordt standaard automatisch geselecteerd. Selecteer Handmatig en een netwerk om het netwerk handmatig te selecteren.
Netwerkmodus selecteren
Selecteer welk netwerk u wilt gebruiken. Als u Dual selecteert, wordt het GSM- of 3G-netwerk automatisch gebruikt op basis van de netwerkbeschikbaarheid en ­parameters en de roamingovereenkomsten tussen de netwerkserviceproviders.
Neem voor meer informatie contact op met uw netwerkserviceprovider.
Instellingen voor gegevensroaming definiëren
Roaming is gebaseerd op specifieke roamingovereenkomsten tussen uw netwerkserviceprovider en andere netwerkserviceproviders om u in staat te stellen netwerkdiensten buiten uw thuisnetwerk te gebruiken, bijvoorbeeld wanneer u in het buitenland bent.
Altijd vragen is standaard geselecteerd. Er wordt alleen
geprobeerd verbinding te maken wanneer de bevestigingsopmerking is geaccepteerd. Als u Altijd
toestaan selecteert, worden alle packet-
gegevensverbindingen in het buitenland behandeld alsof ze zich in het thuisnetwerk bevinden.
Neem contact op met uw netwerkserviceprovider voor meer informatie over en de kosten van roaming.
30 Uw apparaat aansluiten

Een WLAN-verbinding gebruiken

U kunt een WLAN-gegevensverbinding (draadloos LAN) gebruiken om verbinding te maken met internet. Er kan maar één draadloos LAN tegelijk actief zijn, maar verschillende toepassingen kunnen hetzelfde internettoegangspunt gebruiken.

Over WLAN

Als u een draadloze LAN-verbinding (WLAN) wilt gebruiken, moet dit mogelijk zijn op de locatie waar u zich bevindt en moet uw apparaat op het WLAN zijn aangesloten. Bij sommige beveiligde WLAN's hebt u een toegangssleutel van de serviceprovider nodig om verbinding te maken.
Opmerking: In Frankrijk mag WLAN uitsluitend binnenshuis worden gebruikt.
Functies die gebruikmaken van een WLAN of die op de achtergrond worden uitgevoerd terwijl er andere functies worden gebruikt, gebruiken veel energie waardoor ze de levensduur van de batterij verkorten.
Uw apparaat ondersteunt de volgende WLAN-functies:
IEEE 802.11b/g-standaard
Werking bij 2,4 GHz
WEP (Wired Equivalent Privacy) met sleutels tot 128 bits
en verificatiemethode met beveiligde Wi-Fi-toegang (WPA2-Enterprise). Deze functies kunnen alleen worden gebruikt als ze door het netwerk worden ondersteund.
Belangrijk: Schakel altijd één van de beschikbare encryptiemethoden in om de beveiliging van uw draadloze LAN-verbinding te vergroten. Het gebruik van encryptie verkleint het risico van onbevoegde toegang tot uw gegevens.
Verwante onderwerpen
Zie 'Een WLAN-verbinding maken', p. 30.
Zie 'Beveiligingsinstellingen', p. 31.

Bedieningsmodi

Een WLAN heeft twee bedieningsmodi: infrastructuur en adhoc.
In de infrastructuurmodus zijn twee soorten communicatie mogelijk: draadloze apparaten zijn met elkaar verbonden via een WLAN-toegangspunt of draadloze apparaten zijn op een LAN aangesloten via een WLAN-toegangspunt.
In de ad-hocmodus kunnen apparaten onderling rechtstreeks gegevens verzenden en ontvangen.

Een WLAN-verbinding maken

1 Selecteer
> Instellingen en
Internetverbindingen > Verbindingen > Nieuw > Volgende.
2 Voer een beschrijvende naam voor de verbinding in en
selecteer Volgende.
3 Het apparaat vraagt of u naar beschikbare WLAN's wilt
laten zoeken. Selecteer Ja om de scan te starten, en selecteer het WLAN in het dialoogvenster Verbinding
Loading...
+ 93 hidden pages