Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-343 in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante
bepalingen van Europese richtlijn 1999/5/EG. Een exemplaar van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website:
http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Nokia, Nokia Connecting People, Eseries, E66, Ovi en Visual Radio zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia tune is een
geluidsmerk van Nokia Corporation. Andere product- en bedrijfsnamen die in dit document worden genoemd, kunnen handelsmerken of handelsnamen van hun
respectieve eigenaars zijn.
Reproductie, overdracht, distributie of opslag van de gehele of gedeeltelijke inhoud van dit document in enige vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
van Nokia is verboden. Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving
wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio-licentie (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is gecodeerd
volgens de visuele norm MPEG-4, door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit, en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. A anvullende
informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://
www.mpegla.com.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEG ESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJK E RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS O NDER GEEN OMSTANDIGHEID AANSPRAKELIJK
ZIJN VOOR ENIG VERLIES VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZOND ER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHTENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE GARANTIE
GEGEVEN BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN
MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. NOKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE
HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
Reverse engineering van de software in het apparaat is verboden voor zover maximaal is toegestaan op grond van het toepasselijke recht. Voor zover deze
gebruikershandleiding beperkingen bevat aangaande verklaringen, garanties, schadevergoedingsplichten en aansprakelijkheden van Nokia, gelden deze beperkingen
op dezelfde wijze voor verklaringen, garanties, schadevergoedingsplicht en aansprakelijkheden van Nokia-licentiegevers.
Toepassingen van derden die bij uw apparaat worden geleverd, kunnen zijn gemaakt door en in eigendom zijn van personen en entiteiten die geen relatie of verband
met Nokia hebben. Nokia beschikt niet over de auteursrechten of de intellectuele eigendomsrechten op deze toepassingen van derden. Als zodanig draagt Nokia geen
verantwoordelijkheid voor de ondersteuning voor eindgebruikers of de functionaliteit van deze toepassingen of de informatie in deze toepassingen of het materiaal.
Nokia biedt geen garantie voor deze toepassingen van derden. MET HET GEBRUIK VAN DE TOEPASS INGEN ACCEPTEERT U DAT DE TOEPASSINGEN WORDE N GEL EVER D ZON DER
ENIGE VORM VAN GARANTIE, H ETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, VOOR ZOVER MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GR OND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT. U ACCEPTEERT TEVENS
DAT NOCH NOKIA NOCH GELIEERDE PARTIJEN VERKLARINGEN DOEN OF GARANTIES VERSTREKKEN, UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN (MAAR NIET BEPERKT TOT)
GARANTIES BETREFFENDE TITEL, VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF DAT DE TOEPASSINGEN GEEN INBREUK MAKE N OP OCTROOIEN,
AUTEURSRECHTEN, HANDELSMERKEN OF ANDERE RECHTEN VAN DERDEN.
De beschikbaarheid van bepaalde producten, toepassingen en diensten voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia-dealer voor
details en de beschikbaarheid van taalopties. Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende
export van de VS en andere landen. Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRY CANADA
Dit apparaat kan tv- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van ontvangstapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal Communications
Commission (FCC) of Industry Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen worden. Neem contact op met
uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt. Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1)
Dit apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken en (2) dit apparaat moet storingen van buitenaf accepteren, ook wanneer deze een ongewenste werking
tot gevolg kunnen hebben. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om met deze
apparatuur te werken tenietdoen.
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de
richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige
gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET
VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van
mobiele telefoons verboden is of als dit storing of
gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houdt u aan de lokale wetgeving. Houd tijdens het
rijd en uw handen v rij om uw voertui g te best uren.
De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te
hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn
voor storing. Dit kan de werking van het apparaat
negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN
WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD GELDT
Houd u aan alle mogelijke beperkende
maatregelen. Schakel het apparaat uit in
vliegtuigen en in de nabijheid van medische
apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden
waar explosieven worden gebruikt.
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt
beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het (E)GSM 850-,
900-, 1800- en 1900-netwerken MHz en UMTS 900/2100 MHz
HSDPA-netwerken. Neem contact op met uw serviceprovider
voor meer informatie over netwerken.
Dit apparaat ondersteunt verschillende
verbindingsmethoden en net als computers kan uw apparaat
worden blootgesteld aan virussen en andere schadelijke
inhoud. Wees voorzichtig met berichten,
verbindingsverzoeken, browsen en downloaden. Installeer
en gebruik alleen diensten en software van betrouwbare
bronnen die adequate beveiliging en bescherming bieden,
zoals toepassingen die Symbian Signed zijn of de Java
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden
geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en
batterijen. Sluit geen incompatibele producten
aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het
apparaat droog.
Verified™-test hebben doorstaan. Overweeg de installatie
van antivirus- en andere beveiligingssoftware op het
apparaat en eventuele aangesloten computers.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde
bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. Deze
zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft deze
niet en aanvaardt er geen aansprakelijkheid voor. Als u
dergelijke sites bezoekt, moet u voorzorgsmaatregelen
treffen op het gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit apparaat
wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn
ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het
gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan
veroorzaken.
Houd u bij het gebruik van dit apparaat aan alle regelgeving
en respecteer lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten
van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechtbescherming kan verhinderen dat bepaalde
afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden gekopieerd,
gewijzigd of overgedragen.
Maak een back-up of houd een schriftelijke neerslag bij van
alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit,
dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat
te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit
geen incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze documentatie kunnen verschillen
van de afbeeldingen op het scherm van het apparaat.
Voor andere belangrijke informatie over uw apparaat wordt
u verwezen naar de gebruikershandleiding.
Netwerkdiensten
Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken
over een abonnement bij een aanbieder van draadloze
verbindingsdiensten. Enkele functies zijn niet op alle
netwerken beschikbaar. Er zijn ook functies waarvoor u
specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen
voordat u ze kunt gebruiken. Wanneer u netwerkdiensten
gebruikt, worden er gegevens overgedragen. Informeer bij
uw serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw
eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied
van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider kan u
vertellen welke kosten in rekening worden gebracht. Bij
sommige netwerken gelden beperkingen die invloed hebben
op hoe u sommige functies van dit apparaat kunt gebruiken
die netwerkondersteuning nodig hebben, zoals
ondersteuning voor specifieke technologieën, bijvoorbeeld
WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IPprotocollen en taalafhankelijke tekens.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om
bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw
appa raat . In dat g eval w orde n deze fu ncties n iet i n het m enu
van uw apparaat weergegeven. Mogelijk is uw apparaat
voorzien van aangepaste onderdelen, zoals menunamen,
menuvolgorde en pictogrammen.
Als u meer wilt weten over hoe u uw product kunt gebruiken
of als u niet zeker weet hoe uw apparaat behoort te werken,
gaat u naar www.nokia.com/support. Voor mobiele
apparaten kijkt u op www.nokia.mobi/support. U kunt ook
Menu > Help > Help selecteren op uw apparaat.
Als u hiermee het probleem niet kunt oplossen, gaat u als
volgt te werk:
• Schakel het apparaat uit en verwijder de batterij. Plaats de
batterij na ongeveer een minuut weer in het apparaat en
schakel het apparaat in.
• Stel de oorspronkelijke fabriekswaarden weer in.
• Werk uw apparaatsoftware bij.
Als het probleem nog steeds niet is opgelost, neemt u contact
op met Nokia om het apparaat te laten repareren. Ga naar
www.nokia.com/repair. Voordat u het apparaat opstuurt
voor reparatie, moet u altijd een back-up van de gegevens op
het apparaat maken.
Externe configuratie
Selecteer Menu > Instrumenten > App.beh..
Met Apparaatbeheer kunt u instellingen, gegevens en
software op uw apparaat extern beheren.
U kunt een verbinding met een server maken om
configuratie-instellingen voor uw apparaat te ontvangen. U
kunt ook serverprofielen en andere configuratie-instellingen
ontvangen van uw serviceproviders of de afdeling
informatiebeheer van uw bedrijf. Onder configuratieinstellingen vallen bijvoorbeeld ook instellingen van de
verbinding die door andere toepassingen in het apparaat
worden gebruikt. De beschikbare opties kunnen verschillen.
De server start meestal de externe configuratieverbinding als
de instellingen van het apparaat moeten worden bijgewerkt.
Als u een nieuw serverprofiel wilt maken, selecteert u
Opties > Nieuw serverprofiel.
Deze instellingen kunt u van uw serviceprovider in een
configuratiebericht ontvangen. Zo niet, definieer dan het
volgende:
• Servernaam — Voer een naam voor de
configuratieserver in.
• Server-ID — Voer de unieke ID van de configuratieserver
in.
• Serverwachtwoord — Voer het wachtwoord in
waarmee uw apparaat door de server wordt herkend.
• Sessiemodus — Selecteer het verbindingstype van uw
voorkeur.
• Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat u wilt
gebruiken voor de verbinding of maak een nieuw
toegangspunt. U kunt ook aang even dat u wordt gevraagd
welk toegangspunt u wilt gebruiken telkens wanneer u
verbinding maakt. Deze instelling is alleen beschikbaar als
u Internet hebt geselecteerd als dragertype.
• Hostadres — Voer het webadres van de
configuratieserver in.
• Poort — Voer het poortnummer van de server in.
• Gebruikersnaam — Voer uw gebruikers-ID voor de
configuratieserver in.
• Wachtwoord — Voer uw wachtwoord voor de
configuratieserver in.
• Config. toestaan — Selecteer Ja om de server een
configuratiesessie te laten initiëren.
• Autom. accepteren — Selecteer Ja als u niet wilt dat de
server een bevestiging vraagt bij het initiëren van een
configuratiesessie.
• Netwerkverificatie — Geef aan of HTTP-verificatie moet
worden gebruikt.
• Gebr.naam netwerk — Voer uw gebruikers-ID voor de
HTTP-verificatie in. Deze instelling is alleen beschikbaar als
u Netwerkverificatie hebt geselecteerd.
• Wachtwoord netwerk — Voer uw wachtwoord voor de
HTTP-verificatie in. Deze instelling is alleen beschikbaar als
u Netwerkverificatie hebt geselecteerd.
Selecteer Opties > Configuratie starten als u verbinding
wilt maken met de server om de configuratie-instellingen
voor uw apparaat te ontvangen.
Als u het configuratielogboek van het geselecteerde profiel
wilt weergeven, selecteert u Opties > Logboek bekijken.
Software updaten via de
pc
Nokia Software Updater is een pc-toepassing waarmee u de
software van uw apparaat kunt bijwerken. Als u dat wilt
doen, hebt u een compatibele pc nodig, een
breedbandverbinding met internet en een compatibele USBgegevenskabel om uw apparaat op de pc aan te sluiten.
Als u meer informatie wilt en de updatetoepassing voor
Nokia-software wilt downloaden, gaat u naar
www.nokia.com/softwareupdate.
Meer informatie
Instructies van het apparaat
Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave van de
geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Als u door de Help-onderwerpen wilt bladeren en
zoekopdrachten wilt uitvoeren, selecteert u Menu > Help >
Help. U kunt categorieën selecteren waarvoor u instructies
wilt zien. Selecteer een categorie, zoals Berichten om te zien
welke instructies (Help-onderwerpen) beschikbaar zijn.
Tijdens het lezen van het onderwerp drukt u de joystick naar
links of naar rechts om de andere onderwerpen in dezelfde
categorie weer te geven.
Als u tussen de toepassing en Help wilt schakelen, houdt u de
home-toets ingedrukt.
Gegevens van zakenpartners en persoonlijke
vrienden beheren met de nieuwe toepassing
Contacten.
Oproepen plaatsen via IP-services met
Internettel..
Verbinding met een WLAN maken met WLAN-wiz..
Documenten, spreadsheets en presentaties
weergeven in Quickoffice.
Toetsen en onderdelen
1 — Aan/uit-toets
2 — Luistergedeelte
3 — Lichtsensor
4 — Selectietoets. Druk op de selectietoets om de functie uit
te voeren die boven de selectietoets op het scherm wordt
weergegeven.
5 — Beltoets
6 — Druk de toets een aantal seconden in om de Bluetooth-
connectiviteit in te schakelen. Bij het invoeren van tekst drukt
u de toets in en selecteert u Meer symbolen om toegang te
krijgen tot speciale tekens.
7 — Microfoon
8 — Camera (alleen video-oproepen)
9 — Bladertoets. Druk op de bladertoets om een selectie in
te voeren en om naar links, rechts, omhoog of omlaag over
het scherm te bewegen. Door lang op de bladertoets links,
rechts, omhoog of omlaag te drukken, wordt de beweging
versneld.
10 — Eindetoets. Druk op de eindetoets als u een oproep wilt
weigeren, actieve gesprekken of gesprekken in de
wachtstand wilt beëindigen. Als u lang op de toets drukt,
kunt u gegevensverbindingen beëindigen.
11 — Backspace-toets. Druk de toets in om items te
verwijderen.
12 — Shift-toets. Bij het invoeren van tekst houdt u de toets
ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Druk
deze toets een aantal seconden in om te schakelen tussen de
profielen Stil en Algemeen.
Als u het apparaat draait, wordt de weergave automatisch
gekanteld. Ook reageert het apparaat op tikken en op
omgekeerd neerleggen. Het licht van de navigatietoets
waarschuwt bij gebeurtenissen en u kunt oproepen
beantwoorden en beëindigen door het apparaat open of
dicht te schuiven. Ook kunt u zo het toetsenbord
vergrendelen.
De weergave automatisch
kantelen
In alle toepassingen wordt de weergave automatisch van
staand in liggend veranderd zodra u het apparaat naar links
draait. Als u bijvoorbeeld op internet surft en het apparaat
linksom draait, draait de weergave mee en wordt de
weergavemodus 'volledig scherm'. Als u het besturings- en
statusvenster wilt weergeven, drukt u op een van de
selectietoetsen. In RealPlayer, de browser en de
afbeeldingenviewer worden afbeeldingen op het volledige
scherm weergegeven.
Als u het automatisch kantelen van de weergave wilt
uitschakelen, selecteert u Menu > Instrumenten >
Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Weergave >
Display draaien of Draai voor voll. weerg..
Geluiden dempen
Als u het alarm van zowel de agenda als de klok wilt
onderdrukken en signalen van inkomende oproepen wilt
dempen, draait u het apparaat met de bovenkant naar
beneden.
U kunt het apparaat ook tot zwijgen brengen door er twee
maal op te tikken. Om het dempen in te stellen selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen >
Persoonlijk > Tonen > Tikken voor stilte > Aan.
Als u demping door middel van tikken of
omdraaien wilt uitschakelen, selecteert
u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > Tonen >
Tikken voor stilte of Draaien voor
stilte.
Lichtsignalen van de
navigatietoets
Als u een bericht ontvangt of een oproep mist, begint de
navigatietoets te knipperen om dat te melden. Wanneer de
schermverlichting uitgaat, begint de navigatietoets
langzaam te knipperen.
Als u wilt instellen hoelang het knipperen bij gemiste
oproepen duurt of bij welke gebeurtenissen u op deze manier
wilt worden gewaarschuwd, selecteert u Menu >
Als u het volledige toetsenbord wilt openen of sluiten, schuift
u het gedeelte met het scherm omhoog of omlaag.
Als u het toetsenbord wilt vergrendelen, schuift u
het apparaat dicht. Als u het toetsenblord wilt
ontgrendelen, schuift u het apparaat open.
Tip: Als u het toetsenbord wilt ontgrendelen
het apparaat open te schuiven, drukt u eerst
de linker- en dan de rechter selectietoets in.
Als u een oproep wilt beantwoorden, schuift u het
apparaat open. Als u het gesprek wilt beëindigen,
schuift u het apparaat dicht, tenzij u een
hoofdtelefoon op het apparaat hebt aangesloten of Opties
hebt geselecteerd voordat u het toetsenbord blokkeert.
Als u de instelling voor de schuiffunctie wilt wijzigen,
selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Actie voor schuif.
Het toetsenbord van uw apparaat wordt automatisch
geblokkeerd zodat er geen toetsen per ongeluk kunnen
worden ingedrukt. Als u de tijdsduur wilt wijzigen waarna
het toetsenbord wordt geblokkeerd, selecteert u Menu >
1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht,
druk op de ontgrendelingsknoppen (1) en schuif de cover
weg (2).
2. Als de batterij is geïnstalleerd is, tilt u de batterij in de
richting van de pijl.
3. Plaats de SIM-kaart. Zorg ervoor dat de contactpunten
naar boven zijn gericht en dat de afgeschuinde hoek van
de geheugenkaart naar de bovenkant van het apparaat
wijst.
4. Plaats de batterij. Leg de contactpunten van de batterij
op één lijn met de overeenkomende aansluitpunten op
het batterijvak en schuif de batterij in de richting van de
pijl.
1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de netvoedingskabel
aan op het apparaat. Als de
batterij helemaal leeg is, kan
het even duren voordat de
indicator wordt
weergegeven.
3. Wanneer de batterij volledig
is opgeladen, maakt u eerst
de lader los van het apparaat
en vervolgens haalt u de lader uit het stopcontact.
De batterij is al opgeladen in de fabriek, maar het laadniveau
kan variëren. Om de volledige gebruiksduur te kunnen halen,
laad u de batterij volledig op. U kunt dit aflezen aan de
indicator voor het batterijniveau.
Tip: Als u over oude compatibele Nokia-laders
beschikt, kunt u deze gebruiken voor de Nokia E66
door de CA-44-laderadapter aan te sluiten op de oude
lader. De adapter is leverbaar als apart toebehoren.
De geheugenkaart
plaatsen
Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het
apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een backup maken van de gegevens op het apparaat.
Mogelijk is de geheugenkaart al in het apparaat geplaatst.
Geheugenkaarten ook zijn verkrijgbaar als afzonderlijke
toebehoren.
1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht,
druk op de ontgrendelingsknoppen (1) en schuif de cover
weg (2).
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf, met de
contactpunten eerst. Zorg ervoor dat de contactpunten
naar de aansluitpunten van het apparaat zijn gericht.
3. Schuif de kaart naar binnen tot deze goed is geplaatst.
4. Sluit de cover.
De geheugenkaart
uitnemen
Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op het
moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de
kaart wordt gebruikt. Hierdoor kunnen de kaart en het
apparaat beschadigd worden en kunnen gegevens op de
kaart worden aangetast.
1. Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer Geheugenkrt
verw..
2. Druk op de ontgrendelingsknoppen en schuif de cover
weg.
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om deze uit
de sleuf te verwijderen.
4. Sluit de cover.
De hoofdtelefoon
aansluiten
Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon
gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te
horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon
niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Sluit de compatibele hoofdtelefoon aan op de
hoofdtelefoonaansluiting van het apparaat.
Rijg de polsband zoals aangegeven en trek deze vast.
Antenne's
Het apparaat kan interne en externe antennes hebben.
Vermijd onnodig contact met het gebied rond de antenne als
de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact met
antennes kan de kwaliteit van de communicatie nadelig
beïnvloeden en kan tijdens gebruik leiden tot een hoger
stroomverbruik en tot een kortere levensduur van de batterij.
Hier leest u hoe u aan de slag kunt gaan met uw apparaat.
Eerste keer starten
1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code
of blokkeringscode, voert u de code in en
selecteert u OK.
3. Als u daarom wordt gevraagd, voert u het
land waarin u zich bevindt, en de huidige
datum en tijd. Voer de eerste letters van
uw land in om deze te zoeken. Het is
belangrijk dat u het juiste land selecteert,
omdat geplande agenda-items die u
opgeeft kunnen veranderen als u later
een ander land kiest dat een andere
tijdzone heeft. De toepassing Welkom
wordt geopend.
4. Maak een keuze uit de verschillende
opties, of selecteer Afsluiten om de
toepassing te sluiten.
Als u de verschillende instellingen van uw apparaat wilt
configureren, gebruikt u de instellingenwizard en de wizards
die vanaf het startscherm beschikbaar zijn. Als u het apparaat
inschakelt, is het mogelijk dat de serviceprovider van de SIMkaart wordt herkend en sommige instellingen automatisch
worden geconfigureerd. U kunt ook contact opnemen met
uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
U kunt het apparaat ook inschakelen zonder eerst een SIMkaart te plaatsen. Het apparaat start dan in de offline-modus,
zodat de netwerkafhankelijke telefoonfuncties niet
beschikbaar zijn.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u de aan/uit-toets
ingedrukt.
Welkom
Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, wordt de
toepassing Welkom geopend. Maak een keuze uit de
volgende opties:
• In Zelfstudie vindt u informatie over uw apparaat en
uitleg over het gebruik ervan.
• Met Overdracht kunt u inhoud (zoals contacten en
agenda-items) overbrengen vanaf een compatibel Nokiaapparaat.
apparaten', p. 25.
• Met de E-mailinstellingen kunt u e-mailinstellingen
Als u de toepassing Welkom later wilt openen, selecteert u
Menu > Help > Welkom.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
De Instelwizard
Selecteer Menu > Instrumenten > Instelwizard.
Met de wizard Instellingen wordt uw apparaat op basis van
informatie van uw netwerkoperator geconfigureerd. Het kan
zijn dat u contact moet opnemen met uw serviceprovider om
een gegevensverbinding of andere diensten te activeren om
gebruik te maken van deze diensten.
De beschikbaarheid van de verschillende items in de wizard
Instellingen is afhankelijk van de functies van het apparaat,
de SIM-kaart, de serviceprovider en de beschikbaarheid van
de gegevens in de database van de wizard Instellingen.
Als er voor uw serviceprovider geen wizard Instellingen
beschikbaar is, zal deze niet in het menu van uw apparaat
worden weergegeven.
Als u de wizard wilt starten, selecteert u Starten. Wanneer u
de wizard voor de eerste keer gebruikt, wordt u door de
instellingenconfiguratie geleid. Als de SIM-kaart niet is
geplaatst, moet u het land en de naam van uw
serviceprovider selecteren. Als het voorgestelde land of de
voorgestelde serviceprovider niet klopt, selecteert u er een
uit de lijst. Als de configuratie van de instellingen wordt
onderbroken, zijn de instellingen niet gedefinieerd.
Selecteer OK om de hoofdweergave van de wizard
Instellingen te openen nadat de wizard de instellingen heeft
geconfigureerd.
In de hoofdweergave kunt u de volgende opties selecteren:
• Operator — De operatorspecifieke instellingen, zoals
instellingen voor MMS, internet, WAP en streaming,
configureren.
• Push to Talk — Configureer P2T-instellingen (Push to
Talk).
• Video delen — Configureer instellingen voor het delen
van video.
Als u er niet in slaagt de wizard Instellingen te gebruiken,
raadpleegt u de website van Nokia met informatie over
telefooninstellingen.
Startscherm
Vanaf het startscherm hebt u direct toegang tot de meest
gebruikte functies. Ook ziet u hier met één oogopslag of er
gemiste oproepen of nieuwe berichten zijn.
U kunt twee startschermen instellen voor verschillende
doeleinden. U kunt bijvoorbeeld een scherm voor zakelijke email en berichten hebben en een ander scherm voor
persoonlijke e-mail. Zo kunt u voorkomen dat u buiten uw
werktijden zakelijke berichten te zien krijgt.
Menu
Selecteer Menu.
Het menu is een beginpunt van
waaruit u alle toepassingen op het
apparaat of op een geheugenkaart
kunt openen.
Het menu bevat toepassingen en
mappen, dit zijn groepen
gelijksoortige toepassingen. Alle
toepassingen die u zelf op het
apparaat installeert, worden
standaard opgeslagen in de map
Installatie.
Als u een toepassing wilt openen, gaat u ernaartoe en drukt
u op de navigatietoets.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst, selecteert
u Opties > Menuweergave wijzigen > Lijst. Als u wilt
terugkeren naar de roosterweergave, selecteert u Opties >
Menuweergave wijzigen > Raster.
Als u wilt zien hoeveel geheugen door verschillende
toepassingen wordt gebruikt en welke gegevens op het
apparaat of op de geheugenkaart staan of wilt controleren
hoeveel geheugen er nog vrij is, selecteert u Opties >
Gegevens geheugen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuwe map.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen, selecteert
u Opties > Naam wijzigen.
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de
toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties >
Verplaatsen. Naast de toepassing verschijnt een vinkje. Ga
naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt verplaatsen
gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert
u Opties > Verplaats naar map, de nieuwe map, en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet, selecteert
u Opties > Toepassingen downldn.
Als u naar een andere geopende toepassing wilt schakelen,
houdt u de home-toets ingedrukt. Selecteer een toepassing
en druk op de bladertoets om de toepassing te openen. Als
toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt
dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de
batterij af.
U kunt via verschillende verbindingsmethoden inhoud, zoals
contacten, overdragen van een compatibel Nokia-apparaat
naar uw nieuwe Eseries-apparaat. Het type inhoud dat u kunt
overdragen is afhankelijk van het model van het apparaat.
Als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u
ook de gegevens tussen de twee apparaten synchroniseren
of gegevens van dit apparaat naar het andere apparaat
versturen.
Als u gegevens van uw vorige apparaat overdraagt, kan het
zijn dat u gevraagd wordt de SIM-kaart te plaatsen. Uw
nieuwe Eseries-apparaat heeft geen SIM-kaart nodig bij het
overdragen van gegevens.
De inhoud wordt vanuit het geheugen van het andere
apparaat gekopieerd naar de overeenkomende locatie in uw
nieuwe apparaat. De tijd die nodig is om te kopiëren, is
afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die overgedragen
moeten worden. U kunt dit ook stopzetten en later weer
doorgaan.
De benodigde stappen voor de gegevensoverdracht kunnen
verschillen, afhankelijk van uw apparaat en of u de
gegevensoverdracht eerder al eens onderbroken hebt. Welke
items u kunt overdragen is afhankelijk van het andere
apparaat.
u het bericht en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
Selecteer op uw nieuwe Eseries-apparaat de inhoud die u wilt
kopiëren van het andere apparaat.
Na de gegevensoverdracht kunt u de snelkoppeling met de
overdrachtinstellingen opslaan in de hoofdweergave om
dezelfde overdracht later nog eens te herhalen. Als u de
snelkoppeling wilt bewerken, selecteert u Opties >
Snelkoppellingsinstllngn.
Het overdrachtslog weergeven
Na elke overdracht wordt er een overdrachtslog getoond.
Als u de details van een overdracht wilt bekijken, gaat u naar
het overgebrachte item en selecteert u Opties > Details.
Als u het logboek van een eerdere overdracht wilt bekijken,
gaat u naar een snelkoppeling voor een overdracht in de
hoofdweergave (indien beschikbaar) en selecteert u
Opties > Log bekijken.
Eventuele niet-opgeloste overdrachtconflicten worden ook
weergegeven in het logboek. Selecteer Opties > Conflicten
oplossen om te beginnen met het oplossen van conflicten.
Gegevensoverdracht tussen
apparaten
Volg de aanwijzingen op het scherm om de twee apparaten
te verbinden. Bij bepaalde modellen wordt de toepassing
Wisselen als een bericht verzonden naar het andere aparaat.
Als u Wisselen wilt installeren op het andere apparaat, opent
Als u eerder gegevens naar het apparaat hebt overgebracht
met de toepassing Wisselen, maakt u in de hoofdweergave
Wisselen een keuze uit de volgende pictogrammen:
U kunt gegevens synchroniseren met een compatibel
apparaat als het andere apparaat synchronisatie
ondersteunt. Met synchronisatie kunt u de gegevens op beide
apparaten up-to-date houden.
Haal gegevens van het andere apparaat op naar uw
nieuwe Eseries-apparaat.
Ve rstu ur ge geve ns va n u w ni euw e E ser ies -a ppa raa t naa r
het andere apparaat.
Algemene bewerkingen
in verschillende
toepassingen
De volgende bewerkingen zijn van toepassing op
verschillende toepassingen:
Druk kort op de aan/uit-toets om een ander profiel te kiezen
of om het apparaat uit te schakelen of te vergrendelen.
Als een toepassing meerdere
tabbladen bevat (zie afbeelding),
opent u een tabblad door op de
navigatietoets naar rechts of links
te drukken.
Selecteer Terug om de
instellingen die u in een
toepassing geconfigureerd hebt,
op te slaan.
Als u een bestand wilt opslaan,
selecteert u Opties > Opslaan.
Afhankelijk van de gebruikte
toepassing zijn er verschillende
opslagmogelijkheden.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden. U kunt een bestand in een e-mailbericht of een
multimediabericht verzenden, of gebruikmaken van
verschillende verbindingsmethoden.
Om te kopiëren houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert
u de tekst met de navigatietoets. Houd de Shift-toets
ingedrukt en selecteer Kopiëren. Om te plakken bladert u
naar de plek waar de tekst moet komen, houdt u de Shifttoets ingedrukt en selecteert u Plakken. Deze methode
werkt misschien niet in toepassingen die over hun eigen
kopieer- en plakopdrachten beschikken.
Als u verschillende items, zoals berichten, bestanden of
contacten, wilt selecteren, bladert u naar het betreffende
item. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit >
Markeren om één item te selecteren of Opties >
Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te
Tip: Als u bijna alle items wilt selecteren, selecteert u
eerst Opties > Markeringen aan/uit > Alle
markeren, daarna selecteert u de items die u niet wilt
en vervolgens Opties > Markeringen aan/uit >
Markering opheffen.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage bij
een document) bladert u naar het object, zodat er vierkante
haken aan beide zijden van het object verschijnen.
Scherm-indicatoren
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk
(netwerkdienst).
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de
batterij opgeladen is.
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw de
map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe
mailbox.
Er zijn berichten in de map Outbox die nog moeten
worden verzonden door Messaging.
U hebt een of meer oproepen gemist.
De toetsen van het apparaat zijn vergrendeld.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het
apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende
oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er worden gegevens verzonden door middel van
Bluetooth-connectiviteit. Wanneer de indicator
knippert, wordt geprobeerd een verbinding met een
ander apparaat tot stand te brengen.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator
knippert, probeert uw apparaat verbinding te
maken met het andere apparaat of is er sprake van
een verbroken verbinding.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het pictogram
betekent dat de verbinding in de wachtstand is
geplaatst.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het pictogram
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het pictogram
betekent dat de verbinding in de wachtstand is
geplaatst.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) wordt
ondersteund en is beschikbaar (netwerkdienst). Het
pictogram kan per regio verschillen. Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het
pictogram
wachtstand is geplaatst.
U hebt op het apparaat ingesteld dat gezocht moet
worden naar WLAN-netwerken en er is een WLANnetwerk beschikbaar.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk
zonder codering.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk met
codering.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op
een computer.
De tweede telefoonlijn is in gebruik
(netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer
doorgeschakeld. Als u twee telefoonlijnen heeft,
geeft een nummer aan welke lijn actief is.
betekent dat de verbinding in de
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het
apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is
verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het
apparaat.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op het
apparaat.
Er is een tekstelefoon aangesloten op het apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve P2T (Push to Talk)-verbinding.
Uw P2T-verbinding is in de modus Niet storen,
omdat het beltoontype van uw apparaat is ingesteld
op Eén piep of Stil, of er is een inkomende of actieve
oproep. U kunt in deze modus geen P2T-oproepen
maken.
Volumeregeling
Als u het volume van het luistergedeelte tijdens een gesprek
wilt aanpassen, of het volume van de mediatoepassingen,
gebruikt u dan de volumetoetsen.
Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt
opslaan of toepassingen kunt installeren: apparaatgeheugen
en geheugenkaart.
Vrij geheugen
Als u wilt zien hoeveel geheugen er momenteel wordt
gebruikt, hoeveel geheugen er nog vrij is en hoeveel
geheugen wordt gebruikt door elk gegevenstype, selecteert
u Menu > Opties > Gegevens geheugen > Geheugen of
Geheugenkaart.
Tip: Om ervoor te zorgen dat u voldoende geheugen
heeft, wordt aangeraden regelmatig gegevens naar
een geheugenkaart of computer over te brengen, of
Bestandsbeheer te gebruiken om bestanden die u niet
meer nodig heeft, te verwijderen.
Nadat u toepassingen op een compatibele geheugenkaart
hebt geïnstalleerd, blijven de installatiebestanden (.sis, .sisx)
in het geheugen van het apparaat staan. De bestanden
kunnen grote hoeveelheden geheugen in beslag nemen en
ervoor zorgen dat u geen andere bestanden meer kunt
opslaan. U kunt voldoende geheugenruimte overhouden
door gebruik te maken van Nokia PC Suite om een back-up
van de installatiebestanden op een compatibele pc te maken.
Gebruik vervolgens het bestandsbeheer om de
installatiebestanden uit het geheugen van het apparaat te
verwijderen. Als het .SIS-bestand een bijlage bij een bericht
is, dient u het bericht uit de lijst met binnengekomen
berichten te verwijderen.
Geheugenkaart
Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugen.
Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het kaarttype
mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor
het apparaat of is het bestandssysteem op de kaart
beschadigd. Uw Nokia-apparaat ondersteunt de
bestandssystemen FAT16 en FAT32 voor geheugenkaarten.
MicroSDHC
Dit apparaat gebruikt microSD- en microSDHCgeheugenkaarten.
Met het oog op de interoperabiliteit moet u alleen
compatibele geheugenkaarten in dit apparaat
gebruiken. Vraag de fabrikant of de leverancier naar
de compatibiliteit van een geheugenkaart. Kaarten
van een ander type dan microSD en microSDHC zijn niet
compatibel met dit apparaat. Als u een incompatibele
geheugenkaart gebruikt, kan schade ontstaan aan de
geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die
op de incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd
raken.
Een geheugenkaart gebruiken
Als u een geheugenkaart voor uw apparaat wilt formatteren,
selecteert u Opties > Geh.kaart formatt.. Bij het
formatteren van een geheugenkaart gaat alle informatie die
op de kaart stond permanent verloren. Vraag uw leverancier
of het nodig is de geheugenkaart te formatteren voordat u
deze kunt gebruiken.
Als u de naam van de geheugenkaart wilt wijzigen, selecteert
u Opties > Naam geh.kaart.
Tekst invoeren
De invoermethoden die in het apparaat beschikbaar zijn,
kunnen verschillen, afhankelijk van de verschillende
verkoopmarkten.
Traditionele tekstinvoer
Als u tekst invoert met de traditionele tekstinvoer, wordt in
de rechterbovenhoek van het scherm
en geven het geselecteerde type letters aan.
geeft aan dat de eerste letter van de zin een hoofdletter
is en de overige letters kleine letters zijn.
cijfermodus aan.
Als u tekst wilt invoeren met het toetsenbord, drukt u de
cijfertoets 2-9 herhaaldelijk in, totdat het juiste teken
verschijnt. Er zijn per cijfertoets meer tekens beschikbaar dan
op de toets is aangegeven. Als de volgende letter met
dezelfde toets moet worden ingevoerd als de huidige letter,
wacht u tot de cursor wordt weergegeven en voert u de letter
in.
Als u een cijfer wilt invoegen, houdt u de cijfertoets
ingedrukt.
Als u wilt schakelen tussen de modus voor gewone en
hoofdletters en de cijfermodus, drukt u op #.
weergegeven.
geeft de
Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de backspacetoets. Houdt de backspace-toets ingedrukt om meer dan één
teken te verwijderen.
U kunt de meest gebruikte leestekens invoegen met een druk
op de toets 1. Druk herhaaldelijk op 1 om het gewenste
leesteken te bereiken.
Als u een speciaal teken wilt invoegen, drukt u op de toets
*. Ga naar het gewenste teken en druk op de navigatietoets.
Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op 0. Als u de cursor
naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u drie keer op
0.
Als u tussen de verschillende typen letters wilt wisselen, drukt
u op #.
Tekstvoorspelling
1. Als u tekstvoorspelling wilt activeren, drukt u twee keer
kort op #. Hiermee wordt tekstvoorspelling voor alle
editors op het apparaat ingeschakeld. De indicator
wordt op het scherm weergegeven.
2. Als u het gewenste woord wilt invoeren, drukt u op 2-9.
Per letter hoeft u de desbetreffende toets slechts één keer
in te drukken.
3. Als u klaar bent met de invoer en het juiste woord wordt
weergegeven, bevestigt u het woord door de
navigatietoets naar rechts te drukken of door op 0 te
drukken om een spatie toe te voegen.
Als het woord niet juist is, drukt u herhaaldelijk op * om
de overeenkomende woorden in het woordenboek één
voor één te bekijken.
Als het teken ? achter het woord wordt weergegeven, is
het woord dat u wilde invoeren niet in het woordenboek
opgenomen. Als u een woord aan het woordenboek wilt
toevoegen, selecteert u Spellen, voert u met de
traditionele tekstinvoer het woord in (maximaal 32
letters) en selecteert u OK. Het woord wordt aan het
woordenboek toegevoegd. Als het woordenboek vol is,
wordt het eerste woord dat was toegevoegd, vervangen
door een nieuw woord.
Voer de eerste helft van een samengesteld woord in en
bevestig dit door de navigatietoets naar rechts te drukken.
Voer het laatste deel van het samengestelde woord in.
Voltooi het samengestelde woord door op 0 te drukken om
een spatie toe te voegen.
Als u tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat wilt
uitschakelen, drukt u tweemaal kort op #.
De invoertaal wijzigen
Wanneer u tekst invoert, kunt u de invoertaal wijzigen. Als u
bijvoorbeeld herhaaldelijk op de toets 6 moet drukken om
een bepaald teken te kunnen invoeren, kunt u de invoertaal
wijzigen zodat verschillende tekens in een andere volgorde
worden aangeboden.
Als de invoertaal een niet-Latijns alfabet heeft en u Latijnse
tekens wilt invoeren (bijvoorbeeld een e-mail- of
internetadres), moet u mogelijk de invoertaal wijzigen. Als u
de invoertaal wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Invoertaal en vervolgens een invoertaal met Latijnse tekens.
Nokia Ovi Suite
Nokia Ovi Suite bestaat uit een reeks toepassingen die u op
een compatibele pc kunt installeren. Ovi Suite plaatst alle
beschikbare toepassingen in een startvenster en van hieruit
kunt u de toepassingen openen. Ovi Suite wordt mogelijk
meegeleverd op een geheugenkaart, als deze bij uw apparaat
geleverd is.
U kunt Ovi Suite gebruiken om contacten, de agenda, taken
en andere notities tussen uw apparaat en een compatibele
pc-toepassing te synchroniseren. U kunt Ovi Suite ook
gebruiken om bookmarks over te brengen tussen het
apparaat en compatibele browsers en om afbeeldingen en
videoclips over te brengen tussen het apparaat en een
compatibele pc.
Let op de synchronisatie-instellingen. Gegevensverwijdering
als onderdeel van het normale synchronisatieproces wordt
bepaald de instellingen die zijn geselecteerd.
Om Ovi Suite te kunnen gebruiken, hebt u een pc nodig met
Microsoft XP (SP2 of later) of Windows Vista (SP1 of later). De
pc moet tevens compatibel zijn met een USB-kabel of
Bluetooth-verbinding.
Ovi Suite is niet compatibel met Apple Macintosh-computers.
Raadpleeg de ingebouwde Help of ga naar www.nokia.com/
support voor meer informatie over Ovi Suite.
Nokia Ovi Suite installeren
1. Controleer of de geheugenkaart in uw Nokia E66 is
geplaatst.
2. Sluit de USB-kabel aan. Uw pc herkent het nieuwe
apparaat en installeert de benodigde stuurprogramma's.
Dit kan enige minuten duren.
3. Selecteer Massaopslag als USB-verbindingsmodus op uw
apparaat. Uw apparaat staat in de Windowsbestandsbrowser weergegeven als verwisselbare schijf.
4. Open het hoofdstation van de geheugenkaart met de
Windows-bestandsbrowser en selecteer het
installatiebestand van Ovi Suite.
5. De installatie wordt gestart. Volg de instructies.
Tip: Als u Ovi Suite wilt bijwerken of als er problemen
optreden bij de installatie van Ovi Suite vanaf de
geheugenkaart, kunt u het installatiebestand naar de
pc kopiëren en de installatie vanaf de pc starten.
Op uw nieuwe Eseries staan nieuwe versies van de
toepassingen Agenda en Contacten, en ook het startscherm
is helemaal nieuw.
Snelle toegang tot taken
Als u het pictogram op het
startscherm, in Contacten of in
Agenda ziet, drukt u de
navigatietoets naar rechts om een
lijst met beschikbare acties weer
te geven. U sluit de lijst door naar
links te gaan.
Als u in deze toepassingen
navigeert, kunt u steeds een
niveau terug door naar links te
gaan.
Navigeren op het startscherm
Als u naar het startscherm wilt, drukt u kort op de hometoets.
Het startscherm bestaat uit de
volgende elementen:
• snelkoppelingen naar
toepassingen (1) Als u een
toepassing snel wilt openen,
gaat u naar de snelkoppeling en
drukt u op de navigatietoets.
• informatiegebied (2) Als u een
item in het informatiegebied
wilt weergeven, gaat u
ernaartoe en drukt u op de
navigatietoets.
• meldingen (3) Als u de
meldingen wilt weergeven, gaat u naar een vak. Vakken
zijn alleen zichtbaar als er items in staan. U kunt de vakken
verbergen door op de backspace-toets te drukken.
Startscherm
Vanaf het startscherm hebt u direct toegang tot de meest
gebruikte functies. Ook ziet u hier met één oogopslag of er
gemiste oproepen of nieuwe berichten zijn.
1. Als u contacten wilt zoeken vanaf het startscherm, begint
u de naam van het contact te typen. Druk bij het invoeren
van tekens slechts eenmaal op de toetsen. Als u
bijvoorbeeld "Eric" wilt invoeren, toetst u 3742. Er
worden automatisch bijpassende contacten gezocht.
Als u wilt wisselen tussen de alfabetische en numerieke
modus, selecteert u Opties > Alfanum. modus of
Numerieke modus.
2. Ga in de lijst met gevonden contacten naar het gewenste
contact. Deze functie is mogelijk niet beschikbaar in alle
talen.
Druk op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u het zoeken naar contacten wilt uitschakelen, selecteert
u Opties > Contact zoeken uit.
Als u wilt zien of er berichten zijn ontvangen, gaat u naar het
berichtenvak in het meldingengebied. Als u een bericht wilt
lezen, gaat u naar het bericht en drukt u op de n avigatietoets.
Blader met de navigatietoets naar rechts als u andere taken
wilt weergeven.
Als u gemiste oproepen wilt weergeven, gaat u naar het
oproepenvak in het meldingengebied. Als u een oproep wilt
beantwoorden, gaat u naar een oproep toe en drukt u op de
beltoets. Als u een SMS aan een beller wilt verzenden, gaat u
naar een oproep en selecteert u SMS verzenden in de lijst
met beschikbare acties.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, gaat u naar het
voicemailvak in het meldingengebied. Ga naar de gewenste
mailbox en druk op de beltoets om het nummer te kiezen.
Startscherm wisselen
U kunt twee startschermmodi instellen voor verschillende
doeleinden. U kunt bijvoorbeeld een modus voor zakelijke e-
mail en berichten hebben en een andere modus voor
persoonlijke e-mail. Zo kunt u voorkomen dat u buiten uw
werktijden zakelijke berichten te zien krijgt.
Mogelijk hebt u een derde startscherm met items die
specifiek zijn voor de operator.
Als u van startschermmodus wilt wisselen, gaat u naar
drukt u op de navigatietoets.
en
Sneltoetsen
Met de Sneltoetsen hebt u snel toegang tot toepassingen en
taken. Aan elke toets is een toepassing en een taak
toegekend. Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen,
selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > One Touch-ttsn. Uw
netwerkbeheerder kan toepassingen aan bepaalde toetsen
hebben toegewezen. In dat geval kunt u ze niet wijzigen.
Als u naar het startscherm wilt, drukt u kort op de hometoets. Druk nogmaals kort op de home-toets om het menu te
openen.
Als u een lijst van actieve toepassingen wilt zien, drukt u een
aantal seconden op de home-toets. Als de lijst is geopend,
drukt u kort op de home-toets om door de lijst te navigeren.
Als u de geselecteerde toepassing wilt openen, drukt u een
aantal seconden op de home-toets, of u drukt op de
navigatietoets. Als u de geselecteerde toepassing wilt
sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd,
vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur
van de batterij af.
Contactentoets
Als u de toepassing Contacten wilt openen, drukt u kort op
de contactentoets.
Als u een nieuw contact wilt maken, drukt u een aantal
seconden op de contactentoets.
Agendatoets
Als u de toepassing Agenda wilt openen, drukt u kort op de
agendatoets.
Als u een nieuwe afspraak wilt maken, drukt u een aantal
seconden op de agendatoets.
E-mailtoets
Als u uw standaardmailbox wilt openen, drukt u kort op de
e-mailtoets.
Als u een nieuw e-mailbericht wilt maken, drukt u een aantal
seconden op de e-mailtoets.
Nokia-agenda voor
Eseries
Selecteer Menu > Kantoor > Agenda.
Geplande gebeurtenissen en afspraken maken en
weergeven, en wisselen tussen verschillende
agendaweergaven.
Agendaweergaven
U kunt wisselen tussen de volgende agendaweergaven:
• In de maandweergave staat de huidige maand met de
agenda-items van de geselecteerde dag in een lijst.
• In de weekweergave staan de gebeurtenissen van de
geselecteerde week weergegeven in vakken van zeven
dagen.
• In de dagweergave staan de gebeurtenissen van de
geselecteerde dag op basis van de begintijd ingedeeld in
tijdvakken.
• In de agendaweergave staat een lijst met alle
gebeurtenissen op de geselecteerde dag.
Als u een andere weergave wilt, selecteert u Opties >
Weergave wijzigen en kiest u de gewenste weergave.
Tip: Als u de weekweergave wilt openen, gaat u naar
een weeknummer en drukt u op de navigatietoets.
Tip: Als u naar een andere weergave wilt, drukt u op
*.
Als u in de maand-, week-, dag- of agendaweergave de
volgende of vorige dag wilt weergeven, navigeert u naar
rechts of links.
Als u de standaardweergave wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardweergave.
Agenda-items weergeven
In de maandweergave worden
agenda-items gemarkeerd met
een driehoekje. Jaarlijks
terugkerende items worden ook
gemarkeerd met een
uitroepteken. De items van de
geselecteerde dag worden in een
lijst weergegeven.
Als u agenda-items wilt
weergeven, opent u een
agendaweergave, gaat u naar een
item en drukt u op de
navigatietoets.
Agenda-items maken
U kunt de volgende typen agenda-items maken:
• Afspraken herinneren u aan gebeurtenissen die
plaatsvinden op een specifieke datum en tijd.
• Memo's zijn gerelateerd aan een hele dag, maar niet aan
een specifiek tijdstip op de dag.
• Jaarlijks terugkerende items herinneren u aan
verjaardagen en andere speciale datums. Ze hebben
betrekking op een bepaalde dag, maar niet op een
specifieke tijd van de dag. Deze items worden ingesteld
als jaarlijks terugkerende items.
• Taken hebben een einddatum, maar geen specifiek
tijdstip op de dag.
Als u een agenda-item wilt maken, gaat u naar een datum en
selecteert u Opties > Nieuw item en het type item.
Tip: Als u een afspraak wilt maken, voert u eerst het
onderwerp in.
Afspraken, memo's, taken en jaarlijks
terugkerende items maken
1. Voer het onderwerp in.
2. Voer voor afspraken een begin- en eindtijd in of selecteer
Gebrt. hele dag.
3. Voer voor afspraken en memo's de begin- en einddatum
in. Voer voor jaarlijks terugkerende items de datum in en
voor taken de einddatum.
5. U kunt een alarm instellen voor taken en jaarlijks
terugkerende items.
6. Stel voor terugkerende afspraken een interval in.
7. Stel voor taken een prioriteit in. Als u de prioriteit van
afspraken wilt instellen, selecteert u Opties >
Prioriteit.
8. Voor memo's, taken en jaarlijks terugkerende items kunt
u instellen hoe het item wordt behandeld tijdens
synchronisatie. Selecteer Privé om het item te verbergen
voor kijkers als de agenda online beschikbaar is,
Openbaar om het item zichtbaar te maken voor kijkers,
of Geen als u het item niet naar uw computer wilt
kopiëren.
9. Voer een beschrijving in.
Als u het item wilt verzenden, selecteert u Opties >
Verzenden.
Nokia-contacten voor
Eseries
Selecteer Menu > Communic. > Contacten.
Sla contactgegevens - telefoonnummers, thuisadressen of e-
mailadressen van uw contacten - op of werk ze bij. U kunt een
persoonlijke beltoon of een miniatuurafbeelding toevoegen
aan een contact. U kunt ook contactgroepen maken om met
meerdere contacten tegelijk te communiceren en om
gegevens uit te wisselen (visitekaartjes) met meerdere
apparaten tegelijk.
Als u het pictogram
rechts om een lijst met beschikbare acties weer te geven. U
sluit de lijst door naar links te gaan.
ziet, drukt u de navigatietoets naar
Agenda-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u Agenda-
alarmtoon.
Als u de weergave wilt wijzigen die wordt weergegeven als
u de agenda opent, selecteert u Standaardweergave.
Als u de eerste dag van de week wilt wijzigen, selecteert u
Week begint met.
Als u de titel van de weekweergave wilt wijzigen, selecteert
u Titel weekweergave en Weeknummer of Data deze
Selecteer Opties > Nieuw contact en voer de gegevens van
de contact in.
Als u contactgegevens van een geheugenkaart wilt kopiëren,
selecteert u Opties > Kopiëren > Van geheugenkaart.
Contactgroepen
Selecteer elk contact dat u aan de contactgroep wilt
toevoegen en druk op # om dit te markeren, selecteer
vervolgens Opties > Groepen > Toevoegen aan groep >
Nieuwe groep maken > Groepsnaam en geef een naam
op voor de groep.
Contacten toevoegen
Als u conferentiegesprekken met de groep wilt voeren, moet
u ook de volgende gegevens instellen:
• Nr. conferentiedienst — Het nummer voor
conferentiegesprekken invoeren.
• Conferentiedienst-id — De conferentiedienst-id
invoeren.
• PIN confer.dienst — De conferentiedienst-pincode
invoeren.
Als u een conferentiegesprek met de groep wilt voeren,
selecteert u eerst de groep en dan Opties > Bellen >
Conf.dienst bellen in de lijst met beschikbare acties.
Contacten zoeken
Als u contacten wilt zoeken, typt u eerst de naam van het
contact in het zoekveld.
Als u wilt wisselen naar de zoekmodus met tekstvoorspelling,
selecteert u Opties > Gesugger. zoeken aan.
Als u contacten wilt zoeken in de zoekmodus met
tekstvoorspelling, begint u met het invoeren van de naam
van het contact in het zoekveld. Als u naar de volgende treffer
wilt gaan met dezelfde lettercombinatie, drukt u op *.
Contactbestanden beheren
Als u het contactbestand wilt wijzigen gaat u naar het begin
van de namenlijst, drukt u op de navigatietoets en selecteert
u een item uit de lijst met beschikbare bestanden.
Als u de volgorde van contactbestanden wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Contactlijsten indelen en een
bestand. Ga omhoog om het bestand op de gewenste plaats
te zetten.
Beltonen voor contacten
toevoegen
U kunt een beltoon instellen voor een contact of
contactgroep. De beltoon klinkt wanneer u door het contact
wordt gebeld.
Als u een beltoon wilt toevoegen voor contacten, opent u een
contact, selecteert u Opties > Beltoon en een beltoon.
Als u een beltoon wilt toevoegen voor contactgroepen,
selecteert u een contactgroep, Opties > Groepen >
Beltoon en een beltoon.
Als u de toegewezen beltoon wilt verwijderen, selecteert u
Standaard beltoon in de lijst met beltonen.
Contactinstellingen wijzigen
Selecteer Opties > Instellingen.
Als u de weergave van contactnamen wilt wijzigen, selecteert
u Naamweergave.
Als u wilt instellen welk contactenbestand wordt geopend
wanneer u de toepassing Contacten start, selecteert u
U kunt verschillende toepassingen tegelijk gebruiken. Als u
naar een andere actieve toepassing wilt, houdt u de hometoets ingedrukt, gaat u naar de toepassing en drukt u op de
navigatietoets. Als u de geselecteerde toepassing wilt
sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Voorbeeld: Als u tijdens een actieve oproep uw
agenda wilt controleren, drukt u op de home-toets om
naar het menu te gaan en opent u de toepassing
Agenda. De oproep blijft op de achtergrond actief.
Voorbeeld: Als u een bericht invoert en naar een
website wilt gaan, drukt u de home-toets in om naar
het menu te gaan en opent u een webbrowser.
Selecteer een bookmark of voer het internetadres
handmatig in, en selecteer Ga naar. Als u terug wilt
keren naar uw bericht, houdt u de home-toets
ingedrukt, gaat u naar het bericht en drukt u op de
navigatietoets.
Open Ovi
Ovi biedt toegang tot verschillende Nokia-diensten.
Voor een kennismaking en meer informatie, kunt u terecht
op www.ovi.com.
Over Ovi Store
In Ovi Store kunt u mobiele spelletjes, toepassingen, video's,
afbeeldingen en beltonen downloaden op uw apparaat.
Sommige items zijn gratis, andere moet u betalen met uw
creditcard of via uw telefoonrekening. Ovi Store biedt u
inhoud die compatibel is met het mobiele apparaat en die
relevant is voor uw interesses en locatie.
Het materiaal in Ovi Store is in de volgende categorieën
ondergebracht:
U kunt uw apparaat aanpassen aan uw eigen voorkeuren
door bijvoorbeeld de beltonen, achtergrondafbeeldingen en
schermbeveiligingen te wijzigen.
Profielen
Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen.
U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen of
groepen bellers beltonen, waarschuwingssig nalen en andere
signalen instellen. Het actieve profiel wordt boven aan het
startscherm weergegeven. Als het actieve profiel echter
Algemeen is, wordt alleen de huidige datum weergegeven.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuw maken en definieert u de instellingen.
Als u een profiel wilt aanpassen, selecteert u het
desbetreffende profiel en kiest u Opties > Aanpassen.
Als u een profiel wilt wijzigen, selecteert u het desbetreffende
profiel en kiest u Opties > Activeren. Wanneer het profiel
Offline is geactiveerd, kunt u het apparaat niet per ongeluk
inschakelen. Ook kunt u dan niet ongewild berichten
verzenden of ontvangen of gebruikmaken van een draadloos
LAN, Bluetooth, GPS of de FM-radio. Bovendien wordt bij het
selecteren van het profiel een eventuele actieve
internetverbinding verbroken. Het Offline-profiel verhindert
u niet om op een later tijdstip een draadloos LAN- of
Bluetooth-verbinding tot stand te brengen, en ook niet om
GPS of de FM-radio in te schakelen. Houd u daarom aan de
veiligheidsvoorschriften wanneer u deze functies gebruikt.
Als u een profiel dat u hebt gemaakt wilt verwijderen,
selecteert u Opties > Profiel verwijderen. Vooraf
gedefinieerde profielen kunt u niet verwijderen.
Beltonen selecteren
Als u een beltoon wilt instellen voor een profiel, selecteert u
Opties > Aanpassen > Beltoon. Selecteer een beltoon in
de lijst, of selecteer Geluiden downldn om een map te
openen met daarin een lijst met bookmarks voor het
downloaden van tonen via de browser. Gedownloade tonen
worden opgeslagen in de Galerij.
Als u de beltoon alleen voor een bepaalde contactgroep wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Aanpassen >
Waarschuwen bij en selecteert u de gewenste groep. Voor
oproepen van andere nummers geldt een stille
waarschuwing.
Als u de berichttoon wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Selecteer Opties > Aanpassen en definieer de volgende
opties:
• Beltoon — Selecteer een beltoon in de lijst, of selecteer
Geluiden downldn om een map te openen met daarin
een lijst met bookmarks voor het downloaden van tonen
via de browser. Als u twee verschillende telefoonlijnen
gebruikt, kunt u verschillende beltonen voor deze lijnen
instellen.
• Toon video-oproep — Selecteer een beltoon voor video-
oproepen.
• Naam beller uitspr. — Wanneer u deze optie hebt
geselecteerd en iemand uit uw contactenlijst u belt, hoort
u een beltoon die bestaat uit de gesproken naam van het
contact en de geselecteerde beltoon.
• Beltoontype — Stel het type beltoon in.
• Belvolume — Stel het volume van de beltoon in.
• Berichtensignaaltoon — Stel een toon voor ontvangen
SMS-berichten in.
• Signaaltoon e-mail — Stel een toon voor ontvangen e-
mailberichten in.
• Trilsignaal — Stel het apparaat zodanig in dat het bij een
inkomende oproep gaat trillen.
• Toetsenbordtonen — Stel het volume van de
toetsenbordtonen van het apparaat in.
• Waarschuwingstonen — Schakel de
waarschuwingssignalen in of uit. Deze instelling heeft ook
effect op het geluid van bepaalde games en Javatoepassingen.
• Waarschuwen bij — Stel het apparaat zodanig in dat het
alleen overgaat wanneer u wordt gebeld door nummers
van een bepaalde groep contacten. Voor oproepen van
andere nummers geldt een stille waarschuwing.
• Profielnaam — Geef een nieuw profiel een naam of
wijzig de naam van een bestaand profiel. De namen van
de profielen Algemeen en Offline kunnen niet worden
gewijzigd.
Het startscherm aan uw
voorkeuren aanpassen
Selecteer Menu > Instrumenten > Modi.
Als u de naam van het huidige startscherm wilt wijzigen,
selecteert u Modusnaam.
Als u wilt instellen welke toepassingen en meldingen op het
startscherm worden weergegeven, selecteert u Toepass.
startscherm.
Als u het thema van het huidige startscherm wilt wijzigen,
selecteert u Thema.
Als u de achtergrondafbeelding van het huidige startscherm
wilt wijzigen, selecteert u Achtergrond.
Als u een ander startscherm wilt kiezen, selecteert u Modus
Als u het thema wilt wijzigen dat voor alle toepassingen
wordt gebruikt, selecteert u de map Algemeen.
Als u het thema van het hoofdmenu wilt wijzigen, selecteert
u de map Menuweerg..
Als u het thema van een bepaalde toepassing wilt wijzigen
selecteert u de map van de toepassing.
Als u de achtergrondafbeelding van het startscherm wilt
wijzigen, selecteert u de map Achtergrond.
Als u een animatie wilt kiezen voor de screensaver, selecteert
u de map Spaarstand.
Een thema downloaden
Als u een thema wilt downloaden, selecteert u Algemeen of
Menuweerg. > Thema's downldn. Voer de koppeling in
van waaruit u het thema wilt downloaden. Wanneer het
thema is gedownload, kunt u dit bekijken, activeren of
bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, selecteert u Opties >
Bekijken.
Als u het thema wilt instellen voor gebruik, selecteert u
Opties > Instellen.
3D-beltonen
Selecteer Menu > Media > 3-D-tonen.
Selecteer 3-D-beltooneffecten > Aan om 3Dgeluidseffecten voor beltonen in te schakelen. Niet alle
beltonen ondersteunen 3D-effecten.
Als u het 3D-effect wilt wijzigen dat op de beltoon wordt
toegepast, selecteert u Geluidsbaan en het gewenste effect.
Selecteer Snelheid geluidsbaan om de snelheid waarmee
geluid zich van de ene in de andere richting verplaatst in te
stellen. Deze instelling is niet voor alle effecten beschikbaar.
Als u de hoeveelheid echo wilt instellen, selecteert u Galm en
het gewenste effect.
Selecteer Opties > Toon afspelenals u de beltoon met het
3D-effect wilt beluisteren.
Als u het volume van de beltoon wilt wijzigen, selecteert u
Op uw apparaat bevindt zich een aantal mediatoepassingen
voor zakelijk gebruik en als vrijetijdsbesteding.
Raadpleeg voor meer informatie de uitgebreide
gebruikershandleiding via internet.
Camera
Selecteer Menu > Media > Camera.
Een afbeelding vastleggen
Uw apparaat ondersteunt het maken van foto's met een
resolutie van maximaal 2048 x 1536 pixels . De beeldresolutie
kan in deze documentatie anders zijn weergegeven.
Als u een afbeelding wilt vastleggen, gebruikt u het scherm
als zoeker en drukt u op de navigatietoets. De afbeelding
wordt opgeslagen in de Galerij.
Als u wilt in- of uitzoomen voordat u een afbeelding in de
liggende modus vastlegt, drukt u op de navigatietoets
omhoog of omlaag. Deze functie is alleen beschikbaar als de
werkbalk niet wordt weergegeven.
Op de werkbalk staan diverse items en instellingen die u kunt
gebruiken voor en na het vastleggen van afbeeldingen of het
opnemen van video's. Ga naar een item op de werkbalk en
druk op de navigatietoets.
De flitsmodus selecteren (alleen voor afbeeldingen).
De zelfontspanner activeren (alleen voor afbeeldingen).
De reeksmodus activeren (alleen voor afbeeldingen).
Een kleureffect selecteren.
Het raster in de zoeker tonen of verbergen (alleen voor
afbeeldingen).
De witbalans instellen.
De belichtingscompensatie instellen (alleen voor
afbeeldingen).
Welke opties beschikbaar zijn, hangt af van de vastlegmodus
die u gebruikt. De standaardinstellingen worden teruggezet
zodra u de camera sluit.
Gebruikersmodi
Gebruikersmodi bieden de juiste kleur- en
belichtingsinstellingen voor de omgeving die u vastlegt. De
instellingen van elke gebruikersmodus zijn afgestemd op een
bepaalde stijl of omgeving.
Als u een andere gebruikersmodus wilt kiezen, selecteert u
Scènemodus op de werkbalk.
Als u een nieuwe gebruikersmodus wilt maken, navigeert u
naar Gebr. gedef. en selecteert u Opties > Wijzigen.
Als u de instellingen van een andere gebruikersmodus wilt
kopiëren, selecteert u Gebaseerd op modus e n d e g ewe ns te
gebruikersmodus.
Als u een zelf gemaakte gebruikersmodus wilt activeren,
navigeert u naar Gebr. gedef., drukt u op de navigatietoets
en selecteert u Selecteren.
Een reeks afbeeldingen
vastleggen
Als u een reeks afbeeldingen wilt vastleggen en er is
voldoende geheugen beschikbaar, selecteert u Naar
reeksmodus in de werkbalk en drukt u op de opnametoets.
De gemaakte afbeeldingen worden in een raster op het
scherm weergegeven. Als u een afbeelding wilt bekijken,
bladert u naar de afbeelding en drukt u op de bladertoets. Als
u een tijdsinterval hebt ingesteld, wordt alleen de afbeelding
weergegeven die u als laatste hebt vastgelegd en zijn de
overige afbeeldingen beschikbaar in Galerij.
Als u de afbeelding wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden.
Als u de reeksmodus wilt uitschakelen, selecteert u Naar
normale modus op de werkbalk.
Vastgelegde afbeeldingen
weergeven
De foto die u genomen hebt, wordt automatisch opgeslagen
in de Galerij. Als u de foto niet wilt bewaren, selecteert u op
de werkbalk Verwijderen.
Maak een keuze uit de volgende werkbalkitems:
• Verzenden — De afbeelding verzenden naar compatibele
apparaten.
• Posten naar — De foto verzenden naar uw compatibele
online album (netwerkdienst).
Als u de afbeelding wilt gebruiken als achtergrond, selecteert
u Opties > Instell. als achtergrond.
Als u de afbeelding aan een contact wilt toevoegen, selecteert
u Opties > Inst. als opr. afb. contct > Toewijzen aan
contact.
Video's opnemen
1. Als de camera in de afbeeldingsmodus staat, selecteert u
de videomodus op de werkbalk.
2. Druk op de navigatietoets om de opname te starten.
3. U kunt de opname op elk gewenst moment onderbreken
door Pauze te selecteren. Selecteer Doorgaan om de
opname te hervatten.
4. Als u de opname wilt beëindigen, selecteert u Stop. De
videoclip wordt automatisch opgeslagen in de Galerij. De
maximumduur van de videoclip is afhankelijk van het
beschikbare geheugen.
Als u een opgenomen videoclip wilt afspelen, selecteert u
Afspelen op de werkbalk.
Maak een keuze uit de volgende werkbalkitems:
• Verzenden — De videoclip verzenden naar andere
compatibele apparaten.
• Verzenden naar beller — De videoclip aan iemand
verzenden tijdens een actieve oproep.
• Posten naar — De video verzenden naar een onlinelbum
(netwerkdienst).
• Verwijderen — De videoclip verwijderen.
Als u voor de clip een nieuwe naam wilt invoeren, selecteert
u Opties > Naam video wijzigen.
Instellingen voor afbeeldingen
Als u de instellingen voor stilstaande beelden wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Instellingen en maakt u een keuze uit
de volgende opties:
• Afbeeldingskwaliteit — De kwaliteit van de afbeelding
instellen. Hoe beter de kwaliteit, hoe meer
geheugenruimte de afbeelding in beslag neemt.
• Opgenomen afb. weerg. — Selecteer Aan als u de
afbeelding na het vastleggen wilt bekijken. Selecteer Uit
om door te gaan met het vastleggen van afbeeldingen.
• Stand.naam afbeelding — De standaardnaam instellen
voor vastgelegde afbeeldingen.
• Uitgebr. digitale zoom — Aan (continu) maakt traploos
zoomen tussen de digitale en verlengde digitale zoom
mogelijk en Uit maakt beperkt zoomen mogelijk terwijl
de beeldresolutie behouden blijft.
• Opnametoon — De toon instellen die wordt
weergegeven wanneer u een afbeelding vastlegt.
• Gebruikt geheugen — Kiezen waar de afbeeldingen
worden opgeslagen.
• Afbeelding roteren — De afbeeldingen draaien.
• Instellingen herstellen — Selecteer Ja als u de camera
weer wilt instellen op de standaardwaarden.
Video-instellingen
Als u de video-instellingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen en maakt u een keuze uit de volgende
opties:
• Videokwaliteit — Hiermee stelt u de kwaliteit van de
videoclip in. Selecteer Delen als u de videoclip in een
multimediabericht wilt verzenden. De clip wordt
opgenomen in de QCIF-resolutie, in de bestandsindeling
3GPP, en de grootte is beperkt tot 300 kB (ongeveer 20
seconden). Videoclips die als MPEG-4-bestand zijn
opgeslagen, kunnen soms niet worden verzonden in een
multimediabericht.
• Geluidsopname — Selecteer Dempen als u geen geluid
wilt opnemen.
• Opgenomen video tonen — Het eerste frame van de
opgenomen videoclip bekijken na de opname. Als u de
hele videoclip wilt bekijken, selecteert u Afspelen op de
werkbalk.
• Standaardnaam video — De standaardnaam voor
opgenomen videoclips instellen.
• Gebruikt geheugen — Kiezen waar de videoclips worden
opgeslagen.
• Instellingen herstellen — De standaardinstellingen van
de camera terugzetten.
Nokia Podcasting
Selecteer Menu > Media > Podcasting.
Download podcasts naar het apparaat en speel ze af.
Podcasts afspelen en beheren
Podcasting is een methode om audio en video via internet
naar mobiele apparaten en computers te verspreiden en af
te spelen.
Met de toepassing Nokia Podcasting kunt u draadloos
podcasts zoeken, downloaden, afspelen, met anderen delen
en u erop abonneren vanaf uw mobiele apparaat.
Stel de verbindings- en downloadopties in voordat u de
toepassing gebruikt. Selecteer Opties > Instellingen >
Verbinding en Downloaden.
Als u nieuwe poscast-episodes wilt zoeken om u erop te
abonneren, selecteert u Mappen.
Als u podcasts wilt zoeken op trefwoorden en weergavetitels,
selecteert u Zoeken.
Als u de beschikbare episodes van de geselecteerde podcast
wilt weergeven, opent u de map Podcasts en selecteert u
Openen.
Als u de geselecteerde episode wilt downloaden, selecteert
u Downloaden.
Als u de gedownloade episode wilt afspelen, selecteert u
Afspelen.
Als u geselecteerde of gemarkeerde podcasts wilt bijwerken,
selecteert u Opties > Bijwerken, zodat u een nieuwe
episode krijgt.
Als u de website van de podcast wilt openen (netwerkdienst)
selecteert u Opties > Webpagina openen.
Op sommige poscasts kunt u reageren door opmerkingen aan
de makers te schrijven of uw stem uit te brengen. Als u
hiervoor verbinding met internet wit maken, selecteert u
Opties > Opmerkingen weerg..
Webmappen
Selecteer Mappen.
Met webmappen kunt u nieuwe episodes van podcasts
waarop u bent geabonneerd, makkelijk terugvinden.
De inhoud van webmappen verandert. Selecteer de gewenste
webmap om deze bij te werken (netwerkdienst). De kleur van
de map verandert zodra de update is voltooid.
Als u zich op een podcast wilt abonneren, gaat u naar de
podcast-titel en selecteert u Bijwerken. Wanneer u zich op
de episodes van een podcast hebt geabonneerd, kunt u ze in
het menu Podcasts downloaden, beheren en afspelen.
Als u een nieuwe webmap of map wilt toevoegen, selecteert
u Opties > Nieuw > Webmap of Map. Selecteer een titel,
de URL van het OPML (Outline Processor Markup Language)bestand en selecteer Gereed.
Als u een OPML-bestand dat op uw apparaat is opgeslagen
wilt importeren, selecteert u Opties > OPML-best.
importeren.
Als u een ontvangen OPML-bestand wilt opslaan, opent u het
bestand en slaat u het op in de map Ontvangen in de
webmap. Open de map om u te abonneren op de podcasts
via een koppeling.
Instellingen voor Podcasting
Als u de verbindingsinstellingen wilt bewerken, selecteert u
Opties > Instellingen > Verbinding.
Als u de downloadinstellingen wilt bewerken, selecteert u
Opties > Instellingen > Downloaden.
Als u de standaardinstellingen wilt terugzetten, opent u de
betreffende instellingen en selecteert u Opties >
Standaardinstellingen.
Podcasts zoeken
U kunt podcast-episodes zoeken op trefwoord of titel.
Hierbij wordt de zoekfunctie gebruikt die u hebt ingesteld in
Als u podcasts wilt zoeken, selecteert u Zoeken en voert u de
gewenste trefwoorden in.
Tip: Er wordt gezocht naar titels en trefwoorden in
beschrijvingen, maar niet naar specifieke episodes.
Algemene onderwerpen, zoals voetbal of hiphop
geven betere resultaten dan specifieke teams of
artiesten.
Als u zich op geselecteerde kanalen wilt abonneren en ze aan
uw poscasts wilt toevoegen, selecteert u Abonneren.
Als u een nieuw zoekopdracht wilt beginnen, selecteert u
Opties > Opnieuw zoeken.
Als u de gegevens van een podcast wilt weergeven, selecteert
u Opties > Beschrijving.
Selecteer Menu > Media > Muzieksp..
De muziekspeler ondersteunt bestandsindelingen als AAC,
AAC+, eAAC+, MP3 en WMA,maar dat betekent niet
automatisch dat ook alle functies of variaties van deze
bestandsindelingen worden ondersteund.
U kunt met de muziekspeler afleveringen van podcasts
afspelen. Podcasting is een methode om audio- en
videomateriaal via internet te verzenden via RSS- of Atomtechnologie voor mobiele apparaten en computers.
U kunt muziek van andere, compatibele apparaten
overbrengen naar uw apparaat.
een computer', p. 49.
Zie 'Muziek overbrengen van
Een liedje of een podcastepisode afspelen
Als u alle beschikbare liedjes en podcasts aan de
muziekbibliotheek wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Vernieuwen.
Als u een liedje of podcast-episode wilt afspelen, selecteert u
Muziek of Podcasts en de gewenste categorie. Vervolgens
gaat u naar het liedje of de podcast-episode en drukt u op de
navigatietoets.
Als u het afspelen wilt onderbreken, drukt u op de
navigatietoets; als u het wilt hervatten, drukt u nogmaals op
de navigatietoets. Als u het afspelen wilt beëindigen, gaat u
omlaag.
Als u snel vooruit of achteruit wilt spoelen, drukt u de
navigatietoets naar rechts of links in en houdt u de toets
ingedrukt.
Als u naar het volgende item wilt, gaat u naar rechts. Als u
weer naar het begin van het item wilt, gaat u naar links. Als
u naar het vorige item wilt, moet u naar links gaan binnen 2
seconden na het begin van het liedje of de podcast.
Als u de toon van de afgespeelde muziek wilt aanpassen,
selecteert u Opties > Equalizer.
Als u de balans en het stereobeeld wilt wijzigen of de bassen
wilt versterken, selecteert u Opties > Audio-instellingen.
Als u terug wilt naar het startscherm terwijl de muziekspeler
op de achtergrond blijft spelen, drukt u op eindtoets.
Afspeellijsten
Als u uw afspeellijsten wilt weergeven of beheren, selecteert
u Muziek > Afspeellijsten.
Als u een nieuwe afspeellijst wilt maken, selecteert u
Opties > Afspeellijst maken.
Als u liedjes aan de afspeellijst wilt toevoegen, selecteert u
het liedje en vervolgens Opties > Toev. aan afspeellijst >
Opgesl. afspeellijst of Nieuwe afspeellijst.
Als u de liedjes in een afspeellijst opnieuw wilt ordenen, gaat
u naar het liedje dat u wilt verplaatsen en selecteert u
Opties > Lijst opnieuw ordenen.
Nokia-muziekwinkel
Selecteer Menu > Media > Muziekwinkl.
In de Nokia Muziekwinkel (netwerkdienst) kunt u muziek
opzoeken, doorbladeren en aanschaffen om te downloaden
naar het apparaat. Om muziek te kunnen kopen, moet u zich
eerst aanmelden.
De Nokia-muziekwinkel is niet in alle regio's of landen
beschikbaar.
Als u meer muziek in diverse categorieën wilt zoeken,
selecteert u Opties > Zoeken in muziekwinkel.
Als u een toegangspunt voor de muziekwinkel wilt instellen,
selecteert u Std. toeg. punt.
U kunt muziek overbrengen op de volgende manieren:
• Als u Nokia Ovi Player wilt installeren voor het beheer van
uw muziekbestanden, kunt u de software voor de pc
downloaden van www.ovi.com en volgt u de instructies.
• Als u het apparaat op een pc wilt weergeven als
massageheugenapparaat waarnaar u
gegevensbestanden kunt overbrengen, maakt u
verbinding via een compatibele USB-kabel of via
Bluetooth. Als u een USB-gegevenskabel gebruikt,
selecteert u Massaopslag als verbindingsmodus. Er moet
een compatibele geheugenkaart in het apparaat zijn
geplaatst.
• Als u muziek wilt synchroniseren met Windows Media
Player sluit u een compatibele USB-gegevenskabel aan en
selecteert u Mediaoverdracht als verbindingsmodus. Er
moet een compatibele geheugenkaart in het apparaat zijn
geplaatst.
Als u de standaard USB-verbindingsmodus wilt wijzigen,
selecteert u Menu > Connect. > USB en USB-
verbindingsmodus.
Standaard frequentieinstellingen
Selecteer Menu > Media > Muziekspeler > Opties > Ga
naar Afspelen > Opties > Equalizer.
Als u een preset voor een frequentie-instelling wilt gebruiken
bij het afspelen van muziek, selecteert u de gewenste
frequentie-instelling en selecteert u Opties > Activeren.
Als u de frequentie van een preset wilt aanpassen, selecteert
u Opties > Bewerken, selecteert u een frequentieband en
navigeert u omhoog of omlaag om de waarde te verhogen of
verlagen. De aangepaste frequentie is onmiddellijk hoorbaar
bij het afspelen.
Als u de oorspronkelijke waarden van de frequentiebanden
wilt herstellen, selecteert u Opties > Std.waarden herst..
Als u uw eigen frequentie-instelling wilt definiëren,
selecteert u Opties > Nwe voorinstelling. Geef een naam
op voor de frequentie-instelling. Druk de joystick omhoog of
omlaag om te schakelen tussen de verschillende
frequentiebanden en stel voor elke band de gewenste
frequentie in.
Online delen
Selecteer Menu > Media > Online delen.
U kunt afbeeldingen en videoclips met anderen delen via
compatibele onlinealbums, blogs of via onlineservices op
internet. U kunt materiaal uploaden, onvoltooide posts
opslaan om ze later af te maken en de inhoud van albums
weergeven. Welke typen inhoud worden ondersteund, kan
per serviceprovider verschillen.
Om bestanden online te kunnen delen, moet u een account
hebben bij een onlineservice voor het delen van bestanden.
Meestal kunt u zich op dergelijke services abonneren via de
webpagina van uw serviceprovider. Neem voor meer
informatie contact op met uw serviceprovider.
Afbeeldingen online delen
Als u een bestand in de Galerij wilt uploaden naar een
onlineservice, selecteert u Menu > Galerij, selecteert u het
gewenste bestand en selecteert u Opties > Zenden >
Posten naar web.
Een opname afspelen
Als u de zojuist gemaakte geluidsclip wilt beluisteren,
selecteert u Afspelen. De voortgangsbalk geeft de
afspeeltijd, afspeelpositie en tijdsduur van de geluidsclip
aan. Als u het afspelen wilt annuleren, selecteert u Stop.
Als u het afspelen van een opgenomen clip wilt onderbreken,
selecteert u Pauze. Het afspelen wordt hervat wanneer u
Afspelen selecteert.
Dictafoon
Selecteer Menu > Media > Dictafoon.
Met de toepassing Dictafoon kunt u een gesproken memo van
maximaal 60 minuten opnemen. U kunt de opname als
geluidsclip opslaan en afspelen. Dictafoon ondersteunt de
bestandsindeling AMR.
U kunt ook op de spraaktoets drukken om de toepassing
Dictafoon te openen. Als u zich hebt aangemeld voor P2T
(Push to Talk), werkt de spraaktoets echter als P2T-toets en
wordt Dictafoon hierdoor niet geopend.
Een geluidsclip opnemen
Als u een geluidsclip wilt opnemen, selecteert u Opties >
Geluidsclip opnemen. Selecteer Pauze als u de opname wilt
onderbreken en Opnemen als u de opname wilt hervatten.
Wanneer u klaar bent met opnemen, selecteert u Stop. De
geluidsclip wordt automatisch opgeslagen in de map
Geluidsclips in de Galerij.
Dictafooninstellingen
De opnamen worden automatisch opgeslagen in het
apparaatgeheugen, tenzij u de standaardlocatie wijzigt.
Gewijzigde instellingen zijn van toepassing op alle opnamen
die u na de wijziging maakt of ontvangt.
Als u de standaardlocatie van opgeslagen spraakopnamen
wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Gebruikt geheugen.
Als u de opnamekwaliteit wilt instellen, selecteert u Opties >
Instellingen > Opnamekwaliteit. Als u Hoog selecteert,
wordt de geluidsclip opgenomen als wav-bestand en is de
maximale lengte van de clip 60 minuten. Als u MMS-
compatibel selecteert, wordt de geluidsclip opgenomen als
amr-bestand en is de maximale lengte van de clip 1 minuut.
Gebruik de Galerij voor het openen van verschillende soorten
media, zoals afbeeldingen, video's, muziek en geluiden. Alle
weergegeven afbeeldingen en video's en alle ontvangen
muziek en geluiden worden automatisch opgeslagen in de
Galerij. Geluidsfragmenten worden geopend in de
Muziekspeler en videoclips en streaming-koppelingen
worden geopend in de toepassing RealPlayer. Afbeeldingen
worden geopend in de weergave voor afbeeldingen.
Werken met mediabestanden
en mappen
Selecteer het bestand of de map als u een bestand of map
wilt openen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u een bestand
en Opties > Organiseren > Nieuwe map. U kunt geen
mappen binnen mappen maken.
Wilt u bestanden kopiëren of verplaatsen, dan selecteert u
een bestand en Opties > Organiseren > Verplaatsen naar
map, Nieuwe map, Verpl. naar geh.kaart, Kop. naar
geh.kaart, Kop. naar telef.geh. of Verpl. naar telef.geh..
Als u via de browser bestanden naar de Galerij wilt
downloaden, selecteert u Afbld. downldn, Video's downl.
of Geluiden dwnl.. De browser wordt geopend en u kunt een
bookmark kiezen of het adres van de downloadsite invoeren.
Als u een bestand wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Geef het item aan waarnaar u zoekt. Alle bestanden
die overeenkomen met de zoekopdracht worden
weergegeven.
Afbeeldingen weergeven
Als u een afbeelding wilt openen om deze te bekijken,
selecteert u Opties > Openen.
Als u de vorige of volgende afbeelding wilt openen om deze
te bekijken, gaat u naar links of naar rechts.
Als u de afbeelding op het scherm wilt vergroten, selecteert
u Opties > Inzoomen. Als u de afbeelding op het scherm
wilt verkleinen, selecteert u Uitzoomen.
Als u de afbeelding in een volledig scherm wilt weergeven,
selecteert u Opties > Volledig scherm. Als u wilt terugkeren
naar de normale weergave, selecteert u Opties > Normaal
scherm.
Als u de afbeelding wilt draaien, selecteert u Opties >
Roteren. Selecteer Naar rechts om de afbeelding 90 graden
rechtsom te draaien en Naar links om de afbeelding 90
graden linksom te draaien.
Afbeeldingbestanden beheren
Als u uitvoerige informatie over de afbeelding wilt
weergeven, selecteert u Opties > Gegevens bekijken.
Als u de afbeelding wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden en de verzendmethode.
Als u de naam van de afbeelding wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Naam wijzigen.
Als u de afbeelding wilt instellen als achtergrondafbeelding,
selecteert u Opties > Afbeelding gebruiken > Inst. als
Als u de afbeeldilng aan een contact wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Afbeelding gebruiken > Toewijzen
aan contact. De toepassing Contacten wordt geopend en u
kunt het contact voor de afbeelding selecteren.
RealPlayer
Selecteer Menu > Media > RealPlayer.
RealPlayer kan videoclips en audiobestanden afspelen die in
het geheugen van het apparaat of op een geheugenkaart zijn
opgeslagen, die via e-mail of een compatibele pc naar het
apparaat zijn overgebracht, of die vanaf het web op het
apparaat worden afgespeeld. De ondersteunde
bestandsindelingen zijn onder andere MPEG-4, MP4 (geen
streaming), 3GP, RV, RA, AMR en Midi. RealPlayer ondersteunt
niet altijd alle varianten van een mediabestandsindeling.
Videoclips en streaming media
afspelen
Als u een videoclip of een audiobestand wilt afdrukken,
selecteert u Opties > Openen > Recente clips om een van
de zes clips af te spelen die u het laatst hebt afgespeeld, of
Opgeslagen clip om een clip af te spelen of een
webkoppeling te openen. Selecteer Afspelen.
Als u streaming media wilt afspelen, selecteert u een
webkoppeling naar een clip en selecteert u Afspelen. Of u
maakt verbinding met internet, surft naar een videoclip of
audiobestand en selecteert Afspelen. RealPlayer herkent
twee soorten koppelingen: een rtsp:// URL en een http:// URL
dat naar een RAM-bestand verwijst. Voordat de content
begint te streamen, moet het apparaat verbonden zijn met
een website en de content bufferen. Als er door een
netwerkverbindingsprobleem een afspeelfout wordt
veroorzaakt, probeert RealPlayer automatisch opnieuw met
het internettoegangspunt te verbinden.
Als u het volume tijdens het afspelen wilt aanpassen,
gebruikt u de volumetoetsen.
Als u tijdens het afspelen snel vooruit wilt spoelen, navigeert
u omhoog en houdt u de navigatietoets ingedrukt. Als u
tijdens het afspelen wilt terugspoelen, navigeert u omlaag
en houdt u de navigatietoets ingedrukt.
Als u het afspelen of streamen wilt beëindigen, selecteert u
Stoppen. Het bufferen of verbinden met de streamingsite
stopt, het afspelen van de clip stopt en de clip wordt naar het
begin teruggespoeld.
Als u videoclips van het web wilt downloaden, selecteert u
Opties > Video's downloaden.
Als u de videoclip in het volledige scherm wilt weergeven,
selecteert u Opties > Op volledig scherm. Als u het
volledige scherm gebruikt, wordt het beeld zo groot mogelijk
weergegeven met behoud van de verhoudingen.
Audiobestanden en videoclips
verzenden
Als u een mediaclip naar een compatibel apparaat wilt
overbrengen, selecteert u Opties > Zenden. Selecteer de
verzendmethode.
Als u een mediaclip in een bericht wilt verzenden, stelt u een
multimediabericht op, selecteert u de clip die u wilt
toevoegen en selecteert u Object invoegen > Videoclip of
Geluidsclip.
Gegevens over een mediaclip
weergeven
Selecteer Opties > Gegevens clip als u de eigenschappen
van een video- of geluidsclip of van een webkoppeling wilt
weergeven. De weergegeven informatie kan bijvoorbeeld uit
de bitsnelheid of de internet internetkoppeling van een
streaming-bestand bestaan.
Instellingen voor RealPlayer
U kunt de RealPlayer-instellingen ontvangen in een bericht
van uw serviceprovider.
Als u de instellingen handmatig wilt definiëren, selecteert u
Opties > Instellingen > Video of Streaming.
Flash-speler
Selecteer Menu > Media > Flash-speler.
Met de Flash-speler kunt u flash-bestanden die speciaal zijn
gemaakt voor mobiele apparaten weergeven, afspelen en
gebruiken.
Flash-bestanden beheren
Plaats een geheugenkaart in uw apparaat om het gebru ik van
Flash-speler te optimaliseren
Als u een flash-bestand wilt afspelen, gaat u naar het bestand
en drukt u op de navigatietoets.
Als u een flash-bestand wilt verzenden naar compatibele
apparaten, selecteert u Opties > Verzenden. Het is mogelijk
dat bepaalde flash-bestanden niet mogen worden verzonden
in verband met copyrightbepalingen.
Als u wilt schakelen tussen flash-bestanden die zijn
opgeslagen in het geheugen van het apparaat of op de
geheugenkaart, gaat u naar de desbetreffende tabbladen.
Als u de flash-bestandskwaliteit wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Kwaliteit wanneer het flash-bestand wordt
afgespeeld. Als u Hoog selecteert, is het mogelijk dat
sommige flash-bestanden onregelmatig en langzaam
worden afgespeeld als gevolg van de oorspronkelijke
instellingen. Wijzig de kwaliteitsinstelling van dergelijke
bestanden in Normaal of Laag om het afspelen te
verbeteren.
Als u flash-bestanden wilt ordenen, selecteert u Opties >
Indelen.
Radio
Selecteer Menu > Media > Radio.
De kwaliteit van de radio-uitzending is afhankelijk van het
De FM-radio maakt gebruik van een andere antenne dan de
antenne van het draadloze apparaat. De FM-radio werkt
alleen goed als er een compatibele hoofdtelefoon of
toebehoren op het apparaat is aangesloten.
De radio beluisteren
Als u een zender wilt zoeken, selecteert u of . Als u de
frequentie handmatig wilt instellen, selecteert u Opties >
Handmatig afstemmen.
Als u de beschikbare zenders wilt weergeven op basis van
hun locatie, selecteert u Opties > Zenderoverzicht
(netwerkdienst).
Als u de huidige zender aan uw zenderlijst wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Zender opslaan.
Als u een eerder opgeslagen radiozender wilt beluisteren,
selecteert u
Als u het volume wilt aanpassen, gebruikt u de
volumetoetsen.
Als u bij het beluisteren van de radio wilt schakelen tussen
het gebruik van de headset en de luidspreker, selecteert u
Opties > Luidspreker aan.
Als u wilt terugkeren naar het startscherm en de FM-radio op
de achtergrond wilt laten spelen, selecteert u Opties > Afsp.
in achtergrond.
of .
Visuele inhoud weergeven
Neem contact op met uw serviceprovider als u de
beschikbaarheid en de kosten wilt weten, en als u zich wilt
abonneren op de dienst.
Voordat u visuele inhoud kunt weergeven, moet u een
internettoegangspunt hebben gedefinieerd in Menu >
1. Als u de beschikbare visuele inhoud voor de geselecteerde
zender wilt weergeven, selecteert u Opties > Visuele
dienst starten. Als de service-ID voor Visual Radio niet is
opgeslagen voor de zender, voert u deze in, of selecteert
u Ophalen om ernaar te zoeken in het
zendertelefoonboek (netwerkdienst) .
2. Selecteer de locatie uit het zendertelefoonboek die het
dichtst bij u in de buurt is. Als uw apparaat een zender
vindt die overeenkomt met de geselecteerde frequentie,
wordt de Visual Service-ID ervan getoond. Als u de visuele
inhoud ervan wilt weergeven, selecteert u OK.
Opgeslagen zenders
Als u de lijst van de door u opgeslagen zenders wilt
weergeven, selecteert u Opties > Zenders.
Als u een opgeslagen zender wilt beluisteren, selecteert u
Opties > Zender > Luisteren.
Als u de beschikbare visuele inhoud van een station met de
dienst Visual Radio wilt weergeven, selecteert u Opties >
Als u de zendergegevens wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Zender > Bewerken.
Radio-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen en een van de volgende
opties:
• Starttoon — Selecteer of er een toon klinkt als de
toepassing wordt gestart.
• Autostart dienst — Selecteer Ja om de dienst Visual
Radio automatisch te starten als u een opgeslagen zender
selecteert die de dienst Visual Radio aanbiedt.
• Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat voor
de gegevensverbinding wordt gebruikt. U hebt geen
toegangspunt nodig als u de toepassing wilt gebruiken als
een gewone FM-radio.
Internetradio
Selecteer Menu > Media > Internetradio.
Naar internetradiozenders
luisteren
Waarschuwing: Luister naar muziek op een gematigd
geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan een hoog
geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Houd het
apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt
gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u via het internet naar een radiozender wilt luisteren,
selecteert u een zender uit het zenderoverzicht, zoekt u een
zender op naam bij de dienst Nokia Internet Radio of
selecteert u Opties > Zender handm. toev.. Selecteer
Luisteren als u de juiste zender gevonden hebt.
Als u het afspelen wilt stoppen, houdt u de navigatietoets
ingedrukt. Druk nogmaals op de navigatietoets om het
afspelen te hervatten.
Met de volumetoetsen kunt u het volume aanpassen.
Selecteer Opties > Zenderinformatie om zenderinformatie
te bekijken (niet beschikbaar als u de zender handmatig hebt
opgeslagen).
Als u naar een zender luistert die u bij uw favorieten hebt
opgeslagen, bladert u naar links of naar rechts om naar de
vorige of volgende opgeslagen zender te luisteren.
Tip: Met de toepassing Web kunt u naar koppelingen
van zenders surfen. Compatibele koppelingen worden
automatisch geopend in de toepassing Internetradio.
Zenders zoeken
Als u radiozenders wilt zoeken op naam in de dienst Nokia
Internetradio, selecteert u Zoeken. Voer in het zoekveld de
zendernaam in, of de eerste letters daarvan, en selecteer
Zoeken.
Als u de zender wilt beluisteren, selecteert u Luisteren.
Als u de zender wilt opslaan in uw favorieten, selecteert u
Als u nogmaals wilt zoeken, selecteert u Opties > Opnieuw
zoeken.
Zenders opslaan
Als u uw favoriete zenders wilt weergeven en beluisteren,
selecteert u Favorieten.
Als u handmatig een zender wilt toevoegen aan uw
favorieten, selecteert u Opties > Zender handm. toev..
Voer het webadres in van de zender en de naam waaronder
de zender verschijnt in de favorietenlijst.
Als u de zender die u nu beluistert wilt toevoegen aan uw
favorieten, selecteert u Opties > Toev. aan Favorieten.
Als u zendergegevens wilt weergeven, naar een zender hoger
of lager in de lijst wilt gaan, of een zender wilt verwijderen
uit de favorieten, selecteert u Opties > Zender en de
gewenste optie.
Als u uitsluitend zenders wilt weergeven die beginnen met
bepaalde letters of cijfers, voert u deze tekens in. De
overeenkomende zenders worden weergegeven.
Instellingen Internetradio
Als u het standaardtoegangspunt wilt selecteren om
verbinding te maken met het netwerk selecteert u Opties >
Instellingen > Standaardtoegangspunt. Selecteer Altijd
vragen als u wilt dat het apparaat vraagt naar het
toegangspunt, telkens wanneer u de toepassing opent.
Als u de verbindingssnelheid voor GPRS-packetgegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen > Bitrate voor GPRS-verb..
Als u de verbindingssnelheid voor 3G-packetgegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen > Bitrate voor 3G-verbinding.
Als u de verbindingssnelheid voor WLAN-verbindingen wilt
wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen > Bitrate
voor WiFi-verb..
De kwaliteit van de radio-ontvangst hangt af van de
verbindingssnelheid die u hebt geselecteerd. Hoe hoger de
snelheid, des te beter de kwaliteit. Als u buffering wilt
voorkomen, gebruikt u op snelle verbindingen uitsluitend de
hoogste kwaliteit.
Met de nieuwe Eseries kunt u surfen op internet en op het
intranet van uw bedrijf en nieuwe toepassingen naar het
apparaat downloaden en ze installeren. Het apparaat kan ook
gebruikt worden als een modem, zodat u met uw pc
verbinding kunt maken met internet.
Web
Selecteer Menu > Web.
Om webpagina's weer te geven (netwerkdienst), moet u de
instellingen voor het internettoegangspunt configureren. Als
u gebruik maakt van dataoproepen of GPRS-verbindingen,
moet het netwerk dataoproepen en GPRS ondersteunen en
moet deze gegevensdienst geactiveerd zijn voor uw SIMkaart.
Tip: U kunt de instellingen voor het
internettoegangspunt van uw serviceprovider als een
speciaal SMS-bericht ontvangen of deze opzoeken op
de webpagina van uw serviceprovider. U kunt de
instellingen voor het internettoegangspunt ook
handmatig invoeren.
'Internettoegangspunten', p. 59.
Neem contact op met uw serviceprovider voor de
beschikbaarheid van diensten, de prijzen en de kosten.
Serviceproviders geven u instructies voor het gebruik van hun
diensten.
Als de beveiligingsindicator ( ) wordt weergegeven tijdens
een verbinding, is de gegevensoverdracht tussen het
apparaat en de internet-gateway of server gecodeerd. Het
veiligheidssymbool geeft niet aan dat de
gegevensoverdracht tussen de gateway en de
contentaanbieder (of de locatie waar de aangevraagde bron
is opgeslagen) veilig is. De serviceprovider beveiligt de
gegevensoverdracht tussen de gateway en de
contentaanbieder.
Het is mogelijk dat beveiligingscertificaten nodig zijn voor
sommige diensten, zoals bankdiensten. U krijgt een melding
als de identiteit van de server niet betrouwbaar is of als uw
apparaat niet het juiste beveiligingscertificaat heeft. Neem
voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Surfen op internet
Als u wilt surfen op internet, selecteert u een bookmark of
typt u het webadres handmatig, en u selecteert Ga naar.
Maak alleen gebruik van diensten die u vertrouwt en die
adequate beveiliging en bescherming bieden tegen
schadelijke software.
Tip: Zodra u de eerste tekens van het adres invoert,
worden er adressen weergegeven van eerder bezochte
pagina's die overeenkomen met hetgeen u invoert. Als
u een pagina wilt openen, gaat u naar het adres en
drukt u op de navigatietoets.
Voor het navigeren op een webpagina gebruikt u de
navigatietoets, die als een aanwijzer wordt weergegeven op
de pagina. Wanneer u de aanwijzer boven een koppeling
plaatst, verandert de aanwijzer in een hand. Druk op de
navigatietoets om de koppeling te openen. Nieuwe
koppelingen op een webpagina zijn gewoonlijk blauw
onderstreept en bezochte koppelingen zijn paars
onderstreept. Afbeeldingen die als koppeling fungeren,
krijgen een blauwe rand.
De adressen van de pagina's die u bezoekt, worden
opgeslagen in de map Autom. bookmrks.
Bookmarks
Om tijdens het browsen bij de weergave Bookmarks te
komen, selecteert u Opties > Bookmarks. Selecteer de
bookmark om een webpagina te bekijken.
Selecteer Opties > Ga naar webadres om naar een andere
webpagina te browsen, voer het webadres in en selecteer Ga
naar.
Als u tijdens het browsen een bookmark wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Opslaan als bookmark.
Selecteer Opties > Bookmarkbeheer om de bookmarks in
de weergave Bookmarks te ordenen. U kunt bookmarks
verplaatsen en bewerken en nieuwe mappen maken.
Cache leegmaken
Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt om
gegevens tijdelijk op te slaan. Als u toegang hebt gezocht of
gehad tot vertrouwelijke informatie waarvoor u een
wachtwoord moet opgeven, kunt u de cache van het
apparaat na gebruik beter legen. De informatie of de
diensten waartoe u toegang hebt gehad, worden namelijk in
de cache opgeslagen.
Als u de cache wilt leegmaken, selecteert u Opties >
Privacyggvns wissen > Cache wissen.
Feeds en blogs
Selecteer Menu > Web > Webfeeds.
Feeds bevatten doorgaans koppen en artikelen over recent
nieuws of andere onderwerpen. Blog is een afkorting van
weblog, een webdagboek dat voortdurend wordt
bijgewerkt.
U opent een feed of blog door ernaartoe te gaan en op de
navigatietoets te drukken.
Als u een feed of blog wilt toevoegen of bewerken, selecteert
u Opties > Feed beheren > Nieuwe feed of Bewerken.
Een verbinding verbreken
Als u de verbinding wilt verbreken en de browserpagina
offline wilt weergeven, selecteert u Opties >
Instrumenten > Verbind. verbreken. Als u de verbinding
wilt verbreken en de browser wilt sluiten, selecteert u
Opties > Afsluiten.
Webinstellingen
Selecteer Menu > Web > Opties > Instellingen.
De webinstellingen zijn in vier groepen verdeeld:
• Algemeen bevat de instellingen van het toegangspunt,
de startpagina en de beveiligingsinstellingen voor
browsen.
• Pagina bevat de instellingen voor afbeeldingen, geluid en
pop-ups.
• Privacy bevat de instellingen die met uw privacy te maken
hebben.
• Webfeeds bevat de instellingen die te maken hebben met
webfeeds en blogs.
Surfen op intranet
Selecteer Menu > Kantoor > Intranet.
Om op het intranet van uw bedrijf te kunnen surfen, moet u
een bedrijfsspecifiek VPN-beleid instellen. Selecteer Menu >
Instrumenten > Instell. > Verbinding > VPN.
Als u verbinding wilt maken met een intranet, opent u de
toepassing Intranet, kiest u de verbindingsmethode en
selecteert u Opties > Verbinden.
Als u wilt instellen welk VPN-profiel moet worden gebruikt
voor de verbinding, selecteert u Opties > Ander VPN-be leid
gebr..
Als u de instellingen voor de intranetverbinding wilt
opgeven, selecteert u Opties > Instellingen.
Internettoegangspunte
n
Een internettoegangspunt is een verzameling instellingen,
die bepaalt hoe het apparaat een gegevensverbinding met
het netwerk tot stand brengt. Als u e-mail en
multimediadiensten wilt gebruiken en webpagina's wilt
weergeven, moet u eerst toegangspunten voor deze
diensten definiëren.
Mogelijk zijn sommige of alle toegangspunten voor uw
apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld. U kunt ze
dan niet zelf maken, bewerken of verwijderen.
Een internettoegangspunt voor
packet-gegevens instellen
(GPRS)
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
2. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt om een nieuw
toegangspunt te maken, of selecteer een bestaand
toegangspunt in de lijst en vervolgens Opties >
toegangspunt in. Deze naam wordt meestal verstrekt
door uw serviceprovider.
• Gebruikersnaam — Voer uw gebruikersnaam in als
de serviceprovider dit vereist. Gebruikersnamen zijn
gewoonlijk hoofdlettergevoelig en worden verstrekt
door de serviceprovider.
• Vraag om wachtw. — Selecteer Ja om uw
wachtwoord in te voeren telkens wanneer u zich bij
een server aanmeldt, of selecteer Nee om het
wachtwoord op te slaan in het geheugen van uw
apparaat en de aanmelding te automatiseren.
• Wachtwoord — Voer uw wachtwoord in als de
serviceprovider dit vereist. Het wachtwoord is
gewoonlijk hoofdlettergevoelig en word verstrekt
door de serviceprovider.
• Verificatie — Selecteer Beveiligd om uw
wachtwoord altijd gecodeerd te verzenden, of
selecteer Normaal om uw wachtwoord gecodeerd te
verzenden indien dit mogelijk is.
• Homepage — Geef het webadres op van de pagina
die u als startpagina op het scherm wilt weergeven
wanneer u dit toegangspunt gebruikt.
4. Nadat u de instellingen hebt gedefinieerd, selecteert u
Opties > Geavanc. instell. om de geavanceerde
instellingen te definiëren of Terug om de instellingen op
te slaan en af te sluiten.
Geavanceerde instellingen voor
internettoegangspunten voor
packet-gegevens (GPRS)
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
Nadat u de basisinstellingen voor het internettoegangspunt
voor packet-gegevens (GPRS) hebt gedefinieerd, selecteert u
Opties > Geavanc. instell. en definieert u de volgende
geavanceerde instellingen:
• Netwerktype — Selecteer IPv4 of IPv6 als het type
internetprotocol. Het internetprotocol definieert hoe
gegevens naar en van het apparaat worden overgebracht.
• IP-adres telefoon — Voer het IP-adres van het apparaat
in. Selecteer Automatisch om het IP-adres van het
apparaat te ontvangen van de netwerkoperator. Deze
instelling wordt alleen weergegeven als u
Netwerktype > IPv4 selecteert.
• DNS-adres — Selecteer Primair DNS-adres en Secundair
DNS-adres en voer hun IP-adressen in, als de
serviceprovider dit vereist. Als u dit niet doet, worden de
adressen van de naamservers automatisch ingesteld.
• Proxyserveradres — Het adres van de proxyserver
invoeren. Proxyservers zijn tussenliggende servers die
door sommige serviceproviders worden gebruikt tussen
een browserdienst en de gebruikers daarvan. Sommige
serviceproviders gebruiken dergelijke servers om extra
veiligheid en een snellere toegang tot de dienst te kunnen
bieden.
Handmatig een WLANtoegangspunt instellen
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
2. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt om een nieuw
toegangspunt te maken of selecteer een bestaand
toegangspunt uit de lijst en vervolgens Opties >
Toegangspt dupliceren om het te gebruiken als basis
voor het nieuwe toegangspunt.
3. Definieer de volgende instellingen:
• Naam verbinding — Voer een omschrijvende naam
in voor de verbinding.
• Drager gegevens — Selecteer Wireless LAN.
• WLAN-netwerknaam — Selecteer Handmat.
opgeven om de SSID (service set identifier) in te
stellen, oftewel de naam waarmee het specifieke
WLAN wordt aangeduid. Selecteer Netw.namen
zken om het netwerk te kiezen uit de WLAN's die
binnen het bereik liggen.
• Netwerkstatus — Selecteer Verborgen als het
netwerk waar u een verbinding mee wilt maken
verborgen is, of Openbaar als het niet verborgen is.
• WLAN-netwerkmodus — Als u Infrastructuur
selecteert, kunnen apparaten via een WLANtoegangspunt met elkaar en met bedrade LANapparaten communiceren. Als u Ad-hoc selecteert,
kunnen apparaten rechtstreeks gegevens naar elkaar
verzenden en ontvangen, zonder dat er een WLANtoegangspunt nodig is.
• WLAN-beveil.modus — U moet dezelfde
beveiligingsmodus selecteren die wordt gebruikt in
het WLAN-toegangspunt. Als u WEP (wired equivalent
privacy), 802.1x of WPA/WPA2 (Wi-Fi protected access)
selecteert, moet u ook de relevante bijkomende
instellingen configureren.
• WLAN-beveil.instell. — Bewerk de
beveiligingsinstellingen voor de geselecteerde
beveiligingsmodus.
• Homepage — Voer het webadres in van de pagina die
u als startpagina wilt tonen als u dit toegangspunt
gebruikt.
Gebruik de WLAN-wizard als u het WLAN-toegangspunt
automatisch wilt laten instellen. Selecteer Menu >
Connect. > WLAN-wiz..
Geavanceerde instellingen voor
WLAN-toegangspunten
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
Nadat u de basisinstellingen voor het toegangspunt voor
draadloze LAN-netwerken hebt ingesteld, selecteert u
Opties > Geavanc. instell. en definieert u de volgende
geavanceerde instellingen:
• IPv4-instellingen — Voer het IP-adres en
naamserveradres (DNS) van het apparaat in voor het IPv4internetprotocol.
• IPv6-instellingen — Selecteer of typ de
naamserveradressen voor het IPv6-internetprotocol.
• Ad-hoc kanaal — Het kanaal wordt meestal automatisch
gekozen. Als u het kanaalnummer (1-11) handmatig wilt
invoeren, selecteert u Door gebr. gedef..
• Proxyserveradres — Voer het adres van de proxyserver
in.
• Proxypoortnummer — Voer het poortnummer van de
proxyserver in.
Een pc verbinden met
internet
U kunt het apparaat ook gebruiken om een pc te verbinden
met internet.
1. Sluit de gegevenskabel aan op de USB-aansluitingen van
het apparaat en de pc.
2. Selecteer Pc verb. met internet. De benodigde software
wordt automatisch vanaf het apparaat op de pc
geïnstalleerd.
3. Accepteer de installatie op de pc. Accepteer tevens de
verbinding als u hierom wordt gevraagd. Wanneer er
verbinding is gemaakt met het web, wordt de
webbrowser van de pc geopend.
U moet beheerdersrechten hebben op de pc. Ook moet het
programma "autorun" (voor automatisch afspelen) op de pc
zijn ingeschakeld.
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
In Berichten (netwerkdienst) kunt u SMS-berichten,
multimediaberichten, audioberichten en e-mailberichten
verzenden en ontvangen. U kunt ook webdienstberichten,
infodienstberichten en speciale berichten met gegevens
ontvangen en dienstopdrachten verzenden.
Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet u
wellicht het volgende doen:
• Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en
controleren of het apparaat zich binnen het bereik van een
netwerk bevindt.
• Controleren of het netwerk de berichtfuncties ondersteunt
die u wilt gebruiken en of deze zijn geactiveerd op de SIMkaart.
• Het internettoegangspunt definiëren in het apparaat.
'Internettoegangspunten', p. 59.
• Instellingen voor de e-mailaccount definiëren in het
apparaat.
• De SMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor SMS-berichten', p. 79.
• De MMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 79.
Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van de
SIM-kaart herkent en sommige berichtinstellingen
automatisch configureert. Als dat niet gebeurt, moet u deze
instellingen handmatig definiëren of contact opnemen met
uw serviceprovider voor het configureren van de instellingen.
Berichtenmappen
Berichten en gegevens die via Bluetooth- of
infraroodverbindingen worden ontvangen, worden
opgeslagen in de map Inbox. E-mailberichten worden
opgeslagen in Mailbox. Berichten die u hebt opgesteld,
kunnen worden opgeslagen in de map Ontwerpen.
Berichten die nog moeten worden verzonden, worden
opgeslagen in de map Outbox en berichten die al zijn
verzonden, met uitzondering van Bluetooth- en
infraroodberichten, worden opgeslagen in de map
Verzonden.
Zie
Tip: Berichten worden in de Outbox geplaatst,
bijvoorbeeld als uw apparaat geen netwerkbereik
heeft. U kunt ook instellen dat e-mailberichten moeten
worden verstuurd zodra er weer verbinding is met de
externe mailbox.
Opmerking: Als het pictogram of de tekst Bericht
verzonden op het beeldscherm van het apparaat verschijnt,
betekent dit niet dat het bericht op de bedoelde bestemming
is aangekomen.
Als u bij het netwerk een afleveringsrapport wilt aanvragen
voor de tekstberichten en MMS-berichten die u hebt
verzonden (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Instellingen > SMS of Multimediabericht > Rapport
ontvangen. De rapporten worden opgeslagen in de map
Rapporten.
Berichten indelen
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Mijn
mappen > Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Naam map wijzigen. Alleen de naam van mappen
die u zelf hebt gemaakt kunt u wijzigen.
Als u een bericht naar een andere map wilt verplaatsen
selecteeert u het bericht, Opties > Verplaats naar map, de
map en OK.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren,
selecteert u Opties > Sorteren op. U kunt de berichten
sorteren op Datum, Afzender, Onderwerp of Berichttype.
Als u de eigenschappen van een bericht wilt weergeven,
selecteert u het bericht en Opties > Berichtgegevens.
Berichtenlezer
De berichtenlezer leest ontvangen tekst- en
multimediaberichten hardop voor.
Als u een bericht wilt afspelen, houdt u de linkerselectietoets
ingedrukt wanneer u een tekstbericht ontvangt.
Als u het volgende bericht in de Inbox wilt horen, gaat u
omlaag. Als u het bericht nogmaals wilt horen, gaat u
omhoog. Ga aan het begin van het bericht omhoog als u het
vorige bericht wilt horen.
U kunt het voorlezen onderbreken door de linkerselectietoets
kort in te drukken. U kunt doorgaan door de
linkerselectietoets nogmaals kort in te drukken.
Als u het voorlezen wilt beëindigen, drukt u op de eindtoets.
Spraak
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraak.
Met Spraak kunt u de taal, stem en stemeigenschappen voor
de berichtenlezer instellen.
De stemeigenschappen
bewerken
Selecteer Taal om de taal voor de berichtlezer in te stellen.
Ga naar de Nokia-website als u extra talen voor uw apparaat
wilt downloaden.
Selecteer Stem om de spreekstem in te stellen. De stem is
taalgevoelig.
Selecteer Spraakinstellingen > Snelheid om de
spreeksnelheid in te stellen.
Selecteer Spraakinstellingen > Volume om het volume
van de stem in te stellen.
Als u een stem wilt beluisteren, opent u het spraaktabblad,
selecteert u de gewenste stem en kiest u Opties > Spraak
afspelen.
E-mailberichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Mailbox.
Om e-mailberichten te kunnen ontvangen en verzenden,
moet u een externe mailboxdienst hebben. Deze dienst kan
aangeboden worden door een internetserviceprovider, een
netwerkprovider of uw bedrijf. Het apparaat voldoet aan de
internetstandaarden SMTP, IMAP4 (herziening 1) en POP3, en
aan verschillende leverancierspecifieke e-mailoplossingen.
Andere e-mailproviders kunnen diensten aanbieden met
andere instellingen of functies dan in deze
gebruikershandleiding beschreven staan. Neem voor meer
informatie contact op met uw serviceprovider of emailserviceprovider.
Misschien kunt u de volgende e-mailaccounts op het apparaat
installeren:
• Een gewoon POP- of IMAP-e-mailaccount. U moet
verbinding maken met de mailbox en de e-mails naar het
apparaat downloaden voordat u ze kunt lezen.
• Nokia Messaging. Nokia Messaging wordt gebruikt met
verschillende internet e-mailproviders, zoals de emaildiensten van Google. Nokia Messaging stuurt de
nieuwe e-mailberichten naar het apparaat, zolang de
toepassing Nokia Messaging actief is.
• Mail for Exchange. Mail for Exchange wordt meestal
gebruikt om zakelijke e-mailberichten te lezen. De IT-
afdeling van uw bedrijf kan u verdere instructies geven
over hoe u Mail for Exchange moet installeren en
gebruiken met de e-mailservers van het bedrijf.
Er kunnen ook andere e-mailoplossingen beschikbaar zijn.
Als u meerdere mailboxen hebt gedefinieerd, bijvoorbeeld
een POP- of een IMAP-e-mailbox en Mail for Exchange, moet
u één daarvan selecteren als uw standaardmailbox. Telkens
als u een nieuw e-mailbericht opstelt, zal die mailbox worden
gebruikt.
Selecteer Opties > Instellingen > E-mail >
Standaardmailbox en een mailbox om de
standaardmailbox in Messaging te definiëren.
E-mail op het startscherm
Om in te stellen welke mailbox op het startscherm wordt
weergegeven, selecteert u Menu > Instrumenten >
Om te controleren of de mailbox die u geselecteerd hebt op
het startscherm kan worden weergegeven, selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen >
Persoonlijk > Startscherm > Modusinstellingen >
Toepass. startscherm > Ingeschakelde toepass. en
Melding e-mail 1 of Melding e-mail 2.
Nokia Messaging
De dienst Nokia Messaging stuurt automatisch emailberichten door vanaf uw bestaande e-mailadres naar uw
Nokia E66. U kunt e-mails lezen, beantwoorden en ordenen
terwijl u onderweg bent. De dienst Nokia Messaging biedt
ondersteuning voor diverse e-mailproviders via internet die
vaak worden gebruikt voor persoonlijke e-mails, zoals de emaildiensten van Google.
Het kan zijn dat er kosten in rekening worden gebracht voor
de dienst Nokia Messaging. Neem contact op met uw
serviceprovicer of de dienst Nokia Messaging voor informatie
over mogelijke kosten.
U kunt de dienst Nokia Messaging alleen gebruiken als deze
door uw netwerk wordt ondersteund en in uw regio
beschikbaar is.
De toepassing Nokia Messaging installeren
1. Selecteer Menu > Nokia e-mail > Nieuw.
2. Lees de informatie op het scherm en selecteer Starten.
3. Selecteer Verbinden om het apparaat toegang tot het
netwerk te geven.
4. Voer uw e-mailadres en wachtwoord in.
U kunt de dienst Nokia Messaging zelfs op uw apparaat
activeren als u andere e-mailtoepassingen hebt
geïnstalleerd, zoals Mail for Exchange.
Mail for Exchange
Met Mail for Exchange kunt u uw zakelijke e-mail op uw
apparaat ontvangen. U kunt e-mails beantwoorden,
compatibele bijlagen bekijken en bewerken,
agendagegevens bekijken, uitnodigingen voor
vergaderingen ontvangen en beantwoorden, vergaderingen
plannen en contactgegevens bekijken, toevoegen en
bewerken.
ActiveSync
Gebruik van Mail for Exchange is beperkt tot draadloze
synchronisatie van PIM-informatie tussen het Nokiaapparaat en de geautoriseerde Microsoft Exchange-server.
Mail for Exchange kan alleen worden ingesteld als uw
organisatie beschikt over Microsoft Exchange Server.
Bovendien moet uw IT-beheerder Mail for Exchange voor uw
account hebben geactiveerd.
Voordat u begint met het instellen van Mail for Exchange
moet u het volgende controleren:
• een zakelijke e-mail-ID;
• uw gebruikersnaam op het bedrijfsnetwerk;
• uw wachtwoord op het bedrijfsnetwerk;
• de domeinnaam van het netwerk (raadpleeg de IT-
afdeling van uw bedrijf);
• de servernaam van Mail for Exchange (raadpleeg de IT-
afdeling van uw bedrijf).
Afhankelijk van de instellingen van Mail for Exchange op de
bedrijfsserver moet u mogelijk nog andere informatie
invoeren. Als u niet beschikt over de juiste informatie, moet
u contact opnemen met de IT-afdeling van uw bedrijf.
Voor Mail for Exchange is het gebruik van de blokkeringscode
mogelijk verplicht. De standaardblokkeringscode van uw
apparaat is 12345 maar mogelijk heeft uw IT-beheerder een
andere code voor u ingesteld.
U kunt het profiel en de instellingen van Mail for Exchange in
de instellingen van Berichten openen en wijzigen.
U kunt met het apparaat e-mails van een POP- of een IMAPe-mailaccount downloaden.
POP3 is een versie van het e-mailprotocol dat wordt gebruikt
om e-mail- of internetmailberichten van een server op te
halen en op te slaan. IMAP4 is een versie van het
toegangsprotocol voor internetberichten waarmee u emailberichten kunt bekijken en beheren terwijl ze nog op de
e-mailserver staan. U kunt er vervolgens voor kiezen welke
berichten u naar het apparaat wilt downloaden.
POP- of IMAP-e-mail instellen
1. Blader vanaf het startscherm naar de e-mailwizard en
druk op de navigatietoets.
2. Selecteer E-mail inst. starten.
3. Lees de informatie op het scherm en selecteer Starten.
4. Selecteer Ja om toe te staan dat het apparaat toegang tot
het netwerk krijgt.
5. Voer uw e-mailadres en wachtwoord in.
6. Lees de informatie op het scherm en selecteer OK om de
e-mailinstellingen te voltooien. De naam van uw nieuwe
mailbox vervangt Mailbox in de hoofdweergave van
Berichten.
Tip: Selecteer in de hoofdweergave Berichten
Opties > Instellingen > E-mail nadat u een POP- of
IMAP-e-mailaccount hebt gemaakt en vervolgens de
mailbox om de instellingen te bewerken, bijvoorbeeld
om een handtekening toe te voegen of om de naam
van de mailbox te wijzigen.
Verbinding maken met een externe
mailbox
E-mail die aan u is geadresseerd, wordt automatisch
ontvangen door uw externe mailbox en niet door het
apparaat. Als u uw e-mailberichten wilt lezen, moet u eerst
verbinding maken met de externe mailbox en vervolgens de
e-mailberichten selecteren die u wilt ophalen met uw
apparaat.
1. Als u ontvangen berichten wilt ophalen met uw apparaat
en deze wilt bekijken, selecteert u uw mailbox in de
hoofdweergave van Berichten. Zodra de vraag Verbinden
met mailbox? verschijnt, selecteert u Ja.
2. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in, als dit
gevraagd wordt.
3. Selecteer Opties > E-mail ophalen > Nieuw om
nieuwe berichten op te halen die u nog niet eerder hebt
gelezen of opgehaald, Geselecteerd om alleen berichten
op te halen die u in de externe mailbox hebt geselecteerd
of Alle om alle berichten op te halen die u nog niet eerder
hebt opgehaald.
4. Als u uw e-mailberichten offline wilt beheren om de
kosten van de verbinding te beperken en te werken in
omstandigheden waarin geen gegevensverbinding
mogelijk is, selecteert u Opties > Verbind. verbreken
om de verbinding met de externe mailbox te beëindigen.
Wijzigingen die u offline aanbrengt in mappen in de
externe mailbox, worden pas doorgevoerd wanneer u de
volgende keer verbinding maakt met uw mailbox en
gegevens synchroniseert.
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten
of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Als u een ontvangen e-mailbericht wilt lezen, opent u het
bericht in de mailbox.
Als u een bijlage wilt openen, selecteert u Opties >
Bijlagen.
Als u alleen de afzender van een e-mailbericht wilt
antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Afzender.
Als u alle geadresseerden van een e-mailbericht wilt
antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden > Allen.
Tip: Als u een e-mailbericht wilt verzenden dat
bestanden als bijlage bevat, worden de bijlagen niet
in het antwoord opgenomen. Als u het ontvangen emailbericht doorstuurt, worden de bijlagen wel
opgenomen.
Als u een e-mailbericht wilt doorsturen, selecteert u Opties >
Doorsturen.
Als u een bestand als bijlage wilt toevoegen aan een emailbericht, selecteert u Opties > Invoegen en de bijlage
die u wilt toevoegen.
Als u een bijlage wilt verwijderen uit een e-mailbericht dat u
verstuurt, selecteert u de bijlage en Opties >
Verwijderen.
Als u de prioriteit van een bericht wilt instellen, selecteert u
Opties > Zendopties > Prioriteit.
Als u de tijd wilt instellen waarop het e-mailbericht wordt
verzonden, selecteert u Opties > Zendopties > Bericht
zenden. Selecteer Meteen, of selecteer Bij besch. verb. als
u offline werkt.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt bellen, als de
afzender in Contacten staat, selecteert u Opties > Bellen.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt antwoorden met
een audiobericht of een multimediabericht, selecteert u
Opties > Bericht maken.
E-mailberichten opstellen en verzenden
1. Als u een e-mailbericht wilt schrijven, selecteert u Nieuw
bericht > E-mail.
2. Selecteer Opties > Ontvngr toevoegen om de emailadressen van de ontvanger in Contacten te
selecteren, of typ de e-mailadressen in het veld Naar.
Gebruik een puntkomma om e-mailadressen te scheiden.
Gebruik het veld Cc om een kopie naar andere
geadresseerden te verzenden, of het veld Bcc om Bccontvangers op te geven (de ontvangers kunnen elkaars emailadres dan niet zien).
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp in voor
het e-mailbericht.
4. Typ uw e-mailbericht in het tekstgebied en selecteer
Als u geheugenruimte op uw apparaat wilt vrijmaken, moet
u regelmatig berichten uit de mappen Inbox en Verzenden,
evenals opgehaalde e-mailberichten verwijderen.
Als u e-mailberichten alleen van het apparaat wilt
verwijderen en het origineel op de server wilt laten staan,
selecteert u Opties > Verwijderen > Telef. (kop
behouden).
Als u e-mailberichten zowel van het apparaat als van de
externe server wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Verwijderen > Telefoon en server.
Als u het verwijderen wilt annuleren, selecteert u Opties >
Verwijd. onged. mkn.
Submappen in externe e-mail
Als u submappen maakt in uw IMAP4-mailboxen op een
externe server, kunt u deze mappen met uw apparaat
weergeven en beheren als u er een abonnement op hebt. U
kunt alleen op mappen in uw IMAP4-mailboxen een
abonnement nemen.
Als u mappen in uw IMAP4-mailbox wilt weergeven, brengt
u een verbinding tot stand en selecteert u Opties > E-
mailinstellingen > Inst. voor ophalen >
Mapabonnementen.
Als u een externe map wilt weergeven, selecteert u een map
en Opties > Abonneren. De mappen waarop u bent
geabonneerd, worden elke keer wanneer u verbinding
maakt, bijgewerkt. Als de mappen groot zijn, kan dit even
duren.
Als u de lijst met mappen wilt bijwerken, selecteert u een map
en Opties > Mappenlijst bijwrkn.
SMS-berichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
SMS-berichten schrijven en
verzenden
Het apparaat ondersteunt tekstberichten die langer zijn dan
de limiet voor één bericht. Langere berichten worden
verzonden als twee of meer berichten. Uw serviceprovider
kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening brengen.
Tekens met accenten, andere symbolen en sommige
taalopties nemen meer ruimte in beslag, waardoor het aantal
tekens dat in één bericht kan worden verzonden, wordt
beperkt.
1. Als u een SMS-bericht wilt schrijven, selecteert u Nieuw
bericht > SMS.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer dan
één nummer invoert, moet u de nummers scheiden met
een puntkomma.
3. Voer de tekst van het bericht in. Als u een sjabloon wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Als u een berichtencentrale wilt kiezen voor het verzenden
van het bericht, selecteert u Opties > Zendopties >
Ber.centrale in gebr..
Als u wilt dat het netwerk u afleveringsrapporten voor uw
berichten stuurt (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Zendopties > Rapport ontvangen > Ja.
Als u wilt instellen hoe lang de berichtencentrale blijft
proberen uw bericht te verzenden (netwerkdienst) als de
eerste poging is mislukt, selecteert u Opties >
Zendopties > Geldigheid bericht. Als de ontvanger niet
kan worden bereikt binnen de gestelde periode, wordt het
bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Als u het bericht naar een andere indeling wilt converteren,
selecteert u Opties > Zendopties > Ber. verzonden als >
Tekst, Fax, Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie
alleen als u zeker weet dat de berichtencentrale SMSberichten kan converteren naar deze andere indelingen.
Neem contact op met uw serviceprovider.
SMS-berichten op de SIM-kaart
Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
SIM-berichten.
U kunt SMS-berichten op de SIM-kaart opslaan. Als u de SIMberichten wilt weergeven, moet u de berichten eerst
kopiëren naar een map op het apparaat. Wanneer u de
berichten naar een map hebt gekopieerd, kunt u ze
weergeven in deze map of ze van de SIM-kaart verwijderen.
1. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren
of Alle markeren om alle berichten te markeren.
2. Selecteer Opties > Kopiëren.
3. Selecteer een map en kies OK om te beginnen met
kopiëren.
Als u berichten die zijn opgeslagen op de SIM-kaart wilt
weergeven, gaat u naar de map waarin u de berichten hebt
gekopieerd en opent u een bericht.
Beeldberichten weergeven
De weergave van een MMS kan verschillen, afhankelijk van
het ontvangende apparaat.
Als u een beeldbericht wilt weergeven, opent u het bericht
vanuit de map Inbox.
Als u gegevens over het beeldbericht wilt weergeven,
selecteert u Opties > Berichtgegevens.
Als u het bericht in een andere map wilt opslaan, selecteert
u Opties > Verplaats naar map.
Als u de afzender van het bericht wilt toevoegen aan
Contacten, selecteert u Opties > Opslaan in Contacten.
Beeldberichten doorsturen
1. Als u het bericht wilt doorsturen, opent u het bericht in
de map Inbox en selecteert u vervolgens Opties >
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de bladertoets om een ontvanger
toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer dan één
nummer wilt opgeven, scheidt u de nummers van elkaar
met een puntkomma.
3. Voer de tekst voor uw bericht in. Als u een sjabloon wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Multimediaberichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
Alleen apparaten met compatibele functies kunnen
multimediaberichten ontvangen en weergeven. De
weergave van een bericht kan verschillen afhankelijk van het
ontvangende apparaat.
Een multimediabericht (MMS) kan tekst en objecten bevatten
zoals afbeeldingen, geluidsclips of videoclips. Voordat u
multimediaberichten kunt verzenden of ontvangen op uw
apparaat, moet u de instellingen voor multimediaberichten
opgeven. Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider
van de SIM-kaart herkent en de instellingen voor
multimediaberichten automatisch configureert. Als dat niet
het geval is, gebruikt u de instellingenwizard of neemt u
contact op met uw serviceprovider voor de juiste
instellingen.
multimediaberichten', p. 79.
Zie 'Instellingen voor
Multimediaberichten opstellen
en verzenden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten
of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
1. Als u een nieuw bericht wilt opstellen, selecteert u Nieuw
bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres
van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere
telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze
door een puntkomma scheiden.
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp voor
het bericht in. Als u wilt wijzigen welke velden worden
weergegeven, selecteert u Opties > Adresvelden.
4. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Object invoegen om multimediaobjecten in te voegen.
U kunt objecten zoals Afbeelding, Geluidsclip en
Videoclip invoegen.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMS-berichten
beperken. Als de omvang van de ingevoegde afbeelding
de limiet overschrijdt, kan de afbeelding door het
apparaat worden verkleind zodat deze via MMS kan
worden verzonden.
5. Elke dia in uw bericht kan slechts één video- of geluidsclip
bevatten. Als u meer dia's aan uw bericht wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Nieuw invoegen > Dia. Als u de
volgorde van de dia's in uw bericht wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Verplaatsen.
6. Als u een voorbeeld van een multimediabericht wilt
bekijken voordat u het verzendt, selecteert u Opties >
Voorbeeld.
7. Selecteer Opties > Zenden.
Als u een object uit een multimediabericht wilt verwijderen,
selecteert u Opties > Bijlage verwijderen.
Als u de verzendopties voor het huidige multimediabericht
wilt instellen, selecteert u Opties > Zendopties.
Multimediaberichten
ontvangen en beantwoorden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten
of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Tip: Als u multimediaberichten ontvangt met objecten
die niet door het apparaat worden ondersteund, kunt
u deze niet openen. Probeer dergelijke objecten naar
een ander apparaat, bijvoorbeeld een computer, te
verzenden en open ze daar.
1. Als u een ontvangen multimediabericht wilt
beantwoorden, opent u het bericht en selecteert u
Opties > Antwoorden.
2. Selecteer Opties en Afzender om de afzender te
antwoorden met een multimediabericht, Via
tekstbericht om te antwoorden met een SMS-bericht, Via
audiobericht om te antwoorden met een audiobericht,
of Via e-mail om te antwoorden met een e-mailbericht.
3. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Verzenden.
Presentaties maken
Het is niet mogelijk om multimediapresentaties te maken als
de MMS-aanmaakmodus is ingesteld op Beperkt. Als u de
instelling wilt wijzigen, selecteert u Berichten > Opties >
1. Als u een presentatie wilt maken, selecteert u Nieuw
bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres
van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere
telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze
door een puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Presentatie maken en kies een
presentatiesjabloon. Een sjabloon bepaalt welke
multimediaobjecten u in de presentatie kunt opnemen en
waar deze worden weergegeven. Bovendien bevat een
sjabloon de overgangseffecten tussen afbeeldingen en
dia's.
4. Ga naar het tekstgebied en voer de tekst in.
5. Als u afbeeldingen, geluid, video of notities wilt invoegen
in uw presentatie, gaat u naar het desbetreffende
objectgebied en selecteert u Opties > Invoegen.
6. Als u dia's wilt toevoegen, selecteert u Invoegen >
Nieuwe dia.
Als u de achtergrondkleur van de presentatie en
achtergrondafbeeldingen voor verschillende dia's wilt
instellen, selecteert u Opties > Achtergr.instel..
Als u overgangseffecten tussen afbeeldingen of dia's wilt
plaatsen, selecteert u Opties > Effectinstellingen.
Als u de presentatie wilt bekijken, selecteert u Opties >
Voorbeeld. Multimediapresentaties kunnen alleen worden
weergegeven op compatibele apparaten met ondersteuning
voor presentaties. De weergave kan per apparaat verschillen.
Presentaties weergeven
Als u een presentatie wilt weergeven, kunt u dat in de map
Inbox doen. Ga naar de presentatie en druk op de
navigatietoets.
Als u de presentatie wilt onderbreken, drukt u op een van
beide selectietoetsen.
Als u het afspelen van de presentatie wilt hervatten,
selecteert u Opties > Doorgaan.
Als de tekst of afbeeldingen te groot voor het scherm zijn,
selecteert u Opties > Bladeren activeren. U kunt dan
schuiven om de hele presentatie te zien.
Als u telefoonnummers en e-mailadressen in de presentatie
wilt zoeken, selecteert u Opties > Zoeken. U kunt deze
nummers en adressen bijvoorbeeld gebruiken om te bellen,
berichten te verzenden of bookmarks te maken.
Multimediabijlagen weergeven
en opslaan
Als u multimediaberichten wilt weergeven als een volledige
presentatie, opent u het bericht en selecteert u Opties >
Presentatie afsp..
Tip: Als u een multimediaobject in een
multimediabericht wilt weergeven of afspelen,
selecteert u Afbeelding bekijken, Geluidsclip
afspelen, of Videoclip afspelen.
Als u de naam en grootte van een bijlage wilt weergeven,
opent u het bericht en selecteert u Opties > Objecten.
Als u een multimediaobject wilt opslaan, selecteert u
achtereenvolgens Opties > Objecten, het object en
Opties > Opslaan.
Een multimediabericht
doorsturen
Open Inbox, ga naar een multimediamelding en druk op de
navigatietoets. Als u het bericht naar een compatibel
apparaat wilt sturen zonder het door uw apparaat te laten
ophalen, selecteert u Opties > Doorsturen. Als de server
geen ondersteuning biedt voor het doorsturen van
multimediaberichten, is deze optie niet beschikbaar.
1. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres
van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere
telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze
door een puntkomma scheiden.
2. Bewerk het bericht eventueel en selecteer Opties >
Zenden.
Tip: Als u de afleverinstellingen van het bericht wilt
bewerken, selecteert u Opties > Zendopties.
Een geluidsclip verzenden
1. Als u een audiobericht wilt opstellen, selecteert u Nieuw
bericht > Audiobericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres
van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere
telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze
door een puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Geluidsclip invoegen en kies of u
een geluidsclip wilt opnemen of er een in de Galerij wilt
selecteren.
Zendopties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u een melding
wilt ontvangen wanneer het bericht met succes is
afgeleverd bij de ontvanger. Wellicht kunt u geen
afleveringsrapport ontvangen voor een
multimediabericht dat naar een e-mailadres is verzonden.
• Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te
verzenden. Als de ontvanger van het bericht niet binnen
de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het bericht uit
de multimediaberichtencentrale verwijderd. Het netwerk
moet deze functie ondersteunen. Maximale duur is de
maximumtijd die door het netwerk wordt toegestaan.
• Prioriteit — Stel de verzendprioriteit in als Hoog,
Normaal, of Laag.
Chatten
Selecteer Menu > Communic. > Chatten.
U kunt chatten (netwerkdienst) met andere mensen en u
aansluiten bij discussieforums (chatgroepen) over specifieke
onderwerpen. Verschillende serviceproviders onderhouden
chatservers waar u zich kunt aanmelden als u bij een
chatdienst geregistreerd bent. Verschillende
serviceproviders bieden verschillende functies aan.
Als chatten niet mogelijk is bij uw serviceprovider, verschijnt
de functie misschien niet in het menu van het apparaat. Neem
contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over
het aanmelden bij een chatdienst en de kosten van de dienst.
Neem voor meer informatie over de chatinstellingen contact
op met uw serviceprovider.
De instellingen kunt u ontvangen in een speciaal SMS-bericht
van de serviceprovider die de chatdienst aanbiedt. Zo niet,
dan kunt u de instellingen handmatig invoeren.
Andere oplossingen om te chatten, zoals WindowsLive en
Yahoo, kunnen in Download beschikbaar zijn.
serviceprovider een gebruikersnaam, wachtwoord en andere
instellingen die nodig zijn om u aan te melden.
Chatinstellingen definiëren
Als u de instellingen voor chatten wilt opgeven, selecteert u
Opties > Instellingen > Voorkeuren. U kunt bijvoorbeeld
uw schermnaam invoeren en waarschuwingstonen voor
chatten instellen.
Om met één of meerdere chatgebruikers te kunnen
communiceren, en om uw chatcontacten weer te geven en te
bewerken, moet u aangemeld zijn bij een chatserver. U voegt
een chatserver toe door Opties > Instellingen > Servers
te selecteren. Neem contact op met de serviceprovider voor
de juiste instellingen. Als u de server wilt instellen als de
server waar het apparaat zich automatisch aanmeldt,
selecteert u Opties > Instellingen > Standaardserver.
Selecteer Opties > Instellingen > Login-type chat om te
definiëren hoe het apparaat verbinding met de chatserver
maakt. Als u automatisch een verbinding tot stand wilt
brengen tussen het apparaat en de standaardserver,
selecteert u Automatisch. Selecteer Aut. bij thuisntw. om
de verbinding alleen automatisch tot stand te brengen
binnen het thuisnetwerk. Selecteer Bij start toep. als u
verbinding met de server wilt maken zodra u de
chattoepassing opent. Om handmatig verbinding met de
server te maken, selecteert u Handmatig en meldt u zich in
de hoofdchatweergave aan bij de server door Opties >
Aanmelden te selecteren. Voer uw gebruikers-ID en
wachtwoord in als dat gevraagd wordt. Als u een
abonnement neemt op een chatdienst, ontvangt u van uw
Als u wilt zoeken naar chatgebruikers en chatgebruikers-ID's,
selecteert u Chatcontacten > Opties > Nieuw
chatcontact > Zoeken. U kunt zoeken op
Gebruikersnaam, Gebruikers-ID, Telefoonnummer en Emailadres.
Als u een gesprek wilt weergeven, selecteert u de
desbetreffende gesprekspartner.
Als u een gesprek wilt voortzetten, voert u een bericht in en
selecteert u Opties > Verzenden.
Als u wilt terugkeren naar de lijst met gesprekken zonder het
gesprek te sluiten, selecteert u Terug. Als u het gesprek wilt
sluiten, selecteert u Opties > Gesprek beëindigen.
Als u een nieuw gesprek wilt beginnen, selecteert u Opties >
Nieuw gesprek. U kunt een nieuw gesprek met een contact
beginnen terwijl u in een actief gesprek bent. U kunt echter
niet twee actieve gesprekken met één contact voeren.
Als u een afbeelding in een chatbericht wilt invoegen,
selecteert u Opties > Afbeelding verzenden en selecteert
u de afbeelding die u wilt verzenden.
Als u een gesprekspartner wilt opslaan bij uw chatcontacten,
selecteert u Opties > Toev. aan chatcont..
Als u een gesprek wilt opslaan terwijl u in de
gespreksweergave bent, selecteert u Opties > Chat
opnemen. Het gesprek wordt opgeslagen als een
tekstbestand dat kan worden geopend en weergegeven in de
toepassing Notities.
Chatgroepen
Open Chatgroepen. Chatgroepen is alleen beschikbaar als
u bij een chatserver bent aangemeld en deze chatgroepen
ondersteunt.
Als u een chatgroep wilt maken, selecteert u Opties > Nwe
groep maken.
Als u lid wilt worden van een chatgroep of een groepsgesprek
wilt voortzetten, gaat u naar de desbetreffende groep en
drukt u op de navigatietoets. Voer een bericht in en selecteer
Opties > Verzenden.
Als u lid wilt worden van een chatgroep die niet op de lijst
staat maar waarvan u wel de groeps-ID kent, selecteert u
Opties > Aanm. bij nwe groep.
Als u een chatgroep wilt verlaten, selecteert u Opties >
Chatgroep verlaten.
Als u wilt zoeken naar chatgroepen en chatgroep-ID's,
selecteert u Chatgroepen > Opties > Zoeken. U kunt
zoeken op Groepsnaam, Onderwerp en Deelnemers
(gebruikers-ID).
Als u een chatgebruiker aan de groep wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Deelnr toevoegen. Selecteer een
gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer de contact-ID
in.
Als u een lid uit de chatgroep wilt verwijderen, selecteert u
Opties > Verwijderen.
Als u leden rechten voor het bewerken van chatgroepen wilt
toekennen, selecteert u Opties > Editor toevoegen.
Selecteer een gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer
de ID van de gebruiker in. Chatgebruikers met de juiste
rechten kunnen groepsinstellingen bewerken en andere
gebruikers uitnodigen om lid te worden van de groep of
gebruikers van de groep uitsluiten.
Als u de rechten voor het bewerken van een groep wilt
intrekken, selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u wilt voorkomen dat bepaalde chatgebruikers lid worden
van een groep, selecteert u Opties > Toev. aan uitsl.lijst.
Selecteer een gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer
de ID van de gebruiker in.
Als u een uitgesloten gebruiker in een groep wilt uitnodigen,
selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u een geblokkeerde chatgebruiker wilt zoeken, voert u de
eerste letters van diens naam in. Namen die aan de zoekterm
voldoen, worden in een lijst weergegeven.
Als u berichten van een geblokkeerde chatgebruiker wilt
ontvangen, selecteert u Opties > Blokkering opheffen.
Als u geen berichten van andere chatgebruikers wilt
ontvangen, selecteert u Opties > Nwe cont. blokkeren.
• Beschikb. aut. laden — Als u de onlinestatus van uw
chatcontacten automatisch wilt bijwerken, selecteert u
Automatisch.
• Offline contacten — Stel in of chatcontacten met een
offlinestatus worden weergegeven in de lijst met
chatcontacten.
• Kleur eigen berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u verzendt.
• Kleur ontv. berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u ontvangt.
• Datum/tijd-info tonen — De tijd weergeven waarop
afzonderlijke berichten in een chatgesprek worden
ontvangen of verzonden.
• Chatsignaaltoon — Selecteer het signaal dat wordt
afgespeeld als u een nieuw chatbericht ontvangt.
Speciale berichttypen
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
U kunt speciale berichten ontvangen, die gegevens bevatten
zoals operatorlogo's, beltonen, bookmarks of instellingen
voor internettoegang of voor een e-mailaccount.
Als u de inhoud van dergelijke berichten wilt opslaan,
selecteert u Opties > Opslaan.
Dienstberichten
Dienstberichten zijn berichten die door serviceproviders naar
uw apparaat worden verzonden. Deze kunnen meldingen
bevatten, zoals nieuws, diensten of koppelingen waarmee de
inhoud van het bericht kan worden gedownload.
Als u de instellingen voor dienstberichten wilt definiëren,
selecteert u Opties > Instellingen > Dienstbericht.
Als u de dienst of de berichtinhoud wilt downloaden,
selecteert u Opties > Bericht downloaden.
Als u de afzender, het webadres, de vervaldatum en andere
gegevens van het bericht wilt weergeven alvorens het te
downloaden, selecteert u Opties > Berichtgegevens.
Dienstopdrachten verzenden
U kunt een bericht met een aanvraag voor een dienst (ook
wel een USSD-opdracht genoemd) naar uw serviceprovider
verzenden en daarmee activatie van bepaalde
netwerkdiensten aanvragen. Neem contact op met uw
serviceprovider voor de vereiste dienstaanvraagtekst.
Als u een dienstaanvraagbericht wilt verzenden, selecteert u
Opties > Dienstopdracht. Voer de dienstaanvraagtekst in
en selecteer Opties > Verzenden.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, moet u mogelijk de
ontvangst van infodiensten inschakelen. Selecteer Opties >
Instellingen > Ontvangst > Aan.
Als u alle berichten over een bepaald onderwerp wilt
weergeven, selecteert u het onderwerp.
Als u berichten over een bepaald onderwerp wilt ontvangen,
selecteert u Opties > Abonnement.
Tip: U kunt onderwerpen instellen als belangrijke
onderwerpen. Wanneer het apparaat in de stand-by
modus is, wordt u gewaarschuwd als u een bericht
ontvangt over een belangrijk onderwerp. Selecteer een
onderwerp en selecteer Opties > Direct melden.
Als u onderwerpen wilt toevoegen, bewerken of verwijderen,
selecteert u Opties > Item.
Infodienst
Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Infodienst.
Met de netwerkinfodienst kunt u van serviceproviders
informatie ontvangen over verschillende onderwerpen, zoals
het weerbericht of filemeldingen in een bepaald gebied.
Neem contact op met uw serviceprovider voor beschikbare
onderwerpen en relevante onderwerpnummers.
Infodienstberichten kunnen worden ontvangen als het
apparaat in de externe SIM-modus is. Het is mogelijk dat bij
een GPRS-verbinding geen ontvangst van infodiensten
mogelijk is.
Infodienstberichten kunnen niet met een UMTS-netwerk (3G)
worden ontvangen.
Berichtinstellingen
Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen.
Vul alle velden in die zijn gemarkeerd met Te definiëren of
met een rood sterretje.
Mogelijk wordt in uw apparaat de SIM-kaartprovider herkend
en worden de juiste instellingen voor SMS-berichten,
multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd.
Als dat niet het geval is, neemt u contact op met uw
serviceprovider voor de juiste instellingen, vraagt u de
instellingen bij uw serviceprovider aan via een
configuratiebericht of gebruikt u de instellingenwizard.
berichtencentrales voor uw apparaat weer, of maak een
nieuwe.
• Ber.centrale in gebr. — Selecteer een berichtencentrale
voor het verzenden van het bericht.
• Tekencodering — Selecteer Beperkte onderst. om
tekens automatisch naar een ander coderingssysteem te
converteren als deze functie beschikbaar is.
• Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u wilt dat het
netwerk u afleveringsrapporten over uw berichten stuurt
(netwerkdienst).
• Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht probeert te verzenden als dit
de eerste keer niet lukt (netwerkdienst). Als de ontvanger
niet kan worden bereikt binnen de gestelde periode,
wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
• Ber. verzonden als — Converteer het bericht naar een
andere indeling, bijvoorbeeld Tekst, Fax,
Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie alleen als
u zeker weet dat de berichtencentrale SMS-berichten kan
converteren naar deze andere indelingen. Neem contact
op met uw serviceprovider.
• Voorkeursverbinding — Selecteer de
verbindingsmethode van uw voorkeur voor het verzenden
van SMS-berichten vanaf uw apparaat.
• Ant. via zelfde centr. — Instellen of antwoorden worden
verzonden via dezelfde berichtencentrale
(netwerkdienst).
Instellingen voor
multimediaberichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > Multimediabericht.
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Grootte afbeelding — Selecteer Klein of Groot om de
grootte van afbeeldingen in multimediaberichten aan te
passen. Selecteer Origineel om de oorspronkelijke
grootte van afbeeldingen te behouden.
• MMS-aanmaakmodus — Selecteer Beperkt om te
voorkomen dat uw apparaat inhoud in
multimediaberichten invoegt, die niet wordt ondersteund
door het netwerk of door het ontvangende apparaat.
Selecteer Met begeleiding als u een waarschuwing wilt
ontvangen voor dergelijke inhoud. Selecteer Vrij als u een
multimediabericht wilt maken zonder beperkingen voor
het type van de bijlagen. Als u Beperkt selecteert, kunt u
geen multimediapresentaties te maken.
• Toeg.punt in gebruik — Selecteer het
standaardtoegangspunt dat u wilt gebruiken om
verbinding te maken met de
multimediaberichtencentrale. Het is mogelijk dat u het
standaardtoegangspunt niet kunt wijzigen als dit vooraf
is ingesteld door uw serviceprovider.
Aut. bij eigen ntwrk om een melding te ontvangen als u
een multimediabericht kunt downloaden van de
berichtencentrale wanneer u zich bijvoorbeeld in het
buitenland of buiten uw eigen netwerk bevindt,
Handmatig om multimediaberichten handmatig te
downloaden van de berichtencentrale, of Uit om geen
multimediaberichten te ontvangen.
• Anonieme ber. toest. — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen van onbekende afzenders.
• Advertent. ontvang. — Selecteer of u berichten wilt
ontvangen die als advertentie zijn gedefinieerd.
• Rapport ontvangen — Selecteer Ja om de status van het
verzonden bericht weer te geven in het logboek
(netwerkdienst). Wellicht kunt u geen afleveringsrapport
ontvangen voor een multimediabericht dat naar een emailadres is verzonden.
• Rapportz. weigeren — Selecteer Ja om vanaf uw
apparaat geen afleveringsrapporten te verzenden voor
ontvangen multimediaberichten.
• Geldigheid bericht — Selecteer hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te verzenden
(netwerkdienst). Als de ontvanger van het bericht niet
binnen de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het
bericht uit de multimediaberichtencentrale verwijderd.
Maximale duur is de maximumtijd die door het netwerk
wordt toegestaan.
Instellingen e-mailaccount
Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > E-mail.
Als u probeert mailboxinstellingen te bewerken, maar nog
geen e-mailaccount hebt ingesteld, worden aanwijzingen
weergegeven om een e-mailaccount in te stellen.
Als u een mailbox hebt gedefinieerd, gaat u ernaartoe en
drukt u op de navigatietoets om de instellingen te bewerken.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan
verschillen. Het kan zijn dat sommige instellingen door uw
serviceprovider al zijn ingesteld.
Verbindingsinstellingen
Als u de verbindingsinstellingen wilt opgeven, selecteert u
een e-mailaccount en Opties > Bewerken >
Verbindingsinstellingen. Als u de instellingen voor de door
u ontvangen e-mail wilt bewerken, selecteert u Inkomende
e-mail. Als u de instellingen voor de door u verzonden e-mail
wilt bewerken, selecteert u Uitgaande e-mail.
Gebruikersinstellingen
Als u de gebruikersinstellingen voor een e-mailaccount wilt
opgeven, selecteert u eerst de account, vervolgens Opties >
Bewerken > Gebruikersinstellingen, en geeft u de
volgende instellingen op:
• Mijn mailnaam — Een naam opgeven die bij het
verzenden van e-mail vóór uw e-mailadres wordt
weergegeven.
• Antwoord — Geef aan of u antwoorden naar een ander
adres wilt laten doorsturen. Selecteer Aan, en typ het emailadres waar u de antwoorden naar wilt laten
doorsturen. U kunt slechts één adres opgeven om
antwoorden naar te laten doorsturen.
• E-mails verwijd. uit — Geef aan of u de e-mailberichten
alleen van het apparaat wilt verwijderen of van het
apparaat en de server. Selecteer Altijd vragen als u wilt
bevestigen vanaf welke locatie de e-mail moet worden
verwijderd wanneer u een e-mail verwijdert.
• Bericht zenden — Geef aan of de e-mail direct moet
worden verzonden of op het moment waarop een
verbinding beschikbaar is.
• Kopie naar mij — Geef aan of u een kopie van de e-mail
wilt opslaan op uw externe mailbox en op het adres dat is
gedefinieerd in Mijn e-mailadres in de Uitgaande e-
mail instellingen.
• Handtek. opnemen — Geef aan of u een handtekening
aan uw e-mailberichten wilt toevoegen.
• Melding bij nieuwe e-mail — Geef aan of u een
waarschuwing wilt ontvangen in de vorm van een toon of
een bericht als er een nieuw e-mailbericht is.
Instellingen voor ophalen
Als u de instellingen voor ophalen wilt opgeven, selecteert u
eerst de e-mailaccount, vervolgens Opties > Bewerken >
Inst. voor ophalen, en geeft u de volgende instellingen op:
• E-mail ophalen — Geef aan of u alleen de e-
mailkoptekstgegevens wilt ophalen, zoals afzender,
onderwerp en datum, of de e-mail of e-mail met bijlagen.
Deze instelling is alleen bedoeld voor POP3-mailboxen.
• Aantal — Selecteer het aantal e-mailberichten dat u van
de externe server wilt ophalen en naar uw mailbox wilt
overbrengen.
• Pad IMAP4-map — Geef het pad op voor mappen waar u
zich op kunt abonneren. Deze instelling is alleen bedoeld
voor IMAP4-mailboxen.
• Mapabonnementen — Een abonnement nemen op
andere mappen in de externe mailbox en content van die
mappen ophalen. Deze instelling is alleen bedoeld voor
IMAP4-mailboxen.
Instellingen voor automatisch ophalen
Als u de instellingen voor het automatisch ophalen van e-mail
wilt definiëren, selecteert u het e-mailaccount en Opties >
Bewerken > Automatisch ophalen en definieert u de
volgende instellingen:
• E-mail ophalen — Selecteer Ingeschakeld om nieuwe
e-mailberichten automatisch uit uw externe mailbox op
te halen, of Uitsl. eigen netwrk om alleen nieuwe emailberichten automatisch uit uw externe mailbox op te
halen wanneer u zich in uw eigen netwerk bevindt en niet
wanneer u bijvoorbeeld onderweg bent.
• E-mailmeldingen — Hiermee kunt u notificaties
ontvangen als er e-mailberichten binnenkomen.
Instellingen voor
dienstberichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > Dienstbericht.
Als u dienstberichten van serviceproviders wilt ontvangen,
selecteert u Dienstberichten > Aan.
Als u wilt instellen hoe u diensten en berichtinhoud wilt
downloaden, selecteert u Ber. downloaden >
Automatisch of Handmatig. Als u Automatisch selecteert,
kunt u alsnog gevraagd worden sommige downloads te
Voordat u een oproep kunt plaatsen of ontvangen, moet het
apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige
SIM-kaart en zich binnen het bereik van een netwerk
bevinden.
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet
uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor
internetoproepen. Als u verbinding wilt maken met een
internetoproepdienst, moet uw apparaat zich binnen de
dekking van een verbindingsnetwerk bevinden, zoals een
WLAN-toegangspunt.
Spraakoproepen
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de
serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren,
afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen,
belastingen, enzovoort.
Een oproep beantwoorden
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om een oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt dempen in plaats van een oproep te
beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een actief gesprek hebt en de wachtfunctie
(netwerkdienst) is geactiveerd, drukt u bij een nieuwe
inkomende oproep op de beltoets om deze te beantwoorden.
De eerste oproep wordt dan in de wachtstand gezet. Druk op
de eindetoets om de actieve oproep te beëindigen.
Een oproep plaatsen
Als u een oproep wilt plaatsen, voert u het netnummer en
abonneenummer in en drukt u op de beltoets.
Tip: Voor internationale oproepen voert u het
plusteken (+) in dat de internationale toegangscode
vervangt, en voert u de landcode, het netnummer (laat
zo nodig de eerste 0 weg) en het abonneenummer in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt
annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u een oproep wilt plaatsen aan een opgeslagen contact,
drukt u op de contactentoets. Voer de eerste letters van de
naam in, ga naar de naam en druk op de beltoets.
contacten voor Eseries', p. 37.
Als u een oproep wilt plaatsen met behulp van het logboek,
drukt u op de beltoets om de 20 laatstgekozen nummers
weer te geven. Ga naar het gewenste nummer of de gewenste
naam en druk op de beltoets.
Als u het volume van een actieve oproep wilt aanpassen,
gebruikt u de volumetoetsen.
Zie 'Logboek ', p. 94.
Zie 'Nokia-
Als u van een spraakoproep wilt overschakelen naar een
video-oproep, selecteert u Opties > Naar video-oproep.
Het apparaat beëindigt de spraakoproep en plaatst een
video-oproep aan de andere partij.
Een conferentiegesprek voeren
1. Als u een conferentiegesprek wilt voeren, toetst u het
nummer van een deelnemer in en drukt u op de beltoets.
2. Als de deelnemer antwoordt, selecteert u Opties >
Nieuwe oproep.
3. Nadat u alle deelnemers hebt gebeld, selecteert u
Opties > Conferentie om de oproepen samen te voegen
tot een conferentiegesprek.
Als u de microfoon van uw apparaat tijdens een oproep wilt
dempen, selecteert u Opties > Dempen.
Als u een deelnemer uit het conferentiegesprek wilt
verwijderen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en
selecteert u Opties > Conferentie > Deelnemer
verwijd..
Als u onderling met een deelnemer aan het
conferentiegesprek wilt overleggen, gaat u naar de
desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties >
Conferentie > Privé.
Video-oproepen
Als u een video-oproep wilt verzenden of ontvangen, moet u
zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden.
Informeer bij uw netwerkoperator of serviceprovider naar de
beschikbaarheid en abonnementen. Als de ontvanger een
compatibele mobiele telefoon heeft, ziet u tijdens het
spreken in real-time videobeelden van deze persoon. De
videobeelden die door de camera op uw eigen apparaat
worden vastgelegd, worden bij de andere persoon
weergegeven. Een video-oproep is alleen mogelijk tussen
twee partijen.
Een video-oproep plaatsen
Als u een video-oproep wilt plaatsen, voert u het
telefoonnummer in of selecteert u de ontvanger van de
video-oproep in Contacten. Selecteer vervolgens Opties >
Bellen > Video-oproep. Als de video-oproep begint, wordt
de camera geactiveerd Is de camera reeds in gebruik, dan
wordt het verzenden van videobeelden uitgeschakeld. Als de
ontvanger van de oproep geen videobeelden terug wil
zenden, wordt in plaats daarvan een afbeelding
weergegeven. Deze kunt u instellen in Menu >
Als u het verzenden van audio, video, of video en audio wilt
uitschakelen, selecteert u Opties > Uitschakelen > Audio
verzenden, Video verzenden of Audio & video vrzndn.
Als u het ontvangen geluid wilt horen via de luidspreker,
selecteert u Opties > Luidspreker insch.. Wilt u de
luidspreker dempen en het luistergedeelte gebruiken, dan
selecteert u Opties > Telefoon insch..
Als u de plaats van de beelden wilt omwisselen, selecteert u
Als u het beeld op het scherm wilt vergroten of verkleinen,
selecteert u Opties > Inzoomen of Uitzoomen.
Als u de video-oproep wilt beëindigen en een nieuwe
spraakoproep naar dezelfde ontvanger wilt plaatsen,
selecteert u Opties > Naar spraakoproep.
Een video delen
Gebruik Video delen (netwerkdienst) om live video of een
videoclip van uw apparaat naar een ander compatibel mobiel
apparaat te verzenden tijdens een spraakoproep. Deze
functie kan alleen worden gebruikt binnen het bereik van een
UMTS-netwerk.
1. Plaats een spraakoproep aan de geselecteerde persoon.
Als de oproep is beantwoord en uw apparaat bij een SIPserver is geregistreerd, kunt u een een video delen.
2. Selecteer Opties > Video delen > LiveClip om live
video of een videoclip van uw apparaat te verzenden. Als
u de clip eerst wilt bekijken, selecteert u Opties >
Afspelen.
3. Selecteer de ontvanger in Contacten, of voer het SIP-adres
handmatig in om een uitnodiging te verzenden. Het delen
begint automatisch als de ontvanger accepteert.
4. Als u het delen van de video wilt beëindigen, selecteert u
Stop. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.
Een uitnodiging voor video
delen ontvangen
Als u een uitnodiging voor video delen ontvangt, wordt er
een bericht weergegeven met de naam of het SIP-adres van
de beller.
Als u de uitnodiging wilt accepteren en het delen beginnen,
selecteert u Accept..
Als u de uitnodiging wilt weigeren, selecteert u Weigeren.
De spraakoproep blijft dan gewoon actief.
Internetoproepen
Selecteer Menu > Communic. > Internettel..
Met uw apparaat kunt u gesprekken via het internet
(netgesprekken) voeren. Uw apparaat zal bij het kiezen van
alarmnummers in de eerste plaats gebruikmaken van
mobiele netwerken. Als het kiezen van een alarmnummer
over een mobiel netwerk niet gelukt is, zal uw apparaat
proberen het alarmnummer via uw provider te bellen.
Vanwege de gevestigde aard van mobiele telefonie, moet u,
indien mogelijk, gebruikmaken van mobiele netwerken om
een alarmnummer te bellen. Zorg ervoor dat uw mobiele
telefoon ingeschakeld is en gereed is om een nummer te
kiezen voordat u een alarmnummer belt, als er dekking van
een mobiel netwerk beschikbaar is. De mogelijkheid om via
internettelefonie een alarmnummer te bellen, hangt af van
de beschikbaarheid van een WLAN-netwerk en de
implementatie van alarmoproepmogelijkheden van uw
provider. Neem contact op met uw provider om na te gaan
of het bellen van een alarmnummer via het internet mogelijk
is.
Met de dienst voor internetoproepen (netwerkdienst) kunt u
oproepen verzenden en ontvangen via internet met de VoIPtechnologie (Voice over Internet Protocol). Internetoproepen
kunnen worden verzonden tussen twee computers, tussen
mobiele telefoons en tussen een VoIP-apparaat en een
traditionele telefoon. Als u een internetoproep wilt
verzenden of ontvangen, moet uw apparaat zich binnen het
bereik van een WLAN-netwerk bevinden. De beschikbaarheid
van de dienst voor internetoproepen kan per land of regio
verschillen.
Een nieuw profiel voor
internetoproepen maken
U kunt pas internetoproepen verzenden of ontvangen als u
een profiel voor internetoproepen hebt gemaakt.
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > SIP-instellingen > Opties > Nieuw
SIP-profiel en voer de vereiste gegevens in. Als u het
aanmelden bij de dienst voor internetoproepen
automatisch wilt laten verlopen, selecteert u
Registratie > Altijd aan. Neem voor de juiste
instellingen contact op met uw aanbieder voor
internetoproepen.
2. Selecteer Terug totdat u terug bent in de hoofdweergave
voor het instellen van de Verbinding.
3. Selecteer Internettelefoon > Opties > Nieuw
profiel. Voer een naam in voor het profiel en selecteer het
SIP-profiel dat u zojuist hebt gemaakt.
Als u wilt instellen welk profiel moet worden gebruikt als u
automatisch verbinding maakt met de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Menu > Communic. >
Internettel. > Voorkeursprofiel.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u in de SIP-instellingen
Registratie > Wanneer nodig als u een profiel voor
internetoproepen maakt.
Vraag uw serviceprovider naar de instellingen voor
beveiligde internetoproepen, als u een beveiligde
internetoproep wilt maken. De proxyserver die voor het
profiel voor internetoproepen is geselecteerd, moet
beveiligde internetoproepen ondersteunen. Beveiligde
internetoproepen worden aangeduid met
.
Verbinding maken met de
dienst voor internetoproepen
Selecteer Menu > Communic. > Internettel..
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet
uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor
internetoproepen. Als u hebt gekozen voor automatisch
aanmelden, wordt automatisch verbinding gemaakt met de
dienst voor internetoproepen. Als u zich handmatig
aanmeldt bij de dienst, selecteert u een beschikbaar netwerk
in de lijst en Selecteer.
De lijst met netwerken wordt elke 15 seconden automatisch
vernieuwd. Als u de lijst handmatig wilt vernieuwen,
selecteert u Opties > Vernieuwen. Gebruik deze optie als
uw WLAN-netwerk niet in de lijst staat.
Als u een dienst voor internetoproepn voor uitgaande
oproepen wilt selecteren als het apparaat verbinding heeft
met meerdere diensten, selecteert u Opties > Service
wijzigen.
Als u nieuwe diensten wilt configureren, selecteert u
Opties > Service configureren. Deze optie wordt alleen
weergegeven als er diensten zijn die nog niet zijn
geconfigureerd.
Als u het netwerk wilt opslaan waarmee u momenteel
verbinding hebt, selecteert u Opties > Netwerk opslaan.
De opgeslagen netwerken worden met een sterretje
gemarkeerd in de lijst met netwerken.
Als u met een verborgen WLAN verbinding wilt maken met
een dienst voor internetoproepen, selecteert u Opties >
Verborgen netwerk gebr..
Als u de verbinding met een dienst voor internetoproepen
wilt verbreken, selecteert u Opties > Verb. met serv.
verbr..
Internetoproepen verzenden
U kunt een internetoproep verzenden vanuit alle
toepassingen waarmee u een reguliere spraakoproep kunt
verzenden. Ga in Contacten bijvoorbeeld naar het gewenste
contact en selecteer Bellen > Internetoproep.
Als u een internetoproep wilt verzenden vanaf het
startscherm, voert u het SIP-adres in en drukt u op de
beltoets.
Als u een netoproep wilt verzenden naar een adres dat niet
met een cijfer begint, drukt u op een willekeurige cijfertoets
als het apparaat in de stand-by modus staat en drukt u
vervolgens enkele seconden op # om het scherm leeg te
maken en over te schakelen van de cijfermodus naar de
lettermodus. Toets het adres in en druk op de beltoets.
Als u internetoproepen wilt instellen als het
voorkeursoproeptype voor uitgaande oproepen, selecteert u
Menu > Communic. > Internettel. > Opties >
Instellingen > Standaardoproeptype >
Internetoproep. Als het apparaat verbinding heeft met een
dienst voor internetoproepen, worden alle oproepen
verzonden als internetoproepen.
Instellingen voor de dienst voor
internetoproepen
Selecteer Opties > Instellingen, ga naar de instellingen van
de gewenste dienst en druk op de navigatietoets.
Als u zich automatisch wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Login-type >
Automatisch. Als u kiest voor automatisch aanmelden bij
WLAN-netwerken, wordt met enige regelmaat automatisch
gezocht naar WLAN-netwerken. Dit gaat ten koste van de
batterijcapaciteit en -levensduur.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Login-type > Handmatig.
Als u de netwerken die u hebt opgeslagen voor de dienst voor
internetoproepen en de netwerken die worden gedetecteerd
door de dienst voor internetoproepen wilt weergeven,
selecteert u Opgeslagen verb. netw..
Als u de dienst-specifieke instellingen wilt definiëren,
selecteert u Service-inst. bewerken. Deze optie is alleen
beschikbaar als op het apparaat een plug-in is geïnstalleerd
die specifiek is voor de dienst.
Snelkeuze
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Oproep > Snelkeuze > Aan.
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een
cijfertoets ingedrukt te houden terwijl het startscherm in
beeld is.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen,
selecteert u Menu > Communic. > Snelkeuze. Ga naar de
cijfertoets (2 - 9) op het scherm en selecteer Opties >
Toewijz.. Selecteer het gewenste nummer in Contacten.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is
toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets
en selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is
toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en
selecteert u Opties > Wijzigen.
Oproepen omleiden
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw voicemail of
naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie.
Kies of u spraak-, gegevens- of faxoproepen wilt omleiden en
maak een keuze uit de volgende opties:
• Alle spraakoproepen, Alle gegevensoproepen, of Alle
faxoproepen — Alle inkomende spraak-, gegevens- of
faxoproepen omleiden.
• Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als u een
actief gesprek hebt.
• Als niet aangenomen — Inkomende oproepen omleiden
als het apparaat gedurende een bepaalde periode is
overgegaan. Selecteer in de lijst Wachttijd: hoe lang het
apparaat overgaat voordat de oproep wordt omgeleid.
het apparaat is uitgeschakeld of geen netwerkbereik
heeft.
• Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen
tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen
omgeleid als het apparaat bezet is, niet wordt
beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar uw voicemail,
selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en
selecteert u vervolgens Opties > Activeren > Naar
Als u oproepen wilt doorschakelen naar een ander
telefoonnummer, selecteert u een oproeptype en een
doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties >
Activeren > Naar ander nummer. Voer in het veld
Nummer: een nummer in of selecteer Zoeken om een
nummer op te halen dat is opgeslagen in Contactpersonen.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen wilt
controleren, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u
Opties > Controleer status.
Als u het omleiden van oproepen wilt beëindigen, gaat u naar
de omleidoptie en selecteert u Opties > Annuleer.
Oproepen blokkeren
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Blokkeren.
U kunt de oproepen die gemaakt of ontvangen kunnen
worden met het apparaat blokkeren (netwerkdienst). Als u
de instellingen wilt wijzigen, hebt u het
blokkeringswachtwoord van uw serviceprovider nodig.
Oproepblokkering heeft effect op alle oproepsoorten.
Om oproepen te blokkeren, kunt u de volgende opties
selecteren:
• Uitgaande oproepen — Spraakoproepen met het
apparaat voorkomen.
• Inkomende oproepen — Inkomende oproepen
voorkomen.
• Internation. oproepen — Oproepen blokkeren naar het
buitenland.
• Ink. opr. in buitenland — Inkomende oproepen
blokkeren van buiten het thuisland.
• Int. opr. niet nr vaderl. — Oproepen blokkeren naar het
buitenland, maar oproepen naar het thuisland toestaan.
Als u de status van geblokkeerde spraakoproepen wilt
bekijken, selecteert u de optie blokkeren en selecteert u
vervolgens Opties > Controleer status.
Als u alle spraakoproepen wilt blokkeren, selecteert u een
optie voor blokkeren en selecteert u vervolgens Opties >
Alle blokk. annul..
Selecteer Opties > Blokk. wachtw. wijz. om het
wachtwoord te wijzigen dat wordt gebruikt voor het
blokkeren van oproepen, faxen en gegevensoproepen. Voer
de huidige code in, gevolgd door tweemaal de nieuwe code.
Het blokkeringswachtwoord moet uit vier cijfers bestaan.
Neem voor meer informatie contact op met uw
serviceprovider.
Internetoproepen
blokkeren
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Blokkeren > Internetopr. blokkeren.
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt weigeren,
selecteert u Anonieme oprpn blokkrn > Aan.
U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden
tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere
telefoondiensten te besturen.
Een DTMF-toonreeks verzenden
1. Plaats een oproep en wacht totdat deze wordt
beantwoord.
2. Selecteer Opties > DTMF verzenden.
3. Voer de DTMF-toonreeks in of selecteer een vooraf
gedefinieerde toonreeks.
Een DTMF-toonreeks aan een contactkaart
koppelen
1. Selecteer Menu > Communic. > Contacten. Open een
contact en selecteer Opties > Bewerken > Opties >
Detail toevoegen > DTMF.
2. Voer de toonreeks in. Als u een onderbreking van circa 2
seconden tussen de tonen wilt invoegen, voert u een p in.
Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat de DTMFtonen pas worden verzonden nadat u tijdens een oproep
DTMF verzenden hebt geselecteerd, voert u een w in.
3. Selecteer Gereed.
Voicemail
Selecteer Menu > Communic. > Opr.mailbox.
Wanneer u de voicemailtoepassing voor het eerst opent,
wordt u gevraagd om het nummer van de voicemail in te
voeren.
Als u de voicemail wilt bellen, selecteert u Opties >
Voicemailbox bellen.
Als u internetoproepen in uw apparaat heeft geconfigureerd,
en een mailbox heeft voor internetoproepen, dan selecteert
u Mlbx vr intrnetoprpn > Opties > Mlbx intrnetopr.
bell. om deze te bellen.
Als u vanaf het startscherm de voicemail wilt bellen, houdt u
1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op de beltoets. Als
u een mailbox voor internetoproepen heeft gedefinieerd,
dan selecteert u of u uw voicemail of uw mailbox voor
internetoproepen wilt bellen.
Als u het nummer voor de voicemail wilt wijzigen, selecteert
u de mailbox en Opties > Nummer wijzigen.
Als u het mailboxadres voor internetoproepen wilt wijzigen,
selecteert u de mailbox en Opties > Adres wijzigen.
Gesproken hulp
Selecteer Menu > Instrumenten > Gespr. hulp.
De toepassing voor gesproken hulp leest de tekst op het
scherm hardop voor, zodat u de basisfuncties van het
apparaat kunt gebruiken zonder op het scherm te kijken.
Als u de items in uw lijst met contacten wilt beluisteren,
selecteert u Contacten. Gebruik deze optie niet als u meer
dan 500 contacten hebt.
Als u informatie over gemiste en ontvangen oproepen,
gekozen nummers en herhaalde oproepen wilt beluisteren,
selecteert u Rcnte oproepen.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, selecteert u
Voicemailbox.
Als u een telefoonnummer wilt kiezen, selecteert u Bellen.
Als u een oproep wilt doen met behulp van
spraakopdrachten, selecteert u Sprkopdrachten.
Als u wilt dat ontvangen berichten worden voorgelezen,
selecteert u Berichtlezer.
Als u de huidige tijd wilt horen, selecteert u Klok. Als u de
huidige datum wilt horen, navigeert u omlaag.
Als de toepassing Gesproken hulp geopend is terwijl een
agenda-alarm moet worden gegeven, wordt de inhoud van
het alarm voorgelezen.
Als u meer opties wilt horen, selecteert u Opties.
Spraakopdrachten
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraakopdr..
U kunt spraakopdrachten gebruiken voor het plaatsen van
oproepen en het openen van toepassingen, profielen en
andere functies van het apparaat.
Het apparaat maakt een spraaklabel voor de items in
Contacten en voor de functies die in de toepassing
Spraakopdrachten zijn ingesteld. Wanneer een spraaklabel
wordt uitgesproken, vergelijkt het apparaat de gesproken
woorden met de spraaklabels in het apparaat.
Spraakopdrachten zijn niet afhankelijk van de stem van de
spreker. De spraakherkenning van het apparaat past zich
echter wel aan de stem van de hoofdgebruiker aan om
spraakopdrachten beter te herkennen.
Een oproep plaatsen
Een spraaklabel voor een contact is de naam of bijnaam die
opgeslagen is bij het contact in Contacten.
Opmerking: Het gebruik van spraaklabels kan
moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of tijdens
een noodgeval. Voorkom dus onder alle omstandigheden dat
u uitsluitend van spraaklabels afhankelijk bent.
Als u een spraaklabel wilt beluisteren, opent u een contact en
selecteert u Opties > Sprklabel afspelen.
1. Houd de spraaktoets ingedrukt als u met behulp van een
spraakopdracht wilt bellen.
2. Als u de toon hoort of het sein op het scherm verschijnt,
spreekt u duidelijk de naam in die is opgeslagen bij een
contact.
3. Het apparaat speelt een gesynthetiseerde spraaklabel af
voor het contact dat herkend is in de geselecteerde taal
van het apparaat, en geeft de naam en het nummer weer.
Na een stilte van 1,5 seconde draait het apparaat het
nummer. Als het contact niet goed herkend was,
selecteert u Volgende om een lijst te zien van andere
contacten die overeenkomen of Stoppen om de oproep
te beëindigen.
Als er verschillende nummers bij het contact opgeslagen
zijn, zal het apparaat het standaardnummer kiezen, als
dat is ingesteld. Anders selecteert het apparaat het eerste
beschikbare nummer in de volgende velden: Mobiel,
Mobiel (thuis), Mobiel (werk), Telefoon, Telefoon
(thuis) en Tel. (werk).
Een toepassing starten
Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen die
zijn ingesteld in de toepassing Spraakopdrachten.
Als u een toepassing wilt starten met een spraakopdracht,
houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam van
de toepassing duidelijk uit. Als de herkende toepassing niet
correct is, selecteert u Volgende om een lijst met andere
overeenkomsten weer te geven of Stoppen om te annuleren.
Als u meer toepassingen wilt toevoegen aan de lijst,
selecteert u Opties > Nieuwe toepassing.
Als u de spraakopdracht van een toepassing wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Opdracht wijzigen en voert u de
nieuwe opdracht in.
Profielen wijzigen
Het apparaat maakt voor elk profiel een spraaklabel. Als u een
profiel wilt inschakelen met een spraakopdracht, houdt u de
spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam van het profiel
uit.
Als u de spraakopdracht wilt wijzigen, selecteert u
Profielen > Opties > Opdracht wijzigen.
Instellingen voor
spraakopdrachten
Als u de synthesizer wilt uitschakelen die in de taal van het
geselecteerde apparaat herkende spraakopdrachten
afspeelt, selecteert u Opties > Instellingen >
Synthesizer > Uit.
Als u het leren van stemherkenning opnieuw wilt instellen
wanneer de hoofdgebruiker van het apparaat is gewijzigd,
selecteert u Spraakaanp. verwijderen.
PTT (Push to Talk)
Selecteer Menu > Communic. > P2T.
PTT (Push to Talk; netwerkdienst) maakt met een druk op de
knop rechtstreekse spraakcommunicatie mogelijk. Met PTT
kunt u uw apparaat als portofoon gebruiken.
U kunt met PTT een gesprek voeren met één persoon of met
een groep, of u kunt zich aanmelden bij een kanaal. Een
kanaal is vergelijkbaar met een chatruimte: u kunt bij het
kanaal inbellen om te zien of er iemand online is. Inbellen bij
het kanaal resulteert niet in een melding aan andere
deelnemers. Deelnemers bellen gewoon bij het kanaal in en
beginnen met elkaar te praten.
Bij PTT-communicatie spreekt één persoon terwijl de
anderen luisteren via de ingebouwde luidspreker.
Deelnemers kunnen om de beurt op elkaar reageren. Omdat
er slechts één deelnemer tegelijk aan het woord kan zijn, is
de maximale spreektijd beperkt. Neem contact op met uw
serviceprovider voor informatie over de lengte van de
spreektijd in uw netwerk.
P2T-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen en
Gebruikersinstellingen om uw voorkeuren voor P2T op te
geven of Verbindingsinstellingen om de
verbindingsgegevens te wijzigen. Neem contact op met uw
serviceprovider voor de juiste instellingen.
Tip: Het is ook mogelijk dat u de instellingen ontvangt
in een speciaal SMS-bericht van de provider van de P2Tdienst.
de lijst en drukt u op de spraaktoets. Tijdens de oproep moet
u het apparaat voor u houden zodat u het scherm kunt zien.
Op het scherm kunt u zien wanneer u aan de beurt bent om
te spreken. Spreek in de richting van de microfoon en bedek
de luidspreker niet met uw handen. Houd de spraaktoets
ingedrukt zolang u aan het woord bent. Als u bent
uitgesproken, laat u de toets los.
Druk op de eindetoets om de P2T-oproep te beëindigen.
Wanneer u een P2T-oproep ontvangt, drukt u op de beltoets
om de oproep te beantwoorden of op de eindetoets om de
oproep te weigeren.
Geplaatste P2T-oproepen
Aanmelden bij de P2T-dienst
Als u in Toepassing starten de optie
Gebruikersinstellingen hebt ingeschakeld, wordt
automatisch verbinding gemaakt met de dienst wanneer P2T
wordt gestart. Als u dit niet hebt gedaan, moet u zich
handmatig aanmelden.
Als u zich handmatig bij de P2T-dienst wilt aanmelden,
selecteert u Opties > Aanmelden bij P2T.
Wanneer de instelling Beltoontype van het apparaat is
ingesteld op Eén piep of Stil, of wanneer er een oproep actief
is, kunt u geen P2T-oproepen plaatsen of ontvangen.
Een P2T-oproep plaatsen
Als u een P2T-oproep wilt plaatsen, selecteert u Opties >
Contacten. Vervolgens selecteert u een of meer contacten in
Selecteer Opties > P2T-logboek > Gemaakte P2T en een
oproep.
Als u een P2T-oproep aan een contact wilt plaatsen, selecteert
u Opties > 1-op-1 praten.
Als u een contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzenden.
Als u een contact wilt maken, selecteert u Opties > Opslaan
in Contacten.
P2T-contacten beheren
Als u contacten wilt weergeven, toevoegen, wijzigen,
verwijderen of oproepen, selecteert u Opties > Contacten.
Er wordt een lijst met namen weergeven uit de toepassing
Contacten met gegevens over de aanmeldstatus.
Als u een geselecteerd contact wilt oproepen, selecteert u
Opties > 1-op-1 praten.
Als u een groepsoproep wilt plaatsen, selecteert u meerdere
contacten en vervolgens Opties > Praten met meerdere.
Als u het contact wilt vragen u te bellen, selecteert u Opties >
Terugbelverz. verzenden.
Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden, selecteert u
Tonen om het terugbelverzoek te openen. Als u een P2T-
oproep aan de afzender wilt plaatsen, drukt u op de
spraaktoets.
op Nee als u de toepassing op de achtergrond actief wilt
houden.
Logboek
Selecteer Menu > Logboek.
In het logboek kunt u informatie bekijken over de
communicatiegeschiedenis van het apparaat. Gemiste en
ontvangen oproepen worden alleen geregistreerd als het
netwerk deze functies ondersteunt, het apparaat aan staat
en zich binnen het bereik van de netwerkdienst bevindt.
Een P2T-kanaal maken
Als u een kanaal wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw
kanaal > Nieuw maken.
Selecteer het kanaal waarbij u zich wilt aanmelden en druk
op de spraaktoets.
Als u een gebruiker wilt uitnodigen bij een kanaal, selecteert
u Opties > Uitnodiging verzenden.
Als u de actieve deelnemers aan het kanaal wilt weergeven,
selecteert u Opties > Actieve leden.
Wanneer u zich aanmeldt bij P2T (Push to Talk), wordt u
automatisch verbonden met de kanalen die de laatste keer
dat de toepassing werd gesloten, actief waren.
P2T afsluiten
Als u P2T wilt afsluiten, selecteert u Opties > Afsluiten.
Selecteer Ja om u af te melden en de dienst te sluiten. Druk
Oproep- en gegevensregisters
Als u onlangs gemiste, ontvangen en gekozen oproepen wilt
weergeven, selecteert u Recente opr..
Tip: Als u Gebelde nrs. vanaf het startscherm wilt
openen, drukt u op de beltoets.
Als u bij benadering de duur van oproepen naar en van uw
apparaat wilt weergeven, selecteert u Duur oproep.
Als u de hoeveelheid gegevens wilt weergeven die tijdens
packet-gegevensverbindingen worden overgedragen,
selecteert u Packet-ggvns.
Alle communicatie controleren
Open het algemene tabblad Logboek om alle
spraakoproepen, SMS-berichten of gegevensverbindingen
die het apparaat geregistreerd heeft, te bekijken.
Wilt u gedetailleerde informatie over een
communicatiegebeurtenis, dan bladert u ernaartoe en drukt
u op de navigatietoets.
Tip: Ondergeschikte gebeurtenissen, zoals een SMS dat
in meerdere delen verzonden is, of packetgegevensverbindingen, worden als één
communicatiegebeurtenis aangegeven. Verbindingen
met de mailbox, het multimedia-berichtencentrum of
webpagina's worden weergegeven als packetgegevensverbindingen.
Selecteer Opties > Opslaan in Contacten als u het
telefoonnummer uit een communicatiegebeurtenis aan
Contacten wilt toevoegen, en selecteer het om een nieuwe
contact te maken of om het telefoonnummer toe te voegen
aan een bestaande contact.
Selecteer Opties > Nummer kopiëren als u het nummer
wilt kopiëren, bijvoorbeeld om het in een SMS te plakken.
Selecteer Opties > Filter om één type
communicatiegebeurtenis of alle
communicatiegebeurtenissen met een andere partij te
bekijken, en selecteer het gewenste filter.
Selecteer Opties > Logboek wissen om de inhoud van het
logboek, recente oproepgegevens en afleveringsrapporten
van berichten permanent te verwijderen.
Bellen en berichten verzenden
vanuit het logboek
Als u een beller wilt terugbellen, selecteert u Recente opr.
en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gebelde nrs..
Selecteer de beller en Opties > Bellen.
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht, selecteert
u Recente opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr.
of Gebelde nrs.. Selecteer de beller en selecteer Opties >
Ber. opstellen. U kunt tekstberichten en
multimediaberichten verzenden.
Logboekinstellingen
Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen in
het logboek moeten worden bewaard, selecteert u Opties >
Instellingen > Duur vermelding log en de tijd. Als u Geen
logboek selecteert, wordt de volledige inhoud van het
Hebt u een routebeschrijving nodig? Zoekt u een restaurant?
Met de Eseries hebt u alles om te komen waar u wilt zijn.
GPS en satellietsignalen
GPS (Global Positioning System) is een wereldwijd
radionavigatiesysteem dat bestaat uit 24 satellieten en hun
grondstations waarmee de werking van de satellieten in de
gaten wordt gehouden. Het apparaat heeft een interne GPSontvanger.
Een GPS-terminal ontvangt zwakke radiosignalen van
satellieten en meet hoe lang de signalen onderweg zijn van
de satelliet naar de terminal. Op basis van de gemeten
'reistijd' van de signalen kan de GPS-ontvanger de locatie tot
op enkele meters nauwkeurig berekenen.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het
beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige
verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het
onderhoud van het systeem. De accuratesse van de
locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door
wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met
betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan
veranderingen in het GPS-beleid van het ministerie van
defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en
wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De
accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een
gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en
kwaliteit van GPS-signalen kunnen negatief worden
beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke obstakels
en weersomstandigheden. GPS-signalen zijn in gebouwen of
onder de grond mogelijk niet beschikbaar en kunnen worden
gehinderd door materialen zoals beton en metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling
en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de
GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er
kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid
kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de
kwaliteit van GPS-signalen.
Als u verschillende positioneringmethoden, zoals Bluetooth
GPS, wilt inschakelen of uitschakelen, selecteert u Menu >
• Controleer of de GPS-antenne van het apparaat niet wordt
afgedekt door uw hand.
• Slechte weersomstandigheden kunnen de signaalsterkte
beïnvloeden.
• Het kan enkele seconden tot enkele minuten duren
voordat een GPS-verbinding tot stand is gebracht.
Satellietstatus
Als u wilt nagaan hoeveel satellieten het apparaat heeft
gevonden en of het apparaat satellietsignalen ontvangt,
selecteert u Menu > GPS > GPS-ggvns > Positie >
Opties > Satellietstatus. Als uw apparaat satellieten heeft
gevonden, wordt voor elke satelliet een balk weergegeven in
de weergave Satellietinformatie. Hoe langer de balk, hoe
sterker het satellietsignaal. Wanneer het apparaat voldoende
gegevens van het satellietsignaal heeft ontvangen, wordt de
balk zwart.
Instellingen voor
positiebepaling
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Positiebepaling.
Als u een bepaalde methode voor positiebepaling wilt
gebruiken om de locatie van uw apparaat te detecteren,
selecteert u Methoden pos.bepaling.
Als u een positiebepalingsserver wilt selecteren, selecteert u
Positiebepalingsserver.
Kaarten
Overzicht Kaarten
Selecteer Menu > GPS > Kaarten.
Welkom bij Kaarten.
Met Kaarten ziet u wat er zich in de buurt bevindt, kunt u uw
route plannen en wordt u naar uw bestemming begeleid.
• Steden, straten en diensten vinden.
• De weg vinden met gedetailleerde instructies.
• Uw favoriete locaties en routes op uw mobiele apparaat
synchroniseren met de internetdienst van Ovi Kaarten.
Opmerking: Het downloaden van content zoals
kaarten, satellietbeelden, spraakbestanden, gidsen of
verkeersinformatie gaat meestal gepaard met de overdracht
van grote hoeveelheden gegevens (netwerkdienst).
Sommige diensten zijn mogelijk niet in alle landen
beschikbaar en zijn mogelijk uitsluitend beschikbaar in
bepaalde talen. De beschikbare diensten kunnen per netwerk
verschillen. Neem voor meer informatie contact op met uw
netwerkprovider.
Bijna alle digitale cartografie is niet helemaal accuraat en
volledig. Vertrouw nooit uitsluitend op de cartografie die u
voor dit apparaat hebt gedownload.
Content zoals satellietbeelden, gidsen, informatie over weer
en verkeer en verwante diensten worden onafhankelijk van
Nokia door derden aangeleverd. Deze content kan
onjuistheden of omissies bevatten en is mogelijk niet altijd
beschikbaar. Vertrouw nooit uitsluitend en volledig op deze
content en diensten.
Mijn positie
Uw locatie en de kaart weergeven
Bekijk uw huidige locatie op de kaart en blader door kaarten
van verschillende steden en landen.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Mijn positie.
Wanneer de GPS-verbinding actief is, geeft
laatst bekende locatie op de kaart aan. Als de kleuren van het
pictogram flets zijn, is er geen GPS-signaal beschikbaar.
Als er alleen positiebepaling op basis van cell-ID beschikbaar
is, geeft een rode ring om het positioneringspictogram het
algemene gebied aan waarin u zich mogelijk bevindt. De
nauwkeurigheid van de schatting is hoger in dichtbevolkte
gebieden.
Over de kaart schuiven — Gebruik de bladertoets. De kaart
is standaard naar het noorden gericht.
Uw huidige of laatst bekende locatie weergeven — Druk
op 0.
In- of uitzoomen — Druk op * of #.
Als u naar een gebied bladert dat buiten de kaarten op uw
apparaat valt en u een actieve gegevensverbinding hebt,
worden er automatisch nieuwe kaarten gedownload.
De kaartdekking verschilt per land en regio.
uw huidige of
Kaartweergave
1 — Geselecteerde locatie
2 — Indicatorgebied
3 — Interessante locatie (PoI - Point of Interest), bijvoorbeeld
een station of museum
4 — Informatiegebied
De weergave van de kaart wijzigen
Bekijk de kaart in verschillende modi, zodat u gemakkelijk
kunt vaststellen waar u zich bevindt.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Mijn positie.
Druk op 1 en maak uw keuze uit de volgende opties:
• Kaart — In de standaardkaartweergave zijn details, zoals
• Omgeving — Overzie in één oogopslag het soort terrein.
Dat is bijvoorbeeld handig wanneer u onbestraat terrein
doorkruist.
Overschakelen tussen 2D- en 3D-weergave — Druk op 3.
Kaarten downloaden en bijwerken
U kunt kosten voor mobiele overdracht vermijden door de
meest recente kaarten en bestanden met gesproken
instructies met de toepassing Nokia Ovi Suite naar uw
computer te downloaden. Daarna kunt u ze naar uw apparaat
overbrengen en daar opslaan.
Ga naar www.ovi.com als u Nokia Ovi Suite op uw
compatibele computer wilt downloaden en installeren.
Tip: Sla vóór een reis nieuwe kaarten op uw apparaat
op zodat u de kaarten zonder internetverbinding kunt
raadplegen wanneer u in het buitenland reist.
Als u ervoor wilt zorgen dat het apparaat geen
internetverbinding gebruikt, selecteert u in het hoofdmenu
Opties > Instellingen > Internet > Verbinding >
Offline.
Over positiebepalingsmethoden
Kaarten geeft uw locatie op de kaart weer met behulp van
positiebepaling op basis van GPS, A-GPS of cel-id.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) is een
navigatiesysteem dat wordt gebruikt om uw locatie te
berekenen op basis van satellietgegevens. A-GPS (Assisted
GPS) is een netwerkdienst die u GPS-gegevens toestuurt om
de snelheid en nauwkeurigheid van de positiebepaling te
verbeteren.
Wanneer u Kaarten voor de eerste keer gebruikt, wordt u
gevraagd een internettoegangspunt te definiëren om
kaartgegevens te downloaden of A-GPS te gebruiken.
geeft de beschikbaarheid van de
satellietsignalen aan. Eén balk is één satelliet. Wanneer het
apparaat naar satellietsignalen zoekt, is de balk geel. Zodra
er voldoende gegevens beschikbaar zijn om uw locatie te
bepalen, wordt de balk groen. Hoe meer groene balken, hoe
betrouwbaarder de locatiebepaling.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het
beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige
verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het
onderhoud van het systeem. De accuratesse van de
locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door
wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met
betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan
veranderingen in het GPS-beleid van het ministerie van
defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en
wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De
accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een
gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en
kwaliteit van GPS-signalen kunnen negatief worden
beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke obstakels
en weersomstandigheden. GPS-signalen zijn in gebouwen of
onder de grond mogelijk niet beschikbaar en kunnen worden
gehinderd door materialen zoals beton en metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling
en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de
GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er
kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid
kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de
kwaliteit van GPS-signalen.
Met positiebepaling op basis van cel-id, wordt de positie
bepaald met behulp van de antennetoren waarmee uw
mobiele apparaat op dat moment verbinding heeft.
Afhankelijk van de beschikbare positiebepalingsmethode
kan de nauwkeurigheid van positiebepaling variëren van
enkele meters tot enkele kilometers.
Plaatsen zoeken
Een locatie zoeken
Kaarten helpt u specifieke locaties en soorten bedrijven te
vinden die u zoekt.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Plaatsen zoeken.
1. Voer zoektermen in, zoals een adres of postcode.
Selecteer Wissen om het zoekveld te wissen.
2. Selecteer Start.
3. Ga in de lijst met voorgestelde mogelijkheden naar het
gewenste item. Selecteer Kaart als u de locatie op de
kaart wilt weergeven.
Als u de andere locaties van de lijst met zoekresultaten op
de kaart wilt bekijken, gebruikt u de bladertoets om
omhoog en omlaag te bladeren.
Terugkeren naar de lijst met voorgestelde plaatsen —
Selecteer Lijst.
Andere soorten plaatsen in de buurt zoeken — Selecteer
Door categorieën bladeren en een categorie, zoals
winkelen, accommodatie of transport.
Als geen zoekresultaten worden gevonden, controleert u of
de spelling van de zoektermen correct is. Problemen met de
internetverbinding kunnen de resultaten tijdens online
zoeken ook beïnvloeden.
Als u kosten voor gegevensoverdracht wilt vermijden, kunt u
zoekresultaten ook zonder actieve internetverbinding
verkrijgen als u kaarten van het zoekgebied op uw apparaat
hebt opgeslagen.
Locatiedetails weergeven
Indien beschikbaar meer detailgegevens weergeven van een
specifieke locatie of plaats, bijvoorbeeld een hotel of
restaurant.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Mijn positie.
Details van een plaats weergeven — Selecteer een plaats,
druk op de bladertoets en selecteer Details weergeven.
Plaatsen en routes beheren
Plaatsen en routes opslaan
Sla adressen, interessante plaatsen en routes op, zodat deze
later snel opnieuw kunnen worden gebruikt.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten.
Een plaats opslaan
1. Selecteer Mijn positie.
2. Ga na ar de loc atie . U kun t naar een adres of plaats zoeken