Nokia E66 User's Guide [nl]

Gebruikershandleiding Nokia E66
Uitgave 5
CONFORMITEITSVERKLARING
Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-343 in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van Europese richtlijn 1999/5/EG. Een exemplaar van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Nokia, Nokia Connecting People, Eseries, E66, Ovi en Visual Radio zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation. Andere product- en bedrijfsnamen die in dit document worden genoemd, kunnen handelsmerken of handelsnamen van hun respectieve eigenaars zijn.
Reproductie, overdracht, distributie of opslag van de gehele of gedeeltelijke inhoud van dit document in enige vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nokia is verboden. Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd ©1998-2010. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio-licentie (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is gecodeerd volgens de visuele norm MPEG-4, door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit, en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4­videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. A anvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http:// www.mpegla.com.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEG ESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJK E RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS O NDER GEEN OMSTANDIGHEID AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZOND ER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHTENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE GARANTIE GEGEVEN BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. NOKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
Reverse engineering van de software in het apparaat is verboden voor zover maximaal is toegestaan op grond van het toepasselijke recht. Voor zover deze gebruikershandleiding beperkingen bevat aangaande verklaringen, garanties, schadevergoedingsplichten en aansprakelijkheden van Nokia, gelden deze beperkingen op dezelfde wijze voor verklaringen, garanties, schadevergoedingsplicht en aansprakelijkheden van Nokia-licentiegevers.
Toepassingen van derden die bij uw apparaat worden geleverd, kunnen zijn gemaakt door en in eigendom zijn van personen en entiteiten die geen relatie of verband met Nokia hebben. Nokia beschikt niet over de auteursrechten of de intellectuele eigendomsrechten op deze toepassingen van derden. Als zodanig draagt Nokia geen verantwoordelijkheid voor de ondersteuning voor eindgebruikers of de functionaliteit van deze toepassingen of de informatie in deze toepassingen of het materiaal. Nokia biedt geen garantie voor deze toepassingen van derden. MET HET GEBRUIK VAN DE TOEPASS INGEN ACCEPTEERT U DAT DE TOEPASSINGEN WORDE N GEL EVER D ZON DER ENIGE VORM VAN GARANTIE, H ETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, VOOR ZOVER MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GR OND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT. U ACCEPTEERT TEVENS DAT NOCH NOKIA NOCH GELIEERDE PARTIJEN VERKLARINGEN DOEN OF GARANTIES VERSTREKKEN, UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN (MAAR NIET BEPERKT TOT) GARANTIES BETREFFENDE TITEL, VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF DAT DE TOEPASSINGEN GEEN INBREUK MAKE N OP OCTROOIEN, AUTEURSRECHTEN, HANDELSMERKEN OF ANDERE RECHTEN VAN DERDEN. De beschikbaarheid van bepaalde producten, toepassingen en diensten voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia-dealer voor details en de beschikbaarheid van taalopties. Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de VS en andere landen. Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRY CANADA Dit apparaat kan tv- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van ontvangstapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal Communications Commission (FCC) of Industry Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen worden. Neem contact op met uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt. Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken en (2) dit apparaat moet storingen van buitenaf accepteren, ook wanneer deze een ongewenste werking tot gevolg kunnen hebben. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
/Uitgave 5 NL

Inhoudsopgave

Veiligheid.............................................................7
Over dit apparaat.......................................................................7
Netwerkdiensten.......................................................................8
Verwijderen van de batterij......................................................9
Help zoeken........................................................10
Ondersteuning.........................................................................10
Externe configuratie................................................................10
Software updaten via de pc....................................................11
Meer informatie.......................................................................11
De E66 in het kort...............................................13
Belangrijkste functies..............................................................13
Toetsen en onderdelen...........................................................14
Bewegingen.............................................................................15
Het apparaat instellen.......................................18
De SIM-kaart en de batterij plaatsen.....................................18
De batterij opladen..................................................................19
De geheugenkaart plaatsen...................................................19
De geheugenkaart uitnemen.................................................20
De hoofdtelefoon aansluiten..................................................20
De polsband bevestigen..........................................................21
Antenne's..................................................................................21
Aan de slag.........................................................22
Eerste keer starten..................................................................22
Welkom.....................................................................................22
De Instelwizard .......................................................................23
Startscherm..............................................................................23
Menu.........................................................................................24
Inhoud van andere apparaten overdragen ..........................24
Algemene bewerkingen in verschillende toepassingen......26
Scherm-indicatoren.................................................................27
Volumeregeling.......................................................................28
Geheugen.................................................................................29
Tekst invoeren.........................................................................30
Nokia Ovi Suite.........................................................................31
Nieuw in de Eseries............................................33
Snelle toegang tot taken........................................................33
Startscherm..............................................................................33
Sneltoetsen..............................................................................34
Nokia-agenda voor Eseries.....................................................35
Nokia-contacten voor Eseries.................................................37
Multitasking.............................................................................39
Open Ovi...................................................................................39
Over Ovi Store...........................................................................39
Aan uw eigen voorkeuren aanpassen...............40
Profielen ..................................................................................40
Beltonen selecteren.................................................................40
Profielen aanpassen................................................................41
Het startscherm aan uw voorkeuren aanpassen .................41
Weergavevolgorde wijzigen..................................................42
Een thema downloaden..........................................................42
3D-beltonen.............................................................................42
Media..................................................................43
Camera......................................................................................43
Nokia Podcasting.....................................................................46
Muziekspeler ...........................................................................47
Online delen ............................................................................49
Dictafoon .................................................................................50
Galerij .......................................................................................50
RealPlayer ................................................................................52
Flash-speler .............................................................................53
Radio ........................................................................................53
Internetradio............................................................................55
Internet..............................................................57
Web ..........................................................................................57
Surfen op intranet ..................................................................59
Internettoegangspunten........................................................59
Een pc verbinden met internet..............................................62
Berichten ...........................................................63
Berichtenmappen....................................................................63
Berichten indelen....................................................................64
Berichtenlezer..........................................................................64
Spraak ......................................................................................64
E-mailberichten.......................................................................65
SMS-berichten..........................................................................69
Multimediaberichten...............................................................71
Chatten ....................................................................................74
Speciale berichttypen..............................................................77
Infodienst.................................................................................78
Berichtinstellingen..................................................................78
Telefoon.............................................................83
Spraakoproepen......................................................................83
Video-oproepen.......................................................................84
Internetoproepen ...................................................................85
Snelkeuze ................................................................................88
Oproepen omleiden.................................................................88
Oproepen blokkeren................................................................89
Internetoproepen blokkeren..................................................89
DTMF-tonen verzenden...........................................................90
Voicemail .................................................................................90
Gesproken hulp .......................................................................90
Spraakopdrachten ..................................................................91
PTT (Push to Talk) ...................................................................92
Logboek ...................................................................................94
Op reis................................................................96
GPS en satellietsignalen..........................................................96
Instellingen voor positiebepaling..........................................97
Kaarten.....................................................................................97
GPS-gegevens ........................................................................105
Plaatsbepalingen ..................................................................106
Nokia-kantoortoepassingen............................109
Actieve notities .....................................................................109
Rekenmachine ......................................................................110
Bestandsbeheer ....................................................................110
Quickoffice..............................................................................111
Conversieprogramma ...........................................................111
Zipbeheer ..............................................................................112
PDF-lezer ................................................................................112
Afdrukken...............................................................................112
Klok ........................................................................................113
Notities ..................................................................................114
Draadloos toetsenbord van Nokia.......................................114
Connectiviteit...................................................116
Snel downloaden...................................................................116
Pc-verbindingen....................................................................116
Gegevenskabel.......................................................................116
Infrarood ...............................................................................117
Bluetooth ...............................................................................118
SIM-toegangsprofiel..............................................................120
Draadloos LAN........................................................................121
Modem ...................................................................................123
Verbindingsbeheer................................................................124
Beveiligings- en gegevensbeheer....................126
Het apparaat blokkeren........................................................126
Beveiliging van de geheugenkaart......................................126
Codering.................................................................................127
Vaste nummers......................................................................128
Certificaatbeheer...................................................................128
Beveiligingsmodules.............................................................130
Back-ups maken van gegevens............................................130
Toepassingsbeheer ..............................................................130
Activeringssleutels................................................................133
Gegevenssynchronisatie ......................................................134
Mobiel VPN.............................................................................135
Barcode-lezer.........................................................................137
Instellingen......................................................138
Algemene instellingen..........................................................138
Telefooninstellingen.............................................................142
Verbindingsinstellingen........................................................143
Toepassingsinstellingen.......................................................149
Sneltoetsen......................................................151
Algemene sneltoetsen..........................................................151
Woordenlijst....................................................153
Ondersteuning.................................................157
Product- en veiligheidsinformatie...................160
Index................................................................167

Veiligheid

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houdt u aan de lokale wetgeving. Houd tijdens het rijd en uw handen v rij om uw voertui g te best uren. De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD GELDT
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in vliegtuigen en in de nabijheid van medische apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden waar explosieven worden gebruikt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 7

Over dit apparaat

Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het (E)GSM 850-, 900-, 1800- en 1900-netwerken MHz en UMTS 900/2100 MHz HSDPA-netwerken. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Dit apparaat ondersteunt verschillende verbindingsmethoden en net als computers kan uw apparaat worden blootgesteld aan virussen en andere schadelijke inhoud. Wees voorzichtig met berichten, verbindingsverzoeken, browsen en downloaden. Installeer en gebruik alleen diensten en software van betrouwbare bronnen die adequate beveiliging en bescherming bieden, zoals toepassingen die Symbian Signed zijn of de Java
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
Verified™-test hebben doorstaan. Overweeg de installatie van antivirus- en andere beveiligingssoftware op het apparaat en eventuele aangesloten computers.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. Deze zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft deze niet en aanvaardt er geen aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke sites bezoekt, moet u voorzorgsmaatregelen treffen op het gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit apparaat
wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
Houd u bij het gebruik van dit apparaat aan alle regelgeving en respecteer lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten. Auteursrechtbescherming kan verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Maak een back-up of houd een schriftelijke neerslag bij van alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze documentatie kunnen verschillen van de afbeeldingen op het scherm van het apparaat.
Voor andere belangrijke informatie over uw apparaat wordt u verwezen naar de gebruikershandleiding.

Netwerkdiensten

Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken over een abonnement bij een aanbieder van draadloze verbindingsdiensten. Enkele functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook functies waarvoor u specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u ze kunt gebruiken. Wanneer u netwerkdiensten gebruikt, worden er gegevens overgedragen. Informeer bij uw serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider kan u vertellen welke kosten in rekening worden gebracht. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die invloed hebben op hoe u sommige functies van dit apparaat kunt gebruiken die netwerkondersteuning nodig hebben, zoals ondersteuning voor specifieke technologieën, bijvoorbeeld WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP­protocollen en taalafhankelijke tekens.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw appa raat . In dat g eval w orde n deze fu ncties n iet i n het m enu van uw apparaat weergegeven. Mogelijk is uw apparaat voorzien van aangepaste onderdelen, zoals menunamen, menuvolgorde en pictogrammen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.8

Verwijderen van de batterij

Schakel het apparaat uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 9

Help zoeken

Ondersteuning

Als u meer wilt weten over hoe u uw product kunt gebruiken of als u niet zeker weet hoe uw apparaat behoort te werken, gaat u naar www.nokia.com/support. Voor mobiele apparaten kijkt u op www.nokia.mobi/support. U kunt ook
Menu > Help > Help selecteren op uw apparaat.
Als u hiermee het probleem niet kunt oplossen, gaat u als volgt te werk:
Schakel het apparaat uit en verwijder de batterij. Plaats de batterij na ongeveer een minuut weer in het apparaat en schakel het apparaat in.
Stel de oorspronkelijke fabriekswaarden weer in.
Werk uw apparaatsoftware bij.
Als het probleem nog steeds niet is opgelost, neemt u contact op met Nokia om het apparaat te laten repareren. Ga naar www.nokia.com/repair. Voordat u het apparaat opstuurt voor reparatie, moet u altijd een back-up van de gegevens op het apparaat maken.

Externe configuratie

Selecteer Menu > Instrumenten > App.beh.. Met Apparaatbeheer kunt u instellingen, gegevens en
software op uw apparaat extern beheren.
U kunt een verbinding met een server maken om configuratie-instellingen voor uw apparaat te ontvangen. U kunt ook serverprofielen en andere configuratie-instellingen ontvangen van uw serviceproviders of de afdeling informatiebeheer van uw bedrijf. Onder configuratie­instellingen vallen bijvoorbeeld ook instellingen van de verbinding die door andere toepassingen in het apparaat worden gebruikt. De beschikbare opties kunnen verschillen.
De server start meestal de externe configuratieverbinding als de instellingen van het apparaat moeten worden bijgewerkt.
Als u een nieuw serverprofiel wilt maken, selecteert u
Opties > Nieuw serverprofiel.
Deze instellingen kunt u van uw serviceprovider in een configuratiebericht ontvangen. Zo niet, definieer dan het volgende:
Servernaam — Voer een naam voor de
configuratieserver in.
Server-ID — Voer de unieke ID van de configuratieserver
in.
Serverwachtwoord — Voer het wachtwoord in
waarmee uw apparaat door de server wordt herkend.
Sessiemodus — Selecteer het verbindingstype van uw
voorkeur.
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat u wilt
gebruiken voor de verbinding of maak een nieuw toegangspunt. U kunt ook aang even dat u wordt gevraagd welk toegangspunt u wilt gebruiken telkens wanneer u
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.10
verbinding maakt. Deze instelling is alleen beschikbaar als u Internet hebt geselecteerd als dragertype.
Hostadres — Voer het webadres van de configuratieserver in.
Poort — Voer het poortnummer van de server in.
Gebruikersnaam — Voer uw gebruikers-ID voor de
configuratieserver in.
Wachtwoord — Voer uw wachtwoord voor de configuratieserver in.
Config. toestaan — Selecteer Ja om de server een configuratiesessie te laten initiëren.
Autom. accepteren — Selecteer Ja als u niet wilt dat de server een bevestiging vraagt bij het initiëren van een configuratiesessie.
Netwerkverificatie — Geef aan of HTTP-verificatie moet worden gebruikt.
Gebr.naam netwerk — Voer uw gebruikers-ID voor de HTTP-verificatie in. Deze instelling is alleen beschikbaar als u Netwerkverificatie hebt geselecteerd.
Wachtwoord netwerk — Voer uw wachtwoord voor de HTTP-verificatie in. Deze instelling is alleen beschikbaar als u Netwerkverificatie hebt geselecteerd.
Selecteer Opties > Configuratie starten als u verbinding wilt maken met de server om de configuratie-instellingen voor uw apparaat te ontvangen.
Als u het configuratielogboek van het geselecteerde profiel wilt weergeven, selecteert u Opties > Logboek bekijken.

Software updaten via de pc

Nokia Software Updater is een pc-toepassing waarmee u de software van uw apparaat kunt bijwerken. Als u dat wilt doen, hebt u een compatibele pc nodig, een breedbandverbinding met internet en een compatibele USB­gegevenskabel om uw apparaat op de pc aan te sluiten.
Als u meer informatie wilt en de updatetoepassing voor Nokia-software wilt downloaden, gaat u naar www.nokia.com/softwareupdate.

Meer informatie

Instructies van het apparaat
Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave van de geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Als u door de Help-onderwerpen wilt bladeren en zoekopdrachten wilt uitvoeren, selecteert u Menu > Help >
Help. U kunt categorieën selecteren waarvoor u instructies
wilt zien. Selecteer een categorie, zoals Berichten om te zien welke instructies (Help-onderwerpen) beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van het onderwerp drukt u de joystick naar links of naar rechts om de andere onderwerpen in dezelfde categorie weer te geven.
Als u tussen de toepassing en Help wilt schakelen, houdt u de home-toets ingedrukt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 11
Zelfstudie
De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat zien hoe u het kunt gebruiken. Selecteer Menu > Help >
Zelfstudie.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.12

De E66 in het kort

Modelnummer: Nokia E66-1 (RM-343). Hierna aangeduid als Nokia E66.

Belangrijkste functies

Met uw nieuwe Eseries kunt u zakelijke en persoonlijke gegevens beheren De belangrijkste functies worden hier uitgelicht:
Wisselen tussen de persoonlijke en de privémodus.
Op internet surfen, blogs zoeken en nieuws-feeds ontvangen met Web.
Muziek beluisteren met Muzieksp..
Podcasts op uw apparaat ontvangen met
Podcasting.
Interessante locaties zoeken met Kaarten.
Onderweg uw e-mail lezen.
Afspraken bijhouden en plannen met Agenda.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 13
Gegevens van zakenpartners en persoonlijke vrienden beheren met de nieuwe toepassing
Contacten.
Oproepen plaatsen via IP-services met
Internettel..
Verbinding met een WLAN maken met WLAN-wiz..
Documenten, spreadsheets en presentaties weergeven in Quickoffice.

Toetsen en onderdelen

1 — Aan/uit-toets 2 — Luistergedeelte 3 — Lichtsensor 4 — Selectietoets. Druk op de selectietoets om de functie uit
te voeren die boven de selectietoets op het scherm wordt weergegeven.
5 — Beltoets
6 — Druk de toets een aantal seconden in om de Bluetooth-
connectiviteit in te schakelen. Bij het invoeren van tekst drukt u de toets in en selecteert u Meer symbolen om toegang te krijgen tot speciale tekens.
7 — Microfoon 8 — Camera (alleen video-oproepen) 9 — Bladertoets. Druk op de bladertoets om een selectie in
te voeren en om naar links, rechts, omhoog of omlaag over het scherm te bewegen. Door lang op de bladertoets links, rechts, omhoog of omlaag te drukken, wordt de beweging versneld.
10 — Eindetoets. Druk op de eindetoets als u een oproep wilt
weigeren, actieve gesprekken of gesprekken in de wachtstand wilt beëindigen. Als u lang op de toets drukt, kunt u gegevensverbindingen beëindigen.
11 — Backspace-toets. Druk de toets in om items te
verwijderen.
12 — Shift-toets. Bij het invoeren van tekst houdt u de toets
ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Druk deze toets een aantal seconden in om te schakelen tussen de profielen Stil en Algemeen.
13 — Laderaansluiting
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.14
1 — Home-toets 2 — Contactentoets 3 — Agendatoets 4 — E-mailtoets
1 — Toets Volume omhoog 2 — Spraaktoets. Druk op de spraaktoets om de actieve
oproep te dempen of de demping op te heffen. Deze toets wordt ook gebruikt bij spraakopdrachten en P2T­toepassingen.
3 — Toets Volume omlaag 4 — Vastlegtoets 5 — Ontgrendelingsknop 6 — Hoofdtelefoonaansluiting 7 — Mini-USB-poort 8 — Infraroodpoort
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 15

Bewegingen

Als u het apparaat draait, wordt de weergave automatisch gekanteld. Ook reageert het apparaat op tikken en op omgekeerd neerleggen. Het licht van de navigatietoets waarschuwt bij gebeurtenissen en u kunt oproepen beantwoorden en beëindigen door het apparaat open of dicht te schuiven. Ook kunt u zo het toetsenbord vergrendelen.

De weergave automatisch kantelen

In alle toepassingen wordt de weergave automatisch van staand in liggend veranderd zodra u het apparaat naar links draait. Als u bijvoorbeeld op internet surft en het apparaat linksom draait, draait de weergave mee en wordt de weergavemodus 'volledig scherm'. Als u het besturings- en
statusvenster wilt weergeven, drukt u op een van de selectietoetsen. In RealPlayer, de browser en de afbeeldingenviewer worden afbeeldingen op het volledige scherm weergegeven.
Als u het automatisch kantelen van de weergave wilt uitschakelen, selecteert u Menu > Instrumenten >
Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Weergave > Display draaien of Draai voor voll. weerg..

Geluiden dempen

Als u het alarm van zowel de agenda als de klok wilt onderdrukken en signalen van inkomende oproepen wilt dempen, draait u het apparaat met de bovenkant naar beneden.
U kunt het apparaat ook tot zwijgen brengen door er twee maal op te tikken. Om het dempen in te stellen selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Tonen > Tikken voor stilte > Aan.
Als u demping door middel van tikken of omdraaien wilt uitschakelen, selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > Tonen > Tikken voor stilte of Draaien voor stilte.

Lichtsignalen van de navigatietoets

Als u een bericht ontvangt of een oproep mist, begint de navigatietoets te knipperen om dat te melden. Wanneer de schermverlichting uitgaat, begint de navigatietoets langzaam te knipperen.
Als u wilt instellen hoelang het knipperen bij gemiste oproepen duurt of bij welke gebeurtenissen u op deze manier wilt worden gewaarschuwd, selecteert u Menu >
Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Meldingsindicator.
Als u het knipperen wilt uitschakelen, selecteert u Menu >
Instrumenten > Profielen en kiest u een profiel. Selecteer Aanpassen > Communicatielampje.

Schuiffunctie

Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.16
Als u het volledige toetsenbord wilt openen of sluiten, schuift u het gedeelte met het scherm omhoog of omlaag.
Als u het toetsenbord wilt vergrendelen, schuift u het apparaat dicht. Als u het toetsenblord wilt ontgrendelen, schuift u het apparaat open.
Tip: Als u het toetsenbord wilt ontgrendelen het apparaat open te schuiven, drukt u eerst de linker- en dan de rechter selectietoets in.
Als u een oproep wilt beantwoorden, schuift u het apparaat open. Als u het gesprek wilt beëindigen, schuift u het apparaat dicht, tenzij u een hoofdtelefoon op het apparaat hebt aangesloten of Opties hebt geselecteerd voordat u het toetsenbord blokkeert.
Als u de instelling voor de schuiffunctie wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Actie voor schuif.
Het toetsenbord van uw apparaat wordt automatisch geblokkeerd zodat er geen toetsen per ongeluk kunnen worden ingedrukt. Als u de tijdsduur wilt wijzigen waarna het toetsenbord wordt geblokkeerd, selecteert u Menu >
Instrumenten > Instell. > Algemeen > Beveiliging > Telefoon en SIM-kaart > Per. autom. blokk. ttsnb..
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 17

Het apparaat instellen

Stel uw E66 in volgens deze instructies.

De SIM-kaart en de batterij plaatsen

1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht,
druk op de ontgrendelingsknoppen (1) en schuif de cover weg (2).
2. Als de batterij is geïnstalleerd is, tilt u de batterij in de
richting van de pijl.
3. Plaats de SIM-kaart. Zorg ervoor dat de contactpunten naar boven zijn gericht en dat de afgeschuinde hoek van de geheugenkaart naar de bovenkant van het apparaat wijst.
4. Plaats de batterij. Leg de contactpunten van de batterij op één lijn met de overeenkomende aansluitpunten op het batterijvak en schuif de batterij in de richting van de pijl.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.18
5. Schuif de cover weer op zijn plaats.

De batterij opladen

1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de netvoedingskabel aan op het apparaat. Als de batterij helemaal leeg is, kan het even duren voordat de indicator wordt weergegeven.
3. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, maakt u eerst
de lader los van het apparaat en vervolgens haalt u de lader uit het stopcontact.
De batterij is al opgeladen in de fabriek, maar het laadniveau kan variëren. Om de volledige gebruiksduur te kunnen halen, laad u de batterij volledig op. U kunt dit aflezen aan de indicator voor het batterijniveau.
Tip: Als u over oude compatibele Nokia-laders beschikt, kunt u deze gebruiken voor de Nokia E66 door de CA-44-laderadapter aan te sluiten op de oude lader. De adapter is leverbaar als apart toebehoren.

De geheugenkaart plaatsen

Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een back­up maken van de gegevens op het apparaat.
Mogelijk is de geheugenkaart al in het apparaat geplaatst. Geheugenkaarten ook zijn verkrijgbaar als afzonderlijke toebehoren.
1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht, druk op de ontgrendelingsknoppen (1) en schuif de cover weg (2).
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 19
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf, met de contactpunten eerst. Zorg ervoor dat de contactpunten naar de aansluitpunten van het apparaat zijn gericht.
3. Schuif de kaart naar binnen tot deze goed is geplaatst.
4. Sluit de cover.

De geheugenkaart uitnemen

Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op het
moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de
kaart wordt gebruikt. Hierdoor kunnen de kaart en het apparaat beschadigd worden en kunnen gegevens op de kaart worden aangetast.
1. Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer Geheugenkrt
verw..
2. Druk op de ontgrendelingsknoppen en schuif de cover weg.
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om deze uit de sleuf te verwijderen.
4. Sluit de cover.

De hoofdtelefoon aansluiten

Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon
gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Sluit de compatibele hoofdtelefoon aan op de hoofdtelefoonaansluiting van het apparaat.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.20

De polsband bevestigen

Rijg de polsband zoals aangegeven en trek deze vast.

Antenne's

Het apparaat kan interne en externe antennes hebben. Vermijd onnodig contact met het gebied rond de antenne als de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact met antennes kan de kwaliteit van de communicatie nadelig beïnvloeden en kan tijdens gebruik leiden tot een hoger stroomverbruik en tot een kortere levensduur van de batterij.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 21

Aan de slag

Hier leest u hoe u aan de slag kunt gaan met uw apparaat.

Eerste keer starten

1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code of blokkeringscode, voert u de code in en selecteert u OK.
3. Als u daarom wordt gevraagd, voert u het land waarin u zich bevindt, en de huidige datum en tijd. Voer de eerste letters van uw land in om deze te zoeken. Het is belangrijk dat u het juiste land selecteert, omdat geplande agenda-items die u opgeeft kunnen veranderen als u later een ander land kiest dat een andere tijdzone heeft. De toepassing Welkom wordt geopend.
4. Maak een keuze uit de verschillende opties, of selecteer Afsluiten om de toepassing te sluiten.
Als u de verschillende instellingen van uw apparaat wilt configureren, gebruikt u de instellingenwizard en de wizards die vanaf het startscherm beschikbaar zijn. Als u het apparaat inschakelt, is het mogelijk dat de serviceprovider van de SIM­kaart wordt herkend en sommige instellingen automatisch
worden geconfigureerd. U kunt ook contact opnemen met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
U kunt het apparaat ook inschakelen zonder eerst een SIM­kaart te plaatsen. Het apparaat start dan in de offline-modus, zodat de netwerkafhankelijke telefoonfuncties niet beschikbaar zijn.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u de aan/uit-toets ingedrukt.

Welkom

Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, wordt de toepassing Welkom geopend. Maak een keuze uit de volgende opties:
In Zelfstudie vindt u informatie over uw apparaat en
uitleg over het gebruik ervan.
Met Overdracht kunt u inhoud (zoals contacten en
agenda-items) overbrengen vanaf een compatibel Nokia­apparaat.
apparaten', p. 25.
Met de E-mailinstellingen kunt u e-mailinstellingen
configureren.
Met de Instelwizard kunt u diverse instellingen
configureren.
Zie 'Gegevensoverdracht tussen
Zie 'De Instelwizard ', p. 23.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.22
Als u de toepassing Welkom later wilt openen, selecteert u
Menu > Help > Welkom.
De beschikbare opties kunnen verschillen.

De Instelwizard

Selecteer Menu > Instrumenten > Instelwizard. Met de wizard Instellingen wordt uw apparaat op basis van
informatie van uw netwerkoperator geconfigureerd. Het kan zijn dat u contact moet opnemen met uw serviceprovider om een gegevensverbinding of andere diensten te activeren om gebruik te maken van deze diensten.
De beschikbaarheid van de verschillende items in de wizard Instellingen is afhankelijk van de functies van het apparaat, de SIM-kaart, de serviceprovider en de beschikbaarheid van de gegevens in de database van de wizard Instellingen.
Als er voor uw serviceprovider geen wizard Instellingen beschikbaar is, zal deze niet in het menu van uw apparaat worden weergegeven.
Als u de wizard wilt starten, selecteert u Starten. Wanneer u de wizard voor de eerste keer gebruikt, wordt u door de instellingenconfiguratie geleid. Als de SIM-kaart niet is geplaatst, moet u het land en de naam van uw serviceprovider selecteren. Als het voorgestelde land of de voorgestelde serviceprovider niet klopt, selecteert u er een uit de lijst. Als de configuratie van de instellingen wordt onderbroken, zijn de instellingen niet gedefinieerd.
Selecteer OK om de hoofdweergave van de wizard Instellingen te openen nadat de wizard de instellingen heeft geconfigureerd.
In de hoofdweergave kunt u de volgende opties selecteren:
Operator — De operatorspecifieke instellingen, zoals
instellingen voor MMS, internet, WAP en streaming, configureren.
E-mail instellen — Configureer e-mailinstellingen.
Push to Talk — Configureer P2T-instellingen (Push to
Talk).
Video delen — Configureer instellingen voor het delen
van video.
Als u er niet in slaagt de wizard Instellingen te gebruiken, raadpleegt u de website van Nokia met informatie over telefooninstellingen.

Startscherm

Vanaf het startscherm hebt u direct toegang tot de meest gebruikte functies. Ook ziet u hier met één oogopslag of er gemiste oproepen of nieuwe berichten zijn.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 23
U kunt twee startschermen instellen voor verschillende doeleinden. U kunt bijvoorbeeld een scherm voor zakelijke e­mail en berichten hebben en een ander scherm voor persoonlijke e-mail. Zo kunt u voorkomen dat u buiten uw werktijden zakelijke berichten te zien krijgt.

Menu

Selecteer Menu. Het menu is een beginpunt van
waaruit u alle toepassingen op het apparaat of op een geheugenkaart kunt openen.
Het menu bevat toepassingen en mappen, dit zijn groepen gelijksoortige toepassingen. Alle toepassingen die u zelf op het apparaat installeert, worden standaard opgeslagen in de map
Installatie.
Als u een toepassing wilt openen, gaat u ernaartoe en drukt u op de navigatietoets.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst, selecteert u Opties > Menuweergave wijzigen > Lijst. Als u wilt terugkeren naar de roosterweergave, selecteert u Opties >
Menuweergave wijzigen > Raster.
Als u wilt zien hoeveel geheugen door verschillende toepassingen wordt gebruikt en welke gegevens op het apparaat of op de geheugenkaart staan of wilt controleren
hoeveel geheugen er nog vrij is, selecteert u Opties >
Gegevens geheugen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuwe map.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties >
Verplaatsen. Naast de toepassing verschijnt een vinkje. Ga
naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt verplaatsen gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties > Verplaats naar map, de nieuwe map, en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet, selecteert u Opties > Toepassingen downldn.
Als u naar een andere geopende toepassing wilt schakelen, houdt u de home-toets ingedrukt. Selecteer een toepassing en druk op de bladertoets om de toepassing te openen. Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de batterij af.

Inhoud van andere apparaten overdragen

Selecteer Menu > Instrumenten > Overdracht.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.24
U kunt via verschillende verbindingsmethoden inhoud, zoals contacten, overdragen van een compatibel Nokia-apparaat naar uw nieuwe Eseries-apparaat. Het type inhoud dat u kunt overdragen is afhankelijk van het model van het apparaat. Als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u ook de gegevens tussen de twee apparaten synchroniseren of gegevens van dit apparaat naar het andere apparaat versturen.
Als u gegevens van uw vorige apparaat overdraagt, kan het zijn dat u gevraagd wordt de SIM-kaart te plaatsen. Uw nieuwe Eseries-apparaat heeft geen SIM-kaart nodig bij het overdragen van gegevens.
De inhoud wordt vanuit het geheugen van het andere apparaat gekopieerd naar de overeenkomende locatie in uw nieuwe apparaat. De tijd die nodig is om te kopiëren, is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die overgedragen moeten worden. U kunt dit ook stopzetten en later weer doorgaan.
De benodigde stappen voor de gegevensoverdracht kunnen verschillen, afhankelijk van uw apparaat en of u de gegevensoverdracht eerder al eens onderbroken hebt. Welke items u kunt overdragen is afhankelijk van het andere apparaat.
u het bericht en volgt u de aanwijzingen op het scherm. Selecteer op uw nieuwe Eseries-apparaat de inhoud die u wilt kopiëren van het andere apparaat.
Na de gegevensoverdracht kunt u de snelkoppeling met de overdrachtinstellingen opslaan in de hoofdweergave om dezelfde overdracht later nog eens te herhalen. Als u de snelkoppeling wilt bewerken, selecteert u Opties >
Snelkoppellingsinstllngn.

Het overdrachtslog weergeven

Na elke overdracht wordt er een overdrachtslog getoond.
Als u de details van een overdracht wilt bekijken, gaat u naar het overgebrachte item en selecteert u Opties > Details.
Als u het logboek van een eerdere overdracht wilt bekijken, gaat u naar een snelkoppeling voor een overdracht in de hoofdweergave (indien beschikbaar) en selecteert u
Opties > Log bekijken.
Eventuele niet-opgeloste overdrachtconflicten worden ook weergegeven in het logboek. Selecteer Opties > Conflicten
oplossen om te beginnen met het oplossen van conflicten.

Gegevensoverdracht tussen apparaten

Volg de aanwijzingen op het scherm om de twee apparaten te verbinden. Bij bepaalde modellen wordt de toepassing Wisselen als een bericht verzonden naar het andere aparaat. Als u Wisselen wilt installeren op het andere apparaat, opent
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 25

Gegevens synchroniseren, ophalen en verzenden

Als u eerder gegevens naar het apparaat hebt overgebracht met de toepassing Wisselen, maakt u in de hoofdweergave Wisselen een keuze uit de volgende pictogrammen:
U kunt gegevens synchroniseren met een compatibel apparaat als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt. Met synchronisatie kunt u de gegevens op beide apparaten up-to-date houden.
Haal gegevens van het andere apparaat op naar uw nieuwe Eseries-apparaat.
Ve rstu ur ge geve ns va n u w ni euw e E ser ies -a ppa raa t naa r het andere apparaat.

Algemene bewerkingen in verschillende toepassingen

De volgende bewerkingen zijn van toepassing op verschillende toepassingen:
Druk kort op de aan/uit-toets om een ander profiel te kiezen of om het apparaat uit te schakelen of te vergrendelen.
Als een toepassing meerdere tabbladen bevat (zie afbeelding), opent u een tabblad door op de navigatietoets naar rechts of links te drukken.
Selecteer Terug om de instellingen die u in een toepassing geconfigureerd hebt, op te slaan.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan. Afhankelijk van de gebruikte toepassing zijn er verschillende opslagmogelijkheden.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden. U kunt een bestand in een e-mailbericht of een
multimediabericht verzenden, of gebruikmaken van verschillende verbindingsmethoden.
Om te kopiëren houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Houd de Shift-toets ingedrukt en selecteer Kopiëren. Om te plakken bladert u naar de plek waar de tekst moet komen, houdt u de Shift­toets ingedrukt en selecteert u Plakken. Deze methode werkt misschien niet in toepassingen die over hun eigen kopieer- en plakopdrachten beschikken.
Als u verschillende items, zoals berichten, bestanden of contacten, wilt selecteren, bladert u naar het betreffende item. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit >
Markeren om één item te selecteren of Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te
selecteren.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.26
Tip: Als u bijna alle items wilt selecteren, selecteert u
eerst Opties > Markeringen aan/uit > Alle
markeren, daarna selecteert u de items die u niet wilt
en vervolgens Opties > Markeringen aan/uit >
Markering opheffen.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage bij een document) bladert u naar het object, zodat er vierkante haken aan beide zijden van het object verschijnen.

Scherm-indicatoren

Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk (netwerkdienst).
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de batterij opgeladen is.
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw de map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe mailbox.
Er zijn berichten in de map Outbox die nog moeten worden verzonden door Messaging.
U hebt een of meer oproepen gemist.
De toetsen van het apparaat zijn vergrendeld.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er worden gegevens verzonden door middel van Bluetooth-connectiviteit. Wanneer de indicator knippert, wordt geprobeerd een verbinding met een ander apparaat tot stand te brengen.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator knippert, probeert uw apparaat verbinding te maken met het andere apparaat of is er sprake van een verbroken verbinding.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram betekent dat de verbinding actief is. Het pictogram
betekent dat de verbinding in de wachtstand is
geplaatst.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram betekent dat de verbinding actief is. Het pictogram
betekent dat de verbinding in de wachtstand is
geplaatst.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 27
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram betekent dat de verbinding actief is. Het pictogram
betekent dat de verbinding in de wachtstand is
geplaatst.
High-Speed Downlink Packet Access (HSDPA) wordt ondersteund en is beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram kan per regio verschillen. Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het pictogram wachtstand is geplaatst.
U hebt op het apparaat ingesteld dat gezocht moet worden naar WLAN-netwerken en er is een WLAN­netwerk beschikbaar.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk zonder codering.
Er is een WLAN-verbinding actief in een netwerk met codering.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op een computer.
De tweede telefoonlijn is in gebruik (netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer doorgeschakeld. Als u twee telefoonlijnen heeft, geeft een nummer aan welke lijn actief is.
betekent dat de verbinding in de
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het apparaat.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op het apparaat.
Er is een tekstelefoon aangesloten op het apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve P2T (Push to Talk)-verbinding.
Uw P2T-verbinding is in de modus Niet storen, omdat het beltoontype van uw apparaat is ingesteld op Eén piep of Stil, of er is een inkomende of actieve oproep. U kunt in deze modus geen P2T-oproepen maken.

Volumeregeling

Als u het volume van het luistergedeelte tijdens een gesprek wilt aanpassen, of het volume van de mediatoepassingen, gebruikt u dan de volumetoetsen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.28

Geheugen

Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt opslaan of toepassingen kunt installeren: apparaatgeheugen en geheugenkaart.

Vrij geheugen

Als u wilt zien hoeveel geheugen er momenteel wordt gebruikt, hoeveel geheugen er nog vrij is en hoeveel geheugen wordt gebruikt door elk gegevenstype, selecteert u Menu > Opties > Gegevens geheugen > Geheugen of
Geheugenkaart.
Tip: Om ervoor te zorgen dat u voldoende geheugen
heeft, wordt aangeraden regelmatig gegevens naar een geheugenkaart of computer over te brengen, of Bestandsbeheer te gebruiken om bestanden die u niet meer nodig heeft, te verwijderen.
Nadat u toepassingen op een compatibele geheugenkaart hebt geïnstalleerd, blijven de installatiebestanden (.sis, .sisx) in het geheugen van het apparaat staan. De bestanden kunnen grote hoeveelheden geheugen in beslag nemen en ervoor zorgen dat u geen andere bestanden meer kunt opslaan. U kunt voldoende geheugenruimte overhouden door gebruik te maken van Nokia PC Suite om een back-up van de installatiebestanden op een compatibele pc te maken. Gebruik vervolgens het bestandsbeheer om de installatiebestanden uit het geheugen van het apparaat te verwijderen. Als het .SIS-bestand een bijlage bij een bericht is, dient u het bericht uit de lijst met binnengekomen berichten te verwijderen.

Geheugenkaart

Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugen. Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het kaarttype
mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor het apparaat of is het bestandssysteem op de kaart beschadigd. Uw Nokia-apparaat ondersteunt de bestandssystemen FAT16 en FAT32 voor geheugenkaarten.
MicroSDHC
Dit apparaat gebruikt microSD- en microSDHC­geheugenkaarten.
Met het oog op de interoperabiliteit moet u alleen compatibele geheugenkaarten in dit apparaat gebruiken. Vraag de fabrikant of de leverancier naar de compatibiliteit van een geheugenkaart. Kaarten van een ander type dan microSD en microSDHC zijn niet compatibel met dit apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart gebruikt, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
Een geheugenkaart gebruiken
Als u een geheugenkaart voor uw apparaat wilt formatteren, selecteert u Opties > Geh.kaart formatt.. Bij het formatteren van een geheugenkaart gaat alle informatie die op de kaart stond permanent verloren. Vraag uw leverancier of het nodig is de geheugenkaart te formatteren voordat u deze kunt gebruiken.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 29
Als u de naam van de geheugenkaart wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam geh.kaart.

Tekst invoeren

De invoermethoden die in het apparaat beschikbaar zijn, kunnen verschillen, afhankelijk van de verschillende verkoopmarkten.

Traditionele tekstinvoer

Als u tekst invoert met de traditionele tekstinvoer, wordt in de rechterbovenhoek van het scherm
en geven het geselecteerde type letters aan.
geeft aan dat de eerste letter van de zin een hoofdletter is en de overige letters kleine letters zijn. cijfermodus aan.
Als u tekst wilt invoeren met het toetsenbord, drukt u de cijfertoets 2-9 herhaaldelijk in, totdat het juiste teken verschijnt. Er zijn per cijfertoets meer tekens beschikbaar dan op de toets is aangegeven. Als de volgende letter met dezelfde toets moet worden ingevoerd als de huidige letter, wacht u tot de cursor wordt weergegeven en voert u de letter in.
Als u een cijfer wilt invoegen, houdt u de cijfertoets ingedrukt.
Als u wilt schakelen tussen de modus voor gewone en hoofdletters en de cijfermodus, drukt u op #.
weergegeven.
geeft de
Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de backspace­toets. Houdt de backspace-toets ingedrukt om meer dan één teken te verwijderen.
U kunt de meest gebruikte leestekens invoegen met een druk op de toets 1. Druk herhaaldelijk op 1 om het gewenste leesteken te bereiken.
Als u een speciaal teken wilt invoegen, drukt u op de toets *. Ga naar het gewenste teken en druk op de navigatietoets.
Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op 0. Als u de cursor naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u drie keer op
0.
Als u tussen de verschillende typen letters wilt wisselen, drukt u op #.

Tekstvoorspelling

1. Als u tekstvoorspelling wilt activeren, drukt u twee keer
kort op #. Hiermee wordt tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat ingeschakeld. De indicator
wordt op het scherm weergegeven.
2. Als u het gewenste woord wilt invoeren, drukt u op 2-9.
Per letter hoeft u de desbetreffende toets slechts één keer in te drukken.
3. Als u klaar bent met de invoer en het juiste woord wordt weergegeven, bevestigt u het woord door de navigatietoets naar rechts te drukken of door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als het woord niet juist is, drukt u herhaaldelijk op * om de overeenkomende woorden in het woordenboek één voor één te bekijken.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.30
Als het teken ? achter het woord wordt weergegeven, is het woord dat u wilde invoeren niet in het woordenboek opgenomen. Als u een woord aan het woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen, voert u met de traditionele tekstinvoer het woord in (maximaal 32 letters) en selecteert u OK. Het woord wordt aan het woordenboek toegevoegd. Als het woordenboek vol is, wordt het eerste woord dat was toegevoegd, vervangen door een nieuw woord.
Voer de eerste helft van een samengesteld woord in en bevestig dit door de navigatietoets naar rechts te drukken. Voer het laatste deel van het samengestelde woord in. Voltooi het samengestelde woord door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als u tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat wilt uitschakelen, drukt u tweemaal kort op #.

De invoertaal wijzigen

Wanneer u tekst invoert, kunt u de invoertaal wijzigen. Als u bijvoorbeeld herhaaldelijk op de toets 6 moet drukken om een bepaald teken te kunnen invoeren, kunt u de invoertaal wijzigen zodat verschillende tekens in een andere volgorde worden aangeboden.
Als de invoertaal een niet-Latijns alfabet heeft en u Latijnse tekens wilt invoeren (bijvoorbeeld een e-mail- of internetadres), moet u mogelijk de invoertaal wijzigen. Als u de invoertaal wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Invoertaal en vervolgens een invoertaal met Latijnse tekens.

Nokia Ovi Suite

Nokia Ovi Suite bestaat uit een reeks toepassingen die u op een compatibele pc kunt installeren. Ovi Suite plaatst alle beschikbare toepassingen in een startvenster en van hieruit kunt u de toepassingen openen. Ovi Suite wordt mogelijk meegeleverd op een geheugenkaart, als deze bij uw apparaat geleverd is.
U kunt Ovi Suite gebruiken om contacten, de agenda, taken en andere notities tussen uw apparaat en een compatibele pc-toepassing te synchroniseren. U kunt Ovi Suite ook gebruiken om bookmarks over te brengen tussen het apparaat en compatibele browsers en om afbeeldingen en videoclips over te brengen tussen het apparaat en een compatibele pc.
Let op de synchronisatie-instellingen. Gegevensverwijdering als onderdeel van het normale synchronisatieproces wordt bepaald de instellingen die zijn geselecteerd.
Om Ovi Suite te kunnen gebruiken, hebt u een pc nodig met Microsoft XP (SP2 of later) of Windows Vista (SP1 of later). De pc moet tevens compatibel zijn met een USB-kabel of Bluetooth-verbinding.
Ovi Suite is niet compatibel met Apple Macintosh-computers. Raadpleeg de ingebouwde Help of ga naar www.nokia.com/
support voor meer informatie over Ovi Suite.
Nokia Ovi Suite installeren
1. Controleer of de geheugenkaart in uw Nokia E66 is geplaatst.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 31
2. Sluit de USB-kabel aan. Uw pc herkent het nieuwe apparaat en installeert de benodigde stuurprogramma's. Dit kan enige minuten duren.
3. Selecteer Massaopslag als USB-verbindingsmodus op uw apparaat. Uw apparaat staat in de Windows­bestandsbrowser weergegeven als verwisselbare schijf.
4. Open het hoofdstation van de geheugenkaart met de Windows-bestandsbrowser en selecteer het installatiebestand van Ovi Suite.
5. De installatie wordt gestart. Volg de instructies.
Tip: Als u Ovi Suite wilt bijwerken of als er problemen optreden bij de installatie van Ovi Suite vanaf de geheugenkaart, kunt u het installatiebestand naar de pc kopiëren en de installatie vanaf de pc starten.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.32

Nieuw in de Eseries

Op uw nieuwe Eseries staan nieuwe versies van de toepassingen Agenda en Contacten, en ook het startscherm is helemaal nieuw.

Snelle toegang tot taken

Als u het pictogram op het startscherm, in Contacten of in Agenda ziet, drukt u de navigatietoets naar rechts om een lijst met beschikbare acties weer te geven. U sluit de lijst door naar links te gaan.
Als u in deze toepassingen navigeert, kunt u steeds een niveau terug door naar links te gaan.

Navigeren op het startscherm

Als u naar het startscherm wilt, drukt u kort op de home­toets.
Het startscherm bestaat uit de volgende elementen:
snelkoppelingen naar toepassingen (1) Als u een toepassing snel wilt openen, gaat u naar de snelkoppeling en drukt u op de navigatietoets.
informatiegebied (2) Als u een item in het informatiegebied wilt weergeven, gaat u ernaartoe en drukt u op de navigatietoets.
meldingen (3) Als u de meldingen wilt weergeven, gaat u naar een vak. Vakken zijn alleen zichtbaar als er items in staan. U kunt de vakken verbergen door op de backspace-toets te drukken.

Startscherm

Vanaf het startscherm hebt u direct toegang tot de meest gebruikte functies. Ook ziet u hier met één oogopslag of er gemiste oproepen of nieuwe berichten zijn.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 33

Werken op het startscherm

1. Als u contacten wilt zoeken vanaf het startscherm, begint
u de naam van het contact te typen. Druk bij het invoeren van tekens slechts eenmaal op de toetsen. Als u
bijvoorbeeld "Eric" wilt invoeren, toetst u 3742. Er worden automatisch bijpassende contacten gezocht.
Als u wilt wisselen tussen de alfabetische en numerieke modus, selecteert u Opties > Alfanum. modus of
Numerieke modus.
2. Ga in de lijst met gevonden contacten naar het gewenste contact. Deze functie is mogelijk niet beschikbaar in alle talen.
Druk op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u het zoeken naar contacten wilt uitschakelen, selecteert u Opties > Contact zoeken uit.
Als u wilt zien of er berichten zijn ontvangen, gaat u naar het berichtenvak in het meldingengebied. Als u een bericht wilt lezen, gaat u naar het bericht en drukt u op de n avigatietoets. Blader met de navigatietoets naar rechts als u andere taken wilt weergeven.
Als u gemiste oproepen wilt weergeven, gaat u naar het oproepenvak in het meldingengebied. Als u een oproep wilt beantwoorden, gaat u naar een oproep toe en drukt u op de beltoets. Als u een SMS aan een beller wilt verzenden, gaat u naar een oproep en selecteert u SMS verzenden in de lijst met beschikbare acties.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, gaat u naar het voicemailvak in het meldingengebied. Ga naar de gewenste mailbox en druk op de beltoets om het nummer te kiezen.

Startscherm wisselen

U kunt twee startschermmodi instellen voor verschillende doeleinden. U kunt bijvoorbeeld een modus voor zakelijke e-
mail en berichten hebben en een andere modus voor persoonlijke e-mail. Zo kunt u voorkomen dat u buiten uw werktijden zakelijke berichten te zien krijgt.
Mogelijk hebt u een derde startscherm met items die specifiek zijn voor de operator.
Als u van startschermmodus wilt wisselen, gaat u naar drukt u op de navigatietoets.
en

Sneltoetsen

Met de Sneltoetsen hebt u snel toegang tot toepassingen en taken. Aan elke toets is een toepassing en een taak toegekend. Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > One Touch-ttsn. Uw
netwerkbeheerder kan toepassingen aan bepaalde toetsen hebben toegewezen. In dat geval kunt u ze niet wijzigen.
1 — Home-toets 2 — Contactentoets 3 — Agendatoets 4 — E-mailtoets
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.34

Home-toets

Als u naar het startscherm wilt, drukt u kort op de home­toets. Druk nogmaals kort op de home-toets om het menu te openen.
Als u een lijst van actieve toepassingen wilt zien, drukt u een aantal seconden op de home-toets. Als de lijst is geopend, drukt u kort op de home-toets om door de lijst te navigeren. Als u de geselecteerde toepassing wilt openen, drukt u een aantal seconden op de home-toets, of u drukt op de navigatietoets. Als u de geselecteerde toepassing wilt sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de batterij af.

Contactentoets

Als u de toepassing Contacten wilt openen, drukt u kort op de contactentoets.
Als u een nieuw contact wilt maken, drukt u een aantal seconden op de contactentoets.

Agendatoets

Als u de toepassing Agenda wilt openen, drukt u kort op de agendatoets.
Als u een nieuwe afspraak wilt maken, drukt u een aantal seconden op de agendatoets.

E-mailtoets

Als u uw standaardmailbox wilt openen, drukt u kort op de e-mailtoets.
Als u een nieuw e-mailbericht wilt maken, drukt u een aantal seconden op de e-mailtoets.

Nokia-agenda voor Eseries

Selecteer Menu > Kantoor > Agenda. Geplande gebeurtenissen en afspraken maken en
weergeven, en wisselen tussen verschillende agendaweergaven.

Agendaweergaven

U kunt wisselen tussen de volgende agendaweergaven:
In de maandweergave staat de huidige maand met de agenda-items van de geselecteerde dag in een lijst.
In de weekweergave staan de gebeurtenissen van de geselecteerde week weergegeven in vakken van zeven dagen.
In de dagweergave staan de gebeurtenissen van de geselecteerde dag op basis van de begintijd ingedeeld in tijdvakken.
In de takenlijst worden alle taken weergegeven.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 35
In de agendaweergave staat een lijst met alle gebeurtenissen op de geselecteerde dag.
Als u een andere weergave wilt, selecteert u Opties >
Weergave wijzigen en kiest u de gewenste weergave.
Tip: Als u de weekweergave wilt openen, gaat u naar
een weeknummer en drukt u op de navigatietoets.
Tip: Als u naar een andere weergave wilt, drukt u op *.
Als u in de maand-, week-, dag- of agendaweergave de volgende of vorige dag wilt weergeven, navigeert u naar rechts of links.
Als u de standaardweergave wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardweergave.

Agenda-items weergeven

In de maandweergave worden agenda-items gemarkeerd met een driehoekje. Jaarlijks terugkerende items worden ook gemarkeerd met een uitroepteken. De items van de geselecteerde dag worden in een lijst weergegeven.
Als u agenda-items wilt weergeven, opent u een agendaweergave, gaat u naar een item en drukt u op de navigatietoets.

Agenda-items maken

U kunt de volgende typen agenda-items maken:
Afspraken herinneren u aan gebeurtenissen die plaatsvinden op een specifieke datum en tijd.
Memo's zijn gerelateerd aan een hele dag, maar niet aan een specifiek tijdstip op de dag.
Jaarlijks terugkerende items herinneren u aan verjaardagen en andere speciale datums. Ze hebben betrekking op een bepaalde dag, maar niet op een specifieke tijd van de dag. Deze items worden ingesteld als jaarlijks terugkerende items.
Taken hebben een einddatum, maar geen specifiek tijdstip op de dag.
Als u een agenda-item wilt maken, gaat u naar een datum en selecteert u Opties > Nieuw item en het type item.
Tip: Als u een afspraak wilt maken, voert u eerst het onderwerp in.
Afspraken, memo's, taken en jaarlijks terugkerende items maken
1. Voer het onderwerp in.
2. Voer voor afspraken een begin- en eindtijd in of selecteer
Gebrt. hele dag.
3. Voer voor afspraken en memo's de begin- en einddatum
in. Voer voor jaarlijks terugkerende items de datum in en voor taken de einddatum.
4. Voer voor afspraken de locatie in.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.36
5. U kunt een alarm instellen voor taken en jaarlijks terugkerende items.
6. Stel voor terugkerende afspraken een interval in.
7. Stel voor taken een prioriteit in. Als u de prioriteit van afspraken wilt instellen, selecteert u Opties >
Prioriteit.
8. Voor memo's, taken en jaarlijks terugkerende items kunt u instellen hoe het item wordt behandeld tijdens synchronisatie. Selecteer Privé om het item te verbergen voor kijkers als de agenda online beschikbaar is,
Openbaar om het item zichtbaar te maken voor kijkers,
of Geen als u het item niet naar uw computer wilt kopiëren.
9. Voer een beschrijving in.
Als u het item wilt verzenden, selecteert u Opties >
Verzenden.

Nokia-contacten voor Eseries

Selecteer Menu > Communic. > Contacten. Sla contactgegevens - telefoonnummers, thuisadressen of e-
mailadressen van uw contacten - op of werk ze bij. U kunt een persoonlijke beltoon of een miniatuurafbeelding toevoegen aan een contact. U kunt ook contactgroepen maken om met meerdere contacten tegelijk te communiceren en om gegevens uit te wisselen (visitekaartjes) met meerdere apparaten tegelijk.
Als u het pictogram rechts om een lijst met beschikbare acties weer te geven. U sluit de lijst door naar links te gaan.
ziet, drukt u de navigatietoets naar

Agenda-instellingen

Selecteer Opties > Instellingen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u Agenda-
alarmtoon.
Als u de weergave wilt wijzigen die wordt weergegeven als u de agenda opent, selecteert u Standaardweergave.
Als u de eerste dag van de week wilt wijzigen, selecteert u
Week begint met.
Als u de titel van de weekweergave wilt wijzigen, selecteert u Titel weekweergave en Weeknummer of Data deze
week.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 37
Selecteer Opties > Nieuw contact en voer de gegevens van de contact in.
Als u contactgegevens van een geheugenkaart wilt kopiëren, selecteert u Opties > Kopiëren > Van geheugenkaart.

Contactgroepen

Selecteer elk contact dat u aan de contactgroep wilt toevoegen en druk op # om dit te markeren, selecteer vervolgens Opties > Groepen > Toevoegen aan groep >
Nieuwe groep maken > Groepsnaam en geef een naam
op voor de groep.

Contacten toevoegen

Als u conferentiegesprekken met de groep wilt voeren, moet u ook de volgende gegevens instellen:
Nr. conferentiedienst — Het nummer voor
conferentiegesprekken invoeren.
Conferentiedienst-id — De conferentiedienst-id
invoeren.
PIN confer.dienst — De conferentiedienst-pincode
invoeren.
Als u een conferentiegesprek met de groep wilt voeren, selecteert u eerst de groep en dan Opties > Bellen >
Conf.dienst bellen in de lijst met beschikbare acties.

Contacten zoeken

Als u contacten wilt zoeken, typt u eerst de naam van het contact in het zoekveld.
Als u wilt wisselen naar de zoekmodus met tekstvoorspelling, selecteert u Opties > Gesugger. zoeken aan.
Als u contacten wilt zoeken in de zoekmodus met tekstvoorspelling, begint u met het invoeren van de naam van het contact in het zoekveld. Als u naar de volgende treffer wilt gaan met dezelfde lettercombinatie, drukt u op *.

Contactbestanden beheren

Als u het contactbestand wilt wijzigen gaat u naar het begin van de namenlijst, drukt u op de navigatietoets en selecteert u een item uit de lijst met beschikbare bestanden.
Als u de volgorde van contactbestanden wilt wijzigen, selecteert u Opties > Contactlijsten indelen en een
bestand. Ga omhoog om het bestand op de gewenste plaats te zetten.

Beltonen voor contacten toevoegen

U kunt een beltoon instellen voor een contact of contactgroep. De beltoon klinkt wanneer u door het contact wordt gebeld.
Als u een beltoon wilt toevoegen voor contacten, opent u een contact, selecteert u Opties > Beltoon en een beltoon.
Als u een beltoon wilt toevoegen voor contactgroepen, selecteert u een contactgroep, Opties > Groepen >
Beltoon en een beltoon.
Als u de toegewezen beltoon wilt verwijderen, selecteert u
Standaard beltoon in de lijst met beltonen.

Contactinstellingen wijzigen

Selecteer Opties > Instellingen.
Als u de weergave van contactnamen wilt wijzigen, selecteert u Naamweergave.
Als u wilt instellen welk contactenbestand wordt geopend wanneer u de toepassing Contacten start, selecteert u
Standaardcontactlijst.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.38

Multitasking

U kunt verschillende toepassingen tegelijk gebruiken. Als u naar een andere actieve toepassing wilt, houdt u de home­toets ingedrukt, gaat u naar de toepassing en drukt u op de navigatietoets. Als u de geselecteerde toepassing wilt sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Voorbeeld: Als u tijdens een actieve oproep uw agenda wilt controleren, drukt u op de home-toets om naar het menu te gaan en opent u de toepassing Agenda. De oproep blijft op de achtergrond actief.
Voorbeeld: Als u een bericht invoert en naar een website wilt gaan, drukt u de home-toets in om naar het menu te gaan en opent u een webbrowser. Selecteer een bookmark of voer het internetadres handmatig in, en selecteer Ga naar. Als u terug wilt keren naar uw bericht, houdt u de home-toets ingedrukt, gaat u naar het bericht en drukt u op de navigatietoets.

Open Ovi

Ovi biedt toegang tot verschillende Nokia-diensten. Voor een kennismaking en meer informatie, kunt u terecht
op www.ovi.com.

Over Ovi Store

In Ovi Store kunt u mobiele spelletjes, toepassingen, video's, afbeeldingen en beltonen downloaden op uw apparaat. Sommige items zijn gratis, andere moet u betalen met uw creditcard of via uw telefoonrekening. Ovi Store biedt u inhoud die compatibel is met het mobiele apparaat en die relevant is voor uw interesses en locatie.
Het materiaal in Ovi Store is in de volgende categorieën ondergebracht:
Aanbevolen
Spelletjes
Persoonlijk
Toepassingen
Audio & video
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 39

Aan uw eigen voorkeuren aanpassen

U kunt uw apparaat aanpassen aan uw eigen voorkeuren door bijvoorbeeld de beltonen, achtergrondafbeeldingen en schermbeveiligingen te wijzigen.

Profielen

Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen. U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen of
groepen bellers beltonen, waarschuwingssig nalen en andere signalen instellen. Het actieve profiel wordt boven aan het startscherm weergegeven. Als het actieve profiel echter Algemeen is, wordt alleen de huidige datum weergegeven.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuw maken en definieert u de instellingen.
Als u een profiel wilt aanpassen, selecteert u het desbetreffende profiel en kiest u Opties > Aanpassen.
Als u een profiel wilt wijzigen, selecteert u het desbetreffende profiel en kiest u Opties > Activeren. Wanneer het profiel Offline is geactiveerd, kunt u het apparaat niet per ongeluk inschakelen. Ook kunt u dan niet ongewild berichten verzenden of ontvangen of gebruikmaken van een draadloos LAN, Bluetooth, GPS of de FM-radio. Bovendien wordt bij het selecteren van het profiel een eventuele actieve internetverbinding verbroken. Het Offline-profiel verhindert u niet om op een later tijdstip een draadloos LAN- of Bluetooth-verbinding tot stand te brengen, en ook niet om
GPS of de FM-radio in te schakelen. Houd u daarom aan de veiligheidsvoorschriften wanneer u deze functies gebruikt.
Als u een profiel dat u hebt gemaakt wilt verwijderen, selecteert u Opties > Profiel verwijderen. Vooraf gedefinieerde profielen kunt u niet verwijderen.

Beltonen selecteren

Als u een beltoon wilt instellen voor een profiel, selecteert u
Opties > Aanpassen > Beltoon. Selecteer een beltoon in
de lijst, of selecteer Geluiden downldn om een map te openen met daarin een lijst met bookmarks voor het downloaden van tonen via de browser. Gedownloade tonen worden opgeslagen in de Galerij.
Als u de beltoon alleen voor een bepaalde contactgroep wilt gebruiken, selecteert u Opties > Aanpassen >
Waarschuwen bij en selecteert u de gewenste groep. Voor
oproepen van andere nummers geldt een stille waarschuwing.
Als u de berichttoon wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Aanpassen > Berichtensignaaltoon.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.40

Profielen aanpassen

Selecteer Opties > Aanpassen en definieer de volgende opties:
Beltoon — Selecteer een beltoon in de lijst, of selecteer
Geluiden downldn om een map te openen met daarin
een lijst met bookmarks voor het downloaden van tonen via de browser. Als u twee verschillende telefoonlijnen gebruikt, kunt u verschillende beltonen voor deze lijnen instellen.
Toon video-oproep — Selecteer een beltoon voor video-
oproepen.
Naam beller uitspr. — Wanneer u deze optie hebt
geselecteerd en iemand uit uw contactenlijst u belt, hoort u een beltoon die bestaat uit de gesproken naam van het contact en de geselecteerde beltoon.
Beltoontype — Stel het type beltoon in.
Belvolume — Stel het volume van de beltoon in.
Berichtensignaaltoon — Stel een toon voor ontvangen
SMS-berichten in.
Signaaltoon e-mail — Stel een toon voor ontvangen e-
mailberichten in.
Trilsignaal — Stel het apparaat zodanig in dat het bij een
inkomende oproep gaat trillen.
Toetsenbordtonen — Stel het volume van de
toetsenbordtonen van het apparaat in.
Waarschuwingstonen — Schakel de
waarschuwingssignalen in of uit. Deze instelling heeft ook effect op het geluid van bepaalde games en Java­toepassingen.
Waarschuwen bij — Stel het apparaat zodanig in dat het
alleen overgaat wanneer u wordt gebeld door nummers
van een bepaalde groep contacten. Voor oproepen van andere nummers geldt een stille waarschuwing.
Profielnaam — Geef een nieuw profiel een naam of
wijzig de naam van een bestaand profiel. De namen van de profielen Algemeen en Offline kunnen niet worden gewijzigd.

Het startscherm aan uw voorkeuren aanpassen

Selecteer Menu > Instrumenten > Modi.
Als u de naam van het huidige startscherm wilt wijzigen, selecteert u Modusnaam.
Als u wilt instellen welke toepassingen en meldingen op het startscherm worden weergegeven, selecteert u Toepass.
startscherm.
Als u het thema van het huidige startscherm wilt wijzigen, selecteert u Thema.
Als u de achtergrondafbeelding van het huidige startscherm wilt wijzigen, selecteert u Achtergrond.
Als u een ander startscherm wilt kiezen, selecteert u Modus
overs..
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 41

Weergavevolgorde wijzigen

Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's.
Als u het thema wilt wijzigen dat voor alle toepassingen wordt gebruikt, selecteert u de map Algemeen.
Als u het thema van het hoofdmenu wilt wijzigen, selecteert u de map Menuweerg..
Als u het thema van een bepaalde toepassing wilt wijzigen selecteert u de map van de toepassing.
Als u de achtergrondafbeelding van het startscherm wilt wijzigen, selecteert u de map Achtergrond.
Als u een animatie wilt kiezen voor de screensaver, selecteert u de map Spaarstand.

Een thema downloaden

Als u een thema wilt downloaden, selecteert u Algemeen of
Menuweerg. > Thema's downldn. Voer de koppeling in
van waaruit u het thema wilt downloaden. Wanneer het thema is gedownload, kunt u dit bekijken, activeren of bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, selecteert u Opties >
Bekijken.
Als u het thema wilt instellen voor gebruik, selecteert u
Opties > Instellen.

3D-beltonen

Selecteer Menu > Media > 3-D-tonen.
Selecteer 3-D-beltooneffecten > Aan om 3D­geluidseffecten voor beltonen in te schakelen. Niet alle beltonen ondersteunen 3D-effecten.
Als u het 3D-effect wilt wijzigen dat op de beltoon wordt toegepast, selecteert u Geluidsbaan en het gewenste effect.
Selecteer Snelheid geluidsbaan om de snelheid waarmee geluid zich van de ene in de andere richting verplaatst in te stellen. Deze instelling is niet voor alle effecten beschikbaar.
Als u de hoeveelheid echo wilt instellen, selecteert u Galm en het gewenste effect.
Selecteer Opties > Toon afspelenals u de beltoon met het 3D-effect wilt beluisteren.
Als u het volume van de beltoon wilt wijzigen, selecteert u
Menu > Instrumenten > Profielen > Opties > Aanpassen > Belvolume.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.42

Media

Op uw apparaat bevindt zich een aantal mediatoepassingen voor zakelijk gebruik en als vrijetijdsbesteding.
Raadpleeg voor meer informatie de uitgebreide gebruikershandleiding via internet.

Camera

Selecteer Menu > Media > Camera.

Een afbeelding vastleggen

Uw apparaat ondersteunt het maken van foto's met een resolutie van maximaal 2048 x 1536 pixels . De beeldresolutie kan in deze documentatie anders zijn weergegeven.
Als u een afbeelding wilt vastleggen, gebruikt u het scherm als zoeker en drukt u op de navigatietoets. De afbeelding wordt opgeslagen in de Galerij.
Als u wilt in- of uitzoomen voordat u een afbeelding in de liggende modus vastlegt, drukt u op de navigatietoets omhoog of omlaag. Deze functie is alleen beschikbaar als de werkbalk niet wordt weergegeven.
Op de werkbalk staan diverse items en instellingen die u kunt gebruiken voor en na het vastleggen van afbeeldingen of het opnemen van video's. Ga naar een item op de werkbalk en druk op de navigatietoets.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 43
Schakelen tussen de videomodus en de
afbeeldingmodus.
De modus selecteren.
De flitsmodus selecteren (alleen voor afbeeldingen).
De zelfontspanner activeren (alleen voor afbeeldingen).
De reeksmodus activeren (alleen voor afbeeldingen).
Een kleureffect selecteren.
Het raster in de zoeker tonen of verbergen (alleen voor
afbeeldingen).
De witbalans instellen.
De belichtingscompensatie instellen (alleen voor
afbeeldingen). Welke opties beschikbaar zijn, hangt af van de vastlegmodus
die u gebruikt. De standaardinstellingen worden teruggezet zodra u de camera sluit.

Gebruikersmodi

Gebruikersmodi bieden de juiste kleur- en belichtingsinstellingen voor de omgeving die u vastlegt. De instellingen van elke gebruikersmodus zijn afgestemd op een bepaalde stijl of omgeving.
Als u een andere gebruikersmodus wilt kiezen, selecteert u
Scènemodus op de werkbalk.
Als u een nieuwe gebruikersmodus wilt maken, navigeert u naar Gebr. gedef. en selecteert u Opties > Wijzigen.
Als u de instellingen van een andere gebruikersmodus wilt kopiëren, selecteert u Gebaseerd op modus e n d e g ewe ns te gebruikersmodus.
Als u een zelf gemaakte gebruikersmodus wilt activeren, navigeert u naar Gebr. gedef., drukt u op de navigatietoets en selecteert u Selecteren.

Een reeks afbeeldingen vastleggen

Als u een reeks afbeeldingen wilt vastleggen en er is voldoende geheugen beschikbaar, selecteert u Naar
reeksmodus in de werkbalk en drukt u op de opnametoets.
De gemaakte afbeeldingen worden in een raster op het scherm weergegeven. Als u een afbeelding wilt bekijken, bladert u naar de afbeelding en drukt u op de bladertoets. Als u een tijdsinterval hebt ingesteld, wordt alleen de afbeelding weergegeven die u als laatste hebt vastgelegd en zijn de overige afbeeldingen beschikbaar in Galerij.
Als u de afbeelding wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden.
Als u de reeksmodus wilt uitschakelen, selecteert u Naar
normale modus op de werkbalk.

Vastgelegde afbeeldingen weergeven

De foto die u genomen hebt, wordt automatisch opgeslagen in de Galerij. Als u de foto niet wilt bewaren, selecteert u op de werkbalk Verwijderen.
Maak een keuze uit de volgende werkbalkitems:
Verzenden — De afbeelding verzenden naar compatibele
apparaten.
Posten naar — De foto verzenden naar uw compatibele
online album (netwerkdienst).
Als u de afbeelding wilt gebruiken als achtergrond, selecteert u Opties > Instell. als achtergrond.
Als u de afbeelding aan een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties > Inst. als opr. afb. contct > Toewijzen aan
contact.

Video's opnemen

1. Als de camera in de afbeeldingsmodus staat, selecteert u de videomodus op de werkbalk.
2. Druk op de navigatietoets om de opname te starten.
3. U kunt de opname op elk gewenst moment onderbreken door Pauze te selecteren. Selecteer Doorgaan om de opname te hervatten.
4. Als u de opname wilt beëindigen, selecteert u Stop. De videoclip wordt automatisch opgeslagen in de Galerij. De maximumduur van de videoclip is afhankelijk van het beschikbare geheugen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.44

Een videoclip afspelen

Als u een opgenomen videoclip wilt afspelen, selecteert u
Afspelen op de werkbalk.
Maak een keuze uit de volgende werkbalkitems:
Verzenden — De videoclip verzenden naar andere
compatibele apparaten.
Verzenden naar beller — De videoclip aan iemand
verzenden tijdens een actieve oproep.
Posten naar — De video verzenden naar een onlinelbum
(netwerkdienst).
Verwijderen — De videoclip verwijderen.
Als u voor de clip een nieuwe naam wilt invoeren, selecteert u Opties > Naam video wijzigen.

Instellingen voor afbeeldingen

Als u de instellingen voor stilstaande beelden wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Afbeeldingskwaliteit — De kwaliteit van de afbeelding
instellen. Hoe beter de kwaliteit, hoe meer geheugenruimte de afbeelding in beslag neemt.
Opgenomen afb. weerg. — Selecteer Aan als u de afbeelding na het vastleggen wilt bekijken. Selecteer Uit om door te gaan met het vastleggen van afbeeldingen.
Stand.naam afbeelding — De standaardnaam instellen
voor vastgelegde afbeeldingen.
Uitgebr. digitale zoomAan (continu) maakt traploos zoomen tussen de digitale en verlengde digitale zoom
mogelijk en Uit maakt beperkt zoomen mogelijk terwijl de beeldresolutie behouden blijft.
Opnametoon — De toon instellen die wordt
weergegeven wanneer u een afbeelding vastlegt.
Gebruikt geheugen — Kiezen waar de afbeeldingen
worden opgeslagen.
Afbeelding roteren — De afbeeldingen draaien.
Instellingen herstellen — Selecteer Ja als u de camera
weer wilt instellen op de standaardwaarden.

Video-instellingen

Als u de video-instellingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen en maakt u een keuze uit de volgende
opties:
Videokwaliteit — Hiermee stelt u de kwaliteit van de videoclip in. Selecteer Delen als u de videoclip in een multimediabericht wilt verzenden. De clip wordt opgenomen in de QCIF-resolutie, in de bestandsindeling 3GPP, en de grootte is beperkt tot 300 kB (ongeveer 20 seconden). Videoclips die als MPEG-4-bestand zijn opgeslagen, kunnen soms niet worden verzonden in een multimediabericht.
Geluidsopname — Selecteer Dempen als u geen geluid wilt opnemen.
Opgenomen video tonen — Het eerste frame van de opgenomen videoclip bekijken na de opname. Als u de hele videoclip wilt bekijken, selecteert u Afspelen op de werkbalk.
Standaardnaam video — De standaardnaam voor opgenomen videoclips instellen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 45
Gebruikt geheugen — Kiezen waar de videoclips worden
opgeslagen.
Instellingen herstellen — De standaardinstellingen van
de camera terugzetten.

Nokia Podcasting

Selecteer Menu > Media > Podcasting. Download podcasts naar het apparaat en speel ze af.

Podcasts afspelen en beheren

Podcasting is een methode om audio en video via internet naar mobiele apparaten en computers te verspreiden en af te spelen.
Met de toepassing Nokia Podcasting kunt u draadloos podcasts zoeken, downloaden, afspelen, met anderen delen en u erop abonneren vanaf uw mobiele apparaat.
Stel de verbindings- en downloadopties in voordat u de toepassing gebruikt. Selecteer Opties > Instellingen >
Verbinding en Downloaden.
Als u nieuwe poscast-episodes wilt zoeken om u erop te abonneren, selecteert u Mappen.
Als u podcasts wilt zoeken op trefwoorden en weergavetitels, selecteert u Zoeken.
Als u de beschikbare episodes van de geselecteerde podcast wilt weergeven, opent u de map Podcasts en selecteert u
Openen.
Als u de geselecteerde episode wilt downloaden, selecteert u Downloaden.
Als u de gedownloade episode wilt afspelen, selecteert u
Afspelen.
Als u geselecteerde of gemarkeerde podcasts wilt bijwerken, selecteert u Opties > Bijwerken, zodat u een nieuwe episode krijgt.
Als u de website van de podcast wilt openen (netwerkdienst) selecteert u Opties > Webpagina openen.
Op sommige poscasts kunt u reageren door opmerkingen aan de makers te schrijven of uw stem uit te brengen. Als u hiervoor verbinding met internet wit maken, selecteert u
Opties > Opmerkingen weerg..

Webmappen

Selecteer Mappen. Met webmappen kunt u nieuwe episodes van podcasts
waarop u bent geabonneerd, makkelijk terugvinden. De inhoud van webmappen verandert. Selecteer de gewenste
webmap om deze bij te werken (netwerkdienst). De kleur van de map verandert zodra de update is voltooid.
Als u zich op een podcast wilt abonneren, gaat u naar de podcast-titel en selecteert u Bijwerken. Wanneer u zich op de episodes van een podcast hebt geabonneerd, kunt u ze in het menu Podcasts downloaden, beheren en afspelen.
Als u een nieuwe webmap of map wilt toevoegen, selecteert u Opties > Nieuw > Webmap of Map. Selecteer een titel,
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.46
de URL van het OPML (Outline Processor Markup Language)­bestand en selecteer Gereed.
Als u een OPML-bestand dat op uw apparaat is opgeslagen wilt importeren, selecteert u Opties > OPML-best.
importeren.
Als u een ontvangen OPML-bestand wilt opslaan, opent u het bestand en slaat u het op in de map Ontvangen in de webmap. Open de map om u te abonneren op de podcasts via een koppeling.

Instellingen voor Podcasting

Als u de verbindingsinstellingen wilt bewerken, selecteert u
Opties > Instellingen > Verbinding.
Als u de downloadinstellingen wilt bewerken, selecteert u
Opties > Instellingen > Downloaden.
Als u de standaardinstellingen wilt terugzetten, opent u de betreffende instellingen en selecteert u Opties >
Standaardinstellingen.

Podcasts zoeken

U kunt podcast-episodes zoeken op trefwoord of titel. Hierbij wordt de zoekfunctie gebruikt die u hebt ingesteld in
Podcasting > Opties > Instellingen > Verbinding > URL van zoekservice.
Als u podcasts wilt zoeken, selecteert u Zoeken en voert u de gewenste trefwoorden in.
Tip: Er wordt gezocht naar titels en trefwoorden in beschrijvingen, maar niet naar specifieke episodes. Algemene onderwerpen, zoals voetbal of hiphop geven betere resultaten dan specifieke teams of artiesten.
Als u zich op geselecteerde kanalen wilt abonneren en ze aan uw poscasts wilt toevoegen, selecteert u Abonneren.
Als u een nieuw zoekopdracht wilt beginnen, selecteert u
Opties > Opnieuw zoeken.
Als u de gegevens van een podcast wilt weergeven, selecteert u Opties > Beschrijving.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 47

Muziekspeler

Selecteer Menu > Media > Muzieksp.. De muziekspeler ondersteunt bestandsindelingen als AAC,
AAC+, eAAC+, MP3 en WMA,maar dat betekent niet automatisch dat ook alle functies of variaties van deze bestandsindelingen worden ondersteund.
U kunt met de muziekspeler afleveringen van podcasts afspelen. Podcasting is een methode om audio- en videomateriaal via internet te verzenden via RSS- of Atom­technologie voor mobiele apparaten en computers.
U kunt muziek van andere, compatibele apparaten overbrengen naar uw apparaat.
een computer', p. 49.
Zie 'Muziek overbrengen van
Een liedje of een podcast­episode afspelen
Als u alle beschikbare liedjes en podcasts aan de muziekbibliotheek wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Vernieuwen.
Als u een liedje of podcast-episode wilt afspelen, selecteert u
Muziek of Podcasts en de gewenste categorie. Vervolgens
gaat u naar het liedje of de podcast-episode en drukt u op de navigatietoets.
Als u het afspelen wilt onderbreken, drukt u op de navigatietoets; als u het wilt hervatten, drukt u nogmaals op de navigatietoets. Als u het afspelen wilt beëindigen, gaat u omlaag.
Als u snel vooruit of achteruit wilt spoelen, drukt u de navigatietoets naar rechts of links in en houdt u de toets ingedrukt.
Als u naar het volgende item wilt, gaat u naar rechts. Als u weer naar het begin van het item wilt, gaat u naar links. Als u naar het vorige item wilt, moet u naar links gaan binnen 2 seconden na het begin van het liedje of de podcast.
Als u de toon van de afgespeelde muziek wilt aanpassen, selecteert u Opties > Equalizer.
Als u de balans en het stereobeeld wilt wijzigen of de bassen wilt versterken, selecteert u Opties > Audio-instellingen.
Als u terug wilt naar het startscherm terwijl de muziekspeler op de achtergrond blijft spelen, drukt u op eindtoets.

Afspeellijsten

Als u uw afspeellijsten wilt weergeven of beheren, selecteert u Muziek > Afspeellijsten.
Als u een nieuwe afspeellijst wilt maken, selecteert u
Opties > Afspeellijst maken.
Als u liedjes aan de afspeellijst wilt toevoegen, selecteert u het liedje en vervolgens Opties > Toev. aan afspeellijst >
Opgesl. afspeellijst of Nieuwe afspeellijst.
Als u de liedjes in een afspeellijst opnieuw wilt ordenen, gaat u naar het liedje dat u wilt verplaatsen en selecteert u
Opties > Lijst opnieuw ordenen.

Nokia-muziekwinkel

Selecteer Menu > Media > Muziekwinkl. In de Nokia Muziekwinkel (netwerkdienst) kunt u muziek
opzoeken, doorbladeren en aanschaffen om te downloaden naar het apparaat. Om muziek te kunnen kopen, moet u zich eerst aanmelden.
De Nokia-muziekwinkel is niet in alle regio's of landen beschikbaar.
Als u meer muziek in diverse categorieën wilt zoeken, selecteert u Opties > Zoeken in muziekwinkel.
Als u een toegangspunt voor de muziekwinkel wilt instellen, selecteert u Std. toeg. punt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.48

Muziek overbrengen van een computer

U kunt muziek overbrengen op de volgende manieren:
Als u Nokia Ovi Player wilt installeren voor het beheer van uw muziekbestanden, kunt u de software voor de pc downloaden van www.ovi.com en volgt u de instructies.
Als u het apparaat op een pc wilt weergeven als massageheugenapparaat waarnaar u gegevensbestanden kunt overbrengen, maakt u verbinding via een compatibele USB-kabel of via Bluetooth. Als u een USB-gegevenskabel gebruikt, selecteert u Massaopslag als verbindingsmodus. Er moet een compatibele geheugenkaart in het apparaat zijn geplaatst.
Als u muziek wilt synchroniseren met Windows Media Player sluit u een compatibele USB-gegevenskabel aan en selecteert u Mediaoverdracht als verbindingsmodus. Er moet een compatibele geheugenkaart in het apparaat zijn geplaatst.
Als u de standaard USB-verbindingsmodus wilt wijzigen, selecteert u Menu > Connect. > USB en USB-
verbindingsmodus.
Standaard frequentie­instellingen
Selecteer Menu > Media > Muziekspeler > Opties > Ga
naar Afspelen > Opties > Equalizer.
Als u een preset voor een frequentie-instelling wilt gebruiken bij het afspelen van muziek, selecteert u de gewenste frequentie-instelling en selecteert u Opties > Activeren.
Als u de frequentie van een preset wilt aanpassen, selecteert u Opties > Bewerken, selecteert u een frequentieband en navigeert u omhoog of omlaag om de waarde te verhogen of verlagen. De aangepaste frequentie is onmiddellijk hoorbaar bij het afspelen.
Als u de oorspronkelijke waarden van de frequentiebanden wilt herstellen, selecteert u Opties > Std.waarden herst..
Als u uw eigen frequentie-instelling wilt definiëren, selecteert u Opties > Nwe voorinstelling. Geef een naam op voor de frequentie-instelling. Druk de joystick omhoog of omlaag om te schakelen tussen de verschillende frequentiebanden en stel voor elke band de gewenste frequentie in.

Online delen

Selecteer Menu > Media > Online delen. U kunt afbeeldingen en videoclips met anderen delen via
compatibele onlinealbums, blogs of via onlineservices op internet. U kunt materiaal uploaden, onvoltooide posts opslaan om ze later af te maken en de inhoud van albums weergeven. Welke typen inhoud worden ondersteund, kan per serviceprovider verschillen.
Om bestanden online te kunnen delen, moet u een account hebben bij een onlineservice voor het delen van bestanden. Meestal kunt u zich op dergelijke services abonneren via de
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 49
webpagina van uw serviceprovider. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.

Afbeeldingen online delen

Als u een bestand in de Galerij wilt uploaden naar een onlineservice, selecteert u Menu > Galerij, selecteert u het gewenste bestand en selecteert u Opties > Zenden >
Posten naar web.

Een opname afspelen

Als u de zojuist gemaakte geluidsclip wilt beluisteren, selecteert u Afspelen. De voortgangsbalk geeft de afspeeltijd, afspeelpositie en tijdsduur van de geluidsclip aan. Als u het afspelen wilt annuleren, selecteert u Stop.
Als u het afspelen van een opgenomen clip wilt onderbreken, selecteert u Pauze. Het afspelen wordt hervat wanneer u
Afspelen selecteert.

Dictafoon

Selecteer Menu > Media > Dictafoon. Met de toepassing Dictafoon kunt u een gesproken memo van
maximaal 60 minuten opnemen. U kunt de opname als geluidsclip opslaan en afspelen. Dictafoon ondersteunt de bestandsindeling AMR.
U kunt ook op de spraaktoets drukken om de toepassing Dictafoon te openen. Als u zich hebt aangemeld voor P2T (Push to Talk), werkt de spraaktoets echter als P2T-toets en wordt Dictafoon hierdoor niet geopend.

Een geluidsclip opnemen

Als u een geluidsclip wilt opnemen, selecteert u Opties >
Geluidsclip opnemen. Selecteer Pauze als u de opname wilt
onderbreken en Opnemen als u de opname wilt hervatten. Wanneer u klaar bent met opnemen, selecteert u Stop. De geluidsclip wordt automatisch opgeslagen in de map Geluidsclips in de Galerij.

Dictafooninstellingen

De opnamen worden automatisch opgeslagen in het apparaatgeheugen, tenzij u de standaardlocatie wijzigt. Gewijzigde instellingen zijn van toepassing op alle opnamen die u na de wijziging maakt of ontvangt.
Als u de standaardlocatie van opgeslagen spraakopnamen wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Gebruikt geheugen.
Als u de opnamekwaliteit wilt instellen, selecteert u Opties >
Instellingen > Opnamekwaliteit. Als u Hoog selecteert,
wordt de geluidsclip opgenomen als wav-bestand en is de maximale lengte van de clip 60 minuten. Als u MMS-
compatibel selecteert, wordt de geluidsclip opgenomen als
amr-bestand en is de maximale lengte van de clip 1 minuut.

Galerij

Selecteer Menu > Media > Galerij.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.50
Gebruik de Galerij voor het openen van verschillende soorten media, zoals afbeeldingen, video's, muziek en geluiden. Alle weergegeven afbeeldingen en video's en alle ontvangen muziek en geluiden worden automatisch opgeslagen in de Galerij. Geluidsfragmenten worden geopend in de Muziekspeler en videoclips en streaming-koppelingen worden geopend in de toepassing RealPlayer. Afbeeldingen worden geopend in de weergave voor afbeeldingen.

Werken met mediabestanden en mappen

Selecteer het bestand of de map als u een bestand of map wilt openen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u een bestand en Opties > Organiseren > Nieuwe map. U kunt geen mappen binnen mappen maken.
Wilt u bestanden kopiëren of verplaatsen, dan selecteert u een bestand en Opties > Organiseren > Verplaatsen naar
map, Nieuwe map, Verpl. naar geh.kaart, Kop. naar geh.kaart, Kop. naar telef.geh. of Verpl. naar telef.geh..
Als u via de browser bestanden naar de Galerij wilt downloaden, selecteert u Afbld. downldn, Video's downl. of Geluiden dwnl.. De browser wordt geopend en u kunt een bookmark kiezen of het adres van de downloadsite invoeren.
Als u een bestand wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Geef het item aan waarnaar u zoekt. Alle bestanden
die overeenkomen met de zoekopdracht worden weergegeven.

Afbeeldingen weergeven

Als u een afbeelding wilt openen om deze te bekijken, selecteert u Opties > Openen.
Als u de vorige of volgende afbeelding wilt openen om deze te bekijken, gaat u naar links of naar rechts.
Als u de afbeelding op het scherm wilt vergroten, selecteert u Opties > Inzoomen. Als u de afbeelding op het scherm wilt verkleinen, selecteert u Uitzoomen.
Als u de afbeelding in een volledig scherm wilt weergeven, selecteert u Opties > Volledig scherm. Als u wilt terugkeren naar de normale weergave, selecteert u Opties > Normaal
scherm.
Als u de afbeelding wilt draaien, selecteert u Opties >
Roteren. Selecteer Naar rechts om de afbeelding 90 graden
rechtsom te draaien en Naar links om de afbeelding 90 graden linksom te draaien.

Afbeeldingbestanden beheren

Als u uitvoerige informatie over de afbeelding wilt weergeven, selecteert u Opties > Gegevens bekijken.
Als u de afbeelding wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden en de verzendmethode.
Als u de naam van de afbeelding wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Naam wijzigen.
Als u de afbeelding wilt instellen als achtergrondafbeelding, selecteert u Opties > Afbeelding gebruiken > Inst. als
achtergrond.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 51
Als u de afbeeldilng aan een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties > Afbeelding gebruiken > Toewijzen
aan contact. De toepassing Contacten wordt geopend en u
kunt het contact voor de afbeelding selecteren.

RealPlayer

Selecteer Menu > Media > RealPlayer. RealPlayer kan videoclips en audiobestanden afspelen die in
het geheugen van het apparaat of op een geheugenkaart zijn opgeslagen, die via e-mail of een compatibele pc naar het apparaat zijn overgebracht, of die vanaf het web op het apparaat worden afgespeeld. De ondersteunde bestandsindelingen zijn onder andere MPEG-4, MP4 (geen streaming), 3GP, RV, RA, AMR en Midi. RealPlayer ondersteunt niet altijd alle varianten van een mediabestandsindeling.

Videoclips en streaming media afspelen

Als u een videoclip of een audiobestand wilt afdrukken, selecteert u Opties > Openen > Recente clips om een van de zes clips af te spelen die u het laatst hebt afgespeeld, of
Opgeslagen clip om een clip af te spelen of een
webkoppeling te openen. Selecteer Afspelen.
Als u streaming media wilt afspelen, selecteert u een webkoppeling naar een clip en selecteert u Afspelen. Of u maakt verbinding met internet, surft naar een videoclip of audiobestand en selecteert Afspelen. RealPlayer herkent twee soorten koppelingen: een rtsp:// URL en een http:// URL
dat naar een RAM-bestand verwijst. Voordat de content begint te streamen, moet het apparaat verbonden zijn met een website en de content bufferen. Als er door een netwerkverbindingsprobleem een afspeelfout wordt veroorzaakt, probeert RealPlayer automatisch opnieuw met het internettoegangspunt te verbinden.
Als u het volume tijdens het afspelen wilt aanpassen, gebruikt u de volumetoetsen.
Als u tijdens het afspelen snel vooruit wilt spoelen, navigeert u omhoog en houdt u de navigatietoets ingedrukt. Als u tijdens het afspelen wilt terugspoelen, navigeert u omlaag en houdt u de navigatietoets ingedrukt.
Als u het afspelen of streamen wilt beëindigen, selecteert u
Stoppen. Het bufferen of verbinden met de streamingsite
stopt, het afspelen van de clip stopt en de clip wordt naar het begin teruggespoeld.
Als u videoclips van het web wilt downloaden, selecteert u
Opties > Video's downloaden.
Als u de videoclip in het volledige scherm wilt weergeven, selecteert u Opties > Op volledig scherm. Als u het volledige scherm gebruikt, wordt het beeld zo groot mogelijk weergegeven met behoud van de verhoudingen.

Audiobestanden en videoclips verzenden

Als u een mediaclip naar een compatibel apparaat wilt overbrengen, selecteert u Opties > Zenden. Selecteer de verzendmethode.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.52
Als u een mediaclip in een bericht wilt verzenden, stelt u een multimediabericht op, selecteert u de clip die u wilt toevoegen en selecteert u Object invoegen > Videoclip of
Geluidsclip.

Gegevens over een mediaclip weergeven

Selecteer Opties > Gegevens clip als u de eigenschappen van een video- of geluidsclip of van een webkoppeling wilt weergeven. De weergegeven informatie kan bijvoorbeeld uit de bitsnelheid of de internet internetkoppeling van een streaming-bestand bestaan.

Instellingen voor RealPlayer

U kunt de RealPlayer-instellingen ontvangen in een bericht van uw serviceprovider.
Als u de instellingen handmatig wilt definiëren, selecteert u
Opties > Instellingen > Video of Streaming.

Flash-speler

Selecteer Menu > Media > Flash-speler. Met de Flash-speler kunt u flash-bestanden die speciaal zijn
gemaakt voor mobiele apparaten weergeven, afspelen en gebruiken.

Flash-bestanden beheren

Plaats een geheugenkaart in uw apparaat om het gebru ik van Flash-speler te optimaliseren
Als u een flash-bestand wilt afspelen, gaat u naar het bestand en drukt u op de navigatietoets.
Als u een flash-bestand wilt verzenden naar compatibele apparaten, selecteert u Opties > Verzenden. Het is mogelijk dat bepaalde flash-bestanden niet mogen worden verzonden in verband met copyrightbepalingen.
Als u wilt schakelen tussen flash-bestanden die zijn opgeslagen in het geheugen van het apparaat of op de geheugenkaart, gaat u naar de desbetreffende tabbladen.
Als u de flash-bestandskwaliteit wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Kwaliteit wanneer het flash-bestand wordt
afgespeeld. Als u Hoog selecteert, is het mogelijk dat sommige flash-bestanden onregelmatig en langzaam worden afgespeeld als gevolg van de oorspronkelijke instellingen. Wijzig de kwaliteitsinstelling van dergelijke bestanden in Normaal of Laag om het afspelen te verbeteren.
Als u flash-bestanden wilt ordenen, selecteert u Opties >
Indelen.

Radio

Selecteer Menu > Media > Radio. De kwaliteit van de radio-uitzending is afhankelijk van het
bereik van de radiozender in dat bepaalde gebied.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 53
De FM-radio maakt gebruik van een andere antenne dan de antenne van het draadloze apparaat. De FM-radio werkt alleen goed als er een compatibele hoofdtelefoon of toebehoren op het apparaat is aangesloten.

De radio beluisteren

Als u een zender wilt zoeken, selecteert u of . Als u de frequentie handmatig wilt instellen, selecteert u Opties >
Handmatig afstemmen.
Als u de beschikbare zenders wilt weergeven op basis van hun locatie, selecteert u Opties > Zenderoverzicht (netwerkdienst).
Als u de huidige zender aan uw zenderlijst wilt toevoegen, selecteert u Opties > Zender opslaan.
Als u een eerder opgeslagen radiozender wilt beluisteren, selecteert u
Als u het volume wilt aanpassen, gebruikt u de volumetoetsen.
Als u bij het beluisteren van de radio wilt schakelen tussen het gebruik van de headset en de luidspreker, selecteert u
Opties > Luidspreker aan.
Als u wilt terugkeren naar het startscherm en de FM-radio op de achtergrond wilt laten spelen, selecteert u Opties > Afsp.
in achtergrond.
of .

Visuele inhoud weergeven

Neem contact op met uw serviceprovider als u de beschikbaarheid en de kosten wilt weten, en als u zich wilt abonneren op de dienst.
Voordat u visuele inhoud kunt weergeven, moet u een internettoegangspunt hebben gedefinieerd in Menu >
Instrumenten > Instell. > Verbinding > Toegangspunten.
1. Als u de beschikbare visuele inhoud voor de geselecteerde
zender wilt weergeven, selecteert u Opties > Visuele
dienst starten. Als de service-ID voor Visual Radio niet is
opgeslagen voor de zender, voert u deze in, of selecteert u Ophalen om ernaar te zoeken in het zendertelefoonboek (netwerkdienst) .
2. Selecteer de locatie uit het zendertelefoonboek die het dichtst bij u in de buurt is. Als uw apparaat een zender vindt die overeenkomt met de geselecteerde frequentie, wordt de Visual Service-ID ervan getoond. Als u de visuele inhoud ervan wilt weergeven, selecteert u OK.

Opgeslagen zenders

Als u de lijst van de door u opgeslagen zenders wilt weergeven, selecteert u Opties > Zenders.
Als u een opgeslagen zender wilt beluisteren, selecteert u
Opties > Zender > Luisteren.
Als u de beschikbare visuele inhoud van een station met de dienst Visual Radio wilt weergeven, selecteert u Opties >
Zender > Visuele dienst starten.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.54
Als u de zendergegevens wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Zender > Bewerken.

Radio-instellingen

Selecteer Opties > Instellingen en een van de volgende opties:
Starttoon — Selecteer of er een toon klinkt als de
toepassing wordt gestart.
Autostart dienst — Selecteer Ja om de dienst Visual
Radio automatisch te starten als u een opgeslagen zender selecteert die de dienst Visual Radio aanbiedt.
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat voor
de gegevensverbinding wordt gebruikt. U hebt geen toegangspunt nodig als u de toepassing wilt gebruiken als een gewone FM-radio.

Internetradio

Selecteer Menu > Media > Internetradio.

Naar internetradiozenders luisteren

Waarschuwing: Luister naar muziek op een gematigd
geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u via het internet naar een radiozender wilt luisteren, selecteert u een zender uit het zenderoverzicht, zoekt u een zender op naam bij de dienst Nokia Internet Radio of selecteert u Opties > Zender handm. toev.. Selecteer
Luisteren als u de juiste zender gevonden hebt.
Als u het afspelen wilt stoppen, houdt u de navigatietoets ingedrukt. Druk nogmaals op de navigatietoets om het afspelen te hervatten.
Met de volumetoetsen kunt u het volume aanpassen. Selecteer Opties > Zenderinformatie om zenderinformatie
te bekijken (niet beschikbaar als u de zender handmatig hebt opgeslagen).
Als u naar een zender luistert die u bij uw favorieten hebt opgeslagen, bladert u naar links of naar rechts om naar de vorige of volgende opgeslagen zender te luisteren.
Tip: Met de toepassing Web kunt u naar koppelingen van zenders surfen. Compatibele koppelingen worden automatisch geopend in de toepassing Internetradio.

Zenders zoeken

Als u radiozenders wilt zoeken op naam in de dienst Nokia Internetradio, selecteert u Zoeken. Voer in het zoekveld de zendernaam in, of de eerste letters daarvan, en selecteer
Zoeken.
Als u de zender wilt beluisteren, selecteert u Luisteren.
Als u de zender wilt opslaan in uw favorieten, selecteert u
Opties > Toev. aan Favorieten.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 55
Als u nogmaals wilt zoeken, selecteert u Opties > Opnieuw
zoeken.

Zenders opslaan

Als u uw favoriete zenders wilt weergeven en beluisteren, selecteert u Favorieten.
Als u handmatig een zender wilt toevoegen aan uw favorieten, selecteert u Opties > Zender handm. toev.. Voer het webadres in van de zender en de naam waaronder de zender verschijnt in de favorietenlijst.
Als u de zender die u nu beluistert wilt toevoegen aan uw favorieten, selecteert u Opties > Toev. aan Favorieten.
Als u zendergegevens wilt weergeven, naar een zender hoger of lager in de lijst wilt gaan, of een zender wilt verwijderen uit de favorieten, selecteert u Opties > Zender en de gewenste optie.
Als u uitsluitend zenders wilt weergeven die beginnen met bepaalde letters of cijfers, voert u deze tekens in. De overeenkomende zenders worden weergegeven.

Instellingen Internetradio

Als u het standaardtoegangspunt wilt selecteren om verbinding te maken met het netwerk selecteert u Opties >
Instellingen > Standaardtoegangspunt. Selecteer Altijd vragen als u wilt dat het apparaat vraagt naar het
toegangspunt, telkens wanneer u de toepassing opent.
Als u de verbindingssnelheid voor GPRS-packet­gegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen > Bitrate voor GPRS-verb..
Als u de verbindingssnelheid voor 3G-packet­gegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen > Bitrate voor 3G-verbinding.
Als u de verbindingssnelheid voor WLAN-verbindingen wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen > Bitrate
voor WiFi-verb..
De kwaliteit van de radio-ontvangst hangt af van de verbindingssnelheid die u hebt geselecteerd. Hoe hoger de snelheid, des te beter de kwaliteit. Als u buffering wilt voorkomen, gebruikt u op snelle verbindingen uitsluitend de hoogste kwaliteit.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.56

Internet

Met de nieuwe Eseries kunt u surfen op internet en op het intranet van uw bedrijf en nieuwe toepassingen naar het apparaat downloaden en ze installeren. Het apparaat kan ook gebruikt worden als een modem, zodat u met uw pc verbinding kunt maken met internet.
Web
Selecteer Menu > Web. Om webpagina's weer te geven (netwerkdienst), moet u de
instellingen voor het internettoegangspunt configureren. Als u gebruik maakt van dataoproepen of GPRS-verbindingen, moet het netwerk dataoproepen en GPRS ondersteunen en moet deze gegevensdienst geactiveerd zijn voor uw SIM­kaart.
Tip: U kunt de instellingen voor het internettoegangspunt van uw serviceprovider als een speciaal SMS-bericht ontvangen of deze opzoeken op de webpagina van uw serviceprovider. U kunt de instellingen voor het internettoegangspunt ook handmatig invoeren.
'Internettoegangspunten', p. 59.
Neem contact op met uw serviceprovider voor de beschikbaarheid van diensten, de prijzen en de kosten. Serviceproviders geven u instructies voor het gebruik van hun diensten.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 57
Zie

Beveiliging van de verbinding

Als de beveiligingsindicator ( ) wordt weergegeven tijdens een verbinding, is de gegevensoverdracht tussen het apparaat en de internet-gateway of server gecodeerd. Het veiligheidssymbool geeft niet aan dat de gegevensoverdracht tussen de gateway en de contentaanbieder (of de locatie waar de aangevraagde bron is opgeslagen) veilig is. De serviceprovider beveiligt de gegevensoverdracht tussen de gateway en de contentaanbieder.
Het is mogelijk dat beveiligingscertificaten nodig zijn voor sommige diensten, zoals bankdiensten. U krijgt een melding als de identiteit van de server niet betrouwbaar is of als uw apparaat niet het juiste beveiligingscertificaat heeft. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.

Surfen op internet

Als u wilt surfen op internet, selecteert u een bookmark of typt u het webadres handmatig, en u selecteert Ga naar. Maak alleen gebruik van diensten die u vertrouwt en die adequate beveiliging en bescherming bieden tegen schadelijke software.
Tip: Zodra u de eerste tekens van het adres invoert, worden er adressen weergegeven van eerder bezochte pagina's die overeenkomen met hetgeen u invoert. Als
u een pagina wilt openen, gaat u naar het adres en drukt u op de navigatietoets.
Voor het navigeren op een webpagina gebruikt u de navigatietoets, die als een aanwijzer wordt weergegeven op de pagina. Wanneer u de aanwijzer boven een koppeling plaatst, verandert de aanwijzer in een hand. Druk op de navigatietoets om de koppeling te openen. Nieuwe koppelingen op een webpagina zijn gewoonlijk blauw onderstreept en bezochte koppelingen zijn paars onderstreept. Afbeeldingen die als koppeling fungeren, krijgen een blauwe rand.
De adressen van de pagina's die u bezoekt, worden opgeslagen in de map Autom. bookmrks.

Bookmarks

Om tijdens het browsen bij de weergave Bookmarks te komen, selecteert u Opties > Bookmarks. Selecteer de bookmark om een webpagina te bekijken.
Selecteer Opties > Ga naar webadres om naar een andere webpagina te browsen, voer het webadres in en selecteer Ga
naar.
Als u tijdens het browsen een bookmark wilt toevoegen, selecteert u Opties > Opslaan als bookmark.
Selecteer Opties > Bookmarkbeheer om de bookmarks in de weergave Bookmarks te ordenen. U kunt bookmarks verplaatsen en bewerken en nieuwe mappen maken.

Cache leegmaken

Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt om gegevens tijdelijk op te slaan. Als u toegang hebt gezocht of gehad tot vertrouwelijke informatie waarvoor u een wachtwoord moet opgeven, kunt u de cache van het apparaat na gebruik beter legen. De informatie of de diensten waartoe u toegang hebt gehad, worden namelijk in de cache opgeslagen.
Als u de cache wilt leegmaken, selecteert u Opties >
Privacyggvns wissen > Cache wissen.

Feeds en blogs

Selecteer Menu > Web > Webfeeds. Feeds bevatten doorgaans koppen en artikelen over recent
nieuws of andere onderwerpen. Blog is een afkorting van weblog, een webdagboek dat voortdurend wordt bijgewerkt.
U opent een feed of blog door ernaartoe te gaan en op de navigatietoets te drukken.
Als u een feed of blog wilt toevoegen of bewerken, selecteert u Opties > Feed beheren > Nieuwe feed of Bewerken.

Een verbinding verbreken

Als u de verbinding wilt verbreken en de browserpagina offline wilt weergeven, selecteert u Opties >
Instrumenten > Verbind. verbreken. Als u de verbinding
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.58
wilt verbreken en de browser wilt sluiten, selecteert u
Opties > Afsluiten.

Webinstellingen

Selecteer Menu > Web > Opties > Instellingen. De webinstellingen zijn in vier groepen verdeeld:
Algemeen bevat de instellingen van het toegangspunt,
de startpagina en de beveiligingsinstellingen voor browsen.
Pagina bevat de instellingen voor afbeeldingen, geluid en
pop-ups.
Privacy bevat de instellingen die met uw privacy te maken
hebben.
Webfeeds bevat de instellingen die te maken hebben met
webfeeds en blogs.

Surfen op intranet

Selecteer Menu > Kantoor > Intranet.
Om op het intranet van uw bedrijf te kunnen surfen, moet u een bedrijfsspecifiek VPN-beleid instellen. Selecteer Menu >
Instrumenten > Instell. > Verbinding > VPN.
Als u verbinding wilt maken met een intranet, opent u de toepassing Intranet, kiest u de verbindingsmethode en selecteert u Opties > Verbinden.
Als u wilt instellen welk VPN-profiel moet worden gebruikt voor de verbinding, selecteert u Opties > Ander VPN-be leid
gebr..
Als u de instellingen voor de intranetverbinding wilt opgeven, selecteert u Opties > Instellingen.

Internettoegangspunte n

Een internettoegangspunt is een verzameling instellingen, die bepaalt hoe het apparaat een gegevensverbinding met het netwerk tot stand brengt. Als u e-mail en multimediadiensten wilt gebruiken en webpagina's wilt weergeven, moet u eerst toegangspunten voor deze diensten definiëren.
Mogelijk zijn sommige of alle toegangspunten voor uw apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld. U kunt ze dan niet zelf maken, bewerken of verwijderen.

Een internettoegangspunt voor packet-gegevens instellen (GPRS)

1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
2. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt om een nieuw toegangspunt te maken, of selecteer een bestaand toegangspunt in de lijst en vervolgens Opties >
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 59
Toegangspt dupliceren om het toegangspunt te
gebruiken als basis voor het nieuwe toegangspunt.
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbinding — Voer een omschrijvende naam
in voor de verbinding.
Drager gegevens — Selecteer Packet-gegevens.
Naam toegangspunt — Voer een naam voor het
toegangspunt in. Deze naam wordt meestal verstrekt door uw serviceprovider.
Gebruikersnaam — Voer uw gebruikersnaam in als
de serviceprovider dit vereist. Gebruikersnamen zijn gewoonlijk hoofdlettergevoelig en worden verstrekt door de serviceprovider.
Vraag om wachtw. — Selecteer Ja om uw
wachtwoord in te voeren telkens wanneer u zich bij een server aanmeldt, of selecteer Nee om het wachtwoord op te slaan in het geheugen van uw apparaat en de aanmelding te automatiseren.
Wachtwoord — Voer uw wachtwoord in als de
serviceprovider dit vereist. Het wachtwoord is gewoonlijk hoofdlettergevoelig en word verstrekt door de serviceprovider.
Verificatie — Selecteer Beveiligd om uw
wachtwoord altijd gecodeerd te verzenden, of selecteer Normaal om uw wachtwoord gecodeerd te verzenden indien dit mogelijk is.
Homepage — Geef het webadres op van de pagina
die u als startpagina op het scherm wilt weergeven wanneer u dit toegangspunt gebruikt.
4. Nadat u de instellingen hebt gedefinieerd, selecteert u
Opties > Geavanc. instell. om de geavanceerde
instellingen te definiëren of Terug om de instellingen op te slaan en af te sluiten.

Geavanceerde instellingen voor internettoegangspunten voor packet-gegevens (GPRS)

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
Nadat u de basisinstellingen voor het internettoegangspunt voor packet-gegevens (GPRS) hebt gedefinieerd, selecteert u
Opties > Geavanc. instell. en definieert u de volgende
geavanceerde instellingen:
Netwerktype — Selecteer IPv4 of IPv6 als het type
internetprotocol. Het internetprotocol definieert hoe gegevens naar en van het apparaat worden overgebracht.
IP-adres telefoon — Voer het IP-adres van het apparaat
in. Selecteer Automatisch om het IP-adres van het apparaat te ontvangen van de netwerkoperator. Deze instelling wordt alleen weergegeven als u
Netwerktype > IPv4 selecteert.
DNS-adres — Selecteer Primair DNS-adres en Secundair
DNS-adres en voer hun IP-adressen in, als de
serviceprovider dit vereist. Als u dit niet doet, worden de adressen van de naamservers automatisch ingesteld.
Proxyserveradres — Het adres van de proxyserver
invoeren. Proxyservers zijn tussenliggende servers die door sommige serviceproviders worden gebruikt tussen een browserdienst en de gebruikers daarvan. Sommige serviceproviders gebruiken dergelijke servers om extra
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.60
veiligheid en een snellere toegang tot de dienst te kunnen bieden.
Handmatig een WLAN­toegangspunt instellen
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
2. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt om een nieuw
toegangspunt te maken of selecteer een bestaand toegangspunt uit de lijst en vervolgens Opties >
Toegangspt dupliceren om het te gebruiken als basis
voor het nieuwe toegangspunt.
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbinding — Voer een omschrijvende naam
in voor de verbinding.
Drager gegevens — Selecteer Wireless LAN.
WLAN-netwerknaam — Selecteer Handmat.
opgeven om de SSID (service set identifier) in te
stellen, oftewel de naam waarmee het specifieke WLAN wordt aangeduid. Selecteer Netw.namen
zken om het netwerk te kiezen uit de WLAN's die
binnen het bereik liggen.
Netwerkstatus — Selecteer Verborgen als het
netwerk waar u een verbinding mee wilt maken verborgen is, of Openbaar als het niet verborgen is.
WLAN-netwerkmodus — Als u Infrastructuur
selecteert, kunnen apparaten via een WLAN­toegangspunt met elkaar en met bedrade LAN­apparaten communiceren. Als u Ad-hoc selecteert, kunnen apparaten rechtstreeks gegevens naar elkaar
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 61
verzenden en ontvangen, zonder dat er een WLAN­toegangspunt nodig is.
WLAN-beveil.modus — U moet dezelfde
beveiligingsmodus selecteren die wordt gebruikt in het WLAN-toegangspunt. Als u WEP (wired equivalent privacy), 802.1x of WPA/WPA2 (Wi-Fi protected access) selecteert, moet u ook de relevante bijkomende instellingen configureren.
WLAN-beveil.instell. — Bewerk de
beveiligingsinstellingen voor de geselecteerde beveiligingsmodus.
Homepage — Voer het webadres in van de pagina die
u als startpagina wilt tonen als u dit toegangspunt gebruikt.
Gebruik de WLAN-wizard als u het WLAN-toegangspunt automatisch wilt laten instellen. Selecteer Menu >
Connect. > WLAN-wiz..

Geavanceerde instellingen voor WLAN-toegangspunten

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
Nadat u de basisinstellingen voor het toegangspunt voor draadloze LAN-netwerken hebt ingesteld, selecteert u
Opties > Geavanc. instell. en definieert u de volgende
geavanceerde instellingen:
IPv4-instellingen — Voer het IP-adres en
naamserveradres (DNS) van het apparaat in voor het IPv4­internetprotocol.
IPv6-instellingen — Selecteer of typ de
naamserveradressen voor het IPv6-internetprotocol.
Ad-hoc kanaal — Het kanaal wordt meestal automatisch
gekozen. Als u het kanaalnummer (1-11) handmatig wilt invoeren, selecteert u Door gebr. gedef..
Proxyserveradres — Voer het adres van de proxyserver
in.
Proxypoortnummer — Voer het poortnummer van de
proxyserver in.

Een pc verbinden met internet

U kunt het apparaat ook gebruiken om een pc te verbinden met internet.
1. Sluit de gegevenskabel aan op de USB-aansluitingen van het apparaat en de pc.
2. Selecteer Pc verb. met internet. De benodigde software wordt automatisch vanaf het apparaat op de pc geïnstalleerd.
3. Accepteer de installatie op de pc. Accepteer tevens de verbinding als u hierom wordt gevraagd. Wanneer er verbinding is gemaakt met het web, wordt de webbrowser van de pc geopend.
U moet beheerdersrechten hebben op de pc. Ook moet het programma "autorun" (voor automatisch afspelen) op de pc zijn ingeschakeld.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.62

Berichten

Selecteer Menu > Communic. > Berichten. In Berichten (netwerkdienst) kunt u SMS-berichten,
multimediaberichten, audioberichten en e-mailberichten verzenden en ontvangen. U kunt ook webdienstberichten, infodienstberichten en speciale berichten met gegevens ontvangen en dienstopdrachten verzenden.
Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet u wellicht het volgende doen:
Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en
controleren of het apparaat zich binnen het bereik van een netwerk bevindt.
Controleren of het netwerk de berichtfuncties ondersteunt
die u wilt gebruiken en of deze zijn geactiveerd op de SIM­kaart.
Het internettoegangspunt definiëren in het apparaat.
'Internettoegangspunten', p. 59.
Instellingen voor de e-mailaccount definiëren in het
apparaat.
De SMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor SMS-berichten', p. 79.
De MMS-instellingen definiëren in het apparaat.
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 79.
Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van de SIM-kaart herkent en sommige berichtinstellingen automatisch configureert. Als dat niet gebeurt, moet u deze
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 63
Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 80.
Zie
Zie
instellingen handmatig definiëren of contact opnemen met uw serviceprovider voor het configureren van de instellingen.

Berichtenmappen

Berichten en gegevens die via Bluetooth- of infraroodverbindingen worden ontvangen, worden opgeslagen in de map Inbox. E-mailberichten worden opgeslagen in Mailbox. Berichten die u hebt opgesteld, kunnen worden opgeslagen in de map Ontwerpen. Berichten die nog moeten worden verzonden, worden opgeslagen in de map Outbox en berichten die al zijn verzonden, met uitzondering van Bluetooth- en infraroodberichten, worden opgeslagen in de map
Verzonden.
Zie
Tip: Berichten worden in de Outbox geplaatst, bijvoorbeeld als uw apparaat geen netwerkbereik heeft. U kunt ook instellen dat e-mailberichten moeten worden verstuurd zodra er weer verbinding is met de externe mailbox.
Opmerking: Als het pictogram of de tekst Bericht
verzonden op het beeldscherm van het apparaat verschijnt, betekent dit niet dat het bericht op de bedoelde bestemming is aangekomen.
Als u bij het netwerk een afleveringsrapport wilt aanvragen voor de tekstberichten en MMS-berichten die u hebt verzonden (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Instellingen > SMS of Multimediabericht > Rapport ontvangen. De rapporten worden opgeslagen in de map Rapporten.

Berichten indelen

Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Mijn
mappen > Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Naam map wijzigen. Alleen de naam van mappen
die u zelf hebt gemaakt kunt u wijzigen.
Als u een bericht naar een andere map wilt verplaatsen selecteeert u het bericht, Opties > Verplaats naar map, de map en OK.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren, selecteert u Opties > Sorteren op. U kunt de berichten sorteren op Datum, Afzender, Onderwerp of Berichttype.
Als u de eigenschappen van een bericht wilt weergeven, selecteert u het bericht en Opties > Berichtgegevens.

Berichtenlezer

De berichtenlezer leest ontvangen tekst- en multimediaberichten hardop voor.
Als u een bericht wilt afspelen, houdt u de linkerselectietoets ingedrukt wanneer u een tekstbericht ontvangt.
Als u het volgende bericht in de Inbox wilt horen, gaat u omlaag. Als u het bericht nogmaals wilt horen, gaat u omhoog. Ga aan het begin van het bericht omhoog als u het vorige bericht wilt horen.
U kunt het voorlezen onderbreken door de linkerselectietoets kort in te drukken. U kunt doorgaan door de linkerselectietoets nogmaals kort in te drukken.
Als u het voorlezen wilt beëindigen, drukt u op de eindtoets.

Spraak

Selecteer Menu > Instrumenten > Spraak. Met Spraak kunt u de taal, stem en stemeigenschappen voor
de berichtenlezer instellen.

De stemeigenschappen bewerken

Selecteer Taal om de taal voor de berichtlezer in te stellen. Ga naar de Nokia-website als u extra talen voor uw apparaat wilt downloaden.
Selecteer Stem om de spreekstem in te stellen. De stem is taalgevoelig.
Selecteer Spraakinstellingen > Snelheid om de spreeksnelheid in te stellen.
Selecteer Spraakinstellingen > Volume om het volume van de stem in te stellen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.64
Als u een stem wilt beluisteren, opent u het spraaktabblad, selecteert u de gewenste stem en kiest u Opties > Spraak
afspelen.

E-mailberichten

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Mailbox. Om e-mailberichten te kunnen ontvangen en verzenden,
moet u een externe mailboxdienst hebben. Deze dienst kan aangeboden worden door een internetserviceprovider, een netwerkprovider of uw bedrijf. Het apparaat voldoet aan de internetstandaarden SMTP, IMAP4 (herziening 1) en POP3, en aan verschillende leverancierspecifieke e-mailoplossingen. Andere e-mailproviders kunnen diensten aanbieden met andere instellingen of functies dan in deze gebruikershandleiding beschreven staan. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider of e­mailserviceprovider.
Misschien kunt u de volgende e-mailaccounts op het apparaat installeren:
Een gewoon POP- of IMAP-e-mailaccount. U moet
verbinding maken met de mailbox en de e-mails naar het apparaat downloaden voordat u ze kunt lezen.
Nokia Messaging. Nokia Messaging wordt gebruikt met
verschillende internet e-mailproviders, zoals de e­maildiensten van Google. Nokia Messaging stuurt de nieuwe e-mailberichten naar het apparaat, zolang de toepassing Nokia Messaging actief is.
Mail for Exchange. Mail for Exchange wordt meestal
gebruikt om zakelijke e-mailberichten te lezen. De IT-
afdeling van uw bedrijf kan u verdere instructies geven over hoe u Mail for Exchange moet installeren en
gebruiken met de e-mailservers van het bedrijf. Er kunnen ook andere e-mailoplossingen beschikbaar zijn. Als u meerdere mailboxen hebt gedefinieerd, bijvoorbeeld
een POP- of een IMAP-e-mailbox en Mail for Exchange, moet u één daarvan selecteren als uw standaardmailbox. Telkens als u een nieuw e-mailbericht opstelt, zal die mailbox worden gebruikt.
Selecteer Opties > Instellingen > E-mail >
Standaardmailbox en een mailbox om de
standaardmailbox in Messaging te definiëren.
E-mail op het startscherm
Om in te stellen welke mailbox op het startscherm wordt weergegeven, selecteert u Menu > Instrumenten >
Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Startscherm > Modusinstellingen > Toepass. startscherm > Melding e-mail 1 > Mailbox en het e-mailaccount.
Om te controleren of de mailbox die u geselecteerd hebt op het startscherm kan worden weergegeven, selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Startscherm > Modusinstellingen > Toepass. startscherm > Ingeschakelde toepass. en Melding e-mail 1 of Melding e-mail 2.

Nokia Messaging

De dienst Nokia Messaging stuurt automatisch e­mailberichten door vanaf uw bestaande e-mailadres naar uw Nokia E66. U kunt e-mails lezen, beantwoorden en ordenen
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 65
terwijl u onderweg bent. De dienst Nokia Messaging biedt ondersteuning voor diverse e-mailproviders via internet die vaak worden gebruikt voor persoonlijke e-mails, zoals de e­maildiensten van Google.
Het kan zijn dat er kosten in rekening worden gebracht voor de dienst Nokia Messaging. Neem contact op met uw serviceprovicer of de dienst Nokia Messaging voor informatie over mogelijke kosten.
U kunt de dienst Nokia Messaging alleen gebruiken als deze door uw netwerk wordt ondersteund en in uw regio beschikbaar is.
De toepassing Nokia Messaging installeren
1. Selecteer Menu > Nokia e-mail > Nieuw.
2. Lees de informatie op het scherm en selecteer Starten.
3. Selecteer Verbinden om het apparaat toegang tot het
netwerk te geven.
4. Voer uw e-mailadres en wachtwoord in. U kunt de dienst Nokia Messaging zelfs op uw apparaat
activeren als u andere e-mailtoepassingen hebt geïnstalleerd, zoals Mail for Exchange.

Mail for Exchange

Met Mail for Exchange kunt u uw zakelijke e-mail op uw apparaat ontvangen. U kunt e-mails beantwoorden, compatibele bijlagen bekijken en bewerken, agendagegevens bekijken, uitnodigingen voor vergaderingen ontvangen en beantwoorden, vergaderingen plannen en contactgegevens bekijken, toevoegen en bewerken.
ActiveSync
Gebruik van Mail for Exchange is beperkt tot draadloze synchronisatie van PIM-informatie tussen het Nokia­apparaat en de geautoriseerde Microsoft Exchange-server.
Mail for Exchange kan alleen worden ingesteld als uw organisatie beschikt over Microsoft Exchange Server. Bovendien moet uw IT-beheerder Mail for Exchange voor uw account hebben geactiveerd.
Voordat u begint met het instellen van Mail for Exchange moet u het volgende controleren:
een zakelijke e-mail-ID;
uw gebruikersnaam op het bedrijfsnetwerk;
uw wachtwoord op het bedrijfsnetwerk;
de domeinnaam van het netwerk (raadpleeg de IT-
afdeling van uw bedrijf);
de servernaam van Mail for Exchange (raadpleeg de IT-
afdeling van uw bedrijf). Afhankelijk van de instellingen van Mail for Exchange op de
bedrijfsserver moet u mogelijk nog andere informatie invoeren. Als u niet beschikt over de juiste informatie, moet u contact opnemen met de IT-afdeling van uw bedrijf.
Voor Mail for Exchange is het gebruik van de blokkeringscode mogelijk verplicht. De standaardblokkeringscode van uw apparaat is 12345 maar mogelijk heeft uw IT-beheerder een andere code voor u ingesteld.
U kunt het profiel en de instellingen van Mail for Exchange in de instellingen van Berichten openen en wijzigen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.66

Gewone POP- of IMAP-e-mail

U kunt met het apparaat e-mails van een POP- of een IMAP­e-mailaccount downloaden.
POP3 is een versie van het e-mailprotocol dat wordt gebruikt om e-mail- of internetmailberichten van een server op te halen en op te slaan. IMAP4 is een versie van het toegangsprotocol voor internetberichten waarmee u e­mailberichten kunt bekijken en beheren terwijl ze nog op de e-mailserver staan. U kunt er vervolgens voor kiezen welke berichten u naar het apparaat wilt downloaden.
POP- of IMAP-e-mail instellen
1. Blader vanaf het startscherm naar de e-mailwizard en druk op de navigatietoets.
2. Selecteer E-mail inst. starten.
3. Lees de informatie op het scherm en selecteer Starten.
4. Selecteer Ja om toe te staan dat het apparaat toegang tot het netwerk krijgt.
5. Voer uw e-mailadres en wachtwoord in.
6. Lees de informatie op het scherm en selecteer OK om de e-mailinstellingen te voltooien. De naam van uw nieuwe mailbox vervangt Mailbox in de hoofdweergave van Berichten.
Tip: Selecteer in de hoofdweergave Berichten
Opties > Instellingen > E-mail nadat u een POP- of
IMAP-e-mailaccount hebt gemaakt en vervolgens de mailbox om de instellingen te bewerken, bijvoorbeeld om een handtekening toe te voegen of om de naam van de mailbox te wijzigen.
Verbinding maken met een externe mailbox
E-mail die aan u is geadresseerd, wordt automatisch ontvangen door uw externe mailbox en niet door het apparaat. Als u uw e-mailberichten wilt lezen, moet u eerst verbinding maken met de externe mailbox en vervolgens de e-mailberichten selecteren die u wilt ophalen met uw apparaat.
1. Als u ontvangen berichten wilt ophalen met uw apparaat en deze wilt bekijken, selecteert u uw mailbox in de hoofdweergave van Berichten. Zodra de vraag Verbinden
met mailbox? verschijnt, selecteert u Ja.
2. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in, als dit gevraagd wordt.
3. Selecteer Opties > E-mail ophalen > Nieuw om nieuwe berichten op te halen die u nog niet eerder hebt gelezen of opgehaald, Geselecteerd om alleen berichten op te halen die u in de externe mailbox hebt geselecteerd of Alle om alle berichten op te halen die u nog niet eerder hebt opgehaald.
4. Als u uw e-mailberichten offline wilt beheren om de kosten van de verbinding te beperken en te werken in omstandigheden waarin geen gegevensverbinding mogelijk is, selecteert u Opties > Verbind. verbreken om de verbinding met de externe mailbox te beëindigen. Wijzigingen die u offline aanbrengt in mappen in de externe mailbox, worden pas doorgevoerd wanneer u de volgende keer verbinding maakt met uw mailbox en gegevens synchroniseert.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 67
E-mailberichten lezen en beantwoorden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Als u een ontvangen e-mailbericht wilt lezen, opent u het bericht in de mailbox.
Als u een bijlage wilt openen, selecteert u Opties >
Bijlagen.
Als u alleen de afzender van een e-mailbericht wilt antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Afzender.
Als u alle geadresseerden van een e-mailbericht wilt antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden > Allen.
Tip: Als u een e-mailbericht wilt verzenden dat bestanden als bijlage bevat, worden de bijlagen niet in het antwoord opgenomen. Als u het ontvangen e­mailbericht doorstuurt, worden de bijlagen wel opgenomen.
Als u een e-mailbericht wilt doorsturen, selecteert u Opties >
Doorsturen.
Als u een bestand als bijlage wilt toevoegen aan een e­mailbericht, selecteert u Opties > Invoegen en de bijlage die u wilt toevoegen.
Als u een bijlage wilt verwijderen uit een e-mailbericht dat u verstuurt, selecteert u de bijlage en Opties >
Verwijderen.
Als u de prioriteit van een bericht wilt instellen, selecteert u
Opties > Zendopties > Prioriteit.
Als u de tijd wilt instellen waarop het e-mailbericht wordt verzonden, selecteert u Opties > Zendopties > Bericht
zenden. Selecteer Meteen, of selecteer Bij besch. verb. als
u offline werkt.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt bellen, als de afzender in Contacten staat, selecteert u Opties > Bellen.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt antwoorden met een audiobericht of een multimediabericht, selecteert u
Opties > Bericht maken.
E-mailberichten opstellen en verzenden
1. Als u een e-mailbericht wilt schrijven, selecteert u Nieuw
bericht > E-mail.
2. Selecteer Opties > Ontvngr toevoegen om de e­mailadressen van de ontvanger in Contacten te selecteren, of typ de e-mailadressen in het veld Naar. Gebruik een puntkomma om e-mailadressen te scheiden. Gebruik het veld Cc om een kopie naar andere geadresseerden te verzenden, of het veld Bcc om Bcc­ontvangers op te geven (de ontvangers kunnen elkaars e­mailadres dan niet zien).
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp in voor het e-mailbericht.
4. Typ uw e-mailbericht in het tekstgebied en selecteer
Opties > Verzenden.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.68
Berichten verwijderen
Als u geheugenruimte op uw apparaat wilt vrijmaken, moet u regelmatig berichten uit de mappen Inbox en Verzenden, evenals opgehaalde e-mailberichten verwijderen.
Als u e-mailberichten alleen van het apparaat wilt verwijderen en het origineel op de server wilt laten staan, selecteert u Opties > Verwijderen > Telef. (kop
behouden).
Als u e-mailberichten zowel van het apparaat als van de externe server wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Verwijderen > Telefoon en server.
Als u het verwijderen wilt annuleren, selecteert u Opties >
Verwijd. onged. mkn.
Submappen in externe e-mail
Als u submappen maakt in uw IMAP4-mailboxen op een externe server, kunt u deze mappen met uw apparaat weergeven en beheren als u er een abonnement op hebt. U kunt alleen op mappen in uw IMAP4-mailboxen een abonnement nemen.
Als u mappen in uw IMAP4-mailbox wilt weergeven, brengt u een verbinding tot stand en selecteert u Opties > E-
mailinstellingen > Inst. voor ophalen > Mapabonnementen.
Als u een externe map wilt weergeven, selecteert u een map en Opties > Abonneren. De mappen waarop u bent geabonneerd, worden elke keer wanneer u verbinding maakt, bijgewerkt. Als de mappen groot zijn, kan dit even duren.
Als u de lijst met mappen wilt bijwerken, selecteert u een map en Opties > Mappenlijst bijwrkn.

SMS-berichten

Selecteer Menu > Communic. > Berichten.

SMS-berichten schrijven en verzenden

Het apparaat ondersteunt tekstberichten die langer zijn dan de limiet voor één bericht. Langere berichten worden verzonden als twee of meer berichten. Uw serviceprovider kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening brengen. Tekens met accenten, andere symbolen en sommige taalopties nemen meer ruimte in beslag, waardoor het aantal tekens dat in één bericht kan worden verzonden, wordt beperkt.
1. Als u een SMS-bericht wilt schrijven, selecteert u Nieuw
bericht > SMS.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer dan één nummer invoert, moet u de nummers scheiden met een puntkomma.
3. Voer de tekst van het bericht in. Als u een sjabloon wilt gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 69
Verzendopties voor SMS­berichten
Als u een berichtencentrale wilt kiezen voor het verzenden van het bericht, selecteert u Opties > Zendopties >
Ber.centrale in gebr..
Als u wilt dat het netwerk u afleveringsrapporten voor uw berichten stuurt (netwerkdienst), selecteert u Opties >
Zendopties > Rapport ontvangen > Ja.
Als u wilt instellen hoe lang de berichtencentrale blijft proberen uw bericht te verzenden (netwerkdienst) als de eerste poging is mislukt, selecteert u Opties >
Zendopties > Geldigheid bericht. Als de ontvanger niet
kan worden bereikt binnen de gestelde periode, wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Als u het bericht naar een andere indeling wilt converteren, selecteert u Opties > Zendopties > Ber. verzonden als >
Tekst, Fax, Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie
alleen als u zeker weet dat de berichtencentrale SMS­berichten kan converteren naar deze andere indelingen. Neem contact op met uw serviceprovider.

SMS-berichten op de SIM-kaart

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
SIM-berichten.
U kunt SMS-berichten op de SIM-kaart opslaan. Als u de SIM­berichten wilt weergeven, moet u de berichten eerst kopiëren naar een map op het apparaat. Wanneer u de
berichten naar een map hebt gekopieerd, kunt u ze weergeven in deze map of ze van de SIM-kaart verwijderen.
1. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren of Alle markeren om alle berichten te markeren.
2. Selecteer Opties > Kopiëren.
3. Selecteer een map en kies OK om te beginnen met kopiëren.
Als u berichten die zijn opgeslagen op de SIM-kaart wilt weergeven, gaat u naar de map waarin u de berichten hebt gekopieerd en opent u een bericht.

Beeldberichten weergeven

De weergave van een MMS kan verschillen, afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Als u een beeldbericht wilt weergeven, opent u het bericht vanuit de map Inbox.
Als u gegevens over het beeldbericht wilt weergeven, selecteert u Opties > Berichtgegevens.
Als u het bericht in een andere map wilt opslaan, selecteert u Opties > Verplaats naar map.
Als u de afzender van het bericht wilt toevoegen aan Contacten, selecteert u Opties > Opslaan in Contacten.

Beeldberichten doorsturen

1. Als u het bericht wilt doorsturen, opent u het bericht in de map Inbox en selecteert u vervolgens Opties >
Doorsturen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.70
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de bladertoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meer dan één nummer wilt opgeven, scheidt u de nummers van elkaar met een puntkomma.
3. Voer de tekst voor uw bericht in. Als u een sjabloon wilt
gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.

Multimediaberichten

Selecteer Menu > Communic. > Berichten. Alleen apparaten met compatibele functies kunnen
multimediaberichten ontvangen en weergeven. De weergave van een bericht kan verschillen afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Een multimediabericht (MMS) kan tekst en objecten bevatten zoals afbeeldingen, geluidsclips of videoclips. Voordat u multimediaberichten kunt verzenden of ontvangen op uw apparaat, moet u de instellingen voor multimediaberichten opgeven. Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van de SIM-kaart herkent en de instellingen voor multimediaberichten automatisch configureert. Als dat niet het geval is, gebruikt u de instellingenwizard of neemt u contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
multimediaberichten', p. 79.
Zie 'Instellingen voor

Multimediaberichten opstellen en verzenden

Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
1. Als u een nieuw bericht wilt opstellen, selecteert u Nieuw
bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze door een puntkomma scheiden.
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp voor het bericht in. Als u wilt wijzigen welke velden worden weergegeven, selecteert u Opties > Adresvelden.
4. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Object invoegen om multimediaobjecten in te voegen.
U kunt objecten zoals Afbeelding, Geluidsclip en
Videoclip invoegen.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMS-berichten beperken. Als de omvang van de ingevoegde afbeelding de limiet overschrijdt, kan de afbeelding door het apparaat worden verkleind zodat deze via MMS kan worden verzonden.
5. Elke dia in uw bericht kan slechts één video- of geluidsclip bevatten. Als u meer dia's aan uw bericht wilt toevoegen, selecteert u Opties > Nieuw invoegen > Dia. Als u de
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 71
volgorde van de dia's in uw bericht wilt wijzigen, selecteert u Opties > Verplaatsen.
6. Als u een voorbeeld van een multimediabericht wilt
bekijken voordat u het verzendt, selecteert u Opties >
Voorbeeld.
7. Selecteer Opties > Zenden.
Als u een object uit een multimediabericht wilt verwijderen, selecteert u Opties > Bijlage verwijderen.
Als u de verzendopties voor het huidige multimediabericht wilt instellen, selecteert u Opties > Zendopties.

Multimediaberichten ontvangen en beantwoorden

Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen van
berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Tip: Als u multimediaberichten ontvangt met objecten die niet door het apparaat worden ondersteund, kunt u deze niet openen. Probeer dergelijke objecten naar een ander apparaat, bijvoorbeeld een computer, te verzenden en open ze daar.
1. Als u een ontvangen multimediabericht wilt beantwoorden, opent u het bericht en selecteert u
Opties > Antwoorden.
2. Selecteer Opties en Afzender om de afzender te antwoorden met een multimediabericht, Via
tekstbericht om te antwoorden met een SMS-bericht, Via
audiobericht om te antwoorden met een audiobericht,
of Via e-mail om te antwoorden met een e-mailbericht.
3. Voer de tekst van het bericht in en selecteer Opties >
Verzenden.

Presentaties maken

Het is niet mogelijk om multimediapresentaties te maken als de MMS-aanmaakmodus is ingesteld op Beperkt. Als u de instelling wilt wijzigen, selecteert u Berichten > Opties >
Instellingen > Multimediabericht > MMS­aanmaakmodus > Vrij.
1. Als u een presentatie wilt maken, selecteert u Nieuw
bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres
van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze door een puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Presentatie maken en kies een
presentatiesjabloon. Een sjabloon bepaalt welke multimediaobjecten u in de presentatie kunt opnemen en waar deze worden weergegeven. Bovendien bevat een sjabloon de overgangseffecten tussen afbeeldingen en dia's.
4. Ga naar het tekstgebied en voer de tekst in.
5. Als u afbeeldingen, geluid, video of notities wilt invoegen in uw presentatie, gaat u naar het desbetreffende objectgebied en selecteert u Opties > Invoegen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.72
6. Als u dia's wilt toevoegen, selecteert u Invoegen >
Nieuwe dia.
Als u de achtergrondkleur van de presentatie en achtergrondafbeeldingen voor verschillende dia's wilt instellen, selecteert u Opties > Achtergr.instel..
Als u overgangseffecten tussen afbeeldingen of dia's wilt plaatsen, selecteert u Opties > Effectinstellingen.
Als u de presentatie wilt bekijken, selecteert u Opties >
Voorbeeld. Multimediapresentaties kunnen alleen worden
weergegeven op compatibele apparaten met ondersteuning voor presentaties. De weergave kan per apparaat verschillen.

Presentaties weergeven

Als u een presentatie wilt weergeven, kunt u dat in de map Inbox doen. Ga naar de presentatie en druk op de navigatietoets.
Als u de presentatie wilt onderbreken, drukt u op een van beide selectietoetsen.
Als u het afspelen van de presentatie wilt hervatten, selecteert u Opties > Doorgaan.
Als de tekst of afbeeldingen te groot voor het scherm zijn, selecteert u Opties > Bladeren activeren. U kunt dan schuiven om de hele presentatie te zien.
Als u telefoonnummers en e-mailadressen in de presentatie wilt zoeken, selecteert u Opties > Zoeken. U kunt deze nummers en adressen bijvoorbeeld gebruiken om te bellen, berichten te verzenden of bookmarks te maken.

Multimediabijlagen weergeven en opslaan

Als u multimediaberichten wilt weergeven als een volledige presentatie, opent u het bericht en selecteert u Opties >
Presentatie afsp..
Tip: Als u een multimediaobject in een
multimediabericht wilt weergeven of afspelen, selecteert u Afbeelding bekijken, Geluidsclip
afspelen, of Videoclip afspelen.
Als u de naam en grootte van een bijlage wilt weergeven, opent u het bericht en selecteert u Opties > Objecten.
Als u een multimediaobject wilt opslaan, selecteert u achtereenvolgens Opties > Objecten, het object en
Opties > Opslaan.

Een multimediabericht doorsturen

Open Inbox, ga naar een multimediamelding en druk op de navigatietoets. Als u het bericht naar een compatibel apparaat wilt sturen zonder het door uw apparaat te laten ophalen, selecteert u Opties > Doorsturen. Als de server geen ondersteuning biedt voor het doorsturen van multimediaberichten, is deze optie niet beschikbaar.
1. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 73
telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze door een puntkomma scheiden.
2. Bewerk het bericht eventueel en selecteer Opties >
Zenden.
Tip: Als u de afleverinstellingen van het bericht wilt
bewerken, selecteert u Opties > Zendopties.

Een geluidsclip verzenden

1. Als u een audiobericht wilt opstellen, selecteert u Nieuw
bericht > Audiobericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-mailadres
van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers of e-mailadressen invoert, moet u deze door een puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Geluidsclip invoegen en kies of u
een geluidsclip wilt opnemen of er een in de Galerij wilt selecteren.
4. Selecteer Opties > Verzenden.

Verzendopties voor multimediaberichten

Selecteer Nieuw bericht > Multimediabericht > Opties >
Zendopties en maak een keuze uit de volgende opties:
Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u een melding
wilt ontvangen wanneer het bericht met succes is afgeleverd bij de ontvanger. Wellicht kunt u geen
afleveringsrapport ontvangen voor een multimediabericht dat naar een e-mailadres is verzonden.
Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te verzenden. Als de ontvanger van het bericht niet binnen de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het bericht uit de multimediaberichtencentrale verwijderd. Het netwerk moet deze functie ondersteunen. Maximale duur is de maximumtijd die door het netwerk wordt toegestaan.
Prioriteit — Stel de verzendprioriteit in als Hoog,
Normaal, of Laag.

Chatten

Selecteer Menu > Communic. > Chatten. U kunt chatten (netwerkdienst) met andere mensen en u
aansluiten bij discussieforums (chatgroepen) over specifieke onderwerpen. Verschillende serviceproviders onderhouden chatservers waar u zich kunt aanmelden als u bij een chatdienst geregistreerd bent. Verschillende serviceproviders bieden verschillende functies aan.
Als chatten niet mogelijk is bij uw serviceprovider, verschijnt de functie misschien niet in het menu van het apparaat. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over het aanmelden bij een chatdienst en de kosten van de dienst. Neem voor meer informatie over de chatinstellingen contact op met uw serviceprovider.
De instellingen kunt u ontvangen in een speciaal SMS-bericht van de serviceprovider die de chatdienst aanbiedt. Zo niet, dan kunt u de instellingen handmatig invoeren.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.74
Andere oplossingen om te chatten, zoals WindowsLive en Yahoo, kunnen in Download beschikbaar zijn.
serviceprovider een gebruikersnaam, wachtwoord en andere instellingen die nodig zijn om u aan te melden.

Chatinstellingen definiëren

Als u de instellingen voor chatten wilt opgeven, selecteert u
Opties > Instellingen > Voorkeuren. U kunt bijvoorbeeld
uw schermnaam invoeren en waarschuwingstonen voor chatten instellen.
Om met één of meerdere chatgebruikers te kunnen communiceren, en om uw chatcontacten weer te geven en te bewerken, moet u aangemeld zijn bij een chatserver. U voegt een chatserver toe door Opties > Instellingen > Servers te selecteren. Neem contact op met de serviceprovider voor de juiste instellingen. Als u de server wilt instellen als de server waar het apparaat zich automatisch aanmeldt, selecteert u Opties > Instellingen > Standaardserver.
Selecteer Opties > Instellingen > Login-type chat om te definiëren hoe het apparaat verbinding met de chatserver maakt. Als u automatisch een verbinding tot stand wilt brengen tussen het apparaat en de standaardserver, selecteert u Automatisch. Selecteer Aut. bij thuisntw. om de verbinding alleen automatisch tot stand te brengen binnen het thuisnetwerk. Selecteer Bij start toep. als u verbinding met de server wilt maken zodra u de chattoepassing opent. Om handmatig verbinding met de server te maken, selecteert u Handmatig en meldt u zich in de hoofdchatweergave aan bij de server door Opties >
Aanmelden te selecteren. Voer uw gebruikers-ID en
wachtwoord in als dat gevraagd wordt. Als u een abonnement neemt op een chatdienst, ontvangt u van uw
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 75

Een gesprek beginnen

Open Gesprekken.
Als u wilt zoeken naar chatgebruikers en chatgebruikers-ID's, selecteert u Chatcontacten > Opties > Nieuw
chatcontact > Zoeken. U kunt zoeken op Gebruikersnaam, Gebruikers-ID, Telefoonnummer en E­mailadres.
Als u een gesprek wilt weergeven, selecteert u de desbetreffende gesprekspartner.
Als u een gesprek wilt voortzetten, voert u een bericht in en selecteert u Opties > Verzenden.
Als u wilt terugkeren naar de lijst met gesprekken zonder het gesprek te sluiten, selecteert u Terug. Als u het gesprek wilt sluiten, selecteert u Opties > Gesprek beëindigen.
Als u een nieuw gesprek wilt beginnen, selecteert u Opties >
Nieuw gesprek. U kunt een nieuw gesprek met een contact
beginnen terwijl u in een actief gesprek bent. U kunt echter niet twee actieve gesprekken met één contact voeren.
Als u een afbeelding in een chatbericht wilt invoegen, selecteert u Opties > Afbeelding verzenden en selecteert u de afbeelding die u wilt verzenden.
Als u een gesprekspartner wilt opslaan bij uw chatcontacten, selecteert u Opties > Toev. aan chatcont..
Als u een gesprek wilt opslaan terwijl u in de gespreksweergave bent, selecteert u Opties > Chat
opnemen. Het gesprek wordt opgeslagen als een
tekstbestand dat kan worden geopend en weergegeven in de toepassing Notities.

Chatgroepen

Open Chatgroepen. Chatgroepen is alleen beschikbaar als u bij een chatserver bent aangemeld en deze chatgroepen ondersteunt.
Als u een chatgroep wilt maken, selecteert u Opties > Nwe
groep maken.
Als u lid wilt worden van een chatgroep of een groepsgesprek wilt voortzetten, gaat u naar de desbetreffende groep en drukt u op de navigatietoets. Voer een bericht in en selecteer
Opties > Verzenden.
Als u lid wilt worden van een chatgroep die niet op de lijst staat maar waarvan u wel de groeps-ID kent, selecteert u
Opties > Aanm. bij nwe groep.
Als u een chatgroep wilt verlaten, selecteert u Opties >
Chatgroep verlaten.
Als u wilt zoeken naar chatgroepen en chatgroep-ID's, selecteert u Chatgroepen > Opties > Zoeken. U kunt zoeken op Groepsnaam, Onderwerp en Deelnemers (gebruikers-ID).
Als u een chatgebruiker aan de groep wilt toevoegen, selecteert u Opties > Deelnr toevoegen. Selecteer een gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer de contact-ID in.
Als u een lid uit de chatgroep wilt verwijderen, selecteert u
Opties > Verwijderen.
Als u leden rechten voor het bewerken van chatgroepen wilt toekennen, selecteert u Opties > Editor toevoegen. Selecteer een gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in. Chatgebruikers met de juiste rechten kunnen groepsinstellingen bewerken en andere gebruikers uitnodigen om lid te worden van de groep of gebruikers van de groep uitsluiten.
Als u de rechten voor het bewerken van een groep wilt intrekken, selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u wilt voorkomen dat bepaalde chatgebruikers lid worden van een groep, selecteert u Opties > Toev. aan uitsl.lijst. Selecteer een gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in.
Als u een uitgesloten gebruiker in een groep wilt uitnodigen, selecteert u Opties > Verwijderen.

Gebruikers blokkeren

Selecteer Chatcontacten > Opties > Blokkeeropties >
Blok.lijst bekijken.
Als u een geblokkeerde chatgebruiker wilt zoeken, voert u de eerste letters van diens naam in. Namen die aan de zoekterm voldoen, worden in een lijst weergegeven.
Als u berichten van een geblokkeerde chatgebruiker wilt ontvangen, selecteert u Opties > Blokkering opheffen.
Als u geen berichten van andere chatgebruikers wilt ontvangen, selecteert u Opties > Nwe cont. blokkeren.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.76
Selecteer de chatgebruiker in de lijst met chatcontacten of voer de gebruikers-ID in.

Chattoepassingsinstellingen

Selecteer Opties > Instellingen > Voorkeuren en definieer de volgende instellingen:
Schermnaam gebr. — De naam die u gebruikt in
chatgroepen wijzigen.
Mijn beschikb. weergvn — Uw online status weergeven,
zodat alle andere chatgebruikers of alleen uw chatcontacten die kunnen zien, of uw online status verbergen.
Berichten toestaan van — Stel in of u chatberichten kunt
ontvangen van alle andere chatgebruikers, van alleen uw chatcontacten of dat u helemaal geen chatberichten kunt ontvangen.
Uitnodigingn toest. van — Stel in of u uitnodigingen
voor chatgroepen kunt ontvangen van alle andere chatgebruikers, van alleen uw chatcontacten of dat u helemaal geen uitnodigingen kunt ontvangen.
Schuifsnelh. bericht — Blader naar links of rechts om de
snelheid waarop nieuwe berichten worden weergegeven aan te passen.
Sorteer chatcontactn — Uw chatcontacten alfabetisch
of op online status sorteren.
Beschikb. aut. laden — Als u de onlinestatus van uw
chatcontacten automatisch wilt bijwerken, selecteert u
Automatisch.
Offline contacten — Stel in of chatcontacten met een
offlinestatus worden weergegeven in de lijst met chatcontacten.
Kleur eigen berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u verzendt.
Kleur ontv. berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u ontvangt.
Datum/tijd-info tonen — De tijd weergeven waarop
afzonderlijke berichten in een chatgesprek worden ontvangen of verzonden.
Chatsignaaltoon — Selecteer het signaal dat wordt
afgespeeld als u een nieuw chatbericht ontvangt.

Speciale berichttypen

Selecteer Menu > Communic. > Berichten. U kunt speciale berichten ontvangen, die gegevens bevatten
zoals operatorlogo's, beltonen, bookmarks of instellingen voor internettoegang of voor een e-mailaccount.
Als u de inhoud van dergelijke berichten wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan.

Dienstberichten

Dienstberichten zijn berichten die door serviceproviders naar uw apparaat worden verzonden. Deze kunnen meldingen bevatten, zoals nieuws, diensten of koppelingen waarmee de inhoud van het bericht kan worden gedownload.
Als u de instellingen voor dienstberichten wilt definiëren, selecteert u Opties > Instellingen > Dienstbericht.
Als u de dienst of de berichtinhoud wilt downloaden, selecteert u Opties > Bericht downloaden.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 77
Als u de afzender, het webadres, de vervaldatum en andere gegevens van het bericht wilt weergeven alvorens het te downloaden, selecteert u Opties > Berichtgegevens.

Dienstopdrachten verzenden

U kunt een bericht met een aanvraag voor een dienst (ook wel een USSD-opdracht genoemd) naar uw serviceprovider verzenden en daarmee activatie van bepaalde netwerkdiensten aanvragen. Neem contact op met uw serviceprovider voor de vereiste dienstaanvraagtekst.
Als u een dienstaanvraagbericht wilt verzenden, selecteert u
Opties > Dienstopdracht. Voer de dienstaanvraagtekst in
en selecteer Opties > Verzenden.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, moet u mogelijk de ontvangst van infodiensten inschakelen. Selecteer Opties >
Instellingen > Ontvangst > Aan.
Als u alle berichten over een bepaald onderwerp wilt weergeven, selecteert u het onderwerp.
Als u berichten over een bepaald onderwerp wilt ontvangen, selecteert u Opties > Abonnement.
Tip: U kunt onderwerpen instellen als belangrijke onderwerpen. Wanneer het apparaat in de stand-by modus is, wordt u gewaarschuwd als u een bericht ontvangt over een belangrijk onderwerp. Selecteer een onderwerp en selecteer Opties > Direct melden.
Als u onderwerpen wilt toevoegen, bewerken of verwijderen, selecteert u Opties > Item.

Infodienst

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Infodienst.
Met de netwerkinfodienst kunt u van serviceproviders informatie ontvangen over verschillende onderwerpen, zoals het weerbericht of filemeldingen in een bepaald gebied. Neem contact op met uw serviceprovider voor beschikbare onderwerpen en relevante onderwerpnummers. Infodienstberichten kunnen worden ontvangen als het apparaat in de externe SIM-modus is. Het is mogelijk dat bij een GPRS-verbinding geen ontvangst van infodiensten mogelijk is.
Infodienstberichten kunnen niet met een UMTS-netwerk (3G) worden ontvangen.

Berichtinstellingen

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen.
Vul alle velden in die zijn gemarkeerd met Te definiëren of met een rood sterretje.
Mogelijk wordt in uw apparaat de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen voor SMS-berichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen, vraagt u de instellingen bij uw serviceprovider aan via een configuratiebericht of gebruikt u de instellingenwizard.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.78

Instellingen voor SMS-berichten

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > SMS.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Berichtencentrales — Geef de beschikbare
berichtencentrales voor uw apparaat weer, of maak een nieuwe.
Ber.centrale in gebr. — Selecteer een berichtencentrale
voor het verzenden van het bericht.
Tekencodering — Selecteer Beperkte onderst. om
tekens automatisch naar een ander coderingssysteem te converteren als deze functie beschikbaar is.
Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u wilt dat het
netwerk u afleveringsrapporten over uw berichten stuurt (netwerkdienst).
Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht probeert te verzenden als dit de eerste keer niet lukt (netwerkdienst). Als de ontvanger niet kan worden bereikt binnen de gestelde periode, wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Ber. verzonden als — Converteer het bericht naar een andere indeling, bijvoorbeeld Tekst, Fax,
Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie alleen als
u zeker weet dat de berichtencentrale SMS-berichten kan converteren naar deze andere indelingen. Neem contact op met uw serviceprovider.
Voorkeursverbinding — Selecteer de verbindingsmethode van uw voorkeur voor het verzenden van SMS-berichten vanaf uw apparaat.
Ant. via zelfde centr. — Instellen of antwoorden worden
verzonden via dezelfde berichtencentrale (netwerkdienst).

Instellingen voor multimediaberichten

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > Multimediabericht.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Grootte afbeelding — Selecteer Klein of Groot om de
grootte van afbeeldingen in multimediaberichten aan te passen. Selecteer Origineel om de oorspronkelijke grootte van afbeeldingen te behouden.
MMS-aanmaakmodus — Selecteer Beperkt om te
voorkomen dat uw apparaat inhoud in multimediaberichten invoegt, die niet wordt ondersteund door het netwerk of door het ontvangende apparaat. Selecteer Met begeleiding als u een waarschuwing wilt ontvangen voor dergelijke inhoud. Selecteer Vrij als u een multimediabericht wilt maken zonder beperkingen voor het type van de bijlagen. Als u Beperkt selecteert, kunt u geen multimediapresentaties te maken.
Toeg.punt in gebruik — Selecteer het
standaardtoegangspunt dat u wilt gebruiken om verbinding te maken met de multimediaberichtencentrale. Het is mogelijk dat u het standaardtoegangspunt niet kunt wijzigen als dit vooraf is ingesteld door uw serviceprovider.
Multimedia ophalen — Selecteer Altijd automatisch
om multimediaberichten altijd automatisch te ontvangen,
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 79
Aut. bij eigen ntwrk om een melding te ontvangen als u
een multimediabericht kunt downloaden van de berichtencentrale wanneer u zich bijvoorbeeld in het buitenland of buiten uw eigen netwerk bevindt,
Handmatig om multimediaberichten handmatig te
downloaden van de berichtencentrale, of Uit om geen multimediaberichten te ontvangen.
Anonieme ber. toest. — Selecteer of u berichten wilt ontvangen van onbekende afzenders.
Advertent. ontvang. — Selecteer of u berichten wilt ontvangen die als advertentie zijn gedefinieerd.
Rapport ontvangen — Selecteer Ja om de status van het verzonden bericht weer te geven in het logboek (netwerkdienst). Wellicht kunt u geen afleveringsrapport ontvangen voor een multimediabericht dat naar een e­mailadres is verzonden.
Rapportz. weigeren — Selecteer Ja om vanaf uw apparaat geen afleveringsrapporten te verzenden voor ontvangen multimediaberichten.
Geldigheid bericht — Selecteer hoe lang de berichtencentrale het bericht moet proberen te verzenden (netwerkdienst). Als de ontvanger van het bericht niet binnen de ingestelde periode wordt bereikt, wordt het bericht uit de multimediaberichtencentrale verwijderd.
Maximale duur is de maximumtijd die door het netwerk
wordt toegestaan.

Instellingen e-mailaccount

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > E-mail.
Als u probeert mailboxinstellingen te bewerken, maar nog geen e-mailaccount hebt ingesteld, worden aanwijzingen weergegeven om een e-mailaccount in te stellen.
Als u een mailbox hebt gedefinieerd, gaat u ernaartoe en drukt u op de navigatietoets om de instellingen te bewerken.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen. Het kan zijn dat sommige instellingen door uw serviceprovider al zijn ingesteld.
Verbindingsinstellingen
Als u de verbindingsinstellingen wilt opgeven, selecteert u een e-mailaccount en Opties > Bewerken >
Verbindingsinstellingen. Als u de instellingen voor de door
u ontvangen e-mail wilt bewerken, selecteert u Inkomende
e-mail. Als u de instellingen voor de door u verzonden e-mail
wilt bewerken, selecteert u Uitgaande e-mail.
Gebruikersinstellingen
Als u de gebruikersinstellingen voor een e-mailaccount wilt opgeven, selecteert u eerst de account, vervolgens Opties >
Bewerken > Gebruikersinstellingen, en geeft u de
volgende instellingen op:
Mijn mailnaam — Een naam opgeven die bij het
verzenden van e-mail vóór uw e-mailadres wordt weergegeven.
Antwoord — Geef aan of u antwoorden naar een ander adres wilt laten doorsturen. Selecteer Aan, en typ het e­mailadres waar u de antwoorden naar wilt laten doorsturen. U kunt slechts één adres opgeven om antwoorden naar te laten doorsturen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.80
E-mails verwijd. uit — Geef aan of u de e-mailberichten
alleen van het apparaat wilt verwijderen of van het apparaat en de server. Selecteer Altijd vragen als u wilt bevestigen vanaf welke locatie de e-mail moet worden verwijderd wanneer u een e-mail verwijdert.
Bericht zenden — Geef aan of de e-mail direct moet
worden verzonden of op het moment waarop een verbinding beschikbaar is.
Kopie naar mij — Geef aan of u een kopie van de e-mail
wilt opslaan op uw externe mailbox en op het adres dat is gedefinieerd in Mijn e-mailadres in de Uitgaande e-
mail instellingen.
Handtek. opnemen — Geef aan of u een handtekening
aan uw e-mailberichten wilt toevoegen.
Melding bij nieuwe e-mail — Geef aan of u een
waarschuwing wilt ontvangen in de vorm van een toon of een bericht als er een nieuw e-mailbericht is.
Instellingen voor ophalen
Als u de instellingen voor ophalen wilt opgeven, selecteert u eerst de e-mailaccount, vervolgens Opties > Bewerken >
Inst. voor ophalen, en geeft u de volgende instellingen op:
E-mail ophalen — Geef aan of u alleen de e-
mailkoptekstgegevens wilt ophalen, zoals afzender, onderwerp en datum, of de e-mail of e-mail met bijlagen. Deze instelling is alleen bedoeld voor POP3-mailboxen.
Aantal — Selecteer het aantal e-mailberichten dat u van
de externe server wilt ophalen en naar uw mailbox wilt overbrengen.
Pad IMAP4-map — Geef het pad op voor mappen waar u
zich op kunt abonneren. Deze instelling is alleen bedoeld voor IMAP4-mailboxen.
Mapabonnementen — Een abonnement nemen op andere mappen in de externe mailbox en content van die mappen ophalen. Deze instelling is alleen bedoeld voor IMAP4-mailboxen.
Instellingen voor automatisch ophalen
Als u de instellingen voor het automatisch ophalen van e-mail wilt definiëren, selecteert u het e-mailaccount en Opties >
Bewerken > Automatisch ophalen en definieert u de
volgende instellingen:
E-mail ophalen — Selecteer Ingeschakeld om nieuwe e-mailberichten automatisch uit uw externe mailbox op te halen, of Uitsl. eigen netwrk om alleen nieuwe e­mailberichten automatisch uit uw externe mailbox op te halen wanneer u zich in uw eigen netwerk bevindt en niet wanneer u bijvoorbeeld onderweg bent.
E-mailmeldingen — Hiermee kunt u notificaties ontvangen als er e-mailberichten binnenkomen.

Instellingen voor dienstberichten

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > Dienstbericht.
Als u dienstberichten van serviceproviders wilt ontvangen, selecteert u Dienstberichten > Aan.
Als u wilt instellen hoe u diensten en berichtinhoud wilt downloaden, selecteert u Ber. downloaden >
Automatisch of Handmatig. Als u Automatisch selecteert,
kunt u alsnog gevraagd worden sommige downloads te
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 81
bevestigen, omdat niet alle diensten automatisch kunnen worden gedownload.

Infodienstinstellingen

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > Infodienst.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, selecteert u
Ontvangst > Aan.
Als u wilt aangeven in welke talen u infodienstberichten wilt ontvangen, selecteert u Taal.
Als u nieuwe onderwerpen wilt weergeven in de lijst van infodienstberichtonderwerpen, selecteert u
Itemherkenning > Aan.

Overige instellingen

Selecteer Menu > Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > Overige.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Verzonden ber. opsl. — Geef aan of u verzonden
berichten wilt opslaan in de map Verzonden.
Aantal opgesl. ber. — Geef op hoeveel verzonden
berichten u wilt opslaan. Wanneer de limiet wordt bereikt, wordt het oudste bericht verwijderd.
Gebruikt geheugen — Geef aan waar berichten moeten
worden opgeslagen. U kunt berichten alleen op de geheugenkaart opslaan als er een is geïnstalleerd.
Mappenweergave — Geef aan hoe de berichten in Inbox
moeten worden weergegeven.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.82

Telefoon

Voordat u een oproep kunt plaatsen of ontvangen, moet het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-kaart en zich binnen het bereik van een netwerk bevinden.
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor internetoproepen. Als u verbinding wilt maken met een internetoproepdienst, moet uw apparaat zich binnen de dekking van een verbindingsnetwerk bevinden, zoals een WLAN-toegangspunt.

Spraakoproepen

Opmerking: De uiteindelijke rekening van de
serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.

Een oproep beantwoorden

Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om een oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt dempen in plaats van een oproep te beantwoorden, selecteert u Stil.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 83
Als u een actief gesprek hebt en de wachtfunctie (netwerkdienst) is geactiveerd, drukt u bij een nieuwe inkomende oproep op de beltoets om deze te beantwoorden. De eerste oproep wordt dan in de wachtstand gezet. Druk op de eindetoets om de actieve oproep te beëindigen.

Een oproep plaatsen

Als u een oproep wilt plaatsen, voert u het netnummer en abonneenummer in en drukt u op de beltoets.
Tip: Voor internationale oproepen voert u het plusteken (+) in dat de internationale toegangscode vervangt, en voert u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het abonneenummer in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u een oproep wilt plaatsen aan een opgeslagen contact, drukt u op de contactentoets. Voer de eerste letters van de naam in, ga naar de naam en druk op de beltoets.
contacten voor Eseries', p. 37.
Als u een oproep wilt plaatsen met behulp van het logboek, drukt u op de beltoets om de 20 laatstgekozen nummers weer te geven. Ga naar het gewenste nummer of de gewenste naam en druk op de beltoets.
Als u het volume van een actieve oproep wilt aanpassen, gebruikt u de volumetoetsen.
Zie 'Logboek ', p. 94.
Zie 'Nokia-
Als u van een spraakoproep wilt overschakelen naar een video-oproep, selecteert u Opties > Naar video-oproep. Het apparaat beëindigt de spraakoproep en plaatst een video-oproep aan de andere partij.

Een conferentiegesprek voeren

1. Als u een conferentiegesprek wilt voeren, toetst u het nummer van een deelnemer in en drukt u op de beltoets.
2. Als de deelnemer antwoordt, selecteert u Opties >
Nieuwe oproep.
3. Nadat u alle deelnemers hebt gebeld, selecteert u
Opties > Conferentie om de oproepen samen te voegen
tot een conferentiegesprek.
Als u de microfoon van uw apparaat tijdens een oproep wilt dempen, selecteert u Opties > Dempen.
Als u een deelnemer uit het conferentiegesprek wilt verwijderen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties > Conferentie > Deelnemer
verwijd..
Als u onderling met een deelnemer aan het conferentiegesprek wilt overleggen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties >
Conferentie > Privé.

Video-oproepen

Als u een video-oproep wilt verzenden of ontvangen, moet u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden.
Informeer bij uw netwerkoperator of serviceprovider naar de beschikbaarheid en abonnementen. Als de ontvanger een compatibele mobiele telefoon heeft, ziet u tijdens het spreken in real-time videobeelden van deze persoon. De videobeelden die door de camera op uw eigen apparaat worden vastgelegd, worden bij de andere persoon weergegeven. Een video-oproep is alleen mogelijk tussen twee partijen.

Een video-oproep plaatsen

Als u een video-oproep wilt plaatsen, voert u het telefoonnummer in of selecteert u de ontvanger van de video-oproep in Contacten. Selecteer vervolgens Opties >
Bellen > Video-oproep. Als de video-oproep begint, wordt
de camera geactiveerd Is de camera reeds in gebruik, dan wordt het verzenden van videobeelden uitgeschakeld. Als de ontvanger van de oproep geen videobeelden terug wil zenden, wordt in plaats daarvan een afbeelding weergegeven. Deze kunt u instellen in Menu >
Instrumenten > Instell. > Telefoon > Oproep > Afb. in video-oproep.
Als u het verzenden van audio, video, of video en audio wilt uitschakelen, selecteert u Opties > Uitschakelen > Audio
verzenden, Video verzenden of Audio & video vrzndn.
Als u het ontvangen geluid wilt horen via de luidspreker, selecteert u Opties > Luidspreker insch.. Wilt u de luidspreker dempen en het luistergedeelte gebruiken, dan selecteert u Opties > Telefoon insch..
Als u de plaats van de beelden wilt omwisselen, selecteert u
Opties > Beeld wisselen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.84
Als u het beeld op het scherm wilt vergroten of verkleinen, selecteert u Opties > Inzoomen of Uitzoomen.
Als u de video-oproep wilt beëindigen en een nieuwe spraakoproep naar dezelfde ontvanger wilt plaatsen, selecteert u Opties > Naar spraakoproep.

Een video delen

Gebruik Video delen (netwerkdienst) om live video of een videoclip van uw apparaat naar een ander compatibel mobiel apparaat te verzenden tijdens een spraakoproep. Deze functie kan alleen worden gebruikt binnen het bereik van een UMTS-netwerk.
1. Plaats een spraakoproep aan de geselecteerde persoon. Als de oproep is beantwoord en uw apparaat bij een SIP­server is geregistreerd, kunt u een een video delen.
2. Selecteer Opties > Video delen > LiveClip om live video of een videoclip van uw apparaat te verzenden. Als u de clip eerst wilt bekijken, selecteert u Opties >
Afspelen.
3. Selecteer de ontvanger in Contacten, of voer het SIP-adres handmatig in om een uitnodiging te verzenden. Het delen begint automatisch als de ontvanger accepteert.
4. Als u het delen van de video wilt beëindigen, selecteert u
Stop. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.

Een uitnodiging voor video delen ontvangen

Als u een uitnodiging voor video delen ontvangt, wordt er een bericht weergegeven met de naam of het SIP-adres van de beller.
Als u de uitnodiging wilt accepteren en het delen beginnen, selecteert u Accept..
Als u de uitnodiging wilt weigeren, selecteert u Weigeren. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.

Internetoproepen

Selecteer Menu > Communic. > Internettel.. Met uw apparaat kunt u gesprekken via het internet
(netgesprekken) voeren. Uw apparaat zal bij het kiezen van alarmnummers in de eerste plaats gebruikmaken van mobiele netwerken. Als het kiezen van een alarmnummer over een mobiel netwerk niet gelukt is, zal uw apparaat proberen het alarmnummer via uw provider te bellen. Vanwege de gevestigde aard van mobiele telefonie, moet u, indien mogelijk, gebruikmaken van mobiele netwerken om een alarmnummer te bellen. Zorg ervoor dat uw mobiele telefoon ingeschakeld is en gereed is om een nummer te kiezen voordat u een alarmnummer belt, als er dekking van een mobiel netwerk beschikbaar is. De mogelijkheid om via internettelefonie een alarmnummer te bellen, hangt af van de beschikbaarheid van een WLAN-netwerk en de implementatie van alarmoproepmogelijkheden van uw provider. Neem contact op met uw provider om na te gaan
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 85
of het bellen van een alarmnummer via het internet mogelijk is.
Met de dienst voor internetoproepen (netwerkdienst) kunt u oproepen verzenden en ontvangen via internet met de VoIP­technologie (Voice over Internet Protocol). Internetoproepen kunnen worden verzonden tussen twee computers, tussen mobiele telefoons en tussen een VoIP-apparaat en een traditionele telefoon. Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat zich binnen het bereik van een WLAN-netwerk bevinden. De beschikbaarheid van de dienst voor internetoproepen kan per land of regio verschillen.

Een nieuw profiel voor internetoproepen maken

U kunt pas internetoproepen verzenden of ontvangen als u een profiel voor internetoproepen hebt gemaakt.
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > SIP-instellingen > Opties > Nieuw SIP-profiel en voer de vereiste gegevens in. Als u het
aanmelden bij de dienst voor internetoproepen automatisch wilt laten verlopen, selecteert u
Registratie > Altijd aan. Neem voor de juiste
instellingen contact op met uw aanbieder voor internetoproepen.
2. Selecteer Terug totdat u terug bent in de hoofdweergave voor het instellen van de Verbinding.
3. Selecteer Internettelefoon > Opties > Nieuw
profiel. Voer een naam in voor het profiel en selecteer het
SIP-profiel dat u zojuist hebt gemaakt.
Als u wilt instellen welk profiel moet worden gebruikt als u automatisch verbinding maakt met de dienst voor internetoproepen, selecteert u Menu > Communic. >
Internettel. > Voorkeursprofiel.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor internetoproepen, selecteert u in de SIP-instellingen
Registratie > Wanneer nodig als u een profiel voor
internetoproepen maakt.
Vraag uw serviceprovider naar de instellingen voor beveiligde internetoproepen, als u een beveiligde internetoproep wilt maken. De proxyserver die voor het profiel voor internetoproepen is geselecteerd, moet beveiligde internetoproepen ondersteunen. Beveiligde internetoproepen worden aangeduid met
.

Verbinding maken met de dienst voor internetoproepen

Selecteer Menu > Communic. > Internettel.. Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet
uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor internetoproepen. Als u hebt gekozen voor automatisch aanmelden, wordt automatisch verbinding gemaakt met de dienst voor internetoproepen. Als u zich handmatig aanmeldt bij de dienst, selecteert u een beschikbaar netwerk in de lijst en Selecteer.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.86
De lijst met netwerken wordt elke 15 seconden automatisch vernieuwd. Als u de lijst handmatig wilt vernieuwen, selecteert u Opties > Vernieuwen. Gebruik deze optie als uw WLAN-netwerk niet in de lijst staat.
Als u een dienst voor internetoproepn voor uitgaande oproepen wilt selecteren als het apparaat verbinding heeft met meerdere diensten, selecteert u Opties > Service
wijzigen.
Als u nieuwe diensten wilt configureren, selecteert u
Opties > Service configureren. Deze optie wordt alleen
weergegeven als er diensten zijn die nog niet zijn geconfigureerd.
Als u het netwerk wilt opslaan waarmee u momenteel verbinding hebt, selecteert u Opties > Netwerk opslaan. De opgeslagen netwerken worden met een sterretje gemarkeerd in de lijst met netwerken.
Als u met een verborgen WLAN verbinding wilt maken met een dienst voor internetoproepen, selecteert u Opties >
Verborgen netwerk gebr..
Als u de verbinding met een dienst voor internetoproepen wilt verbreken, selecteert u Opties > Verb. met serv.
verbr..

Internetoproepen verzenden

U kunt een internetoproep verzenden vanuit alle toepassingen waarmee u een reguliere spraakoproep kunt verzenden. Ga in Contacten bijvoorbeeld naar het gewenste contact en selecteer Bellen > Internetoproep.
Als u een internetoproep wilt verzenden vanaf het startscherm, voert u het SIP-adres in en drukt u op de beltoets.
Als u een netoproep wilt verzenden naar een adres dat niet met een cijfer begint, drukt u op een willekeurige cijfertoets als het apparaat in de stand-by modus staat en drukt u vervolgens enkele seconden op # om het scherm leeg te maken en over te schakelen van de cijfermodus naar de lettermodus. Toets het adres in en druk op de beltoets.
Als u internetoproepen wilt instellen als het voorkeursoproeptype voor uitgaande oproepen, selecteert u
Menu > Communic. > Internettel. > Opties > Instellingen > Standaardoproeptype > Internetoproep. Als het apparaat verbinding heeft met een
dienst voor internetoproepen, worden alle oproepen verzonden als internetoproepen.

Instellingen voor de dienst voor internetoproepen

Selecteer Opties > Instellingen, ga naar de instellingen van de gewenste dienst en druk op de navigatietoets.
Als u zich automatisch wilt aanmelden bij de dienst voor internetoproepen, selecteert u Login-type >
Automatisch. Als u kiest voor automatisch aanmelden bij
WLAN-netwerken, wordt met enige regelmaat automatisch gezocht naar WLAN-netwerken. Dit gaat ten koste van de batterijcapaciteit en -levensduur.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor internetoproepen, selecteert u Login-type > Handmatig.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 87
Als u de netwerken die u hebt opgeslagen voor de dienst voor internetoproepen en de netwerken die worden gedetecteerd door de dienst voor internetoproepen wilt weergeven, selecteert u Opgeslagen verb. netw..
Als u de dienst-specifieke instellingen wilt definiëren, selecteert u Service-inst. bewerken. Deze optie is alleen beschikbaar als op het apparaat een plug-in is geïnstalleerd die specifiek is voor de dienst.

Snelkeuze

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Oproep > Snelkeuze > Aan.
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een cijfertoets ingedrukt te houden terwijl het startscherm in beeld is.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen, selecteert u Menu > Communic. > Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets (2 - 9) op het scherm en selecteer Opties >
Toewijz.. Selecteer het gewenste nummer in Contacten.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u Opties > Wijzigen.

Oproepen omleiden

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw voicemail of naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Kies of u spraak-, gegevens- of faxoproepen wilt omleiden en maak een keuze uit de volgende opties:
Alle spraakoproepen, Alle gegevensoproepen, of Alle
faxoproepen — Alle inkomende spraak-, gegevens- of
faxoproepen omleiden.
Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als u een
actief gesprek hebt.
Als niet aangenomen — Inkomende oproepen omleiden
als het apparaat gedurende een bepaalde periode is overgegaan. Selecteer in de lijst Wachttijd: hoe lang het apparaat overgaat voordat de oproep wordt omgeleid.
Indien buiten bereik — Oproepen omleiden wanneer
het apparaat is uitgeschakeld of geen netwerkbereik heeft.
Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen
tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen omgeleid als het apparaat bezet is, niet wordt beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar uw voicemail, selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties > Activeren > Naar
voicemailbox.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.88
Als u oproepen wilt doorschakelen naar een ander telefoonnummer, selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties >
Activeren > Naar ander nummer. Voer in het veld Nummer: een nummer in of selecteer Zoeken om een
nummer op te halen dat is opgeslagen in Contactpersonen.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen wilt controleren, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u
Opties > Controleer status.
Als u het omleiden van oproepen wilt beëindigen, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties > Annuleer.

Oproepen blokkeren

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Blokkeren.
U kunt de oproepen die gemaakt of ontvangen kunnen worden met het apparaat blokkeren (netwerkdienst). Als u de instellingen wilt wijzigen, hebt u het blokkeringswachtwoord van uw serviceprovider nodig. Oproepblokkering heeft effect op alle oproepsoorten.
Om oproepen te blokkeren, kunt u de volgende opties selecteren:
Uitgaande oproepen — Spraakoproepen met het
apparaat voorkomen.
Inkomende oproepen — Inkomende oproepen
voorkomen.
Internation. oproepen — Oproepen blokkeren naar het
buitenland.
Ink. opr. in buitenland — Inkomende oproepen
blokkeren van buiten het thuisland.
Int. opr. niet nr vaderl. — Oproepen blokkeren naar het
buitenland, maar oproepen naar het thuisland toestaan.
Als u de status van geblokkeerde spraakoproepen wilt bekijken, selecteert u de optie blokkeren en selecteert u vervolgens Opties > Controleer status.
Als u alle spraakoproepen wilt blokkeren, selecteert u een optie voor blokkeren en selecteert u vervolgens Opties >
Alle blokk. annul..
Selecteer Opties > Blokk. wachtw. wijz. om het wachtwoord te wijzigen dat wordt gebruikt voor het blokkeren van oproepen, faxen en gegevensoproepen. Voer de huidige code in, gevolgd door tweemaal de nieuwe code. Het blokkeringswachtwoord moet uit vier cijfers bestaan. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.

Internetoproepen blokkeren

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. > Telefoon >
Blokkeren > Internetopr. blokkeren.
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt weigeren, selecteert u Anonieme oprpn blokkrn > Aan.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 89

DTMF-tonen verzenden

U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere telefoondiensten te besturen.
Een DTMF-toonreeks verzenden
1. Plaats een oproep en wacht totdat deze wordt beantwoord.
2. Selecteer Opties > DTMF verzenden.
3. Voer de DTMF-toonreeks in of selecteer een vooraf gedefinieerde toonreeks.
Een DTMF-toonreeks aan een contactkaart koppelen
1. Selecteer Menu > Communic. > Contacten. Open een contact en selecteer Opties > Bewerken > Opties >
Detail toevoegen > DTMF.
2. Voer de toonreeks in. Als u een onderbreking van circa 2 seconden tussen de tonen wilt invoegen, voert u een p in. Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat de DTMF­tonen pas worden verzonden nadat u tijdens een oproep
DTMF verzenden hebt geselecteerd, voert u een w in.
3. Selecteer Gereed.

Voicemail

Selecteer Menu > Communic. > Opr.mailbox.
Wanneer u de voicemailtoepassing voor het eerst opent, wordt u gevraagd om het nummer van de voicemail in te voeren.
Als u de voicemail wilt bellen, selecteert u Opties >
Voicemailbox bellen.
Als u internetoproepen in uw apparaat heeft geconfigureerd, en een mailbox heeft voor internetoproepen, dan selecteert u Mlbx vr intrnetoprpn > Opties > Mlbx intrnetopr.
bell. om deze te bellen.
Als u vanaf het startscherm de voicemail wilt bellen, houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op de beltoets. Als u een mailbox voor internetoproepen heeft gedefinieerd, dan selecteert u of u uw voicemail of uw mailbox voor internetoproepen wilt bellen.
Als u het nummer voor de voicemail wilt wijzigen, selecteert u de mailbox en Opties > Nummer wijzigen.
Als u het mailboxadres voor internetoproepen wilt wijzigen, selecteert u de mailbox en Opties > Adres wijzigen.

Gesproken hulp

Selecteer Menu > Instrumenten > Gespr. hulp. De toepassing voor gesproken hulp leest de tekst op het
scherm hardop voor, zodat u de basisfuncties van het apparaat kunt gebruiken zonder op het scherm te kijken.
Als u de items in uw lijst met contacten wilt beluisteren, selecteert u Contacten. Gebruik deze optie niet als u meer dan 500 contacten hebt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.90
Als u informatie over gemiste en ontvangen oproepen, gekozen nummers en herhaalde oproepen wilt beluisteren, selecteert u Rcnte oproepen.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, selecteert u
Voicemailbox.
Als u een telefoonnummer wilt kiezen, selecteert u Bellen.
Als u een oproep wilt doen met behulp van spraakopdrachten, selecteert u Sprkopdrachten.
Als u wilt dat ontvangen berichten worden voorgelezen, selecteert u Berichtlezer.
Als u de huidige tijd wilt horen, selecteert u Klok. Als u de huidige datum wilt horen, navigeert u omlaag.
Als de toepassing Gesproken hulp geopend is terwijl een agenda-alarm moet worden gegeven, wordt de inhoud van het alarm voorgelezen.
Als u meer opties wilt horen, selecteert u Opties.

Spraakopdrachten

Selecteer Menu > Instrumenten > Spraakopdr.. U kunt spraakopdrachten gebruiken voor het plaatsen van
oproepen en het openen van toepassingen, profielen en andere functies van het apparaat.
Het apparaat maakt een spraaklabel voor de items in Contacten en voor de functies die in de toepassing Spraakopdrachten zijn ingesteld. Wanneer een spraaklabel wordt uitgesproken, vergelijkt het apparaat de gesproken woorden met de spraaklabels in het apparaat.
Spraakopdrachten zijn niet afhankelijk van de stem van de spreker. De spraakherkenning van het apparaat past zich echter wel aan de stem van de hoofdgebruiker aan om spraakopdrachten beter te herkennen.

Een oproep plaatsen

Een spraaklabel voor een contact is de naam of bijnaam die opgeslagen is bij het contact in Contacten.
Opmerking: Het gebruik van spraaklabels kan
moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder alle omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels afhankelijk bent.
Als u een spraaklabel wilt beluisteren, opent u een contact en selecteert u Opties > Sprklabel afspelen.
1. Houd de spraaktoets ingedrukt als u met behulp van een spraakopdracht wilt bellen.
2. Als u de toon hoort of het sein op het scherm verschijnt, spreekt u duidelijk de naam in die is opgeslagen bij een contact.
3. Het apparaat speelt een gesynthetiseerde spraaklabel af voor het contact dat herkend is in de geselecteerde taal van het apparaat, en geeft de naam en het nummer weer. Na een stilte van 1,5 seconde draait het apparaat het nummer. Als het contact niet goed herkend was, selecteert u Volgende om een lijst te zien van andere contacten die overeenkomen of Stoppen om de oproep te beëindigen.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 91
Als er verschillende nummers bij het contact opgeslagen zijn, zal het apparaat het standaardnummer kiezen, als dat is ingesteld. Anders selecteert het apparaat het eerste beschikbare nummer in de volgende velden: Mobiel,
Mobiel (thuis), Mobiel (werk), Telefoon, Telefoon (thuis) en Tel. (werk).

Een toepassing starten

Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen die zijn ingesteld in de toepassing Spraakopdrachten.
Als u een toepassing wilt starten met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam van de toepassing duidelijk uit. Als de herkende toepassing niet correct is, selecteert u Volgende om een lijst met andere overeenkomsten weer te geven of Stoppen om te annuleren.
Als u meer toepassingen wilt toevoegen aan de lijst, selecteert u Opties > Nieuwe toepassing.
Als u de spraakopdracht van een toepassing wilt wijzigen, selecteert u Opties > Opdracht wijzigen en voert u de nieuwe opdracht in.

Profielen wijzigen

Het apparaat maakt voor elk profiel een spraaklabel. Als u een profiel wilt inschakelen met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam van het profiel uit.
Als u de spraakopdracht wilt wijzigen, selecteert u
Profielen > Opties > Opdracht wijzigen.

Instellingen voor spraakopdrachten

Als u de synthesizer wilt uitschakelen die in de taal van het geselecteerde apparaat herkende spraakopdrachten afspeelt, selecteert u Opties > Instellingen >
Synthesizer > Uit.
Als u het leren van stemherkenning opnieuw wilt instellen wanneer de hoofdgebruiker van het apparaat is gewijzigd, selecteert u Spraakaanp. verwijderen.

PTT (Push to Talk)

Selecteer Menu > Communic. > P2T. PTT (Push to Talk; netwerkdienst) maakt met een druk op de
knop rechtstreekse spraakcommunicatie mogelijk. Met PTT kunt u uw apparaat als portofoon gebruiken.
U kunt met PTT een gesprek voeren met één persoon of met een groep, of u kunt zich aanmelden bij een kanaal. Een kanaal is vergelijkbaar met een chatruimte: u kunt bij het kanaal inbellen om te zien of er iemand online is. Inbellen bij het kanaal resulteert niet in een melding aan andere deelnemers. Deelnemers bellen gewoon bij het kanaal in en beginnen met elkaar te praten.
Bij PTT-communicatie spreekt één persoon terwijl de anderen luisteren via de ingebouwde luidspreker. Deelnemers kunnen om de beurt op elkaar reageren. Omdat er slechts één deelnemer tegelijk aan het woord kan zijn, is de maximale spreektijd beperkt. Neem contact op met uw
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.92
serviceprovider voor informatie over de lengte van de spreektijd in uw netwerk.

P2T-instellingen

Selecteer Opties > Instellingen en
Gebruikersinstellingen om uw voorkeuren voor P2T op te
geven of Verbindingsinstellingen om de verbindingsgegevens te wijzigen. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Tip: Het is ook mogelijk dat u de instellingen ontvangt in een speciaal SMS-bericht van de provider van de P2T­dienst.
de lijst en drukt u op de spraaktoets. Tijdens de oproep moet u het apparaat voor u houden zodat u het scherm kunt zien. Op het scherm kunt u zien wanneer u aan de beurt bent om te spreken. Spreek in de richting van de microfoon en bedek de luidspreker niet met uw handen. Houd de spraaktoets ingedrukt zolang u aan het woord bent. Als u bent uitgesproken, laat u de toets los.
Druk op de eindetoets om de P2T-oproep te beëindigen.
Wanneer u een P2T-oproep ontvangt, drukt u op de beltoets om de oproep te beantwoorden of op de eindetoets om de oproep te weigeren.

Geplaatste P2T-oproepen

Aanmelden bij de P2T-dienst

Als u in Toepassing starten de optie
Gebruikersinstellingen hebt ingeschakeld, wordt
automatisch verbinding gemaakt met de dienst wanneer P2T wordt gestart. Als u dit niet hebt gedaan, moet u zich handmatig aanmelden.
Als u zich handmatig bij de P2T-dienst wilt aanmelden, selecteert u Opties > Aanmelden bij P2T.
Wanneer de instelling Beltoontype van het apparaat is ingesteld op Eén piep of Stil, of wanneer er een oproep actief is, kunt u geen P2T-oproepen plaatsen of ontvangen.

Een P2T-oproep plaatsen

Als u een P2T-oproep wilt plaatsen, selecteert u Opties >
Contacten. Vervolgens selecteert u een of meer contacten in
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 93
Selecteer Opties > P2T-logboek > Gemaakte P2T en een oproep.
Als u een P2T-oproep aan een contact wilt plaatsen, selecteert u Opties > 1-op-1 praten.
Als u een contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzenden.
Als u een contact wilt maken, selecteert u Opties > Opslaan
in Contacten.

P2T-contacten beheren

Als u contacten wilt weergeven, toevoegen, wijzigen, verwijderen of oproepen, selecteert u Opties > Contacten. Er wordt een lijst met namen weergeven uit de toepassing Contacten met gegevens over de aanmeldstatus.
Als u een geselecteerd contact wilt oproepen, selecteert u
Opties > 1-op-1 praten.
Als u een groepsoproep wilt plaatsen, selecteert u meerdere contacten en vervolgens Opties > Praten met meerdere.
Als u het contact wilt vragen u te bellen, selecteert u Opties >
Terugbelverz. verzenden.
Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden, selecteert u
Tonen om het terugbelverzoek te openen. Als u een P2T-
oproep aan de afzender wilt plaatsen, drukt u op de spraaktoets.
op Nee als u de toepassing op de achtergrond actief wilt houden.

Logboek

Selecteer Menu > Logboek. In het logboek kunt u informatie bekijken over de
communicatiegeschiedenis van het apparaat. Gemiste en ontvangen oproepen worden alleen geregistreerd als het netwerk deze functies ondersteunt, het apparaat aan staat en zich binnen het bereik van de netwerkdienst bevindt.

Een P2T-kanaal maken

Als u een kanaal wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw
kanaal > Nieuw maken.
Selecteer het kanaal waarbij u zich wilt aanmelden en druk op de spraaktoets.
Als u een gebruiker wilt uitnodigen bij een kanaal, selecteert u Opties > Uitnodiging verzenden.
Als u de actieve deelnemers aan het kanaal wilt weergeven, selecteert u Opties > Actieve leden.
Wanneer u zich aanmeldt bij P2T (Push to Talk), wordt u automatisch verbonden met de kanalen die de laatste keer dat de toepassing werd gesloten, actief waren.

P2T afsluiten

Als u P2T wilt afsluiten, selecteert u Opties > Afsluiten. Selecteer Ja om u af te melden en de dienst te sluiten. Druk

Oproep- en gegevensregisters

Als u onlangs gemiste, ontvangen en gekozen oproepen wilt weergeven, selecteert u Recente opr..
Tip: Als u Gebelde nrs. vanaf het startscherm wilt openen, drukt u op de beltoets.
Als u bij benadering de duur van oproepen naar en van uw apparaat wilt weergeven, selecteert u Duur oproep.
Als u de hoeveelheid gegevens wilt weergeven die tijdens packet-gegevensverbindingen worden overgedragen, selecteert u Packet-ggvns.

Alle communicatie controleren

Open het algemene tabblad Logboek om alle spraakoproepen, SMS-berichten of gegevensverbindingen die het apparaat geregistreerd heeft, te bekijken.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.94
Wilt u gedetailleerde informatie over een communicatiegebeurtenis, dan bladert u ernaartoe en drukt u op de navigatietoets.
Tip: Ondergeschikte gebeurtenissen, zoals een SMS dat in meerdere delen verzonden is, of packet­gegevensverbindingen, worden als één communicatiegebeurtenis aangegeven. Verbindingen met de mailbox, het multimedia-berichtencentrum of webpagina's worden weergegeven als packet­gegevensverbindingen.
Selecteer Opties > Opslaan in Contacten als u het telefoonnummer uit een communicatiegebeurtenis aan Contacten wilt toevoegen, en selecteer het om een nieuwe contact te maken of om het telefoonnummer toe te voegen aan een bestaande contact.
Selecteer Opties > Nummer kopiëren als u het nummer wilt kopiëren, bijvoorbeeld om het in een SMS te plakken.
Selecteer Opties > Filter om één type communicatiegebeurtenis of alle communicatiegebeurtenissen met een andere partij te bekijken, en selecteer het gewenste filter.
Selecteer Opties > Logboek wissen om de inhoud van het logboek, recente oproepgegevens en afleveringsrapporten van berichten permanent te verwijderen.

Bellen en berichten verzenden vanuit het logboek

Als u een beller wilt terugbellen, selecteert u Recente opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gebelde nrs.. Selecteer de beller en Opties > Bellen.
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht, selecteert u Recente opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gebelde nrs.. Selecteer de beller en selecteer Opties >
Ber. opstellen. U kunt tekstberichten en
multimediaberichten verzenden.

Logboekinstellingen

Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen in het logboek moeten worden bewaard, selecteert u Opties >
Instellingen > Duur vermelding log en de tijd. Als u Geen logboek selecteert, wordt de volledige inhoud van het
logboek permanent verwijderd.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 95

Op reis

Hebt u een routebeschrijving nodig? Zoekt u een restaurant? Met de Eseries hebt u alles om te komen waar u wilt zijn.

GPS en satellietsignalen

GPS (Global Positioning System) is een wereldwijd radionavigatiesysteem dat bestaat uit 24 satellieten en hun grondstations waarmee de werking van de satellieten in de gaten wordt gehouden. Het apparaat heeft een interne GPS­ontvanger.
Een GPS-terminal ontvangt zwakke radiosignalen van satellieten en meet hoe lang de signalen onderweg zijn van de satelliet naar de terminal. Op basis van de gemeten 'reistijd' van de signalen kan de GPS-ontvanger de locatie tot op enkele meters nauwkeurig berekenen.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het onderhoud van het systeem. De accuratesse van de locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan veranderingen in het GPS-beleid van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en
kwaliteit van GPS-signalen kunnen negatief worden beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke obstakels en weersomstandigheden. GPS-signalen zijn in gebouwen of onder de grond mogelijk niet beschikbaar en kunnen worden gehinderd door materialen zoals beton en metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Als u verschillende positioneringmethoden, zoals Bluetooth GPS, wilt inschakelen of uitschakelen, selecteert u Menu >
Instrumenten > Instell. > Algemeen > Positiebepaling > Methoden pos.bepaling.
Satellietsignalen
Als uw apparaat geen satellietsignaal kan vinden, zou u het volgende kunnen doen:
Als u zich binnenshuis bevindt, ga dan naar buiten voor
een beter signaal.
Open de schuif van het numerieke toetsenblok als deze is
gesloten.
Als u zich buiten bevindt, ga dan naar een plek met meer
open ruimte.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.96
Controleer of de GPS-antenne van het apparaat niet wordt afgedekt door uw hand.
Slechte weersomstandigheden kunnen de signaalsterkte beïnvloeden.
Het kan enkele seconden tot enkele minuten duren voordat een GPS-verbinding tot stand is gebracht.
Satellietstatus
Als u wilt nagaan hoeveel satellieten het apparaat heeft gevonden en of het apparaat satellietsignalen ontvangt, selecteert u Menu > GPS > GPS-ggvns > Positie >
Opties > Satellietstatus. Als uw apparaat satellieten heeft
gevonden, wordt voor elke satelliet een balk weergegeven in de weergave Satellietinformatie. Hoe langer de balk, hoe sterker het satellietsignaal. Wanneer het apparaat voldoende gegevens van het satellietsignaal heeft ontvangen, wordt de balk zwart.

Instellingen voor positiebepaling

Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Positiebepaling.
Als u een bepaalde methode voor positiebepaling wilt gebruiken om de locatie van uw apparaat te detecteren, selecteert u Methoden pos.bepaling.
Als u een positiebepalingsserver wilt selecteren, selecteert u
Positiebepalingsserver.

Kaarten

Overzicht Kaarten

Selecteer Menu > GPS > Kaarten.
Welkom bij Kaarten. Met Kaarten ziet u wat er zich in de buurt bevindt, kunt u uw
route plannen en wordt u naar uw bestemming begeleid.
Steden, straten en diensten vinden.
De weg vinden met gedetailleerde instructies.
Uw favoriete locaties en routes op uw mobiele apparaat
synchroniseren met de internetdienst van Ovi Kaarten.
Opmerking: Het downloaden van content zoals
kaarten, satellietbeelden, spraakbestanden, gidsen of verkeersinformatie gaat meestal gepaard met de overdracht van grote hoeveelheden gegevens (netwerkdienst).
Sommige diensten zijn mogelijk niet in alle landen beschikbaar en zijn mogelijk uitsluitend beschikbaar in bepaalde talen. De beschikbare diensten kunnen per netwerk verschillen. Neem voor meer informatie contact op met uw netwerkprovider.
Bijna alle digitale cartografie is niet helemaal accuraat en volledig. Vertrouw nooit uitsluitend op de cartografie die u voor dit apparaat hebt gedownload.
Content zoals satellietbeelden, gidsen, informatie over weer en verkeer en verwante diensten worden onafhankelijk van
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 97
Nokia door derden aangeleverd. Deze content kan onjuistheden of omissies bevatten en is mogelijk niet altijd beschikbaar. Vertrouw nooit uitsluitend en volledig op deze content en diensten.

Mijn positie

Uw locatie en de kaart weergeven
Bekijk uw huidige locatie op de kaart en blader door kaarten van verschillende steden en landen.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Mijn positie.
Wanneer de GPS-verbinding actief is, geeft laatst bekende locatie op de kaart aan. Als de kleuren van het pictogram flets zijn, is er geen GPS-signaal beschikbaar.
Als er alleen positiebepaling op basis van cell-ID beschikbaar is, geeft een rode ring om het positioneringspictogram het algemene gebied aan waarin u zich mogelijk bevindt. De nauwkeurigheid van de schatting is hoger in dichtbevolkte gebieden.
Over de kaart schuiven — Gebruik de bladertoets. De kaart is standaard naar het noorden gericht.
Uw huidige of laatst bekende locatie weergeven — Druk op 0.
In- of uitzoomen — Druk op * of #. Als u naar een gebied bladert dat buiten de kaarten op uw
apparaat valt en u een actieve gegevensverbinding hebt, worden er automatisch nieuwe kaarten gedownload.
De kaartdekking verschilt per land en regio.
uw huidige of
Kaartweergave
1 — Geselecteerde locatie 2 — Indicatorgebied 3 — Interessante locatie (PoI - Point of Interest), bijvoorbeeld
een station of museum
4 — Informatiegebied
De weergave van de kaart wijzigen
Bekijk de kaart in verschillende modi, zodat u gemakkelijk kunt vaststellen waar u zich bevindt.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Mijn positie. Druk op 1 en maak uw keuze uit de volgende opties:
Kaart — In de standaardkaartweergave zijn details, zoals
locatienamen of wegnummers, eenvoudig te lezen.
Satelliet — Gebruik satellietbeelden voor een
gedetailleerde weergave.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.98
Omgeving — Overzie in één oogopslag het soort terrein. Dat is bijvoorbeeld handig wanneer u onbestraat terrein doorkruist.
Overschakelen tussen 2D- en 3D-weergave — Druk op 3.
Kaarten downloaden en bijwerken
U kunt kosten voor mobiele overdracht vermijden door de meest recente kaarten en bestanden met gesproken instructies met de toepassing Nokia Ovi Suite naar uw computer te downloaden. Daarna kunt u ze naar uw apparaat overbrengen en daar opslaan.
Ga naar www.ovi.com als u Nokia Ovi Suite op uw compatibele computer wilt downloaden en installeren.
Tip: Sla vóór een reis nieuwe kaarten op uw apparaat op zodat u de kaarten zonder internetverbinding kunt raadplegen wanneer u in het buitenland reist.
Als u ervoor wilt zorgen dat het apparaat geen internetverbinding gebruikt, selecteert u in het hoofdmenu
Opties > Instellingen > Internet > Verbinding > Offline.
Over positiebepalingsmethoden
Kaarten geeft uw locatie op de kaart weer met behulp van positiebepaling op basis van GPS, A-GPS of cel-id.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) is een navigatiesysteem dat wordt gebruikt om uw locatie te berekenen op basis van satellietgegevens. A-GPS (Assisted GPS) is een netwerkdienst die u GPS-gegevens toestuurt om de snelheid en nauwkeurigheid van de positiebepaling te verbeteren.
Wanneer u Kaarten voor de eerste keer gebruikt, wordt u gevraagd een internettoegangspunt te definiëren om kaartgegevens te downloaden of A-GPS te gebruiken.
geeft de beschikbaarheid van de satellietsignalen aan. Eén balk is één satelliet. Wanneer het apparaat naar satellietsignalen zoekt, is de balk geel. Zodra er voldoende gegevens beschikbaar zijn om uw locatie te bepalen, wordt de balk groen. Hoe meer groene balken, hoe betrouwbaarder de locatiebepaling.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het onderhoud van het systeem. De accuratesse van de locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan veranderingen in het GPS-beleid van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en kwaliteit van GPS-signalen kunnen negatief worden beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke obstakels en weersomstandigheden. GPS-signalen zijn in gebouwen of onder de grond mogelijk niet beschikbaar en kunnen worden gehinderd door materialen zoals beton en metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 99
kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Met positiebepaling op basis van cel-id, wordt de positie bepaald met behulp van de antennetoren waarmee uw mobiele apparaat op dat moment verbinding heeft.
Afhankelijk van de beschikbare positiebepalingsmethode kan de nauwkeurigheid van positiebepaling variëren van enkele meters tot enkele kilometers.

Plaatsen zoeken

Een locatie zoeken
Kaarten helpt u specifieke locaties en soorten bedrijven te vinden die u zoekt.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Plaatsen zoeken.
1. Voer zoektermen in, zoals een adres of postcode.
Selecteer Wissen om het zoekveld te wissen.
2. Selecteer Start.
3. Ga in de lijst met voorgestelde mogelijkheden naar het
gewenste item. Selecteer Kaart als u de locatie op de kaart wilt weergeven.
Als u de andere locaties van de lijst met zoekresultaten op de kaart wilt bekijken, gebruikt u de bladertoets om omhoog en omlaag te bladeren.
Terugkeren naar de lijst met voorgestelde plaatsen — Selecteer Lijst.
Andere soorten plaatsen in de buurt zoeken — Selecteer
Door categorieën bladeren en een categorie, zoals
winkelen, accommodatie of transport.
Als geen zoekresultaten worden gevonden, controleert u of de spelling van de zoektermen correct is. Problemen met de internetverbinding kunnen de resultaten tijdens online zoeken ook beïnvloeden.
Als u kosten voor gegevensoverdracht wilt vermijden, kunt u zoekresultaten ook zonder actieve internetverbinding verkrijgen als u kaarten van het zoekgebied op uw apparaat hebt opgeslagen.
Locatiedetails weergeven
Indien beschikbaar meer detailgegevens weergeven van een specifieke locatie of plaats, bijvoorbeeld een hotel of restaurant.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten en Mijn positie.
Details van een plaats weergeven — Selecteer een plaats, druk op de bladertoets en selecteer Details weergeven.

Plaatsen en routes beheren

Plaatsen en routes opslaan
Sla adressen, interessante plaatsen en routes op, zodat deze later snel opnieuw kunnen worden gebruikt.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten.
Een plaats opslaan
1. Selecteer Mijn positie.
2. Ga na ar de loc atie . U kun t naar een adres of plaats zoeken
door Zoeken te selecteren.
3. Druk op de bladertoets.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.100
Loading...