het einde van de levensduur van het product. Dit geldt voor het apparaat, maar ook voor alle toebehoren die van dit symbool zijn voorzien. Bied deze producten niet aan bij het gewone
huisvuil.
handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Nokia tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd (c) 1998-2004. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
US Patent No 5818437 and other pending patents. T9 text input software Copyright (C) 1997-2004. Tegic Communications, Inc. All rights reserved.
Includes RSA BSAFE cryptographic or security protocol software from RSA Security.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) for personal and noncommercial use in connection with information which has been encoded in compliance with
the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in connection with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license
is granted or shall be implied for any other use. Additional information, including that related to promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See http://
www.mpegla.com.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is geëncodeerd volgens de visuele norm
MPEG-4 door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder
is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden,
intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de
producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de
nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de
verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.
EXPORTBEPALINGEN
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de V.S. en andere landen. Ontwijking in strijd met de
wetgeving is verboden.
9241276/Uitgave 4
Hierbij verklaart, NOKIA CORPORATION, dat het toestel RM-49 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn
1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website:http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
De doorgestreepte container wil zeggen dat het product binnen de Europese gemeenschap voor gescheiden afvalverzameling moet worden aangeboden aan
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid.......................................................................6
Informatie over het apparaat................................................................6
Informatie over de batterij.....................................................96
Voor uw veiligheid
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding
voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw
eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN VLIEGTUIGEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Draadloze apparatuur kan storingen veroorzaken in vliegtuigen.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik het apparaat niet in een benzinestation. Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Gebruik het apparaat niet waar explosieven worden gebruikt.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Gebruik het apparaat alleen in de normale positie zoals in de productdocumentatie wordt uitgelegd. Raak de antennes niet onnodig
aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS
Maak een back-up of een gedrukte kopie van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding bij het apparaat te raadplegen voor uitgebreide
veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoonfunctie van het apparaat ingeschakeld en operationeel is. Druk zo vaak als nodig is op de ophangtoets om
het scherm leeg te maken en terug te keren naar het startscherm. Toets het alarmnummer en druk op de oproeptoets. Geef op waar
u zich bevindt. Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.
Informatie over het apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het EGSM900/1800/1900, UMTS
2100-netwerk. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig de privacy en legitieme rechten van anderen.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel
het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
NETWERKDIENSTEN
Om de telefoon te kunnen gebruiken, moet u zijn aangemeld bij een aanbieder van draadloze diensten. Veel van de functies van dit apparaat
zijn afhankelijk van de functies die beschikbaar zijn in het draadloze netwerk. Deze netwerkdiensten zijn mogelijk niet in alle netwerken
beschikbaar. Het kan ook zijn dat u specifieke regelingen moet treffen met uw serviceprovider voordat u de netwerkdiensten kunt gebruiken.
Mogelijk krijgt u van uw serviceprovider extra instructies voor het gebruik van de diensten en informatie over de bijbehorende kosten. Bij
sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken
geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden
deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook speciaal geconfigureerd zijn. Deze configuratie kan
menunamen, de menuvolgorde en symbolen betreffen. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Sommige functies van dit apparaat, zoals MMS,
browsen, e-mail en downloaden van inhoud via de browser of via MMS, vereisen netwerkondersteuning voor deze technologieën.
Toebehoren, batterijen en laders
Controleer het modelnummer van uw lader voordat u deze bij dit apparaat gebruikt. Dit apparaat is bedoeld voor gebruik met de volgende
voedingsbronnen: LCH-12, ACP-12 en AC-1.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en toebehoren die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit model. Het
gebruik van alle andere types kan de goedkeuring of garantie doen vervallen en kan gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbaarheid van goedgekeurde accessoires. Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u toebehoren
losmaakt.
Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen bevatten. Houd ze buiten het bereik van kleine kinderen.
Opmerking: Het kan zijn dat uw serviceprovider heeft verzocht om bepaalde functies in uw apparaat uit te schakelen
of niet te activeren. In dat geval worden deze functie niet in het menu weergegeven. Verder is uw apparaat mogelijk
speciaal geconfigureerd voor uw netwerkoperator. Deze configuratie kan wijzigingen in pictogrammen, menunamen
en de volgorde van de menu's tot gevolg hebben. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Modelnummer: Nokia E60-1
Hierna aangeduid als Nokia E60.
De SIM-kaart en de batterij plaatsen
Houd alle SIM-kaarten buiten bereik van kleine kinderen. Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart voor informatie over het
gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider, netwerkoperator of een andere leverancier zijn.
1. Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht. Druk op de achtercover en schuif deze in de richting van de pijl.
2. Als de batterij is geïnstalleerd is, tilt u de batterij uit het batterijcompartiment in de richting van de pijl.
3. U kunt de SIM-kaarthouder ontgrendelen door deze eerst in de richting van de pijl te schuiven (1) en vervolgens omhoog te
tillen (2). Plaats de SIM-kaart in de SIM-kaartsleuf (3). Zorg ervoor dat de afgeschuinde hoek van de SIM-kaart omhoog wijst
en dat de contactpunten op de kaart naar het apparaat toe zijn gericht. Laat de SIM-kaarthouder zakken (4) en schuif de
houder verder totdat deze vastklikt (5).
4. U plaatst de batterij door de contactpunten van de batterij uit te lijnen met de bijbehorende aansluitingen in het
batterijcompartiment, waarna u de batterij in de richting van de pijl plaatst en de batterij voorzichtig vastklikt.
5. Druk de klemmetjes van de achtercover in de openingen en schuif de cover op zijn plaats.
In plaats van een SIM-kaart kunt u ook gebruikmaken van een USIM-kaart. Deze uitgebreide variant van de SIM-kaart wordt
ondersteund door mobiele UMTS-telefoons (netwerkdienst). Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie en
instellingen.
Een geheugenkaart plaatsen
Als u een geheugenkaart hebt, volgt u de aanwijzingen om deze te plaatsen.
Zie 'Geheugen', p. 15.
1. U opent het compartiment voor de geheugenkaart door het klepje open te maken in de richting van de pijl (1).
2. Plaats de geheugenkaart in de geheugenkaartsleuf (2). Zorg ervoor dat de afgeschuinde hoek van de geheugenkaart in de
richting van het apparaat wijst en dat de contactpunten naar boven zijn gericht.
.
3. Sluit het klepje van de geheugenkaartsleuf.
Belangrijk: Verwijder de MMC-kaart niet op het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de kaart
wordt gebruikt. Wanneer u de kaart tijdens een dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan de
geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
De batterij opladen
1. Sluit de lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de netvoedingskabel aan op de onderzijde van het apparaat. De batterij-indicator wordt actief in het display. Als de
batterij helemaal leeg is, kan het enkele minuten duren voordat de indicator wordt weergegeven. Tijdens het opladen kan
het apparaat gewoon worden gebruikt.
3. Als de batterij volledig is opgeladen, stopt de batterij-indicator. Maak de lader los van het apparaat voordat u de lader uit
het stopcontact haalt.
Het apparaat inschakelen
1. U schakelt het apparaat in door op de aan/uit-toets te drukken.
2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code (of UPIN-code als u een USIM-kaart gebruikt) of een blokkerings- of beveiligingscode,
voert u de code in en selecteert u OK.
3. U schakelt het apparaat uit door op de aan/uit-toets te drukken.
Tip: Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen
voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u
contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen of gebruikt u de toepassing Instelwizrd.
Het apparaat kan worden gebruikt zonder de van het netwerk afhankelijke telefoonfuncties wanneer er geen SIM-kaart is
geplaatst of wanneer het profiel Offline is geselecteerd.
In de afbeelding wordt de locatie van de aan/uit-toets weergegeven.
Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, het apparaat weer inschakelt nadat de batterij is leeggeraakt of lange tijd
uit het apparaat verwijderd is geweest, wordt u gevraagd de stad waar u verblijft, de tijd en de datum in te voeren. U kunt de
instellingen naderhand altijd wijzigen.
1. Selecteer in de lijst de stad waar u verblijft en selecteer OK. Als u wilt zoeken naar een stad, typt u de eerste letters van de
naam van die stad of gaat u met behulp van de joystick naar de naam. Het is belangrijk dat u de juiste stad selecteert, omdat
geplande agenda-items die u opgeeft kunnen veranderen als de nieuwe stad zich in een andere tijdzone bevindt.
2. Stel de tijd in en selecteer OK.
3. Stel de datum in en selecteer OK.
Toetsen en onderdelen
1 — Aan/uit-toets
2 — Geïntegreerde luidspreker
3 — Display
4 — Joystick. Druk op de joystick om een selectie te openen. Gebruik de joystick om naar links, naar rechts, omhoog en omlaag
over het display te bewegen.
5 — Rechterselectietoets. Druk op een van de twee selectietoetsen om de functie uit te voeren die boven de selectietoets wordt
weergegeven in het display.
6 — Eindetoets. Druk op de eindetoets om een oproep te weigeren, actieve gesprekken en gesprekken in de wachtstand te
beëindigen. Door de eindetoets ingedrukt te houden beëindigt u gegevensverbindingen (GPRS, gegevensoproep).
7 — Wistoets
8 — Menu-toets. Druk op de Menu-toets om de toepassingen in het apparaat te openen. Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt
een lijst met de actieve toepassingen weergegeven en kunt u van toepassing wisselen. In deze gebruikershandleiding betekent
"selecteer Menu" dat u op deze toets drukt.
9 — Geheugenkaartsleuf
10 — Internettoets. Houd de toets ingedrukt vanuit de standby-modus om op internet te surfen.
11 — Microfoon. Bedek de microfoon tijdens het telefoneren niet met uw hand.
12 — Pop-Port™. Aansluiting voor de USB-gegevenskabel, hoofdtelefoon en hoorapparaat.
13 — Aansluiting lader
14 — Infraroodpoort
15 — Wijzigtoets
16 — Beltoets
17 — Linkerselectietoets. Druk op een van de twee selectietoetsen om de functie uit te voeren die boven de selectietoets wordt
weergegeven in het display.
18 — Spraaktoets/DVS-toets (drukken-voor-spreken)
19 — Volumetoetsen
20 — Luistergedeelte
21 — Lichtsensor
Wanneer het toetsenslot is ingeschakeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Met behulp van de toetsblokkering voorkomt u dat de toetsen op het apparaat per ongeluk worden ingedrukt.
Als u de toetsen wilt vergrendelen in de standby-modus, drukt u op de linkerselectietoets en op *. Als u de
toetsen wilt vrijgeven, drukt u nogmaals op de linkerselectietoets en op *.
Tip: Als u de toetsen wilt vergrendelen in de Menu of vanuit een geopende toepassing, houdt u de
aan/uit-toets kort ingedrukt en selecteert u Toetsblk. blokkeren. Als u de toetsen wilt vrijgeven, drukt
u op de linkerselectietoets en op *.
U kunt het apparaat in de standby-modus ook vergrendelen met behulp van de blokkeringscode. Druk op de
aan/uit-toets, selecteer Blokkeer telefoon en voer de blokkeringscode in. Als de blokkeringscode cijfers bevat,
houdt u # ingedrukt om over te schakelen naar de cijfermodus. De code is standaard ingesteld op 12345. Als
u het apparaat wilt vrijgeven, drukt u op de linkerselectietoets, voert u de beveiligingscode in en selecteert
u .
Aansluitingen
Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief
worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Pop-Port-aansluiting voor hoofdtelefoon en
andere toebehoren
Aansluiting voor batterijlader
Antennes
Uw apparaat heeft twee interne antennes.
Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met beide antennes te worden
vermeden als het apparaat is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de
gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is. U kunt de
prestaties van de antenne en de gesprekstijd van het apparaat optimaliseren door het antennegebied tijdens een
gesprek niet aan te raken.
De afbeelding toont de positie voor normaal gebruik tegen het oor voor spraakoproepen.
Het display
Het display kan een klein aantal ontbrekende, heldere of verkeerd gekleurde beeldpunten (dots) bevatten. Dit is kenmerkend
voor dit type display. Sommige displays kunnen pixels of dots bevatten die altijd in- of uitgeschakeld blijven. Dit is normaal en
geen fout in het ontwerp.
U kunt het beeld in het display van het apparaat draaien van staand naar liggend.
Selecteer Menu > Draaien. U kunt het beeld ook draaien door de menutoets ingedrukt te houden en vervolgens Draaien te
selecteren in het venster voor beeldrotatie.
Telkens wanneer u Draaien selecteert, wordt het beeld 90 graden rechtsom gedraaid van staand naar liggend en weer naar
staand.
Tip: Het venster voor beeldrotatie geeft Draaien weer totdat u het apparaat uitschakelt of de optie uitschakelt en de
toepassing afsluit met de wistoets.
Standby-modi
Het apparaat kent twee verschillende standby-modi: standby-modus en actieve standby-modus.
Actieve standby-modus
Nadat u het apparaat hebt ingeschakeld en het apparaat klaar is voor gebruik en als u nog geen tekens hebt ingevoerd of
selecties hebt gemaakt, bevindt het apparaat zich in de actieve standby-modus. In de actieve standby-modus worden uw
serviceprovider en netwerk weergegeven, evenals symbolen, bijvoorbeeld voor alarmsignalen en voor toepassingen die u snel
wilt openen.
Als u toepassingen wilt selecteren om deze te kunnen openen vanuit actieve standby, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. >
Telefoon > Standby-modus > Toepass. standby. Ga naar de verschillende snelkoppelingsinstellingen en druk op de joystick. Ga
naar de gewenste toepassing en druk op de joystick.
Als u de basisstandby-modus wilt gebruiken, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus > Actief
standby > Uit.
In de actieve standby-modus kunt u berichten in een berichtenmap weergeven, zoals uw inbox of mailbox. Selecteer Menu >
Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus en de mappen in Mailbox voor actief standby.
Tip: Bovendien worden verschillende meldingen weergegeven, bijvoorbeeld over gemiste oproepen, ongelezen
berichten of voicemails in de actieve standby-modus. Via deze meldingen krijgt u meteen een overzicht van de
communicatiestatus van uw apparaat. Selecteer de plug-ins in Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-
modus > Plug-ins voor actief standby. De beschikbare plug-ins kunnen verschillen.
Standby-modus
In de standby-modus wordt allerlei informatie weergegeven, zoals uw serviceprovider, de tijd en verschillende indicatoren,
bijvoorbeeld voor alarmsignalen.
De afbeelding laat het display in de standby-modus zien.
In de standby-modus kunt u de volgende snelkoppelingen gebruiken. Deze snelkoppelingen zijn gewoonlijk niet beschikbaar
in de actieve standby-modus, waarin de joystick wordt gebruikt om te bladeren.
Druk op de beltoets om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven. Ga naar een nummer of naam en druk nogmaals
op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt.
Druk de joystick naar rechts om agenda-items weer te geven.
Druk de joystick naar links om tekstberichten te schrijven en te verzenden.
Als u de lijst met contacten wilt openen, drukt u op de joystick.
Als u een ander profiel wilt instellen, drukt u kort op de aan/uit-toets, gaat u naar het gewenste profiel en drukt u op de joystick
om het profiel te activeren.
Als u Diensten wilt openen en verbinding wilt maken met internet, drukt u op 0.
Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus.
Display-indicatoren
Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk. De balk naast het pictogram geeft de signaalsterkte van het netwerk op
uw huidige locatie aan. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk (netwerkdienst). De balk naast het pictogram geeft de signaalsterkte
van het netwerk op uw huidige locatie aan. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de batterij opgeladen is.
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe mailbox.
U hebt een of meer oproepen gemist.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator knippert, probeert uw apparaat verbinding te maken met het andere
apparaat of is er sprake van een verbroken verbinding.
Er is een GPRS- of EGPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een GPRS- of EGPRS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een GPRS- of EGPRS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een UMTS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
Het apparaat is ingesteld op zoeken naar een wireless LAN. Er is een wireless LAN beschikbaar.
Er is een niet-gecodeerde wireless LAN-verbinding actief in een netwerk.
Er is een gecodeerde wireless LAN-verbinding actief in een netwerk.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op een pc.
Een gegevensoproep is actief.
IP-passthrough is actief.
en Geeft aan welke telefoonlijn is geselecteerd als u een abonnement voor twee telefoonlijnen hebt (netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer doorgeschakeld.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het apparaat.
Er is een hoorapparaat aangesloten op het apparaat.
Er is een Teksttelefoon aangesloten op het apparaat.
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
U kunt het volume tijdens een gesprek regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Bij gebruik van de luidspreker kunt u het volume regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Tekst invoeren
Gewone tekstinvoer
Als u de gewone tekstinvoer gebruikt, wordt rechtsboven in het display weergegeven.
en geven aan welke modus is ingeschakeld. geeft aan dat de eerste letter van het woord een hoofdletter wordt
en de andere letters automatisch kleine letters, geeft de cijfermodus aan.
• Druk herhaaldelijk op een van de cijfertoetsen 1-9 totdat het gewenste teken verschijnt. Op de cijfertoetsen staan niet alle
tekens afgebeeld die onder een toets beschikbaar zijn.
• Houd een cijfertoets ingedrukt om het desbetreffende cijfer in te voegen.
• Houd # ingedrukt om te schakelen tussen letters en cijfers.
• Als de volgende letter zich op dezelfde toets als de huidige letter bevindt, wacht u totdat de cursor wordt weergegeven en
voert u de letter in.
• Als u een teken wilt wissen, drukt u op de wistoets. Houd de wistoets ingedrukt als u meerdere tekens wilt wissen.
• De meestgebruikte leestekens zijn beschikbaar onder de cijfertoets 1. Druk herhaaldelijk op 1 totdat het gewenste leesteken
wordt weergegeven. Druk op * om een lijst met speciale tekens weer te geven. Navigeer met de joystick door de lijst en
selecteer een teken.
• Als u een spatie wilt invoeren, drukt u op 0. Als u de cursor naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u driemaal op 0.
• Als u wilt schakelen tussen de verschillende tekenmodi, drukt u op #.
Tekstinvoer met tekstvoorspelling
1. Als u tekstinvoer met tekstvoorspelling wilt inschakelen, drukt u op de wijzigtoets en selecteert u Tekstvoorspelling aan.
Hiermee schakelt u tekstinvoer met tekstvoorspelling in voor alle editors in het apparaat. Als u tekstinvoer met
tekstvoorspelling gebruikt, wordt het symbool rechtsboven in het display weergegeven.
2. Voer het gewenste woord in met de toetsen 2-9. Druk eenmaal op een toets voor elke letter.
3. Als u het woord hebt ingetoetst en het resultaat klopt, bevestigt u dit door de joystick naar rechts te drukken, of druk op 0
om een spatie toe te voegen.
Als het woord onjuist is, drukt u herhaaldelijk op * om de overeenkomsten in het woordenboek een voor een weer te geven.
Als het teken ? achter een woord wordt weergegeven, bevindt het woord dat u wilde invoeren zich niet in het woordenboek.
Als u een woord aan de woordenlijst wilt toevoegen, selecteert u Spellen. Voer het woord (maximaal 32 tekens) in via gewone
tekstinvoer en selecteer OK. Het woord wordt toegevoegd. Als het woordenboek vol is, wordt het oudste woord vervangen
door het nieuwe.
4. Toets het volgende woord in.
Tip: Als u tekstinvoer met tekstvoorspelling wilt in- of uitschakelen, drukt u tweemaal kort op #.
Typ het eerste deel van een samenstelling en bevestig dit door de joystick naar rechts te drukken. Typ het laatste deel van het
samengestelde woord. Voltooi het samengestelde woord door een spatie in te voeren met 0.
Druk op de wijzigtoets en selecteer Tekstvoorspelling > Uit als u tekstinvoer met tekstvoorspelling voor alle editors in het
apparaat wilt uitschakelen.
Tekst naar het klembord kopiëren
1. Houd de wijzigtoets ingedrukt om letters en woorden te selecteren. Druk de joystick tegelijkertijd in de gewenste richting
om een woord, zin of regel te markeren. Alle tekst die u op deze manier selecteert, wordt gemarkeerd.
2. Kopieer de tekst naar het klembord door de wijzigtoets ingedrukt te houden en Kopiëren te selecteren. Plak de tekst in een
document door de wijzigtoets ingedrukt te houden en Plakken te selecteren.
Invoertaal wijzigen
Als u tekst invoert, bijvoorbeeld in een notitie of een bericht, kunt u de invoertaal wijzigen. Als u de invoertaal wijzigt, hebt u
toegang tot verschillende tekens wanneer u meermalen op dezelfde toets drukt om een bepaald teken te selecteren.
Als u bijvoorbeeld tekst invoert in een ander alfabet dan het Latijnse en u wilt Latijnse tekens invoeren voor een webadres,
selecteert u Opties > Invoertaal en een invoertaal met een Latijns alfabet om toegang krijgen tot de Latijnse tekens.
Geheugen
Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt opslaan of toepassingen kunt installeren: apparaatgeheugen en
verwijderbaar geheugen.
Verwijderbaar geheugen
Verwijderbaar geheugen is gegevensopslag die niet in het apparaat is geïntegreerd, zoals een SIM-kaart of een geheugenkaart.
Een SIM-kaart bevat verschillende soorten informatie, zoals informatie over de netwerkoperator en contacten. Een
geheugenkaart kan dienen als externe opslag voor softwaretoepassingen, afbeeldingen, muziek, contacten, tekst of
elektronische gegevens. Er zijn geheugenkaarten met hoge capaciteit beschikbaar.
Apparaatgeheugen
Geheugen dat in uw apparaat is geïntegreerd, is een dynamische geheugen-'pool' die door vele toepassingen wordt gedeeld.
De hoeveelheid beschikbaar intern geheugen varieert, maar is gelimiteerd tot het maximum van de fabrieksinstelling. De
gegevens die in het apparaat zijn opgeslagen, zoals softwaretoepassingen, afbeeldingen en muziek, maken gebruik van het
interne geheugen.
Apparaatgeheugen controleren
Selecteer Menu > Opties > Gegevens geheugen.
U kunt zien hoeveel geheugen er momenteel in gebruik is, hoeveel vrij geheugen er overblijft en hoeveel geheugen in beslag
wordt genomen door elk gegevenstype. U kunt bijvoorbeeld zien hoeveel geheugen uw e-mail, tekstdocumenten of agendaitems in beslag nemen.
Als u wilt schakelen tussen informatie over het apparaatgeheugen en informatie over de geheugenkaart, selecteert u Gegevens
geheugen > Geheugen of Gegevens geheugen > Geheugenkaart.
Tip: Om te voorkomen dat de hoeveelheid geheugen te klein wordt, is het raadzaam om regelmatig gegevens te
verwijderen of deze naar een geheugenkaart of pc over te brengen.
Geheugenkaart
Uw Nokia-apparaat ondersteunt het bestandssysteem FAT12, FAT16 en FAT32 voor geheugenkaarten. Als u een geheugenkaart
in uw Nokia-apparaat formatteert, worden alle gegevens op de geheugenkaart permanent gewist en wordt het
bestandssysteem ingesteld op FAT16.
Het is raadzaam om de gegevens in het apparaatgeheugen regelmatig naar de geheugenkaart te kopiëren. U kunt de gegevens
later op het apparaat herstellen. Als u een back-up van het apparaatgeheugen wilt maken op een geheugenkaart, selecteert u
Menu > Instrumenten > Geheugenkaart > Opties > Reservekopie. Als u de informatie wilt terugzetten van de geheugenkaart
naar het apparaatgeheugen, selecteert u Menu > Instrumenten > Geheugenkaart > Opties > Herst. vanaf kaart.
Verwijder de geheugenkaart niet terwijl een bewerking plaatsvindt. Als de kaart midden in een bewerking wordt verwijderd,
kan dit schade toebrengen aan het apparaat, de geheugenkaart en de gegevens op de kaart.
Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor het
apparaat of is het bestandssysteem op de kaart beschadigd.
Tip: U kunt een geheugenkaart installeren en verwijderen zonder de batterij te verwijderen of het apparaat uit te
schakelen.
RS-MMC
In dit apparaat wordt een multimediakaart (MMC-kaart) gebruikt van het type Reduced Size Dual Voltage (1,8/3.0V).
Gebruik alleen multimediakaarten met tweevoudig voltage als u verzekerd wilt zijn van compatibiliteit tussen de onderdelen.
Informeer bij de fabrikant of leverancier van de multimediakaart naar de compatibiliteit van de kaart. Gebruik alleen
compatibele multimediakaarten voor dit apparaat. Andere geheugenkaarten, zoals grote SD-kaarten (Secure Digital) passen
niet in de MMC-sleuf en zijn niet compatibel met dit apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart gebruikt, kan schade
ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de incompatibele kaart zijn opgeslagen,
beschadigd raken. Houd alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Een geheugenkaart gebruiken
Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugenkrt > Opties en selecteer de volgende opties:
• Geh.krt verwijderen — De geheugenkaart veilig verwijderen
• Reservekopie — Een back-up op uw geheugenkaart maken van belangrijke gegevens, zoals uw agenda-items of contacten.
• Herst. vanaf kaart — De back-up van de geheugenkaart naar het apparaat terugzetten.
• Geh.kaart formatt. — Een geheugenkaart voor het apparaat formatteren.
• Naam geh.kaart — De naam van de geheugenkaart wijzigen.
• Wachtw. instellen — Een wachtwoord voor de geheugenkaart maken.
• Gegevens geheugen — Het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens bekijken.
Een geheugenkaart formatteren
Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan alle gegevens op de kaart definitief verloren. Raadpleeg uw leverancier
om te achterhalen of u de geheugenkaart moet formatteren voor het eerste gebruik. Als u een geheugenkaart wilt formatteren,
selecteert u Opties > Geh.kaart formatt.. Voer na het formatteren een naam in voor de geheugenkaart.
Beveiliging geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een wachtwoord om onbevoegd gebruik te voorkomen. Als u een wachtwoord wilt
instellen, selecteert u Opties > Wachtw. instellen. Het wachtwoord kan acht tekens lang zijn en is hoofdlettergevoelig. Het
wachtwoord wordt opgeslagen in het apparaat. U hoeft het niet opnieuw in te voeren zolang u de geheugenkaart in hetzelfde
apparaat gebruikt. Als u de geheugenkaart in een ander apparaat gebruikt, wordt naar het wachtwoord gevraagd. Niet alle
geheugenkaarten ondersteunen beveiliging met een wachtwoord.
Als u het wachtwoord voor de geheugenkaart wilt verwijderen, selecteert u Opties > Wachtw. verw.. Wanneer u het wachtwoord
verwijdert, zijn de gegevens op de geheugenkaart niet beveiligd tegen onbevoegd gebruik.
Een geheugenkaart deblokkeren
Als u een geblokkeerde geheugenkaart wilt openen, selecteert u Opties > Geh.kaart deblokk.. Voer uw wachtwoord in.
Cd-rom
De cd-rom in het verkooppakket is compatibel met Windows 98 Tweede editie, Windows ME, Windows 2000 en Windows XP.
U kunt Nokia PC Suite installeren vanaf de cd-rom. Nokia PC Suite kan alleen worden gebruikt met Windows 2000 en Windows
XP.
Ondersteuning en contactgegevens Nokia
Ga naar www.nokia.com/support of naar de Nokia-website voor uw land voor de nieuwste versie van deze handleiding, voor
aanvullende informatie, downloads en diensten voor uw Nokia-product.
Op de website vindt u informatie over het gebruik van Nokia-producten en -diensten. Als u contact wilt opnemen met de
klantenservice, raadpleegt u de lijst met plaatselijke Nokia Care-contactcentra op www.nokia.com/customerservice.
Voor onderhoudsdiensten zoekt u naar het dichtstbijzijnde Nokia-servicecenter op www.nokia.com/repair.
Inhoud uitwisselen tussen apparaten
U kunt inhoud, zoals contactpersonen, van een compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw Nokia E60 via Bluetooth of
infrarood. Het soort inhoud dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type apparaat. Als het andere apparaat
synchronisatie ondersteunt, kunt u ook gegevens synchroniseren tussen het andere apparaat en uw Nokia E60.
Gegevens overbrengen met Bluetooth of infrarood
Als u wilt beginnen met het overbrengen van gegevens vanaf een compatibel apparaat, selecteert u Menu > Instrum. >
Overdracht.
Bluetooth-connectiviteit
1. Selecteer Doorgaan in de informatieweergave.
2. Selecteer Via Bluetooth. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Activeer Bluetooth in het andere apparaat en selecteer Doorgaan in uw Nokia E60 om te zoeken naar apparaten met een
Bluetooth-verbinding.
4. Selecteer Stop in uw Nokia E60 nadat het andere apparaat is gevonden.
5. Selecteer het andere apparaat in de lijst. U wordt gevraagd naar de toegangscode (1 tot 16 cijfers) van uw Nokia E60. De
toegangscode wordt slechts één keer gebruikt om de verbinding te bevestigen.
6. Voer de code in op uw Nokia E60 en selecteer OK. Voer de toegangscode in op het andere apparaat en selecteer OK. De
apparaten zijn nu gekoppeld.
Bij sommige typen apparaten wordt de toepassing Overdr.ggvns als een bericht naar het andere apparaat gestuurd. Als u
Overdr.ggvns wilt installeren op het andere apparaat, opent u het bericht en volgt u de instructies in het display.
7. Selecteer met de Nokia E60 de inhoud die u van het andere apparaat wilt kopiëren en selecteer OK.
2. Selecteer Via infrarood. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Koppel de twee apparaten. Zie 'Infrarood', p. 50.
4. Selecteer met de Nokia E60 de inhoud die u van het andere apparaat wilt kopiëren en selecteer OK.
Inhoud wordt vanuit het geheugen van het andere apparaat naar de betreffende locatie in uw apparaat gekopieerd. De tijd die
nodig is om te kopiëren, hangt af van de hoeveelheid gegevens die wordt overgebracht. U kunt het kopiëren annuleren en
nadien hervatten.
De benodigde stappen voor gegevensoverdracht kunnen verschillen per apparaat en kunnen verschillen als u de
gegevensoverdracht eerder hebt onderbroken. De items die u kunt overbrengen, zijn afhankelijk van het andere apparaat.
Gegevens met ander apparaat synchroniseren
Als u eerder gegevens hebt overgebracht naar uw Nokia E60 en als uw andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u
Overdracht gebruiken om de gegevens op beide apparaten up-to-date te houden.
1. Selecteer Telefoons en druk op de joystick.
2. Ga naar het apparaat waarvan u gegevens hebt overgebracht en druk op de joystick.
3. Selecteer Synchroniseren en druk op de joystick. De apparaten beginnen met synchroniseren via de verbinding die u had
geselecteerd tijdens de oorspronkelijke gegevensoverdracht. Alleen de gegevens die u oorspronkelijk had geselecteerd voor
gegevensoverdracht, worden gesynchroniseerd.
Als u de instellingen voor gegevensoverdracht en synchronisatie wilt wijzigen, selecteert u Synchroniseren, gaat u naar een
apparaat, drukt u op de joystick en selecteert u Bewerken.
Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen voor
tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. U kunt de instellingen ook ontvangen in een speciaal
tekstbericht van uw serviceprovider.
Menu
Het Menu is een beginpunt van waaruit u alle toepassingen in de communicator of op een geheugenkaart kunt openen. Het
Menu bevat toepassingen en mappen, waarin soortgelijke toepassingen zijn samengebracht. Gebruik de joystick om omhoog
en omlaag over het scherm te bewegen.
Toepassingen die u zelf in het apparaat installeert, worden standaard opgeslagen in de map Installatie.
U opent een toepassing door er naartoe te gaan en op de joystick te drukken.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Lijst. Als u wilt terugkeren naar de
roosterweergave, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Raster.
Als u het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens in het apparaat of op de geheugenkaart wilt weergeven
of de hoeveelheid vrij geheugen wilt controleren, selecteert u Opties > Gegevens geheugen.
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties > Verplaatsen. Naast
de toepassing verschijnt een vinkje. Ga naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt verplaatsen, gaat u naar de gewenste toepassing en selecteert u
achtereenvolgens Opties > Verplaats naar map, de nieuwe map en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet, selecteert u Opties > Toep.downloads.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties > Nieuwe map. U kunt geen mappen binnen mappen maken.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Tip: Als u wilt schakelen tussen geopende toepassingen, houdt u de menutoets ingedrukt. Het venster voor het
schakelen tussen toepassingen wordt geopend en de geopende toepassingen worden weergegeven. Ga naar een
toepassing en druk op de joystick om de toepassing te activeren.
Help en zelfstudie
Als u vragen hebt over het gebruik van het apparaat, hoeft u de handleiding niet bij de hand te hebben omdat het apparaat
over zowel taakspecifieke Help als een zelfstudie beschikt.
Tip: Taakspecifiek houdt in dat u instructies direct kunt weergeven vanuit een lijst met Opties.
Help bij het apparaat
U kunt de help bij het apparaat opvragen vanuit een geopende toepassing of vanuit het Menu. Vanuit een geopende toepassing
selecteert u Opties > Help om instructies voor de huidige weergave te lezen.
Als u Help wilt openen vanuit het Menu, selecteert u Help > Help. In Help kunt u categorieën selecteren waarvoor u instructies
wilt zien. Ga naar een categorie, zoals Berichten, en druk op de joystick om te zien welke instructies (Help-onderwerpen)
beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van het onderwerp drukt u de joystick naar links of naar rechts om de andere onderwerpen
in dezelfde categorie weer te geven.
Tijdens het lezen van de instructies kunt u terugkeren naar de toepassing die op de achtergrond geopend is door de menutoets
ingedrukt te houden.
Zelfstudie
De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat zien hoe u het kunt gebruiken.
Als u de zelfstudie wilt openen vanuit het menu, selecteert u Menu > Help en opent u Zelfstudie en de sectie die u wilt bekijken.
Bladeren en selecteren
Gebruik de joystick om te bladeren en te selecteren. Met de joystick kunt u omhoog, omlaag, naar links en naar rechts bewegen
in het Menu of in verschillende toepassingen en lijsten. U kunt ook op de joystick drukken om toepassingen of bestanden te
openen of instellingen te bewerken.
Als u tekst wilt selecteren, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en gaat u met de joystick naar links of rechts totdat u de gewenste
tekst heb geselecteerd.
Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld berichten, bestanden of contacten, drukt u de joystick omhoog, omlaag,
naar links of naar rechts om het gewenste item te markeren. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren om één item
te selecteren of Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te selecteren.
Tip: Als u bijna alle items wilt selecteren, selecteert u eerst Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren, vervolgens
de items die u niet wilt en Opties > Markeringen aan/uit > Markering opheffen.
Als u een object wilt selecteren, zoals een bijlage in een document, gaat u naar het object zodat aan weerszijden van het object
vierkante markeringen verschijnen.
Standaardacties in verschillende toepassingen
De volgende acties kunt u in verschillende toepassingen uitvoeren:
Als u wilt schakelen tussen geopende toepassingen, houdt u de menutoets ingedrukt om een lijst met geopende toepassingen
weer te geven. Selecteer een toepassing.
Als u een ander profiel wilt instellen of het apparaat wilt uitschakelen of blokkeren, drukt u kort op de aan/uit-toets.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan. De beschikbare opties voor opslaan zijn afhankelijk van de
toepassing die u gebruikt.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden. U kunt een bestand verzenden in een e-mail- of multimediabericht
of via een infrarood- of Bluetooth-verbinding.
Selecteer Opties > Afdrukken om af te drukken op een compatibele printer. U kunt een voorbeeld bekijken van items die u wilt
afdrukken of het uiterlijk van af te drukken pagina's aanpassen. Voordat u kunt afdrukken, moet u een compatibele printer
definiëren op uw apparaat.
Als u wilt kopiëren, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en selecteert u de tekst met de joystick. Houd de wijzigtoets ingedrukt en
selecteer Kopiëren. Als u wilt plakken, gaat nu naar de plaats in de tekst waar u wilt plakken, houdt u de wijzigtoets ingedrukt
en selecteert u Plakken. In toepassingen zoals Documenten werkt deze methode mogelijk niet omdat de toepassing eigen
opdrachten voor knippen en plakken heeft.
Als u een bestand wilt verwijderen, drukt u op de wistoets of selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u tekens zoals vraagtekens en haakjes wilt invoegen in tekst, drukt u op *.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Als u een nummer wilt kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat, moet u mogelijk de beveiligingscode intoetsen
en het apparaat instellen op een belprofiel voordat u een nummer kiest, ook als het een alarmnummer betreft.
Voordat u een oproep kunt verzenden of ontvangen, moet het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-
kaart en zich binnen het bereik van het netwerk bevinden. Tijdens spraakoproepen wordt de GPRS-verbinding in de wachtstand
geplaatst, tenzij het netwerk Dual mode ondersteunt of u een USIM-kaart hebt en binnen het bereik van een UMTS-netwerk
bent.
Voer het netnummer en abonneenummer in en druk op de beltoets. Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op de wistoets.
Tip: Voor internationale gesprekken drukt u tweemaal op de *-toets voor het plusteken (+) dat de internationale
toegangscode vervangt, en voert u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het telefoonnummer
in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u wilt bellen naar een contact uit het telefoonboek, drukt u in de standby-modus op Contact.. Voer de eerste letters van de
naam in, ga naar de naam en druk op de beltoets. Zie 'Contacten', p. 27.
Druk op de beltoets om de 20 laatst gekozen nummers weer te geven. Ga naar het gewenste nummer of de gewenste naam en
druk op de beltoets om het nummer te kiezen.Zie 'Logboek', p. 22.
Met de volumetoetsen kunt u het volume van een actief gesprek regelen.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst) vanuit de standby-modus, houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op
de beltoets.
Snelkeuze
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een cijfertoets ingedrukt te houden.
Voordat u de snelkeuzefunctie kunt gebruiken, moet u Menu > Instrum. > Instellingen > Bellen > Snelkeuze > Aan selecteren.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen, selecteert u Menu > Instrum. > Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets
(2 - 9) in het display en selecteer Opties > Toewijz.. Selecteer het gewenste nummer in de Contacten-database.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert
u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u
Opties > Wijzigen.
Een oproep beantwoorden
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van
de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om de oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt uitschakelen in plaats van een oproep te beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een nieuwe oproep wilt beantwoorden tijdens een gesprek wanneer de functie Oproep in wachtrij is geactiveerd, drukt
u op de beltoets. De eerste oproep wordt in de wachtstand gezet. Druk op de eindetoets om de actieve oproep te beëindigen.
Opties tijdens een gesprek
Selecteer Opties voor de volgende functies tijdens een gesprek:
• Dempen — U kunt luisteren naar het actieve gesprek, maar de andere deelnemers kunnen uw stem niet horen.
• Dempen opheffen — De gespreksdeelnemers kunnen uw stem weer horen.
• Verwijd. — Een deelnemer uit het actieve gesprek verwijderen.
• Actieve opr. beëind. — De actieve oproep beëindigen.
• Menu — Het menu Toepassingen van uw apparaat weergeven.
• Standby — De actieve oproep in de wachtstand plaatsen.
• Oproep activeren — De actieve oproep uit de wachtstand halen.
• Nieuwe oproep — Een nieuwe oproep doen tijdens een gesprek als de functie voor Conferentiegesprek (netwerkdienst)
beschikbaar is.
• Aannemen — Een inkomende oproep beantwoorden tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is.
• Weigeren — Een inkomende oproep weigeren tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is.
• Toetsblk. blokkeren — Toetsen blokkeren tijdens een gesprek.
• Conferentie — Een actief gesprek en een gesprek in de wachtstand samenvoegen in een conferentiegesprek (netwerkdienst).
• Privé — Een privégesprek voeren met een geselecteerde deelnemer in het conferentiegesprek (netwerkdienst).
• Wisselen — Schakelen tussen het actieve gesprek en het gesprek in de wachtstand (netwerkdienst).
• DTMF verzenden — DTMF-toonreeksen (Dual Tone Multi-Frequency), zoals wachtwoorden, verzenden. Voer de DTMF-reeks in
of zoek ernaar in Contact. en selecteer DTMF.
• Doorverbinden — Het gesprek in de wachtstand verbinden met het actieve gesprek en zelf de verbinding verbreken
(netwerkdienst).
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Doorschakelen
Selecteer Menu > Instrum. > Instellingen > Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen doorschakelen naar uw voicemail of naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie.
1. Selecteer een van de volgende oproeptypen:
• Spraakoproepen — Inkomende spraakoproepen.
• Geg.- en video-opr. — Inkomende gegevens- en video-oproepen.
• Faxoproepen — Inkomende faxoproepen.
2. Selecteer een van de volgende doorschakelopties:
• Alle spraakoproepen, Alle geg.- en vid.opr. of Alle faxoproepen. — Alle inkomende spraak-, gegevens-, video- of
faxoproepen doorschakelen.
• Indien bezet — Inkomende oproepen doorschakelen wanneer u een actieve oproep hebt.
• Als niet aangenomen — Inkomende oproepen doorschakelen nadat het apparaat een bepaalde tijd belsignalen geeft
gegeven. Geef in het veld Wachttijd: op hoelang het apparaat belsignalen moet geven voordat de oproep wordt
doorgeschakeld.
• Indien buiten bereik — Oproepen doorschakelen wanneer het apparaat is uitgeschakeld of zich buiten het bereik van het
netwerk bevindt.
• Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen tegelijkertijd activeren. Met deze optie worden oproepen
doorgeschakeld als uw apparaat bezet is, geen antwoord ontvangt of zich buiten bereik van het netwerk bevindt.
3. Selecteer Activeren.
Als u de huidige doorschakelstatus wilt controleren, gaat u naar de doorschakeloptie en selecteert u Opties > Controleer
status.
Als u het doorschakelen van spraakoproepen wilt beëindigen, gaat u naar een blokkeeroptie en selecteert u Opties >
Annuleer.
Oproepen blokkeren
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u soms wel officiële alarmnummers kiezen.
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Oproepblokk..
U kunt de oproepen blokkeren die met het apparaat worden uitgevoerd of ontvangen (netwerkdienst). Als u de instellingen
wilt wijzigen, moet u een blokkeringswachtwoord aanvragen bij uw serviceprovider. De blokkering geldt voor alle oproepen,
dus ook voor gegevensoproepen.
Als u oproepen wilt blokkeren, selecteert u Mob. opr. blokkeren en maakt u een keuze uit de volgende opties:
• Uitgaande oproepen — Voorkomen dat spraakoproepen kunnen worden uitgevoerd
Als u oproepen via internet wilt blokkeren, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Oproepblokk. > Internetopr. blokk..
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt blokkeren, selecteert u Anonieme oproepen > Aan.
DTMF-tonen verzenden
U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere
telefoondiensten te besturen.
Als u een DTMF-toonreeks wilt verzenden, voert u een oproep uit en wacht u tot de oproep wordt beantwoord. Selecteer
Menu > Opties > DTMF verzenden. Typ de DTMF-toonreeks of selecteer een vooraf gedefinieerde toonreeks.
Als u een DTMF-toonreeks aan contactkaarten wilt koppelen, selecteert u Menu > Contacten. Open een contact en selecteer
Opties > Bewerken > Opties > Detail toevoegen > DTMF. Voer de toonreeks in. Druk driemaal op * om p in te voegen, een pauze
van ongeveer 2 seconden vóór of tussen DTMF-tonen. Selecteer Gereed. Als u het apparaat wilt instellen om alleen DTMF-tonen
te verzenden nadat u tijdens een oproep DTMF verzenden hebt geselecteerd, voegt u w in door viermaal op * te drukken.
Video-oproepen
Voor het uitvoeren van video-oproepen moet u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden. Informeer bij de
netwerkoperator of serviceprovider naar de beschikbaarheid van en abonnementen op video-oproepdiensten. Tijdens een
oproep kunt u een afbeelding of foto naar de compatibele mobiele telefoon van de ontvanger verzenden, en een real-time video
van de ontvanger bekijken, mits de ontvanger een compatibele telefoon met een videocamera heeft. Video-oproepen kunnen
alleen worden uitgevoerd tussen twee partijen.
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
Selecteer in Instrum. > Instell. > Oproepinst. > Afb. in video-oproep de afbeelding die u wilt verzenden.
U voert de video-oproep uit door het telefoonnummer in te voeren of door de ontvanger te selecteren in Contacten, waarna u
Opties > Bellen > Video-oproep selecteert. Het is niet mogelijk de video-oproep om te zetten in een normale spraakoproep.
Tijdens de oproep selecteert u Opties en maakt u een keuze uit de volgende opties:
• Audio — Spreken met de ontvanger van de oproep.
• Vid. gebr. — Video bekijken zonder geluid.
• Luidspr. — De luidspreker inschakelen voor ontvangst van geluid.
• Telefoon — De luidspreker dempen en de handset gebruiken.
Logboek
Selecteer Menu > Logboek.
In het Logboek kunt u informatie weergeven over de communicatiegeschiedenis van het apparaat.
Als u de logboeken voor recente spraakoproepen wilt bekijken, samen met een tijdsaanduiding en
pakketgegevensverbindingen, selecteert u Recente opr., Duur oproep of Packet-ggvns, waarna u op de joystick drukt.
Als u de gebeurtenissen wilt sorteren op type of richting, drukt u de joystick naar rechts om het algemene logboek te openen
en selecteert u Opties > Filter. Ga naar een filtertype en druk op de joystick. Selecteer het type of de richting en druk op de
joystick.
Als u wilt instellen hoe lang alle communicatiegebeurtenissen in het logboek bewaard moeten blijven, selecteert u
achtereenvolgens Opties > Instellingen > Duur vermelding log, een optie en OK.
Als u gemiste en ontvangen oproepen en gekozen nummers wilt wissen, selecteert u Recente opr. > Opties > Wis recente
oproep..
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht, selecteert u Recente opr. > Gemiste opr. > Opties > Ber. opstellen. U kunt teksten multimediaberichten verzenden.
Als u de beller of afzender van een bericht wilt toevoegen aan Contacten, selecteert u achtereenvolgens de desbetreffende
persoon en Recente opr. > Gemiste opr. > Opties > Toev. aan Contact..
Als u wilt weergeven hoeveel gegevens zijn verzonden of ontvangen met GPRS, selecteert u Packet-ggvns.
Als u de GPRS-tellers op nul wilt zetten, selecteert u Opties > Tellers op nul. Voer de beveiligingscode in en selecteer OK.
Logboekinstellingen
Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen in het Logboek bewaard moeten blijven, selecteert u Opties >
Instellingen > Duur vermelding log, gevolgd door een optie in de lijst en OK.
Als u tijdens een oproep de duur van de oproep wilt zien, selecteert u Opties > Instellingen > Duur oproep tonen > Ja.
DVS
Selecteer Menu > Connect. > P2T.
DVS (drukken-voor-spreken; netwerkdienst) maakt rechtstreekse gesproken communicatie mogelijk met een enkele druk op
een knop. Met DVS kunt u uw apparaat gebruiken als een portofoon.
Met DVS kunt u een gesprek voeren met een of meer personen, of deelnemen aan een DVS-kanaal. Een DVS-kanaal is een soort
chat-ruimte: u maakt verbinding met het kanaal om te zien of er iemand online is. Uw oproep aan het kanaal wordt niet gemeld
aan andere deelnemers; deelnemers melden zichzelf aan en beginnen met elkaar te spreken.
Bij DVS-communicatie spreekt een persoon terwijl de andere deelnemers luisteren via de ingebouwde luidspreker. Deelnemers
reageren om de beurt op elkaar. Omdat er slechts één deelnemer tegelijk kan spreken, geldt er een maximum spreekduur voor
elke beurt. Voor details over de maximale spreekduur van een beurt in uw netwerk neemt u contact op met uw netwerkprovider
of serviceprovider.
Vergeet niet het apparaat vóór u te houden tijdens een DVS-gesprek zodat u het display kunt zien. Spreek in de microfoon en
bedek de luidspreker niet met uw handen.
Telefoongesprekken hebben voorrang op DVS.
Voordat u DVS kunt gebruiken, moet u het DVS-toegangspunt en DVS-instellingen definiëren. Deze instellingen ontvangt u
gewoonlijk via een speciaal SMS-bericht van de serviceprovider die de DVS-dienst aanbiedt.
Gebruikersinstellingen:
Selecteer Opties > Instellingen > Gebr.instellingen.
Definieer de volgende opties:
• Inkom. P2T-oproepen — Selecteer Melden als u een melding van inkomende oproepen wilt zien. Selecteer Automatisch
accepteren als u DVS-oproepen automatisch wilt accepteren. Selecteer Niet toegestaan als u DVS-oproepen automatisch wilt
weigeren.
• Toon P2T-oproep — Selecteer Ingesteld met profiel als u wilt dat meldingen voor inkomende DVS-oproepen volgens de
instellingen in uw profiel plaatsvinden. Als u het profiel Stil hebt geselecteerd, bent u niet beschikbaar voor andere gebruikers
van DVS, behalve voor terugbelverzoeken.
• Toon terugbelverzoek — Selecteer deze optie om de beltoon voor terugbelverzoeken in te stellen.
• Toepassing starten — Selecteer deze optie als u zich wilt aanmelden in een DVS-dienst wanneer u uw apparaat inschakelt.
• Standaardbijnaam — Hiermee stelt u uw standaardbijnaam (maximaal 20 tekens) in, die wordt weergegeven bij andere
gebruikers.
• Mijn P2T-adres tonen — Hiermee stelt u in of andere gebruikers uw DVS-adres kunnen zien. U kunt het adres laten zien aan
alle gebruikers, alleen aan gebruikers in privégesprekken of in het kanaal, of verbergen voor alle gebruikers.
• Mijn aanm.status wrgvn — Hiermee stelt u in of uw aanmelding bij andere gebruikers wordt weergegeven of verborgen.
Verbindingsinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen > Verbindingsinstellingen.
Definieer de volgende opties:
• Domein — Voer de domeinnaam in die u hebt ontvangen van uw serviceprovider.
• Naam toegangspunt — Selecteer de naam van het DVS-toegangspunt.
• Serveradres — Voer het IP-adres of de domeinnaam van de DVS-server in, die u hebt ontvangen van uw serviceprovider.
• Gebruikersnaam — Voer uw gebruikersnaam in, die u hebt ontvangen van uw serviceprovider.
• Wachtwoord — Voer zo nodig een wachtwoord om u aan te melden bij de DVS-dienst. Het wachtwoord ontvangt u van de
serviceprovider.
Aanmelden bij een DVS-dienst
Als u Toepassing starten in Gebr.instellingen hebt ingeschakeld, wordt u automatisch aangemeld bij de dienst wanneer u DVS
start. Als dat niet het geval is, moet u zich handmatig aanmelden.
Als u zich wilt aanmelden bij een DVS-dienst, selecteert u eerst Opties > Instellingen > Verbindingsinstellingen. Vervolgens voert
u uw Gebruikersnaam en Wachtwoord in, gevolgd door Domein, Serveradres en Naam toegangspunt. Selecteer Opties > P2T
inschakelen.
Wanneer de instelling Beltoontype is ingesteld op Eén piep of Stil, of wanneer u een telefoongesprek voert, kunt u geen DVSoproepen verzenden of ontvangen.
DVS-oproepen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
Selecteer Opties > P2T-contacten.
Als u een DVS-oproep wilt verzenden, selecteert u een of meer contacten in de lijst en drukt u op de spraaktoets. Vergeet niet
het apparaat vóór u te houden tijdens een DVS-gesprek zodat u het display kunt zien. Het display laat zien wanneer het uw
beurt is om te spreken. Spreek in de microfoon en bedek de luidspreker niet met uw handen. Houd de spraaktoets ingedrukt
terwijl u spreekt. Laat de toets los wanneer u klaar bent met spreken.
Druk op de eindetoets om de DVS-oproep te beëindigen.
Wanneer u een DVS-oproep ontvangt, drukt u op de beltoets om de oproep te beantwoorden of op de eindetoets om de oproep
te weigeren.
Terugbelverzoeken
Als u een terugbelverzoek wilt verzenden, selecteert u Opties > P2T-contacten, gaat u naar het gewenste contact en selecteert
u Opties > Terugbelverz. verzndn.
Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden, selecteert u Tonen om het terugbelverzoek te openen. Als u een DVS-oproep wilt
verzenden naar de afzender, drukt u op de spraaktoets.
Weergave Contacten
Als u contacten wilt bekijken, toevoegen, bewerken, verwijderen of bellen, selecteert u Opties > P2T-contacten. Er wordt een
lijst met namen in de toepassing Contacten op uw apparaat weergegeven met informatie over hun DVS-status.
Als u een geselecteerd contact wilt oproepen, selecteert u Opties > 1-op-1 praten. Als u een groepsoproep wilt verzenden,
selecteert u Opties > P2T-grpsopr. plaatsen.
Als u een terugbelverzoek wilt verzenden naar een contact, selecteert u Opties > Terugbelverz. verzndn.
Een kanaal maken
Een DVS-kanaal is een soort chat-ruimte: u maakt verbinding met het kanaal om te zien of er iemand online is. Uw oproep aan
het kanaal wordt niet gemeld aan andere deelnemers; deelnemers melden zichzelf aan en beginnen met elkaar te spreken.
Als u een kanaal wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw kanaal > Nieuw maken.
Selecteer Opties en definieer de volgende instellingen:
• Kanaalnaam — Een kanaalnaam invoeren.
• Kanaalprivacy — Selecteer Privé of Openbaar.
• Bijnaam in kanaal — Voer uw bijnaam (maximaal 20 tekens) in, die wordt weergegeven bij andere gebruikers.
• Kanaalthumbnail — Voeg een afbeelding in die het kanaal illustreert.
Als u een kanaal wilt verwijderen, drukt u op de wistoets.
Wanneer u zich aanmeldt bij DVS, brengt DVS automatisch een verbinding tot stand met de kanalen die actief waren toen de
toepassing werd gesloten.
DVS-kanalen registreren
Als u een kanaal wilt registreren bij de DVS-dienst, selecteert u Opties > Registreren.
Als u de kanaaldetails wilt bewerken, selecteert u Opties > Bewerken.
Deelnemen in een kanaal
Als u wilt deelnemen aan een kanaal, selecteert u Opties > P2T-kanalen. Selecteer het kanaal waarmee u wilt spreken en druk
op de spraaktoets. Vergeet niet het apparaat vóór u te houden tijdens een DVS-gesprek zodat u het display kunt zien. Het display
laat zien wanneer het uw beurt is om te spreken. Spreek in de microfoon en bedek de luidspreker niet met uw handen. Houd
de spraaktoets ingedrukt terwijl u spreekt. Laat de toets los wanneer u klaar bent met spreken.
Als u tussen kanalen wilt schakelen wanneer u meerdere gesprekken voert, selecteert u Wisselen. Het actieve kanaal wordt
gemarkeerd.
Als u de actieve deelnemers in het kanaal wilt weergeven, selecteert u Opties > Actieve leden.
Als u een deelnemer wilt uitnodigen voor een kanaal, selecteert u Opties > Uitnodiging verzndn.
DVS-logboekbestand
Als u het DVS-logboek wilt openen, selecteert u Opties > P2T-logboek. Het logboekbestand geeft de datum, tijd, duur en andere
details van uw DVS-oproepen weer.
Tip: U kunt een privégesprek starten vanuit het P2T-logboek door de gewenste logboekgebeurtenis te selecteren en
Selecteer Opties > Afsluiten. Selecteer Ja om u af te melden en de dienst te sluiten. Druk op Nee als u de toepassing op de
achtergrond actief wilt houden.
Internetoproepen
Uw apparaat ondersteunt bellen via internet. Alarmnummers worden bij voorkeur via het mobiele netwerk gekozen. Als een
alarmoproep niet via het mobiele netwerk kan worden uitgevoerd, wordt getracht om de alarmoproep uit te voeren via uw
internetprovider. Gezien de aard van mobiele telefonie, verdient het de voorkeur om indien mogelijk een mobiel netwerk te
gebruiken voor alarmoproepen. Als netwerkdekking beschikbaar is, zorgt u ervoor dat uw mobiele telefoon is ingeschakeld en
gereed is voor oproepen voordat u een alarmnummer kiest. De mogelijkheid om alarmoproepen uit te voeren via
internettelefonie, is afhankelijk van de beschikbaarheid van een WLAN-netwerk en van de beschikbaarstelling van deze
mogelijkheid door uw internetprovider. Informeer bij uw internetprovider naar de mogelijkheid om alarmoproepen via internet
uit te voeren.
VoIP-technologie (Voice over Internet Protocol) bestaat uit een set protocollen die telefoongesprekken mogelijk maakt via een
IP-netwerk zoals internet. Gesprekken via VoIP kunnen tot stand worden gebracht tussen computers, mobiele telefoons, VoIPapparaten en traditionele telefoons. Als u een VoIP-gesprek wilt voeren, moet uw apparaat bijvoorbeeld WLAN-dekking hebben.
Voordat u een internetgesprek kunt voeren, moet u een internettelefoonprofiel maken. Wanneer het profiel klaar is, kunt u een
internetgesprek voeren vanuit alle toepassingen waarin u een gewoon telefoongesprek kunt voeren. Als u een internetoproep
wilt uitvoeren naar een adres dat niet met een cijfer begint, drukt u op een willekeurige cijfertoets terwijl het apparaat zich in
de standby-modus bevindt. Vervolgens drukt u gedurende een aantal seconden op # om het display leeg te maken en het
apparaat van de cijfer- in de lettermodus te plaatsen. Toets het adres in en druk op de beltoets.
SIP-instellingen (Session Initiation Protocol) definieert u in Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > SIP-instellingen en VoIPinstellingen in Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > Instell. internettelefoon. Neem contact op met uw serviceprovider voor
meer informatie en voor de juiste instellingen.
Voorkeursprofiel
Selecteer Menu > Connect. > Internettel. om instellingen te wijzigen.
Voordat u het standaardprofiel kunt selecteren, moet u profielen maken in Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > Instell.
internettelefoon.
Als u het standaardprofiel wilt selecteren wanneer u belt via internet, selecteert u Voorkeursprofiel en drukt u op de joystick.
Ga naar het gewenste profiel en druk op de joystick.
Profielen registreren
Alleen de profielen waarvoor u de instelling Registratie > Wanneer nodig hebt geselecteerd in Menu > Instrum. > Instell. >
Verbinding > SIP-instellingen, worden in de lijst weergegeven.
Als u de registratie van uw profielen voor internettelefonie wilt wijzigen, gaat u naar het profiel dat u wilt registreren of waarvan
u de registratie ongedaan wilt maken en drukt u op de joystick. Druk nogmaals op de joystick om Geregistreerd of Niet
geregistreerd te selecteren.
Als u de instellingen wilt opslaan, selecteert u Terug.
Apparaatbeveiliging
Selecteer Menu > Instrumenten > Instellingen > Beveiliging > Telefoon en SIM.
U kunt de beveiligingsinstellingen voor de PIN-code, automatische blokkering en het verwisselen van de SIM-kaart wijzigen en
codes en wachtwoorden aanpassen.
Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken van de alarmnummers, om te voorkomen dat u per ongeluk het
alarmnummer kiest.
Codes worden als sterretjes weergegeven. Wanneer u een code wilt wijzigen, voert u eerst de huidige code in en typt u daarna
tweemaal de nieuwe code.
Beveiligingsinstellingen definiëren
Als u apparaat- en SIM-kaartinstellingen wilt definiëren, selecteert u een instelling en Opties > Wijzigen.
Wanneer de oproepen beperkt zijn tot specifieke gebruikersgroepen, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde
alarmnummer kiezen.
Definieer de volgende instellingen:
• PIN-code vragen — Selecteer Aan om naar de PIN-code te vragen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. Deze instelling
kan niet worden gewijzigd als het apparaat is uitgeschakeld. Voor sommige SIM-kaarten kan het verzoek om de PIN-code
niet worden uitgeschakeld.
• PIN-code — De PIN-code wijzigen. De PIN-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn en beschermt uw SIM-kaart tegen onbevoegd
gebruik. Deze code wordt geleverd bij de SIM-kaart. Nadat driemaal achter elkaar een verkeerde PIN-code is ingevoerd, wordt
de PIN-code geblokkeerd en moet u de blokkering opheffen met de PUK-code voordat u de SIM-kaart weer kunt gebruiken.
• PIN2-code — De PIN2-code wijzigen. De PIN2-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn en geeft toegang tot bepaalde functies van
het apparaat. Deze code wordt geleverd bij de SIM-kaart. Nadat driemaal achter elkaar een verkeerde PIN2-code is ingevoerd,
wordt de PIN2-code geblokkeerd en moet u de blokkering opheffen met de PUK2-code voordat u de SIM-kaart weer kunt
gebruiken.
• Periode autom. blok. — Hiermee kunt u een time-out instellen waarna het apparaat automatisch wordt geblokkeerd en
alleen kan worden gebruikt als de juiste (de)blokkeringscode wordt ingevoerd. Geef het aantal minuten voor de time-out op
of selecteer Geen als u de automatische blokkering wilt uitschakelen. Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u nog steeds
inkomende oproepen beantwoorden en kunt u in sommige gevallen het alarmnummer kiezen dat in uw apparaat is
geprogrammeerd.
• Blokkeringscode — De nieuwe code kan tussen de 4 en 255 tekens lang zijn. U kunt zowel cijfers als letters gebruiken, en
zowel hoofdletters als kleine letters. U krijgt een melding als de blokkeringscode niet juist is opgemaakt.
• Blok. als SIM gewijz. — Hiermee kunt u instellen dat het apparaat om de blokkeringscode vraagt wanneer een onbekende
SIM-kaart in het apparaat wordt geplaatst. Het apparaat houdt een lijst bij met SIM-kaarten die herkend worden als kaarten
van de eigenaar.
• Ext. blokkering toest. — Als u deze optie inschakelt, kunt u het apparaat vergrendelen door een vooraf gedefinieerd
tekstbericht vanaf een andere telefoon te verzenden. Wanneer u deze optie inschakelt, moet u het bericht voor vergrendelen
op afstand invoeren en het bericht bevestigen. Het bericht moet uit ten minste 5 tekens bestaan.
• Bep. grp gebruikers (netwerkdienst) — Een groep personen opgeven naar wie u kunt bellen en die u kunnen bellen.
• SIM-diensten bevest. (netwerkdienst) — Instellen dat het apparaat bevestigingsberichten weergeeft wanneer u een SIM-
kaartdienst gebruikt.
Het blokkeerwachtwoord wijzigen
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-, fax- en gegevensoproepen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrum. >
Instellingen > Oproepblokk. > Mob. opr. blokkeren > Opties > Blokk. wachtw. wijz.. Typ het huidige wachtwoord en typ vervolgens
tweemaal het nieuwe wachtwoord. Het blokkeerwachtwoord moet uit vier cijfers bestaan. Neem contact op met uw
serviceprovider voor details.
Vaste nummers
Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunt u mogelijk wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Selecteer Menu > Contacten > Opties > SIM-contacten > Nrs. vaste contacten.
Met de dienst voor vaste nummers kunt u de oproepen vanaf uw apparaat beperken tot bepaalde telefoonnummers. Niet alle
SIM-kaarten ondersteunen deze dienst. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Vaste nrs. activeren — Uitgaande oproepen vanaf het apparaat beperken. Als u de dienst wilt annuleren, selecteert u Vaste
nrs. deact.. U hebt uw PIN2-code nodig om de dienst voor vaste nummers in en uit te schakelen of om uw contacten met vast
nummer te bewerken. Neem contact op met uw serviceprovider als u deze code niet hebt.
• Nieuw SIM-contact — Een telefoonnummer toevoegen aan de lijst met nummers waarnaar gebeld mag worden. Voer de
naam en het telefoonnummer van het contact in. Als u oproepen wilt beperken op basis van landnummer, geeft u in Nieuw
SIM-contact het landnummer op. Alle telefoonnummers waarnaar oproepen zijn toegestaan, moeten beginnen met dit
landnummer.
• Toev. uit Contacten — Een contact in Contacten kopiëren naar de lijst met vaste nummers.
Tip: Als u tekstberichten naar SIM-contacten wilt verzenden terwijl de dienst voor vaste nummers actief is, moet u het
nummer van de tekstberichtencentrale toevoegen aan de lijst met vaste nummers.
Als u een telefoonnummer waarnaar oproepen vanaf uw apparaat zijn toegestaan, wilt bekijken of bewerken, selecteert u
Opties > SIM-contacten > Nrs. vaste contacten.
Druk op de beltoets om het nummer van het contact te kiezen.
Als u het telefoonnummer wilt bewerken, selecteert u Opties > Bewerken. Wellicht hebt u uw PIN2-code nodig om uw vaste
nummers te bewerken.
Druk op de wistoets om het contact te verwijderen.
Selecteer Menu > Contacten.
Beheer al uw contactgegevens, zoals telefoonnummers en adressen. Voeg een persoonlijke beltoon, een spraaklabel of een
miniatuurafbeelding toe aan een contactpersoon. Verzend contactgegevens naar compatibele apparaten of ontvang
contactgegevens als visitekaartje van compatibele apparaten en voeg ze toe aan uw eigen lijst met contacten.
Als u een contact wilt toevoegen, selecteert u Opties > Nieuw contact. Voer de contactgegevens in en selecteer Gereed.
Als u de gegevens van een contactkaart wilt wijzigen, gaat u naar het contact en selecteert u Opties > Bewerken. Maak een
keuze uit de volgende opties:
• Thumbnail toevoeg. — Een miniatuurafbeelding toevoegen die wordt weergegeven wanneer u door een contactpersoon
wordt gebeld. De afbeelding moet eerst op het apparaat of de geheugenkaart worden opgeslagen.
• Thumbnail verwijd. — De afbeelding van de contactkaart verwijderen.
• Detail toevoegen — Gegevensvelden aan een contactkaart toevoegen, bijvoorbeeld Functie.
• Detail verwijderen — Gegevens die u aan een contactkaart hebt toegevoegd, verwijderen.
• Label bewerken — De veldnamen van de contactkaart bewerken.
Contactgroepen beheren
Maak een contactgroep zodat u tekst- of e-mailberichten aan verschillende ontvangers tegelijkertijd kunt verzenden.
1. Druk de joystick naar rechts en selecteer Opties > Nieuwe groep.
2. Voer een naam voor de groep in of gebruik de standaardnaam en selecteer OK.
3. Selecteer de groep en selecteer Opties > Leden toevoegen.
4. Ga naar elke contactpersoon die u aan de groep wilt toevoegen en druk op de joystick om de contactpersoon te markeren.
5. Selecteer OK om alle gemarkeerde contacten aan de groep toe te voegen.
De volgende opties zijn beschikbaar wanneer u Opties selecteert in de weergave voor contactgroepen:
• DVS-opties — Voer een DVS-oproep uit naar een persoon of een groep, of verzend een terugbelverzoek.
• Openen — Open de contactgroep en geef de groepsleden weer.
• Bericht maken — Een bericht verzenden.
• Nieuwe groep — Een nieuwe contactgroep maken.
• Verwijderen — Een contactgroep verwijderen.
• Naam wijzigen — De naam van de contactgroep wijzigen.
• Beltoon — Een beltoon aan een contactgroep toekennen.
• Contactinfo — De gegevens van een contactgroep weergeven.
• Instellingen — De weergave-instellingen voor de naam van de leden van de contactgroep opgeven.
Als u een contact uit een contactgroep wilt verwijderen, opent u de contactgroep. Ga naar het contact dat u wilt bewerken en
selecteer Opties > Verwijder uit groep > Ja.
Tip: Als u wilt controleren tot welke groep een contact behoort, selecteert u Menu > Contacten. Ga naar het contact en
selecteer Opties > Hoort bij groepen.
Als u een contact in een contactgroep wilt weergeven of bewerken, opent u de contactgroep. Ga naar het contact dat u wilt
weergeven of bewerken en selecteer Opties. Maak een keuze uit de volgende opties:
• Openen — De contactkaart openen en de contactgegevens weergeven.
• Bellen — Spraakoproep of Video-oproep selecteren en de contactpersoon bellen.
• Bericht maken — Een tekstbericht of multimediabericht aan de contactpersoon verzenden.
• Verwijder uit groep — De contactpersoon uit de contactgroep verwijderen.
• Hoort bij groepen — Alle contactgroepen weergeven waartoe een contactpersoon behoort.
Standaardgegevens beheren
Wijs een standaardnummer of -adres toe aan een contact zodat u gemakkelijk kunt bellen of een bericht kunt verzenden naar
dit nummer of adres, zelfs als meerdere nummers of adressen voor de contactpersoon zijn opgeslagen.
Als u de standaardgegevens voor een contact wilt wijzigen, opent u de contactkaart en selecteert u Opties >
Standaardnummers. Selecteer het nummer of adres dat u als standaard wilt instellen en selecteer OK.
Het standaardnummer of -adres is onderstreept op de contactkaart.
Contacten kopiëren tussen de SIM-kaart en het apparaatgeheugen
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart voor informatie over het gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider,
netwerkoperator of een andere leverancier zijn.
Als u contacten wilt kopiëren van een SIM-kaart naar het apparaatgeheugen, selecteert u Opties > SIM-contacten > SIM-
telefoonb. om de SIM-map te openen. Markeer de contacten die u wilt kopiëren of selecteer Alle markeren om alle contacten te
kopiëren. Selecteer Opties > Kopie naar Contact..
Als u contacten wilt kopiëren van het apparaatgeheugen naar een SIM-kaart, selecteert u Opties > Kopieer naar SIM. Markeer
de contacten die u wilt kopiëren of selecteer Alle markeren om alle contacten te kopiëren. Selecteer Opties > Kopieer naar
SIM.
Selecteer Opties > SIM-contacten > SIM-telefoonb. om de namen en nummer weer te geven die op de SIM-kaart zijn opgeslagen.
Vanuit de SIM-map kunt u nummers toevoegen, bewerken of kopiëren naar Contacten en kunt u bellen.
Beltonen voor contactpersonen selecteren
Selecteer een beltoon voor een contact of contactgroep. Als het telefoonnummer van de beller bij de oproep wordt verzonden
en uw apparaat het nummer herkent, wordt de beltoon afgespeeld wanneer u door het contact wordt gebeld.
Als u een beltoon wilt selecteren voor een contact of contactgroep, opent u de kaart van het contact of de contactgroep en
selecteert u Opties > Beltoon. Een lijst met beltonen wordt weergegeven. Selecteer de beltoon die u wilt gebruiken en selecteer
OK.
Als u de beltoon wilt verwijderen, selecteert u Standaardbeltoon in de lijst met beltonen.
Visitekaartjes
Selecteer Menu > Contacten.
U kunt contactkaarten verzenden, ontvangen, weergeven en opslaan als visitekaartjes in de indeling voor vCard of Nokia Compact
Business Card.
U kunt visitekaartjes verzenden naar compatibele apparaten via SMS, MMS of e-mail, of via een infrarood- of Bluetooth-
verbinding.
Als u een visitekaartje wilt verzenden, selecteert u de contactkaart in de lijst met contacten en selecteert u Opties > Zenden.
Selecteer Via SMS, Via multimedia, Via e-mail, Via Bluetooth of Via infrarood. Voer het telefoonnummer of het adres in of voeg
vanuit de lijst met contacten een ontvanger toe. Selecteer Opties > Zenden. Als u SMS selecteert als verzendmethode, worden
contactkaarten verzonden zonder afbeeldingen.
Als u een ontvangen visitekaartje wilt weergeven, selecteert u Openen vanuit de geopende melding of opent u het bericht vanuit
de map Inbox in de toepassing Berichten.
Als u een visitekaartje wilt opslaan, selecteert u Opties > Visitekaartje opsl. wanneer het inkomend bericht op het apparaat
verschijnt.
Selecteer Opties > Visitekaartje opsl. om een ontvangen visitekaartje op te slaan.
Selecteer Opties > Verwijderen om een ontvangen visitekaartje te verwijderen.
Selecteer Menu > Berichten.
Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet u wellicht het volgende doen:
• Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en controleren of het apparaat zich binnen het bereik van het netwerk bevindt.
• Controleren of het netwerk de berichtfuncties ondersteunt die u wilt gebruiken en of deze zijn geactiveerd op de SIM-kaart.
• Internettoegangspunten (IAP) definiëren in het apparaat. Zie 'Toegangspunten', p. 72.
• Instellingen voor een e-mailaccount definiëren in het apparaat. Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 37.
• Instellingen voor tekstberichten definiëren in het apparaat. Zie 'Instellingen voor tekstberichten', p. 32.
• MMS-instellingen definiëren in het apparaat. Zie 'Instellingen voor multimediaberichten', p. 35.
Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van de SIM-kaart herkent en sommige berichtinstellingen automatisch
configureert. Als dat niet gebeurt, moet u deze instellingen handmatig definiëren of contact opnemen met uw serviceprovider,
netwerkoperator of internetprovider voor het configureren van de instellingen.
De toepassing Berichten geeft elk type map met berichten in lijstweergave weer, met de nieuwste berichten boven in de map.
Selecteer een van de volgende opties:
• Nieuw bericht — Een nieuw tekst-, multimedia- of e-mailbericht maken en verzenden.
• Inbox — Ontvangen berichten, behalve infodienst- en e-mailberichten bekijken.
• Mijn mappen — Uw eigen mappen maken voor het opslaan van berichten en sjablonen.
• Mailbox — E-mailberichten bekijken en beantwoorden.
• Ontwerpen — Berichten opslaan die niet zijn verzonden.
• Verzonden — Berichten opslaan die zijn verzonden.
• Outbox — Berichten bekijken die nog moeten worden verzonden.
• Rapporten — Informatie bekijken over de levering van verzonden berichten.
Berichten indelen
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Mijn mappen > Opties > Nieuwe map. Geef een mapnaam op en selecteer OK.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u de gewenste map en Opties > Naam map wijzigen. Geef een nieuwe
mapnaam op en selecteer OK. U kunt alleen de naam wijzigen van mappen die u zelf hebt gemaakt.
Als u een bericht naar een andere map wilt verplaatsen, opent u het bericht en selecteert u Opties > Verplaats naar map, de
map en OK.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren, selecteert u Opties > Sorteren op. U kunt berichten sorteren op Datum,
Afzender, Onderwerp en Berichttype.
Als u de eigenschappen van een bericht wilt weergeven, selecteert u het bericht en Opties > Berichtgegevens.
Zoeken naar berichten
Als u naar een bericht wilt zoeken, opent u de map waarin u wilt zoeken en selecteert u Opties > Zoeken. Voer de zoekterm in
en selecteer OK.
Inbox
Selecteer Menu > Berichten > Inbox.
Als u een bericht wilt weergeven, gaat u naar het bericht en drukt u op de joystick.
Als u een verzonden of ontvangen bericht wilt doorsturen, opent u het bericht en selecteert u Opties > Doorsturen. U kunt niet
alle berichten doorsturen.
Als u een ontvangen bericht wilt beantwoorden, opent u het bericht en selecteert u Opties > Antwoorden.
Mijn mappen
Als u berichten die in uw eigen mappen zijn opgeslagen, wilt weergeven of als u berichtensjablonen wilt gebruiken, selecteert
u Mijn mappen.
Als u een bericht wilt weergeven, gaat u naar het bericht en drukt u op de joystick.
Als u berichtensjablonen wilt weergeven, bewerken, maken of verzenden, selecteert u Sjablonen en drukt u op de joystick.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Bericht maken — Een bericht invoeren en verzenden.
• Sorteren op — Berichten sorteren op afzender, type of andere gegevens.
• Verplaats naar map — Een bericht in een andere map opslaan. Ga naar de gewenste map en selecteer OK.
• Nieuwe map — Nieuwe mappen maken.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Als u een bericht of map wilt verwijderen, gaat u naar het gewenste item en drukt u op de wistoets.
Conceptberichten
Berichten die u gemaakt hebt maar nog niet hebt verzonden, worden opgeslagen in de map Ontwerpen.
Als u een bericht wilt weergeven of bewerken, gaat u naar het bericht en drukt u op de joystick.
Als u het bericht wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden.
Als u een bericht wilt verwijderen, gaat u naar het bericht en drukt u op de wistoets.
Tip: Als u meerdere berichten wilt verwijderen, gaat u naar elk bericht en drukt u gelijktijdig op de wijzigtoets en de
joystick om het bericht te markeren. Er verschijnt een vinkje naast deze berichten. Zodra u de berichten hebt
gemarkeerd, drukt u op de wistoets.
Verzonden berichten
De 20 laatst verzonden berichten worden automatisch opgeslagen in de map Verzonden. Als u het aantal opgeslagen berichten
wilt wijzigen, selecteert u achtereenvolgens Berichten en Opties > Instellingen > Overige.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Bericht maken — Een bericht invoeren en verzenden.
• Berichtgegevens. — Informatie over het bericht weergeven.
• Sorteren op — Berichten sorteren op afzender, type of andere gegevens.
• Verplaats naar map — Een bericht in een andere map opslaan. Ga naar de gewenste map en selecteer OK.
• Nieuwe map — Nieuwe mappen maken.
Tip: Als u meerdere berichten wilt verplaatsen, gaat u naar elk bericht en drukt u gelijktijdig op de wijzigtoets en
de joystick om het bericht te markeren. Zodra u de gewenste berichten hebt gemarkeerd, selecteert u Opties >
Verplaats naar map.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Als u een bericht wilt verwijderen, gaat u naar het bericht en drukt u op de wistoets.
Outbox
Selecteer Menu > Berichten > Outbox.
Als u een bericht wilt verzenden vanuit de Outbox, selecteert u het bericht en Opties > Verzenden.
Als u het verzenden van een bericht in de Outbox wilt annuleren, selecteert u het bericht en Opties > Zenden uitstellen.
Afleveringsrapporten
Als u uw tekst- en multimediaberichten na het verzenden wilt bijhouden, selecteert u Rapporten.
U kunt in de instellingen voor tekst- en multimediaberichten aangeven dat u afleveringsrapporten wilt ontvangen of weigeren.
Selecteer Opties > Instellingen > SMS of Multimediabericht > Rapport ontvangen.
Tip: Als u de ontvanger van een bericht wilt bellen, gaat u naar het afleveringsrapport en drukt u op de beltoets.
Berichtinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Als u instellingen voor verschillende berichttypen wilt definiëren of bewerken, selecteert u SMS, Multimediabericht, E-mail,
Dienstbericht, Infodienst of Overige.
Zie 'Instellingen voor tekstberichten', p. 32.
Zie 'Instellingen voor multimediaberichten', p. 35.
Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 37.
Overige instellingen
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > Overige.
Maak een keuze uit de volgende opties: