CONFORMITEITSVERKLARING
Hierbij verklaart, NOKIA CORPORATION, dat het toestel RM-170 / RM-171 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Een kopie
van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
De doorgestreepte container wil zeggen dat het product binnen de Europese gemeenschap voor gescheiden afvalverzameling moet worden aangeboden aan het
einde van de levensduur van het product. Dit geldt voor het apparaat, maar ook voor alle toebehoren die van dit symbool zijn voorzien. Bied deze producten niet
Nokia, Nokia Connecting People, Xpress-on en Pop-Port zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen
handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Nokia tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd (c) 1998-2004. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
US Patent No 5818437 and other pending patents. T9 text input software Copyright (C) 1997-2004. Tegic Communications, Inc. All rights reserved.
Includes RSA BSAFE cryptographic or security protocol software from RSA Security.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) for personal and noncommercial use in connection with information which has been encoded in compliance with
the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in connection with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license
is granted or shall be implied for any other use. Additional information, including that related to promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See http://
www.mpegla.com.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is geëncodeerd volgens de visuele norm
MPEG-4 door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder
is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden,
intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de
producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de
nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de
verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.
EXPORTBEPALINGEN
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de V.S. en andere landen. Ontwijking in strijd met de
wetgeving is verboden.
9248800/Uitgave 1
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid.......................................................................6
Informatie over het apparaat................................................................6
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding
voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw
eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN VLIEGTUIGEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Draadloze apparatuur kan storingen veroorzaken in vliegtuigen.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik het apparaat niet in een benzinestation. Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Gebruik het apparaat niet waar explosieven worden gebruikt.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Gebruik het apparaat alleen in de normale positie zoals in de productdocumentatie wordt uitgelegd. Raak de antennes niet onnodig
aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS
Maak een back-up of een gedrukte kopie van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding bij het apparaat te raadplegen voor uitgebreide
veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoonfunctie van het apparaat ingeschakeld en operationeel is. Druk zo vaak als nodig is op de ophangtoets om
het scherm leeg te maken en terug te keren naar het startscherm. Toets het alarmnummer en druk op de oproeptoets. Geef op waar
u zich bevindt. Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.
Informatie over het apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het EGSM 850/900/1800/1900netwerk. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig de privacy en legitieme rechten van anderen.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel
het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
NETWERKDIENSTEN
Om de telefoon te kunnen gebruiken, moet u zijn aangemeld bij een aanbieder van draadloze diensten. Veel van de functies van dit apparaat
zijn afhankelijk van de functies die beschikbaar zijn in het draadloze netwerk. Deze netwerkdiensten zijn mogelijk niet in alle netwerken
beschikbaar. Het kan ook zijn dat u specifieke regelingen moet treffen met uw serviceprovider voordat u de netwerkdiensten kunt gebruiken.
Mogelijk krijgt u van uw serviceprovider extra instructies voor het gebruik van de diensten en informatie over de bijbehorende kosten. Bij
sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken
geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden
deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook speciaal geconfigureerd zijn. Deze configuratie kan
menunamen, de menuvolgorde en symbolen betreffen. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Sommige functies van dit apparaat, zoals MMS,
browsen, e-mail en downloaden van inhoud via de browser of via MMS, vereisen netwerkondersteuning voor deze technologieën.
Toebehoren, batterijen en laders
Controleer het modelnummer van uw lader voordat u deze bij dit apparaat gebruikt. Dit apparaat is bedoeld voor gebruik met laders van het
type AC-4 en DC-4.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en toebehoren die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit model. Het
gebruik van alle andere types kan de goedkeuring of garantie doen vervallen en kan gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbaarheid van goedgekeurde accessoires. Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u toebehoren
losmaakt.
Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen bevatten. Houd ze buiten het bereik van kleine kinderen.
Opmerking: Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren
in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu weergegeven. Verder is uw apparaat mogelijk
speciaal geconfigureerd voor uw netwerkoperator. Deze configuratie kan wijzigingen in pictogrammen, menunamen
en de volgorde van de menu's tot gevolg hebben. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Modelnummers: Nokia E50-1 (RM-170, met camera) en Nokia E50-2 (RM-171, zonder camera).
Hierna aangeduid als Nokia E50.
De SIM-kaart en de batterij plaatsen
Houd alle SIM-kaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart voor informatie over het gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider,
netwerkoperator of een andere leverancier zijn.
1. Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht en druk op de ontgrendelingsknop (1). De cover gaat open. Til de
cover in de richting van de pijl (2).
2. Schuif de vergrendelingspunten aan de bovenkant van de cover uit de sleuven.
3. Als de batterij is geïnstalleerd is, tilt u de batterij in de richting van de pijl.
4. U ontgrendelt de SIM-kaarthouder door de houder naar beneden te schuiven en voorzichtig om hoog te tillen.
5. Plaats de SIM-kaart. Zorg ervoor dat de contactpunten naar boven zijn gericht en dat de afgeschuinde hoek van de
geheugenkaart naar de bovenkant van het apparaat wijst. Sluit de houder en schuif deze omhoog totdat u een klik hoort.
Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia gebruikt
de goedgekeurde industriestandaarden voor geheugenkaarten, maar het is mogelijk dat niet alle andere merken goed werken
of volledig compatibel zijn met dit apparaat.
Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een back-up maken
van de gegevens op het apparaat. Houd alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Het is mogelijk dat bij uw apparaat geen geheugenkaart wordt geleverd. Geheugenkaarten zijn verkrijgbaar als afzonderlijke
toebehoren.
Zie 'Geheugen', p. 19.
1. Verwijder de achtercover.
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf. Zorg ervoor dat de contactpunten van de kaart naar de voorkant van het apparaat zijn
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om deze uit de sleuf te verwijderen.
4. Plaats het klepje van de batterij terug.
De batterij opladen
1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de netvoedingskabel aan op het apparaat. Als de batterij helemaal leeg is, kan het even duren voordat de indicator
wordt weergegeven.
3. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, maakt u eerst de lader los van het apparaat en vervolgens haalt u de lader uit
het stopcontact.
Tip: Als u over oude compatibele Nokia-laders beschikt, kunt u deze gebruiken voor de Nokia E50 door de AC-44-lader
aan te sluiten op de oude lader. De adapter wordt bij het apparaat geleverd.
Het apparaat inschakelen
1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code of blokkeringscode, voert u de code in en selecteert u OK.
3. Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, voert u de huidige tijd en datum en de stad waarin u zich bevindt in. Ga
naar beneden om te schakelen van A.M. naar P.M. VoerDru de eerste letters van uw stad in om deze te zoeken. Het is belangrijk
dat u de juiste stad selecteert, omdat geplande agenda-items die u opgeeft kunnen veranderen als u later een andere stad
kiest die een andere tijdzone heeft.
Tip: Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen
voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u
contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen of gebruikt u de toepassing Instelwizrd.
Het apparaat kan zonder de netwerkafhankelijke telefoonfuncties worden gebruikt wanneer er geen SIM-kaart is geplaatst of
1 — Aan/uit-toets
2 — Geïntegreerde luidspreker
3 — Druk op deze toets om Contacten of een andere toepassing die is gedefinieerd door uw operator te openen.
4 — Wijzigtoets
5 — Scherm
6 — Selectietoetsen. Druk op een van de twee selectietoetsen om de functie uit te voeren die boven de selectietoets wordt
weergegeven op het scherm.
7 — Wistoets
8 — Eindetoets. Druk op de eindetoets om een oproep te weigeren, actieve gesprekken en gesprekken in de wachtstand te
beëindigen. Door de eindetoets ingedrukt te houden beëindigt u gegevensverbindingen (GPRS, gegevensoproep).
9 — Houd deze toets een paar seconden ingedrukt om te schakelen tussen de profielen Stil en Algemeen.
10 — Microfoon
11 — Joystick. Gebruik de joystick om een selectie in te voeren en om naar links, naar rechts, omhoog en omlaag over het scherm
te bewegen. De verlichting rond de joystick knippert wanneer u bijvoorbeeld een oproep hebt gemist of een bericht hebt
ontvangen.
12 — Beltoets
13 — Menu-toets. Druk op de Menu-toets om de toepassingen in het apparaat te openen. In de gebruikershandleiding betekent
"selecteer Menu" dat u op deze toets drukt.
14 — Infraroodpoort
15 — Volumetoetsen
16 — Luistergedeelte
U vindt het typelabel door het klepje van de batterij weg te nemen en de batterij te verwijderen.
De toetsen vergrendelen
Wanneer het toetsenslot is ingeschakeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Door de toetsen te vergrendelen voorkomt u dat de toetsen op het apparaat per ongeluk worden ingedrukt.
Als u de toetsen wilt vergrendelen in de stand-by modus, drukt u op de linkerselectietoets en op *. Als u de
toetsen wilt vrijgeven, drukt u nogmaals op de linkerselectietoets en op *.
Tip: Als u de toetsen wilt vergrendelen in de Menu of vanuit een geopende toepassing, houdt u
de aan/uit-toets kort ingedrukt en selecteert u Toetsblk. blokkeren. Als u de toetsen wilt vrijgeven,
drukt u op de linkerselectietoets en op *.
U kunt het apparaat in de stand-by modus ook vergrendelen met behulp van de blokkeringscode. Druk op
de aan/uit-toets, selecteer Blokkeer telefoon en voer de blokkeringscode in. De standaard
vergrendelingscode is 12345. Als u het apparaat wilt vrijgeven, drukt u op de linkerselectietoets, voert u de beveiligingscode in
en drukt u op de joystick.
Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief
worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Pop-Port™-aansluiting voor hoofdtelefoon en
andere toebehoren
Aansluiting voor batterijlader
Antenne's
Uw apparaat heeft een interne antenne.
Opmerking: Zoals voor alle andere radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met de antenne te worden
vermeden als het apparaat is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de
gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is. U kunt de
prestaties van de antenne en de levensduur van de batterij optimaliseren door het antennegebied niet aan te raken
wanneer u het apparaat gebruikt.
De afbeelding toont de positie voor normaal gebruik tegen het oor voor spraakoproepen.
Het scherm
Het scherm kan een klein aantal ontbrekende, heldere of verkeerd gekleurde beeldpunten (dots) bevatten. Dit is kenmerkend
voor dit type scherm. Sommige schermen kunnen pixels of dots bevatten die altijd in- of uitgeschakeld blijven. Dit is normaal
en geen fout in het ontwerp.
Scherm-indicatoren
Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk. De balk naast het pictogram geeft de signaalsterkte van het netwerk op
uw huidige locatie aan. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de batterij opgeladen is.
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe mailbox.
U hebt een of meer oproepen gemist.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator knippert, probeert uw apparaat verbinding te maken met het andere
apparaat of is er sprake van een verbroken verbinding.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een GPRS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een EGPRS-verbinding actief.
Er staat een EGPRS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op een pc.
en Geven de telefoonlijn aan die u hebt geselecteerd als u een abonnement voor twee telefoonlijnen hebt (netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer doorgeschakeld.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het apparaat.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op het apparaat.
Er is een Teksttelefoon aangesloten op het apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve PTT (Push to Talk)-verbinding.
Ondersteuning en contactgegevens Nokia
Ga naar www.nokia.com/support of naar de Nokia-website voor uw land voor de nieuwste versie van deze handleiding, voor
aanvullende informatie, downloads en diensten voor uw Nokia-product.
Op de website vindt u informatie over het gebruik van Nokia-producten en -diensten. Als u contact wilt opnemen met de
klantenservice, raadpleegt u de lijst met plaatselijke Nokia Care-contactcentra op www.nokia.com/customerservice.
Voor onderhoudsdiensten zoekt u naar het dichtstbijzijnde Nokia-servicecenter op www.nokia.com/repair.
Als u de toepassingen in uw apparaat wilt gebruiken, drukt u vanuit een standby-modus op de Menu-toets. Als u vanuit een
toepassing wilt terugkeren naar Menu maar de toepassing op de achtergrond geopend wilt houden, drukt u op de Menu-toets.
Houd de Menu-toets ingedrukt om een lijst met geopende toepassingen weer te geven en tussen de toepassingen te schakelen.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de
batterij af.
In deze gebruikershandleiding betekent "selecteer Menu" dat u op de Menu-toets drukt.
Gebruik de joystick om te bladeren en selecties maken. U kunt met de joystick in het Menu of in verschillende toepassingen of
lijsten naar boven, naar beneden, naar links en naar rechts gaan. Daarnaast kunt u op de joystick drukken om toepassingen en
bestanden te openen of om instellingen te wijzigen.
Stand-by modi
Het apparaat kent twee verschillende stand-by modi: stand-by modus en actieve stand-by modus.
Actieve standby
Nadat u het apparaat hebt ingeschakeld en het apparaat klaar is voor gebruik en als u nog geen tekens hebt ingevoerd of
selecties hebt gemaakt, bevindt het apparaat zich in de actieve stand-by modus. In de actieve stand-by modus worden uw
serviceprovider en netwerk weergegeven, evenals symbolen, bijvoorbeeld voor alarmsignalen en voor toepassingen die u snel
wilt openen.
Als u toepassingen wilt selecteren om deze te kunnen openen vanuit actieve stand-by, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. >
Telefoon > Standby-modus > Toepass. standby. Ga naar de verschillende snelkoppelingsinstellingen en druk op de joystick. Ga
naar de gewenste toepassing en druk op de joystick.
Als u de gewone stand-by modus wilt gebruiken, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus > Actief
standby > Uit.
Tip: In de actieve stand-by modus kunt u ook berichten in een berichtenmap weergeven, zoals uw inbox of mailbox.
Selecteer Menu > Berichten > Opties > Instellingen > Overige en de mappen in Modus Actief standby.
Standby
In de stand-by modus wordt allerlei informatie weergegeven, zoals uw serviceprovider, de tijd en verschillende indicatoren,
bijvoorbeeld voor alarmsignalen. De snelkoppelingen van de joystick zijn gewoonlijk niet beschikbaar in de actieve stand-by
modus, waarin de joystick wordt gebruikt om te bladeren.
Snelkoppelingen in stand-by modus
Druk op de beltoets om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven. Ga naar een nummer of naam en druk nogmaals
op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt.
Druk de joystick naar rechts om agenda-items weer te geven.
Druk de joystick naar links om tekstberichten te schrijven en te verzenden.
Druk op de knop boven aan de zijkant om Contacten te openen.
Als u een ander profiel wilt instellen, drukt u kort op de aan/uit-toets, gaat u naar het gewenste profiel en drukt u op de joystick
om het profiel te activeren.
Als u Diensten wilt openen en verbinding wilt maken met internet, houdt u 0 ingedrukt.
Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus.
Menu
Het Menu is een beginpunt van waaruit u alle toepassingen van het apparaat of op een geheugenkaart kunt openen. Het
Menu bevat toepassingen en mappen (dit zijn groepen met vergelijkbare toepassingen). Met de joystick kunt u omhoog en
omlaag gaan in het scherm.
Toepassingen die u installeert worden standaard opgeslagen in de map Installatie.
U opent een toepassing door er naartoe te gaan en op de joystick te drukken.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Lijst. Als u wilt terugkeren naar de
roosterweergave, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Raster.
Als u het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens in het apparaat of op de geheugenkaart wilt weergeven
of de hoeveelheid vrij geheugen wilt controleren, selecteert u Opties > Gegevens geheugen.
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties > Verplaatsen. Naast
de toepassing verschijnt een vinkje. Ga naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt verplaatsen, gaat u naar de gewenste toepassing en selecteert u
achtereenvolgens Opties > Verplaats naar map, de nieuwe map en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet, selecteert u Opties > Toep.downloads.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties > Nieuwe map. U kunt geen mappen in mappen maken.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Tip: Als u wilt schakelen tussen verschillende geopende toepassingen, houdt u de menutoets ingedrukt. Het venster
voor het schakelen tussen toepassingen wordt geopend met daarin een overzicht van de geopende toepassingen. Ga
naar een toepassing en druk op de joystick om over te schakelen naar die toepassing.
Algemene bewerkingen in verschillende toepassingen
De volgende bewerkingen zijn van toepassing op verschillende toepassingen:
Als u het profiel wilt wijzigen of het apparaat wilt uitschakelen of vergrendelen, houdt u de aan/uit-toets kort ingedrukt.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan. De opties voor het opslaan verschillen per toepassing.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden. U kunt een bestand per e-mail of in een multimediabericht
verzenden, of door middel van infrarood of Bluetooth.
Als u tekst wilt kopiëren, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en selecteert u de tekst met de joystick. Houd de wijzigtoets ingedrukt
en selecteer Kopiëren. U plakt de tekst als volgt: blader naar de gewenste locatie, houd de wijzigtoets ingedrukt en selecteer
Plakken.
Als u een bestand wilt verwijderen, drukt u op de wistoets of selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld bestanden of contactpersonen, gaat u omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts om het gewenste item te markeren. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren om één item te selecteren of
Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te selecteren.
Tip: Als u vrijwel alle items wilt selecteren, selecteert u eerst Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren. Markeer
de items die u niet wilt selecteren en selecteer vervolgens Opties > Markeringen aan/uit > Markering opheffen.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage in een document), gaat u naar het object zodat het object aan beide
kanten wordt gemarkeerd met vierkantjes.
Intern zkn.
U kunt zoeken naar gegevens in uw contacten, notities, afspraken, taken, e-mailberichten en SMS-berichten. U kunt ook
bestanden zoeken aan de hand van de bestandsnamen in het geheugen van uw apparaat en op de geheugenkaart.
Selecteer Menu > Kantoor > Intern zkn..
Selecteer de typen inhoud waarin u wilt zoeken. U kunt de selectie opheffen door deze nogmaals te selecteren. Als u alle typen
inhoud wilt doorzoeken, selecteert u Alles. Voer de woorden in die u zoekt, of het begin daarvan. Selecteer Zoeken.
Tip: U kunt wildcards gebruiken om items te zoeken. Gebruik een ? om één teken te vervangen, en * om nul of meer
tekens te vervangen.
Als u twee woorden in uw zoekopdracht wilt opnemen, moet u deze scheiden met een spatie. U vindt alleen items die
beide woorden bevatten.
Als u exacte treffers voor een zin of deel van een zin wilt zoeken, zet u de woorden tussen aanhalingstekens.
Selecteer Opties > Vorige pagina om uw eerdere zoekopdrachten te zien.
Tekst invoeren
Traditionele tekstinvoer
Als u tekst invoert met traditionele tekstinvoer, wordt in de rechterbovenhoek van het scherm
en geven het geselecteerde lettertype aan. geeft aan dat de eerste letter van de zin een hoofdletter is en de
overige letters kleine letters zijn. geeft de cijfermodus aan.
• Druk herhaaldelijk op 1–9 tot het gewenste teken wordt weergegeven. Er zijn voor een cijfertoets meer tekens beschikbaar
dan op de toets zijn afgedrukt.
• Als u een nummer wilt invoegen, houdt u de cijfertoets ingedrukt.
• Als u tussen de letter- en cijfermodus wilt schakelen, houdt u # ingedrukt.
• Als de volgende letter met dezelfde toets moet worden ingevoerd als de huidige letter, wacht u tot de cursor wordt
weergegeven en voert u de letter in.
• Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de wistoets. Houdt de wistoets ingedrukt om meer dan één teken te wissen.
• Voor de meest gebruikte leestekens drukt u op de toets 1. Druk herhaaldelijk op 1 om het gewenste leesteken te bereiken.
Druk op * om een lijst met speciale tekens te openen. Blader met de joystick door de lijst en selecteer een teken.
• Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op 0. Als u de cursor naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u drie keer op 0.
• Als u tussen de verschillende lettertypen wilt schakelen, drukt u op #.
Tekstvoorspelling
1. Als u de tekstvoorspelling wilt inschakelen, drukt u op de wijzigtoets en selecteert u Tekstvoorspelling aan. Daarmee wordt
tekstvoorspelling voor alle editors in het apparaat ingeschakeld. Als u tekst met tekstvoorspelling invoert, wordt in de
rechterbovenhoek van het scherm de indicator weergegeven.
2. Voor het invoeren van het gewenste woord drukt u op 2–9. Druk één keer op elke toets voor één letter.
3. Als u het gewenste woord hebt ingevoerd en dit juist is, bevestigt u het woord door de joystick naar rechts te drukken of op
0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als het woord niet juist is, drukt u herhaaldelijk op * om de overeenkomende woorden in het woordenboek één voor één
te bekijken.
Als het teken ? achter het woord wordt weergegeven, is het woord dat u wilde invoeren niet in het woordenboek opgenomen.
Als u een woord aan het woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen, voert u het woord in (maximaal 32 letters) met
traditionele tekstinvoer en selecteert u OK. Het woord wordt aan het woordenboek toegevoegd. Als het woordenboek vol
is, wordt het eerste woord dat was toegevoegd vervangen door een nieuw woord.
4. Voer het volgende woord in.
Tip: Voor het in- of uitschakelen van tekstvoorspelling drukt u twee keer kort achter elkaar op #.
Voer de eerste helft van een samengesteld woord in, bevestig dit deel en druk de joystick naar rechts. Voer het laatste deel van
het samengestelde woord in. Voltooi het samengestelde woord door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als u tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat wilt uitschakelen, drukt u op de wijzigtoets en selecteert u
Tekstvoorspelling > Uit.
Tekst naar het klembord kopiëren
1. Houdt de wijzigtoets ingedrukt om letters en woorden te selecteren. Druk de joystick tegelijkertijd in de vereiste richting
om het woord, de zin of de regel tekst te selecteren die u wilt kopiëren. Daarbij wordt de tekst gemarkeerd.
2. Als u de tekst naar het klembord wilt kopiëren, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en selecteert u Kopiëren. Als u de tekst in
een document wilt invoegen, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en selecteert u Plakken.
Invoertaal wijzigen
Wanneer u tekst invoert, kunt u de invoertaal wijzigen. Als u bijvoorbeeld herhaaldelijk op de toets 6 moet drukken om een
bepaald teken te kunnen invoeren, wijzigt u de invoertaal zodat verschillende tekens in een andere volgorde worden
aangeboden.
Als u tekst invoert in een niet-Latijns alfabet en Latijnse tekens wilt invoeren (bijvoorbeeld een e-mail- of internetadres), moet
u mogelijk de invoertaal wijzigen. Als u de invoertaal wilt wijzigen, drukt u op de wijzigtoets, selecteert u Invoertaal en
vervolgens een invoertaal met Latijnse tekens.
Volumeregeling
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
U kunt het volume tijdens een gesprek regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Bij gebruik van de luidspreker kunt u het volume regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Waarschuwing: In het profiel Offline kunt u geen oproepen doen of ontvangen, en kunnen ook overige functies
waarvoor netwerkdekking vereist is, niet worden gebruikt. Soms kunt u nog wel het geprogrammeerde alarmnummer
kiezen. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat
vergrendeld is, moet u de beveiligingscode invoeren.
Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen.
U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen of groepen bellers beltonen, waarschuwingssignalen en andere signalen
instellen.
Als u een profiel wilt aanpassen, gaat u naar het gewenste profiel in de lijst en selecteert u Opties > Aanpassen.
Definieer de volgende instellingen:
• Beltoon — Een beltoon uit de lijst selecteren, of Beltoondownl. selecteren om een map te openen met daarin een lijst met
bookmarks voor het downloaden van tonen. Als u de geselecteerde toon wilt beluisteren, selecteert u Afspelen. Als u twee
verschillende telefoonlijnen gebruikt, kunt u verschillende beltonen voor deze lijnen instellen.
• Naam beller uitspr. — De functie tekst-naar-spraak-beltoon activeren. Wanneer iemand uit uw contactenlijst u belt, hoort u
een beltoon die bestaat uit de gesproken naam van het contact en de geselecteerde beltoon.
• Beltoontype — Het type beltoon instellen.
• Belvolume — Het volume van de beltoon instellen.
• Berichtensignaaltoon — Een toon voor ontvangen SMS-berichten instellen.
• Signaaltoon e-mail — Een toon voor ontvangen e-mailberichten instellen.
• Trilsignaal — Instellen of het apparaat trilt wanneer u een oproep ontvangt.
• Toetsenbordtonen — Het volume van de toetsenbordtonen van het apparaat instellen.
• Waarschuwingstonen — De waarschuwingssignalen in- of uitschakelen.
• Waarschuwen bij — U kunt instellen dat het apparaat alleen overgaat wanneer u wordt gebeld door nummers van een
bepaalde groep contacten. Voor oproepen van andere nummers geldt een stille waarschuwing.
• Profielnaam — Een nieuw profiel een naam geven of de naam van een bestaand profiel wijzigen. De namen van profielen
Algemeen en Offline kunnen niet worden gewijzigd.
Wanneer het profiel Offline is geactiveerd, kunt u het apparaat niet per ongeluk inschakelen, berichten verzenden of
ontvangen of Bluetooth gebruiken. Bovendien wordt een eventuele internetverbinding die actief is op het moment dat het
profiel wordt geselecteerd gesloten.
Als u een profiel wilt wijzigen, gaat u naar het gewenste profiel in de lijst en selecteert u Opties > Activeren.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw maken en definieert u de volgende instellingen:
Beltonen selecteren
Als u een beltoon wilt instellen, gaat u naar een profiel en selecteert u Opties > Aanpassen > Beltoon. Selecteer een beltoon uit
de lijst of selecteer Beltoondownl. om een map te openen met daarin een lijst met bookmarks voor het downloaden van tonen.
Gedownloade tonen worden opgeslagen in Galerij.
Als u een beltoon alleen voor een bepaalde groep contacten wilt gebruiken, gaat u naar een profiel en selecteert u Opties >
Aanpassen > Waarschuwen bij en vervolgens de gewenste groep. Voor oproepen van andere nummers geldt een stille
waarschuwing.
Als u wilt bladeren naar een berichttoon, gaat u naar een profiel en selecteert u Opties > Aanpassen > Berichtensignaaltoon.
Als u de geselecteerde toon wilt beluisteren, selecteert u de toon uit de lijst en wacht u tot de toon wordt afgespeeld.
Toebehoreninstellingen wijzigen
Ga naar een toebehoren en selecteer Opties > Openen.
Wijzig het standaardprofiel voor het toebehoren.
Als u toebehoreninstellingen wilt wijzigen, selecteert u een toebehoren en selecteert u Opties > Openen.
Thema's
Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's.
Met Thema's kunt u de weergave van het scherm van het apparaat wijzigen. U kunt bijvoorbeeld de achtergrondafbeelding en
de kleuren op het scherm wijzigen.
Meer informatie kunt u vinden in de uitgebreide gebruikershandleiding op het web.
Als u de weergave van het scherm wilt wijzigen, markeert u het thema dat u wilt gebruiken en selecteert u Opties > Toepas..
Als u een thema wilt bewerken, markeert u het thema en selecteert u Opties > Bewerken. Selecteer Achtergrond om de
achtergrondafbeelding in de stand-by modi te wijzigen, of selecteer Energiespaarstand om een tekst of de datum en tijd te
gebruiken als energiebesparing voor het scherm wanneer gedurende bepaalde tijd geen toetsen zijn ingedrukt.
Als u thema's wilt downloaden, moet u een netwerkverbinding tot stand brengen waarmee u thema's kunt downloaden van
internetbronnen die compatibel zijn met uw apparaat.
Als u een thema wilt downloaden, selecteert u Themadownloads. Voer de koppeling in van waaruit u het thema wilt
downloaden. Wanneer het thema is gedownload, kunt u dit bekijken, activeren of bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, markeert u het thema en selecteert u Opties > Bekijken. Selecteer Toepas. om het nieuwe thema
te gaan gebruiken.
Inhoud uitwisselen tussen apparaten
U kunt inhoud, zoals contactpersonen, van een compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw Nokia E50 via Bluetooth of
infrarood. Het soort inhoud dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type apparaat. Als het andere apparaat
synchronisatie ondersteunt, kunt u ook gegevens synchroniseren tussen het andere apparaat en uw Nokia E50.
Gegevens overbrengen met Bluetooth of infrarood
Als u wilt beginnen met het overbrengen van gegevens vanaf een compatibel apparaat, selecteert u Menu > Instrum. >
Overdracht.
Bluetooth-connectiviteit
1. Selecteer Doorgaan in de informatieweergave.
2. Selecteer Via Bluetooth. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Activeer Bluetooth in het andere apparaat en selecteer Doorgaan in uw Nokia E50 om te zoeken naar apparaten met een
Bluetooth-verbinding.
4. Selecteer Stop in uw Nokia E50 nadat het andere apparaat is gevonden.
5. Selecteer het andere apparaat in de lijst. U wordt gevraagd naar de toegangscode (1 tot 16 cijfers) van uw Nokia E50. De
toegangscode wordt slechts één keer gebruikt om de verbinding te bevestigen.
6. Voer de code in op uw Nokia E50 en selecteer OK. Voer de toegangscode in op het andere apparaat en selecteer OK. De
apparaten zijn nu gekoppeld.
Bij sommige typen apparaten wordt de toepassing Overdr.ggvns als een bericht naar het andere apparaat gestuurd. Als u
Overdr.ggvns wilt installeren op het andere apparaat, opent u het bericht en volgt u de instructies op het scherm.
7. Selecteer met de Nokia E50 de inhoud die u van het andere apparaat wilt kopiëren en selecteer OK.
Infraroodconnectiviteit
1. Selecteer Doorgaan in de informatieweergave.
2. Selecteer Via infrarood. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Koppel de twee apparaten. Zie 'Infrarood', p. 57.
4. Selecteer met de Nokia E50 de inhoud die u van het andere apparaat wilt kopiëren en selecteer OK.
Inhoud wordt vanuit het geheugen van het andere apparaat naar de betreffende locatie in uw apparaat gekopieerd. De tijd die
nodig is om te kopiëren, hangt af van de hoeveelheid gegevens die wordt overgebracht. U kunt het kopiëren annuleren en
nadien hervatten.
De benodigde stappen voor gegevensoverdracht kunnen verschillen per apparaat en kunnen verschillen als u de
gegevensoverdracht eerder hebt onderbroken. De items die u kunt overbrengen, zijn afhankelijk van het andere apparaat.
Zie 'Apparaten koppelen', p. 56.
Gegevens met ander apparaat synchroniseren
Als u eerder gegevens hebt overgebracht naar uw Nokia E50 en als uw andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u
Overdracht gebruiken om de gegevens op beide apparaten up-to-date te houden.
1. Selecteer Telefoons en druk op de joystick.
2. Ga naar het apparaat waarvan u gegevens hebt overgebracht en druk op de joystick.
3. Selecteer Synchroniseren en druk op de joystick. De apparaten beginnen met synchroniseren via de verbinding die u had
geselecteerd tijdens de oorspronkelijke gegevensoverdracht. Alleen de gegevens die u oorspronkelijk had geselecteerd voor
gegevensoverdracht, worden gesynchroniseerd.
Als u de instellingen voor gegevensoverdracht en synchronisatie wilt wijzigen, selecteert u Synchroniseren, gaat u naar een
apparaat, drukt u op de joystick en selecteert u Bewerken.
Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt opslaan of toepassingen kunt installeren: apparaatgeheugen en
verwijderbaar geheugen.
Apparaatgeheugen
Geheugen dat in uw apparaat is geïntegreerd, is een dynamische geheugen-'pool' die door vele toepassingen wordt gedeeld.
De hoeveelheid beschikbaar intern geheugen varieert, maar is gelimiteerd tot het maximum van de fabrieksinstelling. De
gegevens die in het apparaat zijn opgeslagen, zoals softwaretoepassingen, afbeeldingen en muziek, maken gebruik van het
interne geheugen.
Verwijderbaar geheugen
Verwijderbaar geheugen is gegevensopslag die niet in het apparaat is geïntegreerd, zoals een SIM-kaart of een geheugenkaart.
Een SIM-kaart bevat verschillende soorten informatie, zoals informatie over de netwerkoperator en contacten. Een
geheugenkaart kan dienen als externe opslag voor softwaretoepassingen, afbeeldingen, muziek, contacten, tekst of
elektronische gegevens. Er zijn geheugenkaarten met hoge capaciteit beschikbaar.
Geheugeninformatie
Selecteer Menu en Opties > Gegevens geheugen en Geheugen of Geheugenkaart.
U kunt zien hoeveel geheugen er momenteel in gebruik is, hoeveel vrij geheugen er overblijft en hoeveel geheugen in beslag
wordt genomen door elk gegevenstype. U kunt bijvoorbeeld zien hoeveel geheugen uw e-mail, tekstdocumenten of agendaitems in beslag nemen.
Tip: Om te voorkomen dat de hoeveelheid geheugen te klein wordt, is het raadzaam om regelmatig gegevens te
verwijderen of deze naar een geheugenkaart of pc over te brengen.
Geheugenkaart
Uw Nokia-apparaat ondersteunt het bestandssysteem FAT16 en FAT32 voor geheugenkaarten. Als u een geheugenkaart uit een
ander apparaat gebruikt of als u verzekerd wilt zijn van compatibiliteit tussen de geheugenkaart en uw Nokia-apparaat, moet
u de geheugenkaart formatteren met uw Nokia-apparaat. Let wel: alle gegevens op de geheugenkaart worden permanent
verwijderd als u de geheugenkaart formatteert.
Het is raadzaam om de gegevens in het apparaatgeheugen regelmatig naar de geheugenkaart te kopiëren. U kunt de gegevens
later op het apparaat herstellen. Als u een back-up van het apparaatgeheugen wilt maken op een geheugenkaart, selecteert u
Menu > Instrumenten > Geheugenkaart > Opties > Reservekopie. Als u de informatie wilt terugzetten van de geheugenkaart
naar het apparaatgeheugen, selecteert u Menu > Instrumenten > Geheugenkaart > Opties > Herst. vanaf kaart.
Verwijder de geheugenkaart niet terwijl een bewerking plaatsvindt. Wanneer u de kaart tijdens een dergelijke bewerking
verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen,
beschadigd raken.
Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor het
apparaat of is het bestandssysteem op de kaart beschadigd.
Tip: U kunt een geheugenkaart installeren en verwijderen zonder de batterij te verwijderen of het apparaat uit te
schakelen.
MicroSD
Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia gebruikt
de goedgekeurde industriestandaarden voor geheugenkaarten, maar het is mogelijk dat niet alle andere merken goed werken
of volledig compatibel zijn met dit apparaat.
Dit apparaat gebruikt een microSD-geheugenkaart.
Met het oog op de interoperabiliteit moet u alleen compatibele microSD-kaarten met dit apparaat gebruiken. Vraag
de fabrikant of de leverancier naar de compatibiliteit van een microSD-kaart. Kaarten van een ander type dan microSD
zijn niet compatibel met dit apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart gebruikt, kan schade ontstaan aan de
geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken. Houd
alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Een geheugenkaart gebruiken
Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugenkrt > Opties en selecteer de volgende opties:
• Geh.krt verwijderen — De geheugenkaart veilig verwijderen.
• Reservekopie — Een back-up op uw geheugenkaart maken van belangrijke gegevens, zoals uw agenda-items of contacten.
• Herst. vanaf kaart — De back-up van de geheugenkaart naar het apparaat terugzetten.
• Geh.kaart formatt. — Een geheugenkaart voor het apparaat formatteren.
• Naam geh.kaart — De naam van de geheugenkaart wijzigen.
• Wachtw. instellen — Een wachtwoord voor de geheugenkaart maken.
• Gegevens geheugen — Het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens bekijken.
Geheugenkaart formatteren
Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan alle gegevens op de kaart definitief verloren. Raadpleeg uw leverancier
om te achterhalen of u de geheugenkaart moet formatteren voor het eerste gebruik. Als u een geheugenkaart wilt formatteren,
selecteert u Opties > Geh.kaart formatt.. Voer na het formatteren een naam in voor de geheugenkaart.
Beveiliging geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een wachtwoord om onbevoegd gebruik te voorkomen. Als u een wachtwoord wilt
instellen, selecteert u Opties > Wachtw. instellen. Het wachtwoord kan acht tekens lang zijn en is hoofdlettergevoelig. Het
wachtwoord wordt opgeslagen in het apparaat. U hoeft het niet opnieuw in te voeren zolang u de geheugenkaart in hetzelfde
apparaat gebruikt. Als u de geheugenkaart in een ander apparaat gebruikt, wordt naar het wachtwoord gevraagd. Niet alle
geheugenkaarten ondersteunen beveiliging met een wachtwoord.
Als u het wachtwoord voor de geheugenkaart wilt verwijderen, selecteert u Opties > Wachtw. verw.. Wanneer u het wachtwoord
verwijdert, zijn de gegevens op de geheugenkaart niet meer beveiligd tegen onbevoegd gebruik.
Een geheugenkaart deblokkeren
Als u een geblokkeerde geheugenkaart wilt openen, selecteert u Opties > Geh.kaart deblokk.. Voer uw wachtwoord in.
Help en zelfstudie
Als u vragen hebt over het gebruik van het apparaat, hoeft u de handleiding niet bij de hand te hebben omdat het apparaat
over zowel taakspecifieke Help als een zelfstudie beschikt.
Tip: Taakspecifiek houdt in dat u instructies direct kunt weergeven vanuit een lijst met Opties.
Help bij het apparaat
Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave van de geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Tip: U kunt ook Menu > Instrumenten > Help selecteren om door Help-onderwerpen te bladeren en zoekacties uit te
voeren.
In Help kunt u categorieën selecteren waarvoor u instructies wilt zien. Ga naar een categorie, zoals Berichten, en druk op de
joystick om te zien welke instructies (Help-onderwerpen) beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van het onderwerp drukt u de
joystick naar links of naar rechts om de andere onderwerpen in dezelfde categorie weer te geven.
Tijdens het lezen van de instructies kunt u terugkeren naar de toepassing die op de achtergrond geopend is door de menutoets
ingedrukt te houden.
Zelfstudie
De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat zien hoe u het kunt gebruiken.
Als u de zelfstudie wilt openen vanuit het menu, selecteert u Menu > Instrumenten > Zelfstudie en opent u de sectie die u wilt
bekijken.
Nokia PC Suite
U kunt Nokia PC Suite installeren vanaf de cd-rom of via de website. Nokia PC Suite kan alleen worden gebruikt met Windows
2000 en Windows XP. Met Nokia PC Suite kunt u back-ups maken, het apparaat synchroniseren met een compatibele computer,
bestanden tussen het apparaat en een compatibele computer uitwisselen of het apparaat gebruiken als modem.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Oproepen
Als u een nummer wilt kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat, moet u mogelijk de beveiligingscode intoetsen
en het apparaat instellen op een belprofiel voordat u een nummer kiest, ook als het een alarmnummer betreft.
Voordat u een oproep kunt verzenden of ontvangen, moet het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIMkaart en zich binnen het bereik van het netwerk bevinden.
Voer het netnummer en abonneenummer in en druk op de beltoets. Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op de wistoets.
Tip: Voor internationale gesprekken drukt u tweemaal op de *-toets voor het plusteken (+) dat de internationale
toegangscode vervangt, en voert u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het telefoonnummer
in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u wilt bellen naar een contact uit het telefoonboek, selecteert u in de stand-by modus Contact.. Voer de eerste letters van
de naam in, ga naar de naam en druk op de beltoets. Zie 'Contacten', p. 30.
Druk op de beltoets om de 20 laatst gekozen nummers weer te geven. Ga naar het gewenste nummer of de gewenste naam en
druk op de beltoets om het nummer te kiezen. Zie 'Logboek', p. 23.
Met de volumetoetsen kunt u het volume van een actief gesprek regelen.
Als u in de stand-by modus uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op de
beltoets.
Snelkeuze
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een cijfertoets ingedrukt te houden.
Voordat u de snelkeuzefunctie kunt gebruiken, moet u Menu > Instrum. > Instellingen > Bellen > Snelkeuze > Aan selecteren.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen, selecteert u Menu > Instrum. > Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets
(2 - 9) op het scherm en selecteer Opties > Toewijz.. Selecteer het gewenste nummer in de Contacten-database.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert
u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u
Opties > Wijzigen.
Oproep beantwoorden
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van
de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om de oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt uitschakelen in plaats van een oproep te beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een nieuwe oproep wilt beantwoorden tijdens een gesprek wanneer de functie Oproep in wachtrij is geactiveerd, drukt
u op de beltoets. De eerste oproep wordt in de wachtstand gezet. Druk op de eindetoets om de actieve oproep te beëindigen.
Opties tijdens een gesprek
Selecteer Opties voor de volgende functies tijdens een gesprek:
• Dempen — U kunt luisteren naar het actieve gesprek, maar de andere deelnemers kunnen u niet horen.
• Dempen opheffen — De gespreksdeelnemers kunnen u weer horen.
• Verwijd. — Een deelnemer uit het actieve gesprek verwijderen.
• Actieve opr. beëind. — De actieve oproep beëindigen.
• Menu — Het menu Toepassingen van uw apparaat weergeven.
• Standby — De actieve oproep in de wachtstand plaatsen.
• Oproep activeren — De actieve oproep uit de wachtstand halen.
• Nieuwe oproep — Een nieuwe oproep doen tijdens een gesprek als de functie voor Conferentiegesprek (netwerkdienst)
beschikbaar is.
• Aannemen — Een inkomende oproep beantwoorden tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is.
O p r o e p e n e n s p r a a k t o e p a s s i n g e n
• Weigeren — Een inkomende oproep weigeren tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is.
• Toetsblk. blokkeren — Toetsen blokkeren tijdens een gesprek.
• Conferentie — Een actief gesprek en een gesprek in de wachtstand samenvoegen in een conferentiegesprek (netwerkdienst).
• Privé — Een privégesprek voeren met een geselecteerde deelnemer in het conferentiegesprek (netwerkdienst).
• Wisselen — Schakelen tussen het actieve gesprek en het gesprek in de wachtstand (netwerkdienst).
• DTMF verzenden — DTMF-toonreeksen (Dual Tone Multi-Frequency), zoals wachtwoorden, verzenden. Voer de DTMF-reeks in
of zoek ernaar in Contact. en selecteer DTMF.
• Doorverbinden — Het gesprek in de wachtstand verbinden met het actieve gesprek en zelf de verbinding verbreken
(netwerkdienst).
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Oproepen omleiden
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw voicemail of naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie.
1. Selecteer een van de volgende opties:
• Spraakoproepen — Inkomende spraakoproepen.
• Gegevensoproepen — Inkomende gegevensoproepen.
• Faxoproepen — Inkomende faxoproepen.
2. Selecteer een van de volgende opties voor het omleiden van oproepen:
• Alle spraakoproepen, Alle gegevensoproepen of Alle faxoproepen. — Alle inkomende spraak-, gegevens- of faxoproepen
omleiden.
• Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als u een actief gesprek hebt.
• Als niet aangenomen — Inkomende oproepen omleiden als het apparaat gedurende een bepaalde periode is overgegaan.
In het veld Wachttijd: geeft u op hoe lang het apparaat overgaat voordat de oproep wordt omgeleid.
• Indien buiten bereik — Oproepen omleiden wanneer het apparaat is uitgeschakeld of geen netwerkbereik heeft.
• Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen omgeleid als het
apparaat bezet is, niet wordt beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
3. Selecteer Activeren.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen wilt controleren, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties >
Controleer status.
Als u het omleiden van spraakoproepen wilt beëindigen, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties > Annuleer.
Oproepen blokkeren
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u soms wel officiële alarmnummers kiezen.
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Oproepblokk..
U kunt de oproepen blokkeren die met het apparaat kunnen worden uitgevoerd of ontvangen (netwerkdienst). Als u de
instellingen wilt wijzigen, moet u beschikken over het blokkeerwachtwoord van de serviceprovider. Het blokkeren van oproepen
heeft invloed op alle oproepen, ook gegevensoproepen.
Als u oproepen wilt blokkeren, selecteert u Mob. opr. blokkeren en maakt u een keuze uit de volgende opties:
• Uitgaande oproepen — Spraakoproepen met het apparaat voorkomen.
O p r o e p e n e n s p r a a k t o e p a s s i n g e n
Als u een DTMF-toonreeks aan contactkaarten wilt koppelen, selecteert u Menu > Contacten. Open een contact en selecteer
Opties > Bewerken > Opties > Detail toevoegen > DTMF. Voer de toonreeks in. Druk driemaal op * om p in te voegen, een pauze
van ongeveer 2 seconden vóór of tussen DTMF-tonen. Selecteer Gereed. Als u het apparaat wilt instellen om alleen DTMF-tonen
te verzenden nadat u tijdens een oproep DTMF verzenden hebt geselecteerd, voegt u w in door viermaal op * te drukken.
Logboek
Selecteer Menu > Logboek.
In het Logboek kunt u informatie bekijken over de communicatiegeschiedenis van het apparaat.
Als u recente spraakoproepen, de geschatte duur en packet-gegevensverbindingen wilt bekijken, selecteert u Recente opr., Duur
oproep of Packet-ggvns en drukt u op de joystick.
Als u de gebeurtenissen wilt sorteren op type of op richting, gaat u naar rechts en selecteert u Opties > Filter. Ga naar een
filtertype en druk op de joystick. Selecteer het type of de richting en druk op de joystick.
Als u wilt opgeven welke communicatiegebeurtenissen worden gewist, selecteert u Opties > Instellingen > Duur vermelding
log, een optie en OK.
Als u gemiste of ontvangen oproepen en gekozen nummers wilt wissen, selecteert u Recente opr. > Opties > Wis recente
oproep..
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht, selecteert u Recente opr. > Gemiste opr. > Opties > Ber. opstellen. U kunt
tekstberichten en multimediaberichten verzenden.
Als u de beller of de afzender van een bericht wilt toevoegen aan uw Contacten, selecteert u de beller of afzender en selecteert
u Recente opr. > Gemiste opr. > Opties > Toev. aan Contact..
Als u de hoeveelheid met GPRS verzonden of ontvangen gegevens wilt weergeven, selecteert u Packet-ggvns.
Als u de GPRS-tellers op nul wilt zetten, selecteert u Opties > Tellers op nul. Voer de beveiligingscode in en selecteer OK.
Instellingen Logboek
Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen moeten worden bewaard in het Logboek, selecteert u Opties >
Instellingen > Duur vermelding log. Selecteer een optie in de lijst en selecteer OK.
Als u de duur van de oproep wilt weergeven tijdens het gesprek, selecteert u Opties > Instellingen > Duur oproep tonen > Ja.
PTT (Push to Talk)
Selecteer Menu > Connect. > P2T.
PTT (Push to Talk; netwerkdienst) maakt rechtstreekse gesproken communicatie mogelijk met een enkele druk op een knop.
Met PTT (Push to Talk) kunt u uw apparaat gebruiken als een portofoon.
PTT (Push to Talk)
U kunt met PTT (Push to Talk) een gesprek voeren met één persoon of met een groep, of u kunt zich aanmelden bij een kanaal.
Een kanaal is vergelijkbaar met een chatruimte: u kunt het kanaal oproepen om te zien of er iemand on line is. Met de oproep
naar het kanaal roept u geen andere deelnemers op. Deelnemers melden zich aan bij het kanaal en beginnen met elkaar te
praten.
Bij PTT-communicatie spreekt één persoon terwijl de anderen luisteren door middel van de ingebouwde luidspreker.
Deelnemers kunnen om de beurt reageren op elkaar. Omdat er slechts één deelnemer tegelijk aan het woord kan zijn, is de
maximale spreektijd beperkt. Neem contact op met uw netwerkoperator of serviceprovider voor informatie over de lengte van
de spreektijd in uw netwerk.
Tijdens een PTT-oproep moet u het apparaat voor u houden zodat u het scherm kunt zien. Spreek in de richting van de microfoon
en bedek de luidspreker niet met uw handen.
Telefoongesprekken krijgen altijd prioriteit over PTT (Push to Talk).
Voordat u PTT (Push to Talk) kunt gebruiken, moet u een toegangspunt en instellingen voor PTT (Push to Talk) definiëren.
Mogelijk ontvangt u de instellingen in een speciaal SMS-bericht van de serviceprovider die de PTT-dienst aanbiedt.
Gebruikersinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen > Gebr.instellingen.
Definieer de volgende opties:
• Inkom. P2T-oproepen — Selecteer Melden als u gewaarschuwd wilt worden bij inkomende oproepen. Selecteer Automatisch
accepteren als u wilt dat PTT-oproepen automatisch worden beantwoord. Selecteer Niet toegestaan als u wilt dat PTT-
O p r o e p e n e n s p r a a k t o e p a s s i n g e n
• Toon P2T-oproep — Selecteer Ingesteld met profiel als u wilt dat de waarschuwingsinstelling voor PTT-oproepen gelijk is
aan uw profielinstellingen. Als het profiel Stil is geselecteerd, bent u niet beschikbaar voor PTT-gebruikers, met uitzondering
van terugbelverzoeken.
• Toon terugbelverzoek — De beltoon voor terugbelverzoeken instellen.
• Toepassing starten — Instellen of u zich wilt aanmelden bij de PTT-dienst wanneer u het apparaat inschakelt.
• Standaardbijnaam — Uw standaardbijnaam (maximaal 20 tekens) invoeren die zichtbaar is voor andere gebruikers.
• Mijn P2T-adres tonen — Instellen of uw PTT-adres zichtbaar is voor andere gebruikers. U kunt instellen dat alle bellers het
adres zien, dat het adres alleen zichtbaar is voor één-op-één-bellers of deelnemers aan een kanaal, of dat het adres voor alle
bellers wordt verborgen.
• Mijn aanm.status wrgvn — Instellen of uw aanmelding bij de PTT-server zichtbaar of verborgen is voor andere gebruikers.
Verbindingsinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen > Verbindingsinstellingen.
Definieer de volgende opties:
• Domein — Voer de domeinnaam die u hebt ontvangen van uw serviceprovider in.
• Naam toegangspunt — Selecteer een PTT-toegangspunt.
• Serveradres — Voer het IP-adres of de domeinnaam van de PTT-server in. U ontvangt deze gegevens van uw serviceprovider.
• Gebruikersnaam — Voer uw gebruikersnaam in. U ontvangt deze naam van uw serviceprovider.
• Wachtwoord — Voer, indien nodig, een wachtwoord in om u aan te melden bij de PTT-dienst. Het wachtwoord wordt verstrekt
door de serviceprovider.
Aanmelden bij PTT-dienst
Als u in Gebr.instellingen de optie Toepassing starten hebt ingeschakeld, wordt automatisch verbinding gemaakt met de dienst
wanneer PTT (Push to Talk) wordt gestart. Als u dit niet hebt gedaan, moet u zich handmatig aanmelden.
Als u zich wilt aanmelden bij een PTT-dienst, selecteert u Opties > Instellingen > Verbindingsinstellingen en voert u uw
Gebruikersnaam, Wachtwoord, Domein, Serveradres en Naam toegangspunt in. Selecteer Opties > P2T inschakelen.
Wanneer de instelling Beltoontype van het apparaat is ingesteld op Eén piep of Stil, of wanneer er een oproep actief is, kunt u
geen PTT-oproepen plaatsen of ontvangen.
PTT-oproepen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
Selecteer Opties > P2T-contacten.
Als u een PTT-oproep wilt plaatsen, selecteert u een of meerdere contacten uit de lijst en drukt u op de spraaktoets. Tijdens een
PTT-oproep moet u het apparaat voor u houden zodat u het scherm kunt zien. Op het scherm kunt u zien wanneer u aan de
beurt bent om te spreken. Spreek in de richting van de microfoon en bedek de luidspreker niet met uw handen. Houd de
spraaktoets ingedrukt zolang u aan het woord bent. Als u bent uitgesproken, laat u de toets los.
Druk op de eindetoets om de PTT-oproep te beëindigen.
Wanneer u een PTT-oproep ontvangt, drukt u op de beltoets om de oproep te beantwoorden of op de eindtoets om de oproep
te weigeren.
Terugbelverzoeken
Als u een terugbelverzoek wilt verzenden, selecteert u Opties > P2T-contacten, gaat u naar het gewenste contact en selecteert
u Opties > Terugbelverz. verzndn.
Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden, selecteert u Tonen om het terugbelverzoek te openen. Als u een PTT-oproep aan
de afzender wilt verzenden, drukt u op de spraaktoets.
Contactenweergave
Als u contacten wilt weergeven, toevoegen, wijzigen, verwijderen of oproepen, selecteert u Opties > P2T-contacten. Er wordt
een lijst met namen weergeven uit de toepassing Contacten van uw apparaat met gegevens over de aanmeldstatus van de
contacten.
Als u een geselecteerd contact wilt oproepen, selecteert u Opties > 1-op-1 praten. Als u een groepsoproep wilt plaatsen, selecteert
u Opties > P2T-grpsopr. plaatsen.
Als u het contact wilt vragen u op te roepen, selecteert u Opties > Terugbelverz. verzndn.
O p r o e p e n e n s p r a a k t o e p a s s i n g e n
Een kanaal maken
Een kanaal is vergelijkbaar met een chatruimte: u kunt het kanaal oproepen om te zien of er iemand on line is. Met de oproep
naar het kanaal roept u geen andere deelnemers op. Deelnemers melden zich aan bij het kanaal en beginnen met elkaar te
praten.
Als u een kanaal wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw kanaal > Nieuw maken.
Selecteer Opties en definieer de volgende opties:
• Kanaalnaam — Voer de naam van het kanaal in.
• Kanaalprivacy — Selecteer Privé of Openbaar.
• Bijnaam in kanaal — Voer uw bijnaam (maximaal 20 tekens) in die zichtbaar is voor andere gebruikers.
• Kanaalthumbnail — Voeg een afbeelding in ter illustratie van het kanaal.
Als u een kanaal wilt verwijderen, drukt u op de wistoets.
Wanneer u zich aanmeldt bij PTT (Push to Talk), wordt automatisch verbinding gemaakt met de kanalen die de laatste keer dat
de toepassing werd gesloten actief waren.
PTT-kanalen registreren
Als u een kanaal wilt registreren bij de PTT-dienst, selecteert u Opties > Registreren.
Als u de kanaalgegevens wilt bewerken, selecteert u Opties > Bewerken.
Aanmelden bij een kanaal
Als u zich wilt aanmelden bij een kanaal, selecteert u Opties > P2T-kanalen. Selecteer het kanaal waarbij u zich wilt aanmelden
en druk op de spraaktoets. Tijdens een PTT-oproep moet u het apparaat voor u houden zodat u het scherm kunt zien. Op het
scherm kunt u zien wanneer u aan de beurt bent om te spreken. Spreek in de richting van de microfoon en bedek de luidspreker
niet met uw handen. Houd de spraaktoets ingedrukt zolang u aan het woord bent. Als u bent uitgesproken, laat u de toets los.
Als u wilt schakelen tussen kanalen tijdens meervoudige oproepen, selecteert u Wisselen. Het actieve kanaal is gemarkeerd.
Als u gegevens over de actieve deelnemers aan het kanaal wilt weergeven, selecteert u Opties > Actieve leden.
Als u een deelnemer wilt uitnodigen bij een kanaal, selecteert u Opties > Uitnodiging verzndn.
PTT-logboek
Als u het PTT-logboek wilt openen, selecteert u Opties > P2T-logboek. Het logboek bevat de datum, de tijd, de duur en andere
gegevens over uw PTT-oproepen.
Tip: Als u vanuit het P2T-logboek een één-op-één-gesprek wilt starten, selecteert u het gewenste logboek en drukt u
op de spraaktoets.
PTT (Push to Talk) afsluiten
Selecteer Opties > Afsluiten. Selecteer Ja om u af te melden en de dienst te sluiten. Druk op Nee als u de toepassing actief wilt
houden op de achtergrond.
Apparaatbeveiliging
Selecteer Menu > Instrumenten > Instellingen > Beveiliging > Telefoon en SIM.
U kunt de beveiligingsinstellingen voor de PIN-code, automatische blokkering en het verwisselen van de SIM-kaart wijzigen en
codes en wachtwoorden aanpassen.
Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken van de alarmnummers, om te voorkomen dat u per ongeluk het
alarmnummer kiest.
Codes worden als sterretjes weergegeven. Wanneer u een code wilt wijzigen, voert u eerst de huidige code in en typt u daarna
tweemaal de nieuwe code.
Beveiligingsinstellingen definiëren
Als u apparaat- en SIM-kaartinstellingen wilt definiëren, selecteert u een instelling en Opties > Wijzigen.
Wanneer de oproepen beperkt zijn tot specifieke gebruikersgroepen, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde
alarmnummer kiezen.
Definieer de volgende instellingen:
• PIN-code vragen — Selecteer Aan om naar de PIN-code te vragen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. Deze instelling
kan niet worden gewijzigd als het apparaat is uitgeschakeld. Voor sommige SIM-kaarten kan het verzoek om de PIN-code
niet worden uitgeschakeld.
O p r o e p e n e n s p r a a k t o e p a s s i n g e n
• PIN-code — De PIN-code wijzigen. De PIN-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn en beschermt uw SIM-kaart tegen onbevoegd
gebruik. Deze code wordt geleverd bij de SIM-kaart. Nadat driemaal achter elkaar een verkeerde PIN-code is ingevoerd, wordt
de PIN-code geblokkeerd en moet u de blokkering opheffen met de PUK-code voordat u de SIM-kaart weer kunt gebruiken.
• PIN2-code — De PIN2-code wijzigen. De PIN2-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn en geeft toegang tot bepaalde functies van
het apparaat. Deze code wordt geleverd bij de SIM-kaart. Nadat driemaal achter elkaar een verkeerde PIN2-code is ingevoerd,
wordt de PIN2-code geblokkeerd en moet u de blokkering opheffen met de PUK2-code voordat u de SIM-kaart weer kunt
gebruiken.
• Periode autom. blok. — Hiermee kunt u een time-out instellen waarna het apparaat automatisch wordt geblokkeerd en
alleen kan worden gebruikt als de juiste (de)blokkeringscode wordt ingevoerd. Geef het aantal minuten voor de time-out op
of selecteer Geen als u de automatische blokkering wilt uitschakelen. Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u nog steeds
inkomende oproepen beantwoorden en kunt u in sommige gevallen het alarmnummer kiezen dat in uw apparaat is
geprogrammeerd.
• Blokkeringscode — De nieuwe code kan tussen de 4 en 255 tekens lang zijn. U kunt zowel cijfers als letters gebruiken, en
zowel hoofdletters als kleine letters. U krijgt een melding als de blokkeringscode niet juist is opgemaakt.
• Blok. als SIM gewijz. — Hiermee kunt u instellen dat het apparaat om de blokkeringscode vraagt wanneer een onbekende
SIM-kaart in het apparaat wordt geplaatst. Het apparaat houdt een lijst bij met SIM-kaarten die herkend worden als kaarten
van de eigenaar.
• Ext. blokkering toest. — Als u deze optie inschakelt, kunt u het apparaat vergrendelen door een vooraf gedefinieerd
tekstbericht vanaf een andere telefoon te verzenden. Wanneer u deze optie inschakelt, moet u het bericht voor vergrendelen
op afstand invoeren en het bericht bevestigen. Het bericht moet uit ten minste 5 tekens bestaan.
• Bep. grp gebruikers (netwerkdienst) — Een groep personen opgeven naar wie u kunt bellen en die u kunnen bellen.
• SIM-diensten bevest. (netwerkdienst) — Instellen dat het apparaat bevestigingsberichten weergeeft wanneer u een SIM-
kaartdienst gebruikt.
Het blokkeerwachtwoord wijzigen
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-, fax- en gegevensoproepen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrum. >
Instellingen > Oproepblokk. > Mob. opr. blokkeren > Opties > Blokk. wachtw. wijz.. Typ het huidige wachtwoord en typ vervolgens
tweemaal het nieuwe wachtwoord. Het blokkeerwachtwoord moet uit vier cijfers bestaan. Neem contact op met uw
serviceprovider voor details.
Vaste nummers
Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunt u mogelijk wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Selecteer Menu > Contacten > Opties > SIM-contacten > Nrs. vaste contacten.
Met de dienst voor vaste nummers kunt u instellen dat alleen een beperkt aantal telefoonnummers vanaf uw apparaat kan
worden gebeld. Niet alle SIM-kaarten ondersteunen vaste nummers. Neem voor meer informatie contact op met uw
serviceprovider.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Vaste nrs. activeren — Oproepen vanaf uw apparaat beperken. Als u de dienst wilt annuleren, selecteert u Vaste nrs. deact..
U hebt de PIN2-code nodig voor het in- en uitschakelen van vaste nummers of het bewerken van de vaste nummers. Neem
contact op met uw serviceprovider als u deze code niet hebt.
• Nieuw SIM-contact — Een telefoonnummer toevoegen aan de lijst met nummers die gebeld mogen worden. Voer de naam
en het telefoonnummer van het contact toe. Als u oproepen wilt beperken tot een bepaald landvoorvoegsel, voert u dit
voorvoegsel in het veld Nieuw SIM-contact in. Alleen telefoonnummers die beginnen met dit landvoorvoegsel mogen worden
gebeld.
• Toev. uit Contacten — Een contact vanuit Contacten kopiëren naar de lijst met vaste nummers.
Tip: Als u SMS-berichten wilt verzenden naar de SIM-contacten terwijl vaste nummers is ingeschakeld, moet u het
nummer van de SMS-berichtencentrale toevoegen aan de lijst met vaste nummers.
Als u een toegestaan telefoonnummer wilt weergeven of bewerken, selecteert u Opties > SIM-contacten > Nrs. vaste
contacten.
Druk op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u het telefoonnummer wilt bewerken, selecteert u Opties > Bewerken. U hebt mogelijk de PIN2-code nodig voor het bewerken
van vaste nummers.
Als u het vaste nummer wilt verwijderen, drukt u op de wistoets.
O p r o e p e n e n s p r a a k t o e p a s s i n g e n
Wanneer u de voicemailtoepassing voor het eerst opent, wordt u gevraagd om het nummer van uw voicemail in te voeren. Als
u het nummer wilt wijzigen, selecteert u Opties > Nummer wijzigen. Als u het nummer wilt bellen, selecteert u Opties >
Voicemailbox bellen.
Tip: Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst) vanuit de stand-by modus, houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en
vervolgens op de beltoets.
Spraakopdrachten
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraakop..
U kunt spraakopdrachten gebruiken voor het voeren van gesprekken en het openen van toepassingen, profielen en andere
functies van het apparaat.
Het apparaat maakt een spraaklabel voor de items in de lijst met contacten en voor de functies die zijn ingesteld in de toepassing
Spraakop.. Wanneer een spraaklabel wordt uitgesproken, vergelijkt het apparaat de gesproken woorden met de spraaklabels
in het apparaat.
Spraakopdrachten zijn niet afhankelijk van de stem van de spreker. De spraakherkenning van het apparaat past zich echter aan
de stem van de hoofdgebruiker aan om spraakopdrachten beter te herkennen.
Bellen
Het spraaklabel voor een contact is de naam of bijnaam die is opgeslagen op de contactkaart in Contacten. Als u het spraaklabel
wilt beluisteren, opent u een contactkaart en selecteert u Opties > Afspelen.
1. Als u een nummer wilt kiezen met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt.
2. Wanneer u de toon hoort of de melding op het scherm ziet, spreekt u de naam die is opgeslagen op de contactkaart duidelijk
uit.
3. Een computerstem spreekt het spraaklabel van het herkende contact uit in de geselecteerde apparaattaal en de naam en
het nummer worden weergegeven op het scherm. Na een time-out van 1,5 seconde wordt het nummer gekozen. Als het
herkende contact niet correct is, selecteert u Volgende om een lijst met andere overeenkomsten weer te geven of Stoppen
om het kiezen te annuleren.
Als voor een contact meerdere nummers zijn opgeslagen, wordt het standaardnummer geselecteerd als dit is ingesteld. Anders
wordt het eerst beschikbare nummer in de volgende velden geselecteerd: Mobiel, Mobiel (thuis), Mobiel (werk), Telefoon,
Telefoon (thuis) en Tel. (werk)
Toepassing starten
Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen die zijn ingesteld in de toepassing Spraakop..
Als u een toepassing wilt starten met een spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en spreekt u de opdracht duidelijk
uit. Als de herkende toepassing niet correct is, selecteert u Volgende om een lijst met andere overeenkomsten weer te geven
of Stoppen om te annuleren.
Als u meer toepassingen wilt toevoegen aan de lijst, selecteert u Opties > Nieuwe toepassing.
Als u de spraakopdracht van een toepassing wilt wijzigen, gaat u naar de toepassing en selecteert u Opties > Opdracht
wijzigen. Typ de nieuwe spraakopdracht en selecteer OK.
Profielen wijzigen
Het apparaat maakt een spraaklabel voor elk profiel. Als u een profiel wilt inschakelen met een spraakopdracht, houdt u de
spraaktoets ingedrukt en spreekt u de naam van het profiel uit.
Als u de spraakopdracht wilt wijzigen, gaat u naar het gewenste profiel en selecteert u Profielen > Opties > Opdracht
wijzigen.
Instellingen voor spraakopdrachten
Als u de computerstem wilt uitschakelen die herkende spraaklabels en opdrachten uitspreekt in de geselecteerde taal, selecteert
u Instellingen > Synthesizer > Uit.
Als u het leren van spraakherkenning opnieuw wilt instellen wanneer de hoofdgebruiker van het apparaat is veranderd,
selecteert u Spraakaanp. herstellen.
Gesproken hulp
Selecteer Menu > Instrum. > Gesproken hulp.
De toepassing voor gesproken hulp leest de tekst op het scherm hardop, zodat u de basisfuncties van het apparaat kunt
O p r o e p e n e n s p r a a k t o e p a s s i n g e n
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Contacten — De items in uw lijst met contacten beluisteren. Gebruik deze optie niet als u meer dan 500 contacten hebt.
• Rcnte oproepen — Gegevens van gemiste en ontvangen oproepen, gekozen nummers en vaak herhaalde nummers
beluisteren.
• Voicemailbox — Spraakberichten ophalen en beluisteren.
• Bellen — Een telefoonnummer kiezen.
• Klok — De huidige tijd en datum beluisteren.
Als u meer opties wilt horen, selecteert u Opties.
Dictafoon
Selecteer Menu > Media > Dictafoon.
Met de Dictafoon kunt u een gesproken memo van maximaal 60 seconden opnemen, opslaan als geluidsclip en deze afspelen.
Dictafoon ondersteunt de indeling AMR.
Druk op de spraaktoets om Dictafoon te activeren. Als u zich hebt aangemeld voor PTT (Push to Talk), werkt de spraaktoets als
PTT-toets en wordt de Dictafoon niet geactiveerd.
Als u een gesproken memo wilt opnemen, selecteert u Opties > Geluidsclip opnemen. Selecteer Pauze als u de opname wilt
onderbreken en Opnemen als u de opname wilt hervatten. Wanneer u klaar bent met opnemen, selecteert u Stop. De geluidsclip
wordt automatisch opgeslagen.
De maximumduur van een spraakopname is 60 seconden, maar hangt tevens af van de beschikbare opslagruimte in het
apparaatgeheugen of op een geheugenkaart.
Een spraakopname afspelen
Als u een zojuist gemaakte spraakopname wilt beluisteren, selecteert u het pictrogram Afspelen. (
afspelen te annuleren. De voortgangsbalk geeft de afspeeltijd, positie en lengte van een spraakopname aan.
Als u het afspelen van een spraakopname wilt onderbreken, selecteert u Pauze. Het afspelen wordt hervat wanneer u
Afspelen selecteert.
Spraakopnamen die u ontvangt of opneemt, zijn tijdelijke bestanden. U moet de bestanden die u wilt behouden, opslaan.
Selecteer Menu > Kantoor > Berichtlezer.
Selecteer het SMS-bericht dat u wilt laten voorlezen en selecteer Afspelen. U kunt Berichtlezer ook activeren door kort op de
beltoets te drukken wanneer u een SMS-bericht ontvangt.
Blader naar rechts om het volgende bericht in uw Inbox voor te laten lezen. Blader naar links om het vorige bericht te laten
voorlezen.
U kunt het voorlezen pauzeren door kort op de beltoets te drukken. Druk nogmaals kort op de beltoets om door te gaan.
Druk op de eindetoets om het voorlezen te stoppen.
Spraak
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraak om de instellingen voor de computerspraak te bewerken.
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Taal — De taal voor de spraak instellen.
• Stem — De stem voor de spraak instellen. De stem is afhankelijk van de taal.
• Spraakinstellingen — De eigenschappen van de stem aanpassen.
Stemeigenschappen
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraak > Spraakinstellingen om de stemeigenschappen voor de computerspraak te bewerken.
Maak een keuze uit de volgende opties:
• Snelheid — De gewenste spreeksnelheid selecteren.
• Volume — Het volume voor de spraak instellen.
Stembeheer
Als u de beschikbare stemmen voor de geselecteerde taal wilt beheren, selecteert u Menu > Instrumenten > Spraak.