CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA MOBILE PHONES Ltd verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product DTE-1 conform is aan de bepalingen van
de volgende Richtlijn van de Raad:1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende
website:
http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/
voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten
en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Includes RSA BSAFE cryptographic or security protocol software from RSA Security.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande
kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele,
onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht,
wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij
uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de
verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder
voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde
Nokia leverancier.
Vergeet niet om een back-up te maken van alle belangrijke gegevens.
3
Aansluiting op andere apparaten
Wanneer u de radiokaart op een ander apparaat aansluit, moet u de
gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde
veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
Netwerkdiensten
De radiokaart zoals beschreven in deze handleiding is goedgekeurd voor gebruik
op de EGSM 900- en GSM 1800-netwerken.
De beschikbaarheid van dualband is afhankelijk van het netwerk. Vraag uw
netwerkexploitant of u zich op deze dienst kunt abonneren.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn
netwerkdiensten. Dit zijn speciale diensten waarop u zich via uw
netwerkexploitant kunt abonneren. U kunt pas gebruik maken van deze diensten
nadat u zich via de exploitant van uw thuisnet op de gewenste dienst(en) hebt
geabonneerd en u de gebruiksinstructies hebt ontvangen.
Opmerking: Het is mogelijk dat sommige GSM-netwerken geen
ondersteuning bieden voor bepaalde taalafhankelijke tekens en/of diensten.
De Nokia D211 is een multimodus-radiokaart waarin GPRS (General Packet Radio
Service), HSCSD (High Speed Circuit Switched Data) en WLAN (Wireless Local Area
Network) worden gecombineerd.
Met de Nokia D211 kunt u e-mails, tekstberichten, gegevens en faxbestanden
verzenden en ontvangen en kunt u toegang krijgen tot het Internet. U kunt met de
Nokia D211 geen telefoongesprekken voeren of ontvangen.
De Nokia D211 werkt op de GSM 900/188-netwerken en op met IEEE 802.11b
compatibele WLAN’s. Het toestel kan worden aangesloten op draagbare
computers of op andere apparaten met een type II of III pc-kaartsleuf. De Nokia
D211 wordt geleverd met een geïntegreerde smartcard-lezer: WEP-sleutels
(Wired Equivalent Privacy) en persoonlijke netwerkprofielen voor een
gemakkelijke verplaatsing tussen netwerken kunnen worden opgeslagen op een
SIM-kaart.
De volgende besturingssystemen worden ondersteund: Windows 98 Second
Edition, Windows ME, Windows 2000 en Windows XP. Raadpleeg voor overige
ondersteunde besturingssystemen en software-updates de Nokia website op
www.club.nokia.com.
Belangrijk!
Waarschuwing: Gebruik de radiokaart niet wanneer het gebruik van
draadloze apparatuur verboden is of wanneer dit storing of gevaar zou
kunnen opleveren. De radiokaart kan dezelfde soort storing veroorzaken als
andere mobiele apparatuur (bijv. mobiele telefoons) en mag niet worden
gebruikt in gebieden waar dit niet is toegestaan.
Waarschuwing: Wanneer u uw computer verplaatst, dient u ervoor te
zorgen dat u geen schade toebrengt aan het uitstekende gedeelte van de
aangebrachte radiokaart.
Waarschuwing: Het gebruik van de Nokia D211 kan in sommige landen of
gebieden onwettig zijn. Neem contact op met de plaatselijke autoriteiten
over de bepalingen voor het gebruik van de Nokia D211.
Opmerking: Verzonden gegevens worden niet standaard versleuteld door de
radiokaart.
Waarschuwing: Gebruik alleen accessoires die door de fabrikant van de
radiokaart zijn goedgekeurd voor gebruik met dit specifieke model
radiokaart. Het gebruik van alle andere typen kan de goedkeuring en garantie
doen vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbare goedgekeurde accessoires.
De Nokia D211 biedt dezelfde functionaliteit als een draadloos modem. Om
verbinding te kunnen maken met een externe computer, om bestanden, e-mail en
faxen te kunnen verzenden en ontvangen en om gebruik te kunnen maken van het
Internet, moet u rekening houden met de volgende punten:
• Er moet geschikte software voor gegevens- en faxcommunicatie geïnstalleerd
zijn op uw computer. U kunt de Nokia D211 gebruiken met een groot aantal
commercieel verkrijgbare toepassingen voor gegevens- en faxcommunicatie
voor Windows 98 Second Edition, Windows ME, Windows 2000 en Windows
XP, zoals Dial-Up Networking en HyperTerminal.
• De toepassingen voor gegevens- en faxcommunicatie moeten op de juiste
manier zijn geconfigureerd voor gebruik met de Nokia D211. Raadpleeg
hiervoor de instructies in de handleidingen van deze toepassingen en van uw
computer. Let erop dat u voor elke toepassing de Nokia D211 selecteert als
modem.
• De functies voor gegevensoverdracht en fax zijn afhankelijk van de gekozen
toepassingen en niet alleen van de computer of de Nokia D211. Raadpleeg de
handleiding van de betreffende toepassing voor informatie over het gebruik
van die toepassing.
• U moet geabonneerd zijn op de betreffende gegevens- en faxservices van uw
serviceprovider of netwerkexploitant. Neem contact op met de serviceprovider
voor informatie over de beschikbaarheid van en andere gegevens over de
services voor uw eigen netwerk. Voor toegang tot het Internet moet u zijn
geabonneerd op de gegevensservice en een Internet-toegangspunt hebben
gekregen van de serviceprovider.
Inleiding
De Nokia D211 kan ook worden bediend met AT-opdrachten. Raadpleeg voor meer
informatie de Developer Manual voor Nokia D211, op www.forum.nokia.com.
Over gegevensoverdracht
De Nokia D211 maakt gebruik van de mogelijkheden voor gegevensoverdracht van
netwerken van het type WLAN en GSM om bijvoorbeeld gegevens te verzenden en
ontvangen, te surfen op het Internet, SMS-berichten en e-mail te verzenden en
een verbinding met andere computers te onderhouden.
Vanaf de meeste locaties waar de radiokaart werkt, kan een verbinding voor
gegevensoverdracht tot stand worden gebracht. Aangeraden wordt echter dat u
de radiokaart verplaatst naar een locatie waar een zo sterk mogelijk
netwerksignaal kan worden verkregen. Wanneer het signaal sterk is, is de
gegevensoverdracht efficiënter.
De volgende factoren kunnen draadloze verbindingen negatief beïnvloeden:
Ruis – Elektronische apparatuur kan radiostoringen veroorzaken. Ook in gebieden
waar veel radiokaarten worden gebruikt, kan de kwaliteit van de draadloze
verbinding door andere radiokaarten teruglopen.
Roaming (bewegen) – Bij het verplaatsen van de radiokaart tussen verschillende
WLAN-toegangspunten of GSM-netwerkcellen zal de signaalsterkte van het
kanaal afnemen. Als gevolg daarvan kan de gebruiker naar een ander
ontvangstgebied en een andere frequentie worden overgedragen, waar het
signaal sterker is. Door variaties in de belasting van het netwerk kan roaming
(bewegen) ook optreden wanneer een gebruiker op dezelfde plaats blijft. Bij dit
soort roaming kunnen kleine vertragingen in de overdracht ontstaan.
Elektrostatische ontlading – Ontlading van statische elektriciteit van een vinger
of een geleider kan leiden tot storingen in elektrische apparaten. De ontlading kan
leiden tot instabiele werking van de software. Netwerkverbindingen kunnen
onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de overdracht kan
worden beëindigd. In die gevallen moet u de bestaande verbinding (indien
aanwezig) verbreken, de radiokaart stoppen en deze uit de pc-sleuf verwijderen.
Plaats de radiokaart vervolgens terug in de pc-kaartsleuf en probeer het opnieuw.
Dode punten en signaaluitval – Dode punten zijn plaatsen waar geen
radiosignalen kunnen worden ontvangen. Signaaluitval treedt op wanneer de
gebruiker van een radiokaart een gebied betreedt waar het radiosignaal wordt
geblokkeerd of gereduceerd door geografische of structurele belemmeringen.
Signaalverzwakking – Afstand en obstakels kunnen leiden tot verkeerde
signalen. Er kunnen ook gereflecteerde signalen ontstaan. In beide gevallen neemt
de signaalsterkte af.
Lage signaalsterkte – Door afstand of obstakels kan de sterkte van het
radiosignaal van een WLAN-toegangspunt of GSM-celpunt niet sterk of stabiel
genoeg zijn om een betrouwbare verbinding voor communicatie tot stand te
brengen. Neem daarom de volgende regels in acht, zodat u verzekerd bent van een
zo goed mogelijke communicatie:
• Een dataverbinding werkt het beste als de radiokaart niet wordt bewogen.
Draadloze gegevenscommunicatie vanuit een bewegend voertuig wordt niet
aanbevolen. Faxoverdracht wordt gemakkelijker negatief beïnvloed dan
overdracht van gegevens of SMS-berichten.
• Plaats de radiokaart niet op een metalen oppervlak.
General Packet Radio Service (GPRS)
GPRS is een pakketgegevenstechnologie waarbij informatie in korte
gegevensstootjes via het mobiele netwerk wordt verzonden. Het voordeel van het
in pakketjes verzenden van gegevens is dat het netwerk alleen wordt bezet als er
gegevens worden verzonden of ontvangen. GPRS is een gegevensdrager waarmee
draadloos toegang tot gegevensnetwerken zoals het Internet mogelijk is.
Toepassingen die gebruik maken van GPRS zijn SMS en inbellen via GPRS
(bijvoorbeeld het Internet en e-mail).
Voordat u GPRS-technologie kunt gebruiken, moet u:
• Geabonneerd zijn op de GPRS-service.
Neem contact op met de serviceprovider of netwerkexploitant voor informatie
over de beschikbaarheid van en abonnementen op de GPRS-service.
• De GPRS-instellingen opslaan voor de toepassingen die over GPRS worden
gebruikt.
Zie “Berichten” op pagina 37 voor het configureren van de instellingen voor
tekstberichten.
Zie ook “Nieuwe profielen maken” op pagina 27 en “Gegevens- en
faxcommunicatie” op pagina 8.
Raadpleeg het document Gegevensbeveiliging op de Nokia D211-cd-rom voor
meer informatie over beveiligingskwesties.
Kosten van GPRS en toepassingen
Inleiding
Er zijn kosten verbonden aan de actieve GPRS-verbinding en aan de toepassingen
die over GPRS worden gebruikt, zoals het verzenden en ontvangen van gegevens
en tekstberichten. Neem contact op met uw serviceprovider of netwerkexploitant
voor meer informatie over de kosten.
High Speed Circuit Switched Data (HSCSD)
Met de Nokia D211 kunt u GSM-services voor hogesnelheidsgegevens (HSCSD)
gebruiken. De standaard-GSM-gegevensoverdrachtsnelheid is 9,6 kbit/s, maar
met de HSCSD-technologie is een snellere gegevensoverdracht mogelijk,
waardoor bijvoorbeeld grote bestanden sneller en gemakkelijker kunnen worden
gedownload.
Voor HSCSD wordt tegelijkertijd gebruik gemaakt van meerdere tijdvakken. De
overdrachtsnelheid per tijdvak is, afhankelijk van het netwerk, 9,6 of 14,4 kbit/s.
Bij het verzenden en ontvangen van e-mail kan de gegevensoverdrachtsnelheid
worden verdubbeld tot 28,8 kbit/s en voor Internet-verbindingen is een
downloadsnelheid van 43,2 kbit/s mogelijk als dat wordt ondersteund door de
apparatuur van de netwerkexploitant en de Internet-serviceprovider.
U kunt alleen GSM-services voor hogesnelheidsgegevens gebruiken als uw
netwerk HSCSD ondersteunt en als u op deze service bent geabonneerd. Neem
contact op met uw serviceprovider of uw netwerkexploitant voor meer informatie.
Zie ook “Gegevens- en faxcommunicatie” op pagina 8.
Raadpleeg het document Gegevensbeveiliging op de Nokia D211-cd-rom voor
meer informatie over beveiligingskwesties.
De radiokaart die in dit document wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik
in een draadloos LAN (WLAN).
Waarschuwing: Deze apparatuur werkt bij 2,4 - 2,4835 GHz. In Frankrijk is
gebruik van dit apparaat alleen toegestaan in de frequentieband van
2,445 - 2,4835 GHz (kanaal 10, 11, 12 en 13).
De Nokia D211 ondersteunt de volgende WLAN-functies:
• IEEE 802.11b-standaard
• Transmissiesnelheden van 1, 2, 5,5 en 11 Mbit/s.
• Werkt bij een frequentie van 2,4 GHz en gebruikt Direct Sequence Spread
Spectrum (DSSS) radiotechnologie.
• WEP-gegevenscodering (Wired Equivalent Privacy) met sleutels tot 152 bits.
Met de Nokia D211 kunt u draadloze verbindingen tot stand brengen tussen
laptopcomputers die compatibel zijn met deze technologie, handheld computers,
pc's en overige apparatuur met een type II of III pc-kaartsleuf, en een draadloos
Local Area Network. Dit gebeurt via een WLAN-toegangspunt. In plaats van kabels
worden hier radiogolven gebruikt voor het verzenden en ontvangen van gegevens
via de ether.
Inleiding
Als u de computer naar een andere locatie in het WLAN verplaatst en buiten bereik
van het WLAN-toegangspunt, wordt uw computer door middel van de roamingfunctionaliteit automatisch met een ander toegangspunt in hetzelfde netwerk in
verbinding gebracht. Zolang u binnen bereik van toegangspunten in hetzelfde
netwerk blijft, kan uw computer een verbinding met het netwerk houden.
Met de Nokia D211 kunnen verschillende typen communicatie in een WLAN
worden gebruikt. Er zijn twee besturingsmodi waaruit kan worden gekozen:
infrastructuur en ad hoc.
Infrastructuur
Bij de infrastructuurbesturingsmodus worden twee typen communicatie
onderscheiden:
• Draadloze stations communiceren onderling via een WLAN-toegangspunt.
• Draadloze stations communiceren via een WLAN-toegangspunt met een
bekabeld LAN-station.
WLAN-toegangspunt
Figuur 1 - Infrastructuurnetwerk
Het voordeel van de infrastructuurmodus is dat u meer controle hebt over de
netwerkverbindingen aangezien deze door een toegangspunt komen. Een
draadloos station heeft toegang tot de services die beschikbaar zijn in een gewoon
bekabeld LAN: bijvoorbeeld de database van een bedrijf, e-mail, het Internet en
overige netwerkbronnen.
Ad hoc
In de ad hoc modus worden gegevens rechtstreeks verzonden tussen draadloze
stations, waardoor een toegangspunt niet nodig is. U hoeft alleen de radiokaarten
in de stations te plaatsen, de nodige configuraties in te stellen en de
communicatie te starten. Ad hoc netwerken zijn eenvoudig op te zetten, maar de
communicatie blijft beperkt tot stations die binnen het bereik vallen. Zolang de
stations zich binnen bereik bevinden, kunt u bijvoorbeeld bestanden delen en
uitwisselen.
Figuur 2 - Ad hoc netwerk
Zie “Een ad hoc netwerk instellen en u hierbij aanmelden” op pagina 22 voor
informatie over het opzetten van een ad hoc netwerk.
SIM-services zijn services voor Internet-toegang via het eigen openbare netwerk
van de serviceprovider of netwerkexploitant. De serviceprovider kan u
bijvoorbeeld de mogelijkheid bieden om gegevens van het bedrijfsintranet te
controleren, e-mail te verzenden en ontvangen, en documenten op te slaan. SIMservices zijn meestal beschikbaar in openbare gelegenheden zoals hotels,
luchthavens, spoorwegstations, businesscentra en bedrijfsgebouwen.
Opmerking: Voordat u de SIM-services kunt gebruiken, moet u zich eerst op
de services abonneren bij de netwerkexploitant of serviceprovider en
gebruiksinstructies ophalen.
Een SIM-kaart wordt gebruikt als middel voor identificatie van de gebruiker: de
gegevens op de SIM-kaart worden gelezen en als de gegevens geldig zijn, mag u
verbinding maken met het Internet en intranets. De SIM-kaart wordt geleverd
door de serviceprovider of netwerkexploitant.
Administratieve gegevens, zoals de gebruikte toegangstijd en/of verzonden
gegevens, worden door het netwerk doorgegeven aan de serviceprovider voor
facturering Het bijhouden van gegevens wordt gestart zodra het draadloze station
is geverifieerd en stopt als het draadloze station zich afmeldt.
Beveiliging in WLAN
Beveiligingskwesties dienen altijd zorgvuldig in overweging te worden genomen
voor een veilige verzending van gegevens binnen zowel bekabelde als draadloze
LAN's. Binnen de huidige draadloze systemen dient de authenticiteit van
draadloze stations bijvoorbeeld te worden gecontroleerd door WLANtoegangspunten om ongeoorloofde toegang tot het netwerk te voorkomen.
Authenticatie is een service waarbij identiteit wordt bevestigd, bijvoorbeeld van
een gebruiker of een computer, of waarbij de oorsprong van een verzonden bericht
wordt bevestigd.
De Nokia D211 ondersteunt het WEP-protocol (Wired Equivalent Privacy), dat een
basisbeveiliging biedt voor WLAN's. Het WEP-protocol gebruikt de algoritme RC4
met een geheime sleutel van maximaal 152 bits, die gegevens codeert voordat
deze via radiogolven worden verzonden. Wanneer de draadloze stations binnen
een WLAN via WEP willen communiceren, dienen ze te beschikken over dezelfde
WEP-sleutel.
De Nokia D211 is ook compatibel met de belangrijkste VPN-clients (Virtual Private
Network) over GPRS en WLAN. VPN wordt aanbevolen voor een veiligere toegang
tot netwerken.
Opmerking: De gespreksduur die door de netwerkexploitant in rekening
wordt gebracht voor diensten kan variëren afhankelijk van de
netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
De Nokia D211 wordt geleverd met een geïntegreerde smartcard-lezer. SIMkaarten en smartcard-lezers zijn een hulpmiddel voor het beheer van veilige
gebruikersauthenticatie binnen een WLAN. Ook kunnen gebruikers probleemloos
een authenticatiemiddel meenemen in de vorm van SIM-kaarten. Op een SIMkaart kunnen belangrijke gegevens worden opgeslagen, zoals WEP-sleutels en
netwerkprofielen.
De smartcard-lezer leest de gegevens die op de computerchip staan en zendt die
ter verwerking naar het netwerk. De SIM-kaart wordt beveiligd via een PIN-code.
U krijgt pas toegang tot de inhoud van de SIM-kaart als u de juiste PIN-code hebt
ingevoerd.
Voorzichtig: Houd alle kleine SIM-kaarten buiten het bereik van kleine
kinderen.
Raadpleeg het document Gegevensbeveiliging op de cd-rom van het product voor
meer informatie over beveiligingskwesties.
De Nokia D211 heeft ingebouwde antennes in een extensiedoos. In dit document
wordt met antenne de extensiedoos samen met de antennes in die doos bedoeld.
Figuur 3 - Extensiedoos van de Nokia D211
Als u verbinding maakt met een WLAN, moet u controleren of de antenne wijst in
de richting van het WLAN-toegangspunt en in een open gebied is geplaatst. Bedek
de antenne niet.
Gebruik alleen de meegeleverde antenne. Niet-goedgekeurde antennes,
aanpassingen of extra hulpmiddelen kunnen de radiokaart beschadigen en
kunnen in strijd zijn met bepalingen omtrent radioapparatuur.
De installatieprocedure varieert enigszins, afhankelijk van het Windowsbesturingssysteem dat u gebruikt. Als de installatie verschilt van de volgende
procedure, volgt u de instructies op het scherm.
Voor de Nokia D211-software is 20 MB vrije schijfruimte nodig.
Installatie van de Nokia D211-software
Opmerking: Plaats de radiokaart pas in de computer als het
installatieprogramma hierom vraagt.
1 Sluit alle Windows-programma's af. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station
van de computer.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart, gaat u naar het cd-rom-station
(bijvoorbeeld station D) en dubbelklikt u op Start.exe.
Installatie
2 Selecteer de taal voor de cd-rom en het installatieprogramma, lees de
gebruiksrechtovereenkomst van Nokia en accepteer deze. Als u de
gebruiksrechtovereenkomst niet accepteert, kunt u de cd-rom niet gebruiken.
3 Het hoofdscherm van de cd-rom wordt weergegeven. Klik op Installeren om de
installatie te starten.
4 Het beginscherm van de installatiewizard wordt geopend. Klik op Volgende
om door te gaan.
5 Lees de gebruiksrechtovereenkomst van Nokia en accepteer deze. Als u de
gebruiksrechtovereenkomst niet accepteert, kunt u de software niet gebruiken
en wordt de installatieprocedure stopgezet. Klik op Ik ga akkoord als u de
gebruiksrechtovereenkomst accepteert.
6 Selecteer de map waarin u de software wilt installeren. De standaardmap is
C:\Program Files\Nokia\Nokia D211. Als u de software op een ander station of
in een andere map wilt installeren, klikt u op Bladeren. Wanneer u de juiste
map voor de installatie hebt gekozen, klikt u op Volgende.
Opmerking: U kunt de software voor de Nokia D211 niet installeren op
een netwerkstation.
7 Selecteer het gewenste soort installatie. De optie Beheerder is uitsluitend
bestemd voor systeembeheerders. Met Aangepast kunt u zelf de afzonderlijke
softwareonderdelen kiezen die u wilt installeren. Deze optie wordt aanbevolen
voor ervaren gebruikers. Bij Normaal worden de meest gebruikt
softwareonderdelen geïnstalleerd. Deze optie wordt voor de meeste gebruikers
aanbevolen. Wanneer u het gewenste installatietype hebt gekozen,
klikt u op Volgende.
8 Controleer de instellingen voor de installatie. Klik op Volgende als u de
instellingen accepteert. Klik op Terug als u de instellingen wilt wijzigen. Breng
de wijzigingen aan en klik vervolgens op Volgende. Het installatieprogramma
begint met het kopiëren van de bestanden.
9 Wanneer u het verzoek krijgt om de radiokaart in de computer te plaatsen,
steekt u deze in de pc-kaartsleuf van de computer (zie Figuur 4). De radiokaart
gaat niet helemaal in de pc-kaartsleuf en er blijft een ruimte over tussen het
uitstekende gedeelte en de computer. Gebruik geen overmatige kracht
wanneer u de kaart in de sleuf steekt.
Figuur 4 - De radiokaart plaatsen
In Windows 2000 verschijnt het bericht dat er geen digitale handtekening is
gevonden. Klik in elk dialoogvenster op Jaom door te gaan met de installatie.
In Windows XP worden de wizards Nieuwe hardware gevonden geopend. In elk
van deze wizards selecteert u achtereenvolgens de opties De software automatisch installeren en Toch doorgaan om door te gaan met de
installatie.
10 De pagina Voltooiing geeft aan wanneer de software is geïnstalleerd. Verwijder
de cd-rom uit het cd-rom-station en klik op Voltooien. Mogelijk moet u de
computer opnieuw opstarten.
11 Er verschijnt een dialoogvenster met de vraag of u nu een netwerkprofiel wilt
maken. U kunt op ieder gewenst moment zelf netwerkprofielen maken en
bewerken. Als u geen profiel wilt maken, klikt u op Nee en wordt de
installatieprocedure voltooid. Als u een profiel wilt maken, klikt u op Ja om het
beginscherm van de profielwizard te openen. Zie “Nieuwe profielen maken” op
pagina 27 voor meer informatie.
Opmerking: Als u de smartcard-lezer van de Nokia D211 wilt gebruiken in
combinatie met andere toepassingen, moet u op uw computer een apart
stuurprogramma voor smartcards installeren dat compatibel is met PC/SC
(Personal Computer Smart Card). Installeer het smartcard-stuurprogramma
alleen als u andere toepassingen of speciale typen smartcards wilt gebruiken
in combinatie met de smartcard-lezer van de Nokia D211. Als u het
stuurprogramma wilt installeren, selecteert u Aangepast als installatietype
(zie stap 7 hierboven) en selecteert u het onderdeel PC/SC smartcard-
De Nokia D211-software verwijderen:
1 Selecteer in het menu Start de optie Instellingen en klik vervolgens op
Configuratiescherm. Klik op Software.
2 Kies Nokia D211 in de lijst met programma's en klik op Toevoegen/
verwijderen.
3 Het venster Welkom van de installatiewizard wordt geopend. Als u niet wilt dat
profielen en instellingen die zijn geconfigureerd op de pagina Instellingen
worden verwijderd, schakelt u het selectievakje Alle profielen en overige instellingen behouden in. Als u alle gegevens wilt bewaren die te maken
hebben met de SMS-toepassing, zoals tekst- en afbeeldingberichten die u hebt
verzonden of ontvangen, schakelt u het selectievakje Alle gegevens uit de SMS-toepassing behouden in.
Klik op Volgende om door te gaan.
4 Controleer de instellingen voor het verwijderen van de installatie. Als u de
instellingen accepteert, klikt u op Volgende. Als u de instellingen wilt wijzigen,
klikt u op Terug, brengt u de wijzigingen aan en klikt u op Volgende.
5 Het verwijderen van de software wordt gestart. De pagina Voltooiing geeft aan
wanneer het verwijderen is voltooid. Klik op Voltooien.
• een GPRS-verbinding (General Packet Radio Service) tot stand brengen waarbij
informatie in korte gegevensstootjes via het mobiele netwerk wordt
verzonden. Het voordeel van het in pakketjes verzenden van gegevens is dat
het netwerk alleen wordt bezet als er gegevens worden verzonden of
ontvangen. GPRS is ideaal voor toepassingen die gegevens in korte stootjes
verzenden, zoals webbrowsers. De gegevenssnelheid is maximaal 40,2 kbit/s. U
moet een abonnement hebben op de GPRS-service.
• een verbinding tot stand brengen met een GSM-netwerk waarmee u tekst en
afbeeldingberichten kunt verzenden en ontvangen. U kunt ook verbinding
maken met het Internet of uw e-mail door een dataoproep te plaatsen,
waarmee gegevenssnelheden van maximaal 14,4 kbit/s mogelijk zijn. U kunt
dataoproepen plaatsen met hoge GSM-snelheden als het netwerk HSCSD
(High Speed Circuit Switched Data) ondersteunt en u een abonnement hebt op
GSM-services voor hogesnelheidsgegevens. HSCSD is vooral geschikt voor
actieve bestandsoverdracht, waarbij gegevenssnelheden van maximaal 43,2
kbit/s mogelijk zijn.
• een verbinding tot stand brengen met een draadloos LAN (WLAN) en gegevens
verzenden en ontvangen zoals via een gewoon bekabeld LAN. De
gegevenssnelheid in een WLAN is maximaal 11 Mbit/s.
Aan de slag
Verbinding maken met een netwerk
Als u verbinding wilt maken met een netwerk, hebt u een netwerkprofiel nodig.
Tijdens de installatie van de software wordt automatisch het profiel Eenvoudige aansluiting met voorgedefinieerde instellingen gemaakt. Met dit profiel hebt u
toegang tot het netwerk zonder dat u instellingen hoeft te configureren.
Zie “Nieuwe profielen maken” op pagina 27 voor meer informatie als u zelf een
profiel wilt maken.
U hebt een SIM-kaart nodig om een verbinding van het type GSM of GPRS tot
stand te brengen.
Verbinding maken met een netwerk:
1 Schuif de SIM-kaart in de smartcard-sleuf van de
Nokia D211. Controleer of de metalen contactpunten
van de SIM-kaart omlaag wijzen en of de
afgeschuinde hoek rechts ligt. De radiokaart
ondersteunt geen 5-volts SIM-kaarten.
2 Steek de radiokaart stevig in de pc-sleuf van
de computer.
De radiokaart gaat niet helemaal in de pc-kaartsleuf
en er blijft een ruimte over tussen het uitstekende
gedeelte en de computer. Gebruik geen overmatige
kracht wanneer u de kaart in de sleuf steekt.
3 Schakel de computer in.
4 Als u een SIM-kaart gebruikt, geeft u de PIN-code op en klikt u op OK. U kunt
de PIN-code invoeren voordat u zich bij een netwerk aanmeldt.
5 Tijdens het aanmelden wordt linksboven op het scherm een dialoogvenster
geopend. U kunt dan het profiel en het verbindingstype selecteren door te
klikken op Selecteren.
6 Het dialoogvenster Verbinding selecteren wordt geopend. Zie Figuur 5. Open
het profiel vanuit de profiellijst en selecteer het gewenste verbindingstype..
WLAN – U maakt verbinding met een draadloos LAN van waaruit u gegevens
kunt verzenden en ontvangen.
20
Aan de slag
GSM – U kunt dataoproepen plaatsen en gebruik maken van GSM-services
voor hogesnelheidsgegevens als uw netwerk HSCSD ondersteunt en u
geabonneerd bent op de dienst.
GPRS – U kunt een GPRS-verbinding maken en pakketgegevens verzenden. U
moet geabonneerd zijn op de GPRS-dienst.
UIT – De verbinding van de radiokaart met het netwerk wordt verbroken en alle
radio’s worden uitgeschakeld.
7 Klik op OK om verbinding te maken met een netwerk.
Tip: U kunt het dialoogvenster Verbinding selecteren ook openen door met
de rechtermuisknop op het Nokia D211-pictogram op de taakbalk te klikken
of door de pagina Profielen van het Beheer venster te openen en te klikken
op Selecteren. Zie pagina 34 voor meer informatie als het pictogram niet op
de taakbalk staat.
Tip: U kunt netwerkverbindingen ook beheren met het Nokia D211pictogram op de taakbalk. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram en
klik op Verbinding maken om verbinding te maken met SIM-services. Als u
een dataoproep wilt plaatsen, klikt u op Kiezen en als u pakketgegevens wilt
verzenden, klikt u op Activeren. Zie “Verbindingsstatusindicatoren”
hieronder voor meer informatie. Zie pagina 34 voor meer informatie als het
pictogram niet op de taakbalk staat.
Waarschuwing: Gebruik de radiokaart niet wanneer het gebruik van
draadloze apparatuur verboden is of wanneer dit storingen of gevaar zou
kunnen opleveren. De radiokaart kan dezelfde soort storing veroorzaken als
andere mobiele apparatuur (bijv. mobiele telefoons) en mag niet worden
gebruikt in gebieden waar dit niet is toegestaan.
Verbindingsstatusindicatoren
Met pictogrammen op de taakbalk en op de pagina Profielen wordt de status van
de netwerkverbinding weergegeven.
Gereed voor dataoproep – U hebt verbinding met een netwerk van het type
GSM en kunt tekstberichten verzenden en ontvangen. Als u met GSMservices voor hogesnelheidsgegevens gebruik wilt maken van Internet of uw
e-mail, moet u een dataoproep plaatsen. Klik op Kiezen als u een dataoproep
wilt plaatsen.
U kunt alleen GSM-services voor hogesnelheidsgegevens gebruiken als uw
netwerk HSCSD ondersteunt en als u op deze service bent geabonneerd.
Neem contact op met uw serviceprovider of uw netwerkexploitant voor meer
informatie.
Dataoproep naar [telefoonnummer] – GSM-dataoproep is actief. Als u de
oproep wilt beëindigen, klikt u op Gesprek beëindigen.
Gereed om GPRS te activeren – U hebt verbinding met een GSM-netwerk
dat het verzenden van pakketgegevens ondersteunt (GPRS). U kunt
tekstberichten verzenden en ontvangen. Als u GPRS wilt gebruiken voor
toegang tot Internet of uw e-mail, moet u een GPRS-verbinding maken. Klik
op Activeren om een GPRS-verbinding te maken.
U moet geabonneerd zijn op de GPRS-dienst. Neem contact op met uw
serviceprovider of uw netwerkexploitant voor informatie over de
beschikbaarheid van en abonnementen op pakketdataservices.
GPRS actief – GPRS-verbinding is nu actief. Als u de verbinding wilt
verbreken, klikt u op Uitschakelen.
Gekoppeld aan (naam toegangspunt) – U hebt verbinding met een WLANtoegangspunt.
Als u verbinding wilt maken met de SIM-services, klikt u op Verbinding maken. De knop Verbinding maken wordt alleen geactiveerd wanneer het
draadloze station een service in het netwerk heeft aangetroffen. Verder blijft
de knop inactief
Verbonden met SIM-services – U hebt verbinding met SIM-services. Als u
de verbinding wilt verbreken, klikt u op Verbinding verbreken.
Voordat u de SIM-services kunt gebruiken, moet u zich eerst op de services
abonneren bij de netwerkexploitant of serviceprovider en gebruiksinstructies
ophalen.
Ad hoc netwerk – U hebt zelf een ad hoc netwerk gemaakt of met een ad hoc
netwerk verbinding gemaakt.
Geen netwerk – U hebt Uit geselecteerd als verbindingstype en hebt geen
verbinding met een netwerk.
Een ad hoc netwerk instellen en u hierbij aanmelden
In een ad hoc netwerk kunnen draadloze stations rechtstreeks met elkaar
communiceren zonder WLAN-toegangspunten. De stations kunnen dan
bijvoorbeeld mappen delen. Eén gebruiker maakt het ad hoc netwerk en andere
gebruikers melden zich aan bij het netwerk.
Zie “Draadloos LAN (WLAN)” op pagina 11 voor meer informatie over ad hoc
netwerken.
Zo meldt u zich aan bij een ad hoc netwerk:
1 Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Algemeen en klik op Selecteren.
2 Het dialoogvenster Verbinding selecteren wordt geopend. Open het profiel
Eenvoudige aansluiting en selecteer het verbindingstype WLAN (ad hoc).
Klik op OK.
3 Als u een ad hoc netwerk wilt starten, typt u de netwerknaam. Als u een
bepaald netwerk wilt gebruiken, selecteert u de netwerknaam in het lijstvak.
Klik op OK.
Tip: Maak uw eigen profiel voor ad hoc netwerken met de wizard Profiel als
u vaak in de ad hoc besturingsmodus werkt. Op deze manier hoeft u niet
steeds een netwerk te selecteren en krijgt u sneller toegang. Zie “Nieuwe
profielen maken” op pagina 27 voor meer informatie.
Netwerkverbinding verbreken
Als u het venster Monitor of Beheer sluit, sluit u het programma niet af en
verbreekt u geen bestaande netwerkverbinding. Als u een verbinding wilt
verbreken, selecteert u het verbindingstype Uit voor een profiel. Zie Figuur 5 op
pagina 20.
U kunt de netwerkverbinding ook verbreken door te stoppen en de radiokaart te
verwijderen.
De radiokaart verwijderen
Aan de slag
U moet de radiokaart altijd stoppen voordat u deze uit de pc-kaartsleuf van de
computer verwijdert. Als u de kaart wilt stoppen, klikt u met de rechtermuisknop
op het Nokia D211-pictogram op de taakbalk en selecteert u de optie Kaart stoppen. Zie pagina 34 voor meer informatie als het pictogram niet op de taakbalk
staat.
Voorzichtig: In Windows 98 Second Edition worden alle pc-kaarten gestopt
wanneer een nieuwe pc-kaart in de computer wordt gestoken. Als u nog een
pc-kaart in de computer steekt, moet u eerst de Nokia D211 stoppen en uit de
pc-kaartsleuf verwijderen. Als u dat niet doet, kan de netwerkverbinding
worden verbroken, waardoor u gegevens kunt verliezen.
De gebruikersinterface van de Nokia D211 bestaat uit het Monitor venster en het
Beheer venster.
Het Beheer venster is de belangrijkste gebruikersinterface van de Nokia D211. U
kunt het Beheer venster openen door met de rechtermuisknop te klikken op het
Nokia D211-pictogram op de taakbalk en het Beheer venster te kiezen in het
snelmenu. Zie pagina 34 voor meer informatie als het pictogram niet op de
taakbalk staat.
Functies van de Nokia D211
Het Beheer venster bestaat uit de volgende pagina's: Profielen, Instellingen en
Hulpmiddelen. De pagina Beheerder wordt gebruikt door systeembeheerders.
Hoeveel pagina's u ziet, hangt af van de pagina's die tijdens de installatie zijn
geïnstalleerd. U kunt de verschillende pagina's openen door op de desbetreffende
pictogrammen op de balk links te klikken.
Het Beheer venster wordt gebruikt voor het beheren van profielen, het
configureren van instellingen en het weergeven van de netwerkstatus.
Het Monitor venster gebruiken
Het Monitor venster is een klein venster met informatie over de status van de
huidige netwerkverbinding. De volgende informatie is beschikbaar in het Monitor
venster: verbindingstype, hoeveelheid verzonden en ontvangen gegevens, duur
van de verbinding, signaalsterkte of WLAN-verbindingskwaliteit en
gegevensstroom.
U kunt het Monitor venster openen door met de rechtermuisknop te klikken op het
Nokia D211-pictogram op de taakbalk en vervolgens Monitor venster te
selecteren. Zie pagina 34 voor meer informatie als het pictogram niet op de
taakbalk staat. Als het Monitor venster automatisch moet worden geopend zodra
de radiokaart wordt ingestoken, gaat u naar de pagina Instellingen en kiest u het
tabblad Algemeen. Selecteer de optie Monitor venster automatisch openen.
Functies van de Nokia D211
Figuur 7 - Monitor venster
In het Monitor venster wordt zowel de hoeveelheid verzonden en ontvangen
gegevens als de duur van de actieve verbinding weergegeven. De eenheid van de
gegevensteller is de kilobyte. Als u in plaats van de gegevensteller de
verbindingstimer wilt weergeven, klikt u op de gegevensteller.
Opmerking: De gespreksduur die door de netwerkexploitant in rekening
wordt gebracht voor oproepen en diensten kan variëren afhankelijk van de
netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
De signaalsterkte-indicator geeft de sterkte en kwaliteit aan van het radiosignaal
tussen de radiokaart en een basisstation voor GSM op de huidige locatie. In WLAN
geeft de indicator de kwaliteit aan van het radiosignaal tussen een radiokaart en
een WLAN-toegangspunt. De sterkte van het radiosignaal wordt beïnvloed door
de afstand en obstakels. De gegevensstroomindicator geeft de relatieve snelheid
aan waarmee de gegevens worden overgedragen.
De pagina Profielen
Een profiel is een set van netwerkspecifieke instellingen en Windowsnetwerkinstellingen. Profielen maken de overdracht van gegevens tussen
netwerken eenvoudig, zonder dat u alle verschillende instellingen hoeft te
onthouden.
Op de pagina Profielen kunt u nieuwe profielen maken, wijzigen en verwijderen.
Profielen kunnen worden opgeslagen in en geopend vanuit een bestand. U kunt
ook profielen verzenden als tekstberichten.
Profielen worden opgeslagen op een vaste schijf of een SIM-kaart.
Tijdens de installatie van de software wordt automatisch een profiel met
voorgedefinieerde instellingen gemaakt. Met dit profiel Eenvoudige aansluiting
hebt u toegang tot het netwerk zonder dat u instellingen hoeft te configureren.
Dit profiel kan niet worden bewerkt, verwijderd, geëxporteerd of verzonden als
een tekstbericht.
Een profiel en verbindingstype selecteren
U moet een netwerkprofiel en een verbindingstype selecteren die geschikt zijn
voor het netwerk waarin u de radiokaart wilt gebruiken.
1 Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Algemeen en klik op Selecteren.
2 Het dialoogvenster Verbinding selecteren wordt geopend. Zie Figuur 5 op
pagina 20. Open het profiel vanuit de profiellijst en selecteer het gewenste
verbindingstype. Klik op OK.
Als u WLAN hebt geselecteerd als verbindingstype, hebt u nu verbinding met
een WLAN-toegangspunt. Als u verbinding wilt maken met SIM-services, klikt
u op Verbinding maken.
Functies van de Nokia D211
Als u GSM of GPRS hebt geselecteerd als verbindingstype, hebt u verbinding
met een GSM-netwerk, maar om een dataoproep te kunnen plaatsen moet u
klikken op Kiezen en om pakketgegevens te verzenden moet u klikken op
Activeren.
Als u het verbindingstype instelt op Uit, wordt de verbinding van de radiokaart
met het netwerk verbroken. Zie “Verbindingsstatusindicatoren” op pagina 21
voor een gedetailleerde beschrijving van de verschillende netwerkstatussen.
Tip: U kunt het dialoogvenster Verbinding selecteren ook openen door met
de rechtermuisknop op het Nokia D211-pictogram op de taakbalk te klikken.
Zie pagina 34 voor meer informatie als het pictogram niet op de taakbalk
staat.
Tip: U kunt netwerkverbindingen ook beheren met het Nokia D211pictogram op de taakbalk. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram en
klik op Verbinding maken om verbinding te maken met SIM-services. Als u
een dataoproep wilt plaatsen, klikt u op Kiezen en als u pakketgegevens wilt
verzenden, klikt u op Activeren. Zie “Verbindingsstatusindicatoren” op
pagina 21 voor meer informatie. Zie pagina 34 voor meer informatie als het
pictogram niet op de taakbalk staat.
Opmerking: Als u een profiel of verbindingstype wijzigt, moet u mogelijk ook
de proxy-instellingen van de webbrowser of de domeininstellingen voor het
Windows-netwerk wijzigen.
Door verschillende profielen voor verschillende netwerken te maken, kunt u heel
eenvoudig overschakelen van het ene netwerk naar het andere zonder dat u de
netwerkinstellingen hoeft te onthouden.
1 Op de pagina Profielen selecteert u het tabblad Wijzigen. Klik vervolgens op
Nieuw.
2 Het venster Welkom van de wizard Profiel wordt geopend. Klik op Volgende
om door te gaan.
3 Voer een naam in voor het nieuwe profiel. De naam mag maximaal 25
alfanumerieke tekens lang zijn.
Selecteer het juiste verbindingstype. U kunt per profiel meerdere
verbindingstypes gebruiken. Klik op Volgende.
4 Als u WLAN hebt geselecteerd als verbindingstype, moet u de volgende WLAN-
opties opgeven:
Besturingsmodus – Selecteer een van de twee beschikbare besturingsmodi. In
de infrastructuurmodus kunnen draadloze stations via een WLANtoegangspunt met elkaar en met gewone LAN-stations communiceren. In de
ad hoc modus kunnen computers rechtstreeks met elkaar communiceren. Er is
geen toegangspunt nodig. Zie “Draadloos LAN (WLAN)” op pagina 11 voor
meer informatie.
Functies van de Nokia D211
Naam netwerk – Voer de netwerknaam in zoals deze door de systeembeheerder
is gedefinieerd of kies een netwerknaam in het lijstvak. In de ad hoc
besturingsmodus kiezen de gebruikers zelf een naam voor het WLAN. De
netwerknaam mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn. Standaard
wordt in de netwerknaam onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine
letters.
Klik op Volgende om door te gaan.
5 Als uw Local Area Network geen DHCP-server (Dynamic Host Configuration
Protocol) heeft, waarmee automatisch een IP-adres zou worden toegewezen
aan de radiokaart, moet u het IP-adres, het subnetmasker en de
standaardgateway-instellingen handmatig opgeven. Vraag uw
systeembeheerder wat de correcte waarden zijn.
Opmerking: Controleer of het selectievakje TCP/IP-instellingen samen
met profielen beheren is geselecteerd (pagina Instellingen, tabblad
Algemeen). Als dit vakje niet is geselecteerd, worden de TCP/IP-
instellingen beheerd door netwerkinstellingen die u kunt configureren in
het Configuratiescherm van uw computer.
6 Als u GSM hebt geselecteerd als verbindingstype, moet u de volgende
instellingen opgeven:
GSM-verbindingsmethode – Selecteer Analoog als u een modemverbinding
gebruikt. Als u een ISDN-verbinding gebruikt, kiest u ISDN V. 110 of ISDN V. 120, afhankelijk van de ISDN-standaard die door de Internet-serviceprovider
wordt ondersteund.
GSM-verbindingssnelheid – Als u gebruik maakt van GSM-services voor
hogesnelheidsgegevens, gebruikt u de volgende
gegevensoverdrachtsnelheden: 9,6 kbit/s, 14,4 kbit/s, 19,2 kbit/s, 28,8 kbit/s en
43,2 kbit/s. Selecteer de standaard-GSM-gegevensoverdrachtsnelheid van 9,6
kbit/s als u een netwerk gebruikt dat geen HSCSD ondersteunt. Zie “GSMeigenschappen” op pagina 31 voor meer informatie over
gegevensoverdrachtsnelheden.
Opmerking: U kunt alleen GSM-services voor hogesnelheidsgegevens
gebruiken als uw netwerk HSCSD ondersteunt en als u op deze service
bent geabonneerd. Aan het gebruik van GSM-services voor
hogesnelheidsgegevens kunnen hogere kosten verbonden zijn dan aan
normale GSM-gegevensservices. Neem contact op met uw
serviceprovider of uw netwerkexploitant voor meer informatie.
Inbelverbinding – Selecteer een inbelverbinding in de li jst of maa k e en n ie uwe
inbelverbinding. Met een inbelverbinding kunt u de radiokaart gebruiken als
modem of ISDN-adapter om toegang te krijgen tot externe netwerken.
Klik op Volgende om door te gaan.
7 Als u GPRS hebt gekozen als verbindingstype, moet u de naam van het GPRS-
toegangspunt opgeven. U krijgt de naam van het toegangspunt van de
serviceprovider of netwerkexploitant. Als u Door netwerk toegewezen toegangspunt gebruiken selecteert, wordt u automatisch verbonden met een
beschikbaar GPRS-toegangspunt, als deze functie wordt ondersteund door het
netwerk. Klik op Volgende.
8 De pagina Voltooiing van de wizard Profiel geeft aan wanneer het maken van
een nieuw profiel is voltooid. Klik op Voltooien.
Voordat u het nieuwe profiel kunt gebruiken, moet u het selecteren. Zie “Een
profiel en verbindingstype selecteren” op pagina 26 voor meer informatie.
Profielen bewerken
1 Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Wijzigen en kies vervolgens een
2 Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK. Profielspecifieke
Het profiel Eenvoudige aansluiting en profielen die zijn opgeslagen op een SIMkaart kunnen niet
worden bewerkt.
profiel uit de lijst. Klik op Bewerken.
instellingen die kunnen worden gewijzigd, worden besproken
op pagina 29 – 33.
Opmerking: Het wordt aanbevolen geen profiel te bewerken
dat in gebruik is.
Schakel dit selectievakje in als u het profiel wilt gebruiken voor toegang tot een
WLAN.
Besturingsmodus
Selecteer een van de twee beschikbare besturingsmodi: In de infrastructuurmodus
kunnen draadloze stations via een WLAN-toegangspunt met elkaar en met
gewone LAN-stations communiceren. In de ad hoc modus kunnen computers
rechtstreeks met elkaar communiceren. Er is geen toegangspunt nodig. Zie
“Draadloos LAN (WLAN)” op pagina 11 voor meer informatie.
Naam netwerk
De netwerknaam is de naam van het WLAN, gedefinieerd door de
systeembeheerder. In de ad hoc besturingsmodus kiezen gebruikers zelf een naam
voor het WLAN. U kunt een nieuwe netwerknaam toevoegen aan de lijst, een
bestaande naam bewerken of een naam uit de lijst verwijderen. De netwerknaam
mag uit maximaal 32 tekens bestaan en er wordt standaard onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters.
Functies van de Nokia D211
Instellingen handmatig configureren
Een aantal geavanceerde WLAN-instellingen (fragmentatiedrempel,
luisterinterval, RTS-drempel, beveiligingsbeleid, enz.) wordt automatisch
geconfigureerd. Schakel dit selectievakje in en klik op Geavanceerd als u
handmatig een nieuwe waarde wilt opgeven.
Voorzichtig: Breng geen handmatige wijzigingen aan in de instellingen als u
niet zeker weet hoe de instellingen van invloed zijn op de systeemprestaties.
Systeemprestaties kunnen namelijk aanzienlijk achteruitgaan als de
automatische instellingen niet worden gebruikt.
Standaard wordt automatisch een beschikbaar radiofrequentiekanaal aan u
toegewezen zonder dat u een kanaal hoeft op te geven. U kunt er echter ook voor
kiezen zelf een bepaald kanaal te selecteren: selecteer Kanaal in de lijst met
eigenschappen, schakel het selectievakje Automatisch uit en selecteer een kanaal
uit de lijst. Zorg ervoor dat de Nokia D211 en het WLAN-toegangspunt hetzelfde
kanaal gebruiken.
Waarschuwing: Het gebruik van de Nokia D211 kan in sommige landen of
gebieden onwettig zijn. Neem contact op met de plaatselijke autoriteiten
over de bepalingen voor het gebruik van de Nokia D211.
Waarschuwing: Deze apparatuur werkt bij 2,4 - 2,4835 GHz. In Frankrijk is
gebruik van dit apparaat alleen toegestaan in de frequentieband van
2,445 - 2,4835 GHz (kanaal 10, 11, 12 en 13).
WEP-beveiliging gebruiken
Schakel dit selectievakje in en klik op WEP-sleutels als u gebruik wilt maken van
WEP-sleutels (Wired Equivalent Privacy) voor de bescherming van gegevens die in
een WLAN worden verzonden.
Zie “WEP-beveiliging” op pagina 44 voor meer informatie.
WLAN-eigenschappen: Tabblad TCP/IP
Automatische IP-instellingen (DHCP) zijn standaard ingeschakeld. Als u DHCP
(Dynamic Host Configuration Protocol) gebruikt, hoeft u de IP-instellingen niet te
wijzigen als u van locatie verandert.
Als het LAN geen DHCP-server heeft waarmee automatisch een IP-adres zou
worden toegewezen aan de radiokaart, moet u de IP-adressen handmatig
opgeven. De geavanceerde TCP/IP-instellingen kunnen ook handmatig worden
opgegeven en geconfigureerd. Vraag uw systeembeheerder wat de correcte
waarden zijn.
WLAN-eigenschappen: Tabblad SIM-services
SIM-services voor dit profiel gebruiken
SIM-services zijn services voor Internet-toegang via het eigen openbare netwerk
van de serviceprovider of netwerkexploitant. De serviceprovider kan u
bijvoorbeeld de mogelijkheid bieden om gegevens van het bedrijfsintranet te
controleren, e-mail te verzenden en ontvangen, en documenten op te slaan. SIMservices zijn meestal beschikbaar in openbare gelegenheden zoals hotels,
luchthavens, spoorwegstations, businesscentra en bedrijfsgebouwen.
Functies van de Nokia D211
Een SIM-kaart wordt gebruikt als middel voor identificatie van de gebruiker en
facturering: de SIM-kaart wordt geleverd door de serviceprovider of
netwerkexploitant.
Opmerking: Voordat u SIM-services kunt gebruiken, moet u zich eerst op de
services abonneren bij de netwerkexploitant of serviceprovider en
gebruiksinstructies ophalen.
Domein serviceprovider
Typ de domeinnaam, bijvoorbeeld bedrijf.com. U kunt geen verbinding maken met
SIM-services zonder de domeinnaam op te geven. U krijgt de naam van de
serviceprovider of netwerkexploitant.
Geef een melding als er een SIM-service wordt aangetroffen
Als u verbinding hebt met een WLAN en er wordt een SIM-service aangetroffen,
wordt u gevraagd of u verbinding wilt maken. Als u hebt bevestigd dat u
verbinding wilt maken, wordt u bekend gemaakt bij de service.
Uitgebreid verbindingsbeheer inschakelen
Het draadloze station blijft regelmatig signalen aan een toegangscontroller
sturen om de geldigheid van de verbinding te controleren. Als het draadloze
station geen reactie krijgt, wordt de verbinding automatisch verbroken. Als u dit
selectievakje inschakelt, kan uw draadloze station signalen uitwisselen met de
toegangscontroller, waardoor een verbroken verbinding sneller wordt
gedetecteerd.
Opmerking: U kunt alleen GSM-services voor hogesnelheidsgegevens
gebruiken als uw netwerk HSCSD ondersteunt en als u op deze service bent
geabonneerd. Aan het gebruik van GSM-services voor
hogesnelheidsgegevens kunnen hogere kosten verbonden zijn dan aan
normale GSM-gegevensservices. Neem contact op met de serviceprovider
voor meer informatie.
Let erop dat u de Nokia D211 selecteert als modem voor elke toepassing voor
gegevens- en faxcommunicatie. U moet voor elke toepassing afzonderlijk de
modeminstellingen wijzigen.
GSM-verbinding voor dit profiel gebruiken
Schakel dit selectievakje in als u het profiel wilt gebruiken voor het plaatsen van
dataoproepen. Met een actieve dataoproep hebt u toegang tot het Internet en
kunt u bijvoorbeeld e-mail verzenden en ontvangen.
GSM-verbindingsmethode
Selecteer het juiste type dataoproep. Selecteer Analoog als u een
modemverbinding gebruikt. Als u een ISDN-verbinding gebruikt, kiest u ISDN V.110 of ISDN V.120, afhankelijk van de ISDN-standaard die door de
serviceprovider wordt ondersteund. Neem contact op met de serviceprovider
voor meer informatie over de ondersteunde externe ISDN-verbindingen.
GSM-verbindingssnelheid
Selecteer de gegevensoverdrachtsnelheid. Het aantal gebruikte tijdvakken staat
tussen haakjes en de snelheid voor het ontvangen van gegevens wordt als eerste
vermeld.
9,6 KBIT/S
(1+1)
De standaard-GSM-gegevensoverdrachtsnelheid. Selecteer
deze optie als u een netwerk gebruikt dat geen HSCSD
ondersteunt of als u problemen hebt met het plaatsen van een
dataoproep.
14,4 KBIT/S
(1+1)
Kan worden gebruikt als dit door het netwerk wordt
ondersteund. Gebruik deze optie alleen als u zeker weet dat het
netwerk dit ondersteunt.
19,2 KBIT/S
(2+2)
Verdubbelt de standaard-GSM-gegevensoverdrachtsnelheid
van 9,6 kbit/s.
U kunt deze optie selecteren als uw netwerk HSCSD
ondersteunt en als u geabonneerd bent op de GSM-services
voor hogesnelheidsgegevens.
Drie keer zo snel als de overdrachtsnelheid van 9,6 kbit/s of
twee keer zo snel als de overdrachtsnelheid van 14,4 kbit/s.
Deze optie is ideaal als u met e-mail werkt.
U kunt deze optie selecteren als uw netwerk HSCSD
ondersteunt en als u geabonneerd bent op de GSM-services
voor hogesnelheidsgegevens.
43,2 KBIT/S
(3+1)
Drie keer zo snel als de overdrachtsnelheid van 14,4 kbit/s. Deze
optie is ideaal voor het downloaden van webpagina’s, omdat
het ontvangen van gegevens met de radiokaart sneller gaat dan
het verzenden.
U kunt deze optie selecteren als uw netwerk HSCSD
ondersteunt en als u geabonneerd bent op de GSM-services
voor hogesnelheidsgegevens.
Met HSCSD kunnen meerdere tijdvakken worden gebruikt tijdens een
gegevensverbinding. De gegevensoverdracht is symmetrisch als de snelheid
waarmee gegevens worden verzonden en ontvangen gelijk is, bijvoorbeeld 2
tijdvakken + 2 tijdvakken. Symmetrische gegevensoverdracht is ideaal als u
met e-mail werkt. Gegevensoverdracht is asymmetrisch als de snelheid waarmee
gegevens worden ontvangen hoger is dan die waarmee ze worden verzonden,
bijvoorbeeld 3 tijdvakken + 1 tijdvak. Dit is ideaal voor het downloaden van
webpagina’s of bestanden. De snelheid waarmee gegevens over een netwerk
worden verzonden kan tijdens een gegevensverbinding variëren.
U kunt de snelheid waarmee gegevens worden verzonden en ontvangen bekijken
op de pagina Profielen in het vak Besturingsinformatie.
Inbelverbinding
Selecteer een inbelverbinding in de lijst of maak een nieuwe inbelverbinding met
de inbelwizard van Windows. Met een inbelverbinding kunt u de radiokaart
gebruiken als modem of ISDN-adapter om toegang te krijgen tot externe
netwerken.
GPRS-eigenschappen
GPRS-verbinding voor dit profiel gebruiken
Schakel dit selectievakje in als u het profiel wilt gebruiken voor het verzenden en
ontvangen van pakketgegevens.
Door netwerk toegewezen toegangspunt gebruiken
Schakel dit selectievakje in als het netwerk een GPRS-toegangspunt moet
selecteren. Er wordt automatisch een beschikbaar GPRS-toegangspunt
beschikbaar gesteld als deze functie wordt ondersteund door het netwerk.
Naam van toegangspunt handmatig opgeven
Als u de naam van een GPRS-toegangspunt hebt gekregen van uw serviceprovider
of netwerkexploitant, schakelt u dit selectievakje in en voert u de naam in. U moet
de naam van een toegangspunt opgeven om verbinding te kunnen maken met een
GPRS-netwerk.
Profielen verwijderen
Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Wijzigen en kies vervolgens een
profiel uit de lijst. Klik op Verwijderen.
Het profiel Eenvoudige aansluiting kan niet worden verwijderd.
Profielen die zijn opgeslagen op een SIM-kaart kunnen alleen worden verwijderd
door de systeembeheerder.
Profielen importeren en exporteren
Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Wijzigen en klik vervolgens op
Importeren. Selecteer de map van waaruit u een profiel wilt importeren.
U kunt ook een profiel opslaan in een map. Klik op Exporteren en selecteer de map
waarin u het profiel wilt opslaan.
Het profiel Eenvoudige aansluiting kan niet worden geëxporteerd.
Functies van de Nokia D211
De systeembeheerder kan profielen importeren van en exporteren naar een
SIM-kaart.
Een profiel verzenden als tekstbericht
Controleer of u GSM of GPRS hebt geselecteerd als verbindingstype. U kunt geen
tekstberichten verzenden of ontvangen als u verbinding hebt met een WLAN.
Het profiel Eenvoudige aansluiting kan niet worden verzonden als een
tekstbericht.
1 Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Wijzigen en selecteer het profiel
dat u als tekstbericht wilt verzenden. Klik op Verzenden.
2 Het dialoogvenster Profiel verzenden via SMS wordt geopend. Typ het
telefoonnummer van de ontvanger in het vak of klik op Selecteren en selecteer
het nummer in de lijst met contactpersonen die op uw SIM-kaart is
opgeslagen.
De inbelverbinding die voor het profiel is opgegeven, wordt automatisch met
het profiel verzonden. Inbelverbindingen zijn nodig als u een dataoproep wilt
plaatsen (GSM-verbinding) of pakketgegevens wilt verzenden (GPRSverbinding).
3 Klik op Verzenden om het tekstbericht te verzenden.
Opmerking: Een profiel kan uit meerdere tekstberichten bestaan. Het
verzenden van één profiel kan daardoor meer kosten dan het verzenden
van één tekstbericht.
Op de pagina Instellingen kunt u eigenschappen instellen die gelijk zijn voor alle
profielen. Deze instellingen blijven ongewijzigd, ook wanneer u overschakelt op
een ander profiel of verbindingstype. De GSM- en WLAN-instellingen zijn alleen
van toepassing op de betreffende verbindingstypen.
De wijzigingen worden van kracht als u op de knop Toepassen klikt. Als u de
instellingen hebt gewijzigd maar nog niet op Toepassen hebt geklikt en u de
voorgaande instellingen wilt herstellen, klikt u op Herstellen.
Algemene instellingen (tabblad Algemeen)
TCP/IP-eigenschappen samen met profielen beheren
TCP/IP-instellingen worden standaard beheerd zoals ze in ieder profiel zijn
opgegeven.
Wanneer de optie TCP/IP-eigenschappen samen met profielen beheren is
uitgeschakeld, worden profielen zonder TCP/IP-instellingen geactiveerd. U kunt
de instellingen handmatig wijzigen in het Configuratiescherm van uw computer.
Functies van de Nokia D211
Geen automatische netwerkverbinding
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het dialoogvenster Verbinding
selecteren automatisch geopend als u de computer start of als u de radiokaart
plaatst. In het dialoogvenster kunt u kiezen welk verbindingstype u wilt gebruiken.
Het standaard verbindingstype is Uit. Zie Figuur 5 op pagina 20.
Als u dit selectievakje uitschakelt, wordt elke keer dat u de computer start of de
radiokaart plaatst automatisch de laatst gebruikte verbinding tot stand gebracht.
Waarschuwing: Het wordt aanbevolen dit selectievakje in te schakelen.
Hierdoor vermijdt u dat u per ongeluk een netwerkverbinding tot stand
brengt in gebieden waar het gebruik van draadloze apparatuur verboden is of
waar dat interferentie kan veroorzaken of gevaar kan opleveren.
Waarschuwing wanneer verbindingsstatus verandert
Als dit selectievakje is ingeschakeld, hoort u elke keer dat de status van de
netwerkverbinding verandert een waarschuwingstoon.
Monitor venster automatisch openen
Wanneer u de Nokia D211 in de computer steekt, wordt een klein pictogram op de
taakbalk weergegeven. Als u met de rechtermuisknop op dit pictogram klikt, wordt
er een snelmenu geopend waarin u het Monitor venster kunt openen. Als u het
Monitor venster echter automatisch wilt laten openen zodra de kaart wordt
ingestoken, selecteert u de optie Monitor venster automatisch openen.
Pictogram op taakbalk weergeven
Als u Pictogram op taakbalk weergeven inschakelt, wordt een klein Nokia D211pictogram weergegeven op de taakbalk zodra de radiokaart wordt geplaatst. Als u
dit selectievakje uitschakelt, kunt u de gebruikersinterface van de Nokia D211
openen vanuit het menu Start (Start, Programma's, Nokia, Nokia D211).
Programma afsluiten wanneer kaart wordt verwijderd
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het programma automatisch
afgesloten wanneer u de radiokaart uit het draadloze station verwijdert.
Basisinstellingen GSM (tabblad GSM)
Automatische netwerkselectie
Het GSM-netwerk waarmee uw radiokaart verbinding heeft, kan handmatig of
automatisch worden geselecteerd.
Als het selectievakje Automatische netwerkselectie is ingeschakeld, kiest de
radiokaart automatisch een van de mobiele netwerken die beschikbaar zijn in het
gebied waar u zich bevindt. Buiten het gebied van uw eigen netwerk kiest de
radiokaart een van de netwerken waarmee uw eigen netwerk een roamingovereenkomst heeft.
Als u handmatig een netwerk wilt kiezen, schakelt u het selectievakje
Automatische netwerkselectie uit en klikt u op Netwerken zoeken. Kies een
netwerk uit de lijst met beschikbare netwerken en klik op OK. Als de radiokaart
geen verbinding kan maken met het gekozen netwerk of het contact daarmee
kwijtraakt, wordt u gevraagd een ander netwerk te kiezen.
Functies van de Nokia D211
Opmerking: Als u een ander netwerk selecteert dan uw eigen netwerk, moet
dat netwerk een roaming-overeenkomst hebben met de exploitant van uw
eigen netwerk.
Nummer voicemailbox
Typ het nummer van uw voicemailbox in dit vak. U krijgt dit nummer van de
serviceprovider of netwerkexploitant.
Celinformatie weergeven
U kunt de radiokaart zo instellen dat wordt aangegeven wanneer de kaart wordt
gebruikt in een netwerk dat is gebaseerd op MCN-technologie (Micro Cellular
Network).
Inkomende gesprekken weergeven
Als dit selectievakje is ingeschakeld, krijgt u een melding wanneer er een oproep
(gegevens, fax) binnenkomt.
Geavanceerde GSM-instellingen (tabblad GSM)
Enkele geavanceerde GSM-instellingen zijn netwerkdiensten: voordat u deze
services kunt gebruiken, moet u zich eerst op de services abonneren bij de
serviceprovider of netwerkexploitant en gebruiksinstructies ophalen.
Als u deze instellingen wilt gebruiken, kiest u de pagina Instellingen en het
tabblad GSM. Klik op Geavanceerde instellingen.
Doorschakelen is een netwerkdienst waarmee u inkomende gespreks-, data- en
faxoproepen kunt doorschakelen naar bijvoorbeeld uw voicemailbox.
Doorschakelen inschakelen:
1 Selecteer op de pagina Instellingen het tabblad GSM en klik op Geavanceerde
instellingen.
2 Het dialoogvenster Geavanceerde GSM-instellingen wordt geopend.
Selecteer het tabblad Doorschakelen.
3 In de lijst Type oproep kiest u het type oproep dat u wilt doorschakelen
(gesprekken, gegevens of faxen).
4 Klik op Status controleren om te controleren of het doorschakelen is
geactiveerd. Als u doorschakelen wilt inschakelen, klikt u op Wijzigen.
5 Geef op waarnaar u de binnenkomende oproepen wilt doorschakelen en typ
het telefoonnummer. Klik op OK.
6 Klik op OK om de instellingen toe te passen en het dialoogvenster te sluiten.
Als u alle actieve doorschakelingen in één keer wilt annuleren, klikt u op Alle
doorschakelingen annuleren.
Oproepen blokkeren
Als u slechts één type doorschakeling wilt annuleren, klikt u op Wijzigen en
selecteert u Uitschakelen in de lijst Doorschakelen naar.
Opmerking: Controleer of u GSM of GPRS hebt geselecteerd als
verbindingstype als u gesprekken wilt doorschakelen of als u de status wilt
controleren. Als u verbinding hebt met WLAN, kunt u deze instellingen niet
configureren.
Oproepen blokkeren is een netwerkdienst waarmee u inkomende en uitgaande
oproepen kunt blokkeren, zodat er geen oproepen kunnen worden ontvangen of
geplaatst.
Om de functie voor het blokkeren van oproepen te activeren of de instellingen te
wijzigen, hebt u een wachtwoord nodig. Vraag uw serviceprovider of
netwerkexploitant om dit wachtwoord. Zie “Toegangscodes wijzigen” op
pagina 39 voor informatie over het wijzigen van het wachtwoord voor het
blokkeren van oproepen.
Opties voor het blokkeren van oproepen instellen:
1 Selecteer op de pagina Instellingen het tabblad GSM en klik op Geavanceerde
instellingen.
2 Het dialoogvenster Geavanceerde GSM-instellingen wordt geopend.
Selecteer het tabblad Oproepen blokkeren.
3 In de lijst Type oproep kiest u het type oproep dat u wilt blokkeren
(telefoongesprekken, gegevens, faxen of berichten).
4 Klik op Status controleren om bij het netwerk de status van het blokkeren van
oproepen op te vragen. Als u een blokkeerinstelling wilt inschakelen, klikt u op
Activeren.
5 Voer het wachtwoord voor het blokkeren van oproepen in en klik op OK.
6 Klik op OK om de instellingen toe te passen en het dialoogvenster te sluiten.
Als u alle geblokkeerde gesprekken wilt opheffen, klikt u op Alle blokkades
annuleren. Als u slechts één type blokkade wilt uitschakelen, klikt u op
Uitschakelen.
Opmerking: Controleer of u GSM of GPRS hebt geselecteerd als
verbindingstype als u de opties voor het blokkeren van oproepen wilt
instellen of als u de status wilt controleren. Als u verbinding hebt met WLAN,
kunt u deze instellingen niet configureren.
Met de Nokia D211 kunt u tekst- en afbeeldingberichten verzenden en ontvangen.
Zie “Nokia Short Messaging” op pagina 48 voor meer informatie.
Wijzigingen die u aanbrengt in de berichtinstellingen hebben gevolg voor de
manier waarop berichten worden verzonden en ontvangen. De beschikbaarheid
van bepaalde instellingen is afhankelijk van de serviceprovider of
netwerkexploitant.
Gebruikte SMS-toepassing
Selecteer de SMS-toepassing (Short Message Service) die u wilt gebruiken voor
het verzenden en ontvangen van berichten. De Nokia D211 bevat de toepassing
Nokia Short Messaging.
Nummer van berichtencentrale
U hebt het nummer van de berichtencentrale nodig om berichten te kunnen
verzenden. U krijgt het nummer van de serviceprovider of netwerkexploitant.
Berichten verzonden als
Tekst- en afbeeldingberichten worden normaal gesproken in tekstformaat
verzonden, maar ze kunnen ook worden omgezet in een ander formaat (e-mail,
fax, oproepen). De ontvanger kan een omgezet bericht alleen ontvangen als hij
beschikt over een daarvoor geschikt apparaat en als het netwerk deze functie
ondersteunt.
Geldigheid van berichten
Als de ontvanger van een bericht niet binnen de ingestelde geldigheidsperiode kan
worden bereikt, wordt het bericht verwijderd uit de berichtencentrale. Als u
Maximaal selecteert, wordt de geldigheidsperiode ingesteld op de maximale tijd
die op het netwerk wordt toegestaan.
Antwoord via zelfde berichtencentrale
Schakel dit selectievakje in als het netwerk het antwoord op uw bericht via uw
eigen berichtencentrale moet verzenden.
Schakel dit selectievakje in als u afleverrapporten wilt ontvangen voor de
berichten die u hebt verzonden.
Lange berichten verzenden
Als het selectievakje Lange berichten verzenden is ingeschakeld, worden
berichten die langer zijn dan 160 tekens als aaneengekoppelde berichten
verzonden.. Een aaneengekoppeld bericht wordt als één lang bericht ontvangen
als het apparaat van de ontvanger die functie ondersteunt. Als deze optie niet
wordt geselecteerd, worden berichten die langer zijn dan 160 tekens verzonden
als meerdere normale tekstberichten.
Start SMS-toepassing wanneer bericht wordt ontvangen
Schakel dit selectievakje in als de SMS-toepassing, bijvoorbeeld Nokia Short
Messaging, automatisch moet worden geopend als u een tekstbericht hebt
ontvangen.
Gebruik GPRS als primaire SMS-server
U kunt ervoor kiezen berichten indien mogelijk met GPRS-pakketgegevens
te verzenden.
Geluiden
Als u een meldtoon wilt krijgen bij een binnenkomend gesprek of bericht, schakelt
u het selectievakje Waarschuwing bij inkomende gesprekken en berichten in.
Typ de naam van het wav-bestand in het betreffende tekstvak of klik op de knop
Bladeren en selecteer het bestand dat u wilt gebruiken.
U kunt een voorbeeld van het geselecteerde wav-bestand beluisteren door op de
pijltoets te klikken.
WLAN-instellingen (tabblad WLAN)
Energiebesparing inschakelen
Aangezien een radiokaart geen directe draadverbindingen heeft, moet deze
energie betrekken van de hostcomputer. De Nokia D211 is voorzien van een
energiebesparende functie, waarmee u het stroomverbruik van de computer kunt
bepalen: u kunt indien nodig de levensduur van de batterij verlengen.
Als u het selectievakje Energiebesparing inschakelt, gebruikt de radiokaart alleen
het volledig vermogen tijdens het verzenden of ontvangen van gegevens. De kaart
wordt regelmatig ‘wakker’ uit de energiebesparende modus om te controleren of
er gegevens op een WLAN-toegangspunt zijn aangekomen en wordt direct
‘wakker’ zodra er gegevens naar buiten gaan.
Opmerking: De communicatiesnelheid wordt verlaagd wanneer
energiebesparing is ingeschakeld.
Opmerking: De energiebesparing is wellicht niet compatibel met WLANtoegangspunten die niet zijn goedgekeurd volgens Wi-Fi (Wireless Fidelity).
Bij dergelijke toegangspunten kunt u beter geen energiebesparing gebruiken.
38
Netwerknamen met hoofdletters/kleine letters
In de naam van het WLAN wordt standaard onderscheid gemaakt tussen
hoofdletters en kleine letters. Schakel dit selectievakje uit als u geen
hoofdlettergevoelige netwerknamen wilt gebruiken.
Indien nodig, DHCP automatisch vernieuwen
Als het netwerk een DNCP-server heeft en u wilt dat IP-adressen automatisch
worden toegewezen, schakelt u het selectievakje Indien nodig, DHCP automatisch vernieuwen in. U kunt de IP-adressen ook op elk gewenst moment
vernieuwen wanneer u op de knop DHCP nu vernieuwen klikt.
Beveiligingsinstellingen (tabblad Beveiliging)
U kunt verschillende toegangscodes instellen om de radiokaart en de SIM-kaart te
beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Codes mogen alleen cijfers van 0 tot 9 bevatten.
Verzoek om PIN-code
De PIN-code (Personal Identification Number) wordt doorgaans bij de SIM-kaart
geleverd. De SIM-kaart wordt ermee beveiligd tegen onbevoegd gebruik. Als u het
verzoek om PIN-code inschakelt, wordt elke keer dat u de Nokia D211 start of
wanneer u de radiokaart plaatst om de PIN-code gevraagd. Hiervoor moet wel een
SIM-kaart in de radiokaart zijn geplaatst. Klik op de knop Wijzigen om d e s t at u s t e
wijzigen.
Functies van de Nokia D211
Opmerking: Sommige SIM-kaarten staan het uitschakelen van het verzoek
om invoer van de PIN-code niet toe.
Als u driemaal achter elkaar een onjuiste PIN-code invoert, wordt de code
geblokkeerd en kan de SIM-kaart niet worden gebruikt. U wijzigt een
geblokkeerde PIN-code met behulp van een PUK-code (PIN Unblocking Key).
De PUK is een achtcijferige code die bij de SIM-kaart wordt meegeleverd.
Verzoek om beveiligingscode
De beveiligingscode beschermt de radiokaart tegen onbevoegd gebruik en wordt
meegeleverd met de radiokaart. De standaardcode is 12345. Wijzig de
standaardcode en berg de nieuwe code veilig op een geheime plek op,
niet bij de radiokaart.
Als u vijf keer achter elkaar een onjuiste code intoetst, wordt de juiste code
gedurende vijf minuten niet door de radiokaart geaccepteerd.
Toegangscodes wijzigen:
U kunt de PIN-code, de beveiligingscode en het wachtwoord voor blokkeren van
oproepen wijzigen. U kunt het wachtwoord voor het blokkeren van oproepen
alleen wijzigen als de service voor het blokkeren van oproepen is geactiveerd voor
de SIM-kaart.
1 Selecteer op de pagina Instellingen het tabblad Beveiliging en klik op
Toegangscode wijzigen.
2 Het dialoogvenster Toegangscode wijzigen wordt geopend. Selecteer in de
lijst de toegangscode die u wilt wijzigen.
3 In het vak Huidige code typt u de code die op dit moment wordt gebruikt.
4 In het vak Nieuwe code typt u de nieuwe code.
Opmerking: De toegangscodes mogen alleen cijfers van 0 tot 9 bevatten.
De PIN-code moet minimaal vier en maximaal acht tekens lang zijn. De
beveiligingscode is altijd vijf tekens lang en het wachtwoord voor
blokkeren is vier tekens lang.
5 In het vak Nieuwe code bevestigen typt u de nieuwe code opnieuw.
6 Klik op OK om de instellingen toe te passen en het dialoogvenster te sluiten.
Pagina Hulpmiddelen
Op de pagina Hulpmiddelen kunt u bijvoorbeeld gedetailleerde informatie
bekijken over netwerkverbindingen, diagnostische tests uitvoeren en persoonlijke
WEP-sleutels maken.
Functies van de Nokia D211
Tellers instellen
Op het tabblad Tellers kunt u gedetailleerde informatie bekijken over de
verschillende soorten netwerkverbindingen die zijn gemaakt: het aantal
verbindingen, de duur van de verbinding en de hoeveelheid overgedragen
gegevens. U kunt ook zien hoeveel tekst- en afbeeldingberichten u hebt verzonden
en ontvangen.
U kunt informatie weergeven uit een voorgedefinieerde periode of zelf de beginen eindtijd instellen.
U kunt de informatie opslaan in een html- of csv-bestand door op de knop
Rapport te klikken. Als u alle tellers wilt wissen, klikt u op Wissen.
Opmerking: De gespreksduur die door de netwerkexploitant in rekening
wordt gebracht voor oproepen en diensten kan variëren afhankelijk van
netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Historiegegevens weergeven
Op het tabblad Historie kunt u verschillende verbindingsgebeurtenissen
controleren. U kunt een netwerktype selecteren en opgeven hoe gedetailleerd het
rapport moet zijn.
U kunt de informatie opslaan in een html- of csv-bestand door op de knop
Rapport te klikken. Alleen de informatie die op dat moment wordt weergegeven,
wordt in een bestand opgeslagen. U kunt het bestand bijvoorbeeld gebruiken als u
bij problemen contact moet opnemen met de technische ondersteuning.
Als u alle historiegegevens wilt verwijderen, klikt u op Wissen.
Op het tabblad Diagnose kunt u een reeks diagnostische tests uitvoeren waarmee
u kunt controleren of de radiokaart en de software goed werken. Als u bijvoorbeeld
problemen ondervindt bij de toegang tot een netwerk, kunt u aan de hand van de
tests de bron van het probleem opsporen.
In deze tests wordt gecontroleerd of de softwarebestanden niet zijn gewijzigd, of
de instellingen op de pagina Profielen en Instellingen geldig zijn en geen
conflicten veroorzaken, en of alle stuurprogramma’s goed zijn geïnstalleerd. Als
een test negatief uitvalt, krijgt u aanwijzingen over verdere stappen.
Klik op Start om de foutdiagnosetest te starten.
U kunt de testresultaten opslaan in een tekstbestand door op de knop Rapport te
klikken. U kunt het tekstbestand bijvoorbeeld gebruiken als u bij problemen
contact moet opnemen met de technische ondersteuning. De inhoud van dit
bestand is in het Engels.
Persoonlijke WEP-sleutels beheren
Persoonlijke WEP-sleutels (Personal Wired Equivalent Privacy) worden gebruikt
voor de verificatie van een gebruiker in een WLAN. Persoonlijke sleutels worden
meestal gemaakt door de systeembeheerder, die de sleutels kan opslaan op SIMkaarten en ze vervolgens onder de gebruikers kan distribueren. Persoonlijke
sleutels kunnen ook in een bestand worden opgeslagen. Aangezien persoonlijke
sleutels niet netwerkspecifiek zijn, kunnen ze niet samen met profielen worden
opgeslagen. Ze kunnen echter wel worden opgeslagen in een bestand en
onafhankelijk van profielen worden gebruikt.
Persoonlijke WEP-sleutels kunnen alleen worden gebruikt in de besturingsmodus
infrastructuur en dan alleen als het WLAN-toegangspunt de sleutels ondersteunt.
Ad hoc netwerken maken alleen gebruik van gedeelde WEP-sleutels.
Zie “Persoonlijke WEP-sleutels maken en bewerken” op pagina 46 voor meer
informatie.
Pagina Beheerder
De pagina Beheerder is bestemd voor systeembeheerders en wordt niet
geïnstalleerd bij de normale installatieprocedure. Op de pagina Beheerder kan de
systeembeheerder gedetailleerde informatie bekijken over de
netwerkverbindingen en belangrijke gegevens opslaan op een SIM-kaart. De
beheerder kan installatiediskettes maken met relevante netwerkprofielen en –
instellingen die vervolgens bijvoorbeeld kunnen worden uitgedeeld aan
eindgebruikers binnen een groot bedrijf.
Op het tabblad WLAN kunt u algemene informatie bekijken over verschillende
onderdelen van een WLAN. Afhankelijk van het soort toegangspunt dat wordt
gebruikt, ziet u informatie over netwerknaam, transmissiesnelheid, kanaal,
signaalsterkte en IP-adres.
U kunt de volgende onderdelen selecteren:
Toegangspunten – In de infrastructuurbesturingsmodus, geeft weer welke WLANtoegangspunten op dit moment binnen het bereik vallen en beschikbaar zijn.
Netwerken – Geeft alle draadloze LAN’s weer die toegankelijk zijn met de
radiokaart.
Draadloze stations – In de ad hoc besturingsmodus, geeft de namen weer van de
andere computers die op het ad hoc netwerk zijn aangesloten. Er worden alleen
namen weergegeven van computers die de Nokia D211 gebruiken.
Als u de weergegeven informatie wilt bijwerken, klikt u op Vernieuwen.
WLAN-statistieken weergeven
Functies van de Nokia D211
Op het tabblad Statistieken kunt u gedetailleerde informatie bekijken over de
verbinding tussen de Nokia D211 en het WLAN-toegangspunt waarvan u gebruik
maakt. Er worden grafische en numerieke statistieken weergegeven voor de
volgende eigenschappen: kwaliteit van de verbinding, signaalsterkte (RSSI),
ruisniveau, verhouding tussen signaal en ruis (SNR), aantal nieuwe
verzendingspogingen en gegevensstroom.
Als u de informatie wilt opslaan in een tekstbestand, klikt u op Log starten.
Installatiediskettes maken
De systeembeheerder kan installatiediskettes maken met daarop alle instellingen
die nodig zijn voor toegang tot netwerken. Het aangepaste installatiepakket past
op een cd, maar kan ook op een vaste schijf worden opgeslagen.
De installatiediskette kan worden gebruikt om profielen te distribueren. Alle
gewenste instellingen en profielen kunnen naar de installatiediskette worden
gekopieerd, zodat de eindgebruiker geen instellingen hoeft te configureren om
verbinding met een netwerk te kunnen maken.
Zo genereert u een installatiediskette:
1 Selecteer op de pagina Beheerder het tabblad Installatiediskette. Selecteer
een of meer van de volgende opties:
Beschikbare profielen – Deze lijst bevat de namen van alle profielen die in het
systeemregister staan. Selecteer de profielen die u in het installatiepakket wilt
Bewerken van geselecteerde profielen toestaan – De beheerder kan het
bewerken van de profielen die met de installatiediskettes worden verspreid
onmogelijk maken. De gebruiker kan nieuwe profielen maken.
Stuurprogramma voor smartcards opnemen – Als u de smartcard-lezer van de
Nokia D211 wilt gebruiken in combinatie met andere toepassingen, moet u een
stuurprogramma voor smartcards installeren dat compatibel is met PC/SC
(Personal Computer Smart Card). Als deze optie wordt geselecteerd, kan de
smartcard-lezer niet alleen worden gebruikt in combinatie met de Nokia D211,
maar ook met andere toepassingen en met speciale soorten smartcards.
Basisinstellingen van pagina Instellingen opnemen – Bepaalde instellingen die
zijn geconfigureerd op de pagina Instellingen kunnen worden opgenomen in
het installatiepakket. Dit zijn bijvoorbeeld alle instellingen die zijn
geconfigureerd op het tabblad Algemeen, het tabblad GSM (niet de
geavanceerde instellingen zoals doorschakelen) en het tabblad WLAN.
Deze instellingen zijn gelijk voor alle profielen.
Installatiepakket van één bestand maken – Het installatiepakket bestaat uit
slechts één uitvoerbaar bestand. Dit bestand bevat alle benodigde bestanden
en stuurprogramma’s en kan gemakkelijker worden gedistribueerd via
bijvoorbeeld e-mail dan een aantal aparte bestanden.
Pagina Beheerder opnemen – De hele pagina Beheerder wordt opgenomen in
het installatiepakket.
2 Om te beginnen met het maken van een installatiediskette met de
geselecteerde profielen en opties, klikt u op Maken.
3 Selecteer de doelmap en klik op OK.
De inhoud van SIM-kaarten beheren
De systeembeheerder kan belangrijke informatie zoals persoonlijke WEP-sleutels
en netwerkprofielen opslaan op een SIM-kaart. De beheerder kan gebruikers
vervolgens SIM-kaarten geven waarop alle netwerkinstellingen en
coderingssleutels staan die nodig zijn voor snelle netwerktoegang.
Bestanden kunnen van de computer naar de SIM-kaart en omgekeerd worden
overgezet door ze te verslepen of met de knoppen Kopiëren, Verplaatsen en Verwijderen op het tabblad SIM-kaart.
Als u de wijzigingen wilt doorvoeren, klikt u op Toepassen. De knop is niet
beschikbaar als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de SIM-kaart. Als u
wijzigingen hebt aangebracht maar terug wilt naar de oude situatie, klikt u op
Herstellen.
Profielen distribueren
De systeembeheerder kan profielen maken en die vervolgens uitdelen aan
eindgebruikers binnen een bedrijf. Profielen kunnen op verschillende manieren
worden verspreid:
• Installatiediskettes: de systeembeheerder kan installatiediskettes maken met
alle software en instellingen die nodig zijn voor toegang tot netwerken. Zie
“Installatiediskettes maken” op pagina 42.
• Netwerk: profielen kunnen worden opgeslagen in een map op een
netwerkstation van waaruit de eindgebruiker het profiel kan importeren. Zie
“Profielen importeren en exporteren” op pagina 33.
• SIM-kaart: de systeembeheerder kan profielen opslaan op SIM-kaarten die
vervolgens onder eindgebruikers kunnen worden gedistribueerd. Zie De inhoud
van SIM-kaarten beheren hierboven.
• Tekstberichten: profielen kunnen worden gedistribueerd door een tekstbericht
te verzenden dat een profiel bevat. Zie “Een profiel verzenden als tekstbericht”
op pagina 33.
WEP-beveiliging
Om communicatie via het draadloze LAN veiliger te laten verlopen, beschikt de
Nokia D211 over een beveiligingsvoorziening met de naam WEP (Wired Equivalent
Privacy). WEP gebruikt de algoritme RC4 met een sleutel van maximaal 152 bits.
De algoritme levert beveiliging op twee verschillende manieren: authenticatie en
versleuteling. Authenticatie is de manier waarop wordt gecontroleerd of een
draadloos station toestemming heeft om te communiceren met een tweede
station binnen een bepaald ontvangstgebied.
Functies van de Nokia D211
In de infrastructuurmodus wordt authenticatie vastgesteld tussen een WLANtoegangspunt en de afzonderlijke draadloze stations. Als een draadloos station
een pakket ontvangt dat niet is gecodeerd met de juiste sleutel, wordt het pakket
verwijderd. Versleutelde berichten kunnen alleen worden geopend door andere
radiokaarten als deze dezelfde sleutel gebruiken. In de ad hoc modus wordt
authenticatie vastgesteld tussen de afzonderlijke draadloze stations.
Het beveiligingsniveau wordt bepaald door de lengte van de sleutel: hoe meer bits
de sleutel bevat, des te langer duurt het voordat de verzonden informatie is
gedecodeerd en des te hoger het beveiligingsniveau is.
WEP-sleutels bestaan uit een geheime sleutel en een 24-bits initialisatievector.
De 128-bits WEP-sleutel heeft bijvoorbeeld een 104-bits geheime sleutel die door
de gebruiker kan worden ingesteld en een 24-bits initialisatievector die niet door
de gebruiker kan worden beheerd. Veel fabrikanten verwijzen naar deze 128-bits
sleutel als een 128-bits sleutel, terwijl anderen ernaar verwijzen als een 104-bits
sleutel (104+24). Beide sleutels bieden hetzelfde coderingsniveau en zijn daarom
onderling uitwisselbaar.
Tip: Het maakt niet uit welke naam de WEP-sleutels hebben: alle sleutels zijn
compatibel zolang ze dezelfde lengte hebben. Sleutels die 40 bits lang zijn,
bestaan bijvoorbeeld altijd uit 5 alfanumerieke of 10 hexadecimale tekens.
De Nokia D211 ondersteunt drie sleutellengten: 40 (40+24), 128 (104+24) en 152
(128+24) bits. De 40-bits sleutel is compatibel met Wi-Fi (Wireless Fidelity).
Er zijn twee soorten WEP-sleutels: gedeelde sleutels en persoonlijke sleutels.
Gedeelde WEP-sleutels
Gedeelde WEP-sleutels worden gedeeld door alle draadloze stations die het
netwerk of het subnetwerk gebruiken; alleen stations met de juiste sleutel kunnen
gegevens ontvangen en decoderen. Dezelfde sleutel wordt in het WLANtoegangspunt geladen. Gedeelde sleutels worden meestal gemaakt door de
systeembeheerder, die ze onder de gebruikers verdeelt.
Gedeelde sleutels zijn netwerkspecifiek en een netwerk kan maximaal vier
verschillende gedeelde sleutels hebben. Een WLAN-toegangspunt kan alleen
gegevens verzenden met de actieve sleutel, maar kan gegevens van draadloze
stations ontvangen met elk van de vier gedeelde
WEP-sleutels.
Tip: Als u een profiel hebt dat meerdere netwerken bevat, wordt aanbevolen
dat u voor al deze netwerken dezelfde gedeelde WEP-sleutels gebruikt.
Omdat de gedeelde WEP-sleutels netwerkspecifiek en niet gebruikergebonden
zijn, kunnen ze samen met profielen in een bestand worden opgeslagen.
Gebruikers kunnen profielen met gedeelde sleutels, gemaakt door hun
systeembeheerder, importeren uit een bestand of een SIM-kaart.
Gedeelde sleutels kunnen worden gebruikt als enige vorm van WEP-beveiliging of
samen met een persoonlijke sleutel.
Persoonlijke WEP-sleutels
Elk draadloos station kan een eigen persoonlijke WEP-sleutel hebben. Persoonlijke
sleutels worden gebruikt voor het bieden van extra beveiliging bij draadloze
verbinding. Meestal worden ze gemaakt door de systeembeheerder, die ze onder
de gebruikers verdeelt. Een WLAN-toegangspunt hanteert voor elk draadloos
station een andere sleutel.
Er zijn twee soorten persoonlijke WEP-sleutels en het verschil hiertussen is het
soort informatie aan de hand waarvan de gebruiker wordt geïdentificeerd:
• Van een station – Gebruikt het MAC-adres van de radiokaart om de gebruiker
te identificeren.
• Van een gebruiker – Gebruikt een identificatie die gebruikers zelf kunnen
maken.
Anders dan gedeelde WEP-sleutels zijn persoonlijke WEP-sleutels niet
netwerkspecifiek en kunnen daarom niet worden opgeslagen samen met
profielen. Ze kunnen echter wel worden opgeslagen in een bestand en
onafhankelijk van profielen worden gebruikt.
Persoonlijke WEP-sleutels zijn alleen te gebruiken in de
infrastructuurbesturingsmodus. Ad hoc netwerken maken
alleen gebruik van gedeelde WEP-sleutels.
Opmerking: Niet alle WLAN-toegangspunten ondersteunen persoonlijke
WEP-sleutels. Vraag de systeembeheerder om meer informatie.
45
Gedeelde WEP-sleutels maken en bewerken
Gedeelde WEP-sleutels worden meestal gemaakt door een systeembeheerder.
In de infrastructuurbesturingsmodus moet u ervoor zorgen dat dezelfde gedeelde
WEP-sleutel voor het WLAN-toegangspunt wordt geconfigureerd: als het
toegangspunt en de radiokaart niet identieke sleutels gebruiken, kunnen ze niet
onderling communiceren. Neem contact op met de systeembeheerder voor meer
informatie.
1 Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Wijzigen. Selecteer in de lijst het
profiel waarmee u een gedeelde WEP-sleutel wilt gebruiken. Klik op
Bewerken.
2 Het dialoogvenster Profiel bewerken wordt geopend. Selecteer WLAN en het
tabblad Algemeen.
3 Schakel het selectievakje WEP-beveiliging gebruiken in en klik op WEP-
sleutels.
4 Selecteer een van de vier sleutels om deze te bewerken. Klik op Bewerken.
5 Selecteer de juiste sleutellengte. De volgende sleutellengten worden
ondersteund: 40, 128 en 152 bits. Hoe meer bits de sleutel bevat, des te hoger
het beveiligingsniveau.
Typ de WEP-sleutelgegevens in hexadecimale vorm. Als u de WEP-sleutel in
tekstformaat wilt invoeren, typt u de tekst in het vak In tekstvorm. U kunt de
tekst kopiëren en plakken met de toetsencombinaties CTRL+C en CTRL+V.
Functies van de Nokia D211
6 Klik op OK om de gedeelde WEP-sleutel op te slaan.
Als u wilt kiezen welke gedeelde WEP-sleutel moet worden gebruikt, selecteert u
de sleutel en klikt u op Activeren.
Als u de inhoud van de sleutel wilt verwijderen, klikt u op Wissen.
Persoonlijke WEP-sleutels maken en bewerken
Persoonlijke WEP-sleutels zijn alleen te gebruiken in de
infrastructuurbesturingsmodus. Ad hoc netwerken maken
alleen gebruik van gedeelde WEP-sleutels.
Zorg ervoor dat dezelfde persoonlijke WEP-sleutel voor het WLAN-toegangspunt
wordt geconfigureerd: als het toegangspunt en de radiokaart niet identieke
sleutels gebruiken, kunnen ze niet onderling communiceren. Neem contact op
met de systeembeheerder voor meer informatie.
1 Ga naar de pagina Hulpmiddelen en selecteer het tabblad Persoonlijke
sleutels. Klik op Nieuw om een nieuwe sleutel te maken of klik op Bewerken
om een bestaande sleutel aan te passen.
2 Geef de persoonlijke sleutel een naam. U kunt ook een beschrijving toevoegen
voor de sleutel, bijvoorbeeld de naam van het netwerk waarbinnen u de sleutel
3 Selecteer welk type sleutel u wilt maken: van een gebruiker of van een station.
Als u een stationspecifieke sleutel kiest, wordt het MAC-adres van de
radiokaart gebruikt voor de identificatie van de gebruiker. Als u een
gebruikersspecifieke sleutel kiest, kunt u de identificatie zelf bepalen.
4 Selecteer de juiste sleutellengte. De volgende sleutellengten worden
ondersteund: 40, 128 en 152 bits. Hoe meer bits de sleutel bevat, des te hoger
het beveiligingsniveau. Klik op Genereren. Uw persoonlijke sleutel wordt
automatisch gegenereerd.
Als u de WEP-sleutel in tekstformaat wilt invoeren, typt u de tekst in het vak In
tekstvorm. U kunt de tekst kopiëren en plakken met de toetsencombinaties
CTRL+ C en CTRL+V.
5 Klik op OK om de WEP-sleutel op te slaan.
Persoonlijke WEP-sleutels importeren en exporteren
U hoeft persoonlijke WEP-sleutels niet zelf te maken, u kunt ze ook importeren uit
een map die door bijvoorbeeld de systeembeheerder is aangemaakt. U kunt
persoonlijke sleutels exporteren en bewaren in mappen. De systeembeheerder kan
persoonlijke WEP-sleutels importeren uit een SIM-kaart en exporteren naar een
SIM-kaart.
Functies van de Nokia D211
1 Selecteer op de pagina Hulpmiddelen het tabblad Persoonlijke sleutels.
Selecteer de sleutel die u in een bestand wilt opslaan en klik op Exporteren. Als
u een sleutel wilt openen uit een bestand, klikt u op Importeren.2 Als u een persoonlijke WEP-sleutel exporteert, selecteert u de bestemming
waar u de sleutel wilt opslaan en klikt u op Opslaan. Als u een sleutel
importeert, selecteer dan de bron waaruit u wilt importeren en klik op Openen.
Een persoonlijke WEP-sleutel selecteren
1 Selecteer op de pagina Profielen het tabblad Wijzigen. Selecteer in de lijst het
profiel waarmee u een persoonlijke WEP-sleutel wilt gebruiken. Klik op
Bewerken.
2 Het dialoogvenster Profiel bewerken wordt geopend. Selecteer WLAN en het
tabblad Algemeen.
3 Schakel het selectievakje WEP-beveiliging gebruiken in en klik op WEP-
sleutels.
4 Schakel het selectievakje Persoonlijke WEP-sleutel gebruiken in en selecteer
Met Nokia Short Messaging kunt u tekst- en afbeeldingberichten beheren op
dezelfde manier waarop u e-mail beheert: u kunt berichten verzenden en
ontvangen, berichten beantwoorden en berichten doorsturen.
U kunt alleen berichten verzenden en ontvangen als de SMS-service (Short
Message Service) beschikbaar is in het GSM-netwerk dat u gebruikt en is
geactiveerd voor uw SIM-kaart. Neem contact op met de serviceprovider of
netwerkexploitant voor meer informatie.
Opmerking: U kunt geen berichten verzenden of ontvangen als u verbinding
hebt met een WLAN.
Tip: U kunt de toepassing Nokia Short Messaging openen door met de
rechtermuisknop te klikken op het Nokia D211-pictogram op de taakbalk en
door SMS-toepassing te kiezen in het snelmenu. Zie pagina 34 voor meer
informatie als het pictogram niet zichtbaar is op de taakbalk.
Nokia Short Messaging
Nokia Short Messaging bestaat uit de volgende pagina’s:
• De pagina IN-vak bevat de ontvangen berichten.
Ontvangen tekstbericht. Als het pictogram van het bericht groen is, hebt u
het bericht
niet gelezen.
Ontvangen afbeeldingbericht.
Bericht dat u aan iemand hebt doorgestuurd.
Bericht dat u hebt beantwoord.
U hebt het bericht beantwoord en aan iemand doorgestuurd.
Ontvangen visitekaartje.
• De pagina UIT-vak bevat berichten die worden verzonden of nog moeten
worden verzonden Als u een nieuw bericht schrijft en verzendt als de
radiokaart niet in het draadloze station is geplaatst, als u verbinding hebt met
WLAN of als de GSM- of GPRS-verbinding wordt verbroken, wordt het niet-
verzonden bericht opgeslagen in UIT-vak. UIT-vak kan verschillende niet
verzonden berichten bevatten, die worden verzonden zodra de radiokaart
wordt geplaatst of er een goede netwerkverbinding tot stand wordt gebracht.
Bezig met verzenden – Het bericht wordt verzonden.
In wachtrij – Het bericht staat in de wachtrij en wordt zo snel mogelijk
verzonden.
48
Nokia Short Messaging
• De pagina Afleverrapporten bevat informatie over de status van de berichten
die u hebt verzonden. U kunt deze netwerkdienst pas gebruiken als u er een
abonnement op hebt genomen.
De volgende statussen voor verzonden berichten zijn mogelijk:
Afgeleverd – Het bericht is afgeleverd bij de ontvanger.
Nog niet verzonden – Het bericht is nog niet afgeleverd bij de ontvanger. Als de
ontvanger van een bericht niet binnen de ingestelde geldigheidsperiode kan
worden bereikt, wordt het bericht verwijderd uit de berichtencentrale.
Mislukt – Het bericht kon niet worden afgeleverd bij de ontvanger. De
ontvanger kon niet worden bereikt binnen de ingestelde geldigheidsperiode en
het bericht is verwijderd uit de berichtencentrale.
• De pagina Verzonden berichten bevat een kopie van elk verzonden bericht.
• Op de pagina Contactpersonen kunt u contactpersonen en visitekaartjes
beheren die zijn opgeslagen op de SIM-kaart. U kunt contactpersonen maken,
bewerken en verwijderen en visitekaartjes verzenden als tekstberichten.
Tekstberichten
Voordat u tekstberichten kunt verzenden, moet u het nummer van de
berichtencentrale opslaan. Zie “Berichtinstellingen configureren” op pagina 51
voor meer informatie.
Controleer of u GSM of GPRS hebt geselecteerd als verbindingstype. U kunt geen
berichten verzenden of ontvangen als u verbinding hebt met een WLAN.
Tekstberichten verzenden
1 Klik op op de werkbalk of klik op Nieuw in het menu Bestand. Het
dialoogvenster Berichten-editor wordt geopend.
2 Typ het bericht in het veld Bericht. Met de tekenteller boven het veld wordt
aangegeven hoeveel tekens u nog over hebt en in hoeveel berichten de tekst
zal worden verzonden.
Opmerking: De standaardlengte van een tekstbericht is 160 tekens.
Langere berichten kunnen worden verzonden als meerdere normale
tekstberichten of als één aaneengekoppeld tekstbericht dat, als het
apparaat van de ontvanger deze functie ondersteunt, wordt ontvangen
als één lang bericht. U kunt de optie Lange berichten verzenden
selecteren op de pagina Instellingen van de Nokia D211. Zie
“Berichtinstellingen configureren” op pagina 51 voor meer informatie.
U kunt een afbeelding toevoegen aan het tekstbericht. Zie
“Afbeeldingberichten verzenden” op pagina 51 voor meer informatie.
3 Klik op de knop Ontvangers toevoegen. Kies de ontvanger in de lijst met
klikken op . Zie “Afbeeldingen tekenen en bewerken” op pagina 52 en
“Afbeeldingen openen uit een bestand” op pagina 52 voor meer informatie.
4 Typ het bericht in het veld Bericht. Met de tekenteller boven het veld wordt
aangegeven hoeveel tekens u nog over hebt en in hoeveel berichten de tekst
zal worden verzonden.
5 Klik op de knop Ontvangers toevoegen. Kies de ontvanger in de lijst met
contactpersonen links en klik op de pijl naar rechts. Als u
geencontactpersonenkaart hebt gemaakt voor de ontvanger, typt u het
telefoonnummer in het vak Nummer en klikt u op de pijl. U kunt het bericht
verzenden naar meerdere ontvangers.
Als u de ontvangers hebt gekozen, klikt u op OK.
6 Als u het bericht wilt verzenden, klikt u op op de werkbalk.
Afbeeldingen tekenen en bewerken
1 Klik in het menu Hulpmiddelen op Afbeeldingenbibliotheek.
2 Als u een nieuwe afbeelding wilt tekenen, klikt u op op de werkbalk. Als u
een afbeelding wilt bewerken, selecteert u de afbeelding en klikt u op op
de werkbalk. Het dialoogvenster Afbeeldingen-editor wordt geopend.
3 Verplaats de muiscursor naar de gewenste positie. De cursor wordt in het
tekengebied weergegeven als een potlood. Houd de linkermuisknop ingedrukt.
Teken door de muis te verplaatsen. Met de linkermuisknop tekent u in het
zwart en met de rechtermuisknop in het wit. Als u wilt stoppen met tekenen,
laat u de muisknop los. Klik op Opslaan om de tekening op te slaan.4 Klik op Sluiten om het dialoogvenster Afbeeldingenbibliotheek te sluiten.
Nokia Short Messaging
Afbeeldingen opslaan in een bestand
1 Klik in het menu Hulpmiddelen op Afbeeldingenbibliotheek.
2 Selecteer de afbeelding die u in een bestand wilt opslaan. Klik op op de
werkbalk.
3 Typ een naam voor het bestand in het dialoogvenster Afbeelding exporteren.
Afbeeldingen worden standaard opgeslagen als afbeeldingberichtbestanden
in gms-indeling. Klik op Opslaan.4 Klik op Sluiten om het dialoogvenster Afbeeldingenbibliotheek te sluiten.
Als u een afbeeldingbericht hebt ontvangen, kunt u de afbeelding aan de
Afbeeldingenbibliotheek toevoegen door op Afbeelding opslaan te klikken in
het menu Bestand.
Afbeeldingen openen uit een bestand
1 Klik in het menu Hulpmiddelen op Afbeeldingenbibliotheek.
2 Klik op op de werkbalk.
3 Kies of typ in het dialoogvenster Afbeelding importeren de naam van het
bestand dat u in de Afbeeldingenbibliotheek wilt importeren. Klik op Openen.
4 Klik op Sluiten om het dialoogvenster Afbeeldingenbibliotheek te sluiten.
Afbeeldingen verwijderen
1 Klik in het menu Hulpmiddelen op Afbeeldingenbibliotheek.
2 Selecteer de afbeelding die u wilt verwijderen en klik op op de werkbalk.
3 Klik op Sluiten om het dialoogvenster Afbeeldingenbibliotheek te sluiten.
Contactpersonen
Contactpersonen zijn namen en telefoonnummers die in het geheugen van de
SIM-kaart zijn opgeslagen.
Contactpersonen maken en bewerken
1 Klik op de pagina Contactpersonen op Nieuw om een nieuwe contactpersoon
te maken. Als u een contactpersoon wilt bewerken, klikt u op Bewerken. Het
dialoogvenster Gegevenscontactpersoon wordt geopend.
2 Typ de naam en het telefoonnummer van de contactpersoon. Klik op OK.
Als u een bericht ontvangt van een telefoonnummer dat niet is opgeslagen op de
SIM-kaart, kunt u het nummer in de lijst met contactpersonen opslaan door op
Toevoegen aan contactpersonen te klikken in het menu Bestand.
Nokia Short Messaging
Contactpersonen verwijderen
1 Selecteer op de pagina Contactpersonen de contactpersoon die u wilt
verwijderen.
2 Klik op op de werkbalk of klik op Verwijderen.
Visitekaartjes verzenden
Als u iemands adresgegevens verzendt of ontvangt, wordt de term visitekaartje
gebruikt. Een visitekaartje is een kaart van een contactpersoon in een formaat dat
geschikt is voor verzending, zoals vCard.
1 Selecteer op de pagina Contactpersonen de contactpersoon die u als
visitekaartje wilt verzenden. Klik op Verzenden. 2 Het dialoogvenster Visitekaartje verzenden wordt geopend. Typ het
telefoonnummer van de ontvanger of klik op Selecteren om de ontvanger te
kiezen uit de lijst met contactpersonen.
3 Klik op Verzenden om het visitekaartje te verzenden.
Controleer of u GSM of GPRS hebt geselecteerd als verbindingstype. U kunt geen
visitekaartjes verzenden als u verbinding hebt met WLAN.
Chatten
Met de chat-functie kunt u een gesprek voeren met iemand anders met behulp
van tekstberichten. De andere persoon moet de Nokia D211 hebben of een
mobiele telefoon met SMS-functionaliteit.
Controleer of u GSM of GPRS als verbindingstype hebt geselecteerd. U kunt geen
berichten verzenden of ontvangen als u verbinding hebt met een WLAN.
Chat-instellingen configureren
1 Klik in het menu Hulpmiddelen op Opties.
2 U kunt de volgende chat-instellingen configureren:
U kunt opgeven hoeveel uur de chat-berichten tijdens het gesprek in het chat-
venster worden weergegeven in het dialoogvenster Chatten.
Nokia Short Messaging
3 Klik op OK om de instellingen toe te passen.
Starten met chatten
1 Selecteer op de pagina Contactpersonen de contactpersoon waarmee u wilt
2 Klik op op de werkbalk of klik op Chatten in het menu Hulpmiddelen.
3 Het dialoogvenster Chatten wordt geopend. Schrijf het bericht in het veld
4 Als u een antwoord ontvangt van de andere persoon, wordt het
U kunt het chat-gesprek opslaan in een tekstbestand. Klik op op de werkbalk
om het bestand op te slaan.
U kunt ook afbeeldingen toevoegen aan uw chat-berichten. Zie
“Afbeeldingberichten” op pagina 51 voor meer informatie over het gebruik van
afbeeldingen in berichten.
Chat-naam – Bijnaam die bij uw chat-berichten wordt weergegeven.
Chat-venster altijd op voorgrond – Schakel deze optie in als het chat-venster
altijd zichtbaar moet zijn als andere toepassingen geopend zijn.
chatten. Als u geen contactpersonenkaart hebt gemaakt voor de andere
persoon, moet u er eerst een maken. Zie “Contactpersonen maken en
bewerken” op pagina 53 voor meer informatie.
Bericht en klik op .
antwoordbericht automatisch weergegeven in het venster Chatten. Het
Controleer of de computer voldoende stroom krijgt.
Controleer of de computer voldoende vrije ruimte op de vaste schijf heeft.
Controleer of er voldoende bronnen beschikbaar zijn op het systeem.
Controleer of alle Windows-programma’s zijn afgesloten voordat u de installatie
start en of er geen radiokaart in de computer is gestoken. Doe dit pas wanneer u
daarom tijdens de installatie wordt verzocht.
Het cd-rom-station kan niet worden geopend tijdens deinstallatie
Sommige cd-rom-stations kunnen niet worden geopend tijdens de installatie van
software. Als u denkt dat u de besturingssysteembestanden tijdens de installatie
nodig hebt, is het raadzaam de installatiebestanden voor de Nokia D211 eerst naar
de vaste schijf van uw compatibele pc te kopiëren en het programma vanaf daar te
installeren.
Problemen oplossen
De radiokaart kan niet in de sleuf voor de pc-kaart worden gestoken.
Controleer of de radiokaart niet ondersteboven is aangebracht.
Controleer of de sleuf voor de pc-kaart problemen oplevert.
Nadat de radiokaart is geplaatst, duurt het enige tijd voordat de computer reageert.
De initialisering van de radiokaart kan even duren. Dit is normaal. Wacht totdat
het volgende bericht wordt weergegeven waarin de volgende stap wordt vermeld.
Dit mag niet langer dan enkele minuten duren.
Installatie op een netwerkstation mislukt.
U kunt de software voor de Nokia D211 niet installeren op een netwerkstation. De
software moet altijd op een lokale vaste schijf worden geïnstalleerd.
Ik heb geen cd-rom-station op mijn computer.
Kopieer het installatieprogramma via een andere computer naar een diskette. Op
de cd-rom staat een map met de naam Dutch\Setup. Kopieer de inhoud van deze
map naar diskettes. Het wordt aanbevolen de inhoud van de diskettes naar de
vaste schijf van een compatibele computer te kopiëren voordat u de installatie
uitvoert. Als u rechtstreeks vanaf de diskettes installeert, wordt u verschillende
malen gevraagd om de diskette te verwisselen.
De radiokaart lijkt wel te werken, maar de netwerkverbinding werkt niet.
Voer de diagnostische tests op de pagina Hulpmiddelen uit. Als alle tests met
goed gevolg doorlopen zijn, controleert u of de netwerkinstellingen juist zijn.
Vraag de systeembeheerder om advies.
In Windows 98/ME is mijn computernaam helemaal niet te zien in Netwerkomgeving. Andere
computers kunnen mijn computer ook niet vinden in Netwerkomgeving.
Open het dialoogvenster Netwerk (klik op Start, Instellingen,
Configuratiescherm, Netwerk) en klik op de knop Bestanden en printers delen.
Controleer of het selectievakje Ik wil anderen toegang kunnen geven tot mijn
bestanden is ingeschakeld. Andere gebruikers kunnen nu uw computer zien in
Netwerkomgeving. Als u mappen op uw computer deelt met anderen, kunnen
andere gebruikers deze ook zien.
Ik krijg geen toegang tot het Internet.
Als u het verbindingstype WLAN gebruikt, controleert u of u een routingprotocol
zoals TCP/IP gebruikt.
Controleer of de proxy-instellingen in de webbrowser juist zijn.
Controleer ook of er van uw netwerk naar het Internet een verbinding is.
Hulpbronnen
De radiokaart werkt niet en dit wordt vermoedelijk veroorzaakt door een ander geïnstalleerd
apparaat.
Controleer of de radiokaart geen I/O-, IRQ- of geheugenadres probeert te
gebruiken dat reeds door een ander apparaat in uw computer wordt gebruikt. Als
u de status van hulpbronnen wilt controleren in Windows 98/ME, klikt u op Start
- Instellingen - Configuratiescherm - Systeem - Apparaatbeheer - Netwerkadapters. Als er een conflict is, ziet u een geel symbool voor de naam van
het desbetreffende apparaat.
Hardware
Ik weet niet zeker of de radiokaart werkt.
Controleer in het Monitor venster of de radiokaart werkt. U kunt ook op de pagina
Status kijken om de status van de verbinding te controleren.
Er zijn geen conflicten met hulpbronnen, maar de radiokaart werkt nog steeds niet.
Controleer of de besturingsomgeving geen schade of storing aan de radiokaart
veroorzaakt. Meer informatie over de besturingsomgeving is te vinden in het
hoofdstuk “Over gegevensoverdracht” op pagina 8.
Controleer of de radiokaart goed is ingestoken.
Voer de diagnostische tests op de pagina Hulpmiddelen uit.
U kunt proberen vast te stellen of het probleem bij de computer of bij de radiokaart
ligt: steek de kaart in een andere pc-kaartsleuf, installeer de kaart op een andere
computer of gebruik een andere kaart in de eerste computer.
De radiokaart werkt niet in een andere pc-kaartsleuf, maar wel in een andere computer.
Probeer een andere pc-kaart in de sleuf te steken om vast te kunnen stellen of er
een probleem is met de compatibiliteit tussen de Nokia D211 en de pc-kaartsleuf
of dat er een algemene fout is opgetreden in de sleuf.
De radiokaart ziet de SIM-kaart niet.
Controleer of u het juiste type SIM-kaart gebruikt. De radiokaart ondersteunt
geen 5-volts SIM-kaarten.
Controleer of de SIM-kaart goed is geplaatst: de aansluitpunten op de SIM-kaart
en de radiokaart moeten elkaar kunnen bereiken.
Opmerking: U kunt de recentste informatie over probleemoplossing vinden
in het bestand readme.txt op de Nokia D211-cd-rom.
Tip: Op de pagina Hulpmiddelen kunt u diagnostische tests uitvoeren en de
testresultaten opslaan in een tekstbestand. U kunt het rapport bijvoorbeeld
gebruiken als u bij problemen contact moet opnemen met de technische
ondersteuning.
De radiokaart is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en
geproduceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u helpen om de
garantie te behouden en vele jaren plezier te hebben van dit product.
• Houd de radiokaart en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van
kleine kinderen.
• Houd de radiokaart droog. Neerslag, vochtigheid en allerlei soorten
vloeistoffen of vocht bevatten mineralen die corrosie van elektronische
schakelingen veroorzaken.
• Gebruik of bewaar de radiokaart niet op stoffige of vuile plaatsen.
• Bewaar de radiokaart niet op plaatsen waar het heet is. Hoge temperaturen
kunnen de levensduur van elektronische apparaten bekorten en bepaalde
kunststoffen doen smelten of vervormen.
• Bewaar de radiokaart niet op plaatsen waar het koud is. Wanneer de kaart weer
opwarmt (tot de normale temperatuur), kan binnen de kaart vocht ontstaan,
waardoor elektronische schakelingen beschadigd kunnen raken.
• Probeer niet de radiokaart open te maken. Ondeskundige behandeling kan de
kaart beschadigen.
• Laat de radiokaart niet vallen en probeer stoten en schudden te voorkomen.
Een ruwe behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen.
• Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmiddelen
om de radiokaart schoon te maken.
• Verf de radiokaart niet. Door verf kan het functioneren van de kaart worden
belemmerd.
• Gebruik alleen de meegeleverde vervangingsantenne. Niet-goedgekeurde
antennes, aanpassingen of accessoires kunnen de radiokaart beschadigen en
kunnen in strijd zijn met de regels met betrekking tot radioapparaten.
Alle bovenstaande tips gelden zowel voor de radiokaart als de accessoires. Neem
contact op met het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als een van deze
onderdelen niet goed werkt. Het personeel zal u helpen en indien nodig zorgen
voor onderhoud of reparatie.
Gebruik de radiokaart niet terwijl u een voertuig bestuurt. Leg de radiokaart niet
op de passagiersstoel of op een andere plaats waar de kaart beschadigd kan
worden bij een botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
Onthoud: Verkeersveiligheid heeft altijd voorrang!
Gebruiksomgeving
Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en
schakel de radiokaart altijd uit op plaatsen waar het verboden is deze te gebruiken
of waar het gebruik ervan storing of gevaar kan veroorzaken. De radiokaart kan
dezelfde soort storing veroorzaken als andere mobiele apparaten (bijv. mobiele
telefoons) en mag niet worden gebruikt in gebieden waar dit niet is toegestaan.
Gebruik de radiokaart in de normale bedrijfsstanden.
Elektronische apparaten
De meeste moderne elektronische apparatuur is beschermd tegen
radiofrequentiesignalen (RF-signalen). Het is echter mogelijk dat bepaalde
elektronische apparaten niet beschermd zijn tegen de RF-signalen van de
radiokaart.
Pacemakers
Fabrikanten van pacemakers adviseren dat een minimaal 20 cm afstand moet
worden gehouden tussen een radiokaart en een pacemaker om mogelijke
storingen met de pacemaker te voorkomen. Deze aanbevelingen komen overeen
met onafhankelijk onderzoek door en de aanbevelingen van Wireless Technology
Research. Voor mensen met pacemakers geldt het volgende:
• Moeten de radiokaart altijd meer dan 20 cm (6 inches) van hun pacemaker
houden wanneer het apparaat is ingeschakeld.
• Mogen de radiokaart niet in een borstzak dragen.
• Als u denkt dat er storing optreedt, moet u de radiokaart onmiddellijk
uitschakelen.
Gehoorapparaten
Sommige digitale radiokaarten kunnen storing met gehoorapparaten
veroorzaken. Als u last hebt van een dergelijke storing, kunt u contact opnemen
met uw netwerkexploitant.
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van radiokaarten, kan storingen
veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende beschermde medische
apparatuur. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om
vast te stellen of
het apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-energie of als u vragen
hebt. Schakel de radiokaart uit bij zorginstellingen wanneer de regels dit
voorschrijven. Ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg kunnen
gebruik maken van apparatuur die gevoelig is voor externe RF-energie.
Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in gemotoriseerde
voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende beschermde zijn
(bijvoorbeeld elektronische systemen voor brandstofinjectie, elektronische
antislip-remsystemen (of antiblokkeer-remsystemen), systemen voor
elektronische snelheidsregeling, airbagsystemen). Raadpleeg de fabrikant van uw
voertuig of een vertegenwoordiger van de fabrikant voor meer informatie.
Raadpleeg ook de fabrikant van eventueel in uw auto geïnstalleerde apparatuur.
Borden
Schakel de radiokaart overal uit waar staat aangegeven dat dit vereist is.
Explosiegevaarlijke omgevingen
Schakel de radiokaart uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg alle
aanwijzingen en instructies op. Vonken kunnen op dergelijke plaatsen een
explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen
vallen.
Gebruikers wordt geadviseerd de radiokaart uit te schakelen in benzinestations.
Gebruikers worden gewezen op de noodzaak om zich te houden aan de
beperkingen van het gebruik van radioapparatuur in brandstofopslagplaatsen,
chemische fabrieken of op plaatsen waar met explosieven wordt gewerkt.
Plaatsen met explosiegevaar zijn vaak, maar niet altijd, duidelijk gemarkeerd.
Dergelijke plaatsen zijn onder andere scheepsruimen, chemische overslag- of
opslagplaatsen, voertuigen die gebruik maken van LPG (onder andere propaan of
butaan), gebieden waar de lucht chemicaliën of fijne deeltjes van bijvoorbeeld
graan, stof of metaaldeeltjes bevat en andere plaatsen waar u gewoonlijk wordt
geadviseerd de motor van uw auto af te zetten.
Voertuigen
Bewaar of draag geen brandbare vloeistoffen, gassen of explosieve materialen in
de buurt van de radiokaart of de bijbehorende onderdelen of accessoires.
Voor auto's met een airbag geldt dat de airbag met zeer veel kracht wordt
opgeblazen. Plaats geen objecten over de airbag heen of in de ruimte waar de
airbag wordt opgeblazen. Als de radiokaart niet correct in het voertuig is geplaatst
en de airbag wordt opgeblazen, kan dit ernstige verwondingen tot gevolg hebben.
Het is verboden de radiokaart in een vliegtuig te gebruiken. Verwijder de
radiokaart uit de pc-sleuf voordat u aan boord van een vliegtuig gaat. Het gebruik
van radiokaarten kan de besturing van het vliegtuig in gevaar brengen en kan
bovendien illegaal zijn.
Het negeren van deze voorschriften kan ertoe leiden dat de overtreder het gebruik
van telefoondiensten wordt ontzegd en/of dat gerechtelijke stappen worden
ondernomen.
Dit productmodel is getest en voldoet aan de richtlijnen voor blootstelling aan
radiofrequenties als het wordt gebruikt in een positie waarbij de antenne ten
minste 2,0 cm van uw lichaam is verwijderd als het product is ingeschakeld.
Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met de antenne
te worden vermeden tijdens gebruik van de radiokaart. Het aanraken van de
antenne kan een nadelige invloed hebben op de kwaliteit van de verbinding en kan
ervoor zorgen dat de radiokaart meer stroom verbruikt dan noodzakelijk is.
Een van de twee WLAN-besturingsmodi die bij de Nokia D211 kunnen worden
gekozen. Met deze configuratieoptie kunnen gebruikers een draadloos LAN
opzetten waarin draadloze stations rechtstreeks gegevens naar elkaar kunnen
verzenden zonder van WLAN-toegangspunten gebruik te hoeven maken. Dit type
netwerk wordt ook wel een peer-to-peer-netwerk genoemd.
Afbeeldingbericht
Tekstbericht dat afbeeldingen bevat. Een afbeeldingbericht bestaat uit meerdere
tekstberichten. De functie werkt alleen als deze wordt ondersteund door de
netwerkexploitant of service provider. Afbeeldingen kunnen alleen worden
ontvangen en afgebeeld op apparaten die beschikken over de
afbeeldingberichtfunctie.
Beveiligingscode
De beveiligingscode wordt meegeleverd met de radiokaart. Met de code voorkomt
u onbevoegd gebruik van de radiokaart. Berg de code veilig op een geheime plek
op, niet bij de radiokaart. Als u vijf keer achter elkaar een onjuiste code intoetst,
wordt de juiste code gedurende vijf minuten niet door de radiokaart geaccepteerd.
Woordenlijst
Draadloos station
Elk apparaat met een pc-kaartsleuf waarin de radiokaart kan worden gestoken om
gegevens te verzenden en te ontvangen.
Dual-band functionaliteit
Dual-band functionaliteit zorgt voor probleemloze roaming tussen netwerken bij
een oproep naar dezelfde netwerkexploitant. In de praktijk betekent dit dat u
minder vaak het bericht “Netwerk bezet” krijgt. In het buitenland hebt u met de
dual-band functionaliteit meer mogelijkheden tot roaming, afhankelijk van de
roaming-afspraken van uw netwerkexploitant.
Eigen netwerk
Uw eigen netwerk is het netwerk dat wordt geëxploiteerd door de exploitant die
uw SIM-kaart heeft uitgegeven.
GPRS
General Packet Radio Service. GPRS is een technologie waarmee gegevens via een
mobiel netwerk kunnen worden verzonden. GPRS is een gegevensdrager waarmee
draadloos toegang mogelijk is tot gegevensnetwerken zoals het Internet.
Toepassingen die gebruik maken van GPRS zijn SMS en inbellen via GPRS
(bijvoorbeeld Internet en e-mail).
Interface tussen een GPRS-netwerk en externe pakketgegevensnetwerken, zoals
het Internet.
GSM (Global System for Mobile Communications) is een digitaal
telecommunicatiesysteem dat veel gebruikt wordt in Europa, Azië en het Pacifisch
gebied.
High Speed Circuit Switched Data. Met HSCSD is een gegevensoverdrachtsnelheid
tot 43,2 kilobits per seconde mogelijk. Voor HSCSD wordt tegelijkertijd gebruik
gemaakt van meerdere tijdvakken. De overdrachtsnelheid per tijdvak is 9,6 of 14,4
kilobits per seconde.
Een van de twee WLAN-besturingsmodi die bij de Nokia D211 kunnen worden
gekozen. Met deze configuratieoptie kunnen gebruikers een draadloos LAN
opzetten waarin draadloze stations via een WLAN-toegangspunt communiceren
met bekabelde en draadloze stations.
Netwerkdiensten
Netwerkexploitant
PIN-code
Speciale diensten die worden aangeboden door netwerkexploitanten en
serviceproviders. Dit zijn diensten waarvoor u zich moet aanmelden, zoals SMS
(Short Message Service), gegevensservices en faxservices.
Een netwerkexploitant onderhoudt een netwerk voor mobiele telecommunicatie
in een bepaald gebied, vaak in een bepaald land. De netwerken van verschillende
netwerkexploitanten kunnen elkaar overlappen.
Netwerkexploitanten bieden verschillende netwerkservices aan, waaronder GSMgegevensservices zoals de Short Message Service (SMS), aan zowel individuele
abonnees als serviceproviders. Netwerkexploitanten bieden niet allemaal precies
dezelfde services aan.
Personal Identification Number-code. De PIN-code is een toegangscode van vier
tot acht cijfers om SIM-kaarten te beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Een profiel is een set van netwerkspecifieke instellingen en Windowsnetwerkinstellingen. Profielen maken de overdracht van gegevens tussen
netwerken eenvoudig, zonder dat u alle verschillende instellingen hoeft te
onthouden.
PIN Unblocking Key-code. PUK is een achtcijferige code die bij de SIM-kaart wordt
meegeleverd. Deze code is nodig wanneer u een geblokkeerde PIN-code wilt
wijzigen. U kunt de PUK-code niet wijzigen. Neem contact op met de
serviceprovider of netwerkexploitant als u de code kwijt bent geraakt.
Een bedrijf dat telecommunicatiediensten, zoals netwerkdiensten, aanbiedt. Een
serviceprovider kan een netwerkexploitant of een afzonderlijk bedrijf zijn.
Zie “Tekstbericht”.
SIM-kaart
Subscriber Identity Module-kaart. Een kleine plastic kaart met ingebouwd,
geïntegreerd circuit. De SIM-kaart bevat alle informatie die nodig is om de
netwerkgebruiker te identificeren op het mobiele netwerk. De SIM-kaart bevat
ook informatie met betrekking tot beveiliging.
SMS
Short Message Service. SMS is een netwerkdienst die wordt geboden door
netwerkexploitanten en serviceproviders. Met SMS kunnen korte tekstberichten
worden verzonden en ontvangen over het digitale mobiele netwerk. De
standaardlengte van een tekstbericht is 160 tekens.
Tekstbericht
Kort bericht dat wordt verzonden over het digitale mobiele netwerk. De
standaardlengte van een tekstbericht is 160 tekens.
Toegangscontroller
Fysiek apparaat voor het beheer van de machtigingen en beperkingen voor
aanmelding bij een computer of netwerk.
Wachtwoord voor blokkeren
Het wachtwoord voor blokkeren is een viercijferige code die nodig is om
geblokkeerde oproepen te wijzigen. Het wachtwoord wordt niet opgeslagen op uw
radiokaart of SIM-kaart, maar op het netwerk. U krijgt het wachtwoord van de
serviceprovider of netwerkexploitant wanneer u zich abonneert op de service voor
het blokkeren van oproepen.
Wired Equivalent Privacy. Een beveiligingsfunctie die gebruik maakt van de RC4algoritme voor draadloze gegevensversleuteling. De WEP-algoritme maakt
gebruik van sleutels tot 152 bit.
WLAN
Wireless Local Area Network. Een lokaal netwerk waarin radiokoppelingen in
plaats van fysieke kabels worden gebruikt om stations onderling te verbinden.
WLAN-toegangspunt
Fysiek apparaat voor het verbinden van bekabelde en draadloze netwerken.
Deze beperkte garantie zal van toepassing zijn in een
gedeelte van de Regio Europa en Afrika van Nokia Mobile
Phones tenzij een lokale garantie bestaat. Nokia Corporation,
Mobile Phones (“Nokia”) garandeert dat dit Nokia product
(“Product”) op het ogenblik van zijn originele aankoop vrij is
van defecten in materialen, ontwerp en afwerking onder
voorbehoud van de volgende bepalingen en voorwaarden:
1 Deze beperkte garantie wordt gegeven aan de
eindgebruiker van het Product (“Klant”). Zij wordt gegeven
noch met uitsluiting noch met beperking van (i) enige
dwingend wettelijke rechten van de Klant of (ii) enige
rechten van de Klant tegen de verkoper/concessionaris
van het Product.
2 De garantieperiode bedraagt twaalf (12) maanden vanaf de
datum waarop de eerste Klant het Product heeft gekocht. In
geval van een navolgende aankoop of andere wijziging van
eigenaar/gebruiker, zal de garantieperiode voortduren voor
het resterende gedeelte van de periode van twaalf (12)
maanden en voor het overige onaangetast blijven. Deze
beperkte garantie is slechts geldig en afdwingbaar in de
volgende landen: elke lidstaat van de Europese Unie,
IJsland, Noorwegen en Zwitserland.
3 Gedurende de garantieperiode zullen Nokia of haar
goedgekeurde dienstenleverancier het gebrekkige Product
ofwel herstellen ofwel vervangen (naar volledig vrije keuze
van Nokia). Nokia zal het herstelde Product of een ander
Product aan de klant terugbezorgen in goede staat. Alle
onderdelen of andere uitrustingen waarvoor vervangingen
werden voorzien zullen het eigendom van Nokia worden.
4 Een hersteld of vervangen Product zal geen verlengde of
vernieuwde garantieperiode toegekend worden.
5 Deze beperkte garantie dekt niet beschilderde bedekkingen
of andere vergelijkbare gepersonaliseerde onderdelen. In
alle gevallen waarin ontgrendeling of vergrendeling van de
SIM-vergrendeling van een operator vereist is, zal Nokia in
eerste instantie de Klant verwijzen naar de betreffende
operator voor ontgrendeling of vergrendeling van de SIMvergrendeling van de operator alvorens het Product te
herstellen of te vervangen.
6 Deze beperkte garantie is niet van toepassing of
beschadegingen veroorzaakt door normale slijtage en
gebruik. Deze beperkte garantie zal ook niet van toepassing
zijn indien:
(i) het gebrek werd veroorzaakt door het feit dat het Product
werd onderworpen aan: gebruik in tegenstrijd met de
eigenaars- of gebruikshandleiding, ruwe behandeling,
blootstelling aan vocht, vochtigheid of extreme thermische
of milieu-omstandigheden of snelle veranderingen in zulke
omstandigheden, corrosie, oxidatie, niet-toegestane
wijzigingen of verbindingen, niet-toegestane openingen of
herstellingen, herstellingen met gebruik van niettoegestane vervangingsonderdelen, verkeerd gebruik,
onbehoorlijke installatie, ongelukken, overmacht, morsen
van voedsel of vloeistoffen, invloed van chemische
producten of andere feiten waarover Nokia redelijkerwijze
geen controle heeft (met inbegrip van maar niet beperkt tot
gebreken in verbruikbare onderdelen en het afbreken van of
schade aan antennes) tenzij het gebrek rechtstreeks
veroorzaakt werd door gebreken in materialen, ontwerp of
afwerking;
(ii) Nokia of haar goedgekeurde dienstenleverancier geen
kennisgeving van het gebrek ontving vanwege de klant
binnen de dertig (30) dagen na het voordoen van het gebrek
binnen de garantieperiode;
(iii) het Product niet aan Nokia of haar goedgekeurde
dienstenleverancier terugbezorgd werd binnen de dertig
(30) dagen na het voordoen van het gebrek binnen de
garantieperiode;
(iv) het serienummer, de bijkomende datumcode of het
IMEI-nummer werd verwijderd, uitgewist, beschadigd,
gewijzigd of onleesbaar is;
(v) het gebrek veroorzaakt is door een gebrekkige werking
van het cellulaire of draadloze LAN netwerk;
(vi) het gebrek veroorzaakt is door het feit dat het Product
gebruikt werd met of verbonden was aan een bijkomend
onderdeel dat niet vervaardigd en geleverd werd d oor Nokia
of gebruikt op een andere dan de voorbestemde wijze;
(vii) de software van het Product moet opgewaardeerd
worden tengevolge van wijzigingen in de parameters van
het cellulaire of draadloze LAN netwerk;
(viii)het gebrek veroorzaakt is door een gebrekkig
functioneren van de computer waarop het Product was
aangesloten; of
(ix) aanpassingen aan de computer (inclusief maar niet
beperkt tot updates of andere wijzigingen in het
bestuurssysteem) waarop het Product was aangesloten, het
gebrekkig functioneren van het Product hebben
veroorzaakt.
7 Om beroep te doen op de beperkte garantie moet de klant
voorleggen ofwel (i) een leesbare en niet gewijzigde
originele garantiekaart welke duidelijk de naam en het
adres van de verkoper, de datum en plaats van aankoop, het
producttype en het IMEI- of ander serienummer vermeldt
ofwel (ii) een leesbaar en niet gewijzigd origineel
aankoopbewijs hetwelk dezelfde informatie bevat, indien
zulk aankoopbewijs voorgelegd wordt aan de verkoper/
concessionaris van het Product.
8 Deze beperkte garantie is het enige en exclusieve verhaal
van de Klant tegen Nokia en de enige en uitsluitende
aansprakelijkheid van Nokia tegenover de Klant voor
gebreken aan of een slechte werking van het Product. Deze
beperkte garantie vervangt alle andere garanties en
aansprakelijkheden, zowel mondelinge, schriftelijke, (niet
dwingende) wettelijke, contractuele, quasi-delictuele en
andere. Nokia is niet aansprakelijk voor enige
onrechtstreekse, bijkomstige of indirecte schade, kosten of
uitgaven. Nokia is ook niet aansprakelijk voor enige
rechtstreekse schade, kosten of uitgaven, indien de Klant
een rechtspersoon is.
9 Enige wijziging of verandering van deze beperkte garantie
vereist de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van
Nokia.