Nokia Bluetooth Display-carkit
CK-15W
Gebruikers- en
installatiehandleiding
9200326
Uitgave 1 NL
Page 2
CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA CORPORATION verklaart hierbij dat dit HF-15 product voldoet aan de essentiële
vereisten en andere relevante bepalingen van Richtlijn 1999/5/EG. Het product voldoet aan
de limieten zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/104/EG (amendement op Richtlijn 72/245/
EEC), bijlage I, alinea 6.5, 6.6, 6.8 en 6.9. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u
vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een
gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is
verboden.
Nokia, Nokia Connecting People en Navi zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen
handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Bluetooth is a registered trademark of Bluetooth SIG, Inc.
Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het
recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen
in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor
enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist
krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de
nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij
impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende
de verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen
tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te
herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact
op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.
Onrechtmatige veranderingen of aanpassingen van dit apparaat kan het recht van de
gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
Exportbepalingen
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan
wet- en regelgeving betreffende export vanuit de V.S. en andere landen. Ontwijking in strijd
met de wetgeving is verboden.
9200326 / Uitgave 1 NL
Page 3
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid................... 4
Snel aan de slag....................... 5
Het invoerapparaat ............................... 5
Eerste configuratie................................ 6
1. Inleiding................................ 7
Over dit document ................................ 7
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan
gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer
informatie.
Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen bevatten. Houd de
onderdelen buiten bereik van kleine kinderen.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons
verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij
om uw voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste
prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan
de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik het apparaat niet in een benzinestation. Gebruik het
apparaat niet in de nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Gebruik het
apparaat niet waar explosieven worden gebruikt.
MONTAGE DOOR BEVOEGD PERSONEEL
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of
gerepareerd.
TOEBEHOREN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren. Sluit geen incompatibele
producten aan.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u
eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen
voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele
producten aan.
4
Page 5
Snel aan de slag
Snel aan de slag
In dit gedeelte worden de basisfuncties van de carkit in het kort
beschreven. Meer informatie vindt u in de betreffende gedeelten in deze
handleiding.
■ Het invoerapparaat
Knop om microfoon uit te schakelen (1)
• Druk in de stand-by modus of als er
een gesprek binnenkomt eenmaal op
de knop om het geluid van de carkit
uit te schakelen.
• Druk hierop om de microfoon tijdens
een gesprek uit of weer in te
schakelen.
• Houd de knop ingedrukt om een actief
gesprek van de carkit over te schakelen naar een compatibel mobiel
apparaat dat ermee verbonden is.
Knop voor spraakgestuurde nummerkeuze (2)
• Als u geen gesprek voert, drukt u hierop om spraakgestuurde
nummerkeuze met een compatibel mobiel apparaat in te schakelen.
Belknop (3)
• Druk hierop om een gesprek te beantwoorden of te schakelen tussen
een actief gesprek en een gesprek in de wacht.
• In de stand-by modus drukt u hierop om de lijst met recent gebelde
nummers te bekijken.
• In de stand-by modus drukt u tweemaal om het laatst gekozen
nummer nog eens te bellen.
Knop voor beëindigen (4)
• Druk hierop om een gesprek te beëindigen of te weigeren.
• Druk hierop om een ingevoerde letter of cijfer te wissen.
5
Page 6
Snel aan de slag
• Druk hierop om terug te gaan naar het vorige menu-item of de
laatste schermweergave.
• Houd de knop ingedrukt om vanaf de menufuncties terug te gaan
naar de stand-by modus.
• Houd de knop ingedrukt om de carkit in of uit te schakelen (als de
carkit niet verbonden is met het startsysteem van uw auto).
Indicatorlampje (5)
Geeft aan dat de carkit ingeschakeld is.
NaviTM-wiel (6)
• Draai naar links of rechts om tijdens een gesprek het geluidsvolume
aan te passen of om door de verschillende lijsten te bladeren.
• Draai in de stand-by modus naar links om een telefoonnummer in te
voeren of om de snelkiesoptie te gebruiken.
• Draai in de stand-by modus naar rechts om een contactpersoon in
Contacten te zoeken.
• Druk hierop om de functie die onder aan het scherm vermeld staat
uit te voeren.
■ Eerste configuratie
1. Schakel het mobiele apparaat en de carkit in (zie p. 11).
2. Als er gevraagd wordt een taal in te stellen voor de teksten op het
scherm van de carkit, draait u aan het Navi-wiel om naar de
gewenste taal te bladeren. Vervolgens drukt u op het Navi-wiel.
3. Activeer de Bluetooth-functie op het mobiele apparaat. Eerst stemt
u de carkit af op een compatibel mobiel apparaat en vervolgens
maakt u een verbinding tussen de twee apparaten. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van draadloze Bluetooth-technologie.
4. Als u gevraagd wordt de lijst contactpersonen van het met de carkit
verbonden mobiele apparaat te kopiëren naar de carkit, draait u het
Navi-wiel om Ja te selecteren. Het kopiëren begint als u op het Naviwiel drukt. Selecteert u Nee, dan kunt u de opgeslagen
contactpersonen niet gebruiken als u met de carkit belt.
6
Page 7
Inleiding
1.Inleiding
Met de Nokia Bluetooth Display-carkit CK-15W kunt u gemakkelijk
handenvrij bellen en een telefoongesprek voeren. U kunt ook de
contactpersonen van een compatibel mobiel apparaat naar de carkit
kopiëren, zodat u deze via het bijgeleverde scherm van de carkit kunt
benaderen. De carkit met de menufuncties kan worden bediend met het
bijgeleverde invoerapparaat.
De carkit kan met behulp van draadloze Bluetooth-technologie worden
verbonden met een compatibel mobiel apparaat.
Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u de carkit door een
professional laat monteren en gaat gebruiken. Lees ook de
gebruikershandleiding van uw mobiele apparaat. Daarin staat
belangrijke informatie over veiligheid en onderhoud. Kijk op
www.nokia.com/support of uw lokale Nokia-website voor de nieuwste
versie van de gebruikershandleiding, aanvullende informatie, downloads
en diensten die te maken hebben met uw Nokia-product.
Houd alle toebehoren buiten bereik van kleine kinderen.
■ Over dit document
De configuratie en werking van de carkit worden beschreven in Aan de
slag p. 9 en Menufuncties p. 18.
De montage van de carkit wordt beschreven in Installatie p. 23. De
carkit mag alleen worden gemonteerd door een bevoegd technicus of
monteur en er mag alleen gebruik worden gemaakt van de
meegeleverde, goedgekeurde en originele Nokia-onderdelen.
■ Draadloze Bluetooth-technologie
Dankzij de draadloze Bluetooth-technologie kunt u zonder kabels een
verbinding maken tussen compatibele apparaten. Voor een Bluetoothverbinding hoeven het mobiele apparaat en de carkit niet in elkaars
gezichtsveld te staan, maar de afstand mag niet groter zijn dan 10
7
Page 8
Inleiding
meter. De verbinding kan gevoelig zijn voor storing door obstakels, zoals
muren, of andere elektronische apparaten.
De carkit voldoet aan Bluetooth-specificatie 1.2 die de volgende
profielen ondersteunt: Handsfree Profile 1.5 (om de carkit in combinatie
met een mobiel apparaat handenvrij te gebruiken) en Phone Book
Access Profile (PBAP) 1.0 (om de lijst met contactpersonen van het
mobiele apparaat naar de carkit te kopiëren). Informeer bij de
fabrikanten van andere apparatuur naar de compatibiliteit met dit
apparaat.
Op sommige plaatsen gelden beperkingen voor het gebruik van
Bluetooth-technologie. Raadpleeg de lokale autoriteiten of
serviceprovider voor meer informatie.
U kunt het scherm tot ongeveer 30 graden naar boven, links of rechts
draaien en tot ongeveer 10 graden naar beneden. Probeer het scherm
niet verder te draaien dan mogelijk is.
Als de carkit in de stand-by modus staat, met behulp van draadloze
Bluetooth-technologie verbonden is met een compatibel mobiel
apparaat en als het mobiele apparaat bij een mobiel netwerk
geregistreerd is, wordt de volgende informatie op het scherm getoond:
• Naam van het mobiele apparaat of
naam van de carkit (1); de naam van
het mobiele apparaat kan in het
Bluetooth-menu van het apparaat
worden ingesteld.
• Signaalsterkte van het mobiele
netwerk op de huidige locatie (2) als
deze informatie door het mobiele
apparaat wordt doorgegeven; hoe langer de balk, des te sterker is het
signaal
• Naam of logo van de netwerkexploitant of serviceprovider (3) als
deze informatie bij het mobiele apparaat wordt geleverd
1
2
3
5
4
10
Page 11
Aan de slag
• Batterijindicator van het mobiele apparaat (4) als deze informatie
door het apparaat wordt doorgegeven; hoe langer de balk, des te
meer energie is er nog over
• Functie die wordt uitgevoerd als u op het Navi-wiel drukt (5); drukt u
in de stand-by modus op het Navi-wiel, dan verschijnt een lijst met
menufuncties
Draai het Navi-wiel naar links als u handmatig een telefoonnummer wilt
invoeren of als u gebruik wilt maken van de snelkiesoptie.
Draai het Navi-wiel naar rechts als u een contactpersoon uit de
Contacten in de carkit wilt zoeken.
■ Door de menu’s bladeren
Veel functies van de carkit zijn in menu’s ondergebracht.
U opent de lijst menufuncties in de stand-by modus door op het Naviwiel te drukken als onder aan het scherm Menu vermeld staat.
Draai het Navi-wiel naar links of rechts om naar een keuzeoptie
(bijvoorbeeld een menufunctie) of door een lijst te bladeren. Druk op het
Navi-wiel om een optie te selecteren.
Druk op om terug te gaan naar het vorige menu. U gaat terug naar
de stand-by modus door ingedrukt te houden totdat het scherm van
de stand-by modus wordt getoond.
■ De carkit in- of uitschakelen
Inschakelen
Als de contactsensorkabel niet aangesloten is, houdt u ingedrukt.
(Neem contact op met uw onderhoudsmonteur als u de
contactsensorkabel wilt aansluiten.)
Als de contactsensorkabel is aangesloten, zet dan de motor aan.
Wanneer de carkit is ingeschakeld, gaat het scherm van het
invoerapparaat aan en het indicatorlampje gaat branden.
11
Page 12
Aan de slag
Uitschakelen
Als de contactsensorkabel niet aangesloten is, houdt u gedurende
5 seconden ingedrukt. De carkit wordt na 2 minuten uitgeschakeld. Als
de carkit wordt uitgeschakeld, gaat het scherm uit. Nadat u de motor
hebt uitgezet, moet u het mobiele apparaat uit de carkit halen om de
accu van de auto te sparen
Als de contactsensorkabel is aangesloten, zet dan de motor uit. Als u de
motor tijdens een telefoongesprek uitzet, wordt de carkit pas
uitgeschakeld nadat u het gesprek beëindigd hebt.
■ Eerste gebruik
Als u de carkit voor de eerste keer inschakelt, moet u een taal kiezen
voor de teksten op het scherm van de carkit. Blader naar de gewenste
taal door het Navi-wiel te draaien en druk op het Navi-wiel om de taal
te selecteren.
Na de taalselectie moet u met behulp van draadloze Bluetoothtechnologie de carkit afstemmen op een compatibel mobiel apparaat
(koppelen) en een verbinding ermee aangaan. Zie ook de stappen 3 tot
en met 5 in Carkit koppelen en een verbinding maken p. 12.
Nadat het mobiele apparaat verbonden is met de carkit, wordt u
gevraagd de contactpersonen die in het apparaat zijn opgeslagen te
kopiëren naar de carkit: blader naar Ja door het Navi-wiel te draaien en
druk op het Navi-wiel om het kopiëren te starten. Selecteert u Nee, dan
kunt u de opgeslagen contactpersonen niet gebruiken als u met de carkit
belt. Zie Contacten p. 18 als u de contactpersonen later wilt kopiëren.
■ Carkit koppelen en een verbinding maken
Voordat u de carkit kunt gebruiken, moet u het afstemmen op (koppelen
aan) een compatibel mobiel apparaat dat draadloze Bluetoothtechnologie ondersteunt, en er een verbinding mee laten maken.
Als het mobiele apparaat via Bluetooth met de carkit verbonden is, kunt
u het apparaat het beste in de auto vastzetten met behulp van een
compatibele autotelefoonhouder. U kunt de Bluetooth-verbinding
echter ook in stand houden als het apparaat bijvoorbeeld in een tas zit.
12
Page 13
Aan de slag
Wilt u de batterij van het mobiele apparaat opladen terwijl het in de carkit
zit, gebruik dan een mobiele lader die compatibel is met het apparaat.
De eerste keer dat u de carkit wilt afstemmen op een compatibel mobiel
apparaat en een verbinding ermee wilt aangaan, voert u de volgende
stappen uit:
1. Schakel het apparaat en de carkit in (zie p. 11).
2. Druk in de stand-by modus op het Navi-wiel en selecteer
Bluetooth > Koppelen met telefoon.
3. Activeer de Bluetooth-functie van het mobiele apparaat. Raadpleeg
de gebruikershandleiding van het apparaat voor instructies.
4. Laat het apparaat zoeken naar Bluetooth-apparaten en selecteer de
carkit uit de lijst met gevonden apparaten.
5. Voer op het apparaat het Bluetooth-wachtwoord in dat op het
scherm van de carkit wordt getoond. Op die manier stemt u de carkit
af op het apparaat en wordt de verbinding tot stand gebracht.
Soms moet u na het afstemmen nog een aparte handeling uitvoeren
om de apparaten met elkaar te verbinden. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het apparaat voor meer informatie.
U hoeft de carkit maar eenmaal af te stemmen op het apparaat.
Als het koppelen is gelukt, verschijnt de carkit op het mobiele apparaat
in het menu waarin alle gekoppelde Bluetooth-apparaten vermeld
staan. Als het koppelen mislukt is, kunt u het nog eens proberen. Volg
daarbij nauwkeurig de instructies. U kunt maximaal acht apparaten aan
de carkit koppelen, maar u kunt met maar één apparaat tegelijkertijd
een verbinding aangaan.
Handmatige verbinding met de carkit
Als de carkit ingeschakeld is en als u het nog niet met een mobiel apparaat
verbonden hebt, kunt u als volgt de verbinding tot stand brengen:
Druk in de stand-by modus op het Navi-wiel en selecteer Bluetooth >
Gekoppelde apparaten. Selecteer het gewenste apparaat en kies
vervolgens Verbinding maken.
13
Page 14
Aan de slag
Automatische verbinding van de carkit
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch verbinding met de
carkit wordt gemaakt wanneer de carkit wordt ingeschakeld. Op Nokiaapparaten doet u dit door de instellingen voor gekoppelde apparaten in
het Bluetooth-menu te wijzigen.
Als u de carkit inschakelt, probeert de carkit een Bluetooth-verbinding
te maken met het apparaat dat als laatste gebruikt werd. Als dit mislukt,
probeert de carkit verbinding te maken met een van de andere
Bluetooth-apparaten waaraan het recent is gekoppeld.
De verbinding met de carkit verbreken
U verbreekt de verbinding tussen de carkit en het mobiele apparaat door
de Bluetooth-verbinding met de carkit te sluiten via het Bluetooth menu
van het apparaat. U kunt ook in de stand-by modus op het Navi-wiel
drukken en Bluetooth > Actief apparaat > Loskoppelen selecteren.
U hoeft de afstemming met de carkit niet te verwijderen als u de
verbinding verbreekt.
De lijst van gekoppelde apparaten wissen
De carkit slaat de afstemmingsgegevens op van de laatste acht
Bluetooth-apparaten waarop hij is afgestemd. U wist deze informatie
door de fabrieksinstellingen van de carkit te herstellen: druk in de standby modus op het Navi-wiel en selecteer Instellingn > Fabriekinst.
herstellen.
14
Page 15
Belfuncties
3.Belfuncties
■ Het luidsprekervolume aanpassen
U past tijdens een gesprek of als de telefoon overgaat het geluidsvolume
aan door het Navi-wiel naar links of naar rechts te draaien om het
volume zachter respectievelijk harder te zetten.
Als u het geluidsvolume aanpast, ziet u de horizontale balk boven in het
scherm mee veranderen. Druk op het Navi-wiel als op het scherm
Volume opslaan vermeld staat.
Druk in de stand-by modus of als er een gesprek binnenkomt op om
het geluid van de carkit uit te schakelen. U herstelt het oorspronkelijke
geluidsvolume door op te drukken.
■ Opbellen
Draai in de stand-by modus het Navi-wiel naar links om een
telefoonnummer in te voeren. Blader naar het eerste cijfer van het
telefoonnummer en druk op het Navi-wiel. Selecteer op dezelfde manier
de volgende cijfers van het telefoonnummer. (Druk op om het
laatste cijfer te wissen.) Als het hele telefoonnummer in beeld staat,
drukt u op om het nummer te bellen. Druk op om het gesprek te
beëindigen (of om een oproep te onderbreken).
Zie Contactpersonen zoeken p. 18 als u een contactpersoon in
Contacten wilt zoeken.
Druk op om de lijst met de laatst gekozen nummers weer te geven.
Druk tweemaal op om het laatst gedraaide nummer te bellen.
U kunt spraakgestuurde nummerkeuze van uw mobiele apparaat
activeren door op te drukken als u geen gesprek voert, mits het
apparaat deze functie in combinatie met de carkit ondersteunt. Volg de
instructies in de gebruikershandleiding van het apparaat. Voordat u
spraakgestuurde nummerkeuze voor het eerst gaat gebruiken, moet u
spraaklabels voor de gewenste contactpersonen in het apparaat
opslaan.
15
Page 16
Belfuncties
■ Snelkeuze
U kunt een contactpersoon aan een van de snelkeuzenummers 1 tot en
met 9 toekennen. Zie Snelkeuzenummers p. 18.
U kiest een snelkeuzenummer door in de stand-by modus het Navi-wiel
naar links te draaien en naar het gewenste nummer te bladeren. De
naam van de contactpersoon die aan het gekozen snelkeuzenummer is
toegekend, wordt onder aan het scherm getoond. Druk op om het
nummer te bevestigen of blader naar en druk op het Navi-wiel. Druk
op om het nummer te bellen.
■ Een gesprek beantwoorden
U kunt een gesprek beantwoorden door op of op het Navi-wiel te
drukken. Als u alle contactpersonen van het mobiele apparaat naar de
carkit hebt gedownload, verschijnt de naam van degene die u opbelt op
het scherm. Als u het gesprek niet beantwoordt, kunt u, als de telefoon
niet meer overgaat, de naam of het telefoonnummer van de beller
bekijken door op het Navi-wiel te drukken, mits dit door de beller wordt
toegestaan.
Druk op om een binnenkomende oproep te weigeren.
Als de functie Automatisch opnemen is ingesteld op Aan, zal de carkit de
oproep automatisch beantwoorden. Zie Andere instellingen p. 21.
U zet een gesprek in de wacht door op het Navi-wiel te drukken als
Oproepopties in beeld staat. Selecteer vervolgens Stand-by. Om een
gesprek dat in de wacht staat weer te activeren, selecteert u Uit stand-
by.
Als de wachtfunctie van het mobiele apparaat is geactiveerd, kunt u
tijdens een gesprek een tweede oproep beantwoorden door op te
drukken. Het eerste gesprek wordt in de wacht gezet. Druk op om
tussen de gesprekken te schakelen. Druk op als u het actieve gesprek
wilt beëindigen.
16
Page 17
Belfuncties
■ Het volume van de microfoon in- of uitschakelen
U kunt tijdens een gesprek het volume van de microfoon in of
uitschakelen door op te drukken, of door op het Navi-wiel te
drukken als Oproep-opties in beeld staat en vervolgens de gewenste
optie te selecteren.
■ Een gesprek schakelen tussen de carkit en het
ermee verbonden apparaat
U schakelt een gesprek van de carkit naar het compatibele mobiele
apparaat door ingedrukt te houden. Er zijn apparaten die de
Bluetooth-verbinding sluiten totdat het gesprek beëindigd is. U schakelt
het gesprek terug naar de carkit door de relevante functie van het
mobiele apparaat te gebruiken.
■ DTMF-tonen verzenden
U kunt tijdens een gesprek DTMF-toonreeksen (bijvoorbeeld een
wachtwoord) verzenden. Als Oproep-opties op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op het Navi-wiel en selecteert u DTMF verzenden.
Selecteer het eerste teken van de reeks. Het teken wordt onder aan het
scherm weergegeven. Selecteer op dezelfde manier de andere tekens.
17
Page 18
Menufuncties
4.Menufuncties
■ Contacten
U kunt namen en telefoonnummers (contactpersonen) van het
compatibele mobiele apparaat naar de carkit kopiëren en de
gekopieerde contactpersonen gebruiken om te bellen. De
contactpersonen worden opgeslagen in het menu Contactpersonen.
Contactpersonen zoeken
In de stand-by modus zoekt u een contactpersoon door het Navi-wiel
naar rechts te draaien, of door op het Navi-wiel te drukken en
Contacten > Zoeken te selecteren.
Selecteer de eerste letter van de naam. (Met de rechterpijl kunt u meer
beschikbare lettertekens zien.) U kunt dit vier keer herhalen. Druk op
om de laatste letter te wissen. Druk op om de namen te bekijken die
beginnen met de ingevoerde letters, of selecteer . U gaat met
terug naar de lijst lettertekens.
Blader naar de gewenste naam. Druk op om het standaardtelefoonnummer van de geselecteerde naam te bellen, of druk op het Navi-wiel,
blader naar het gewenste telefoonnummer en druk op.
Snelkeuzenummers
Snelkeuzenummers verschaffen u een manier om telefoonnummers die
u veel gebruikt snel te bellen. U kunt een telefoonnummer toekennen
aan een van de snelkeuzenummers 1 tot en met 9.
U moet de snelkeuzenummers instellen voordat u gebruikmaakt van de
snelkiesoptie (zie Andere instellingen p. 21).
U kunt de snelkiesoptie instellen door in de stand-by modus op het
Navi-wiel te drukken en Contacten > Snelkeuzen te selecteren.
• Selecteer Bekijken om de contactpersonen die aan
snelkeuzenummers zijn toegekend te bekijken, en blader door de lijst.
Druk op het Navi-wiel om de geselecteerde contactpersoon te bellen.
18
Page 19
Menufuncties
• Selecteer Toewijzen om een naam of een telefoonnummer aan een
snelkeuzenummer toe te kennen. U kiest een naam uit de lijst met
contactpersonen door de eerste letter van de naam te selecteren. Alle
namen die met die letter beginnen, worden getoond. Selecteer de
gewenste naam, telefoonnummer en snelkeuzenummer.
• Wilt u een toegekend snelkeuzenummer verwijderen, dan selecteert
u Verwijderen en de contactpersoon die u uit de lijst
snelkeuzenummers wilt verwijderen. De contactpersoon wordt alleen
uit de lijst snelkeuzenummers verwijderd, niet uit Contacten.
Contactpersonen van het mobiele apparaat naar de
carkit kopiëren
U kunt de contactpersonen die u in het interne geheugen van het
compatibele mobiele apparaat hebt opgeslagen, naar de carkit kopiëren.
Druk in de stand-by modus op het Navi-wiel en selecteer Contacten >
Contacten downloaden > Ja om de contactpersonen te kopiëren.
Het kopiëren kan worden onderbroken als u tijdens het kopiëren van
contactpersonen gaat bellen of een oproep beantwoordt. Start in dat
geval het kopiëren nog eens. Tijdens het kopiëren van de
contactpersonen kunt u de gegevens zoals opgeslagen in Contacten niet
gebruiken.
Als u de carkit verbindt met een ander apparaat, worden de
contactpersonen van het vorige apparaat niet weergegeven. Wilt u de
carkit gebruiken om de contactpersonen die zijn opgeslagen in het
nieuwe apparaat te bellen, dan moet u deze contactpersonen eerst naar
de carkit kopiëren. De contactpersonen van het vorige apparaat worden
dan verwijderd uit de carkit.
■ Oproepgegevens
De carkit houdt de telefoonnummers bij van gemiste, ontvangen en
uitgaande oproepen. De carkit registreert gemiste en ontvangen
oproepen alleen als het mobiele network deze functie ondersteunt en
als het apparaat dat met de carkit verbonden is ingeschakeld is en zich
binnen het bereik van het netwerk bevindt.
19
Page 20
Menufuncties
Druk in de stand-by modus op het Navi-wiel en selecteer Oproepinfo en
het type oproep om de meest recente oproepen te bekijken. Druk op het
Navi-wiel om de telefoonnummers te bekijken. Druk op om een
telefoonnummer te bellen.
■ Bluetooth-instellingen
Druk in de stand-by modus op het Navi-wiel en selecteer Bluetooth om
de Bluetooth-verbindingen te beheren.
Selecteer Actief apparaat om te zien welk apparaat momenteel
verbonden is met de carkit. Druk op het Navi-wiel om de verbinding te
beëindigen.
Selecteer Gekoppelde apparaten om te zien welke apparaten momenteel
op de carkit afgestemd zijn. Selecteer het apparaat en Verbinding maken
om de carkit met een afgestemd apparaat te verbinden. Selecteer het
apparaat en Koppeling verwijderen om de koppeling te verwijderen.
U stemt de carkit af op een nieuw apparaat door Koppelen met telefoon
te selecteren en het afstemmen te starten vanaf het mobiele apparaat.
Op het scherm van de carkit wordt een Bluetooth-wachtwoord getoond.
Voer dit wachtwoord in op het mobiele apparaat. Zie ook Carkit
koppelen en een verbinding maken p. 12.
■ Weergave-instellingen
Druk in de stand-by modus op het Navi-wiel en selecteer Weergave-
instellingn om de weergave-instellingen aan te passen.
Verander de kleur van de weergave, zoals de achtergrond en de balk voor
de signaalsterkte, door Kleurthema’s en het gewenste kleurthema te
selecteren.
Selecteer Helderheid en het gewenste helderheidsniveau als u de
helderheid van het scherm wilt aanpassen.
Met Auto dimmen stelt u de tijd in waarna de verlichting van het scherm
in de stand-by modus wordt uitgeschakeld. Als u Uit selecteert, zal de
verlichting altijd aan blijven als de carkit ingeschakeld is.
20
Page 21
Menufuncties
■ Andere instellingen
Druk in de stand-by modus op het Navi-wiel en selecteer Instellingn om
de andere instellingen van de carkit aan te passen.
U schakelt automatisch beantwoorden in of uit door Automatisch
opnemen en de gewenste optie te selecteren. Selecteert u Aan, dan zal
de carkit binnenkomende oproepen automatisch beantwoorden. In de
gebruikershandleiding van het mobiele apparaat kunt u nalezen na
hoeveel tijd een oproep automatisch wordt beantwoord.
U verandert de taal van de carkit als u Taal instellen en de gewenste taal
selecteert.
Selecteer Telefoongeluiden en de gewenste optie om in te stellen
wanneer de autoradio zacht moet worden gezet. Als u Alleen oproepen
selecteert, wordt de autoradio alleen uitgezet als u een oproep
ontvangt. Als u Altijd aan selecteert, zal de autoradio worden
uitgeschakeld zodra het mobiele apparaat een geluid produceert,
bijvoorbeeld een toon dat er een tekstbericht binnenkomt.
U schakelt de waarschuwingstonen van de carkit in of uit door
Waarschuwingstonen en de gewenste optie te selecteren.
U schakelt snelkeuze in of uit door Snelkeuzen en de gewenste optie te
selecteren. Als u Aan selecteert, kunnen de telefoonnummers die zijn
toegekend aan de snelkeuzenummers 1 - 9 worden gebeld, zoals
beschreven in Snelkeuze p. 16.
Selecteer Productinfo om de versienummers van de software en
hardware van het product te bekijken. U bladert door de informatie door
herhaaldelijk op het Navi-wiel te drukken.
U herstelt de oorspronkelijke fabrieksinstellingen van de carkit door
Fabriekinst. herstellen te selecteren.
■ De carkit resetten
Als de carkit het niet meer doet, moet u hem resetten Als de carkit is
ingeschakeld, houdt u gedurende 10 seconden ingedrukt. De carkit
wordt opnieuw opgestart. Hiermee worden de instellingen van de carkit
niet gereset.
21
Page 22
Menufuncties
■ Problemen oplossen
Ik kan geen verbinding maken tussen de carkit en mijn mobiele
apparaat.
• Zorg ervoor dat de carkit is ingeschakeld en is afgestemd op het
mobiele apparaat.
• Controleer of de Bluetooth-functie op het apparaat is geactiveerd.
De carkit brengt geen Bluetooth-verbinding met het gekoppelde
apparaat tot stand als ik de motor start of de carkit inschakel.
• Controleer of de Bluetooth-functie op het apparaat is geactiveerd.
• Zorg ervoor dat het mobiele apparaat zo is ingesteld dat hij
automatisch verbinding maakt met de carkit wanneer de carkit
wordt ingeschakeld.
De carkit wordt niet ingeschakeld als ik de motor start.
Vraag de monteur die de carkit heeft gemonteerd om ervoor te zorgen
dat de contactsensorkabel goed is aangesloten.
Tijdens een gesprek hoort de beller mijn stem niet.
• Controleer of de microfoon van de carkit niet is uitgeschakeld.
• Zorg ervoor dat het mobiele apparaat correct verbonden is met de
carkit.
De autoradio wordt niet uitgeschakeld als ik een oproep beantwoord.
Vraag de monteur die de carkit heeft gemonteerd om ervoor te zorgen
dat de MUTE-draad goed is aangesloten.
Voor de laatste productinformatie gaat u naar www.nokia.com of uw
lokale website van Nokia of neemt u contact op met uw lokale
distributeur.
22
Page 23
Installatie
5.Installatie
■ Veiligheidsinformatie
Neem de volgende veiligheidsrichtlijnen in acht bij het monteren van de
carkit.
• De carkit mag alleen worden gemonteerd door een bevoegd
technicus of monteur en er mag alleen gebruik worden gemaakt van
de meegeleverde, goedgekeurde en originele Nokia-onderdelen.
Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar opleveren en de
garantie die eventueel van toepassing is, doen vervallen.
Eindgebruikers moeten er rekening mee houden dat er ingewikkelde
technische apparatuur voor de carkit wordt gebruikt die alleen door
ervaren technici en met speciaal gereedschap kan worden gemonteerd.
• Deze handleiding bevat algemene instructies voor de montage van de
carkit in een voertuig. Gezien de grote variatie in typen en modellen
voertuigen kan in deze handleiding niet worden ingegaan op de
specifieke technische vereisten voor een bepaald type voertuig.
Raadpleeg voor meer informatie de fabrikant van het desbetreffende
voertuig.
• De carkit is alleen geschikt voor voertuigen met een 12volts
negatieve aarding. Gebruik met andere voltages of polariteiten leidt
tot beschadiging van de apparatuur.
• Denk eraan dat in moderne autosystemen boordcomputers zitten
waarin essentiële voertuigparameters zijn opgeslagen. Wanneer de
accu op onjuiste wijze wordt losgekoppeld, gaan er mogelijk
gegevens verloren. Dit kan ertoe leiden dat het systeem opnieuw
moet worden geïnitialiseerd, wat zeer veel tijd en moeite kost.
Raadpleeg bij vragen vóór de montage uw autodealer.
• Sluit geen onderdelen van de carkit aan op de hoogspanningdraden
van het contactsysteem.
• Let er bij de montage van de onderdelen van de carkit op dat geen
enkel onderdeel een belemmering vormt voor het stuur- of
remsysteem of andere systemen die worden gebruikt voor de werking
23
Page 24
Installatie
van het voertuig (bijvoorbeeld airbags). Zorg ervoor dat de carkit en
de onderdelen zo worden gemonteerd dat u er niet mee in contact
komt in het geval van een botsing of aanrijding.
Als het scherm van een mobiel apparaat moet worden gebruikt, zorg
er dan voor dat het apparaat in een houder is geplaatst en dat het
scherm van het apparaat goed zichtbaar is voor de gebruiker.
• Uw onderhoudsmonteur of dealer kan u adviseren over alternatieven
voor het correct monteren van de apparatuur in het voertuig zonder
dat u gaten hoeft te boren.
• Rook niet als u aan de auto werkt. Zorg ervoor dat u niet in de buurt
bent van open vuur.
• Zorg ervoor dat u tijdens de montage de elektriciteitskabels,
brandstof- en remleidingen en beveiligingsapparatuur niet
beschadigt.
• RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in
gemotoriseerde voertuigen die verkeerd gemonteerd of onvoldoende
beschermd zijn (bijvoorbeeld elektronische systemen voor
brandstofinjectie, elektronische antiblokkeersystemen, systemen
voor elektronische snelheidsregeling, airbagsystemen). Raadpleeg de
autodealer als een van deze systemen niet meer naar behoren werkt.
• Zorg er ook voor dat de kabels niet blootstaan aan mechanische
slijtage (zoals veroorzaakt kan worden als u de kabels onder stoelen
of langs scherpe randen bevestigt).
■ De carkit in een voertuig monteren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe de onderdelen van de carkit in een
voertuig moeten worden gemonteerd. De onderdelen worden uitgelegd
in Onderdelen p. 9.
Let er bij de montage van de onderdelen van de carkit op dat geen enkel
onderdeel een belemmering vormt voor het stuur- of remsysteem of
andere systemen die worden gebruikt voor de werking van het voertuig
(bijvoorbeeld airbags). Gebruik geen schroeven om het display te
installeren als u dit monteert in het impactgebied van uw hoofd bij een
eventuele botsing. Gebruik in plaats daarvan het meegeleverde plakmiddel.
24
Page 25
Installatie
Voorbeeld van de juiste installatiemethode, waarbij het display met het
meegeleverde plakmiddel wordt bevestigd
Handenvrije eenheid HF-15
De handenvrije eenheid heeft de volgende aansluitstukken. De symbolen
staan op de onderkant van de eenheid.
• — Aansluitpunt voor microfoon MP-2
• — Mono-uitgang voor luidspreker SP-3
• — Aansluitpunt voor invoerapparaat CU-8
• — Aansluitpunt voor weergave-eenheid SU-29
• — DC-aansluitpunt voor voedingskabel PCU-4
Bij het monteren van de handenvrije eenheid moet u erop letten dat de
kabels voor de weergave-eenheid, de microfoon en de luidspreker lang
25
Page 26
Installatie
genoeg zijn om de plaatsen te bereiken waar u deze onderdelen wilt
monteren.
Monteer de handenvrije eenheid niet in een metalen behuizing of op een
metalen oppervlak, aangezien dit negatieve gevolgen heeft voor de
Bluetooth-verbinding tussen de handenvrije eenheid en het Bluetoothapparaat dat met de carkit verbonden is. Voor een optimale verbinding,
zorg er voor dat de handenvrije eenheid ten minste 4 mm van een
metalen oppervlak is verwijderd.
Gebruik voor het monteren van de handenvrije eenheid het bij de carkit
meegeleverde bevestigingsmateriaal met klittenband, op dezelfde
manier als bij het invoerapparaat (zie de afbeeldingen in Invoerapparaat
CU-8 p. 26). Trek de twee delen van het klittenband van elkaar los.
Bevestig eerst het zachte deel: maak het beschermlaagje los van de
kleefzijde en druk het bevestigingsmateriaal vast op de gewenste locatie
in de auto. Raak de kleefzijde niet aan als u het beschermlaagje
losmaakt. Zorg ervoor dat de ondergrond waarop u het materiaal
bevestigt droog, schoon en stofvrij is.
Bevestig het ruwe deel: maak het beschermlaagje los van de kleefzijde
en druk het bevestigingsmateriaal vast op de onderkant van de
handenvrije eenheid.
Druk de handenvrije eenheid stevig op de zachte deel van het
klittenband en controleer of de eenheid goed vast zit.
Invoerapparaat CU-8
Het invoerapparaat moet zich binnen handbereik van de gebruiker
bevinden. Let er bij de montage van het invoerapparaat op dat het de
stuur- of remsystemen of andere systemen die worden gebruikt voor de
werking van het voertuig (bijvoorbeeld airbags) niet stoort of hindert.
Zorg dat de kabel van het invoerapparaat bij de handenvrije eenheid kan
komen om hem aan te sluiten. De beste plaats om het invoerapparaat te
monteren is horizontaal op de console tussen de chauffeursstoel en de
stoel van de voorpassagier, zodat de toetsen van het invoerapparaat
naar de voorkant van het voertuig wijzen.
26
Page 27
Installatie
Gebruik voor het bevestigen van het invoerapparaat het bij de carkit
meegeleverde bevestigingsmateriaal met klittenband. Trek de twee delen
van het klittenband van elkaar los (1). Bevestig eerst het zachte deel:
maak het beschermlaagje los van de kleefzijde (2) en druk het
bevestigingsmateriaal vast op de gewenste locatie in de auto. Raak de
kleefzijde niet aan als u het beschermlaagje losmaakt. Zorg ervoor dat de
ondergrond waarop u het materiaal bevestigt droog, schoon en stofvrij is.
1
Bevestig het ruwe deel: maak het beschermlaagje los van de kleefzijde
(2) en druk het bevestigingsmateriaal vast op de onderkant van het
invoerapparaat (3).
Druk het invoerapparaat (4) stevig op het zachte deel van het
klittenband en controleer of het apparaat goed vast zit.
2
3
4
Weergave-eenheid SU-29
U moet de weergave-eenheid zo plaatsen dat het duidelijk zichtbaar is
voor de gebruiker en het gemakkelijk naar links, rechts, boven en
beneden kan worden gedraaid.
Let er bij de montage van de weergave-eenheid op dat het de stuur- of
remsystemen of andere systemen die worden gebruikt voor de werking
van het voertuig (bijvoorbeeld airbags) niet stoort of hindert.
Zorg dat de kabel van de weergave-eenheid bij de handenvrije eenheid
kan komen om hem aan te sluiten. Monteer de weergave-eenheid
rechtop op het dashboard.
Gebruik geen schroeven om het display te installeren als u dit monteert
in het impactgebied van uw hoofd bij een eventuele botsing. Gebruik in
plaats daarvan het meegeleverde plakmiddel.
27
Page 28
Installatie
Monteer de weergave-eenheid met behulp van de plaklaag aan de
onderkant van de weergavestandaard of met de meegeleverde
schroeven. Gebruikt u de plaklaag, dan verwijdert u het beschermlaagje
en bevestigt u de weergave-eenheid stevig op het dashboard. Raak de
plaklaag niet aan als u het beschermlaagje losmaakt. Zorg ervoor dat de
ondergrond waarop u de weergave-eenheid bevestigt droog, schoon en
stofvrij is. Gebruikt u de meegeleverde schroeven, zorg er dan voor dat u
bij het boren van gaten in het dashboard geen schade toebrengt aan
systemen of onderdelen van het voertuig (bijvoorbeeld airbags). Boor de
benodigde gaten en bevestig de weergave-eenheid aan het dashboard.
Luidspreker SP-3
Voor een goed akoestisch geluid moet u de luidspreker zo monteren dat
deze naar de gebruiker is gericht. Monteer de luidspreker op meer dan
50 cm afstand van het hoofd van de bestuurder of de passagier. Monteer
de luidspreker op ten minste 1 meter afstand van de microfoon, zodat u
geen echo hoort.
Sluit de luidspreker aan op de mono-uitgang van de carkit. U kunt de
carkit ook op een compatibele autoradio aansluiten. Raadpleeg uw
servicemonteur voor meer informatie.
Microfoon MP-2
U kunt de kwaliteit van spraaktransmissie verhogen door zorgvuldig een
plaats te kiezen voor de montage van de microfoon.
Monteer de microfoon op ongeveer 50 cm afstand van het hoofd van de
chauffeur en zorg dat de microfoon naar de mond van de chauffeur is
gericht. De ervaring leert dat u de microfoon het beste bij de
achteruitkijkspiegel of bij de zonneklep kunt bevestigen. Monteer de
microfoon op ten minste 1 meter afstand van de luidspreker van de
carkit, zodat u geen echo hoort.
Zorg ervoor dat de microfoon niet in de luchtstroom van de ventilatoren
komt te zitten. Leg de microfoonkabel niet in het verwarmings-,
ventilatie- of aircosysteem. Bevestig de microfoon met het
meegeleverde dubbelzijdige plakband om de hoeveelheid
28
Page 29
Installatie
achtergrondgeluid van de auto te reduceren, zodat uw gesprekken
minder worden gestoord.
Steek de stekker van de microfoon in de microfooningang van de
handenvrije eenheid en draai de stekker met de klok mee stevig vast. Het
gebruik van een andere microfoon dan de microfoon MP-2 die is
meegeleverd bij de carkit kan de geluidskwaliteit nadelig beïnvloeden.
Stroomkabel PCU-4
De voedingskabel heeft de volgende draden en zekeringen:
• +12V, accu van de auto +, rood (1)
• Aarde, accu van de auto -, zwart (2)
• MUTE van de autoradio, geel (3)
• Contactsensor van de auto, blauw (4)
• 2 A-zekering (5)
• 1 A-zekering (6)
Ga als volgt te werk om de voedingskabel aan te sluiten:
1. Sluit de zwarte draad aan op de ‘aarde’ van de auto.
2. Sluit de gele draad aan op de MUTE-aansluiting van de autoradio.
Wanneer u een oproep beantwoordt, schakelt de carkit de gele draad
naar aarde, waardoor het volume van de autoradio wordt
uitgeschakeld. Bij het einde van het gesprek wordt de aansluiting van
de gele draad naar aarde opgeheven en wordt het volume van de
radio weer ingeschakeld.
Als de autoradio geen MUTE-aansluiting heeft, hoeft u deze draad
niet aan te sluiten. In dit geval wordt het volume van uw autoradio
niet automatisch uitgeschakeld wanneer u een gesprek beantwoordt.
29
Page 30
Installatie
U kunt als alternatief ook een relais gebruiken om het volume van de
autoradio uit te schakelen en om de carkit rechtstreeks aan te sluiten
op de luidsprekers van de auto. Het MUTE-signaal wordt gebruikt om
het relais te schakelen.
3. Sluit de blauwe draad met de meegeleverde 1 A-zekering aan op de
IGNS-lijn (ignition sense) van de auto.
Sommige voertuigen ondersteunen de IGNS-aansluiting niet. In dat
geval hoeft u de blauwe draad niet aan te sluiten, maar de carkit
wordt dan niet automatisch uitgeschakeld wanneer u de motor uitzet.
Als de IGNS-draad niet wordt aangesloten, schakelt de carkit na
twee minuten automatisch uit wanneer deze niet op het mobiele
apparaat is aangesloten. Zo spaart u de accu van de auto.
4. Sluit de rode draad aan op de positieve aansluiting van de 12 V accu
van de auto met behulp van de meegeleverde 2 A-zekering.
5. Sluit de vierpolige stekker van de voedingskabel aan op de DCvoedingsconnector van de handenvrije eenheid.
■ Optionele toebehoren
U kunt de functies van de carkit uitbreiden met optionele toebehoren.
Informeer bij uw dealer of onderhoudsmonteur naar geschikte toebehoren
voor de carkit. Gebruik alleen goedgekeurde en compatibele toebehoren.
Autotelefoonhouder
Om uw mobiele apparaat in een auto te gebruiken, kunt u een autotelefoonhouder monteren die speciaal voor dat apparaat ontworpen is.
Als het scherm van een mobiel apparaat moet worden gebruikt, zorg er
dan voor dat het apparaat in een houder is geplaatst en dat het scherm
van het apparaat goed zichtbaar is voor de gebruiker. Let er bij de
montage van de houder op dat het de stuur- of remsystemen of andere
systemen die worden gebruikt voor de werking van het voertuig
(bijvoorbeeld airbags) niet stoort of hindert.
Raadpleeg voor montage-instructies de documentatie bij de
autotelefoonhouder.
30
Page 31
Installatie
Antennekoppeling en externe antenne
Als u een aansluiting op een externe antenne wilt gebruiken, hebt u een
antennekoppeling nodig. De externe antenne zorgt voor betere
ontvangst van het mobiele signaal door het mobiele apparaat in de auto.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie over compatibele
antennekoppelingen en externe antennes.
Opmerking: Teneinde te voldoen aan de richtlijnen voor blootstelling
aan RF-signalen, dient u de externe antenne zo te installeren dat u
minimaal 20 cm afstand bewaart tussen de externe antenne en
individuen, waarbij de opbrengst van de externe antenne niet hoger
mag zijn dan 3 dBi.
■ De werking van de carkit controleren
Nadat de carkit is gemonteerd, moet u controleren of hij goed werkt en
correct is aangesloten. Zie ook Problemen oplossen p. 22.
31
Page 32
Onderhoud
Onderhoud
De carkit is een product van toonaangevend ontwerp en vakmanschap en moet
met zorg worden behandeld. De volgende tips kunnen u helpen om de garantie te
behouden.
• Houd de carkit droog. Neerslag, vochtigheid en allerlei soorten vloeistoffen of
vocht bevatten mineralen die corrosie van elektronische schakelingen
veroorzaken.
• Gebruik of bewaar de carkit niet op stoffige of vuile plaatsen. De bewegende
onderdelen en elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken.
• Probeer de carkit niet open te maken.
• Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of sterke
reinigingsmiddelen om de onderdelen van de carkit schoon te maken.
• Verf de onderdelen van de carkit niet. Verf kan de bewegende onderdelen van
het apparaat blokkeren en de correcte werking belemmeren.
Breng het defecte onderdeel naar het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als
de carkit niet goed werkt.
32
Page 33
Aanvullende veiligheidsinformatie
Aanvullende veiligheidsinformatie
■ Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in
gemotoriseerde voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende
afgeschermd zijn (bijvoorbeeld elektronische systemen voor brandstofinjectie,
elektronische antislip- of antiblokkeer-remsystemen, systemen voor
elektronische snelheidsregeling of airbagsystemen). Neem voor meer informatie
contact op met de fabrikant (of zijn vertegenwoordiger) van uw voertuig of van
eventuele toegevoegde apparaten.
Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar opleveren en de garantie die
eventueel van toepassing is op het apparaat doen vervallen. Controleer
regelmatig of de draadloze apparatuur in uw auto nog steeds goed bevestigd zit
en naar behoren functioneert. Vervoer of bewaar geen brandbare vloeistoffen,
gassen of explosieve materialen in dezelfde ruimte als die waarin het apparaat
zich bevindt of onderdelen of toebehoren daarvan. Voor auto's met een airbag
geldt dat de airbags met zeer veel kracht worden opgeblazen. Zet geen
voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare draadloze apparatuur, in
de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt opgeblazen. Als draadloze
apparatuur niet goed is geïnstalleerd in de auto en de airbag wordt opgeblazen,
kan dit ernstige verwondingen veroorzaken.
33
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.