Nokia 7110 User Manual [nl]

Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voor-
waarden en bepalingen, 7 juni 1998" (“Nokia User’s Guides Terms and Condi-
tions, 7th June, 1998”.)
Gebruikershandleiding
9352217
Uitgave 4
Copyright © Nokia Mobile Phones 2000.Alle rechten voorbehouden.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit docu­ment of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen han­delsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Navi is een handelsmerk van Nokia Mobile Phones.
VS octrooinr. 5818437 en overige octrooiaanvragen. T9 text input software
voorbehouden.
Includes RSA BSAFE cryptographic or security protocol software from RSA Security.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
Copyright © 1997-2000. Tegic Communications, Inc. Alle rechten
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.
Naslaggids
Deze eerste twee pagina’s bevatten een aantal tips om snel aan de slag te gaan met uw Nokia 7110. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor meer uitvoerige informatie.
Voordat u de telefoon in gebruik neemt: verwijder de batterij en plaats de SIM-kaart. Installeer de batterij en laad deze op. Schakel de telefoon
vervolgens in door ingedrukt te houden. Zie pagina 13 voor meer in­formatie.
Bellen
Opbellen Open de schuifklep, toets het netnummer en
abonneenummer in en druk op , of houd
de Navi Roller ingedrukt.
Gebeld worden Houd de Navi Roller ingedrukt of open de
Het volume van de hoorn instellen
Een gesprek beëin­digen/weigeren
Laatst gekozen nummer herhalen
Luisteren naar voicemail
schuifklep. Als de schuifklep geopend is, drukt u op .
Schuif de Navi
tijdens een gesprek.
Druk op of sluit de schuifklep, of druk op Weiger.
Druk op wanneer de telefoon zich in de standby-modus bevindt. Schuif met de Navi Roller naar het gewenste nummer en druk op
.
Houd nummer van de voicemail in en druk op OK.
-Roller omhoog of omlaag
ingedrukt. Toets desgevraagd het
Keuze van het telefoonlijstge­heugen
De telefoonlijst gebruiken
U kunt namen en telefoonnummers opslaan in het interne geheugen van de telefoon (standaardinstelling) of in het geheugen van de SIM-kaart. Zie pagina 20 voor instructies voor het selecteren van het telefoonlijstge­heugen.
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Snel opslaan Toets het telefoonnummer in en druk op
Opties. Druk op de Navi Roller of op Kies wanneer Opslaan verschijnt. Voer vervol­gens de naam in en druk op OK.
Snel zoeken Druk vanuit de standby-modus op de Navi
Roller, ga naar de gewenste naam
daardinstelling voor het menu van de Rollerfunctie ongewijzigd is ingesteld op toegang tot de lijst met namen).
(als de stan-
De menus gebruiken
Een menu openen Druk op Menu, ga met de Navi Roller naar de
gewenste menufunctie en druk op de Navi Roller.
Een menu afsluiten
Druk op om een menu af te sluiten zon­der de instellingen te wijzigen.
Overige basisfuncties
Het toetsenbord vergrendelen
Het toetsenbord vrijgeven
Sluit de schuifklep en druk binnen 3 seconden op Blokkeer.
Open de schuifklep.
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Een tekstbericht intoetsen en verzenden
Snel afsluiten
Druk op Menu en vervolgens op Schrijven. Toets uw bericht in. Zie
pagina 40 voor meer informatie. In de modus voor gewone tekstinvoer drukt
u op een cijfertoets totdat het gewenste te­ken verschijnt. Druk op voor een spatie.
In de modus voor tekstinvoer met woordenlijst drukt u eenmaal op een cijfer-
toets voor één letter. Als het onderstreepte woord niet het gewenste woord is, drukt u op
voor het volgende overeenkomende woord. Druk op voor een spatie. Wanneer u het bericht hebt ingetoetst, drukt
u op Opties en drukt u met de Navi Roller op Zenden. Voer het telefoonnummer in en druk op OK.
Druk op of sluit de schuifklep om een functie af te sluiten en terug te keren naar de standby-modus.
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Inhoudsopgave
Naslaggids ............................ 3
Inhoudsopgave ..................... 7
Voor uw veiligheid ............ 10
1. Aan de slag.....................13
Een SIM-kaart plaatsen ................ 13
De batterij opladen ........................ 14
De telefoon in- en
uitschakelen ..................................... 14
2. Over de telefoon............16
Het gebruik van de toetsen ......... 16
De aan\uit-toets
gebruiken.................................... 16
De selectietoetsen
gebruiken.................................... 16
De Nokia Navi™ Roller
gebruiken.................................... 17
Het gebruik van de schuifklep .... 17
De IR-poort van de telefoon ....... 18
De schermindicatoren ................... 18
De telefoonlijst (Namen) .............. 19
Een telefoonlijstfunctie
activeren ..................................... 20
De telefoonlijst selecteren
(Actief geheugen)..................... 20
Het type weergave instellen
voor opgeslagen namen en
telefoonnummers .....................21
De menus ......................................... 21
Een menufunctie activeren
met de Navi Roller ...................21
Een menufunctie activeren met
een sneltoets .............................22
Overzicht van de
menufuncties .................................. 23
3. Algemene functies ......... 26
Bellen en gebeld worden ..............26
Opbellen ......................................26
Gebeld worden...........................26
Het volume van de hoorn
instellen.......................................27
Laatste nummer herhalen ...... 27
Luisteren naar voicemail.........27
Functies tijdens gesprekken ........28
Wachtfunctie .............................28
Standby-functie ........................29
Conferentiegesprek voeren ....29
Een gesprek doorverbinden....30
Oproep-info (menu 2) ...................30
Gemiste oproepen
(menu 2-1)..................................30
Ontvangen oproepen
(menu 2-2)..................................31
Laatst gekozen nummers
(menu 2-3)..................................31
Laatste oproepen wissen
(menu 2-4)..................................31
Gespreksduur tonen
(menu 2-5)..................................31
Gesprekskosten tonen
(menu 2-6)..................................32
Doorschakelen (menu 5) ...............33
4. De telefooninstellingen
aanpassen.......................35
Profielen (menu 3) .........................35
Een gebruikersprofiel
activeren......................................35
Een gebruikersprofiel
aanpassen ...................................35
Profielinstellingen.....................36
De naam van profielen
wijzigen .......................................37
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
7
Taal van schermtekst
instellen ............................................38
De klok weergeven .........................38
Welkomsttekst ................................38
Tijdsduur laatste gesprek
weergeven ........................................38
Het menu van de Rollerfunctie
aanpassen .........................................39
5. Tekst intoetsen............... 40
Tekst intoetsen met de
Navi Roller ........................................ 40
Tekst intoetsen via gewone
tekstinvoer ........................................41
Tekst intoetsen via tekstinvoer met
woordenlijst .....................................42
Snel aan de slag met tekstinvoer
met woordenlijst....................... 42
Woorden intoetsen via tekstinvoer met
woordenlijst ...............................44
Tekstinvoer met woordenlijst in- en uitschakelen en de taal voor de woordenlijst
selecteren.................................... 46
6. Telefoonlijstfuncties...... 48
Namen en nummers opslaan ......48
Meerdere nummers per naam
opslaan ........................................48
Nummers zoeken en kiezen in de
telefoonlijst ...................................... 50
Servicenummers bellen...........51
Snelkeuze ..........................................51
De telefoonlijst aanpassen ..........52
Een naam en nummer
wijzigen ....................................... 52
Een naam en nummer
wissen .......................................... 52
Namen en nummers
kopiëren....................................... 53
Namen en nummers verzenden
en ontvangen .............................53
Kopiëren via IR...........................54
Bellergroepen .............................55
Geheugenstatus.........................56
7. Tekstberichten................58
Tekstberichten lezen .....................58
Een tekstbericht
beantwoorden............................59
Standaardantwoorden en
sjablonen .....................................60
Tekstberichten intoetsen en
zenden ...............................................60
Een tekstbericht intoetsen en
verzenden....................................60
Speciale verzendopties ............61
Tekstberichten archiveren ............62
Berichtmappen ..........................62
Een map toevoegen of
verwijderen .................................63
Een tekstbericht
verplaatsen .................................63
Een tekstbericht wissen ..........64
Berichtenopties ...............................64
8. Bijzondere functies van
de telefoon..................... 67
Kalender (menu 8) ..........................67
Kalenderweergaven ..................67
Een kalendernotitie
toevoegen....................................69
Klok (menu 4-1-2) ..........................70
Alarmklok (menu 4-1-1) ...............70
Calculator (menu 7) .......................71
Een berekening maken ............71
Valuta's omrekenen..................72
9. Spelletjes (menu 6)........73
10. Diensten (menu 10).....75
8
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
11. Instellingen (menu 4).. 79
Tijdsinstellingen (menu 4-1) ....... 79
Oproepinstellingen
(menu 4-2) ....................................... 79
Telefooninstellingen
(menu 4-3) ....................................... 81
Communicatie-instellingen
(menu 4-4) ....................................... 82
Beveiligingsinstellingen
(menu 4-5) .......................................83
Terug naar fabrieksinstellingen
(menu 4-6) ....................................... 85
12. SIM-diensten ............... 86
13. Gegevens verzenden .... 87
Gegevens verzenden via IR .......... 87
OTA (Over The Air)-
transmissie ....................................... 88
14. Beveiligings-
instellingen .................... 89
Het toetsenbord vergrendelen .... 89
De SIM-kaart beveiligen met de
PIN-code ........................................... 89
De telefoon beveiligen met de
beveiligingscode ............................. 90
Toegangscodes ................................ 91
15. Naslaginformatie......... 93
Batterijen en laders
gebruiken .......................................... 93
Accessoires en batterijen ............. 94
Belangrijke
veiligheidsinformatie .................... 94
Onderhoud ....................................... 99
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
9
Voor uw veiligheid
Lees deze eenvoudige richtlijnen vo ordat u de telefoon gebruikt. Het overtreden van de regels kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer vei­ligheidsinformatie vindt u op pagina 94.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Gebruik geen telefoon terwijl u een auto bestuurt. Parkeer eerst de auto.
INTERFERENTIE
Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor interferentie, waardoor de werking van de telefoon kan worden beïnvloed.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN
Schakel de telefoon uit in nabijheid van medische apparatuur. Volg alle regels en aanwijzingen op.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN VLIEGTUIGEN
Draadloze telefoons kunnen interferentie veroorzaken. Het gebruik ervan in een vliegtuig is illegaal.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik de telefoon niet in tankstations of in de buurt van brand­stoffen of chemische stoffen.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Gebruik de telefoon niet waar explosieven worden gebruikt. Houd u aan beperkende maatregelen en volg eventuele voorschriften of regels op.
GEBRUIK DE TELEFOON VERSTANDIG
Maak alleen normaal gebruik van de telefoon (tegen het oor). Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Laat alleen bevoegd servicepersoneel het apparaat installeren of repareren.
10
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan. Denk eraan om reservekopieën van alle belangrijke gegevens te maken.
OPBELLEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en abon­neenummer in en druk op . Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op . Als u een gesprek wilt beantwoorden, drukt u op
.
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Als de tekst “Wis” in het scherm verschijnt boven de toets , drukt u eenmaal op om het scherm leeg te maken. Toets het alarmnummer in en druk op
. Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het gesprek niet voor-
dat u daarvoor toestemming hebt gekregen.
VOORZORGSMAATREGELEN INFRAROODSTRALING
Richt de infraroodstraal niet op de ogen van iemand en let op dat er geen interferentie optreedt met de infraroodstraling van andere apparaten.
Netwerkdiensten
De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is goed­gekeurd voor gebruik op het GSM 900- en GSM 1800-netwerk. Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkservices. Dit zijn speciale diensten die worden aangeboden door exploitanten van draadloze netwerken. U kunt pas van deze diensten gebruik maken wanneer u zich via de exploitant van uw thuisnet abonneert op de gewenste dienst(en) en de gebruiksin­structies hebt ontvangen.
11©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Opmerking:
werkfunctie. Vraag uw leverancier of u zich op deze functie kunt abonneren.
De functie voor twee frequentiebanden is een net-
Opmerking: Sommige netwerken ondersteunen niet alle taalspeci-
fieke tekens.
De labels op uw telefoon
De telefoon is voorzien van labels. Deze labels zijn belangrijk voor de service en aanverwante zaken. Zorg er daarom voor dat u de la­bels en de informatie daarop niet kwijtraakt.
12
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Aan de slag
1. Aan de slag
Voordat u de telefoon kunt gebruiken, moet u eerst een geldige SIM-kaart plaatsen en de batterij installeren en laden.
Een SIM-kaart plaatsen
Voordat u de SIM-kaart plaatst, moet u de telefoon altijd uitscha­kelen en de batterij verwijderen.
1 Houd de telefoon met de achter-
kant naar u toe, druk het plaatje boven de batterij naar boven (1.) en maak de batterij los van de telefoon (2.) en (3.).
2 Open de SIM-kaarthouder door
deze naar rechts te schuiven.
3 Plaats de SIM-kaart. Zorg ervoor
dat de afgeronde hoek zich rechtsonder bevindt en de goud­kleurige contactpunten naar be­neden zijn gericht.
4 Schuif de kaarthouder naar links
zodat de kaart vastzit.
5 Plaats de batterij op de achterzij-
de van de telefoon en schuif de batterij omlaag totdat deze vast­klikt.
Opmerking: Houd alle kleine SIM-kaarten buiten bereik van kleine kinderen. De SIM-kaart en de contactpunten van de kaart kunnen gemakkelijk door krassen of buigen worden be­schadigd. Wees daarom voorzichtig wanneer u de kaart vast­pakt, plaatst of verwijdert.
13©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
De batterij opladen
1 Steek de stekker van de lader in de onderkant van de telefoon.
2 Sluit de lader aan op een gewone wandcontactdoos. De indica-
tiebalk voor de batterij begint te schuiven.
Opmerking: Als de batterij helemaal leeg is, duurt het vaak enkele minuten voordat de indicatiebalk wordt weergegeven.
Tip: U kunt de telefoon tijdens het opladen gewoon ge­bruiken als deze is ingeschakeld.
3 De batterij is volledig opgeladen wanneer de indicator niet meer
beweegt en de tekst Batterij opgeladen kort wordt weer­gegeven als de telefoon is ingeschakeld.
De oplaadtijd is afhankelijk van de gebruikte lader en batterij. De laadtijd voor de BLS-2S-batterij met de ACP-8-lader is ongeveer anderhalf uur.
4 Haal de stekkers van de lader uit de wandcontactdoos en maak
de lader los van de telefoon.
Zie Batterijen en laders gebruiken op pagina 93 voor meer infor­matie over het gebruik van batterijen.
De telefoon in- en uitschakelen
1 Houd iets langer dan een seconde ingedrukt.
Als een PIN-code moet worden opgegeven:
Toets de PIN-code in (deze wordt weergegeven in de vorm van
sterretjes) en druk op OK.
Als een beveiligingscode moet worden opgegeven:
Toets de beveiligingscode in (deze wordt weergegeven in de
vorm van sterretjes) en druk op OK.
Zie Toegangscodes op pagina 91 voor meer informatie.
14
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Aan de slag
Waarschuwing!
van draadloze telefoons is verboden of wanneer het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Schakel de telefoon niet in wanneer het gebruik
Normale positie: houd de telefoon net zo vast als elke andere te-
lefoon, met de antenne omhoog en over de schouder gericht.
Tips voor efficiënt gebruik: zoals voor alle radiozendapparatuur
geldt, dient onnodig contact met de antenne te worden vermeden als de telefoon is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne is van in­vloed op de gesprekskwaliteit en de telefoon kan erdoor meer stroom verbruiken dan noodzakelijk.
15©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
2. Over de telefoon
Het gebruik van de toetsen
De aan\uit-toets gebruiken
U schakelt de telefoon in en uit door de toets ingedrukt te houden.
Als u deze toets kort indrukt, wordt het menu met gebruikersprofielen geopend. Zie “Profielen (menu 3) op pagina 35.
Wanneer het toetsenbord vergrendeld is, wordt tijdelijk de telefoonverlichting ingeschakeld als u kort op de aan/uit-toets drukt.
De selectietoetsen gebruiken
Onder het scherm bevinden zich twee selectietoetsen. De functies van deze toetsen zijn afhankelijk van de tekst die boven de toetsen wordt weergegeven.
Als bijvoorbeeld de tekst Menu boven de toets wordt weergegeven, wor-
den door op deze toets te drukken de menufuncties geactiveerd.
Wanneer u de toets onder de tekst Namen indrukt, activeert u de telefoonlijstfuncties.
In deze handleiding worden de selectietoetsen aangeduid aan de hand van de bijbehorende tekst in vetschrift (bijvoorbeeld Menu of Namen).
16
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Over de telefoon
De Nokia NaviRoller gebruiken
De Nokia Navi Roller werkt als bladertoets
en als selectietoets:
Rol de Navi Roller om door namen en num­mers in de telefoonlijst of door de menu’s, submenus en optielijsten van de telefoon te bladeren.
Druk eenmaal op de Navi Roller om de gemarkeerde functie of in­stelling te selecteren of om de menu van de Roller details van de ge­markeerde naam of het telefoonnummer (in de telefoonlijst) weer te geven.
Houd de Navi Roller ingedrukt om een gesprek te beantwoorden, te bellen of een weergegeven of geselecteerde naam of nummer te kiezen.
U kunt het volume van de hoorn aanpassen door de Navi Roller tijdens een gesprek te verschuiven. Schuif de Navi Roller omhoog om het volume te verhogen en omlaag om het volume te verlagen.
Tip: Druk eenmaal op de Navi Roller (in de standby-modus) om het menu van de Rollerfunctie te openen. Standaard is het menu van de Rollerfunctie ingesteld op het openen van de lijst met namen. Zie pagina 39 voor informatie over het aanpassen van het menu van de Rollerfunctie.
Het gebruik van de schuifklep
De schuifklep beschermt de cijfertoetsen van de telefoon en kan worden gebruikt om een gesprek te beantwoorden, beëindigen of wei­geren (zie pagina 27).
U opent de schuifklep door op de knop boven­aan de achterzijde van de telefoon te drukken of door de klep omlaag te schuiven.
U sluit de klep door de klep omhoog te schui­ven totdat deze vastklikt.
17©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tip: Als u het toetsenbord van de telefoon hebt vergrendeld, wordt dit altijd ontgrendeld wanneer u de schuifklep opent.
Tip: Door de schuifklep te sluiten, sluit u alle functies en wordt de telefoon weer in de standby-modus geplaatst.
De IR-poort van de telefoon
U kunt gegevens verzenden en ontvangen via de IR-poort van de telefoon, bijvoorbeeld vi­sitekaartjes (namen en nummers die in de te­lefoonlijst van de telefoon zijn opgeslagen) en kalendernotities.
Zie Gegevens verzenden via IR op pagina 87 voor het verzenden en ontvangen van gegevens via de IR-poort van de tele­foon.
De schermindicatoren
Schermindicatoren en pictogrammen geven informatie over het ge­bruik van de telefoon. De belangrijkste indicatoren en pictogram­men voor de verschillende telefoonfuncties worden elders in deze handleiding besproken.
Standby-modus
De volgende drie indicatoren worden weerge­geven wanneer de telefoon zich in de standby­modus bevindt. De telefoon is dan gereed voor gebruik en de gebruiker heeft nog geen tekens ingevoerd. Dit scherm is het standby-scherm.
XXXXXXX Geeft aan in welk cellulaire netwerk de
telefoon momenteel wordt gebruikt.
en balk Toont de signaalsterkte van het cellulaire
netwerk dat op dit moment wordt gebruikt. Hoe hoger de balk, des te sterker het signaal.
18
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Over de telefoon
en balk Toont de capaciteit van de batterij. Hoe
hoger de balk, des te groter de capaciteit van de batterij.
Lijst van belangrijke indicatoren in de standby-modus
Naast de bovenstaande drie indicatoren, kunnen een of meer van de volgende pictogrammen worden weergegeven wanneer de telefoon zich in de standby-modus bevindt:
Geeft aan dat een of meer nieuwe tekstberichten aanwezig zijn. Wanneer het pictogram knippert, is het berichtengeheugen van uw telefoon vol
Geeft aan dat de beltoon van de telefoon is uitgeschakeld en niet klinkt wanneer er een oproep binnenkomt.
Geeft aan dat het toetsenbord van de telefoon is vergrendeld.
Geeft aan dat u de alarmklok hebt ingesteld.
Geeft aan dat u een of meer doorschakelingen hebt geactiveerd.
De telefoonlijst (Namen)
U kunt namen en telefoonnummers opslaan in de interne telefoon­lijst van de telefoon of het geheugen van de SIM-kaart. U kunt slechts één geheugen tegelijkertijd gebruiken. Zie Telefoonlijst­functies op pagina 48 voor meer informatie over het opslaan van namen en telefoonnummers.
In de interne telefoonlijst van de telefoon kunt u 1000 namen opslaan met drie nummers en één aantekening per naam. Als u echter minder dan 1000 namen in de interne telefoonlijst hebt opgeslagen, kunt u mogelijk maximaal vijf nummers en twee aantekeningen per naam opslaan.
Zie Meerdere nummers per naam opslaan op pagina 48.
19©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
De telefoon ondersteunt SIM-kaarten waarop maximaal 250 na­men en telefoonnummers kunnen worden opgeslagen.
Opmerking: U kunt alleen in het geheugen van de tele­foon meerdere nummers per naam opslaan. Selecteer het telefoongeheugen voordat u namen en nummers opslaat. Zie pagina 20 voor meer informatie.
Een telefoonlijstfunctie activeren
Druk op Namen, ga met de Navi Roller naar de gewenste menu­functie en druk op de Navi Roller of op Kies.
Tip: U kunt de lijst met opgeslagen namen en nummers ook snel activeren door op de Navi Roller te drukken wanneer de tele­foon zich in de standby-modus bevindt. Dit is alleen mogelijk als het menu van de Rollerfunctie is ingesteld om de lijst met na­men te openen. Zie pagina 39 en 81 voor meer informatie.
De telefoonlijst selecteren (Actief geheugen)
U kunt de telefoon instellen op het gebruik van de interne telefoon­lijst of het geheugen van de SIM-kaart voor het opslaan van namen en nummers.
1 Druk op Namen, ga met de Navi Roller naar Opties en druk op
de Navi Roller.
2 Druk op de Navi Roller als Actief geheugen wordt weerge-
geven.
3 Ga naar SIM- kaart of Telefoon en druk op OK om het ge-
markeerde geheugen te selecteren.
Tip: Als u meer dan één nummer per naam wilt opslaan, se- lecteert u de optie Telefoon.
20
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Over de telefoon
Het type weergave instellen voor opgeslagen namen en telefoonnummers
U kunt twee verschillende weergaven instellen voor opgeslagen na­men en nummers. Namenlijst toont vier namen en Naam & Nr. toont één naam en telefoonnummer.
1 Druk op Namen, ga met de Navi Roller naar Opties en druk op
de Navi Roller.
2 Ga naar Type weergave kiezen en druk op de Navi Roller. 3 Ga naar Namenlijst of Naam & Nr. en druk op OK.
De menu’s
De telefoon biedt een groot aantal functies die zijn ingedeeld in me­nus en submenus. U kunt de menus en submenus activeren met de Navi Roller of 7door het juiste indexnummer te gebruiken.
Een menufunctie activeren met de Navi Roller
1 Druk op Menu om het menu te openen.
2 Ga met de Navi Roller naar het gewenste hoofdmenu, bijvoor-
beeld Instellingen. Druk op de Navi Roller om het weerge- geven menu te openen.
3 Als het menu submenu’s bevat, gaat u met de Navi Roller naar
het gewenste submenu en drukt u op de Navi Roller om het sub­menu te openen (bijvoorbeeld Oproep- instellingen).
Als ook dit menu submenus bevat (bijvoorbeeld Snelkeuze), herhaalt u stap 3.
4 Ga met de Navi Roller naar de gewenste instelling.
5 Druk op de Navi Roller om de gemarkeerde instelling te selecte-
ren.
21©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tip: Als u wilt terugkeren naar het vorige menuniveau, drukt u op Terug. Druk op of sluit de schuifklep om een menu af te sluiten zonder de instellingen te wijzigen en terug te ke­ren naar de standby-modus.
Koptekstregel
De koptekstregel bovenaan het scherm geeft aan waar u bent in het menu of de telefoonlijst.
Helptekst
Bij de meeste functies is een korte helptekst beschikbaar. Als u de helptekst wilt bekijken, gaat u naar de gewenste menufunctie en wacht u vervolgens 10 seconden. Als u de helptekst wilt sluiten, drukt u op Terug.
Een menufunctie activeren met een sneltoets
De meeste menu- items (menus, submenus en opties) zijn oplopend genummerd en kunnen worden geactiveerd op basis van het index­nummer.
Het menu Instellingen is bijvoorbeeld het vierde menu in het hoofdmenu. Het indexnummer is dus 4. Het submenu Oproep-
instellingen is het tweede submenu van het menu Instel­lingen en heeft dus het indexnummer 2, enzovoort. U moet elk
indexnummer binnen drie seconden intoetsen. Als u bijvoorbeeld de menufunctie Snelkeuze wilt instellen, drukt
u op Menu en toetst u vervolgens , waarbij 4 staat voor Instellingen, 2 voor Oproe p-ins tell ingen, 3 voor Snelkeuze en 1 voor Aan.
22
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Over de telefoon
Overzicht van de menufuncties
1Berichten
X ongelezen tekstberichten
Inbox Outbox Archief Sjablonen X door de gebruiker
ingestelde mappen
2 Oproep-info
1Gemiste
oproepen 2 Ontvangen oproepen 3 Laatst gekozen nummers 4 Laatste oproepen wissen 5 Gespreksduur tonen
1 Tijdsduur laatste
2Totale tijdsduur
3 Ontvangen oproepen
4 Gekozen oproepen
5 Tijdsduurtellers op nul 6 Gesprekskosten tonen
1Kosten laatste/
Eenheden laatste
2 Totale kosten/eenheden
3 Profielen
1Normaal
1Activeren 2 Aanpassen
1 Oproepsignaal 2 Type beltoon 3 Beltoonvolume 4 Trilalarm 5 Type beltoon voor
berichten 6 Toetsenbordvolume 7 Alarm- en speltonen 8 Waarschuwen bij
2Stil* 3 Vergadering* 4 Buiten* 5 Semafoon*
1
6Auto
**
7 Hoofdtelefoon
2
***
1
Alleen als de telefoon wordt gebruikt met de autoset CARK-91.
2
Alleen als de telefoon wordt gebruikt met de hoofdtelefoon HDC-9P. * Zelfde submenus als Normaal plus Naam wijzigen. ** Zelfde submenus als bij Normaal plus Autom. opnemen en Verlichting. *** Zelfde submenus als Normaal plus Autom. opnemen.
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
23
4 Instellingen
1 Tijds-
instellingen
1 Alarmklok
2Klok
2 Oproepinstellingen
1 Opnemen via elke toets
2 Automatisch herhalen
3Snelkeuze
4 Wachtfunctie-opties
5 Lijn uitgaande oproepen
6 Samenvatting na op-
1
roep**** 7 Fax- of data-oproep**** 8Eigen nummer
zenden****
3 Telefooninstellingen
1 Taal 2 Celinformatie 3 Welkomsttekst 4 Netwerk kiezen 5 Rollerfunctie 6SIM-dienstactie
bevestigen
4 Communicatie-instellingen
1 Infodienst 2 Luisteren naar voicemail 3 Nummer voicemailbox 4 Opdrachteneditor
5 Beveiligingsinstellingen
1 PIN-code vragen 2 Oproepen blokkeren 3Vaste nummers 4 Closed User Group
5 Beveiligingsniveau 6 Toegangscodes wijzigen
1 Beveiligingscode
wijzigen 2 PIN-code wijzigen 3 PIN2-code wijzigen 4 Blokkeerwacht-
woord wijzigen
6 Terug naar fabrieks­instellingen
5 Doorschakelen
1 Alle spraakop-
roepen doorschakelen
2 Doorschakelen indien in
gesprek
3 Doorschakelen indien niet
opgenomen
4 Doorschakelen indien
buiten bereik
5 Doorschakelen indien niet
beschikbaar
6 Alle fax-oproepen
doorschakelen
7 Alle data-oproepen
doorschakelen
8 Alle doorschakelingen
annuleren
1
****Nummering van de menus kan afwijken. Als uw SIM-kaart Lijn uitgaande
oproepen niet ondersteunt, is Samenvatting na oproep menu 4-2-5.
24
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
6 Spelletjes
7Calculator
8Kalender
9 Infrarood
10 Diensten
Over de telefoon
11 SIM-diensten
1
Wordt alleen getoond als het door uw SIM-kaart wordt ondersteund. De naam en inhoud zijn afhankelijk van de SIM-kaart.
1
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
25
3. Algemene functies
Bellen en gebeld worden
Opbellen
1 Open de schuifklep.
2 Toets het netnummer en abonneenummer in en druk op (of
houd de Navi Roller ingedrukt).
3 Druk op om het gesprek te beëindigen of het kiezen te on-
derbreken. U kunt het gesprek ook beëindigen door de schuifklep te sluiten.
Tip: Als u internationaal wilt bellen, toetst u het internatio­nale prefix + (druk tweemaal op ) en de landcode in voordat u het netnummer en abonneenummer intoetst.
Gebeld worden
1 Houd de Navi Roller ingedrukt of open de schuifklep om een in-
komend gesprek te beantwoorden. Als de schuifklep al geopend is, drukt u op om het gesprek te beantwoorden.
2 Druk op of sluit de schuifklep om het gesprek te beëindigen.
Tip: U kunt een inkomend gesprek weigeren door op te
drukken, door de schuifklep te sluiten of door op Weigeren te drukken. Als u de functie Doorschakelen indien in gesprek hebt geactiveerd, wordt een geweigerd gesprek eveneens doorgeschakeld.
Druk op Opties als een gesprek binnenkomt om de beltoon te onderbreken zonder het gesprek te beëindigen. Selecteer vervolgens Antwoor den of Weigere n en druk op de Navi Roller.
26
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Algemene functies
Belfuncties met de schuifklep
Open de schuifklep om een gesprek te beantwoorden.
Sluit de schuifklep om een gesprek te weigeren.
Sluit de schuifklep om een gesprek te beëindigen.
Het volume van de hoorn instellen
U kunt het volume van de hoorn aanpassen door de Navi Roller te verschuiven tijdens een gesprek. Schuif de Navi Roller omhoog
om het volume te verhogen en omlaag om het volume te verlagen.
Laatste nummer herhalen
De laatste tien telefoonnummers die u hebt gebeld of geprobeerd te bellen, zijn in het geheugen van de telefoon opgeslagen. Ga als volgt te werk om een van de laatstgekozen nummers te herhalen:
1 Druk bij een leeg scherm eenmaal op om de lijst met laatst
gebelde nummers weer te geven.
2 Ga met de Navi Roller naar de gewenste naam/het gewenste
nummer en druk op of houd de Navi Roller ingedrukt om het nummer te kiezen.
Zie ook Oproep-info (menu 2) op pagina 30.
Luisteren naar voicemail
1 Houd ingedrukt (in de standby-modus) om uw voicemail te
bellen.
2 Als het toestel om het voicemail-nummer vraagt, toetst u dit in
en drukt u op de Navi Roller.
Voicemail is een netwerkdienst. Neem contact op met de netwerkex­ploitant voor meer informatie en voor het voicemail-nummer.
Tip: Wanneer de linkerselectietoets zich in de modus Luistr bevindt, drukt u op de toets om het voicemail-num­mer te bellen.
27©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Functies tijdens gesprekken
Uw telefoon biedt een aantal functies die u kunt gebruiken terwijl u belt. Veel van deze opties zijn netwerkdiensten.
Door tijdens een gesprek op Opties te drukken, kunt u zien welke van de volgende opties beschikbaar zijn:
Standby of Uit standby (een gesprek in/uit standby schake-
len)
Nieuwe oproep (nieuwe oproep tijdens een gesprek)
DTMF zenden (in de telefoonlijst opgeslagen DTMF-tonen zen-
den, bijvoorbeeld wachtwoorden of bankrekeningnummers)
Alles afsluiten (alle actieve gesprekken beëindigen)
Telefoonlijst (de telefoonlijst openen)
Menu (het menu openen)
Microfoon uit (de microfoon van het toestel uitschakelen)
Wisselen (wisselen tussen het actieve gesprek en het gesprek
in de wachtstand)
Doorverbinden (het actieve gesprek en het wachtende ge-
sprek met elkaar verbinden en zelf de verbinding verbreken)
Wachtfunctie
Met deze netwerkfunctie kunt u inkomende oproepen beantwoor­den terwijl u een gesprek voert, mits u de menufunctie Wacht- functie- opties (menu 4-2-4) hebt ingeschakeld.
1 Druk op Opnemen of op . Het eerste gesprek wordt in de
wachtstand geplaatst.
2 Als u tussen de twee gesprekken wilt schakelen, drukt u op
Wisselen of op .
3 Als u het actieve gesprek wilt beëindigen, drukt u op , (of
druk op Opties, ga naar Alles afsluiten en druk op OK om beide gesprekken tegelijkertijd te beëindigen).
28
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Algemene functies
Tip: Als u de oproep niet wilt beantwoorden, kunt u deze ne­geren of weigeren. Als u de oproep wilt weigeren, drukt u op Opties, gaat u naar Weigeren en drukt u op OK.
Als u de functie Doorschakelen indien in gesp rek hebt geactiveerd, wordt een geweigerd gesprek eveneens doorgeschakeld (zie pagina 33).
Standby-functie
Met deze netwerkfunctie kunt u opbellen als u al een gesprek voert.
1 Toets het telefoonnummer in en druk op . Het eerste gesprek
wordt in de wachtstand geplaatst. U kunt ook op Standby drukken en het tweede nummer bellen.
2 Als u tussen de twee gesprekken wilt schakelen, drukt u op
Wisselen of op .
3 Druk op om het actieve gesprek te beëindigen.
Tip: U kunt de microfoon tijdelijk uitschakelen. Druk op
Opties en ga met de Navi Roller naar Microfoon uit. Wanneer u het gesprek wilt hervatten, drukt u op Mic. aan.
Conferentiegesprek voeren
Met deze netwerkfunctie kunnen maximaal zes personen deelne­men aan een conferentiegesprek.
1 Bel de eerste deelnemer. 2 Druk op Opties, ga naar Nieuwe oproep en druk op de Navi
Roller. Bel de tweede deelnemer. Het eerste gesprek wordt in de
wachtstand geplaatst.
3 Om de eerste deelnemer in het gesprek op te nemen, drukt u op
Opties, kiest u Conferentie en drukt u op de Navi Roller.
4 Herhaal stap 2 en 3 voor elke nieuwe deelnemer aan het gesprek.
5 Als u een privé-gesprek met een van de deelnemers wilt voeren:
29©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Druk op Opties, ga naar Apart en druk op de Navi Roller. Ga vervolgens naar de gewenste deelnemer en druk op OK. Als u het privé-gesprek hebt beëindigd, keert u terug naar het conferen­tiegesprek, zoals wordt beschreven in stap 3.
6 Druk op om de teleconferentie te beëindigen.
Een gesprek doorverbinden
Wanneer u een actief gesprek en een gesprek in de standby-stand hebt, kunt u deze twee gesprekken met elkaar verbinden en zelf de verbinding verbreken (netwerkdienst).
Oproep-info (menu 2)
Met dit menu kunt u in het toestel geregistreerde telefoonnummers bekijken en wissen en de lengte en kosten van uw gesprekken weer­geven (netwerkdienst).
Met de opties voor gemiste oproepen, gekozen nummers of ontvan­gen oproepen kunt u:
het nummer bellen
het nummer opslaan in de telefoonlijst
de datum en tijd van het gesprek weergeven
het nummer uit de lijst bekijken, wijzigen of wissen
Opmerking: Uw telefoon registreert alleen gemiste en ont­vangen oproepen als het netwerk dat u gebruikt de functie Calling Line Identification (CLI) ondersteunt, de telefoon in­geschakeld is en zich binnen het servicegebied van het net­werk bevindt.
Gemiste oproepen (menu 2-1)
In dit submenu kunt u de telefoonnummers bekijken vanwaar ie­mand u zonder succes heeft gebeld.
30
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Algemene functies
Tip: Wanneer een aantekening van gemiste oproepen wordt weergegeven, drukt u op Tonen om de lijst met gemiste op­roepen weer te geven.
Ontvangen oproepen (menu 2-2)
In dit submenu kunt u een lijst bekijken van de tien laatste telefoon­nummers vanwaar u oproepen hebt ontvangen (netwerkdienst).
Laatst gekozen nummers (menu 2-3)
In dit submenu kunt u een lijst bekijken van de tien laatste telefoon­nummers die u hebt gebeld of geprobeerd te bellen.
Tip: U kunt de lijst met opgeslagen namen en nummers ook snel activeren door eenmaal op te drukken wanneer de
telefoon zich in de standby-modus bevindt.
Laatste oproepen wissen (menu 2-4)
Met deze menufunctie kunt u alle telefoonnummers wissen die in de submenus Gemiste oproepen, Ontvangen oproepen en Gekozen oproepen worden weergegeven. Deze bewerking kunt u niet meer ongedaan maken.
Gespreksduur tonen (menu 2-5)
In dit submenu kunt u de tijdsduur van inkomende en uitgaande ge­sprekken bekijken en weergegeven in uren, minuten en seconden. U kunt de tellers ook op nul zetten met de functie Tijdsduurtel- lers op nul (menu 2-5-5). Om de tellers op nul te zetten, hebt u de veiligheidscode nodig.
Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt ge­bracht door de netwerkexploitant kan variëren als gevolg van net­werkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
31©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Gesprekskosten tonen (menu 2-6)
Met deze netwerkdienst kunt u de kosten controleren van uw laat­ste gesprek of van alle gesprekken. De gesprekskosten worden voor elke SIM-kaart afzonderlijk weergegeven.
U kunt de kosten van uw gesprekken beperken tot een bepaald aan­tal kosteneenheden of valuta-eenheden met de optie Kostenli- miet. U kunt bellen en oproepen op uw kosten ontvangen zolang de opgegeven kostenlimiet niet wordt overschreden. Het aantal res­terende eenheden wordt weergegeven in de standby-modus. Mogelijk hebt u de PIN2-code nodig om de kostenlimiet in te stellen.
Met de optie Kosten tonen in kunt u de telefoon zodanig in­stellen dat de resterende gesprekstijd (kostenlimiet) wordt weerge­geven in kosteneenheden of in valuta-eenheden. Wellicht hebt u de PIN2-code nodig om de valuta of kosteneenheid te selecteren. Vraag uw netwerkexploitant naar de prijzen van kosteneenheden.
Met de optie Tellers wiss en kunt u de kostentellers op nul zet­ten. U hebt de PIN2-code nodig om de tellers op nul te zetten.
Opmerking: Als geen kosteneenheden of valuta-eenheden meer res­teren, kan mogelijk nog uitsluitend het alarmnummer (112 of een ander officieel alarmnummer) worden gekozen.
Opmerking: De definitieve factuur van de netwerkexploitant voor gesprekken en geleverde diensten kan variëren als gevolg van net­werkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
32
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Algemene functies
Doorschakelen (menu 5)
Met deze netwerkfunctie kunt u de inkomende gesprekken door­schakelen naar een ander nummer, bijvoorbeeld het nummer van uw voicemail. Neem contact op met uw netwerkexploitant voor meer informatie.
In het menu Doorschakelen kunt u een van de volgende opties in­stellen:
Alle spraakoproepen doorschakelen (menu 5-1) Alle
spraakoproepen worden doorgeschakeld en bij een inkomend ge­sprek klinkt geen beltoon.
Doorschakelen indien in gesprek (menu 5-2)
Spraakoproepen worden doorgeschakeld als uw nummer in ge­sprek is.
Tip: Als Doorschakelen indien in gesprek is in- geschakeld, worden ook geweigerde gesprekken doorge­schakeld.
Doorschakelen indien niet opgenomen (menu 5-3)
Spraakoproepen worden doorgeschakeld wanneer u een gesprek niet binnen de standaard timeout beantwoordt.
Doorschakelen indien buiten bereik (menu 5-4)
Spraakoproepen worden doorgeschakeld wanneer de telefoon is uitgeschakeld of buiten het bereik van de netwerkdienst is.
Doorschakelen indien niet beschikbaar
(menu 5-5) Spraakoproepen worden doorgeschakeld wanneer uw nummer in gesprek is, u de oproep niet beantwoordt of de te­lefoon uitgeschakeld is of zich buiten het bereik van de netwerk­dienst bevindt.
Alle fax-oproepen doorschak elen (menu 5-6)
Alle fax-oproepen worden doorgeschakeld.
Alle data-oproepen doorscha kelen (menu 5-7)
Alle data-oproepen worden doorgeschakeld.
Selecteer de optie Activeren om de doorschakelfunctie in te stellen als het netwerk dit toestaat, selecteer Annuleren om de
33©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
doorschakelfunctie uit te schakelen of selecteer Status om te controleren of de doorschakelfunctie is in- of uitgeschakeld.
Selecteer het submenu Alle
doorschakelingen annuleren
(menu 5-8) als u alle doorschakelingen wilt annuleren.
Tip: U kunt de functie Alle spraak-oproepen doo r- schakelen snel inschakelen door op Menu, te drukken, naar Doorschake l. te gaan en op Alle sprk te drukken.
Tip: Het pictogram wordt weergegeven in de standby- modus als u de optie Alle spraak-oproepen door- schakelen hebt ingeschakeld. Als u over twee telefoonlij­nen beschikt, is het doorschakelpictogram voor de eerste lijn en voor de tweede lijn.
34
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
De telefooninstellingen aanpassen
4. De telefooninstellingen aanpassen
Profielen (menu 3)
Met de opties in het menu Profielen kunt u beltonen instellen voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen en bellergroepen.
Een gebruikersprofiel activeren
1 Druk eenmaal op (in de standby-modus) om de lijst met pro-
fielen te openen.
2 Ga met de Navi Roller naar het gewenste profiel en druk op de
Navi Roller.
U kunt de lijst met profielen via het menu activeren door op
Menu te drukken, naar Profielen te gaan en op de Navi Roll- er te drukken. Door op Normaal te drukken wordt het stan-
daardprofiel Normaal geactiveerd.
Tip: Bij de standaardinstellingen voor de optie Stil is de telefoon ingesteld om niet over te gaan bij een inkomend gesprek.
Een gebruikersprofiel aanpassen
1 Druk op Menu, ga naar Profielen en druk op de Navi Roller
(of druk eenmaal op in de standby-modus).
2 Ga naar een van de volgende profielen en druk op Opties:
Normaal, Stil, Vergadering, Buiten, Semafoon,
1
Auto
, Hoofdtelefoon2.
1
Alleen als de telefoon wordt gebruikt met de autoset CARK-91..
2
Alleen als de telefoon is aangesloten op de hoofdtelefoon HDC-9P.
35©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Als u de optie Uitschakelen! kiest, wordt de telefoon uitge­schakeld.
3 Selecteer Aanpassen en druk op OK. 4 Ga naar de instelling die u wilt aanpassen (bijvoorbeeld Type
beltoon) en druk op de Navi Roller. Zie Profielinstellingen.
5 Ga naar de gewenste optie en druk op OK.
Profielinstellingen
Nadat u de optie Aanpassen hebt geselecteerd, kunt u de volgen­de instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen:
Oproepsignaal, om aan te geven hoe de telefoon u waar-
schuwt wanneer een spraakoproep binnenkomt. De opties zijn: Bellen, Oplopend, 1 x bellen, 1 x piepen en Stil.
Wanneer Oproepsignaal is ingesteld op Stil of op 1 x piepen, klinkt geen beltoon en wordt weergegeven als de te­lefoon zich in de standby-modus bevindt.
Type beltoon, om het type beltoon voor spraakoproepen in te
stellen.
Tip: Als u via IR of OTA een beltoon ontvangt, kunt u vijf beltonen tegelijkertijd opslaan in de lijst met beltonen. Raadpleeg uw netwerkexploitant voor meer informatie.
Beltoonvolume, om het geluidsniveau voor het oproepsig-
naal en de beltoon voor berichten in te stellen.
Trilalarm, om de telefoon in te stellen op trillen bij een in-
komend gesprek of een inkomend tekstbericht. Het trilalarm werkt niet wanneer de telefoon is aangesloten op een lader of bureaulader.
Type beltoon voor berichten, om de beltoon voor tekst-
berichten in te stellen.
Toetsenbordvolume, om het volume voor toetsenbordsig-
nalen in te stellen of om de toetsenbordsignalen uit te schakelen.
Alarm- en sp elton en, om de alarm- en spelgeluiden in- en
uit te schakelen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, klinkt bij-
36
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
De telefooninstellingen aanpassen
voorbeeld een waarschuwingstoon wanneer de capaciteit van de batterij laag is.
Waarschuwen bij, om de telefoon zodanig in te stellen dat
deze alleen overgaat wanneer oproepen worden ontvangen van de telefoonnummers die behoren tot een geselecteerde beller­groep. Zie pagina 55 om een beltoon en pictogram voor een bel­lergroep in te stellen.
Automatisch opnemen (alleen in de profielen Auto en Hoofdtelefoon), om een inkomende oproep te beantwoor-
den na een paar seconden.
Opmerking: Deze functie kunt u uitsluitend gebruiken als de telefoon is aangesloten op de hoofdtelefoon HDC-9P of op de autoset CARK-91 (met het contactslot- inge­schakeld).
Verlichting (alleen in het profiel Auto), om de verlichting van het scherm en het toetsenbord in te stellen op Aan of Au- tomatisch.
De naam van profielen wijzigen
U kunt de namen van de profielen desgewenst wijzigen, met uitzon­dering van de profielen Normaal, Auto en Hoofdtelefoon.
1 Druk op Menu, ga met de Navi Roller naar Profielen en druk
op de Navi Roller.
2 Ga naar het profiel waarvan u de naam wilt wijzigen en druk op
Opties. Ga vervolgens naar Naam wijz. en druk op OK.
3 Toets de nieuwe naam in en druk op OK. Zie pagina 40 voor het
intoetsen van letters.
37©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Taal van schermtekst instellen
In het menu Taal (menu 4-3-1) kunt u de taal selecteren voor de tekst die in het scherm verschijnt. Als de instelling Automatisch is geselecteerd, wordt de gebruikte taal gekozen op basis van de huidige SIM-kaart.
De taalinstelling is ook van invloed op de tijd- en datumnotatie van de volgende functies: Alarmklok (menu 4-1-1), Klok (menu 4-1-2), Kalender (menu 8).
De klok weergeven
De telefoon is voorzien van een klok. Vanuit het menu Klok (menu 4-1-2) kunt u instellen dat de klok rechtsboven in het scherm moet worden weergegeven wanneer de telefoon zich in de standby-mo­dus bevindt. In het menu Klok kunt u tevens de tijd instellen en kiezen uit de 12-uurs- of 24-uursnotatie.
Welkomsttekst
In het menu Welkomsttekst (menu 4-3-3) kunt u een bericht van maximaal 44 tekens intoetsen dat kort wordt weergegeven wanneer de telefoon wordt ingeschakeld.
Tijdsduur laatste gesprek weergeven
U kunt de telefoon instellen om kort de duur en kosten van uw ge­sprek weer te geven nadat u het gesprek hebt beëindigd (netwerk­dienst). U schakelt deze functie in met de instelling Samenvatting na oproep (menu 4-2-6).
38
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
De telefooninstellingen aanpassen
Het menu van de Rollerfunctie aanpassen
Als u in de standby-modus op de Navi Roller drukt, wordt het menu van de Rollerfunctie geopend. Vanuit dit menu hebt u snel toegang tot de namen en nummers die in de telefoonlijst zijn opgeslagen.
U kunt het menu van de Rollerfunctie echter ook instellen op toe­gang tot een andere functie die u veelvuldig gebruikt, bijvoorbeeld de Kalender of Profielen. Deze instelling kunt u wijzigen in het submenu Rollerfunctie (menu 4-3-5). Zie pagina 81.
39©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
5. Tekst intoetsen
U kunt tekst (bijvoorbeeld in de telefoonlijst of de kalender) invoe­ren met behulp van de Navi Roller of via de modus voor gewone tekstinvoer. De modus voor gewone tekstinvoer wordt aangegeven met . Tekstinvoer met de Navi Roller is ook mogelijk als de modus voor traditionele tekstinvoer wordt gebruikt.
Wanneer u de Navi Roller gebruikt, schrijft u de tekst door de te­kens te selecteren in de tekenbalk die helemaal rechts in het scherm wordt weergegeven. In de modus voor gewone tekstinvoer voert u tekst in door op een cijfertoets ( tot en met ) te drukken totdat het gewenste teken in het scherm verschijnt.
Voor het intoetsen van tekstberichten kunt u ook de modus voor tekstinvoer met woordenlijst gebruiken. In de modus voor tekstin­voer met woordenlijst drukt u eenmaal op een cijfertoets voor één letter. De modus voor tekstinvoer met woordenlijst wordt aangege­ven met . Tekstinvoer met woordenlijst is wellicht niet voor alle talen beschikbaar.
Tekst intoetsen met de Navi Roller
1. Ga met de Navi Roller naar het gewenste
teken of cijfer. De tekenbalk wordt hele­maal rechts in het scherm weergegeven.
2. Druk op de Navi Roller om de gemarkeerde
letter of het gemarkeerde cijfer in te voe­gen.
Als u een fout maakt, kunt u tekens links van de cursor verwij­deren door net zo vaak op Wis te drukken als nodig is. Als u Wis ingedrukt houdt, wordt het scherm leeggemaakt.
40
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tekst intoetsen
U verplaatst de cursor door in de tekenbalk naar een van de
pijlsymbolen te gaan en op de Navi Roller te drukken om de cur­sor in de richting van de geselecteerde pijl te verplaatsen.
U kunt de cursor ook verplaatsen door naar Opties te gaan en vervolgens met de Navi Roller de functie Verplaats cursor te selecteren. Ga met de Navi Roller naar de gew enste loca tie en druk op OK om de cursor te verplaatsen.
Tekst intoetsen via gewone tekstinvoer
Druk op een cijfertoets ( tot en met ) totdat het gewenste teken of cijfer verschijnt.
De meestgebruikte leestekens en andere speciale tekens zijn be­schikbaar onder de cijfertoets .
Opmerking: Op de toetsen staan NIET alle tekens afgebeeld die onder een toets beschikbaar zijn. Welke tekens onder een cijfertoets beschikbaar zijn, is afhankelijk van de taal die in het menu 4-3-1 is geselecteerd.
Als u de tekengrootte wilt wijzigen, drukt u eenmaal op . De
modus voor hoofdletters wordt aangegeven door ABC en de mo­dus voor kleine letters wordt aangegeven door abc.
Als u cijfers wilt invoeren, houdt u ingedrukt voor het cijfer
dat wordt aangegeven met 123. Nadat u de gewenste cijfers hebt ingetoetst, houdt u ingedrukt om terug te keren naar
tekstinvoer.
U kunt ook een cijfer toevoegen door de betreffende cijfertoets ingedrukt te houden totdat het gewenste cijfer in het scherm verschijnt.
Druk op om een spatie in te voegen.
Als u een leesteken of speciaal teken wilt invoegen, drukt u op
om de lijst met speciale tekens te openen. Ga met de Navi
41©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Roller naar het gewenste teken en druk op de Navi Roller om het gemarkeerde teken te selecteren.
Tip: Wanneer u namen in de telefoonlijst invoert, wordt au­tomatisch een beginhoofdletter voor het woord ingevoerd. De overige letters worden als kleine letters ingevoerd.
Tip: Wanneer u een tekstbericht of andere tekst invoert, wordt automatisch een beginhoofdletter voor elke zin inge­voerd.
Tekst intoetsen via tekstinvoer met woordenlijst
In de modus voor tekstinvoer met woordenlijst kunt u tekst intoet­sen op basis van een ingebouwde woordenlijst. De indicator geeft aan dat de modus voor tekstinvoer met woordenlijst actief is. Tekstinvoer met woordenlijst is wellicht niet voor alle talen beschik­baar. Zie Tekstinvoer met woordenlijst in- en uitschakelen en de taal voor de woordenlijst selecteren op pagina 46.
Snel aan de slag met tekstinvoer met woordenlijst
In de modus voor tekstinvoer met woordenlijst drukt u eenmaal op een cijfertoets voor één letter. Het woord wordt bij elke toetsaan­slag gewijzigd - let dus niet te veel op manier waarop het woord op het scherm wordt weergegeven voordat u alle tekens hebt inge­toetst.
Als u bijvoorbeeld Nokia wilt intoetsen wanneer de Engelse woor­denlijst is geselecteerd, drukt u op:
(voor n) (voor o) (voor k) (voor i)
42
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
(voor a)
Tekst intoetsen
-
Gebruiken voor woordinvoer. Druk eenmaal op elke toets voor één letter.
Indrukken voor het volgende overeenkomende woord als het onderstreepte woord niet het ge­wenste woord is.
Spellen Indrukken om een nieuw woord toe te voegen aan
de woordenlijst. Toets het woord in via de methode voor gewone tekstinvoer, die wordt aangegeven met .
Eenmaal indrukken om het woord te accepteren en een spatie toe te voegen.
Ingedrukt houden om de modus voor cijferinvoer te activeren, die wordt aangegeven met 123.
Eenmaal indrukken om de tekengrootte te wijzigen. De modus voor hoofdletters wordt aangegeven door ABC en de modus voor kleine letters wordt aange­geven door abc.
Navi Roller Rollen om de cursor naar links of rechts te verplaat-
sen.
Wis Eenmaal indrukken om het teken links van de cursor
te wissen.
Eenmaal indrukken om een leesteken toe te voegen. Als u het onderstreepte teken wilt wijzigen, drukt u
op totdat het gewenste teken wordt weergege­ven.
43©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Woorden intoetsen via tekstinvoer met woordenlijst
1. Als de modus tekstinvoer met woordenlijst is ingeschakeld,
toetst u een woord in met de toetsen eenmaal op een toets voor één letter.
Als u de tekengrootte wilt wijzigen, drukt u eenmaal op (zie ook pagina 46). Als u een cijfer wilt invoegen, houdt u de toets met het gewenste cijfer ingedrukt (zie ook pagina 45). Als u een
leesteken wilt invoegen, drukt u op (zie ook pagina 45).
2. Als u alle tekens voor het woord hebt ingetoetst, controleert u of het onderstreepte woord het gewenste woord is.
Als het onderstreepte woord juist is, drukt u op voor een spatie en begint u met het volgende woord.
Als het onderstreepte woord niet het gewenste woord is,
drukt u op voor het volgende overeenkomende woord. Als u wilt terugkeren naar de vorige suggestie, drukt u op Vorige.
Tip: U kunt het volgende overeenkomende woord ook weergeven door op Opties te drukken, naar Volgende
sugg. te gaan en op de Navi Roller te drukken.
Als een vraagteken (?) achter het woord wordt weergegeven,
bevindt het woord dat u wilt intoetsen zich niet in de woorden­lijst. Als u het woord wilt toevoegen aan de woordenlijst, drukt u op Spellen. Zie Een nieuw woord toevoegen aan de woorden­lijst”.
tot en met . Druk
Een nieuw woord toevoegen aan de woordenlijst
Als u een woord probeert in te toetsen dat niet in de woordenlijst staat, wordt aangegeven dat u de modus voor gewone tekstinvoer moet activeren om het woord in te toetsen.
1. Druk op Spellen om de modus voor gewone tekstinvoer te acti- veren.
2. Toets het woord in zoals wordt beschreven in “Tekst intoetsen via gewone tekstinvoer en druk op Opslaan.
44
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tekst intoetsen
Het woord wordt toegevoegd aan de woordenlijst en aan uw tekst­bericht en de modus voor tekstinvoer met woordenlijst wordt op­nieuw geactiveerd.
Tip: U kunt ook een nieuw woord aan de woordenlijst toe­voegen met de optie Woord invoegen.
U kunt honderden woorden aan de woordenlijst toevoegen, afhan­kelijk van de ingestelde taal en de lengte van de woorden.
Opmerking: Een woord dat zich niet in de woordenlijst be­vindt en dat u vanuit de modus voor tekstinvoer met woor­denlijst accepteert door op de Navi Roller te drukken, door
op te drukken of door een spatie tussen twee woorden te wissen, wordt automatisch in de woordenlijst opgeslagen.
Opmerking: Als de woordenlijst vol is, vervangt het woord dat u het laatst hebt toegevoegd het oudste woord dat u aan de woordenlijst hebt toegevoegd.
Cijfers invoegen
U voert een cijfer in door de gewenste cijfertoets ingedrukt te hou­den totdat het cijfer wordt weergegeven.
Als u verschillende cijfers na elkaar wilt intoetsen, houdt u ingedrukt om de modus voor cijferinvoer te activeren. Toets de
gewenste cijfers in met de cijfertoetsen en houdt ingedrukt om terug te keren naar de modus voor tekstinvoer met woorden­lijst.
Tip: U kunt een telefoonnummer of naam uit de telefoonlijst invoegen met de optie Nummer invoegen of Naam in- voegen.
Leestekens en speciale tekens invoegen
Druk op om een leesteken toe te voegen. Er wordt een sugges­tie voor een tekensymbool gegeven. Als u het onderstreepte teken
wilt wijzigen, drukt u op totdat het gewenste teken wordt weergegeven.
45©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Als u het gewenste teken niet kunt vinden, drukt u op Symbool om de lijst met symbolen en speciale tekens te activeren. Ga vervol­gens met de Navi Roller naar het gewenste symbool en druk op OK.
Tip: U kunt ook een speciaal teken invoegen met de optie Symbool invoegen of door ingedrukt te houden om
de lijst met symbolen en speciale tekens te openen..
Tekens wissen
Druk op Wis om het teken links van de cursor te verwijderen.
Als u Wis ingedrukt houdt, wordt het scherm leeggemaakt.
Schakelen tussen hoofdletters en kleine letters
Druk eenmaal op om de tekengrootte te wijzigen. De modus voor hoofdletters wordt aangegeven door ABC en de modus voor kleine letters wordt aangegeven door abc.
Tip: Door ingedrukt te houden wordt de modus voor cijferinvoer geactiveerd. De modus voor cijferinvoer wordt aangegeven met 123.
Samengestelde woorden intoetsen
In plaats van het hele samengestelde woord in één keer in te toet­sen, kunt u eerst het eerste deel intoetsen, op de Navi Roller druk­ken om te bevestigen en vervolgens het tweede deel intoetsen.
Tip: U kunt het eerste deel ook bevestigen door een spatie toe te voegen met en de spatie vervolgens te verwijderen
door eenmaal op Wis te drukken.
Tekstinvoer met woordenlijst in- en uitschakelen en de taal voor de woordenlijst selecteren
Als u het menu Berichten opent, is de modus voor tekstinvoer met woordenlijst wellicht standaard ingesteld. De modus tekstin-
46
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tekst intoetsen
voer met woordenlijst is ingeschakeld als de indicator boven­aan het scherm wordt weergegeven.
Tekstinvoer met woordenlijst uitschakelen: 1 Druk op Menu en vervolgens op Schrijven.
2. Druk op Opties, ga met de Navi Roller naar Woordenboek en
druk op de Navi Roller.
3. Druk op de Navi Roller wanneer Woordenboek uit wordt ge-
markeerd.
Tekstinvoer met woordenlijst inschakelen en de taal voor de woordenlijst selecteren:
1. Druk op Menu en vervolgens op Schrijven.
2. Druk op Opties, ga met de Navi Roller naar Woordenboek en
druk op de Navi Roller.
3. Ga naar de gewenste taal en druk op de Navi Roller.
Tip: U kunt Tekstinvoer met woordenlijst snel in- en uitscha-
kelen door op Menu te drukken, naar Schrijven te gaan en vervolgens Opties ingedrukt te houden.
Opmerking: Tekstinvoer met woordenlijst is alleen beschik­baar voor de talen die vermeld staan bij de optie Woorden­boek.
47©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
6. Telefoonlijstfuncties
Namen en nummers opslaan
1 Druk op Namen. 2 Ga naar Nieuwe invoer en druk op de Navi Roller. 3 Toets de naam in en druk op OK.
Druk op een cijfertoets totdat het gewenste teken wordt weer­gegeven. Druk op voor een spatie. Zie ook Tekst intoetsen
op pagina 40.
4 Toets het netnummer en abonneenummer in en druk
op OK.
Als u het +-teken voor het internationale prefix vóór de landcode intoetst (door tweemaal op te drukken), kunt u het tele-
foonnummer ook gebruiken wanneer u vanuit het buitenland belt.
Snel opslaan: Toets het telefoonnummer indruk op Opties en druk op OK als Opslaan wordt gemarkeerd. Voer vervolgens de naam in en druk op OK.
Meerdere nummers per naam opslaan
U kunt het toestel gebruiken voor contactenbeheer, aangezien u in de interne telefoonlijst meerdere telefoonnummers en bijbehorende tekstitems (zoals een e-mailadres, woonadres of aantekening) onder een naam kunt opslaan.
Opmerking: U kunt alleen in het geheugen van de telefoon meerdere nummers per naam opslaan. Selecteer het tele­foongeheugen voordat u namen en nummers opslaat. Zie pagina 20 voor meer informatie.
Het eerste nummer dat onder een naam wordt opgeslagen, wordt automatisch als standaardnummer ingesteld. Wanneer u een naam
48
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Telefoonlijstfuncties
in de telefoonlijst selecteert, bijvoorbeeld om te bellen of een tekst­bericht te zenden, wordt het standaardnummer gebruikt, tenzij u een ander nummer selecteert. Wanneer u bijvoorbeeld de Navi Roll- er ingedrukt houdt op een geselecteerde naam, wordt het bijbeho­rende standaardnummer gebeld.
U kunt voor elk nummer of tekstitem een nummertype selecteren. Als u geen nummertype selecteert, wordt als nummertype ge­bruikt. Het standaardnummer wordt aangeduid door het kader rond het nummertypepictogram, bijvoorbeeld .
Een nieuw nummer of tekstitem aan een naam toevoegen:
1 Ga vanuit de namenlijst met de Navi Roller naar de gewenste
naam.
2 Druk op Opties, ga naar Nr. toevoegen of Tekst toe-
voegen en druk op de Navi Roller.
3 Ga naar een van de nummer- of teksttypen en druk op de Navi
Roller.
Normaal (standaardtype wanneer geen ander type is geselecteerd)
Thuis Mobiel Kantoor Fax E-mail (teksttype) Postadres (teksttype) Notitie (teksttype)
U kunt het nummer- of teksttype later wijzigen met de optie Type wijzigen in de optielijst.
4 Toets het nummer in of toets de tekst in bij Tekst toevoe-
gen: en druk op OK om op te slaan.
49©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Het standaardnummer wijzigen:
1 Ga vanuit de namenlijst met de Navi Roller naar de gewenste
naam.
2 Ga naar het nummer dat u als standaardnummer wilt instellen,
druk op Opties en ga naar Als standaard. Druk op de
Navi Roller.
Nummers zoeken en kiezen in de telefoonlijst
1 Druk op Namen, druk op de Navi Roller wanneer Namen be-
kijken wordt gemarkeerd.
2 Toets het eerste teken (de eerste tekens) van de gewenste naam
in. Het pop-up-venster verschijnt. Of druk op Namen, ga met de Navi Roller naar Zoeken en druk
op de Navi Roller. Toets dan het eerste teken (de eerste tekens) van de gewenste naam in en druk op Zoeken.
3 Ga met de Navi Roller naar de gewenste naam of geef aanvul-
lende zoekcriteria op in het pop-up-venster en ga vervolgens naar de gewenste naam.
4 Als de gewenste naam is geselecteerd, drukt u op de Navi Roller
om de details van de geselecteerde naam te bekijken of houd de Navi Roller ingedrukt om de geselecteerde naam te bellen.
Door de Navi Roller ingedrukt te houden op de geselecteerde naam, wordt het standaardnummer gebeld als meerdere num­mers onder de naam zijn opgeslagen. Als u een ander nummer dan het standaardnummer wilt bellen, gaat u met de Navi Roller
naar het gewenste nummer en drukt u op of houdt u de
Navi Roller ingedrukt.
Snel zoeken: Druk eenmaal op de Navi Roller (in de stand-
by-modus) en ga naar de gewenste naam. Dit is alleen mo­gelijk als het menu van de Rollerfunctie is ingesteld om de lijst met namen te openen. Zie pagina 39 en 81 voor meer in­formatie.
50
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Telefoonlijstfuncties
Servicenummers bellen
Met deze functie kunt u gemakkelijk bellen naar de servicenummers die de netwerkexploitant in de SIM-kaart heeft opgeslagen. Deze functie wordt niet weergegeven als geen servicenummers in de SIM-kaart zijn opgeslagen.
1 Druk op Namen, ga naar Servicenummers en druk op de
Navi Roller.
2 Ga naar het gewenste servicenummer en druk op om het
nummer te bellen.
Snelkeuze
Een telefoonnummer toekennen aan een snelkeuzetoets
U kunt de cijfertoetsen - instellen als snelkeuzetoets. Hier­voor moet u een telefoonnummer aan de cijfertoets toekennen.
1 Druk op Namen, ga naar Snelkeuzes en druk op de
Navi Roller.
2 Ga naar de gewenste snelkeuzetoets (toets 2 tot en met toets 9)
en druk op Wijs toe.
3 Druk op Zoeken, ga naar de gewenste naam en druk op de
Navi Roller.
4 Druk op de Navi Roller om het gemarkeerde nummer toe te ken-
nen.
Nadat u een nummer hebt toegekend aan een snelkeuzetoets, kunt u het nummer bellen, weergeven en wijzigen of de snelkeuze onge­daan maken.
Bellen met behulp van snelkeuzetoetsen
Als u een telefoonnummer hebt geprogrammeerd onder een van de snelkeuzetoetsen ( tot en met ), kunt u dat nummer op een
van de volgende manieren bellen:
Druk op de gewenste snelkeuzetoets en druk op .
51©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Als u de menufunctie Snelkeuze (menu 4-2-3) hebt inge- schakeld, houdt u de betreffende snelkeuzetoets ingedrukt tot­dat het kiezen is gestart.
Tip: Als u ingedrukt houdt, wordt het nummer van uw voicemail gebeld.
De telefoonlijst aanpassen
Een naam en nummer wijzigen
1 Vraag de gewenste naam of het gewenste nummer op en druk op
Opties.
2 Druk op de Navi Roller als Naam bewerken of Nr.be w-
erken wordt gemarkeerd.
3 Wijzig de naam of het nummer en druk op OK.
Een naam en nummer wissen
U kunt namen en telefoonnummers één voor één wissen of alle na­men en telefoonnummers tegelijk wissen uit de geselecteerde tele­foonlijst.
Een naam en nummer wissen
1 Haal de gewenste naam en het nummer op. 2 Druk op Opties en druk met de Navi Roller op Naam wissen.
Druk vervolgens op OK om het wissen te bevestigen.
Opmerking: Als u meerdere nummers per naam hebt opge­slagen, worden met de optie Naam wissen de naam en alle daarbij opgeslagen nummers en teksttypen gewist.
Alle namen en nummers wissen
1 Druk op Namen (in de standby-modus), ga naar Wissen en
druk op de Navi Roller.
2 Ga naar Alles wissen en druk op de Navi Roller.
52
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Telefoonlijstfuncties
3 Ga naar de telefoonlijst die u wilt wissen (SIM-kaart of Te-
lefoon) en druk op OK.
4 Druk op OK wanneer Weet u het zeker? wordt weergegeven.
Toets de veiligheidscode in en druk op OK.
Namen en nummers kopiëren
U kunt namen en telefoonnummers van het telefoongeheugen naar het SIM-kaartgeheugen kopiëren en vice versa.
1 Druk op Namen, ga naar Opties en druk op de Navi Roller. 2 Ga naar de gewenste kopieeroptie (Van telefoon naar
SIM-kaart of Van SIM-kaart naar telefoon) en druk op de Navi Roller.
3 Ga naar Eén voor één, Alles kopiëren of Standaard
Nrs. en druk op de Navi Roller.
Als u Eén voor één hebt geselecteerd, gaat u naar de naam die u wilt kopiëren en drukt u op Kopiëren.
Opmerking: Als u Van SIM-kaart naar tele foon hebt geselecteerd, wordt Standaard Nrs. niet weergegeven.
4 Geef vervolgens aan of u de oorspronkelijke namen en nummers
wilt behouden.
5 Als u Alles kopiëren of Standaard Nrs . hebt gese-
lecteerd, drukt u op OK wanneer de tekst Beginnen met ko- piëren? verschijnt.
Namen en nummers verzenden en ontvangen
U kunt contactgegevens als visitekaartje verzenden of ontvangen via IR of als OTA (Over The Air)-bericht als dit door het netwerk wordt ondersteund.
53©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Als u de contactgegevens als een OTA-bericht wilt verzenden, zoekt u de gewenste naam en nummer in de telefoonlijst en gebruikt u de optie Kaartje zenden.
Als u een visitekaartje via IR wilt verzenden, gebruikt u de optie Zenden via IR. Zie ook “Kopiëren via IR op pagina 54 en Gege- vens verzenden op pagina 87.
Wanneer u een visitekaartje ontvangt, drukt u op Toon. Druk vervolgens op Opties, selecteer Opslaan of Wegdoen en druk op de Navi Roller.
Kopiëren via IR
Een naam en nummer kopiëren
Met behulp van de infraroodpoort (IR-poort) van de telefoon kunt u namen en telefoonnummers als visitekaartje verzenden naar een compatibele telefoon of een pc waarop een geschikte toepassing wordt uitgevoerd. Wanneer u visitekaartjes naar een andere tele­foon verzendt, moet u ervoor zorgen dat de andere telefoon is inge­steld op het ontvangen van gegevens via de IR-poort.
Een naam en telefoonnummer naar uw telefoon kopiëren
Als u namen en telefoonnummers wilt kopiëren van een andere compatibele telefoon, moet u eerst uw telefoon instellen op het ontvangen van gegevens via de IR-poort door het menu Infra- rood (menu 9) te openen.
De gebruiker van de andere telefoon kan vervolgens een naam en nummer als visitekaartje zenden. Wanneer u dit kaartje ontvangt, drukt u op Toon en vervolgens op Opties. Selecteer Opslaan of Wegdoen en druk op de Navi Roller.
54
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Telefoonlijstfuncties
Bellergroepen
U kunt de telefoon zodanig instellen dat er een specifieke beltoon klinkt en een vooraf geselecteerd pictogram knippert als u een op­roep van een bepaald telefoonnummer ontvangt. U moet de naam en het nummer dan eerst opnemen in een bellergroep. Vervolgens definieert u een beltoon en een pictogram voor de bellergroep.
Opmerking: U kunt de telefoon zodanig instellen dat er al­leen een beltoon klinkt wanneer u oproepen ontvangt van nummers die horen bij een bepaalde bellergroep. Hiervoor gebruikt u de instelling Waarschuwen bij in het menu Profielen (zie pagina 35).
Een naam en telefoonnummer aan een bellergroep toevoegen
1 Druk op Namen, ga naar Bellergroepen en druk op de
Navi Roller.
2 Ga naar de gewenste bellergroep en druk op de Navi Roller. 3 Ga naar Leden en druk op de Navi Roller. 4 Druk op de Navi Roller als Naam toevoegen is gemarkeerd.
Ga naar de gewenste naam en druk op Toevoeg.
Tip: U kunt ook een nieuwe naam aan een bellergroep toe­voegen door de gewenste naam en het nummer op te vragen uit de telefoonlijst, op Opties te drukken en naar Bel- lergroepen te gaan. Druk op de Navi Roller, ga naar de gewenste bellergroep en druk op de Navi Roller.
Een beltoon of pictogram voor een bellergroep instellen en de naam van de bellergroep wijzigen
1 Druk op Namen, ga naar Bellergroepen en druk op de
Navi Roller.
2 Ga naar de gewenste bellergroep en druk op de Navi Roller.
3 Ga naar een van de volgende instellingen en druk op de
Navi Roller.
55©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Groepstitel Als u de naam van de bellergroep wilt wijzigen, toetst u een nieuwe naam in en drukt u op OK.
Groepsbeltoon
Als u een speciale beltoon voor de groep wilt instellen, gaat u naar de gewenste toon en drukt u op OK. S tanda ard is de toon die is geselecteerd voor het huidige profiel.
Groepspictogram
Als u de telefoon wilt instellen om een groepspictogram weer te geven, gaat u naar Aan en drukt u op de Navi Roller.
Met de optie
groepspictogram bekijken en verzenden als OTA (Over The Air)­bericht, als uw netwerk dit ondersteunt
kunt ook een nieuw groepspictogram op uw telefoon ontvan-
U
gen als een OTA-bericht. Wanneer u een groepspictogram ont­vangt, drukt u op Toon. Druk vervolgens op Opties, selecteer
Opslaan of Wissen en druk op de Navi Roller. Als u Op- slaan hebt geselecteerd, gaat u naar de gewenste bellergroep
en drukt u op de Navi Roller
ie ook op pagina 54 en Gegevens verzenden op pagina 87.
Z
Logo zenden in de lijst met opties kunt u een
.
.
Een naam en nummer uit een bellergroep verwijderen
1 Druk op Namen, ga naar Bellergroepen en druk op de
Navi Roller.
2 Ga naar de gewenste bellergroep en druk op de Navi Roller om
de groep te selecteren.
3 Ga naar Leden en druk op de Navi Roller. 4 Ga naar de naam die u wilt verwijderen en druk op Opties. Ga
naar Naam verwijderen en druk op OK.
Geheugenstatus
U kunt controleren welk percentage van het interne telefoongeheu­gen nog leeg is en hoeveel namen en nummers nog in het SIM­kaartgeheugen kunnen worden opgeslagen.
56
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Telefoonlijstfuncties
1 Druk op Namen, ga naar Opties en druk op de Navi Roller. 2 Ga naar Geheugenstatus en druk op de Navi Roller.
De status van het SIM-kaartgeheugen wordt weergegeven. Als u de status van het interne telefoongeheugen wilt bekijken, bladert u omlaag met de Navi Roller.
57©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
7. Tekstberichten
In het menu Berichten (menu 1) kunt u tekstberichten lezen, in­toetsen en verzenden naar een andere telefoon of naar een e-mailadres of faxnummer, als dit door uw netwerk wordt onder­steund. Wellicht moet u zich eerst abonneren op de tekstberichten­dienst (SMS-dienst) voordat u tekstberichten kunt verzenden.
Tekstberichten lezen
Wanneer u een tekstbericht hebt ontvangen, ziet u in het scherm de indicator en het aantal nieuwe berichten, gevolgd door de tekst
NN berichten ontvangen. 1 Druk op Lezen om het bericht te lezen of druk op Uit als u het
bericht later wilt bekijken.
Als u meerdere nieuwe tekstberichten hebt ontvangen, drukt u op de Navi Roller om het gemarkeerde bericht te lezen.
Een ongelezen bericht later lezen:
Druk op Menu en druk met de Navi Roller op Berichten. Ga naar het gewenste bericht en druk op de Navi Roller om het te lezen. Nadat u het bericht hebt gelezen, wordt het opgeslagen in de map Inbox.
Een gelezen bericht opnieuw bekijken:
Druk op Menu en druk met de Navi Roller op Berichten. Druk vervolgens met de Navi Roller op Inbox. Ga naar het gewenste bericht en druk op de Navi Roller om het gemarkeerde bericht te lezen.
2 Tijdens het lezen van het bericht kunt u op Opties drukken om
door de lijst met opties te bladeren. Selecteer de gewenste optie met de Navi Roller.
U kunt het bericht wissen, beantwoorden, doorzenden, verplaat­sen, bewerken of een andere naam geven.
58
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tekstberichten
U kunt het bericht ook naar de kalender van de telefoon kopiëren als herinnering (Kopiëren naar kal.). Met de optie De- tails kunt u de naam en het telefoonnummer van de afzender, de berichtencentrale en de datum en tijd van ontvangst weergeven.
Zie Speciale verzendopties op pagina 61 als u het bericht wilt doorzenden, bijvoorbeeld naar een faxnummer of een e-mailadres.
Een tekstbericht beantwoorden
1 Druk vanuit het bericht dat u wilt beantwoorden op Opties, ga
naar Antwoorden en druk op de Navi Roller.
2 Ga naar een van de volgende antwoordtypen en druk op de Navi
Roller.
Leeg scherm (het oorspronkelijke bericht wordt niet in het antwoord opgenomen.)
Origineel bericht (het oorspronkelijke bericht wordt in het antwoord opgenomen.)
Standaardantwoord, bijvoorbeeld Bedankt of Gefelici- teerd (het standaardantwoord wordt aan het begin van het antwoord opgenomen.)
Sjabloon (de geselecteerde sjabloon wordt aan het begin van het antwoord opgenomen.)
3 Als u Sjabloon hebt geselecteerd, wordt de lijst met sjablonen
weergegeven. Ga naar de gewenste sjabloon en druk op de Navi Roller.
4 Stel uw antwoord samen, druk op Opties, ga naar Zenden en
druk op OK.
Zie Speciale verzendopties op pagina 61 als u het antwoord naar een faxnummer of een e-mailadres wilt zenden.
59©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Standaardantwoorden en sjablonen
De telefoon biedt een aantal standaardantwoorden (bijvoorbeeld
Bedankt of Gefeliciteerd) en sjablonen (bijvoorbeeld Ik ben in vergadering, bel me later) die u kunt gebruiken
wanneer u een tekstbericht beantwoordt. U kunt ook sjablonen ge­bruiken wanneer u tekstberichten samenstelt.
De lijst met standaardsjablonen bevindt zich in de map Sjablonen van het menu Berichten. U kunt de sjablonen naar wens wijzigen. De oorspronkelijke sjablonen worden hersteld wanneer u Terug naar fabrieksinstellingen (menu 4-6) selecteert.
Tekstberichten intoetsen en zenden
Vanuit het menu Berichten kunt u tekstberichten intoetsen en zenden of uw eigen berichten voor later gebruik opslaan in de map Outbox.
Opmerking: Voordat u een tekstbericht verzendt, moet u er­voor zorgen dat het telefoonnummer van uw berichtencen­trale in de telefoon is opgeslagen (zie “Berichtenopties” op pagina 64). Neem contact op met de netwerkexploitant voor het nummer van de berichtencentrale.
Een tekstbericht intoetsen en verzenden
1 Druk op Menu en vervolgens op Schrijven.
U kunt ook een bericht intoetsen vanuit het menu Berichten. Druk op Opties, ga naar SMS intoetsen en druk opde Navi
Roller.
2 Toets een bericht in van maximaal 160 tekens.
Voor het intoetsen van tekstberichten kunt u de modus voor ge­wone tekstinvoer (aangegeven met ) of de modus voor teks­tinvoer met woordenlijst (aangegeven met ) gebruiken. Zie Tekst intoetsen op pagina 40 voor meer informatie.
60
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tekstberichten
Tip: Als u een van de standaardsjablonen wilt gebruiken, drukt u op Opties. Ga naar Sjabloon invoegen en druk op de Navi Roller. Ga naar de sjabloon die u wilt ge­bruiken en druk op de Navi Roller.
3 Als u het bericht wilt zenden, drukt u op Opties, gaat u naar
Zenden en drukt u op OK. Toets vervolgens het telefoonnum- mer in (of haal dit op uit de telefoonlijst) en druk op OK om het bericht te zenden.
Het verzonden bericht wordt opgeslagen in de map Outbox.
De lijst met opties bevat opties voor het verzenden, opslaan en wis­sen van het bericht dat u intoetst.
Zie Speciale verzendopties op pagina 61 als u het bericht naar een faxnummer of een e-mailadres wilt zenden.
Berichten in de Outbox bekijken:
1 Ga vanuit het menu Berichten naar Outbox en druk op de
Navi Roller.
2 Ga naar het gewenste bericht en druk op de Navi Roller om het
te bekijken.
Speciale verzendopties
Een tekstbericht aan meerdere ontvangers zenden
U kunt een bericht aan meerdere ontvangers zenden. Wanneer u een bericht doorzendt, gebruikt u de optie Meerdere kopieën onder Doorzendopties. Wanneer u een bericht intoetst en verzendt, gebruikt u de optie Meerdere kopieën onder Verzendop- ties.
1 Nadat u het bericht hebt ingetoetst, selecteert u Doorzend-
opties of Verzendopties en kiest u de optie Meerdere kopieën.
2 Ga naar de gewenste naam en druk op OK om het bericht te ver-
zenden.
3 Selecteer de volgende ontvanger en druk op OK.
61©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
4 Wanneer u het bericht aan alle gewenste ontvangers hebt ver-
zonden, drukt u op OK.
Een tekstbericht zenden op basis van berichtprofiel
U kunt een bericht zenden of doorzenden, bijvoorbeeld naar een faxnummer, met behulp van de optie Berichtprofiel onder
Verzendopties of de optie Bericht profiel onder Door- zendopties als dit door uw netwerk wordt ondersteund.
Als u bijvoorbeeld een tekstbericht naar een faxnummer wilt zen­den, moet u eerst een berichtprofiel definiëren onder de berichtin­stellingen voor faxverzendingen. Zie “Berichtenopties” op pagina
64.
Een tekstbericht verzenden aan een faxnummer:
1 Nadat u het bericht hebt ingetoetst, selecteert u Verzendop-
ties of Doorzendopties en kiest u de optie Bericht­profiel.
2 Ga naar het berichtprofiel dat u hebt gedefinieerd voor faxver-
zendingen en druk op de Navi Roller.
3 Toets het faxnummer in of haal het op uit de telefoonlijst en druk
op OK.
Tekstberichten archiveren
Berichtmappen
Alle tekstberichten die in het berichtengeheugen van de telefoon worden opgeslagen, zijn ingedeeld in mappen.
De mappen Inbox en Outbox
Nadat u een binnengekomen tekstbericht hebt gelezen, wordt het bericht opgeslagen in de map Inbox van het menu Berichten.
Wanneer u een bericht hebt ingetoetst en/of verzonden, wordt het bericht opgeslagen in de map Outbox.
62
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tekstberichten
Opmerking: Het knipperende pictogram geeft aan dat het berichtengeheugen vol is. Voordat u nieuwe berichten kunt ont­vangen of verzenden, moet u een aantal oude berichten verwij­deren. Zie Een tekstbericht wissen op pagina 64.
De map Archief en door de gebruiker opgegeven mappen
Als u wilt voorkomen dat bepaalde berichten worden overschreven wanneer het berichtengeheugen vol is of als u de berichten anders wilt ordenen, kunt u een aantal van uw berichten verplaatsen naar de map Archief of kunt u nieuwe mappen voor uw berichten toe­voegen in het menu Berichten.
Een map toevoegen of verwijderen
Een map toevoegen:
1 Druk vanuit het menu Berichten op Opties. 2 Druk op de Navi Roller wanneer Map toevoegen wordt ge-
markeerd.
3 Toets de naam van de nieuwe map in en druk op OK.
Een map verwijderen:
1 Ga vanuit het menu Berichten naar de map die u wilt verwij-
deren en druk op Opties.
2 Ga naar Map verwijderen en druk op de Navi Roller. 3 Druk op OK als Map verwijderen? wordt weergegeven.
Als u een map verwijdert, worden ook alle berichten in de map verwijderd.
Een tekstbericht verplaatsen
1 Ga vanuit het menu Berichten naar de gewenste map en druk
op de Navi Roller. Ga naar het bericht dat u wilt verplaatsen en druk op Opties.
2 Ga naar Verplaatsen en druk op de Navi Roller. Ga vervol-
gens naar de gewenste map en druk op OK.
63©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Een tekstbericht wissen
1 Ga vanuit het menu Berichten naar de map met de berichten
die u wilt wissen en druk op de Navi Roller.
2 Ga naar het bericht dat u wilt wissen, druk op Opties. 3 Druk op de Navi Roller als Wissen wordt gemarkeerd en druk
op OK als de tekst Bericht wissen? verschijnt.
Opmerking: Het knipperende pictogram geeft aan dat het berichtengeheugen vol is. Voordat u nieuwe berichten kunt ontvangen of verzenden, moet u een aantal oude be­richten verwijderen.
Berichtenopties
Vanuit het menu Berichten kunt u de lijst met berichtinstellin­gen openen door op Opties te drukken en Berichtinstell.te kiezen.
De telefoon biedt twee soorten berichtinstellingen: instellingen voor berichtprofielen en algemene instellingen die voor alle tekst­berichten gelden.
Een berichtprofiel is een groep instellingen voor het zenden van tekstberichten. De volgende instellingen zijn als standaardprofiel beschikbaar in het menu Berichtinstell. als u bij het verzen­den geen ander profiel kiest: Nummer van berichtence ntra -
le, Berichten verzenden als en Geldigheid van berichten.
Wanneer u bijvoorbeeld een tekstbericht beantwoordt en Zenden kiest of wanneer u een tekstbericht intoetst en Zenden kiest, wordt automatisch het standaardberichtprofiel gebruikt.
U kunt ook een tekstbericht naar een faxnummer of een e-mailadres zenden (als de netwerkexploitant dit ondersteunt) als u een bericht­profiel hebt gedefinieerd met de juiste instellingen voor fax- of e­mailverzendingen. Zie ook Speciale verzendopties op pagina 61.
64
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Tekstberichten
Algemene instellingen
De volgende berichtinstellingen in het menu Berichtinstell.zijn algemeen voor alle uitgaande tekstbe­richten, ongeacht het gekozen profiel.
Afleverrapporten U kunt het netwerk vragen om afleverrapporten van uw tekstbe­richten te verzenden (netwerkdienst). Een afleverrapport wordt
aangegeven door vóór de berichtkoptekst. Antwoord via zelfde centrale
De ontvanger van het tekstbericht kan een antwoord verzenden via uw eigen berichtencentrale (netwerkdienst).
Berichtprofielen
In het submenu Berichtprofielen van het menu Berich­tinstellingen kunt u de instellingen van een bepaald bericht-
profiel wijzigen volgende functies:
Nummer van berichtencentrale Met dit menu kunt u het telefoonnummer opslaan van de berich­tencentrale die u nodig hebt voor het zenden van tekstberichten.
Berichten verzenden als Voor gewone tekstberichten selecteert u de optie Tekst, voor faxverzendingen selecteert u de optie Fax, enzovoort. U kunt de opties Fax, E-mail en Semafoonopr. alleen gebruiken als uw berichtencentrale de mogelijkheid biedt om de tekstberich­ten in deze formaten om te zetten. Vraag uw netwerkexploitant of deze functie beschikbaar is.
Geldigheid van berichte n Met deze netwerkdienst kunt u instellen hoe lang uw tekstbe-
1
2
. Elk berichtprofiel heeft een submenu met de
1
Het menu met berichtprofielen wordt uitsluitend weergegeven als uw SIM-kaart meerdere sets ondersteunt. Elke set verschijnt in een eigen submenu en kan een eigen naam hebben.
2
Het aantal sets is afhankelijk van hoeveel sets uw SIM-kaart biedt.
65©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
richten in de berichtencentrale aanwezig moeten blijven terwijl verzendpogingen worden uitgevoerd.
Ontvangend telefoonnummer Het nummer dat voor deze optie is opgeslagen, wordt als stan­daardnummer gebruikt voor het verzenden van tekstberichten wanneer dit berichtprofiel wordt geselecteerd.
Naam van dit profiel wijzigen Met deze optie kunt u de naam van een berichtprofiel wijzigen.
66
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Bijzondere functies van de telefoon
8. Bijzondere functies van de telefoon
Kalender (menu 8)
De kalender kunt u gebruiken om u aan een afspraak, een verjaardag of een belangrijk telefoontje te herinneren. U kunt de kalender in­stellen om een waarschuwing te laten horen op het tijdstip dat u een telefoontje moet voeren of naar een vergadering moet.
Opmerking:
is ingeschakeld. Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mo­biele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
Kalenderweergaven
Dagenlijst
Druk op Menu, ga naar Kalender en druk op de Navi Roller om de dagenlijst te openen.
U kunt dag voor dag door de dagenlijst bladeren. In de dagenlijst wordt de datum van elke dag weergegeven en het pictogram voor elk type notitie dat u voor de betreffende dag hebt ingesteld. Zie Een kalendernotitie toevoegen” op pagina 69.
Tip: Door op Overzicht te drukken wordt de wekenlijst geactiveerd. U kunt week voor week door de wekenlijst bla­deren. U kunt de wekenlijst ook openen door op Opties te drukken, Week overzicht te kiezen en op de Navi Roller te drukken.
Tip: In de dagenlijst en de wekenlijst kunt u snel naar een be­paalde datum gaan door de datum in te toetsen met de cij­fertoetsen. Als het vandaag bijvoorbeeld de negende van de maand is, gaat u door een drie in te toetsen naar de derde dag van de volgende maand.
U kunt deze functie alleen gebruiken als de telefoon
67©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Dagweergave
Vanuit de dagenlijst gaat u naar de gewenste dag en drukt u op de Navi Roller om de dagweergave te activeren.
In de dagweergave kunt u bladeren door de notities voor de gese­lecteerde dag.
Notitieweergave
Vanuit de dagweergave gaat u naar de gewenste notitie en drukt u op de Navi Roller om de geselecteerde notitie te openen.
In de notitieweergave kunt u de details van de geselecteerde notitie bekijken.
De lijst met opties voor kalenderweergaven bevat opties voor het maken en zenden (via de berichtencentrale of via IR).
De lijst met opties voor de dagweergave en de notitieweergave be­vat opties voor het wissen, wijzigen en verplaatsen van een notitie. Voor notities van het type Vergader., Oproep en Herinner. is er ook een optie om de notitie naar een andere dag te kopiëren en om de notitie te herhalen (elke dag, elke week, elke twee weken of elk jaar).
Met de optie Instellingen kunt u de datum, tijd, datumnotatie, tijdnotatie en weeknotatie voor de kalender instellen. Met de optie Autom. wissen kunt u de telefoon instellen om oude notities na een bepaalde tijd automatisch te verwijderen. De herhalingsnotities, zoals verjaardagen, worden niet verwijderd.
68
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Bijzondere functies van de telefoon
Een kalendernotitie toevoegen
1 Vanuit de Kalender gaat u met de Navi Roller naar de ge-
wenste datum.
2 Druk op Opties, druk op de Navi Roller wanneer Notit. ma-
ken wordt gemarkeerd.
3 Ga naar een van de volgende notitietypen en druk op de Navi
Roller. Zie pagina 40 voor het intoetsen van letters en cijfers.
Vergader. () Voer de notitie in en druk op OK. Herhaal dit voor de tijd.
Oproep () Toets het gewenste telefoonnummer in of haal het op uit de te­lefoonlijst en druk op OK. Voer vervolgens de naam in en druk op OK. Herhaal dit voor de tijd.
Verjaard. () Voer de naam van de persoon in en druk op OK. Herhaal deze pro­cedure vervolgens voor de geboortedatum en het geboortejaar (optioneel). Als u het geboortejaar invoert, wordt de leeftijd van de betreffende persoon achter de naam weergegeven.
Herinner. () Voer de notitie in en druk op OK.
4 Ga met de Navi Roller naar de gewenste waarschuwingstoon
(met uitzondering van Herinner.) en druk op de Navi Roller.
Als een waarschuwingstoon is ingesteld, wordt dit aangegeven met wanneer u de notities bekijkt.
Berichtgeving van een notitie
De verlichting van de telefoon gaat knipperen, de waarschu­wingstoon klinkt en de notitie wordt weergegeven (ook als de modus Stil is geactiveerd). Als een notitie van het type Oproep wordt weergegeven, kunt u het weergegeven nummer kiezen door
op te drukken. Als u de waarschuwing wilt beëindigen en de
69©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
notitie wilt bekijken, drukt u op Bekijken. Als u de waarschuwing wilt beëindigen zonder de notitie te bekijken, drukt u op Uit.
.Klok (menu 4-1-2)
De telefoon is voorzien van een klok. In het menu Klok (menu 4-1-2) kunt u instellen dat de klok moet worden weergegeven. U kunt de tijd instellen en kiezen uit de 12-uurs- of 24-uursnotatie.
Als klok is ingesteld, wordt de tijd rechtsboven in het scherm weer­gegeven wanneer de telefoon zich in de standby-modus bevindt.
De klok dient ook voor de volgende functies: Berichten (menu 1), Oproep-info (menu 2), Alarmklok (menu 4-1-1) en Kalender (menu
8).
Opmerking: Als de batterij gedurende langere tijd uit de te­lefoon verwijderd is geweest, moet u de tijd mogelijk op­nieuw instellen.
Alarmklok (menu 4-1-1)
In het menu Alarmklok (menu 4-1-1) kunt u de telefoon zodanig instellen dat op een bepaald tijdstip een alarmsignaal klinkt. U kunt dit submenu snel openen door op Menu te drukken, naar Instel- lingen te gaan en op Alarm te drukken.
De alarmklok gebruikt dezelfde tijdnotatie die voor de klok is inge­steld: 12-uurs- of 24-uursnotatie. In de standby-modus geeft de in-
dicator in de kopregel aan dat het alarm is ingesteld. De alarmklok werkt ook als u de telefoon uitschakelt.
Als het alarmtijdstip is aangebroken:
De telefoon laat een waarschuwingstoon horen, de tekst ALARM! wordt weergegeven en de verlichting knippert.
Druk op Stop om het alarm te stoppen. Als u de waarschu­wingstoon een minuut lang laat klinken of op Snooze drukt, stopt het alarm enkele minuten en wordt het opnieuw herhaald.
70
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Bijzondere functies van de telefoon
Opmerking:
terwijl de telefoon is uitgeschakeld, geeft de telefoon een waarschu­wingssignaal. Als u op Stop drukt, wordt u gevraagd of de telefoon weer moet worden geactiveerd voor oproepen. Druk op lefoon te activeren of op Nee om de telefoon uitgeschakeld te laten. Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons ver­boden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren
Als het tijdstip voor het alarmsignaal is aangebroken
Ja om de te-
Calculator (menu 7)
Met de calculator van de telefoon kunt u aftrekken, optellen, ver­menigvuldigen, delen en valuta berekenen.
Opmerking:
is ingeschakeld. Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mo­biele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
Een berekening maken
1 Druk op Menu, ga naar Calculator en druk op Starten of
druk op de Navi Roller.
2 Als in het scherm een 0 wordt weergegeven, kunt u het eerste
cijfer van de berekening intoetsen (druk op voor een deci­maalteken).
3 Als u wilt optellen, drukt u eenmaal op (+ verschijnt), voor
aftrekken drukt u tweemaal op ( - ), voor vermenigvuldigen drukt u driemaal op ( * ) en voor delen drukt u viermaal op
( / ).
U kunt ook op Opties drukken, Optellen, Aftrekken, Vermenigvuldigen of Delen kiezen en op de Navi Roller drukken.
Als u een decimaalteken wilt toevoegen, drukt u op . Als u een negatief getal wilt intoetsen, toetst u eerst het getal in en drukt u vervolgens op Opties. Ga naar Teken wijzigen en druk op de Navi Roller.
4 Toets het tweede getal in.
U kunt deze functie alleen gebruiken als de telefoon
71©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Herhaal stap 3 en 4 zo vaak als nodig is.
5 Als u het eindtotaal wilt weergeven, drukt u op Opties, gaat u
naar Uitkomst en drukt u nogmaals op de Navi Roller.
6 Als u een nieuwe berekening wilt maken, moet u eerst Wis
ingedrukt houden.
Opmerking: De nauwkeurigheid van deze calculator is be­perkt en er kunnen afrondingsfouten optreden, met name in lange delingen.
Valutas omrekenen
De wisselkoers instellen
1 Druk vanuit het menu Calculator op Opties. 2 Ga met de Navi Roller naar Wisselkoers en druk op OK. 3 Kies Vreemde val. uitged rukt in eigen valuta of
Eigen valuta ui tged rukt in v reemd e valuta, afhan- kelijk van de gewenste valutaconversie, en druk op de Navi Rol­ler.
4 Voer de juiste wisselkoers in en druk op OK (druk op voor
een decimaalteken).
Valutas omrekenen
1 Nadat u de wisselkoers hebt ingesteld, voert u het getal in dat
moet worden omgerekend (druk op voor een decimaalte­ken).
2 Druk op
Opties, kies Naar eigen of Naar vreemde en druk
op de Navi Roller.
Het omgerekende bedrag wordt weergegeven.
72
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Spelletjes (menu 6)
9. Spelletjes (menu 6)
De Nokia 7110 bevat vier spelletjes: Snake II, Rotation, Racket en Opposite.
Opmerking
van deze functie. Schakel de telefoon niet in wanneer het gebruik van draadloze telefoons is verboden of wanneer het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Een nieuw spelletje starten:
1 Druk op Menu, ga naar het menu Spelletjes en druk op
Spelen. Ga vervolgens naar het gewenste spelletje en druk op de Navi Roller.
2 In Rotation, Racket en Opposite selecteert u de optie
Nieuw spel. Bij Snake II selecteert u de optie 1 speler.
Een spel voor 2 spelers starten:
U kunt Snake II ook spelen via the IR-poort van uw telefoon met een persoon die over hetzelfde spel op een compatibele telefoon be­schikt. Voordat u het spel voor twee spelers start, moet u ervoor zor­gen dat de IR-poorten van beide apparaten naar elkaar toe zijn gericht. Zie Gegevens verzenden via IR” op pagina 87.
Beide spelers moeten de optie 2 spelers selecteren om het spel te starten.
: De telefoon moet zijn ingeschakeld voor het gebruik
Opties voor spelletjes
Gebruik de optie Instructies om het spel te leren spelen. Gebruik de optie Niveau om de moeilijkheidsgraad van het spel te
selecteren. Gebruik de optie Topscore om de hoogste score weer te geven.
U kunt het spel onderbreken door op een van beide selectietoetsen te drukken en u hervat een onderbroken spel met de optie Doorgaan.
73©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Instellingen voor spelletjes
U kunt de verlichting van spelletjes in- of uitschakelen via het sub­menu Instellingen van het menu Spelletjes.
74
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Diensten (menu 10)
10. Diensten (menu 10)
De telefoon ondersteunt diensten op basis van het WAP (Wireless Application Protocol). Vanuit het menu Diensten hebt u toegang tot diensten die door uw netwerk worden ondersteund, zoals het nieuws, het weer, vluchttijden, woordenlijsten, enzovoort. In het menu Diensten kunt u adressen van de diensten opslaan als bookmark. U kunt de diensten dan gebruiken via de optie Book- marks.
De inhoud van een dienst is afhankelijk van de aanbieder van de dienst. Voor het gebruik van een dienst volgt u de instructies van de aanbieder.
Voordat u de diensten via uw telefoon kunt gebruiken, moet u de vereiste verbindingsinstellingen opslaan. De netwerkexploitant kan u bepaalde of alle vereiste instellingen toezenden als een OTA (Over The Air)-bericht. Nadat u de instellingen hebt opgeslagen, kunt u deze gebruiken of wijzigen zoals hieronder wordt beschreven.
De telefoon biedt verschillende verbindingssets waaronder u de ge­wenste verbindingsinstellingen kunt opslaan. U kunt de gewenste verbindingsinstellingen vervolgens gebruiken door de betreffende verbindingsset te activeren.
Voor elke verbindingsset kunt u een homepage-adres opslaan. U kunt de homepage-dienst van de geselecteerde verbindingsset snel activeren door op Home te drukken vanuit het menu Diensten.
Verbindingsinstellingen voor een verbindingsset opslaan en bewerken, en een verbindingsset activeren
1 Druk op Menu, ga naar Diensten en druk op de Navi Roller. 2 Ga naar Instellingen en druk op de Navi Roller.
3 Druk op de Navi Roller wanneer
Verbindingsinstellingen wordt weergegeven.
4 Ga naar de gewenste verbinding en druk op Opties.
5 Als u de verbindingsset wilt activeren, drukt u op de Navi Roller
als Activere n is gemarkeerd. Ga naar Bewer ken en druk op
75©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
de Navi Roller als u de instellingen van de verbindingsset wilt wijzigen.
Tip: Met de instelling Nieuwe naam kunt u de gewenste naam voor de verbindingsset instellen.
6 Als u Bewerken hebt geselecteerd, kunt u de gewenste verbin-
dingsinstellingen opslaan of wijzigen.
Homepage Sla het gewenste homepage-adres op Type verbinding Kies Doorlopend of Tijdelijk Verbinding Schakel de verbindingsbeveiliging in of
beveiligen uit. Als de verbindingsbeveiliging is
ingeschakeld, zoekt de telefoon naar een beveiligde lijn als deze dienst is ingeschakeld. Als geen beveiligde lijn beschikbaar is, wordt geen verbinding gemaakt. Als u toch verbinding wilt maken met een onbeveiligde lijn, moet u de verbind­ingsbeveiliging uitschakelen.
Drager Kies SMS of Data Als SMS is geselecteerd als drager, zijn de volgende instellingen
beschikbaar: Servernummer en Dienstnum mer. Als Data is geselecteerd als drager, zijn de volgende instellingen
beschikbaar: Inbelnummer, IP-adres, Legalis atie -
type, Type dataoproep, Snelheid dataoproep, Ge­bruikersnaam en Wachtwoord.
Een homepage-adres opslaan:
Voor elke verbindingsset kunt u een homepage-adres opslaan.
1 Druk op Menu, ga naar Diensten en druk op de Navi Roller. 2 Ga naar Instellingen en druk op de Navi Roller.
3 Druk op de Navi Roller wanneer
Verbindingsinstellingen wordt weergegeven.
4 Ga naar de gewenste verbindingsset en druk op Opties. Ga ver-
volgens naar Bewerken en druk op de Navi Roller.
76
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Diensten (menu 10)
5 Druk op de Navi Roller wanneer Homepage wordt weergegeven. 6 Toets het homepage-adres in en druk op OK.
Tip: U kunt de homepage-dienst van de geactiveerde verbin-
dingsset snel openen door op Home te drukken vanuit het menu Diensten.
Een dienst opslaan als bookmark:
1 Druk op Menu, ga naar Diensten en druk op de Navi Roller. 2 Ga naar Bookmarks en druk op de Navi Roller. 3 Druk op Opties en druk op de Navi Roller als Bookm. toe-
voegen wordt weergegeven
4 Voer het adres van de gewenste dienst in en druk op OK. Geef een
naam voor de dienst op en druk op OK.
Tip: Terwijl u door een dienst bladert, kunt u de dienst op­slaan als bookmark door op Opties te drukken en Book- marks te selecteren. Vervolgens drukt u op Opties en selecteert u Opsln als bookm.
Een als bookmark opgeslagen dienst gebruiken:
1 Druk op Menu, ga naar Diensten en druk op de Navi Roller. 2 Ga naar Bookmarks en druk op de Navi Roller.
3 Ga naar de gewenste bookmark en druk op de Navi Roller om de
dienst te bekijken.
U kunt alleen verbinding maken met als bookmark opgeslagen diensten die gebruikmaken van de verbindingsinstellingen van de geactiveerde verbindingsset.
Tijdens het bladeren door een dienst kunt u op Opties drukken om de huidige lijst met beschikbare opties weer te geven. Als u bijvoor­beeld nummers uit de huidige dienst wilt ophalen, kiest u de optie Gebruik nummer.
De cache leegmaken:
De gegevens en diensten waartoe u toegang zoekt, worden opgesla­gen in de cache van de telefoon. Een cache is een buffergeheugen waarin gegevens tijdelijk worden opgeslagen.
77©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Opmerking: Als u toegang hebt gezocht tot vertrouwelijke gegevens waarvoor een wachtwoord vereist was (bijvoor­beeld uw bankrekening), maakt u om de veiligheid te waar­borgen eerst de cache van de telefoon leeg voordat u het toestel weer gebruikt.
1 Druk op Menu, ga naar Diensten en druk op de Navi Roller. 2 Ga naar Cache leegmaken en druk op de Navi Roller.
Beveiligingscertificaten
Voor bepaalde diensten hebt u een beveiligingscertificaat nodig. Nadat u het vereiste beveiligingscertificaat hebt opgehaald van het Internet, kunt u het certificaat bekijken en vervolgens opslaan of wissen. Als u het certificaat opslaat, wordt het toegevoegd aan de lijst met certificaten onder het menu Diensten.
De lijst met beveiligingscertificaten weergeven: 1 Druk op Menu, ga naar Diensten en druk op de Navi Roller.
2 Ga naar Instellingen en druk op de Navi Roller. 3 Ga naar Beveiligingscertificaat en druk op de
Navi Roller.
Opmerking: Wanneer u toegang zoekt tot een (verbindinglo-
ze) beveiligde sessie-dienst op basis van WAP, wordt het be­veiligingspictogram weergegeven in de linkerbovenhoek
van het scherm. Als het beveiligingspictogram wordt weerge­geven, is de datatransmissie tussen de telefoon en de gate­way (aangeduid door het IP-adres in de Verbindingsinstellinge n) gecodeerd en beveiligd. Het beveiligingspictogram wil echter niet zeggen dat de da­tatransmissie tussen de gateway en server (plaats waar de opgevraagde bron is opgeslagen) beveiligd is. Het is de taak van de netwerkexploitant om de datatransmissie tussen de gateway en server te beveiligen.
78
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Instellingen (menu 4)
11. Instellingen (menu 4)
Vanuit het menu Instellingen kunt u een aantal instellingen van telefoonfuncties en beveiligingsfuncties wijzigen.
Tijdsinstellingen (menu 4-1)
Zie Alarmklok (menu 4-1-1) op pagina 70.
Zie .Klok (menu 4-1-2) op pagina 70.
Oproepinstellingen (menu 4-2)
Opnemen via elke toets (menu 4-2-1)
Als deze functie is ingeschakeld, kunt u een inkomende oproep be­antwoorden door kort op een willekeurige toets te drukken, met uit-
zondering van de toetsen en .
Automatisch herhalen (menu 4-2-2)
Als de functie Automatisch herhalen is ingeschakeld, doet uw tele­foon na een mislukte oproeppoging maximaal tien pogingen om verbinding met een telefoonnummer te maken.
Snelkeuze (menu 4-2-3)
Als de functie Snelkeuze is ingeschakeld, kunt u de namen en te­lefoonnummers die zijn toegewezen aan de snelkeuzetoetsen tot en met bellen door de bijbehorende cijfertoets ingedrukt te houden. Zie “Snelkeuze” op pagina 51 en Een telefoonnummer toe­kennen aan een snelkeuzetoets” op pagina 51.
Wachtfunctie-opties (menu 4-2-4)
Wanneer deze netwerkdienst is geactiveerd, wordt u gewaarschuwd als er een nieuwe binnenkomende oproep is terwijl u een gesprek voert. Zie “Wachtfunctie” op pagina 28.
79©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Lijn uitgaande oproepen (menu 4-2-5)
U kunt de SIM-kaart gebruiken met twee abonneenummers, oftewel telefoonlijnen. Dit is echter een netwerkdienst en deze functie is uitsluitend beschikbaar als de SIM-kaart dit ondersteunt.
Vanuit dit menu kunt u zelf de gewenste lijn selecteren voor het bel­len van een nummer. Oproepen op beide lijnen kunnen echter altijd worden beantwoord, ongeacht welke lijn is geselecteerd.
Als u lijn 2 selecteert en niet op deze netwerkdienst bent geabonneerd, kunt u geen gesprekken voeren. U kunt deze menufunctie vergrendelen met de optie Blokkeren in de lijst met opties.
Samenvatting na oproep (menu 4-2-6)
Wanneer u deze functie inschakelt, worden kort de duur en de kos­ten van het laatste gesprek weergegeven (netwerkdienst).
Fax- of data-oproep (menu 4-2-7)
Vanuit dit menu kunt u een fax- of data-oproep genereren. Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u de IR-poort van de telefoon activeren in menu 9 of de telefoon aansluiten op een compatibel apparaat (bijvoorbeeld een fax).
Tip: Met de optie Fax, data, spraak kunt u tijdens een gesprek overschakelen van de spraakmodus op de datamodus (of faxmodus). Druk op Opties, selecteer Spraak- mo- dus of Data-modus (of Fax- modus) en druk op OK.
Eigen nummer zenden (Menu 4-2-8)
Met deze netwerkfunctie kunt u instellen dat uw telefoonnummer moet worden weergegeven of verborgen voor de persoon die u belt. Met Netwerkinstelling wordt de telefoon ingesteld op de standaardinstelling, Aan of Uit, die u bent overeengekomen met uw netwerkexploitant.
Opmerking: De nummering van de menus Samenvatting
na oproep, Fax- of data-oproep en Eigen num- mer zenden kan variëren. Als uw SIM-kaart de functie Lijn uitgaande oproepen niet ondersteunt, is Samenvatting
80
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Instellingen (menu 4)
na oproep menu 4-2-5, Fax- of data-oproep menu 4-2­6 en Eigen nummer zenden menu 4-2-7.
Telefooninstellingen (menu 4-3)
Taal (menu 4-3-1)
In dit menu kunt u de taal selecteren voor de tekst die in het scherm verschijnt. Zie Taal van schermtekst instellen op pagina 38.
Celinformatie (menu 4-3-2)
In dit menu kunt u de telefoon zodanig instellen dat deze aangeeft wanneer de telefoon in een cellulair netwerk wordt gebruikt dat op MCN (Micro Cellular Network)-technologie is gebaseerd (netwerk­dienst).
Welkomsttekst (menu 4-3-3)
In dit menu kunt u een bericht intoetsen dat kort wordt weergege­ven wanneer de telefoon wordt ingeschakeld.
Netwerk kiezen (menu 4-3-4)
Het netwerk kan automatisch of handmatig worden geselecteerd.
In de automatische modus selecteert de telefoon automatisch een van de cellulaire netwerken die in uw regio beschikbaar zijn.
In de handmatige modus wordt een lijst van beschikbare netwerken weergegeven en kunt u zelf het netwerk selecteren dat u wilt ge­bruiken als dit netwerk een registratieovereenkomst met uw eigen netwerkexploitant heeft. Als dit niet het geval is, wordt de tekst Geen toegang weergegeven en moet u een ander netwerk kiezen De telefoon blijft in de handmatige modus totdat de automatische modus wordt geselecteerd of een andere SIM-kaart in de telefoon wordt geplaatst.
Rollerfunctie (menu 4-3-5)
Door vanuit de standby-modus op de Navi Roller te drukken, wordt het menu van de Rollerfunctie geactiveerd. Standaard hebt u via het menu van de Rollerfunctie toegang tot de lijst met namen en num­mers in de telefoonlijst (Telefoonlijst).
81©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
U kunt het menu van de Rollerfunctie instellen voor toegang tot een van de volgende functies:
Telefoonlijst (toegang tot de namen en nummers die in de telefoonlijst zijn opgeslagen), Beknopt menu (snel toegang tot de volgende menu’s: Berichten, Kalender, Profielen, Tele-
foonlijst en Volledig menu), Snelkeuzes, Ge beld e nummers of Profielen.
SIM-dienstactie bevestigen (menu 4-3-6)
Zie SIM-diensten” op pagina 86.
Communicatie-instellingen (menu 4-4)
Infodienst (menu 4-4-1)
Met deze netwerkdienst kunt u van uw netwerkexploitant berichten ontvangen over een aantal items (zoals het weer of verkeersinfor­matie). Vraag uw netwerkexploitant welke items beschikbaar zijn en wat de nummers daarvan zijn.
Door dit menu in te stellen op Aan, ontvangt u berichten over de actieve items. U kunt de lijst met items bewerken en items als actief of niet-actief markeren.
Index haalt een lijst met beschikbare onderwerpen op bij het net­werk. Door Items te selecteren, kunt u een item Toevoegen aan de lijst met items. Toets het itemnummer en de naam in. U kunt de lijst met items ook Bewerken of Wissen.
Selecteer Taal om de taal voor de berichten in te stellen. Alleen berichten in de geselecteerde taal worden weergegeven.
Tip: U kunt de berichten van de infodienst opslaan in de map
Archief of in een map die u zelf hebt toegevoegd.
Luisteren naar voicemail (menu 4-4-2)
Wanneer u dit submenu opent, wordt automatisch uw voicemail ge­beld op het telefoonnummer dat is opgeslagen in menu 4-4-3.
82
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Instellingen (menu 4)
Voicemail is een netwerkdienst, waarop u zich mogelijk eerst moet abonneren.
Tip: U kunt snel uw voicemail bellen door ingedrukt te houden wanneer het scherm leeg is.
Tip: Wanneer de linkerselectietoets zich in de modus Luistr bevindt, drukt u op de toets om het voicemail-num­mer te bellen.
Nummer voicemailbox (menu 4-4-3)
In dit submenu kunt u uw voicemail-nummer opslaan en wijzigen. Voicemail is een netwerkdienst. Neem contact op met de netwer­kexploitant voor meer informatie en voor het voicemail-nummer.
Opdrachteneditor (menu 4-4-4)
Vanuit dit submenu verzendt u serviceaanvragen (zoals activeringsop­drachten voor netwerkdiensten) naar de netwerkexploitant. Neem con­tact op met uw netwerkexploitant voor meer informatie.
Beveiligingsinstellingen (menu 4-5)
Uw telefoon is voorzien van een veelzijdig beveiligingssysteem waarmee u onbevoegd gebruik van de telefoon of de SIM-kaart kunt tegengaan. Zie “Beveiligings-instellingen” op pagina 89.
PIN-code vragen (menu 4-5-1)
In dit menu kunt u de telefoon zodanig instellen dat deze naar de PIN-code van uw SIM-kaart vraagt als de telefoon wordt ingescha­keld. U hebt de PIN-code nodig om dit in te stellen.
Opmerking
code niet worden uitgeschakeld
: Bij sommige SIM-kaarten kan het vragen om de PIN-
Oproepen blokkeren (menu 4-5-2)
Met deze netwerkdienst kunt u inkomende en uitgaande oproepen beperken. Voor het gebruik van deze functie is een blokkerings­wachtwoord vereist.
83©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
U kunt een van de volgende belrestricties selecteren:
Uitgaande oproepen om alle uitgaande oproepen te
blokkeren
Internationale oproepen om alle oproepen naar het
buitenland te blokkeren wanneer u zich in uw eigen land bevindt
Internationaal be halve naar eigen land om alle
oproepen naar het buitenland te blokkeren behalve oproepen naar uw eigen land wanneer u zich in het buitenland bevindt
Inkomende oproepen om alle inkomende oproepen te
blokkeren
Inkomende oproepen in buitenland om alle inko-
mende oproepen te blokkeren wanneer u zich in het buiten­land bevindt
Voor elk van de bovenstaande instellingen kunt u de optie Acti- veren, Annuleren of Status controleren (om alle typen blokkering weer te geven) kiezen.
In het submenu Alle blokkeringen annuleren kunt u alle belrestricties annuleren.
Opmerking:
mige netwerken mogelijk nog wel bepaalde alarmnummers worden
gekozen (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Wanneer gesprekken zijn geblokkeerd, kunnen in som-
Vaste nummers (menu 4-5-3)
U kunt uw uitgaande oproepen beperken tot bepaalde telefoon­nummers, als dit door uw SIM-kaart wordt ondersteund. Voor het opslaan en bewerken van nummers in de lijst hebt u de PIN2-code nodig.
Opmerking:
kunnen in sommige netwerken mogelijk nog wel bepaalde alarm-
nummers worden gekozen (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel
alarmnummer).
Wanneer de functie Vaste Nummers is ingeschakeld,
Closed user group (menu 4-5-4)
Met deze netwerkdienst kunt u oproepen beperken tot oproepen naar en van een geselecteerde groep mensen. Netwerkstandrd
84
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Instellingen (menu 4)
stelt u de telefoon zodanig in dat de groep wordt gebruikt die de ei­genaar van de SIM-kaart is overeengekomen met de netwerkexploi­tant. De besloten gebruikersgroep wordt aangeduid met het
pictogram .
Opmerking:
gebruikers, kunnen in sommige netwerken mogelijk nog wel bepaal­de alarmnummers worden gekozen (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Wanneer gesprekken zijn beperkt tot gesloten groepen
Beveiligingsniveau (menu 4-5-5)
In dit menu kunt u het beveiligingsniveau van de telefoon inscha­kelen om ongeoorloofd gebruik van de telefoon te voorkomen. U hebt de beveiligingscode nodig om het beveiligingsniveau in te stel­len. Zie De telefoon beveiligen met de beveiligingscode op pagina
90.
Opmerking: Als u het beveiligingsniveau wijzigt, worden alle automatisch geregistreerde telefoonnummers gewist.
Toegangscodes wijzigen (menu 4-5-6)
Met dit menu kunt u de toegangscodes wijzigen: de beveiligingsco­de, de PIN-code en de PIN2-code. Deze codes kunnen alleen uit de cijfers 0 t/m 9 bestaan. U wordt gevraagd de huidige code en de nieuwe code in te toetsen en om de nieuwe code te controleren.
Opmerking:
van alarmnummers, zoals 112, om te voorkomen dat u per ongeluk het alarmnummer kiest.
Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken
Terug naar fabrieksinstellingen (menu 4-6)
In dit menu kunt u de menu-instellingen op de oorspronkelijke waarden terugzetten. Hiervoor hebt u de beveiligingscode nodig.
85©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
12. SIM-diensten
Naast de functies die in de telefoon zelf beschikbaar zijn, kan uw SIM-kaart extra diensten bieden die u kunt activeren in menu 11. Menu 11 wordt uitsluitend weergegeven als dit door de SIM-kaart wordt ondersteund. De naam en inhoud van het menu zijn volledig afhankelijk van de beschikbare diensten.
U kunt de telefoon instellen op het tonen van de bevestigingsbe­richten die tussen uw telefoon en het netwerk worden uitgewisseld bij gebruik van de SIM-kaartdiensten. Hiervoor selecteert u de optie Vragen in menu 4-3-6 (SIM-dienstactie b evestigen ?) te selecteren.
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart (bijvoorbeeld uw net­werkexploitant, service provider of andere leverancier) voor be­schikbare SIM-diensten, tarieven en informatie over het gebruik van SIM-diensten.
Opmerking: Voor het activeren van deze diensten moet u mogelijk een tekstbericht (SMS) verzenden of een betaalde telefonische op­roep maken.
86
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Gegevens verzenden
13. Gegevens verzenden
Gegevens verzenden via IR
Via de IR-poort van de telefoon kunt u gegevens zoals visitekaartjes (namen en nummers die in de telefoonlijst zijn opgeslagen) en ka­lendernotities, verzenden naar of ontvangen van een compatibele telefoon of een apparaat (bijvoorbeeld een computer).
Gegevens verzenden of ontvangen via IR:
1 Zorg ervoor dat de IR-poorten van het verzendende en het ont-
vangende apparaat naar elkaar toe gericht zijn en dat zich tus­sen deze apparaten geen obstakels bevinden. De aanbevolen afstand tussen beide apparaten is ten hoogste één meter.
2 Wanneer u gegevens ontvangt via IR, activeert u de IR-poort van
de telefoon door het menu Infrarood (menu 9) te openen.
3 De gebruiker van het zendende apparaat selecteert vervolgens de
gewenste IR-functie om de datatransmissie te starten.
Als de datatransmissie niet binnen twee minuten na het active­ren van de IR-poort wordt gestart, wordt de verbinding verbro­ken en moet u opnieuw beginnen.
Opmerking:
Uw telefoon is een Class 1 Laser Product.
87©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
De status van een IR-verbinding controleren
De status van een IR-verbinding wordt aangegeven door .
Wanneer onafgebroken wordt weergegeven, is de IR-verbin-
ding geactiveerd en is de telefoon gereed om gegevens te ver­zenden of ontvangen via de IR-poort.
Wanneer niet wordt weergegeven, is er geen IR-verbinding.
Wanneer knippert, probeert de telefoon verbinding te maken
met het andere apparaat of is de IR-verbinding verbroken.
OTA (Over The Air)-transmissie
U kunt bepaalde gegevens, zoals visitekaartjes, kalendernotities en groepspictogrammen voor bellergroepen, verzenden en ontvangen via de OTA (Over the Air)-dienst als het netwerk dit ondersteunt. Daarnaast kunt u OTA-beltonen en OTA-operatorlogos ontvangen.
U ontvangt de verzonden gegevens als een tekstbericht. Vervolgens kunt u de gegevens bekijken (of afspelen als u een beltoon hebt ont­vangen), verwijderen of opslaan.
Tip: Als u via IR of OTA een beltoon ontvangt, kunt u vijf per-
soonlijke beltonen opslaan in de lijst met beltonen.
88
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Beveiligings-instellingen
14. Beveiligings­instellingen
Het toetsenbord vergrendelen
Met de toetsenbordvergrendeling kunt u het toetsenbord van de te­lefoon tijdelijk vergrendelen om te voorkomen dat toetsen onbe­doeld worden ingedrukt (bijvoorbeeld wanneer de telefoon zich in uw zak of handtas bevindt).
Het toetsenbord vergrendelen:
Sluit de schuifklep en druk op Blokkeer. verschijnt boven-
in het scherm.
Het toetsenbord ontgrendelen:
Open de schuifklep.
Als u het toetsenbord wilt vergrendelen zonder de schuifklep te slui­ten, drukt u eerst op Menu en vervolgens binnen drie seconden op
. Als u het toetsenbord wilt ontgrendelen, drukt u op
Vrijgev.en vervolgens binnen drie seconden op of op OK.
Opmerking:
is geprogrammeerd in het geheugen van uw telefoon (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Mogelijk kunt u nog wel het alarmnummer kiezen dat
De SIM-kaart beveiligen met de PIN-code
U kunt uw SIM-kaart beveiligen door de telefoon zodanig in te stel­len dat deze naar de PIN-code van uw SIM-kaart vraagt als de tele­foon wordt ingeschakeld. Hiervoor moet u de menufunctie PIN- code vragen (menu 4-5-1) instellen op Aan.
89©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
De PIN-code wordt gewoonlijk bij de SIM-kaart geleverd. Als dit niet het geval is, neemt u contact op met de netwerkexploitant U kunt de PIN-code wijzigen in het menu Toegangscodes wijzigen (menu 4-5-6).
Opmerking: Als u driemaal na elkaar een onjuiste PIN-code invoert, wordt de SIM-kaart geblokkeerd en moet u de PUK­code invoeren om de blokkering van de SIM-kaart op te hef­fen. Zie “Toegangscodes”.
De telefoon beveiligen met de beveiligingscode
U kunt de telefoon tegen onbevoegd gebruik beveiligen met de be­veiligingscode. Hiervoor moet u de menufunctie Beveiligings- niveau (menu 4-5-5) instellen op Telefoon of Gehe ugen .
Wanneer deze functie is ingesteld op Telefoon, wordt om de
beveiligingscode gevraagd zodra een nieuwe SIM-kaart in de te­lefoon wordt geplaatst. Wanneer deze functie is ingesteld op Geheugen, is de beveiligingscode benodigd om de interne tele­foonlijst van de telefoon te openen.
De beveiligingscode is ook benodigd voor een aantal andere func­ties, bijvoorbeeld om de telefoonlijst te wissen of om de fabrieksin­stellingen te herstellen.
De beveiligingscode wordt gewoonlijk bij de telefoon geleverd (op een sticker). Neem contact op met uw dealer als dit niet het geval is.
De fabrieksinstelling voor de beveiligingscode is 12345. Wijzig de code in menu 4-5-6, Toegangscodes wijzigen. Houd de nieuwe code geheim en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de telefoon.
Opmerking: Als u vijfmaal na elkaar een onjuiste beveili­gingscode invoert, wordt de telefoon geblokkeerd en accep­teert deze de volgende vijf minuten geen juiste beveiligingscode.
90
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Beveiligings-instellingen
Tip: Als uw netwerk dit ondersteunt, kunt u tevens de inko­mende en uitgaande oproepen beperken. Zie ook Oproepen blokkeren (menu 4-5-2), Vaste nummers (menu 4-5-
3) en Closed user group (menu 4-5-4) in het hoofdstuk Instellingen.
Toegangscodes
De toegangscodes kunnen worden gebruikt om de telefoon en de SIM-kaart te beveiligen tegen onbevoegd gebruik. Sommige toe­gangscodes zijn ook benodigd voor het gebruik van bepaalde func­ties. U kunt de toegangscodes (met uitzondering van de PUK- en PUK2-code) wijzigen met menu 4-5-6. Zie “Beveiligingsinstellingen (menu 4-5)” op pagina 83.
Beveiligingscode (5 cijfers)
Zie De telefoon beveiligen met de beveiligingscode op pagina 90.
PIN-code (4 tot 8 cijfers)
Zie De SIM-kaart beveiligen met de PIN-code op pagina 89.
PIN2-code (4 tot 8 cijfers)
De PIN2-code die bij sommige SIM-kaarten geleverd wordt, is nodig om toegang te krijgen tot bepaalde functies, zoals kostentellers. Deze functies zijn alleen beschikbaar als ze worden ondersteund door de SIM-kaart.
Als u driemaal na elkaar een onjuiste PIN2-code invoert, kunt u de functies waarvoor de PIN2-code is benodigd pas gebruiken nadat u de PUK2-code hebt ingevoerd.
PUK-code (8 cijfers)
De PUK (Personal Unblocking Key)-code is nodig om een geblok­keerde PIN-code te wijzigen. De PUK-code kan bij de SIM-kaart meegeleverd zijn. Als dit niet het geval is, kunt u de netwerkexploi­tant om de code vragen.
91©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Als u tienmaal na elkaar de onjuiste PUK-code invoert, is de SIM­kaart ongeldig. Neem contact op met uw netwerkexploitant voor een nieuwe kaart.
PUK2-code (8 cijfers)
De PUK2-code die bij sommige SIM-kaarten geleverd wordt, is no­dig om een geblokkeerde PIN2-code te wijzigen.
Als u tienmaal na elkaar de onjuiste PUK2-code invoert, kunt u de functies waarvoor de PIN2-code benodigd is niet gebruiken. Neem contact op met de netwerkexploitant voor een nieuwe kaart als u deze functies wilt gebruiken.
Blokkeerwachtwoord
Het blokkeringswachtwoord is benodigd voor het gebruik van het menu Oproepen blokkeren (menu 4-5-2). Neem contact op met de netwerkexploitant voor het wachtwoord.
92
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Naslaginformatie
15. Naslaginformatie
Batterijen en laders gebruiken
Zie De batterij opladen op pagina 14 voor informatie over het opla­den en ontladen van de batterij.
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de telefoon en laad de batterijen alleen op met de laadapparaten die zijn goedgekeurd door de fabrikant.
De capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas optimaal benut nadat de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en ontladen.
De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen maar na verloop van tijd treedt slijtage op. Wanneer de gebruiksduur (gespreks­tijd en standby-tijd) aanzienlijk korter is dan normaal, is het beter een nieuwe batterij te kopen.
Als u een laadapparaat niet gebruikt, moet u de stekker uit het stopcon­tact halen. Laat de batterij nooit langer dan een week in een laadappa­raat zitten omdat de gebruiksduur van de batterij kan afnemen wanneer deze wordt overladen. Als een volledig opgeladen batterij niet wordt ge­bruikt, wordt deze na verloop van tijd automatisch ontladen.
NiMH-batterijen gaan langer mee en geven betere resultaten als u ze re­gelmatig volledig ontlaadt door de telefoon aan te laten staan totdat deze zichzelf uitschakelt (of door de batterijontlader van een goedge­keurde accessoire te gebruiken). Probeer de batterij nooit op andere ma­nieren te ontladen.
Extreme temperaturen zijn van invloed op de oplaadcapaciteit van de batterij: laat de batterij eerst afkoelen of warmer worden.
Wanneer de batterij bijna leeg is en nog slechts een paar minuten ge­sprekstijd resteren, klinkt een waarschuwingssignaal en wordt de tekst
Batterij bijna leeg kort weergegeven. Wanneer geen ge-
sprekstijd meer resteert, wordt de tekst ven, klinkt een waarschuwingssignaal en wordt de telefoon automatisch uitgeschakeld.
Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze bestemd is.
Gebruik nooit een beschadigde of versleten oplader of batterij.
Batterij leeg weergege-
93©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij. Dit kan bijvoor­beeld gebeuren wanneer u een reservebatterij in een tas of jaszak hebt tezamen met een metalen voorwerp (zoals een munt, paperclip of pen) dat in direct contact komt met de poolklemmen van de batterij (de me­talen strips aan de achterzijde). Kortsluiting veroorzaakt schade aan de batterij of aan het voorwerp.
De capaciteit en de levensduur van batterijen nemen af wanneer u deze in extreem warme of koude temperaturen bewaart (zoals in een afgeslo­ten auto in de zomer of in de vrieskou). Probeer ervoor te zorgen dat de omgevingstemperatuur van de batterij altijd tussen de 15°C en 25°C ligt. Een telefoon met een extreem warme of koude batterij kan gedurende bepaalde tijd onbruikbaar zijn, zelfs wanneer de batterij volledig is op­geladen. De prestaties van NiMH-batterijen zijn beduidend minder in temperaturen onder de -10°C. De prestaties van Li-Ion-batterijen zijn beduidend minder in temperaturen onder de -0°C.
Gebruikte batterijen moeten worden aangeboden voor hergebruik of op de voorgeschreven manier worden afgevoerd en mogen niet bij het huis­vuil worden gegooid.
Gooi batterijen nooit in vuur!
Accessoires en batterijen
Deze apparatuur is bedoeld voor gebruik met de volgende voedingsbronnen: ACP-7, ACP-8, LCH-9, DCH-8 en DCH-9. Gebruik op andere manieren maakt eventuele goedkeuringen op deze apparatuur ongeldig en kan gevaarlijk zijn. Vraag uw leverancier naar de beschikbare goedgekeurde accessoires.
Waarschuwing! Gebruik alleen batterijen, laders en accessoires
die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de telefoon voor gebruik met dit type telefoon. Het gebruik van andere types doet de goed­keuring en garantie vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn.
Als u het snoer van een accessoire losmaakt, moet u aan de stekker trekken, niet aan het snoer.
Belangrijke veiligheidsinformatie
Verkeersveiligheid
Gebruik geen telefoon terwijl u een auto bestuurt. Als u een telefoon wilt gebruiken, moet u de auto eerst parkeren voordat u een gesprek begint. Be-
94
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Naslaginformatie
waar de telefoon altijd in de houder; leg de telefoon niet op de passagiers­stoel of op een plaats waar de telefoon los kan raken bij een botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
Op openbare wegen is het gebruik van een waarschuwingsapparaat om de lichten of de claxon van een auto te bedienen niet toegestaan. Verkeersvei­ligheid heeft altijd voorrang!
Gebruiksomgeving
Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn en schakel de telefoon altijd uit op plaatsen waar het verboden is deze te gebruiken of waar het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Wanneer u de telefoon of een accessoire op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
Wij wijzen u erop dat het, net als bij andere mobiele radiozendapparatuur, voor de juiste werking van het apparaat en voor de veiligheid van het perso­neel raadzaam is om alleen normaal gebruik van de telefoon te maken (tegen het oor en met de antenne over de schouder gericht).
Elektronische apparaten
De meeste elektronische apparatuur is beschermd tegen radiofrequentiesig­nalen (RF-signalen). Het kan echter zijn dat bepaalde elektronische appara­ten niet beschermd zijn tegen de RF-signalen van de draadloze telefoon.
Pacemakers
Fabrikanten van pacemakers adviseren dat er een afstand van minimaal 20 cm moet worden betracht tussen een draadloze handtelefoon en een pace­maker om mogelijke interferentie met de pacemaker te voorkomen. Deze aanbevelingen komen overeen met het onafhankelijke onderzoek en de aan­bevelingen van Wireless Technology Research.
Mensen met pacemakers:
Moeten de telefoon op meer dan 20 cm afstand houden van hun pace­maker als de telefoon is ingeschakeld;
Moeten de telefoon niet in een borstzak dragen;
Moeten het oor aan de andere zijde van het lichaam dan waar de pace-
maker zich bevindt gebruiken om de mogelijkheid tot interferentie te mi­nimaliseren.
95©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Als u denkt dat er interferentie plaatsvindt, moet u de telefoon onmid­dellijk uitschakelen.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze telefoons kunnen storing in bepaalde gehoorap­paraten veroorzaken. Als u last hebt van dergelijke interferentie, kunt u con­tact opnemen met uw netwerkexploitant.
Andere medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van mobiele telefoons, kan interferentie veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen of het apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-energie of als u vragen hebt.
Schakel de telefoon uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven wordt. Ziekenhuizen en andere instellingen voor gezond­heidszorg kunnen gebruik maken van apparatuur die gevoelig is voor externe RF-energie.
Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in gemoto­riseerde voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende beschermd zijn (bijvoorbeeld elektronische systemen voor brandstofinjectie, elektroni­sche antislip-remsystemen (of antiblokkeer-remsystemen), systemen voor elektronische snelheidsregeling, airbag-systemen).
Raadpleeg de fabrikant van uw voertuig of een vertegenwoordiger van de fa­brikant voor meer informatie. Raadpleeg ook de fabrikant van eventueel in uw auto geïnstalleerde apparatuur.
Borden
Schakel de telefoon uit in gebouwen waar dit door middel van borden wordt gevraagd.
Explosiegevaarlijke omgevingen
Schakel de telefoon uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg alle aanwijzingen en instructies op. Vonken kunnen op zulke plaatsen een explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen.
Gebruikers wordt geadviseerd om de telefoon uit te schakelen in benzinesta­tions. Gebruikers worden gewezen op de noodzaak om zich te houden aan
96
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Naslaginformatie
de beperkingen van het gebruik van radio-apparatuur in brandstofopslag­plaatsen, chemische fabrieken of op plaatsen waar met explosieven wordt gewerkt.
Plaatsen met explosiegevaar zijn vaak, maar niet altijd, duidelijk gemar­keerd. Dergelijke plaatsen zijn onder andere scheepsruimen, chemische over­slag- of opslagplaatsen, voertuigen die gebruik maken van LPG (onder andere propaan of butaan), gebieden waar de lucht chemicaliën of fijne deeltjes van bijvoorbeeld graan, stof of metaal bevat en andere plaatsen waar u gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw auto af te zetten.
Voertuigen
De telefoon mag alleen door bevoegd personeel in een auto worden geïnstal- leerd en onderhouden. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar ople­veren en de garantie die eventueel van toepassing is doen vervallen.
Controleer regelmatig of de draadloze-telefoonapparatuur in uw auto nog op de juiste wijze is gemonteerd en naar behoren functioneert.
Zorg ervoor dat de telefoon, telefoononderdelen of -accessoires zich niet in dezelfde ruimte bevinden als brandbare vloeistoffen, gasvormige materialen of explosieven.
Voor auto's met een airbag geldt dat de airbag met zeer veel kracht wordt opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare draadloze apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt opgeblazen. Als draadloze apparatuur niet goed is geïnstalleerd in de auto kan dit ernstige verwondingen veroorzaken als de airbag wordt opgeblazen.
Schakel de telefoon uit voordat u een vliegtuig binnengaat. Het gebruik van draadloze telefoons kan gevaarlijk zijn voor de werking van het vliegtuig, het draadloze telefoonnetwerk verstoren en bovendien illegaal zijn.
Het negeren van deze voorschriften kan ertoe leiden dat de overtreder het gebruik van telefoondiensten wordt ontzegd en/of dat gerechtelijke stappen worden ondernomen.
Alarmnummer kiezen
Belangrijk! Zoals alle draadloze telefoons maakt ook deze telefoon
gebruik van radiosignalen, draadloze netwerken en kabelnetwerken en door de gebruiker geprogrammeerde functies, waardoor verbin­dingen niet onder alle omstandigheden kunnen worden gegaran­deerd. Het is daarom van groot belang dat u nooit alleen vertrouwt
97©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
op een draadloze telefoon voor het tot stand brengen van essentiële com­municatie (bijvoorbeeld bij medische noodgevallen).
U kunt alleen gesprekken voeren als de telefoon is ingeschakeld en u zich in een gebied bevindt waar de ontvangst van het signaal sterk genoeg is. Het is mogelijk dat in sommige draadloze telefoonnetwerken of wanneer bepaal­de netwerkdiensten en/of telefoonfuncties in gebruik zijn, geen alarmnum­mers kunnen worden gebeld. Neem voor meer informatie contact op met de exploitant van het desbetreffende netwerk.
Een alarmnummer kiezen:
1 Schakel de telefoon in als dat nog niet is gebeurd.
In sommige netwerken kan een geldige, correct geplaatste SIM-kaart noodzakelijk zijn.
2 Als de tekst Wis boven de rechterselectietoets verschijnt, drukt u een-
maal op om het scherm te legen.
3 Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt (bijvoor-
beeld 112 of een ander officieel alarmnummer). Alarmnummers verschil­len van land tot land.
4 Druk op de toets .
Als bepaalde functies zijn ingeschakeld (toetsenbordvergrendeling, vaste nummers, enzovoort), is het mogelijk dat u deze functies eerst moet uitscha­kelen voordat u een alarmnummer kunt kiezen. Voor meer informatie hier­over raadpleegt u deze handleiding of de exploitant van uw telefoonnetwerk.
Vergeet niet bij het bellen van een alarmnummer alle noodzakelijke infor­matie zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven. Uw draadloze telefoon is mo­gelijk het enige communicatiemiddel op de plaats van een ongeluk ­verbreek de verbinding niet voordat u daarvoor toestemming hebt gekregen.
98
©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Naslaginformatie
Onderhoud
Uw telefoon is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en ge­produceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u helpen om aanspraak te blijven maken op de geldende garantie en vele jaren plezier te hebben van dit product. Voor het gebruik van de telefoon, batterij, lader of eventuele accessoires geldt:
Houd het apparaat en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik van kinderen.
Houd het apparaat droog. Neerslag, vochtigheid en vloeistoffen bevatten mineralen die corrosie van elektronische schakelingen veroorzaken.
Gebruik of bewaar het apparaat niet op stoffige of vuile plaatsen. De be­wegende onderdelen kunnen worden beschadigd.
Bewaar het apparaat niet op plaatsen waar het heet is. Hoge temperaturen kunnen de levensduur van elektronische apparaten bekorten, batterijen beschadigen en bepaalde kunststoffen doen smelten of vervormen.
Bewaar het apparaat niet op koude plaatsen. Wanneer de telefoon weer opwarmt (tot de normale temperatuur), kan binnen de telefoon vocht­vorming ontstaan, waardoor elektronische schakelingen beschadigd kunnen raken.
Probeer het apparaat niet open te maken. Ondeskundige behandeling kan het apparaat beschadigen.
Laat het apparaat niet vallen en voorkom stoten en overmatig schudden. Een ruwe behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen.
Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of reinigingsmidde­len om het apparaat schoon te maken. Veeg het apparaat af met een zachte doek die licht is bevochtigd met een oplossing van water en zeep.
Verf het apparaat niet. Verf kan de bewegende onderdelen van het ap­paraat blokkeren en de werking belemmeren.
Gebruik alleen de meegeleverde antenne of eventueel een goedgekeurde antenne ter vervanging. Niet goedgekeurde antennes, veranderingen of aanvullingen kunnen de telefoon beschadigen en kunnen voorschriften voor radiozendapparatuur schenden.
Neem contact op met het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als de telefoon, batterij, lader of een accessoire niet goed werkt. Het personeel daar zal u helpen en eventueel zorgen voor onderhoud of reparatie.
99©2000 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.
Loading...