Nilfisk FLOORTEC R 360 P User Manual [nl]

FLOORTEC R 360 P
DEUTSCH
BETRIEBSANLEITUNG
FRANÇAIS
ENGLISH
USER MANUAL
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
www.nilfisk-alto.com
S310204
S310205
S310027 S310028
S310029
S310198
S310199
S310030
S310032
S310034
B
C
D E
F G
IH
J K
11
8
1
10
2
4
9
7
6
5
9
3
11
36
37
2
4
33
1
3
31
9
5
27
11
19
26
25
17
21
22
20
13
32
18
24
16
23
10
39
38
15
29
34
6
7
8
35
14
12
6
7b
7a
1
1
2
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
INLEIDING ............................................................................................................................................. 2
DOEL EN INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING .............................................................................................. 2
BETREFFENDE PERSONEN .......................................................................................................................... 2
OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING .............................................................................................................. 2
IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................................................................................................ 2
ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN ..................................................................................................... 2
VERVANGINGSONDERDELEN EN ONDERHOUD ........................................................................................ 2
MODIFICATIES EN VERBETERINGEN ........................................................................................................... 2
VEILIGHEID ........................................................................................................................................... 3
SYMBOLEN .............................. ........................................................................................................................ 3
ALGEMENE INSTRUCTIES ............................................................................................................................. 3
VERPAKKING VERWIJDEREN ............................................................................................................4
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE ....................................................................................................5
BEDRIJFSCAPACITEIT ................................................................................................................................... 5
ALGEMENE OPMERKINGEN .......................................................................................................................... 5
BESCHRIJVING VAN DE KNOPPEN EN HET BEDIENINGSPANEEL ........................................................... 5
BESCHRIJVING VAN DE BUITENKANT ......................................................................................................... 5
BESCHRIJVING MOTORRUIMTE ................................................................................................................... 6
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN ................................................................................................................... 6
ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN ................................................................................................................ 7
ACCESSOIRES / OPTIES ................................................................................................................................ 7
GEBRUIK .............................................................................................................................................. 8
VOOR HET STARTEN VAN DE MACHINE ..................................................................................................... 8
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN ......................................................................................................... 8
MACHINE IN BEDRIJF ..................................................................................................................................... 9
DE AFVALCONTAINER LEGEN ..................................................... ... .......................................... ... ............... 10
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE ...................... ... ... .... ... ... .......................................... ... .... ... ... ... ... ............... 10
DUW-/TREKBEWEGING VAN DE MACHINE ................................................................................................ 10
LANGE PERIODE VAN STILSTAND ............................................................................................................. 10
EERSTE GEBRUIKSPERIODE ............. ... .... ... ... ... ... .......................................... .... ... ... ... .... ... ... ..................... 10
ONDERHOUD ..................................................................................................................................... 11
ONDERHOUDSSCHEMA ................ ................... ................... .................... ................... .................................. 11
DE HOOGTE VAN DE HOOFDBORSTEL CONTROLEREN EN AFSTELLEN ............................................. 12
DE HOOFDBORSTELVERVANGEN ..... .......................................... ... .... ... ... ... ... .... ... ... ... ............................... 12
DE HOOGTE VAN DE ZIJBORSTELS CONTROLEREN EN AFSTELLEN ........................ ........................... 13
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN ............................................................. ... ... ... .... ........................................ 13
REINIGING STOFFILTER EN CONTROLE OP BESCHADIGING ................................................................ 13
HOOGTE EN WERKING VAN DE FLAPS CONTROLEREN .................... ..................................................... 14
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE BEVEILIGINGSSCHAKELAAR VOOR OPENING VAN
DE MOTORKAP ............................................................................................................................................. 14
VEILIGHEIDSFUNCTIES .................................................................................................................... 15
NOODSCHAKELAAR ..................................................................................................................................... 15
BEVEILIGINGSSCHAKELAAR OPENING MOTORKAP ............................................................................... 15
MICROSCHAKELAAR VAN DE BESTUURDERSSTOEL ............................................................................. 15
STORINGEN LOKALISEREN ............................................................................................................. 15
VERWIJDERING ................................................................................................................................. 15
CE-CONFORMITEITSVERKLARING ................................................................................................. 16
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 1
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
INLEIDING
DOEL EN INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
Deze handleiding heeft tot doel de bediener te voorzien van alle informatie die nodig is om deze machine op de juiste en veiligste manier te gebruiken. Er staat informatie in over technische aspecten, de werking, het stoppen, onderhoud, vervangingsonderdelen en de veiligheid van de machine. De gebruikers en technici die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van deze machine moeten de instructies in deze uitgave zorgvuldig lezen, voordat ze met de machine aan het werk gaan. Als u twijfelt over de instructies, kunt u contact opnemen met een servicecentrum van Nilfisk-Alto om zo duidelijkheid te krijgen.
BETREFFENDE PERSONEN
Deze handleiding is bestemd voor de gebruiker van de machine en de technici die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de machine.
OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING
De bedieningshandleiding moet in een geschikte envelop bij de machine worden opgeborgen. Er mogen geen vloeistoffen of andere materialen bij komen zodat de handleiding goed leesbaar blijft.
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het serienummer en het model van de machine worden weergegeven op het plaatje (1, Afb. U) dat op het chassis is aangebracht en dat leesbaar is als de motorklep (4) wordt geopend. Het productiejaar van de machine is weergegeven in de CE-aanduiding. Het productiejaar kan ook worden afgeleid van de eerste twee cijfers van het serienummer van de machine. Het serienummer en model van de benzinemotor staan op de posities (2 en 3, Afb. U). Deze informatie heeft u nodig wanneer u vervangingsonderdelen voor de machine en de motor bestellen wilt. Gebruik de ruimte hieronder om de identificatiegegevens van uw machine en de benzinemotor te noteren zodat u ze altijd bij de hand heeft.
ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN
Gebruikers- en onderhoudshandleiding van de benzinemotor, deze behoort bij de machine en vormt een integraal onderdeel van deze handleiding. Daarnaast zijn de volgende handleidingen leverbaar: – Catalogus met vervangingsonderdelen (behoort tot
de uitrusting van de machine).
Werkplaatshandleiding (te raadplegen bij de
servicecentra van Nilfisk-Alto).
VERVANGINGSONDERDELEN EN ONDERHOUD
Als er onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de machine nodig zijn, moet u deze door bevoegd personeel of bij een servicecentrum van Nilfisk-Alto (zie deze handleiding) uit laten voeren; er mogen alleen originele vervangingsonderdelen en accessoires worden gebruikt. Als u hulp nodig heeft of vervangingsonderdelen en accessoires wilt bestellen bij Nilfisk-Alto, zorg dan dat u het model en het serienummer altijd bij de hand heeft.
MODIFICATIES EN VERBETERINGEN
Bij Nilfisk-Alto streven we constant naar perfectie van onze producten en we behouden ons het recht voor modificaties en aanpassingen aan te brengen indien wij die nodig achten. U bent niet verplicht deze modificaties of verbeteringen door te voeren op een eerder aangeschafte machine. Eventuele aanpassingen en/of toevoeging van accessoires moeten expliciet worden goedgekeurd en uitgevoerd door Nilfisk-Alto.
Model MACHINE..........................................................
Serienummer MACHINE .............................................
ModelMOTOR..............................................................
SerienummerMOTOR...................................................
2 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
VEILIGHEID
De onderstaande symbolen worden gebruikt om eventuele gevaarlijke situaties aan te geven. Lees deze informatie altijd aandachtig door en neem de nodige voorzorgsmaatregelen om personen en voorwerpen te beschermen. Geen enkel preventieplan ter voorkoming van ongevallen is effectief zonder de volledige medewerking van de persoon die direct verantwoordelijk is voor de werking van de machine. De meeste ongevallen die zich binnen een bedrijf, op de werkvloer of op locatie voordoen, worden veroorzaakt door het niet naleven van enkele elementaire veiligheidsmaatregelen. Een oplettende en voorzichtige bediener is de beste garantie tegen ongevallen en is het meest effectief in elk preventieplan.
SYMBOLEN
GEVAAR!
Dit symbool geeft een gevaar met mogelijk dodelijk afloop voor de bediener aan.
LET OP!
Dit symbool geeft een mogelijk risico op persoonlijk letsel aan.
WAARSCHUWING!
Dit symbool geeft een waarschuwing of opmerking aan over de werking van de sleutel of van de gebruiksfuncties. Lees de blokken tekst die met dit symbool zijn gemarkeerd zorgvuldig door.
OPMERKING
Bij deze handelingen kunt u de gebruikershandleiding erbij nemen.
ALGEMENE INSTRUCTIES
Hierna volgen waarschuwingen en specifieke aandachtspunten om mogelijke schade aan de machine of letsel bij personen te voorkomen.
GEVAAR!
Verwijder de contactsleutel uit de contactschakelaar
van de motor voordat u onderhouds-/reparatiewerkzaamheden uitvoert.
Deze machine mag alleen worden gebruikt door
speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De machine mag niet worden gebruikt door kinderen of mensen met een handicap.
Draag geen sieraden als u in de buurt van
bewegende onderdelen werkt.
Werk nooit onder een omhoog gebrachte machine
als deze niet voldoende wordt ondersteund door veiligheidssteunen.
Gebruik deze machine niet in ruimten waar
schadelijke, gevaarlijke, ontvlambare en/of explosieve stoffen, vloeistoffen of dampen aanwezig
zijn. – Let op: de benzine is zeer licht ontvlambaar. – Rook niet en hou open vuur weg van de plaats waar
de motor wordt bijgevuld of op plaatsen waar
brandstof wordt bewaard. – Vul de benzinetank niet verder bij dan tot de
markering (1, Afb. T) voor het maximale niveau. – Controleer na het bijvullen van de benzine of de dop
van de brandstoftank goed is afgesloten. – Als er tijdens het vullen benzine wordt geknoeid,
moet dit volledig worden weggehaald. Laat de
benzinedampen wegtrekken voordat u de motor start. – Zorg dat er geen benzine op de huid komt en dat u de
dampen niet inademt. Houd buiten bereik van
kinderen. – Laat de motor niet meer dan 20° kantelen; als de
motor verder wordt gekanteld, kan er benzine uit de
tank lopen. – De uitlaatgassen van de benzinemotor bevatten
koolmonoxide, een giftig, reukloos en kleurloos gas.
Zorg dat u het niet inademt. Bewaar de motor niet op
een afgesloten plaats. – Zet geen voorwerpen op de motor. – Zet de benzinemotor altijd uit voordat u er aan gaat
werken. Om te voorkomen dat de motor per ongeluk
aan gaat, moet u altijd het dopje van de bougie
ontkoppelen.
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 3
NEDERLANDS
Lees voordat u onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert alle instructies zorgvuldig door.
Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om te
voorkomen dat haar, sieraden en losse kledingstukken vast komen te zitten in de bewegende delen van de machine.
Laat de machine nooit onbeheerd staan met de
sleutel in de contactschakelaar en controleer altijd of de machine niet uit zichzelf kan bewegen.
Gebruik de machine niet op een ondergrond met een
hellingsgraad die hoger is dan op de machine staat aangegeven.
Was de machine niet met directe waterstralen, een
hogedrukspuit of bijtende materialen. Gebruik geen perslucht voor de algemene reiniging van de
machine. – Gebruik de machine niet in bijzonder stoffige ruimten. – Let er bij het gebruik van de machine op dat er zich
geen mensen, met name kinderen, in het werkgebied
van de machine bevinden. – Zet geen flessen vloeistof op de machine. – De opslagtemperatuur van de machine moet tussen
0°C en +40°C liggen. – De temperatuur moet bij gebruik van de machine
tussen de 0°C en +40°C liggen. – De vochtigheidsgraad moet tussen 30% en 95%
liggen. – Zorg altijd dat de machine niet in de zon, regen of
andere weersomstandigheden staat, zowel in
werking als bij stilstand. – Gebruik de machine niet als vervoermiddel. – Laat de borstels niet werken als de machine stilstaat
om schade aan de vloer te voorkomen. – Gebruik bij brand een poederbrandblusser. Gebruik
geen water. – Stoot niet tegen kasten of stellingen, zeker als de
kans bestaat dat er voorwerpen kunnen omvallen. – Pas de bedrijfssnelheid aan de oppervlakken aan. – Verwijder de beschermingsdelen van de machine
nooit met de hand; hou u nauwkeurig aan de
instructies voor normaal onderhoud. – Verwijder of verander geen plaatjes van de fabrikant
op de machine. – Als u afwijkingen in de werking van de machine
vermoedt, controleer dan of deze niet worden
veroorzaakt door gebrek aan dagelijks onderhoud.
Als dat niet het geval is, roept u de hulp in van
bevoegd personeel of van een bevoegd
servicecentrum. – Vraag bij vervanging van onderdelen om ORIGINELE
vervangingsonderdelen bij een bevoegd leverancier
en/of bevoegde detailhandelaar.
GEBRUIKSAANWIJZING
LET OP!
Uit veiligheidsoverwegingen en voor een correcte
werking van de machine moet het onderhoud dat in het betreffende hoofdstuk in deze handleiding wordt aangegeven voor bevoegd personeel of bij een servicecentrum worden uitgevoerd.
Laat de machine als hij wordt afgedankt niet
onbemand staan vanwege de giftige en/of schadelijke materialen (olie, kunststof materialen, etc.). Deze moeten volgens de voorschriften naar de daarvoor bestemde verzamelplaatsen worden gebracht (zie hiervoor het hoofdstuk Verwijdering).
Bij normaal gebruik veroorzaken de trillingen van de
machine geen gevaarlijke situaties. Het trillingsniveau van de machine is minder dan 2,5 m/s (EN 1033-1995-08).
Tijdens de werking van de benzinemotor wordt de
demper warm; raak de demper nooit aan als hij warm is om brandwonden of brand te voorkomen.
Laat de benzinemotor nooit draaien met onvoldoende
olie, want dat kan ernstige schade veroorzaken. Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde motor terwijl de machine horizontaal staat.
Laat de benzinemotor nooit zonder luchtfilter draaien;
dit kan de motor beschadigen.
Technische interventie aan de benzinemotor moet
altijd door een bevoegd persoon worden uitgevoerd.
Gebruik voor de benzinemotor alleen originele
vervangingsonderdelen of equivalenten ervan. Het gebruik van vervangingsonderdelen van een mindere kwaliteit kan de motor ernstig beschadigen.
We raden aan bij gebruik van de machine goed op te
letten wanneer de machine met hogere snelheden rijdt, omdat schokkerige stuurbewegingen instabiele situaties met de verspreiding van het gewicht kunnen veroorzaken mede door de opbouw van de machine (3 wielen). Rem altijd af voordat u aan het stuur draait.
VERPAKKING VERWIJDEREN
Controleer bij aflevering van de machine zorgvuldig of de verpakking en de machine niet zijn beschadigd tijdens het transport. Als u beschadigingen heeft aangetroffen, bewaart u de verpakking dan zoals u deze van de transporteur heeft ontvangen. Neem onmiddellijk contact op met de transporteur om een verzoek tot schadevergoeding in te vullen. Controleer altijd of de volgende onderdelen bij uw machine zijn geleverd: – Handleiding van de veegmachine – Handleiding van de benzinemotor – Catalogus met vervangingsonderdelen – Zekering N° 1 van 50 A
2
4 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE
BEDRIJFSCAPACITEIT
De veegmachine is ontwikkeld en gebouwd voor de reiniging en/of het vegen van gladde, solide vloeren in openbare en bedrijfsruimten, en voor het verzamelen van stof en kleine vuildeeltjes en wel onder gecontroleerde, veilige omstandigheden door een bevoegde bediener.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Alle verwijzingen naar voorwaarts, achterwaarts, voor, achter, rechts of links in deze handleiding zijn vanuit de bedienerstoel in de rijpositie met de handen op het stuur bekeken (1, Afb. C).
BESCHRIJVING VAN DE KNOPPEN EN HET BEDIENINGSPANEEL
(Zie Afb. B)
1. Controle- en bedieningspaneel links
2. Contactschakelaar
3. Urenteller
4. Knop voor akoestisch waarschuwingssignaal
5. Knop voor filterschudder
6. Knop voor activering van extra contact voor handmatige aanzuiging (optioneel)
7. Knop voor inschakeling bedrijfsverlichting (optioneel)
8. Noodschakelaar
9. Bevestigingsschroeven panelen
10. Controle- en bedieningspaneel rechts
11. Schakelaar voor voorwaartse/achterwaartse beweging
BESCHRIJVING VAN DE BUITENKANT
(Zie Afb. C)
1. Stuur
2. Stelhendel voor kanteling stuuras
3. Bedieningshendel voor inschakelen/uitschakelen aanzuiging
4. Hendel voor het omhoog/omlaag brengen van de zijborstels
5. Gaspedaal
6. Servicerempedaal
7. Hendel voor parkeerrem (reageert op het voorwiel)
7a. Hendel in stand voor ingeschakelde rem (naar
achteren gedraaid)
7b. Hendel in stand voor uitgeschakelde rem (naar voren
gedraaid)
8. Pedaal voor omhoog brengen voorflap
9. Opbergvak
10. Motorkap
11. Achterwielen op vaste as
12. Voorwiel voor aandrijving en aansturing
13. Zijborstel rechts
14. Zijborstel links
15. Hoofdborstel
16. Zijflap links
17. Zijflap rechts
18. Flap voor
19. Flap achter
20. Afvalcontainer
21. Haak voor afvalcontainer
22. Handgreep van de afvalcontainer
23. Verwijderbare klep voor verwijdering hoofdborstel
24. Regelaar links voor de hoogte van de hoofdborstel
25. Regelaar rechts voor de hoogte van de hoofdborstel
26. Rechterklep van de hoofdborstel
27. Bevestigingsschroeven rechterklep van de hoofdborstel
28. Zwaailicht (altijd in werking met de contactschakelaar op “I”) (optioneel)
29. Bestuurdersstoel, met beveiligingsmicroschakelaar
30. Extra contact voor de handmatige aanzuigerset (optioneel)
31. Stuuras, voorwaarts en achterwaarts te kantelen
32. Bedrijfsverlichting (optioneel)
33. Regelblok voor hoogte zijborstels
34. Bedieningshendel voor lengteverplaatsing van de stoel
35. Set handmatige aanzuiging (optioneel)
36. Benzinetankdop
37. Ruimte van benzinekraantje en startmechanisme bij koude motor
38. Uitlaat motor
39. Ventilatierooster van de benzinemotor
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 5
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHRIJVING MOTORRUIMTE
(Zie Afb. U)
1. Plaatje met serienummer / technische gegevens / CE-markering
2. Model van de benzinemotor
3. Serienummer van de benzinemotor
4. Motorkap (open)
5. Steunstang van de motorkap
6. Benzinemotor
7. Bougie
8. Startmechanisme voor koude motor
9. Kraantje voor openen/afsluiten benzinetoevoer
10. Benzinetank
11. Dop van de benzinetank
12. Luchtfilter van de benzinemotor
13. Gashendel (geijkt door de fabrikant: deze mag niet
met de hand worden aangeraakt of worden gebruikt om het toerental van de motor te wijzigen!)
14. Dop voor bijvullen en controleren oliepeil van de motor
15. Aftapdop motorolie
16. Riem van de benzinemotor
17. Riem van de hoofdborstel
18. Riemschijf van de hoofdborstel
19. Aanzuigventilator
20. Demper van de benzinemotor
21. Accu’s
22. Accudoppen
23. Kastje met smeltzekeringen (services)
24. Herbruikbare zekering
25. Startmotor en dynamo
26. Handmatige aanzuiging (optioneel)
27. Schakelaar voor voorwaartse beweging van de machine
28. Montageschema voor accu’s
29. Zekering dynamo
30. Luchttoevoer benzinemotor
(Zie Afb. V)
1. Kraantje voor openen/afsluiten benzinetoevoer
(Zie Afb. W)
1. Startmechanisme voor koude motor
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Algemeen Waarden
Lengte machine 1.255 mm Breedte van de machine (zonder
zijborstels) Hoogte machine (stuur met knop) 1.173 mm Breedte van het reinigingsvlak (met/zonder
zijborstels) Minimale hoogte van de grond (zonder
flaps) Afmetingen hoofdborstel 265 mm x 600 mm Afmetingen zijborstel 420 mm Voorwiel voor aandrijving en aansturing 200 x 50 mm Achterwielen 250 x 50 mm Totaalgewicht machine (met accu's) 284,31 Kg Snelheid met maximale duwkracht
(voorwaarts/achterwaarts) Maximale hellingshoek 16% Inhoud afvalcontainer 36 L Elektromotor hoofdborstel en ventilator 350W Elektromotoren zijborstels 60W Elektromotor aandrijving 400W Elektromotor filterschudder 12W Reiniging per uur (met hoofdborstel) 3.060 m2/u Reiniging per uur (met hoofdborstel en
zijborstels) Geluidsniveau (LpA) 77,4 dB(A)
Accu’s Waarden
Accuspanning 24V Startaccu's 2x12V/80 Ah
Benzinemotor Gegevens
Merk Honda Model GX100 Cilinderinhoud 98 cm Maximaal vermogen 2,2 kW Benzineverbruik 327 g/kW-h
OPMERKING
Zie voor de overige gegevens/waarden van de benzinemotor de betreffende handleiding.
795 mm
1.000 / 600 mm
40 mm
5,5 km/u / 4,4 km/u
2
5.100 m
/u
3
Aanzuiging en stoffiltering Waarden
Stoffilter (een zijkant) 3 m Omlaag brengen hoofdborstelruimte 18,3 mm H2O
2
6 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
Elektrische installatie (Zie afb. X)
Legende
BAT: accu 24V BE1: zwaailicht BLK: frame benzinemotor BZ1: akoestisch signaal bij achteruitrijden EB1: LED elektronische installatie EB2: elektronische installatie voor de aandrijving ES0: startrelais ES1: contactschakelaar ES2: relais filterschudder ES3: relais aanzuiging (optioneel) FC: zekering dynamo (50A) FT: zekering aandrijving F1: zekering algemeen (circuit contactschakelaar)
(10A) F2: zekering filterschudder (25A) F3: zekering handmatige aanzuiging (40A)
(optioneel) F4: zekering services (15A) F5: zekering zijborstels (10A) HM: urenteller HN1: akoestisch waarschuwingssignaal K1: contactschakelaar L1: bedrijfsverlichting (optioneel) M1: startmotor en dynamo M2: aandrijvingsmotor M3: motor filterschudder M4: motor zijborstel rechts M5: motor zijborstel links M6: motor extra aanzuiging (optioneel) P1: knop akoestisch waarschuwingssignaal R1: potentiometer aandrijvingssnelheid SPK: ontstekingsbobine motor (bougie) SWC: beveiligingsschakelaar opening motorkap SWS: noodschakelaar SW1: schakelaar handmatige aanzuiging (optioneel) SW2: beveiligingsmicroschakelaar in de
bestuurdersstoel SW3: schakelaar achteruit SW4: microschakelaar zijborstels SW5: schakelaar voor de aandrijving SW6: schakelaar bedrijfsverlichting
Kleurcodering
BK: zwart BU: blauw BN: bruin GN: groen GY: grijs OG: oranje PK: roze RD: rood VT: paars WH: wit YE: geel
ELEKTRISCHE BESCHERMINGEN
Onder de motorkap (10, Afb. C) zitten de volgende zekeringen: – Deze zekeringen kunnen opnieuw worden gebruikt
door op de uitstekende knop te drukken:
aandrijving (24, Afb. U)
Smeltzekeringen beschermd door transparante
kunststof afdekking ter bescherming van de aangegeven stroomkringen: (23, Afb. U, vanaf boven):
F1 (10A): algemeen (stroomkring contactschakelaar)
F2 (25A): motor filterschudder
F3 (40A): handmatige aanzuiging (optioneel)
F4 (15A): services
F5 (10A): motoren zijborstels
F6 (25A): reserve
F7 (15A): reserve
F8 (10A): reserve
(29, Afb. U):
FC (50A): dynamo
ACCESSOIRES / OPTIES
Naast de onderdelen van de standaarduitvoering kan de machine worden uitgerust met de volgende accessoires, volgens het gebruik van de machine: – hoofd- en zijborstels met hardere of zachtere haren
dan de standaardborstel
stoffilter in antistatisch polyester en in polyester BIA
C; – handmatige aanzuiging; – bedrijfsverlichting; – zwaailicht; – flaps van verschillende materialen. Neem voor meer informatie over de hierboven genoemde optionele accessoires contact op met een leverancier.
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 7
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK
LET OP!
Op de machine zijn enkele plaatjes aangebracht met de volgende woorden: – GEVAAR! – LET OP! – WAARSCHUWING – ADVIES
Bij het lezen van deze handleiding moet de bediener de betekenis van deze symbolen goed kennen. Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze beschadigd zijn.
VOOR HET STARTEN VAN DE MACHINE
WAARSCHUWING!
Controleer of er geen deurtjes of kleppen op de machine open staan en of de arbeidsomstandigheden normaal zijn. Controleer of de afvalcontainer (20, Afb. C) goed is gesloten. Als de machine na het transport nog niet is gebruikt, moet u eerst controleren of alle blokken en blokkeermiddelen die bij het transport zijn gebruikt wel zijn verwijderd.
1. Vul indien nodig benzine bij, nadat u de dop (36, Afb. C) heeft losgedraaid. Zet eventueel de stoel (29) naar voren met de stelhendel om bij de dop (36) te kunnen.
WAARSCHUWING!
Vul de benzinetank niet verder bij dan tot de markering (1, Afb. T) voor het maximale niveau.
2. Breng de motorkap (10, Afb. C) omhoog en zet het benzinekraantje (1, Afb. V) in de stand ON. Sluit daarna de motorkap.
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN
Starten van de machine
1. Ga op de bestuurdersstoel (29, Afb. C) zitten en, als het nodig is om gemakkelijker op de machine te klimmen, trekt u aan de hendel (2, Afb. C) en laat u de stuuras (31) naar voren kantelen.
2. Trek aan de hendel (2, Afb. C) en stel de kanteling, voorwaarts of achterwaarts, van de stuuras (31) af totdat u prettig zit.
3. Zet het startmechanisme voor een koude motor (1, Afb. W) alleen bij zeer lage temperaturen in de 'gesloten' stand, zonder de motorkap (10, Afb. C) omhoog te zetten maar door de hand in de ruimte (37, Afb. C) te steken.
4. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op 'II' en start de benzinemotor. Als de motor start, moet u de contactschakelaar meteen loslaten.
WAARSCHUWING!
Wanneer de motor met de contactschakelaar (2, Afb. B) wordt gestart, mag u het gaspedaal (5, Afb. B) niet indrukken.
WAARSCHUWING!
De motor mag niet worden gestart als de motorkap (10, Afb. C) open staat. Een veiligheidssysteem voorkomt dan dat er kan worden gestart.
WAARSCHUWING!
Als de motor werkt, draait de hoofdborstel, maar de zijborstels staan stil als ze omhoog zijn gebracht. Als de motor werkt, is ook de aanzuigventilator altijd in werking.
5. Schakel het startmechanisme voor een koude start (1, Afb. W) uit als de motor vijf seconden draait, zonder motorkap te openen (10, Afb. C), maar door uw hand in de ruimte (37, Afb. C) te steken.
6. Schakel de parkeerrem uit door de hendel (7, Afb. C) naar voren te zetten, van positie 7 naar positie 7b.
7. Als u met de veegwerkzaamheden wilt beginnen, start u de machine met de handen op het stuur en drukt u op het pedaal (5, Afb. C).
7a. De richting voor voorwaarts/achterwaarts kan worden
geselecteerd met de knop (11, Afb. B) op het linkerpaneel. De bewegingssnelheid is instelbaar van nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal (5, Afb. C).
8 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
OPMERKING
De stoel (29, Afb. C) is uitgerust met een veiligheidssensor waardoor de machine alleen via het pedaal (5, Afb. C) kan worden verplaatst als de bediener in de bestuurdersstoel zit.
8. Schakel de aanzuiging in door de hendel (3, Afb. C) omlaag te brengen.
9. Breng de zijborstels (13 en 14, Afb. C) omlaag door de hendel (4) los te halen en omlaag te zetten.
OPMERKING
De zijborstels (13 en 14, Afb. C) kunnen ook als de machine beweegt omlaag en omhoog worden gebracht. De zijborstels draaien niet als ze omhoog zijn gebracht. Ze draaien alleen als ze omlaag zijn gebracht.
10. Als u met de veegwerkzaamheden wilt beginnen, houd dan de handen op het stuur (1, Afb. C) en druk op het pedaal (5).
De machine stoppen
1. Laat het pedaal (5, Afb. C) los om de machine te stoppen. Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt u ook het pedaal van de servicerem (6, Afb. C) in. Als u de machine in een noodgeval meteen stil wilt zetten, drukt u op de noodschakelaar (8, Afb. B). Om de noodschakelaar (8) na de activering uit te schakelen, draait u de schakelaar met de klok mee.
2. Als u het draaien van de zijborstels (13 en 14, Afb. C) wilt stoppen, brengt u ze omhoog door middel van de hendel (4).
3. Als u het draaien van de hoofdborstel (15, Afb. C) en de aanzuigventilator (19, Afb. U) wilt stoppen en de benzinemotor wilt stoppen, zet u de contactschakelaar (2, afb. B) in de stand "0".
4. Schakel de parkeerrem in door de hendel (7, Afb. C) in stand 7a te zetten.
5. Breng de motorkap (10, Afb. C) omhoog en sluit het benzinekraantje (1, Afb. V). Sluit daarna de motorkap.
MACHINE IN BEDRIJF
1. Zorg dat u niet te lang op een plaats blijft staan met de machine terwijl de borstels draaien: dan kunnen er markeringen op de vloer achterblijven.
2. Bij het verzamelen van lichte, maar omvangrijke stukken moet u de voorflap door middel van de hendel (8, Afb. C) omhoog brengen. Let op: als de voorflap omhoog blijft staan, is de aanzuigcapaciteit van de machine kleiner.
WAARSCHUWING!
Als u op een natte ondergrond werkt, moet de aanzuiging door middel van de hendel worden uitgeschakeld om het stoffilter te beschermen (3, Afb. C).
3. Voor een goed veegresultaat moet het stoffilter altijd zo schoon mogelijk zijn. Voor reiniging tijdens het vegen schakelt u de aanzuiging uit met de hendel (3, Afb. B) en drukt u even op de knop voor de filterschudder (5, Afb.B). Als het filter is gereinigd, schakelt u de aanzuiging weer in met de hendel (3, Afb. C). Herhaal deze handeling gemiddeld elke 10 minuten tijdens de werkzaamheden (dit is afhankelijk van de hoeveelheid stof in de te reinigen zone).
OPMERKING
Als het stoffilter verstopt of de afvalcontainer vol is, kan de machine geen stof en vuil meer verzamelen.
4. Als de werkzaamheden zijn voltooid en telkens als de afvalcontainer (20, Afb. C) vol is, moet u deze legen (zie hiervoor het volgende deel)..
WAARSCHUWING!
De benzinemotor heeft een alarmsysteem dat schade aan de motor zelf voorkomt als er niet genoeg olie in het carter zit. Voordat het oliepeil in het carter onder het veilige niveau komt, stopt het alarmsysteem automatisch de motor.
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 9
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DE AFVALCONTAINER LEGEN
1. Stop de machine en laat het gaspedaal los.
2. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3. Haal de haak los (21, Afb. C) door aan het kortste uiteinde te trekken.
4. Haal met behulp van de handgreep (22, Afb. C) de afvalcontainer (20) los en leeg deze in de daarvoor bestemde bakken.
5. Plaats de afvalcontainer weer terug en zet deze vast met behulp van de haak (21).
6. De machine is weer klaar voor gebruik.
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE
Als u klaar bent, moet u de volgende handelingen uitvoeren voordat u machine achterlaat:
1. Breng de zijborstels omhoog met behulp van de hendel (4, Afb. C).
2. Schakel de aanzuiging uit met de hendel (3, Afb. C).
3. Zet de filterschudder aan door middel van de schakelaar (9, Afb. B).
4. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op '0' en verwijder de sleutel.
5. Sluit het benzinekraantje (1, Afb. V) via de ruimte (37, Afb. C).
6. Leeg de afvalcontainer (20, Afb. C) (zie het vorige deel).
7. Schakel de parkeerrem in door de hendel (7, Afb. C) ingedrukt te houden.
DUW-/TREKBEWEGING VAN DE MACHINE
Voor voorzichtige duw- of trekbewegingen van de machine gaat u als volgt te werk:
1. Doe de motorkap omhoog (10, Afb. C).
2. Zet de schakelaar (27, Afb. U) op '0' en sluit de motorklep (10, Afb. C) weer.
3. Duw of trek de machine.
4. Na de duw-/trekbeweging van de machine zet u de schakelaar (27, Afb. U) weer op 'I'.
LANGE PERIODE VAN STILSTAND
Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, is het raadzaam de volgende handelingen uit te voeren:
1. Controleer of de opbergruimte van de machine schoon en droog is.
2. Ontkoppel de minpool van de accu’s (21, Afb. U).
3. Zet de machine iets omhoog zodat de flaps, de hoofdborstel en de wielen de grond niet raken.
4. Behandel de benzinemotor zoals wordt beschreven in de gebruikershandleiding.
EERSTE GEBRUIKSPERIODE
Na de eerste 8 uur moet u de bevestiging van alle bevestigings- en aansluitingsorganen van de machine controleren. Controleer of de zichtbare onderdelen intact zijn en geen lekkage vertonen. Na de eerste 20 bedrijfsuren of na de eerste maand moet de olie van de benzinemotor worden ververst (zie de handleiding).
10 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ONDERHOUD
De levensduur van de machine en de optimale veilige werking ervan worden geholpen door nauwkeurig en regelmatig onderhoud. Hieronder staat het verkorte schema voor regelmatig onderhoud. De aangegeven perioden zijn afhankelijk van de specifieke werkomstandigheden en worden bepaald door de verantwoordelijke persoon voor onderhoud.
LET OP!
De onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij een uitgeschakelde machine (sleutel verwijderd uit de contactschakelaar) en, als hierom wordt gevraagd, met een ontkoppelde accu. Lees altijd alle instructies in het hoofdstuk Veiligheid.
Alle regelmatige of buitengewone onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel of bij een bevoegd servicecentrum. In deze handleiding worden alleen de eenvoudigste en meest voorkomende onderhoudswerkzaamheden aan de machine beschreven.
OPMERKING
Zie voor andere procedures dan de onderhoudswerkzaamheden uit het gewone en buitengewone onderhoudsschema de handleiding van de benzinemotor en/of ga naar de servicecentra.
ONDERHOUDSSCHEMA
Naam van het onderhoud Bij aflevering
Controle niveau accuvloeistof (2) Controle motoroliepeil (2) (7) Controle luchtfilter motor (2) (7) Controle hoogte zij- en hoofdborstels Reiniging stoffilter en controle op
beschadiging Verversing motorolie (7) (4) (7) Reiniging luchtfilter motor (5) (7) Controle hoogte en werking flaps Controle werking filterschudder (3) Controle werking veiligheidsschakelaar voor
opening motorkap Visuele controle aandrijfriemen van motor en
hoofdborstel Controle/reiniging ontstekingsbougie
benzinemotor Reiniging benzinetank en -filter (6) Controle bevestiging schroeven en moeren (3) (1) Controle toerental benzinemotor (3) Controle en afstelling servicerem en
parkeerrem Vervanging van de aandrijfriemen van motor
en hoofdborstel Vervanging luchtfilter motor (5) (7) Vervanging ontstekingsbougie benzinemotor (4) (7) Controle/afstelling speling kleppen motor (6) Reiniging verbrandingskamer motor (6) (9) Controle of vervanging van koolborstels van
de startmotor-dynamo en van de aandrijfmotor
Controle/vervanging benzineslangen (6)
(3) (3)
Elke 10 uur
(1)
(2)
(1): en na de eerste 8 inloopuren (2): of voor elk gebruik (3): zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding (4): of elk jaar (5): of vaker in stoffige ruimten (6): onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een bevoegde Honda-dealer, tenzij de bediener beschikt over de uitrusting
en technische gegevens en zich bevoegd voelt de werkzaamheden uit te voeren (7): zie voor de betreffende procedure de handleiding van de benzinemotor (8): als dit nodig wordt geacht door de persoon die verantwoordelijk is voor het onderhoud (9): of elke 300 uur, indien nodig
Eerste maand
of na de eerste
29 uur (1)
Elke 50
uur (1)
Elke 100
uur (1)
(7)
(3)
Elke 200
uur (1)
(3) (8)
Elke 400
uur (1)
(3)
Elke 2 jaar
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 11
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DE HOOGTE VAN DE HOOFDBORSTEL CONTROLEREN EN AFSTELLEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
1. Controleer of de hoofdborstel de juiste hoogte van de vloer heeft. Ga hierbij als volgt te werk: – zet de machine op een vlakke ondergrond; – zet de machine stil en laat de hoofdborstel enkele
seconden draaien;
– zet de hoofdborstel stil, verplaats de machine en
schakel de machine uit;
– controleer of de indruk (1, Afb. D) van de
hoofdborstel over de hele lengte 2 tot 4 cm breed
is. Als de indruk (1) hiervan afwijkt, kunt u de hoogte van de borstel afstellen. Ga te werk als in punt 2.
2. Zet de machine op een platte ondergrond en schakel de parkeerrem (7, Afb. C) in.
3. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
4. Haal de knoppen (1, Afb. E) aan beide kanten van de machine los.
5. Stel aan beide kanten van de machine, zo veel als nodig is, de indicator (2) om de hoogte van de borstel af te stellen bij en draai de knoppen (1) opnieuw aan.
OPMERKING
De indicator (2) moet aan beide kanten van de machine in dezelfde stand staan; de maximaal toegestane afwijking is twee markeringen voor de indruk (1, Afb. D) van 2 tot 4 cm die in punt 1 werd genoemd.
6. Voer punt 1 opnieuw uit om te controleren of de hoofdborstel nu de juiste hoogte van de grond heeft.
7. Als de borstel door overmatige slijtage niet meer kan worden afgesteld, moet de borstel zoals in het volgende deel worden vervangen.
WAARSCHUWING!
Als de indruk van de hoofdborstel op de grond te groot is (meer dan 4 cm), dan kan dit problemen opleveren voor de werking van de machine en kunnen de bewegende delen oververhitten. Hierdoor kan de levensduur van de machine aanzienlijk afnemen. Wees nauwkeurig bij het uitvoeren van de bovenstaande controle en laat de machine nooit werken als hij niet aan de genoemde voorwaarden voldoet.
DE HOOFDBORSTELVERVANGEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te dragen als u de borstel vervangt omdat er scherpe deeltjes tussen de haren van de borstel kunnen blijven hangen.
1. Zet de machine op een platte ondergrond en schakel de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3. Haal de knoppen (1, Afb. E) aan beide kanten van de machine los.
4. Verplaats de indicatoren (2, Afb. E) voor de afstelling van de hoogte van de hoofdborstel, totdat deze de maximale afstand van de grond heeft. Draai de knoppen (1) opnieuw aan.
5. Doe de motorklep omhoog (10, Afb. C).
6. Draai de knop (3, Afb. E) aan de linkerkant los.
7. Verwijder de klep (1, Afb. F) van de borstel en trek deze omhoog om hem uit de stops (2) te halen.
8. Verwijder de borstel (1, Afb. G).
9. Controleer ook of de naaf (4, Afb. R) geen vuil of voorwerpen (draden, etc.) bevat die per ongeluk zijn meegedraaid.
10. Tref voorbereidingen voor de montage van de nieuwe borstel, draai hem zodanig dat de haren van de borstel in de juiste richting staan, zoals u in afbeelding H ziet (vanaf boven gezien).
11. Zet de nieuwe borstel vast en controleer of het contact (1, Afb. I) in de betreffende naaf (4, Afb. R) valt. Controleer ook of de naaf geen vuil of voorwerpen (draden, etc.) bevat die per ongeluk zijn meegedraaid.
12. Plaats de klep (1, Afb. F) van de borstel weer terug en laat hem in de steunen vallen (2).
13. Draai de knop (3, Afb. E) opnieuw aan.
14. Voer de controle en afstelling van de hoogte van de hoofdborstel af, zoals beschreven in het vorige deel.
12 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
DE HOOGTE VAN DE ZIJBORSTELS CONTROLEREN EN AFSTELLEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
1. Controleer of de zijborstels de juiste hoogte van de vloer hebben. Ga als volgt te werk: – zet de machine op een vlakke ondergrond en laat
de zijborstels zakken;
– zet de machine stil en laat de zijborstels enkele
seconden draaien;
– breng de zijborstels omhoog voordat u de
machine verplaatst en uitschakelt;
– controleer of de indruk van de zijborstels wat
betreft breedte en richting overeenkomt met de afbeelding (1 en 2, Afb. J). Als de indruk hiervan afwijkt, kunt u de hoogte van de borstels afstellen. Ga te werk als in punt 2.
2. Haal de hendel (4, Afb. C) los en draai het blok (33) met de klok mee of tegen de klok in om de hoogte van de borstels van de grond af te stellen.
3. Voer punt 1 opnieuw uit om te controleren of de zijborstels nu de juiste hoogte van de grond hebben.
4. Als de borstels door overmatige slijtage niet meer kunnen worden afgesteld, moeten de borstels zoals in het volgende deel worden vervangen.
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels leverbaar. Deze procedure is van toepassing op alle soorten borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te dragen als u de zijborstels vervangt omdat er scherpe deeltjes tussen de haren van de borstels kunnen blijven hangen.
1. Zet de machine op een platte ondergrond en schakel de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3. Steek uw hand in de zijborstel en druk de lipjes (1, Afb. K) naar binnen. Verwijder de borstel (2) door deze uit de vier pennen te verwijderen (3).
4. Monteer de nieuwe borstel en zorg dat deze in de pennen (3) en de lipjes (1) vastgrijpt.
5. Voer de controle en afstelling van de hoogte van de zijborstels uit, zoals beschreven in het vorige deel.
REINIGING STOFFILTER EN CONTROLE OP BESCHADIGING
OPMERKING
Naast het kartonnen standaardfilter zijn er ook optioneel polyester filters verkrijgbaar. Deze procedure is van toepassing op alle typen.
1. Zet de machine op een platte ondergrond en schakel de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3. Haal de haak (21, Afb. C) van de afvalcontainer los.
4. Haal met behulp van de handgreep (22, Afb. C) de afvalcontainer (20) los.
5. Draai de handgreep (1, Afb. L) omlaag (ongeveer 90°) en laat het frame van het filter (2) naar buiten draaien .
6. Verwijder het stoffilter (3) naar boven).
7. Reinig het filter buiten door het op een vlak en schoon oppervlak uit te schudden, sla met de zijkant (1, Afb. M) die tegenover de zijde met het rooster (2) staat. Voltooi het reinigen door middel van een loodrechte straal (3) perslucht van maximaal 6 Bar, maar blaas alleen van de zijde die wordt beschermd door het rooster (2), op een minimale afstand van 30 cm (zie de afbeelding). Hou bij de verschillende typen filters de volgende aanwijzingen aan: – kartonnen filter (standaard): gebruik geen water of
schoonmaakmiddelen om het te reinigen omdat het dan onherstelbaar beschadigd kan raken;
– polyester filter (optioneel): zie de hierboven
vermelde instructies voor de reiniging. Om het filter grondig te reinigen kunt u indien nodig het filter met water en eventueel een niet schuimende schoonmaakmiddel reinigen. Hoewel het filter hierdoor schoner wordt, wordt de levensduur van het filter korter en zal dus vaker moeten worden vervangen. Het gebruik van ongeschikte schoonmaakmiddelen kan de functionele eigenschappen van het filter verminderen.
8. Controleer of de filtereenheid geen scheuren vertoont.
9. Reinig indien nodig langs de rubberen pakking (4, Afb. L) van de filterruimte; controleer tegelijkertijd of deze intact is. Ga over tot vervanging als dat niet het geval is.
10. Bij de montage voert u dezelfde handelingen als bij de demontage uit, maar dan in omgekeerde volgorde.
OPMERKING
Bij het opnieuw monteren van het filter moet het met het rooster (2, Afb. M) naar de ventilator (19, Afb. U) worden gedraaid.
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 13
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
HOOGTE EN WERKING VAN DE FLAPS CONTROLEREN
1. Zet de machine op een vlakke ondergrond die als referentieoppervlak kan dienen om de juiste hoogte van de flaps te controleren. Schakel de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2. Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
Controle zijflaps
3. Controleer of de zijflaps heel zijn (16 en 17, Afb. C). Vervang de flaps als er scheuren (1, Afb. N) van meer dan 20 mm of breuken (2) van meer dan 10 mm in zitten (zie de werkplaatshandleiding voor vervanging van de flaps).
4. Controleer of de zijflaps (16 en 17, Afb. C) 0 tot 3 mm van de grond staan (Afb. O). Stel zo nodig de hoogte van de flaps bij en ga hierbij als volgt te werk: Linkerflap: – breng de motorkap van de machine (10, Afb. C)
omhoog en zet de steunstang van de motorkap (5, Afb. U) vast;
– draai de knop los (3, Afb. E) en verwijder de klep
links (1, Afb. F) van de borstel, trek hem omhoog om hem uit de stops los te halen(2);
– stel de hoogte van de flaps (3, Afb. F) af met
behulp van de openingen (4);
– monteer de verwijderde onderdelen in de
omgekeerde volgorde van demontage. Rechterflap: – verwijder de hoofdborstel, zie het betreffende
deel; – trek de riem (17, Afb. U) van de poelie (18); het
gaat gemakkelijker als u de poelie (18) handmatig
op de ventilator (19) draait; – draai de schroeven (27, Afb. C) los en verwijder
de klep rechts (26) samen met de riem (17, Afb.
U).
Stel de hoogte van de flaps af (1, Afb. S) met
behulp van de openingen (2). – Monteer de verwijderde onderdelen in de
omgekeerde volgorde van demontage.
Controle voor- en achterflap
5. Verwijder de hoofdborstel, zie het betreffende deel.
6. Controleer of de voorflaps (1, Afb. R) en de achterflaps (2) intact zijn;
7. Vervang de flaps als er scheuren (1, Afb. N) van meer dan 20 mm of breuken (2) van meer dan 10 mm in zitten (zie de werkplaatshandleiding voor vervanging van de flaps).
8. Controleer of: – de voorflap (1, Afb. R) licht contact maakt met de
vloer en of hij niet los komt van de vloer (1, Afb. P);
– de achterflap (2, Afb. R) 0 tot 3 mm van de grond
zit (1, Afb. O).
9. Stel eventueel de hoogte van de flaps af met behulp van de openingen (3, Afb. R).
10. Gebruik het pedaal voor het omhoog brengen van de voorflap (8, Afb. C) en controleer of de voorflap (1, Afb. Q) ongeveer 90° omhoog draait (zie de afbeelding); laat het pedaal los en controleer of de flap in de beginpositie gaat en niet blijft hangen. Zie indien nodig de werkplaatshandleiding voor de afstelling of vervanging van de bedieningskabel voor de voorflap.
11. Monteer de verwijderde onderdelen weer in de omgekeerde volgorde van demontage terug.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE BEVEILIGINGSSCHAKELAAR VOOR OPENING VAN DE MOTORKAP
Breng de motorklep (10, Afb. C) iets omhoog terwijl de motor is ingeschakeld en controleer of de benzinemotor meteen stopt. Als de motor bij het openen van de motorkap (10) niet meteen stopt, moet u onmiddellijk contact opnemen met een bevoegd servicecentrum of een bevoegde leverancier.
14 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
VEILIGHEIDSFUNCTIES
De machine is uitgerust met de hieronder beschreven veiligheidsfuncties.
NOODSCHAKELAAR
Deze bevindt zich in de positie 8, Afb. B en is eenvoudig toegankelijk voor de bediener. Deze knop moet worden ingedrukt als alle functies van de machine onmiddellijk moeten worden gestopt.
BEVEILIGINGSSCHAKELAAR OPENING MOTORKAP
LET OP!
Let op: wanneer de motorklep moet worden geopend tijdens onderhoudswerkzaamheden, raden wij aan de contactsleutel uit het paneel te halen.
Deze wordt ingeschakeld als de motorkap van de machine wordt geopend: alle functies worden uitgeschakeld. Als de machine blijft werken ook staat de motorkap open, neem dan onmiddellijk contact op met een bevoegd servicecentrum of uw leverancier.
MICROSCHAKELAAR VAN DE BESTUURDERSSTOEL
Deze bevindt zich in de bestuurdersstoel en zorgt dat de aandrijving van de machine niet werkt als de bediener niet in de stoel zit.
STORINGEN LOKALISEREN
PROBLEEM OPLOSSING
Controleer of er voldoende motorolie in de machine aanwezig is (1)
Controleer of het benzinekraantje open staat
De benzinemotor start niet als u de contactschakelaar gebruikt
De benzinemotor stopt tijdens de werkzaamheden
De zijborstels draaien niet
U trapt het pedaal in (5, Afb. C), maar de machine beweegt niet
Controleer of er benzine in de tank zit
Controleer of de motorkap goed gesloten is
Controleer of de benzine de carburateur (1) bereikt
Controleer of de bougie vonkt (1) Controleer of er voldoende
motorolie in de machine aanwezig is (1)
Controleer of er benzine in de tank zit
Laat de zijborstels zakken Controleer of zekering F5 in het
kastje (23, Afb. U) intact is Controleer of de parkeerrem is
uitgeschakeld Controleer of de schakelaar (27,
Afb. U) in de stand 'I' staat Controleer of het gaspedaal (5,
Afb. C) niet wordt ingedrukt tijdens het starten van de machine via de contactschakelaar (2, Afb. B) of als de bediener op de stoel zit; schakel het gaspedaal (5, Afb. C) pas in als u op de stoel zit en de machine heeft gestart.
(1): zie voor de betreffende procedure de handleiding van de benzinemotor.
Neem voor meer informatie contact op met de servicecentra van Nilfisk-Alto. Zij beschikken over de werkplaatshandleiding.
VERWIJDERING
Als de machine wordt afgedankt, moet hij naar een bevoegd verwijderingbedrijf gebracht worden. Voordat de machine wordt afgedankt, moeten de volgende materialen verwijderd worden: – polyester stoffilter – hoofdborstel en zijborstels – motorolie – kunststof leidingen en onderdelen
WAARSCHUWING!
De verwijderde onderdelen moet naar een erkende verzamelplaats worden gebracht die voldoet aan de geldende regels van de milieuwet.
146 2598 000(1)2005-03 A FLOORTEC R 360 P 15
NEDERLANDS
$
*

HHSHU
O
J
(&
((&


J
GEBRUIKSAANWIJZING
CE-CONFORMITEITSVERKLARING
FRQIRUPLWHLWVYHUNODULQ
OWR'HXWVFKODQG*PE+
XLGR2EHUGRUIHU6WUDH
%HOOHQEHUJ
URGXFW
RGH
%HVFKULMYLQ
+HWRQWZHUSYDQKHWDSSDUDDWNRPW
YHUHHQPHWGHYROJHQGHUHOHYDQWH
YRRUVFKULIWHQ
RHJHSDVWHJHKDUPRQLVHHUGHQRUPHQ
RHJHSDVWHQDWLRQDOHQRUPHQHQ
HFKQLVFKHVSHFLILFDWLHV
Z
)/2257(&5
+RQGD
(&0DFKLQH'LUHFWLYH (&(0&'LUHFWLYH (&'LUHFWLYHPRWRUYHKLFOHHPLVVLRQ(&
(1 (1(1
,1(1 ,635
HWUROHQJLQH
(1(1(1
LSO,QJ:ROIJDQJ1LHXZNDPS
HVWVHQJRHGNHXULQJHQ
16 FLOORTEC R 360 P 146 2598 000(1)2005-03 A
HOOHQEHUJ
1
3
3
2
4
S310200 S310036
S310037
S310085
S310041
S310084
S310040
S310062
L M
N O
RQ
S T
U
S310206
1
2
4
3
12V 12V
+
-
+
-
21
28
22
22
21
20
14
16
15
12
13
9
8
10
11
7
2
3
17
18
27
26
19
25
29
6
11
10
1
24
23
4
5
P
S310083
V
S310207
AUSTRALIA
Australia
AUSTRIA
ALTO Österreich GmbH
Austria
www.nilfi sk-alto.at
ALTO Canada
ALTO Ceskà republika s.r.o.
www.nilfi sk-alto.dk
www.nilfi sk-alto.com
ALTO France SA
Aéroparc 1
www.nilfi sk-alto.com
www.nilfi sk-alto.de
www.nilfi sk-alto.co.uk
ALTO Hungary Kft
ALTO DEN-SIN Malaysia Sdn Bhd
ALTO Nederland B.V.
ALTO Norge AS
www.nilfi sk-alto.no
ALTO DEN-SIN
www.nilfi sk-alto.com
ALTO Sverige AB
Aminogatan 18, Box 40 29
www.nilfi sk-alto.se
ALTO U.S. Inc.
ALTO U.S.Inc
Arkansas 72764
ALTO U.S.Inc
ALTO Cleaning Systems, Inc.
www.nilfi sk-alto.com
W
X
S310064 S310065
BAT
PK
BK
ES2
HN1
P1
OG
F1
K1
50
15/54
30
RD
SWS
OG
BK
BE1
SW6
ES3
BK
SW1
ES1
BK
L1
GYBK
30/1
15
SPK
BLK
RDBK
RDBK
SWC
VT
BK
P2
F5
WH-OG
ES0
BK
HM
RD
BK
WHBK
RD
BU
RDBK
RDBK
RD
30
87
WH
BN
BK
M3
ES2
VTBK
F2
BK
M6
ES3
BN
F3
VT BN
RD
RD
WH
SW2
WH
30
87
BK
M1
ES1
RD
FC
ES0
BK
EBD
RD
BU
RD
RD
BK
M4
BK
M5
BUBK
BUBK
SW4
BUBK
F4
C
A
WH
WH
BU
EB2
M1 M2
B+
B-
BK
R1
BZ
1
RD
46 5
13 2
RD
BU
YE
BKRD
J2
85
86
85
86
SW5
FT
M2
RD
RD
BK
BU
SW3
J1
BK
GN
-
+
-
+
R
Loading...