GEBRUIK .............................................................................................................................................. 8
VOOR HET STARTEN VAN DE MACHINE ..................................................................................................... 8
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN ......................................................................................................... 8
MACHINE IN BEDRIJF ..................................................................................................................................... 9
DE AFVALCONTAINER LEGEN ..................................................... ... .......................................... ... ............... 10
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE ...................... ... ... .... ... ... .......................................... ... .... ... ... ... ... ............... 10
DUW-/TREKBEWEGING VAN DE MACHINE ................................................................................................ 10
LANGE PERIODE VAN STILSTAND ............................................................................................................. 10
DE HOOGTE VAN DE ZIJBORSTELS CONTROLEREN EN AFSTELLEN ........................ ........................... 13
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN ............................................................. ... ... ... .... ........................................ 13
REINIGING STOFFILTER EN CONTROLE OP BESCHADIGING ................................................................ 13
HOOGTE EN WERKING VAN DE FLAPS CONTROLEREN .................... ..................................................... 14
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE BEVEILIGINGSSCHAKELAAR VOOR OPENING VAN
DE MOTORKAP ............................................................................................................................................. 14
Deze handleiding heeft tot doel de bediener te voorzien
van alle informatie die nodig is om deze machine op de
juiste en veiligste manier te gebruiken. Er staat informatie
in over technische aspecten, de werking, het stoppen,
onderhoud, vervangingsonderdelen en de veiligheid van
de machine.
De gebruikers en technici die verantwoordelijk zijn voor
het onderhoud van deze machine moeten de instructies in
deze uitgave zorgvuldig lezen, voordat ze met de machine
aan het werk gaan. Als u twijfelt over de instructies, kunt u
contact opnemen met een servicecentrum van Nilfisk-Alto
om zo duidelijkheid te krijgen.
BETREFFENDE PERSONEN
Deze handleiding is bestemd voor de gebruiker van de
machine en de technici die verantwoordelijk zijn voor het
onderhoud van de machine.
OPBERGEN VAN DE HANDLEIDING
De bedieningshandleiding moet in een geschikte envelop
bij de machine worden opgeborgen. Er mogen geen
vloeistoffen of andere materialen bij komen zodat de
handleiding goed leesbaar blijft.
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het serienummer en het model van de machine worden
weergegeven op het plaatje (1, Afb. U) dat op het chassis
is aangebracht en dat leesbaar is als de motorklep (4)
wordt geopend.
Het productiejaar van de machine is weergegeven in de
CE-aanduiding. Het productiejaar kan ook worden
afgeleid van de eerste twee cijfers van het serienummer
van de machine.
Het serienummer en model van de benzinemotor staan op
de posities (2 en 3, Afb. U).
Deze informatie heeft u nodig wanneer u
vervangingsonderdelen voor de machine en de motor
bestellen wilt. Gebruik de ruimte hieronder om de
identificatiegegevens van uw machine en de
benzinemotor te noteren zodat u ze altijd bij de hand heeft.
ANDERE GEBRUIKERSHANDLEIDINGEN
Gebruikers- en onderhoudshandleiding van de
benzinemotor, deze behoort bij de machine en vormt een
integraal onderdeel van deze handleiding.
Daarnaast zijn de volgende handleidingen leverbaar:
–Catalogus met vervangingsonderdelen (behoort tot
de uitrusting van de machine).
–Werkplaatshandleiding (te raadplegen bij de
servicecentra van Nilfisk-Alto).
VERVANGINGSONDERDELEN EN
ONDERHOUD
Als er onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de
machine nodig zijn, moet u deze door bevoegd personeel
of bij een servicecentrum van Nilfisk-Alto (zie deze
handleiding) uit laten voeren; er mogen alleen originele
vervangingsonderdelen en accessoires worden gebruikt.
Als u hulp nodig heeft of vervangingsonderdelen en
accessoires wilt bestellen bij Nilfisk-Alto, zorg dan dat u
het model en het serienummer altijd bij de hand heeft.
MODIFICATIES EN VERBETERINGEN
Bij Nilfisk-Alto streven we constant naar perfectie van
onze producten en we behouden ons het recht voor
modificaties en aanpassingen aan te brengen indien wij
die nodig achten. U bent niet verplicht deze modificaties of
verbeteringen door te voeren op een eerder aangeschafte
machine. Eventuele aanpassingen en/of toevoeging van
accessoires moeten expliciet worden goedgekeurd en
uitgevoerd door Nilfisk-Alto.
Model MACHINE..........................................................
De onderstaande symbolen worden gebruikt om
eventuele gevaarlijke situaties aan te geven. Lees deze
informatie altijd aandachtig door en neem de nodige
voorzorgsmaatregelen om personen en voorwerpen te
beschermen.
Geen enkel preventieplan ter voorkoming van ongevallen
is effectief zonder de volledige medewerking van de
persoon die direct verantwoordelijk is voor de werking van
de machine. De meeste ongevallen die zich binnen een
bedrijf, op de werkvloer of op locatie voordoen, worden
veroorzaakt door het niet naleven van enkele elementaire
veiligheidsmaatregelen. Een oplettende en voorzichtige
bediener is de beste garantie tegen ongevallen en is het
meest effectief in elk preventieplan.
SYMBOLEN
GEVAAR!
Dit symbool geeft een gevaar met mogelijk
dodelijk afloop voor de bediener aan.
LET OP!
Dit symbool geeft een mogelijk risico op
persoonlijk letsel aan.
WAARSCHUWING!
Dit symbool geeft een waarschuwing of
opmerking aan over de werking van de
sleutel of van de gebruiksfuncties. Lees de
blokken tekst die met dit symbool zijn
gemarkeerd zorgvuldig door.
OPMERKING
Bij deze handelingen kunt u de
gebruikershandleiding erbij nemen.
ALGEMENE INSTRUCTIES
Hierna volgen waarschuwingen en specifieke
aandachtspunten om mogelijke schade aan de machine of
letsel bij personen te voorkomen.
GEVAAR!
–Verwijder de contactsleutel uit de contactschakelaar
van de motor voordat u
onderhouds-/reparatiewerkzaamheden uitvoert.
–Deze machine mag alleen worden gebruikt door
speciaal opgeleid en bevoegd personeel. De
machine mag niet worden gebruikt door kinderen of
mensen met een handicap.
–Draag geen sieraden als u in de buurt van
bewegende onderdelen werkt.
–Werk nooit onder een omhoog gebrachte machine
als deze niet voldoende wordt ondersteund door
veiligheidssteunen.
–Gebruik deze machine niet in ruimten waar
schadelijke, gevaarlijke, ontvlambare en/of
explosieve stoffen, vloeistoffen of dampen aanwezig
zijn.
–Let op: de benzine is zeer licht ontvlambaar.
–Rook niet en hou open vuur weg van de plaats waar
de motor wordt bijgevuld of op plaatsen waar
brandstof wordt bewaard.
–Vul de benzinetank niet verder bij dan tot de
markering (1, Afb. T) voor het maximale niveau.
–Controleer na het bijvullen van de benzine of de dop
van de brandstoftank goed is afgesloten.
–Als er tijdens het vullen benzine wordt geknoeid,
moet dit volledig worden weggehaald. Laat de
benzinedampen wegtrekken voordat u de motor start.
–Zorg dat er geen benzine op de huid komt en dat u de
dampen niet inademt. Houd buiten bereik van
kinderen.
–Laat de motor niet meer dan 20° kantelen; als de
motor verder wordt gekanteld, kan er benzine uit de
tank lopen.
–De uitlaatgassen van de benzinemotor bevatten
koolmonoxide, een giftig, reukloos en kleurloos gas.
Zorg dat u het niet inademt. Bewaar de motor niet op
een afgesloten plaats.
–Zet geen voorwerpen op de motor.
–Zet de benzinemotor altijd uit voordat u er aan gaat
werken. Om te voorkomen dat de motor per ongeluk
aan gaat, moet u altijd het dopje van de bougie
ontkoppelen.
146 2598 000(1)2005-03 AFLOORTEC R 360 P3
NEDERLANDS
–Lees voordat u onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert
alle instructies zorgvuldig door.
–Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om te
voorkomen dat haar, sieraden en losse
kledingstukken vast komen te zitten in de bewegende
delen van de machine.
–Laat de machine nooit onbeheerd staan met de
sleutel in de contactschakelaar en controleer altijd of
de machine niet uit zichzelf kan bewegen.
–Gebruik de machine niet op een ondergrond met een
hellingsgraad die hoger is dan op de machine staat
aangegeven.
–Was de machine niet met directe waterstralen, een
hogedrukspuit of bijtende materialen. Gebruik geen
perslucht voor de algemene reiniging van de
machine.
–Gebruik de machine niet in bijzonder stoffige ruimten.
–Let er bij het gebruik van de machine op dat er zich
geen mensen, met name kinderen, in het werkgebied
van de machine bevinden.
–Zet geen flessen vloeistof op de machine.
–De opslagtemperatuur van de machine moet tussen
0°C en +40°C liggen.
–De temperatuur moet bij gebruik van de machine
tussen de 0°C en +40°C liggen.
–De vochtigheidsgraad moet tussen 30% en 95%
liggen.
–Zorg altijd dat de machine niet in de zon, regen of
andere weersomstandigheden staat, zowel in
werking als bij stilstand.
–Gebruik de machine niet als vervoermiddel.
–Laat de borstels niet werken als de machine stilstaat
om schade aan de vloer te voorkomen.
–Gebruik bij brand een poederbrandblusser. Gebruik
geen water.
–Stoot niet tegen kasten of stellingen, zeker als de
kans bestaat dat er voorwerpen kunnen omvallen.
–Pas de bedrijfssnelheid aan de oppervlakken aan.
–Verwijder de beschermingsdelen van de machine
nooit met de hand; hou u nauwkeurig aan de
instructies voor normaal onderhoud.
–Verwijder of verander geen plaatjes van de fabrikant
op de machine.
–Als u afwijkingen in de werking van de machine
vermoedt, controleer dan of deze niet worden
veroorzaakt door gebrek aan dagelijks onderhoud.
Als dat niet het geval is, roept u de hulp in van
bevoegd personeel of van een bevoegd
servicecentrum.
–Vraag bij vervanging van onderdelen om ORIGINELE
vervangingsonderdelen bij een bevoegd leverancier
en/of bevoegde detailhandelaar.
GEBRUIKSAANWIJZING
LET OP!
–Uit veiligheidsoverwegingen en voor een correcte
werking van de machine moet het onderhoud dat in
het betreffende hoofdstuk in deze handleiding wordt
aangegeven voor bevoegd personeel of bij een
servicecentrum worden uitgevoerd.
–Laat de machine als hij wordt afgedankt niet
onbemand staan vanwege de giftige en/of
schadelijke materialen (olie, kunststof materialen,
etc.). Deze moeten volgens de voorschriften naar de
daarvoor bestemde verzamelplaatsen worden
gebracht (zie hiervoor het hoofdstuk Verwijdering).
–Bij normaal gebruik veroorzaken de trillingen van de
machine geen gevaarlijke situaties. Het
trillingsniveau van de machine is minder dan 2,5 m/s
(EN 1033-1995-08).
–Tijdens de werking van de benzinemotor wordt de
demper warm; raak de demper nooit aan als hij warm
is om brandwonden of brand te voorkomen.
–Laat de benzinemotor nooit draaien met onvoldoende
olie, want dat kan ernstige schade veroorzaken.
Controleer het oliepeil bij een uitgeschakelde motor
terwijl de machine horizontaal staat.
–Laat de benzinemotor nooit zonder luchtfilter draaien;
dit kan de motor beschadigen.
–Technische interventie aan de benzinemotor moet
altijd door een bevoegd persoon worden uitgevoerd.
–Gebruik voor de benzinemotor alleen originele
vervangingsonderdelen of equivalenten ervan. Het
gebruik van vervangingsonderdelen van een mindere
kwaliteit kan de motor ernstig beschadigen.
–We raden aan bij gebruik van de machine goed op te
letten wanneer de machine met hogere snelheden
rijdt, omdat schokkerige stuurbewegingen instabiele
situaties met de verspreiding van het gewicht kunnen
veroorzaken mede door de opbouw van de machine
(3 wielen). Rem altijd af voordat u aan het stuur
draait.
VERPAKKING VERWIJDEREN
Controleer bij aflevering van de machine zorgvuldig of de
verpakking en de machine niet zijn beschadigd tijdens het
transport. Als u beschadigingen heeft aangetroffen,
bewaart u de verpakking dan zoals u deze van de
transporteur heeft ontvangen. Neem onmiddellijk contact
op met de transporteur om een verzoek tot
schadevergoeding in te vullen.
Controleer altijd of de volgende onderdelen bij uw
machine zijn geleverd:
–Handleiding van de veegmachine
–Handleiding van de benzinemotor
–Catalogus met vervangingsonderdelen
–Zekering N° 1 van 50 A
2
4FLOORTEC R 360 P146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
BESCHRIJVING VAN DE MACHINE
BEDRIJFSCAPACITEIT
De veegmachine is ontwikkeld en gebouwd voor de
reiniging en/of het vegen van gladde, solide vloeren in
openbare en bedrijfsruimten, en voor het verzamelen van
stof en kleine vuildeeltjes en wel onder gecontroleerde,
veilige omstandigheden door een bevoegde bediener.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Alle verwijzingen naar voorwaarts, achterwaarts, voor,
achter, rechts of links in deze handleiding zijn vanuit de
bedienerstoel in de rijpositie met de handen op het stuur
bekeken (1, Afb. C).
BESCHRIJVING VAN DE KNOPPEN EN
HET BEDIENINGSPANEEL
(Zie Afb. B)
1.Controle- en bedieningspaneel links
2.Contactschakelaar
3.Urenteller
4.Knop voor akoestisch waarschuwingssignaal
5.Knop voor filterschudder
6.Knop voor activering van extra contact voor
handmatige aanzuiging (optioneel)
7.Knop voor inschakeling bedrijfsverlichting (optioneel)
8.Noodschakelaar
9.Bevestigingsschroeven panelen
10. Controle- en bedieningspaneel rechts
11. Schakelaar voor voorwaartse/achterwaartse
beweging
BESCHRIJVING VAN DE BUITENKANT
(Zie Afb. C)
1.Stuur
2.Stelhendel voor kanteling stuuras
3.Bedieningshendel voor inschakelen/uitschakelen
aanzuiging
4.Hendel voor het omhoog/omlaag brengen van de
zijborstels
5.Gaspedaal
6.Servicerempedaal
7.Hendel voor parkeerrem (reageert op het voorwiel)
7a. Hendel in stand voor ingeschakelde rem (naar
achteren gedraaid)
7b. Hendel in stand voor uitgeschakelde rem (naar voren
gedraaid)
8.Pedaal voor omhoog brengen voorflap
9.Opbergvak
10. Motorkap
11. Achterwielen op vaste as
12. Voorwiel voor aandrijving en aansturing
13. Zijborstel rechts
14. Zijborstel links
15. Hoofdborstel
16. Zijflap links
17. Zijflap rechts
18. Flap voor
19. Flap achter
20. Afvalcontainer
21. Haak voor afvalcontainer
22. Handgreep van de afvalcontainer
23. Verwijderbare klep voor verwijdering hoofdborstel
24. Regelaar links voor de hoogte van de hoofdborstel
25. Regelaar rechts voor de hoogte van de hoofdborstel
26. Rechterklep van de hoofdborstel
27. Bevestigingsschroeven rechterklep van de
hoofdborstel
28. Zwaailicht (altijd in werking met de contactschakelaar
op “I”) (optioneel)
29. Bestuurdersstoel, met beveiligingsmicroschakelaar
30. Extra contact voor de handmatige aanzuigerset
(optioneel)
31. Stuuras, voorwaarts en achterwaarts te kantelen
32. Bedrijfsverlichting (optioneel)
33. Regelblok voor hoogte zijborstels
34. Bedieningshendel voor lengteverplaatsing van de
stoel
35. Set handmatige aanzuiging (optioneel)
36. Benzinetankdop
37. Ruimte van benzinekraantje en startmechanisme bij
koude motor
38. Uitlaat motor
39. Ventilatierooster van de benzinemotor
146 2598 000(1)2005-03 AFLOORTEC R 360 P5
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHRIJVING MOTORRUIMTE
(Zie Afb. U)
1.Plaatje met serienummer / technische gegevens /
CE-markering
2.Model van de benzinemotor
3.Serienummer van de benzinemotor
4.Motorkap (open)
5.Steunstang van de motorkap
6.Benzinemotor
7.Bougie
8.Startmechanisme voor koude motor
9.Kraantje voor openen/afsluiten benzinetoevoer
10. Benzinetank
11. Dop van de benzinetank
12. Luchtfilter van de benzinemotor
13. Gashendel (geijkt door de fabrikant: deze mag niet
met de hand worden aangeraakt of worden
gebruikt om het toerental van de motor te
wijzigen!)
14. Dop voor bijvullen en controleren oliepeil van de
motor
15. Aftapdop motorolie
16. Riem van de benzinemotor
17. Riem van de hoofdborstel
18. Riemschijf van de hoofdborstel
19. Aanzuigventilator
20. Demper van de benzinemotor
21. Accu’s
22. Accudoppen
23. Kastje met smeltzekeringen (services)
24. Herbruikbare zekering
25. Startmotor en dynamo
26. Handmatige aanzuiging (optioneel)
27. Schakelaar voor voorwaartse beweging van de
machine
28. Montageschema voor accu’s
29. Zekering dynamo
30. Luchttoevoer benzinemotor
(Zie Afb. V)
1.Kraantje voor openen/afsluiten benzinetoevoer
(Zie Afb. W)
1.Startmechanisme voor koude motor
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
AlgemeenWaarden
Lengte machine1.255 mm
Breedte van de machine (zonder
zijborstels)
Hoogte machine (stuur met knop)1.173 mm
Breedte van het reinigingsvlak (met/zonder
zijborstels)
Minimale hoogte van de grond (zonder
flaps)
Afmetingen hoofdborstel265 mm x 600 mm
Afmetingen zijborstel420 mm
Voorwiel voor aandrijving en aansturing200 x 50 mm
Achterwielen250 x 50 mm
Totaalgewicht machine (met accu's)284,31 Kg
Snelheid met maximale duwkracht
(voorwaarts/achterwaarts)
Maximale hellingshoek16%
Inhoud afvalcontainer36 L
Elektromotor hoofdborstel en ventilator350W
Elektromotoren zijborstels60W
Elektromotor aandrijving400W
Elektromotor filterschudder12W
Reiniging per uur (met hoofdborstel)3.060 m2/u
Reiniging per uur (met hoofdborstel en
zijborstels)
Geluidsniveau (LpA)77,4 dB(A)
Accu’sWaarden
Accuspanning24V
Startaccu's2x12V/80 Ah
BenzinemotorGegevens
MerkHonda
ModelGX100
Cilinderinhoud98 cm
Maximaal vermogen2,2 kW
Benzineverbruik327 g/kW-h
OPMERKING
Zie voor de overige gegevens/waarden van de
benzinemotor de betreffende handleiding.
795 mm
1.000 / 600 mm
40 mm
5,5 km/u / 4,4 km/u
2
5.100 m
/u
3
Aanzuiging en stoffilteringWaarden
Stoffilter (een zijkant)3 m
Omlaag brengen hoofdborstelruimte18,3 mm H2O
2
6FLOORTEC R 360 P146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
Elektrische installatie
(Zie afb. X)
Legende
BAT: accu 24V
BE1:zwaailicht
BLK:frame benzinemotor
BZ1:akoestisch signaal bij achteruitrijden
EB1:LED elektronische installatie
EB2:elektronische installatie voor de aandrijving
ES0:startrelais
ES1:contactschakelaar
ES2:relais filterschudder
ES3:relais aanzuiging (optioneel)
FC:zekering dynamo (50A)
FT:zekering aandrijving
F1:zekering algemeen (circuit contactschakelaar)
Naast de onderdelen van de standaarduitvoering kan de
machine worden uitgerust met de volgende accessoires,
volgens het gebruik van de machine:
–hoofd- en zijborstels met hardere of zachtere haren
dan de standaardborstel
–stoffilter in antistatisch polyester en in polyester BIA
C;
–handmatige aanzuiging;
–bedrijfsverlichting;
–zwaailicht;
–flaps van verschillende materialen.
Neem voor meer informatie over de hierboven genoemde
optionele accessoires contact op met een leverancier.
146 2598 000(1)2005-03 AFLOORTEC R 360 P7
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIK
LET OP!
Op de machine zijn enkele plaatjes
aangebracht met de volgende woorden:
– GEVAAR!
– LET OP!
– WAARSCHUWING
– ADVIES
Bij het lezen van deze handleiding moet de bediener de
betekenis van deze symbolen goed kennen.
Dek de plaatjes niet af en vervang ze onmiddellijk als ze
beschadigd zijn.
VOOR HET STARTEN VAN DE MACHINE
WAARSCHUWING!
Controleer of er geen deurtjes of kleppen
op de machine open staan en of de
arbeidsomstandigheden normaal zijn.
Controleer of de afvalcontainer (20, Afb. C)
goed is gesloten.
Als de machine na het transport nog niet is
gebruikt, moet u eerst controleren of alle
blokken en blokkeermiddelen die bij het
transport zijn gebruikt wel zijn verwijderd.
1.Vul indien nodig benzine bij, nadat u de dop (36, Afb.
C) heeft losgedraaid. Zet eventueel de stoel (29) naar
voren met de stelhendel om bij de dop (36) te kunnen.
WAARSCHUWING!
Vul de benzinetank niet verder bij dan tot de
markering (1, Afb. T) voor het maximale
niveau.
2.Breng de motorkap (10, Afb. C) omhoog en zet het
benzinekraantje (1, Afb. V) in de stand ON. Sluit
daarna de motorkap.
DE MACHINE STARTEN EN STOPPEN
Starten van de machine
1.Ga op de bestuurdersstoel (29, Afb. C) zitten en, als
het nodig is om gemakkelijker op de machine te
klimmen, trekt u aan de hendel (2, Afb. C) en laat u
de stuuras (31) naar voren kantelen.
2.Trek aan de hendel (2, Afb. C) en stel de kanteling,
voorwaarts of achterwaarts, van de stuuras (31) af
totdat u prettig zit.
3.Zet het startmechanisme voor een koude motor (1,
Afb. W) alleen bij zeer lage temperaturen in de
'gesloten' stand, zonder de motorkap (10, Afb. C)
omhoog te zetten maar door de hand in de ruimte (37,
Afb. C) te steken.
4.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op 'II' en start de
benzinemotor. Als de motor start, moet u de
contactschakelaar meteen loslaten.
WAARSCHUWING!
Wanneer de motor met de
contactschakelaar (2, Afb. B) wordt gestart,
mag u het gaspedaal (5, Afb. B) niet
indrukken.
WAARSCHUWING!
De motor mag niet worden gestart als de
motorkap (10, Afb. C) open staat. Een
veiligheidssysteem voorkomt dan dat er
kan worden gestart.
WAARSCHUWING!
Als de motor werkt, draait de hoofdborstel,
maar de zijborstels staan stil als ze omhoog
zijn gebracht.
Als de motor werkt, is ook de
aanzuigventilator altijd in werking.
5.Schakel het startmechanisme voor een koude start
(1, Afb. W) uit als de motor vijf seconden draait,
zonder motorkap te openen (10, Afb. C), maar door
uw hand in de ruimte (37, Afb. C) te steken.
6.Schakel de parkeerrem uit door de hendel (7, Afb. C)
naar voren te zetten, van positie 7 naar positie 7b.
7.Als u met de veegwerkzaamheden wilt beginnen,
start u de machine met de handen op het stuur en
drukt u op het pedaal (5, Afb. C).
7a. De richting voor voorwaarts/achterwaarts kan worden
geselecteerd met de knop (11, Afb. B) op het
linkerpaneel. De bewegingssnelheid is instelbaar van
nul tot de maximale waarde via de druk op het pedaal
(5, Afb. C).
8FLOORTEC R 360 P146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
OPMERKING
De stoel (29, Afb. C) is uitgerust met een
veiligheidssensor waardoor de machine alleen
via het pedaal (5, Afb. C) kan worden
verplaatst als de bediener in de
bestuurdersstoel zit.
8.Schakel de aanzuiging in door de hendel (3, Afb. C)
omlaag te brengen.
9.Breng de zijborstels (13 en 14, Afb. C) omlaag door
de hendel (4) los te halen en omlaag te zetten.
OPMERKING
De zijborstels (13 en 14, Afb. C) kunnen ook
als de machine beweegt omlaag en omhoog
worden gebracht.
De zijborstels draaien niet als ze omhoog zijn
gebracht. Ze draaien alleen als ze omlaag zijn
gebracht.
10. Als u met de veegwerkzaamheden wilt beginnen,
houd dan de handen op het stuur (1, Afb. C) en druk
op het pedaal (5).
De machine stoppen
1.Laat het pedaal (5, Afb. C) los om de machine te
stoppen.
Als u de machine snel tot stilstand wilt brengen, drukt
u ook het pedaal van de servicerem (6, Afb. C) in.
Als u de machine in een noodgeval meteen stil wilt
zetten, drukt u op de noodschakelaar (8, Afb. B). Om
de noodschakelaar (8) na de activering uit te
schakelen, draait u de schakelaar met de klok mee.
2.Als u het draaien van de zijborstels (13 en 14, Afb. C)
wilt stoppen, brengt u ze omhoog door middel van de
hendel (4).
3.Als u het draaien van de hoofdborstel (15, Afb. C) en
de aanzuigventilator (19, Afb. U) wilt stoppen en de
benzinemotor wilt stoppen, zet u de
contactschakelaar (2, afb. B) in de stand "0".
4.Schakel de parkeerrem in door de hendel (7, Afb. C)
in stand 7a te zetten.
5.Breng de motorkap (10, Afb. C) omhoog en sluit het
benzinekraantje (1, Afb. V). Sluit daarna de
motorkap.
MACHINE IN BEDRIJF
1.Zorg dat u niet te lang op een plaats blijft staan met
de machine terwijl de borstels draaien: dan kunnen er
markeringen op de vloer achterblijven.
2.Bij het verzamelen van lichte, maar omvangrijke
stukken moet u de voorflap door middel van de
hendel (8, Afb. C) omhoog brengen. Let op: als de
voorflap omhoog blijft staan, is de aanzuigcapaciteit
van de machine kleiner.
WAARSCHUWING!
Als u op een natte ondergrond werkt, moet
de aanzuiging door middel van de hendel
worden uitgeschakeld om het stoffilter te
beschermen (3, Afb. C).
3.Voor een goed veegresultaat moet het stoffilter altijd
zo schoon mogelijk zijn. Voor reiniging tijdens het
vegen schakelt u de aanzuiging uit met de hendel (3,
Afb. B) en drukt u even op de knop voor de
filterschudder (5, Afb.B).
Als het filter is gereinigd, schakelt u de aanzuiging
weer in met de hendel (3, Afb. C).
Herhaal deze handeling gemiddeld elke 10 minuten
tijdens de werkzaamheden (dit is afhankelijk van de
hoeveelheid stof in de te reinigen zone).
OPMERKING
Als het stoffilter verstopt of de afvalcontainer
vol is, kan de machine geen stof en vuil meer
verzamelen.
4.Als de werkzaamheden zijn voltooid en telkens als de
afvalcontainer (20, Afb. C) vol is, moet u deze legen
(zie hiervoor het volgende deel)..
WAARSCHUWING!
De benzinemotor heeft een alarmsysteem
dat schade aan de motor zelf voorkomt als
er niet genoeg olie in het carter zit. Voordat
het oliepeil in het carter onder het veilige
niveau komt, stopt het alarmsysteem
automatisch de motor.
146 2598 000(1)2005-03 AFLOORTEC R 360 P9
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DE AFVALCONTAINER LEGEN
1.Stop de machine en laat het gaspedaal los.
2.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3.Haal de haak los (21, Afb. C) door aan het kortste
uiteinde te trekken.
4.Haal met behulp van de handgreep (22, Afb. C) de
afvalcontainer (20) los en leeg deze in de daarvoor
bestemde bakken.
5.Plaats de afvalcontainer weer terug en zet deze vast
met behulp van de haak (21).
6.De machine is weer klaar voor gebruik.
NA GEBRUIK VAN DE MACHINE
Als u klaar bent, moet u de volgende handelingen
uitvoeren voordat u machine achterlaat:
1.Breng de zijborstels omhoog met behulp van de
hendel (4, Afb. C).
2.Schakel de aanzuiging uit met de hendel (3, Afb. C).
3.Zet de filterschudder aan door middel van de
schakelaar (9, Afb. B).
4.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op '0' en
verwijder de sleutel.
5.Sluit het benzinekraantje (1, Afb. V) via de ruimte (37,
Afb. C).
6.Leeg de afvalcontainer (20, Afb. C) (zie het vorige
deel).
7.Schakel de parkeerrem in door de hendel (7, Afb. C)
ingedrukt te houden.
DUW-/TREKBEWEGING VAN DE MACHINE
Voor voorzichtige duw- of trekbewegingen van de
machine gaat u als volgt te werk:
1.Doe de motorkap omhoog (10, Afb. C).
2.Zet de schakelaar (27, Afb. U) op '0' en sluit de
motorklep (10, Afb. C) weer.
3.Duw of trek de machine.
4.Na de duw-/trekbeweging van de machine zet u de
schakelaar (27, Afb. U) weer op 'I'.
LANGE PERIODE VAN STILSTAND
Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt,
is het raadzaam de volgende handelingen uit te voeren:
1.Controleer of de opbergruimte van de machine
schoon en droog is.
2.Ontkoppel de minpool van de accu’s (21, Afb. U).
3.Zet de machine iets omhoog zodat de flaps, de
hoofdborstel en de wielen de grond niet raken.
4.Behandel de benzinemotor zoals wordt beschreven
in de gebruikershandleiding.
EERSTE GEBRUIKSPERIODE
Na de eerste 8 uur moet u de bevestiging van alle
bevestigings- en aansluitingsorganen van de machine
controleren. Controleer of de zichtbare onderdelen intact
zijn en geen lekkage vertonen.
Na de eerste 20 bedrijfsuren of na de eerste maand moet
de olie van de benzinemotor worden ververst (zie de
handleiding).
10FLOORTEC R 360 P146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
ONDERHOUD
De levensduur van de machine en de optimale veilige werking ervan worden geholpen door nauwkeurig en regelmatig
onderhoud.
Hieronder staat het verkorte schema voor regelmatig onderhoud. De aangegeven perioden zijn afhankelijk van de
specifieke werkomstandigheden en worden bepaald door de verantwoordelijke persoon voor onderhoud.
LET OP!
De onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij een uitgeschakelde machine (sleutel
verwijderd uit de contactschakelaar) en, als hierom wordt gevraagd, met een ontkoppelde accu. Lees
altijd alle instructies in het hoofdstuk Veiligheid.
Alle regelmatige of buitengewone onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel of
bij een bevoegd servicecentrum.
In deze handleiding worden alleen de eenvoudigste en meest voorkomende onderhoudswerkzaamheden aan de
machine beschreven.
OPMERKING
Zie voor andere procedures dan de onderhoudswerkzaamheden uit het gewone en buitengewone
onderhoudsschema de handleiding van de benzinemotor en/of ga naar de servicecentra.
ONDERHOUDSSCHEMA
Naam van het onderhoudBij aflevering
Controle niveau accuvloeistof (2)
Controle motoroliepeil (2) (7)
Controle luchtfilter motor (2) (7)
Controle hoogte zij- en hoofdborstels
Reiniging stoffilter en controle op
beschadiging
Verversing motorolie (7) (4) (7)
Reiniging luchtfilter motor (5) (7)
Controle hoogte en werking flaps
Controle werking filterschudder (3)
Controle werking veiligheidsschakelaar voor
opening motorkap
Visuele controle aandrijfriemen van motor en
hoofdborstel
Controle/reiniging ontstekingsbougie
benzinemotor
Reiniging benzinetank en -filter (6)
Controle bevestiging schroeven en moeren (3) (1)
Controle toerental benzinemotor (3)
Controle en afstelling servicerem en
parkeerrem
Vervanging van de aandrijfriemen van motor
en hoofdborstel
Vervanging luchtfilter motor (5) (7)
Vervanging ontstekingsbougie benzinemotor (4) (7)
Controle/afstelling speling kleppen motor (6)
Reiniging verbrandingskamer motor (6) (9)
Controle of vervanging van koolborstels van
de startmotor-dynamo en van de
aandrijfmotor
Controle/vervanging benzineslangen (6)
(3) (3)
Elke 10 uur
(1)
(2)
(1): en na de eerste 8 inloopuren
(2): of voor elk gebruik
(3): zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding
(4): of elk jaar
(5): of vaker in stoffige ruimten
(6): onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een bevoegde Honda-dealer, tenzij de bediener beschikt over de uitrusting
en technische gegevens en zich bevoegd voelt de werkzaamheden uit te voeren
(7): zie voor de betreffende procedure de handleiding van de benzinemotor
(8): als dit nodig wordt geacht door de persoon die verantwoordelijk is voor het onderhoud
(9): of elke 300 uur, indien nodig
Eerste maand
of na de eerste
29 uur (1)
Elke 50
uur (1)
Elke 100
uur (1)
(7)
(3)
Elke 200
uur (1)
(3) (8)
Elke 400
uur (1)
(3)
Elke 2 jaar
146 2598 000(1)2005-03 AFLOORTEC R 360 P11
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
DE HOOGTE VAN DE HOOFDBORSTEL
CONTROLEREN EN AFSTELLEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels
leverbaar. Deze procedure is van toepassing
op alle soorten borstels.
1.Controleer of de hoofdborstel de juiste hoogte van de
vloer heeft. Ga hierbij als volgt te werk:
– zet de machine op een vlakke ondergrond;
– zet de machine stil en laat de hoofdborstel enkele
seconden draaien;
– zet de hoofdborstel stil, verplaats de machine en
schakel de machine uit;
– controleer of de indruk (1, Afb. D) van de
hoofdborstel over de hele lengte 2 tot 4 cm breed
is.
Als de indruk (1) hiervan afwijkt, kunt u de hoogte van
de borstel afstellen. Ga te werk als in punt 2.
2.Zet de machine op een platte ondergrond en schakel
de parkeerrem (7, Afb. C) in.
3.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
4.Haal de knoppen (1, Afb. E) aan beide kanten van de
machine los.
5.Stel aan beide kanten van de machine, zo veel als
nodig is, de indicator (2) om de hoogte van de borstel
af te stellen bij en draai de knoppen (1) opnieuw aan.
OPMERKING
De indicator (2) moet aan beide kanten van de
machine in dezelfde stand staan; de maximaal
toegestane afwijking is twee markeringen voor
de indruk (1, Afb. D) van 2 tot 4 cm die in punt
1 werd genoemd.
6.Voer punt 1 opnieuw uit om te controleren of de
hoofdborstel nu de juiste hoogte van de grond heeft.
7.Als de borstel door overmatige slijtage niet meer kan
worden afgesteld, moet de borstel zoals in het
volgende deel worden vervangen.
WAARSCHUWING!
Als de indruk van de hoofdborstel op de
grond te groot is (meer dan 4 cm), dan kan
dit problemen opleveren voor de werking
van de machine en kunnen de bewegende
delen oververhitten. Hierdoor kan de
levensduur van de machine aanzienlijk
afnemen.
Wees nauwkeurig bij het uitvoeren van de
bovenstaande controle en laat de machine
nooit werken als hij niet aan de genoemde
voorwaarden voldoet.
DE HOOFDBORSTELVERVANGEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels
leverbaar. Deze procedure is van toepassing
op alle soorten borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te
dragen als u de borstel vervangt omdat er
scherpe deeltjes tussen de haren van de
borstel kunnen blijven hangen.
1.Zet de machine op een platte ondergrond en schakel
de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3.Haal de knoppen (1, Afb. E) aan beide kanten van de
machine los.
4.Verplaats de indicatoren (2, Afb. E) voor de afstelling
van de hoogte van de hoofdborstel, totdat deze de
maximale afstand van de grond heeft. Draai de
knoppen (1) opnieuw aan.
5.Doe de motorklep omhoog (10, Afb. C).
6.Draai de knop (3, Afb. E) aan de linkerkant los.
7.Verwijder de klep (1, Afb. F) van de borstel en trek
deze omhoog om hem uit de stops (2) te halen.
8.Verwijder de borstel (1, Afb. G).
9.Controleer ook of de naaf (4, Afb. R) geen vuil of
voorwerpen (draden, etc.) bevat die per ongeluk zijn
meegedraaid.
10. Tref voorbereidingen voor de montage van de nieuwe
borstel, draai hem zodanig dat de haren van de
borstel in de juiste richting staan, zoals u in
afbeelding H ziet (vanaf boven gezien).
11. Zet de nieuwe borstel vast en controleer of het
contact (1, Afb. I) in de betreffende naaf (4, Afb. R)
valt. Controleer ook of de naaf geen vuil of
voorwerpen (draden, etc.) bevat die per ongeluk zijn
meegedraaid.
12. Plaats de klep (1, Afb. F) van de borstel weer terug en
laat hem in de steunen vallen (2).
13. Draai de knop (3, Afb. E) opnieuw aan.
14. Voer de controle en afstelling van de hoogte van de
hoofdborstel af, zoals beschreven in het vorige deel.
12FLOORTEC R 360 P146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
DE HOOGTE VAN DE ZIJBORSTELS
CONTROLEREN EN AFSTELLEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels
leverbaar. Deze procedure is van toepassing
op alle soorten borstels.
1.Controleer of de zijborstels de juiste hoogte van de
vloer hebben. Ga als volgt te werk:
– zet de machine op een vlakke ondergrond en laat
de zijborstels zakken;
– zet de machine stil en laat de zijborstels enkele
seconden draaien;
– breng de zijborstels omhoog voordat u de
machine verplaatst en uitschakelt;
– controleer of de indruk van de zijborstels wat
betreft breedte en richting overeenkomt met de
afbeelding (1 en 2, Afb. J). Als de indruk hiervan
afwijkt, kunt u de hoogte van de borstels afstellen.
Ga te werk als in punt 2.
2.Haal de hendel (4, Afb. C) los en draai het blok (33)
met de klok mee of tegen de klok in om de hoogte van
de borstels van de grond af te stellen.
3.Voer punt 1 opnieuw uit om te controleren of de
zijborstels nu de juiste hoogte van de grond hebben.
4.Als de borstels door overmatige slijtage niet meer
kunnen worden afgesteld, moeten de borstels zoals
in het volgende deel worden vervangen.
DE ZIJBORSTELS VERVANGEN
OPMERKING
Er zijn verschillende soorten borstels
leverbaar. Deze procedure is van toepassing
op alle soorten borstels.
WAARSCHUWING!
Wij raden u aan werkhandschoenen te
dragen als u de zijborstels vervangt omdat
er scherpe deeltjes tussen de haren van de
borstels kunnen blijven hangen.
1.Zet de machine op een platte ondergrond en schakel
de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3.Steek uw hand in de zijborstel en druk de lipjes (1,
Afb. K) naar binnen. Verwijder de borstel (2) door
deze uit de vier pennen te verwijderen (3).
4.Monteer de nieuwe borstel en zorg dat deze in de
pennen (3) en de lipjes (1) vastgrijpt.
5.Voer de controle en afstelling van de hoogte van de
zijborstels uit, zoals beschreven in het vorige deel.
REINIGING STOFFILTER EN CONTROLE
OP BESCHADIGING
OPMERKING
Naast het kartonnen standaardfilter zijn er ook
optioneel polyester filters verkrijgbaar. Deze
procedure is van toepassing op alle typen.
1.Zet de machine op een platte ondergrond en schakel
de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
3.Haal de haak (21, Afb. C) van de afvalcontainer los.
4.Haal met behulp van de handgreep (22, Afb. C) de
afvalcontainer (20) los.
5.Draai de handgreep (1, Afb. L) omlaag (ongeveer
90°) en laat het frame van het filter (2) naar buiten
draaien .
6.Verwijder het stoffilter (3) naar boven).
7.Reinig het filter buiten door het op een vlak en schoon
oppervlak uit te schudden, sla met de zijkant (1, Afb.
M) die tegenover de zijde met het rooster (2) staat.
Voltooi het reinigen door middel van een loodrechte
straal (3) perslucht van maximaal 6 Bar, maar blaas
alleen van de zijde die wordt beschermd door het
rooster (2), op een minimale afstand van 30 cm (zie
de afbeelding).
Hou bij de verschillende typen filters de volgende
aanwijzingen aan:
– kartonnen filter (standaard): gebruik geen water of
schoonmaakmiddelen om het te reinigen omdat
het dan onherstelbaar beschadigd kan raken;
– polyester filter (optioneel): zie de hierboven
vermelde instructies voor de reiniging. Om het
filter grondig te reinigen kunt u indien nodig het
filter met water en eventueel een niet schuimende
schoonmaakmiddel reinigen. Hoewel het filter
hierdoor schoner wordt, wordt de levensduur van
het filter korter en zal dus vaker moeten worden
vervangen. Het gebruik van ongeschikte
schoonmaakmiddelen kan de functionele
eigenschappen van het filter verminderen.
8.Controleer of de filtereenheid geen scheuren
vertoont.
9.Reinig indien nodig langs de rubberen pakking (4,
Afb. L) van de filterruimte; controleer tegelijkertijd of
deze intact is. Ga over tot vervanging als dat niet het
geval is.
10. Bij de montage voert u dezelfde handelingen als bij
de demontage uit, maar dan in omgekeerde
volgorde.
OPMERKING
Bij het opnieuw monteren van het filter moet
het met het rooster (2, Afb. M) naar de
ventilator (19, Afb. U) worden gedraaid.
146 2598 000(1)2005-03 AFLOORTEC R 360 P13
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
HOOGTE EN WERKING VAN DE FLAPS
CONTROLEREN
1.Zet de machine op een vlakke ondergrond die als
referentieoppervlak kan dienen om de juiste hoogte
van de flaps te controleren.
Schakel de parkeerrem (7, Afb. C) in.
2.Zet de contactschakelaar (2, Afb. B) op “0”.
Controle zijflaps
3.Controleer of de zijflaps heel zijn (16 en 17, Afb. C).
Vervang de flaps als er scheuren (1, Afb. N) van meer
dan 20 mm of breuken (2) van meer dan 10 mm in
zitten (zie de werkplaatshandleiding voor vervanging
van de flaps).
4.Controleer of de zijflaps (16 en 17, Afb. C) 0 tot 3 mm
van de grond staan (Afb. O). Stel zo nodig de hoogte
van de flaps bij en ga hierbij als volgt te werk:
Linkerflap:
– breng de motorkap van de machine (10, Afb. C)
omhoog en zet de steunstang van de motorkap (5,
Afb. U) vast;
– draai de knop los (3, Afb. E) en verwijder de klep
links (1, Afb. F) van de borstel, trek hem omhoog
om hem uit de stops los te halen(2);
– stel de hoogte van de flaps (3, Afb. F) af met
behulp van de openingen (4);
– monteer de verwijderde onderdelen in de
omgekeerde volgorde van demontage.
Rechterflap:
– verwijder de hoofdborstel, zie het betreffende
deel;
– trek de riem (17, Afb. U) van de poelie (18); het
gaat gemakkelijker als u de poelie (18) handmatig
op de ventilator (19) draait;
– draai de schroeven (27, Afb. C) los en verwijder
de klep rechts (26) samen met de riem (17, Afb.
U).
Stel de hoogte van de flaps af (1, Afb. S) met
behulp van de openingen (2).
– Monteer de verwijderde onderdelen in de
omgekeerde volgorde van demontage.
Controle voor- en achterflap
5.Verwijder de hoofdborstel, zie het betreffende deel.
6.Controleer of de voorflaps (1, Afb. R) en de
achterflaps (2) intact zijn;
7.Vervang de flaps als er scheuren (1, Afb. N) van meer
dan 20 mm of breuken (2) van meer dan 10 mm in
zitten (zie de werkplaatshandleiding voor vervanging
van de flaps).
8.Controleer of:
– de voorflap (1, Afb. R) licht contact maakt met de
vloer en of hij niet los komt van de vloer (1, Afb. P);
– de achterflap (2, Afb. R) 0 tot 3 mm van de grond
zit (1, Afb. O).
9.Stel eventueel de hoogte van de flaps af met behulp
van de openingen (3, Afb. R).
10. Gebruik het pedaal voor het omhoog brengen van de
voorflap (8, Afb. C) en controleer of de voorflap (1,
Afb. Q) ongeveer 90° omhoog draait (zie de
afbeelding); laat het pedaal los en controleer of de
flap in de beginpositie gaat en niet blijft hangen. Zie
indien nodig de werkplaatshandleiding voor de
afstelling of vervanging van de bedieningskabel voor
de voorflap.
11. Monteer de verwijderde onderdelen weer in de
omgekeerde volgorde van demontage terug.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE
BEVEILIGINGSSCHAKELAAR VOOR
OPENING VAN DE MOTORKAP
Breng de motorklep (10, Afb. C) iets omhoog terwijl de
motor is ingeschakeld en controleer of de benzinemotor
meteen stopt.
Als de motor bij het openen van de motorkap (10) niet
meteen stopt, moet u onmiddellijk contact opnemen met
een bevoegd servicecentrum of een bevoegde
leverancier.
14FLOORTEC R 360 P146 2598 000(1)2005-03 A
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
VEILIGHEIDSFUNCTIES
De machine is uitgerust met de hieronder beschreven
veiligheidsfuncties.
NOODSCHAKELAAR
Deze bevindt zich in de positie 8, Afb. B en is eenvoudig
toegankelijk voor de bediener. Deze knop moet worden
ingedrukt als alle functies van de machine onmiddellijk
moeten worden gestopt.
BEVEILIGINGSSCHAKELAAR OPENING
MOTORKAP
LET OP!
Let op: wanneer de motorklep moet worden
geopend tijdens
onderhoudswerkzaamheden, raden wij aan
de contactsleutel uit het paneel te halen.
Deze wordt ingeschakeld als de motorkap van de machine
wordt geopend: alle functies worden uitgeschakeld.
Als de machine blijft werken ook staat de motorkap open,
neem dan onmiddellijk contact op met een bevoegd
servicecentrum of uw leverancier.
MICROSCHAKELAAR VAN DE
BESTUURDERSSTOEL
Deze bevindt zich in de bestuurdersstoel en zorgt dat de
aandrijving van de machine niet werkt als de bediener niet
in de stoel zit.
STORINGEN LOKALISEREN
PROBLEEMOPLOSSING
Controleer of er voldoende
motorolie in de machine aanwezig
is (1)
Controleer of het benzinekraantje
open staat
De benzinemotor start niet als
u de contactschakelaar
gebruikt
De benzinemotor stopt tijdens
de werkzaamheden
De zijborstels draaien niet
U trapt het pedaal in (5, Afb.
C), maar de machine beweegt
niet
Controleer of er benzine in de tank
zit
Controleer of de motorkap goed
gesloten is
Controleer of de benzine de
carburateur (1) bereikt
Controleer of de bougie vonkt (1)
Controleer of er voldoende
motorolie in de machine aanwezig
is (1)
Controleer of er benzine in de tank
zit
Laat de zijborstels zakken
Controleer of zekering F5 in het
kastje (23, Afb. U) intact is
Controleer of de parkeerrem is
uitgeschakeld
Controleer of de schakelaar (27,
Afb. U) in de stand 'I' staat
Controleer of het gaspedaal (5,
Afb. C) niet wordt ingedrukt tijdens
het starten van de machine via de
contactschakelaar (2, Afb. B) of als
de bediener op de stoel zit;
schakel het gaspedaal (5, Afb. C)
pas in als u op de stoel zit en de
machine heeft gestart.
(1): zie voor de betreffende procedure de handleiding van
de benzinemotor.
Neem voor meer informatie contact op met de
servicecentra van Nilfisk-Alto. Zij beschikken over de
werkplaatshandleiding.
VERWIJDERING
Als de machine wordt afgedankt, moet hij naar een
bevoegd verwijderingbedrijf gebracht worden.
Voordat de machine wordt afgedankt, moeten de
volgende materialen verwijderd worden:
–polyester stoffilter
–hoofdborstel en zijborstels
–motorolie
–kunststof leidingen en onderdelen
WAARSCHUWING!
De verwijderde onderdelen moet naar een
erkende verzamelplaats worden gebracht
die voldoet aan de geldende regels van de
milieuwet.