Nikon D80 User Manual [nl]

$E.IKONGIDSVOORDIGITALEFOTOGRAFIE
METDE
DIGITALECAMERA
.L

Waar kunt u het vinden

Vind wat u zoekt in:
De inhoud
De vraag- en antwoordindex
Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet? Zoek hem op in de vraag- en antwoordindex.
De vraag- en antwoordindex
Zoek op trefwoord.
Foutmeldingen
Verschijnt er een waarschuwing op het LCD-venster, in de zoeker of op de moni­tor, zoek dan hier de oplossing.
Zie blz. v-vi
Zie blz. vii-ix
Zie blz. 147–149
Zie blz. 132–133
Problemen oplossen
Doet de camera iets wat u niet verwacht? Zoek hier de oplossing.
Help
Gebruik de ingebouwde helpfunctie van de camera voor helpinformatie over menufuncties en andere onderwer­pen. Zie blz. 9 voor meer informatie.
Zie blz. 129–131
Inleiding
Instructies Fotograferen en weergeven
Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)
De standen P, S, A en M
Naslaginformatie
Meer over foto's weergeven
Aansluiten op een televisie, computer of printer
Weergaveopties: het weergavemenu
Opnameopties: het opnamemenu
Menugids
Persoonlijke instellingen
Basisinstellingen: het setup-menu
Geretoucheerde kopieën maken: het retoucheermenu
Technische gegevens
i

Voor uw veiligheid

Om schade aan uw Nikon product of letsel voor uzelf of anderen te voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u deze apparatuur gaat gebruiken. Bewaar deze vei­ligheidsinstructies waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen.
De consequenties voor het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven:
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees om mogelijk letsel te voorkomen alle waarschuwingen voordat u dit Nikon product gebruikt.
WAA RSC HUWI NGE N
Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke lichtbronnen kijken via de zoe­ker, kan tot blijvende vermindering van het gezichtsvermo­gen leiden.
Gebruik van de oogsterktecorrectie van de zoeker
Bij het gebruik van de oogsterktecorrectie-instelling met het oog aan de zoeker dient u op te passen dat u niet per ongeluk met uw vinger in uw oog steekt.
Onmiddellijk uitschakelen in geval van storing
Indien u ontdekt dat er rook of een ongewone geur vrij­komt uit het apparaat of de lichtnetadapter (apart lever­baar), ontkoppelt u onmiddellijk de lichtnetadapter van het lichtnet en verwijdert u de batterij; pas daarbij op dat u zich niet brandt. Voortgaand gebruik kan leiden tot letsel. Breng na het verwijderen van de batterij de apparatuur naar een door Nikon erkend ser vicecentrum.
Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van inwendige onderdelen kan tot letsel lei­den. In geval van een defect mag dit product uitsluitend worden gerepareerd door een gekwalificeerde reparateur. Mocht het product openbarsten als gevolg van een val of ander ongeluk, verwijder dan de batterij of ontkoppel de lichtnetadapter en breng het product vervolgens naar een door Nikon geautoriseerd servicecentrum voor inspectie.
Niet gebruiken in de nabijheid van ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet in de nabijheid van ont­vlambaar gas, omdat dit kan leiden tot explosie of brand.
Buiten bereik van kinderen houden
Negeren van deze waarschuwing kan leiden tot letsel.
Doe de draagriem niet om de hals van kinderen
Het om de nek dragen van de camera door een kind kan leiden tot verstikking.
Neem de juist voorzorgen in acht bij het gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik lekken of exploderen. Neem de volgende voorzorgen in acht wanneer u bezig bent met de batterijen die in dit product worden gebruikt:
• Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat.
• U mag de batterij niet kortsluiten of uit elkaar halen.
• Zorg ervoor dat het product is uitgeschakeld voordat u de batterij vervangt. Als u een lichtnetadapter gebruikt, dient u deze los te koppelen.
• Plaats batterijen niet ondersteboven of achterstevoren.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperatu­ren.
• U mag batterijen niet blootstellen aan of onderdompe­len in water.
• Plaats het afdekkapje van de batterij terug wanneer u de batterij vervoert. Vervoer of bewaar de batterij niet samen met metalen objecten, zoals halskettingen of haarspelden.
• Volledig lege batterijen kunnen gaan lekken. Om schade aan het product te voorkomen, dient u een lege batterij te verwijderen.
• Plaats het afdekkapje op de contactpunten en berg de batterij op een koele, droge plaats op als de batterij niet in gebruik is.
• Direct na gebruik, of als het product voor een langere periode op batterijvoeding heeft gewerkt, kan de bat­terij heet zijn geworden. Zet de camera daarom uit en laat de batterij afkoelen voor u deze verwijdert.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van een batterij als u veranderingen opmerkt, zoals verkleuring of vervor­ming.
Neem de juiste voorzorgen in acht bij het gebruik van de snella­der.
• Houd de camera droog. Negeren van deze waarschu­wing kan leiden tot brand of een elektrische schok..
• Stof op of bij metalen onderdelen van de stekker dient met een droge doek te worden verwijderd. Voort­gaand gebruik kan tot brand leiden.
• Tijdens onweer dient u niet met uw handen aan de voedingskabel of bij de lader te komen. Negeren van deze waarschuwing kan leiden tot een elektrische schok.
• Beschadig, modificeer, of verbuig de voedingskabel niet; u mag er ook niet met kracht aan trekken. Plaats de kabel niet onder zware objecten, en stel hem niet bloot aan hitte of vuur. Is de isolatie beschadigd en lig­gen de stroomdraden open, laat de kabel dan door een door Nikon erkende reparatiedienst onderzoeken. Negeren van deze waarschuwing kan leiden tot brand of een elektrische schok..
• Houd de stekker en de lader niet met natte handen vast. Negeren van deze waarschuwing kan leiden tot een elektrische schok.
ii
Voor uw veiligheid
Gebruik de juiste kabels
Als u kabels op de in- en uitvoeraansluitingen gaat aan­sluiten, gebruik dan uitsluitend de meegeleverde kabels, of kabels die Nikon voor het beoogde doel aanbiedt. Op die manier bent u verzekerd van een optimale werking.
CD-roms
CD-roms met software of gebruikshandleidingen dienen niet op audio-cd-apparatuur te worden afgespeeld. Het afspelen van cd-roms op een audio-cd-speler kan tot gehoorverlies of schade aan de apparatuur leiden.
Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor stuk gaan, pas dan op dat u geen letsel oploopt door het gebroken glas en voorkom dat vloeibare kristallen van de monitor in aanraking komen met de huid of in ogen of mond komen.
Wees voorzichtig bij het gebruik van de flitser
Pas op dat het flitsvenster niet in aanraking is met een per­soon of een object als u de flitser gebruikt. Anders kan de persoon zich branden of kan er vuur ontstaan.
Gebruik van de flitser dicht bij de ogen van het onder­werp kan leiden tot tijdelijke vermindering van het gezichtsvermogen. Pas extra op bij het fotograferen van kleine kinderen; de flitser mag niet dichterbij wor­den gehouden dan een meter vanaf het onderwerp.

Opmerkingen

• Niets van de handleidingen die bij dit product zijn geleverd, mag worden gereproduceerd, overgedragen, getranscribeerd, opgeslagen in een archiefsysteem of vertaald in enige taal in enige vorm, met enig middel, zonder voorafgaande schriftelijk toestemming van Nikon.
• Nikon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hardware en software die in deze handleidingen wordt beschreven op enig moment zonder voorafgaande aankondi­ging te wijzigen.
• Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van dit product.
• Hoewel alles in het werk is gesteld om te zorgen dat de infor­matie in deze handleidingen juist en compleet is, stellen we het zeer op prijs als u de Nikon importeur op de hoogte wilt stellen van eventuele onjuistheden of omissies (adres aanwe­zig in overige documentatie).
Opmerkingen
iii
Pictogram voor gescheiden inzameling in Europese landen
Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen:
• Dit product is ontworpen met het oog op gescheiden inzameling via een daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi dit product niet weg als huishoudafval.
• Neem voor meer informatie contact op met uw leverancier of de locale autoriteit die verantwoordelijk is voor afval­verwerking.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let er op dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
• Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepa­pieren of overheidsobligaties, zelfs als dergelijke kopieën of reproducties voorzien zijn van een stempel 'Voorbeeld'.
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waar­depapieren die in het buitenland in circulatie zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het kopiëren of repro­duceren van ongebruikte door de overheid uitgegeven postze­gels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgege­ven zegels of van gecertificeerde, door de wet voorgeschreven documenten is verboden.
• Waarschuwingen met betrekking tot bepaalde kopieën en repro­ducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrek­king tot het kopiëren of reproduceren van waardepapieren, uit­gegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeaucertificaten, etc.), reispassen of coupons, behalve wanneer het gaat om een minimaal benodigd aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan is het kopiëren of reproduceren van door de over­heid uitgegeven paspoorten, vergunningen afgegeven door overheidsinstanties en andere instellingen, identiteitskaarten en kaartjes zoals passen en maaltijdcoupons.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechterlijk beschermde creatieve werken zoals boeken, muziek, schilde­rijen, houtsneden, grafisch werk, kaarten, tekeningen, films en foto’s is verboden bij nationale en internationale wetten. Gebruik dit product niet voor het maken van illegale kopieën of voor inbreuk maken op het auteursrecht.
Opslagapparatuur in de afvalverwerking
Houd er rekening mee dat het wissen van beelden of het formatteren van geheugenkaarten of andere opslagmedia de oorspron­kelijke beelddata niet geheel verwijdert. Gewiste bestanden kunnen soms van weggegooide opslagapparatuur worden terugge­haald met commercieel verkrijgbare software, wat een potentiële bron is van misbruik van persoonlijke beeldbestanden. De verantwoordelijkheid voor de privacy omtrent dat soort bestanden ligt bij de gebruiker.
Voordat u een opslagapparaat weggooit of overdraagt aan iemand anders dient u alle bestanden te wissen met commercieel ver­krijgbare verwijderingssoftware of formatteert u het apparaat en laadt u het vervolgens geheel met beelden die geen privé-infor­matie bevatten (bijvoorbeelden foto's van een egale lucht). Denk er aan dat u eventueel ook de beelden vervangt die u gebruikt voor de vooringestelde witbalans. Denk eraan letsel of schade te vermijden bij het fysiek vernietigen van opslagapparaten.
Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. Microsoft en Windows zijn gedepo­neerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Het SD-logo is een handelsmerk van de SD Card Association. Het SDHC-logo is een handelsmerk. Adobe, Acrobat en Adobe Reader zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Inc. is een handels­merk. Alle andere handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie bij uw Nikon product worden vermeld, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
iv
Opmerkingen

Inhoud

Voor uw veiligheid............................................................... ii
Opmerkingen........................................................................ iii
Vraag- en antwoordindex............................................... vii
Inleiding ...........................................................1
Kennismaking met de camera......................................... 2
Gebruik van cameramenu’s ..............................................9
Eerste stappen.....................................................................11
Objectief bevestigen ....................................................................11
Batterij laden en plaatsen ..........................................................12
Basisinstellingen ..............................................................................14
Geheugenkaarten plaatsen......................................................15
Zoeker op oogsterkte aanpassen .........................................17
Instructies .................................................... 18
Eenvoudig fotograferen ( stand)............................19
Creatief fotograferen (Digital Vari-Program).............24
Eenvoudig weergeven......................................................26
Naslaginformatie ...........................................27
Meer over fotografie (alle gebruiksstanden) .......28
Scherpstelling......................................................................28
Autofocus.............................................................................................28
AF-veld...................................................................................................30
Scherpstelvergrendeling............................................................31
Handmatig scherpstellen ..........................................................32
Beeldkwaliteit en -grootte ..............................................33
Beeldkwaliteit ....................................................................................34
Beeldformaat .....................................................................................35
Een opnamestand kiezen................................................36
Zelfontspannerstand ....................................................................37
Gebruik van de afstandsbediening......................................38
Gebruik van de ingebouwde flitser .............................40
ISO-gevoeligheid................................................................43
Terugzetten met twee knoppen...................................44
De standen P, S, A en M ..........................................45
Belichtingsstand P (geprogrammeerd auto)............47
Belichtingsstand S (Sluitertijdvoorkeuze) .................48
Belichtingsstand A (Diafragmavoorkeuze)................49
Belichtingsstand M (Handmatig)..................................50
Belichting ..............................................................................52
Lichtmeting ........................................................................................52
Vergrendeling automatische belichting...........................53
Belichtingscorrectie.......................................................................54
Flitsbelichtingscorrectie..............................................................55
Bracketing............................................................................................56
Witbalans...............................................................................58
Fijnafregeling witbalans..............................................................58
Kleurtemperatuur kiezen ...........................................................59
Witbalans preset..............................................................................59
Meer over foto's weergeven...................................61
Foto’s met de camera bekijken......................................61
Foto-informatie ................................................................................62
Meerdere beelden bekijken: Miniatuurweergave......63
Foto’s nauwkeuriger bekijken: zoomweergave ...........64
Foto’s tegen verwijderen beveiligen ................................. 65
Afzonderlijke foto’s verwijderen............................................ 65
Aansluiten op een televisie,
computer of printer................................................66
Beelden op TV bekijken ...................................................66
Aansluiten op een computer .........................................67
Voordat u de camera aansluit................................................. 67
De USB-kabel aansluiten............................................................ 67
Foto’s printen .......................................................................69
Printen via directe USB-verbinding .....................................69
Menugids........................................................74
Weergaveopties: het weergavemenu.........................74
Wissen.................................................................................................... 74
Weergavemap.................................................................................. 75
Draai portret ...................................................................................... 75
Diashow................................................................................................ 75
Beeld verbergen..............................................................................78
Printopdracht .................................................................................. 78
Opname-opties: het opnamemenu.............................79
Beeld optimaliseren (Standen P, S, A en M) ....................79
Beeldkwaliteit (alle standen) .................................................. 81
Beeldformaat (alle standen) .................................................... 81
Witbalans (Standen P, S, A en M) ...........................................82
ISO-gevoeligheid (alle standen) ........................................... 83
Ruisonderdrukking (alle standen) ........................................ 83
Hoge ISO ruisonderdr. (alle standen) ................................ 83
Meervoudige belicht. (standen P, S, A en M)................. 84
Persoonlijke instellingen..................................................86
R: Terugzetten................................................................................... 86
1: Signaal (alle standen) ............................................................. 86
2: AF-veldstand (alle standen) ................................................ 87
3: Centrale AF-veld (alle standen).........................................87
4: AF-hulpverlichting
(alle standen behalve , en )............................... 87
5: Geen geheugenkrt? (Alle standen) ................................88
6: Beeld terugspelen (alle standen)..................................... 88
7: ISO auto (alleen standen P, S, A en M) ..........................88
8: Rasterweergave (alle standen) ......................................... 89
9: Zoekerwaarschuwing (alle standen) ............................ 89
10: LW stapgrootte (alle standen) .......................................89
11: Belichtingscorrectie
(alleen standen P, S, A en M) .................................................. 89
12: Centrumgericht (alleen standen P, S, A en M)...... 90
13: Auto bracketing (alleen standen P, S, A en M)...... 90
14: Auto BKT volgorde
(alleen standen P, S, A en M) .................................................. 91
15: Instelschijven (alleen standen P, S, A en M)............ 91
16: FUNC. knop (alle standen) ................................................ 92
17: Verlichting (alle standen) .................................................. 93
18: AE-L/AF-L (alle standen).....................................................94
Inhoud
v
19: AE-vergrendeling (alle standen) ...................................94
20: Scherpstelveld (alle standen) .........................................94
21: AF-veld verlichting (alle standen) .................................95
22: Ingebouwde flitser
(alleen standen P, S, A en M)...................................................95
23: Flitswaarschuwing
(alleen standen P, S, A en M)...................................................98
24: Sluitertijd flitsen
(alleen standen P, S, A en M) .................................................98
25: Auto FP (alleen standen P, S, A en M)..........................98
26: Instellicht (alleen standen P, S, A en M) .....................98
27: Monitor uit (alle standen) .................................................98
28: Meter uit (alle standen) ......................................................99
29: Vertraging zelfontsp. (alle standen) ............................99
30: Afstandsbediening (alle standen) .................................99
31: Spiegel voorontspan. (alle standen)............................99
32: MB-D80 batterijen (alle standen) ..............................100
Basisinstellingen: het setup-menu............................101
Menu Pers.inst./ Setup..............................................................101
Formatterer geheugenkaart..................................................102
Wereldtijd..........................................................................................103
LCD helderheid.............................................................................. 103
Videostand ....................................................................................... 103
Taal (LANG).......................................................................................103
USB........................................................................................................104
Beeldcommentaar....................................................................... 104
Mappen..............................................................................................105
Opeenvolgende numm...........................................................106
Spiegel omhoog .......................................................................... 106
Stof referentiefoto....................................................................... 106
Batterij informatie........................................................................ 107
Firmware versie............................................................................. 108
Autom. beeldrotatie................................................................... 108
Geretoucheerde kopieën maken:
het retoucheermenu...................................................... 109
D-lighting ......................................................................................... 110
Rode-ogencorrectie .................................................................. 111
Uitsnijden ......................................................................................... 111
Monochroom................................................................................. 112
Filtereffecten................................................................................... 112
Kleine kopie..................................................................................... 112
Beeld-op-beeld............................................................................. 114
Technische gegevens................................... 116
Optionele accessoires.................................................... 116
Objectieven..................................................................................... 117
Optionele Speedlight flitsers................................................ 119
Andere accessoires..................................................................... 122
Behandeling van uw camera .................................... 124
Onderhoud van camera en batterij: Pas op .............. 127
Problemen oplossen ...................................................... 129
Foutmeldingen en displays ................................................ 132
Bijlage.................................................................................. 134
Specificaties....................................................................... 142
Index .................................................................................... 147
vi
Inhoud

Vraag- en antwoordindex

Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Algemene vragen
Vraag Kernbegrip Blz. #
Hoe gebruik ik de menu’s? Gebruik van de menu’s 9–10 Hoe krijg ik meer informatie over een menu? Help 3, 9 Wat betekenen deze aanduidingen? LCD-venster, zoeker 5, 6 Wat betekent deze waarschuwing? Foutmeldingen en displays 132–133 Hoeveel foto’s kan ik nog met deze kaart maken? Aantal resterende opnamen 19 Hoe is het met de energievoorraad van de batterij gesteld? Batterijniveau 19 Wat betekent 'belichting' en hoe werkt het? Belichting 46 Wat doe ik met de oculairdop van de zoeker? Zelfontspanner, afstandsbediening 37, 38 Welke optionele Speedlight-flitsers kan ik gebruiken? Optionele flitsers 119–121 Welke objectieven kan ik gebruiken? Objectieven 117–118 Welke accessoires zijn er voor mijn camera beschikbaar? Accessoires voor de D80 123 Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken? Goedgekeurde geheugenkaarten 122 Welke software is er voor mijn camera beschikbaar? Accessoires voor de D80 123 Wie kan ik vragen mijn camera te repareren of te onderzoeken? Onderhoud van de camera x, 126 Hoe reinig ik de camera of het objectief? Reinigen van de camera 124
Basisinstellingen van de camera
Vraag Kernbegrip Blz. #
Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp? Zoekerbeeld scherpstellen 17 Hoe zorg ik ervoor dat de monitor niet wordt uitgeschakeld? Monitor uit 98 Hoe stel ik de klok in?
Wereldtijd 103Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd? Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik op reis ben? Hoe pas ik de helderheid van de monitor aan. LCD helderheid 103 Hoe zet ik alle instellingen terug op standaard? Terugzetten met twee knoppen 44 Hoe schakel ik het lampje voorop de camera uit? AF-hulpverlichting: 87 Kan ik een compositieraster in de zoeker laten verschijnen? Rasterweergave 89 Hoe kan ik in het donker op het LCD-venster kijken? LCD-verlichting 3, 93 Hoe zorg ik ervoor dat sluitertijd- en diafragmaweergave niet
worden uitgeschakeld? Hoe verander ik de vertraging van de zelfontspanner? Vertraging zelfontsp. 99 Hoe verander ik de wachttijd van de afstandsbediening? Afstandsbediening 99 Hoe schakel ik het geluidssignaal van de camera uit? Signaal 86 Hoe kan ik alle onderdelen van de menu’s zien? Menu Pers.inst./Setup 101 Kan ik de menu’s in een andere taal laten verschijnen? Taal (LANG) 103 Hoe voorkom ik dat de bestandsnummering opnieuw begint als
ik een nieuwe geheugenkaart plaats? Hoe zet ik de bestandsnummering terug op 1?
Meter uit 99
Opeenvolgende nummering van
bestandsnamen
106
Vraag- en antwoordindex
vii
Foto's maken
Vraag Kernbegrip Blz. #
Is er een makkelijke manier om snapshots te maken? Auto-stand 19–23 Is er een makkelijke manier om creatieve foto’s te maken? Digital Vari-Program standen 24–25
Hoe geef ik een portretonderwerp goed weer? Stand Portret 24, 25 Hoe krijg ik goede landschapsfoto’s? Stand Landschap 24, 25 Hoe maak ik close-ups van kleine onderwerpen? Stand Close-up 24, 25 Hoe ‘bevries’ ik een bewegend onderwerp? Stand Sport 24, 25 Hoe maak ik ’s nachts overzichtsfoto’s? Stand Nachtlandschap 24, 25
Kan ik een nachtelijke achtergrond gebruiken in portretten? Stand Nachtportret 24, 25 Hoe maak ik snel een aantal opnamen achtereen? Opnamestand 36 Kan ik een zelfportret maken? Vertraging zelfontsp. 37 Is er een afstandsbediening voor deze camera? Afstandsbediening 38–39 Hoe corrigeer ik de belichting? Belichting; standen P, S, A en M 45–51
Hoe ‘bevries’ ik een bewegend onderwerp of geef ik het bewo­gen weer?
Hoe krijg ik details in de achtergrond onscherp? Stand A (diafragmavoorkeuze) 49 Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? Belichtingscorrectie 54 Hoe kan ik een tijdopname maken? Tijdopnamen 51
Hoe gebruik ik de flitser?
Hoe voorkom ik dat de flitser gaat flitsen? Hoe voorkom ik rode ogen? Rode-ogenreductie 41 Kan ik bij weinig licht zonder flits fotograferen? ISO-gevoeligheid 43
Kan ik regelen hoe de camera scherpstelt? Autofocus 28–29
Hoe stel ik scherp op een bewegend onderwerp? Autofocusstand 29 Hoe bepaal ik waarop de camera scherpstelt? Scherpstelveld 30
Kan ik na het scherpstellen de compositie wijzigen? Scherpstelvergrendeling 31 Hoe verbeter ik de beeldkwaliteit? Hoe maak ik grotere foto’s? Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart? Kan ik voor e-mail foto’s op kleiner formaat maken?
Stand S (sluitertijdvoorkeuze) 48
Flitsfoto’s, flitsstand 40–42Kan ik de flitser instellen op automatisch flitsen?
Beeldkwaliteit en -grootte 33–35
viii
Vraag- en antwoordindex
Foto’s bekijken, printen en bewerken
Vraag Kernbegrip Blz. #
Kan ik mijn foto’s met de camera bekijken? Weergave met de camera 61, 63 Kan ik meer informatie over de foto’s oproepen? Foto-informatie 62–63 Waarom knipperen er delen van mijn foto? Foto-informatie, hoge lichten 62–63 Hoe kom ik van een ongewenste foto af? Individuele foto’s wissen 26, 65 Kan ik een aantal foto’s tegelijk wissen? Wissen 74 Kan ik inzoomen op foto’s om te controleren of ze scherp zijn? Zoomweergave 64 Kan ik foto’s beveiligen tegen per ongeluk wissen? Beveiligen 65 Is er een mogelijkheid voor automatische weergave (‘diashow’)? Diashow 75–77 Kan ik mijn foto’s op TV bekijken? Weergave op televisie 66
Kan ik een diashow op muziek zetten? Pictmotion 75–77 Hoe speel ik foto’s over naar mijn computer? Aansluiten op een computer 67–68 Hoe print ik foto’s? Foto’s printen 69–73
Kan ik zonder computer foto’s printen? Printen via USB 69–73
Kan ik de datum op mijn foto’s printen? Tijdstempel, DPOF 71, 73
Hoe bestel ik professionele afdrukken? Printopdracht 73 Hoe breng ik meer detaillering in de schaduwen? D-lighting 110 Hoe raak ik rode ogen kwijt? Rode-ogencorrectie 111 Kan ik in de camera een uitsnede van foto’s maken? Uitsnijden 111 Kan ik een monochrome kopie van een foto maken? Monochroom 112 Kan ik een kopie met verschillende kleuren maken? Filtereffecten 112 Kan ik van een foto een verkleinde kopie maken? Kleine kopie 112–113 Kan ik twee beelden over elkaar plaatsen om er één foto van te
maken?
Beeld-op-beeld 114–115
Vraag- en antwoordindex
ix
Permanente educatie
Als onderdeel van ons streven naar permanente educatie en voortdurende productondersteuning en training wordt online voortdurend actuele informatie beschikbaar gesteld op de volgende websites:
• Voor gebruikers in de VS:
• Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support
• Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/ Bezoek deze sites voor actuele productinformatie, tips en antwoorden op veelgestelde vragen en voor algemeen advies over digital imaging en fotografie. Raadpleeg voor meer informatie de dichtstbijzijnde Nikon vertegen­woordiging. Bezoek de volgende URL voor contactgegevens:
x
Vraag- en antwoordindex
http://www.nikonusa.com/
http://nikonimaging.com/

Inleiding

Gefeliciteerd met uw aanschaf van de Nikon D80 digitale spiegelreflexcamera (SLR) met verwisselbaar objectief. Het doel van deze handleiding is te zorgen dat u met veel plezier met uw digitale Nikon camera zult fotograferen. Lees deze handleiding vóór gebruik grondig door en houd hem tijdens het gebruik van de camera bij de hand.
Om het vinden van bepaalde informatie te vergemakkelijken, zijn de volgende pictogrammen en weergavemethoden gebruikt:
Dit pictogram staat bij waarschuwingen, informa­tie die u vóór gebruik dient te lezen om te voor­komen dat uw camera schade oploopt.
Dit pictogram staat bij opmerkingen, informatie die u dient te lezen voordat u uw camera gebruikt.
Dit pictogram staat bij instellingen die u met behulp van de cameramenu’s kunt wijzigen.
Dit pictogram staat bij tips, aanvullende informa­tie die van pas kan komen bij het gebruik van uw camera.
Dit pictogram geeft aan dat er elders in deze handleiding of in de Snelhandleiding meer infor­matie over dit onderwerp staat.
Dit pictogram staat bij instellingen die u met behulp van het menu Persoonlijke instellingen nauwkeurig kunt afstellen.
Objectief
Voor illustratieve doeleinden is voor deze handleiding gebruik gemaakt van een AF-S DX Zoom-Nikkor IF ED 18– 135 mm f/3.5–5.6G objectief ( 145).
4321
5
9 8 7 6
1. Schaal brandpuntsafstand 4. Bevestigingsindex: 11 7. Schakelaar A-M-selectie: 11, 32
2. Scherpstelring 5. Achterste objectiefdop: 11 8. Zoomring: 21
3. Index brandpuntsafstand 6. CPU-contacten: 117 9. Objectiefdop: 17, 19
Inleiding
1

Kennismaking met de camera

Neemt u even de tijd om vertrouwd te raken met de bediening en displays van de camera. Misschien vindt u het handig om een boekenlegger bij dit hoofdstuk te leggen, zodat u het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest.
Camerabody
24
33
23
25
26
21
19
20
22
1
2
32
3
4
5
6
28
7
8 9
10 11
18
Ingebouwde flitser ............................................................ 23, 4021Oogje voor camerariem............................................................8
1
(flitsstand) knop .................................................................... 4022AF-hulpverlichting............................................................. 28, 87
2
(bracketing) knop ........................................................56–57 Lampje rode-ogenreductie ................................................. 39
3
Infraroodontvanger .................................................................. 3823Ontspanknop........................................................................ 22, 23
4
Bevestigingsindex objectief.................................................1124Hoofdschakelaar ................................................................. 11, 19
5
Oogje voor camerariem ............................................................8 Verlichtingsschakelaar................................................................3
6
Beschermkap aansluitingen ................................ 66, 67, 70
7
USB-aansluiting ........................................................................... 67 z (Terugzetten-knop) ............................................................. 44
8
Terugzetten-schakelaar........................................................ 129
9
DC-IN aansluiting voor optionele EH-5
10
lichtnetadapter ......................................................................... 123
Videoaansluiting ......................................................................... 66 Afstandsbedieningsstand ..................................................... 38
11
Aansluiting afstandsbedieningskabel ........................ 123
12
Selectieknop scherpstelstand .................................... 28, 32 z (Terugzetten-knop) ............................................................. 44
13
Ontgrendelingsknop objectief .......................................... 1128LCD-venster ......................................................................................5
14
Objectiefvatting .......................................................................... 1129Afdekkapje accessoireschoentje ....................................119
15
Spiegel .................................................................................106, 12530Accessoireschoentje (voor optionele flitser) ...........119
16
Knop voor scherptedieptecontrole ................................ 49
17
Handgreep...................................................................................... 2132Keuzeknop...............................................................47, 48, 49, 50
18
Secundaire instelschijf..................................................... 10, 91
19
FUNC. knop .................................................................................... 92 (formatteren) knop ......................................................... 16
20
17
16
15
14
(flitscorrectie) ....................................................................... 55 Zelfontspannerlampje..................................................... 37, 38
13
12
(belichtingscorrectie) knop ........................................ 54
25
(opnamestand) knop ......................................................... 36
26
Enkelbeeld-/continu-stand .................................................. 36
Zelfontspannerstand................................................................ 37
(AF-stand) knop..................................................................... 29
27
(markering brandvlak)................................................... 32
31
(lichtmeetstand) knop ................................................... 52
33
27
30
29
2
Inleiding: Kennismaking met de camera
Kaartsleufdeksel .......................................................................... 15
21
20
19
18
17
16
1
2
3
4
7
Vergrendeling selectieknop scherpstelling............... 30
8
Toegangslampje geheugenkaart............................. 15, 23
9
knop..............................................................................................9
10
Ontgrendeling batterijvakdeksel...................................... 13
11
6
7
8
Batterijvakdeksel ......................................................................... 13
12
Multi-selector
13
Statiefaansluiting
14
(zoomweergave) knop................................................... 64
15
*
QUAL(beeldkwaliteit/formaat) knop ....................... 34, 35
15
9
(miniatuur) knop ................................................................ 63
16
ISO (ISO-gevoeligheid) knop............................................... 43
14
13
5
Oculair .................................................................................................. 8
1
Oculairrubber................................................................... 6, 17, 2120Monitor........................................................................................ 9, 26
2
Oogsterktecorrectie.................................................................. 17
3
(AE-L/AF-L) knop.......................................................... 31, 94 (formatteren) knop......................................................... 16
4
DK-5 oculairkapje .......................................................................... 8
5
Hoofdinstelschijf ................................................................. 10, 91
6
12
10
11
(help/beveiliging) knop............................................ 9, 65
17
WB (witbalans) knop ................................................................ 58
(menu) knop............................................................................ 9
18
(weergave) knop........................................................ 26, 61
19
(wissen) knop .............................................................. 26, 65
21
*Multi-selector
De multi-selector wordt gebruikt voor menunavigatie en voor het regelen van de foto-informatie die bij weergave te zien is.
Meer foto-informatie bekijken
Beweeg cursor omhoog
Weergave ( 61)
Menunavigatie ( 9)
Vorige foto bekijken Volgende foto bekijken
Terug naar vorig menu Geef submenu weer
Annuleren Maak selectie
Meer foto-informatie bekijken
Beweeg cursor omlaag
Help
Druk voor hulp voor de huidige stand of het huidige menuonderdeel op de knop in de linker benedenhoek van de monitor. Helpinformatie verschijnt zolang u op de knop drukt. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om door de informatie te bladeren. Helpinformatie is beschikbaar in (auto) en de Digital Vari-Program standen of wanneer een pictogram in de linker benedenhoek van de monitor verschijnt.
De LCD-verlichting
Als u de aan-/uitknop op de stand houdt, worden de lichtmeters en de verlichting van het LCD-venster geacti­veerd, zodat u dit in het donker kunt aflezen. Na het loslaten van de hoofdschakelaar blijft de verlichting aan zolang de lichtmeters actief zijn of tot u een opname maakt.
Inleiding: Kennismaking met de camera
3
De keuzeknop
De D80 biedt keuze uit de volgende elf opnamestanden:
Geavanceerde standen (belichtingsstanden)
Selecteer deze standen voor complete controle over de camera-instellingen.
P
—Geprogrammeerd automatisch ( 47): Camera kiest
sluitertijd en diafragma, de gebruiker regelt de andere instellingen.
S —Sluitertijdvoorkeuze ( 48): Kies korte sluitertijden
om de actie te bevriezen, lange sluitertijden om beweging over te brengen door bewegende onder­werpen onscherp weer te geven.
A— Diafragmavoorkeuze ( 49): Kies het diafragma om
de achtergronddetails te verzachten of de scherpte­diepte te vergroten zodat zowel onderwerp als ach­tergrond scherp zijn. M—Handmatig ( 50): Kies zelf sluitertijd en diafragma op basis van uw creatieve bedoelingen.
Eenvoudige opnamestanden (Digital Vari-Program)
Door een Digital Vari-Program te kiezen worden de instellingen automatisch geoptimaliseerd, zodat ze passen bij het geselecteerde onderwerp; creatieve fotografie wordt daardoor net zo eenvoudig als het draaien aan een keuzeknop.
—Automatisch ( 19): De camera past zijn instel­lingen automatisch aan, zodat met het grootste gemak optimale resultaten krijgt. Aanbevolen voor beginnende gebruikers van digitale camera’s.
—Portret ( 24, 25): Maak portretten met
onscherpe achtergrond.
—L andschap ( 24, 25): Maak landschapsfoto’s
met maximale detaillering.
—Close-up ( 24, 25): Maak levendige close-ups
van bloemen, insecten en andere kleine objecten.
—Sport ( 24, 25): Bevries beweging voor dynami-
sche sportopnamen.
—N achtlandschap ( 24, 25): Maak landschapsfoto’s
bij nacht.
—Nachtportret ( 24, 25): Maak portretten tegen
een matig verlichte achtergrond.
4
Inleiding: Kennismaking met de camera
LCD-venster
1
2
12
13
11
23
22
3
4
5
6
Sluitertijd.................................................................................. 48, 509‘K’ (verschijnt wanneer er geheugenruimte beschik-
1
Waarde belichtingscorrectie ...............................................54
Waarde flitscorrectie................................................................. 55
10
14
9
15
8
16
7
17
baar is voor meer dan 1000 opnamen)
Opnamestand .............................................................................. 36
10
ISO-gevoeligheid........................................................................43 Stand zelfontspanner/afstandsbediening.......... 37, 38
Fijnregeling witbalans,
kleurtemperatuur ............................................................... 58, 59
Diafragma (f/getal) ............................................................ 49, 50
11
Bracketing-stapgrootte .......................................................... 56
Aantal opnamen in bracketingserie .................... 56, 140 Aanduiding PC-verbinding .................................................. 68
Aanduiding ISO-gevoeligheid ........................................... 4312Aanduiding belichtingscorrectie ..................................... 54
2
Aanduiding ISO-AUTO ............................................................ 43
Batterijaanduiding ..................................................................... 1914Aanduiding flexibel programma ......................................47
3
Flitssynchronisatiestand................................................. 40, 4115Scherpstelveld...................................................................... 30, 87
4
Beeldkwaliteit ............................................................................... 34 AF-veldstand ......................................................................... 30, 87
5
Beeldformaat................................................................................. 3516AF-stand........................................................................................... 29
6
Witbalansstand ............................................................................ 5817Aanduiding bracketingvoortgang .................................. 56
7
Aantal resterende opnamen...............................................1918Lichtmeetmethode................................................................... 52
8
Aantal resterende opnamen voordat
geheugenbuffer vol is............................................................. 36
Aanduiding PC-stand ............................................................. 68
Opname-aanduiding preset witbalans ........................ 60
Aanduiding flitscorrectie ....................................................... 55
13
Aanduiding meervoudige belichting ........................... 84
19
Aanduiding zwart-wit ............................................................. 81
20
Aanduiding geluidssignaal .................................................. 86
21
Aanduiding niet ingestelde klok .........................103, 132
22
Aanduiding bracketing .......................................................... 56
23
21
20
19
18
Geheugenkaarten met een grote capaciteit
Als er genoeg ruimte op de geheugenkaart over is om duizend of meer beelden bij de huidige instellingen op te slaan, wordt het resterend aantal opnamen aangege­ven in duizendtallen, afgerond naar het dichtstbijzijnde honderdtal (bijvoorbeeld: is er ruimte voor circa 1260 beelden, dan geeft de opnameteller aan: 1.2K).
Inleiding: Kennismaking met de camera
5
De zoekerdisplay
1
2
3
4
5
Wanneer de batterij vrijwel leeg is of niet is geplaatst, wordt de display in de zoeker gedimd. De zoekerdisplay
6
keert terug naar de normale werking als er een volle batte­rij is geplaatst.
7
8
15 18
1210 11
14
139
16
17
2119
20
Compositieraster (verschijnt wanneer
1
voor Persoonlijke Instelling 8 ( 8 mm referentiecirkel voor centrumgerichte
2
meting .......................................................................................52, 90
Waarschuwing 'Geen geheugenkrt' 1.................15, 13317Aantal resterende opnamen................................................19
3
Batterijaanduiding 1...................................................................19 Aantal resterende opnamen voordat
4
Aanduiding zwart-wit 1...........................................................81
5
Scherpstelpunten (scherpstelveld)..................19, 21, 30 Opname-aanduiding preset witbalans.........................60
6
Scherpstelpunten normaal kader
7
(scherpstelveld)....................................................................21, 87
Scherpstelpunten breed AF-veld......................................87 Aanduiding PC-verbinding...................................................68
8
Scherpstelaanduiding..............................................................2218Flitsgereedaanduiding.............................................................23
9
Flitswaardevergrendeling (FV)............................................9419Auto ISO gevoeligheidsaanduiding................................43
10
Belichtingsvergrendeling (AE).............................................9420Batterijaanduiding......................................................................19
11
Sluitertijd ..................................................................................48, 5021Aanduiding bracketing ...........................................................56
12
Diafragma (f/getal).............................................................48, 5022‘K’ (verschijnt wanneer er geheugenruimte beschik-
13
Aan
is geselecteerd
Rasterweergave
)) ............89
Elektronische analoge belichtingsaanduiding.........50
14
Belichtingscorrectie...................................................................54
Aanduiding flitscorrectie........................................................55
15
Aanduiding belichtingscorrectie ......................................54
16
geheugenbuffer vol is..............................................................36
Waarde belichtingscorrectie................................................54
Waarde flitscorrectie .................................................................55
baar is voor meer dan 1000 opnamen) ...........................5
1.Kan worden verborgen met Persoonlijke Instelling 9 ( 89)
22
LCD-venster en zoeker
De responstijden en de helderheid van het LCD-venster en de zoeker kunnen met de temperatuur variëren. Als gevolg van de aard van dit type weergave ziet u mogelijk fijne lijnen die vanuit het geselecteerde scherpstelveld naar buiten toe stralen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
6
Inleiding: Kennismaking met de camera
Meegeleverde accessoires
MH-18a snellader ( 12)
De MH-18a is bestemd voor de meegeleverde EN-EL3e batterij.
Lampje CHARGE (laden) Stekker lichtnetadapter
Aansluiting netkabel Lichtnetstekker (de vorm verschilt per land van ver-
koop)
EN-EL3e oplaadbare Li-ion-batterij ( 12, 13)
De EN-EL3e is voor gebruik met de D80.
Minpool
Signaalcontact
Pluspool
Deksel aansluiting
.
Gebruik alleen originele Nikon elektronische accessoires
Nikon camera's zijn ontworpen volgens de hoogste standaarden en bevatten complexe elektronische schakelin­gen. Alleen originele Nikon elektronische accessoires (waaronder lenzen, flitsers, batterijladers, batterijen en licht­netadapters) die specifiek zijn bedoeld voor gebruik met deze Nikon digitale camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de veiligheids- en functioneringsvoorschriften van deze elektronische schakelingen.
EBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ELEKTRONISCHE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN DE CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN DIE NIET ONDER GARAN-
G
TIE VALT.
Neem contact op met een erkende Nikon dealer voor meer informatie over originele Nikon accessoires.
Het gebruik van oplaadbare Li-ion-batte­rijen van andere fabrikanten die niet zijn voorzien van het Nikon holografische zegel (zie boven) kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Inleiding: Kennismaking met de camera
7
De camerariem
Bevestig de riem als hieronder aangegeven.
BM-7 LCD monitorbeschermkapje
Het transparante plastic kapje wordt bij de camera geleverd om de LCD­monitor schoon te houden en te beschermen wanneer de camera niet wordt gebruikt. Om het kapje te plaatsen steekt u het uitsteeksel aan de bovenzijde van het kapje in de daarvoor bestemde uitsparing boven de cameramonitor (c); druk vervolgens op de onderzijde van het kapje tot­dat het op zijn plaats klikt (d).
Om het kapje te verwijderen pakt u het stevig vast en trekt u de onderkant rustig naar buiten, zoals rechts aangegeven.
DK-21 oculairrubber
Voordat u het DK-5 oculairkapje en andere zoekeraccessoires ( 122) plaatst, dient u het oculairrubber te verwijderen door uw vingers onder de randen aan weerszijden te plaatsen en het weg te schuiven als rechts aan­gegeven.
8
Inleiding: Kennismaking met de camera

Gebruik van cameramenu’s

De meeste opname-, weergave- en setup-opties zijn toegankelijk via de cameramenu's. Om de menu's te bekijken, drukt u op de knop.
Kies tussen de menu's voor weergave, opname, persoonlijke instellingen, setup en retoucheren (zie hieronder)
Als het pictogram '?' verschijnt, kunt u hulpinformatie over het huidige item weergeven door op de knop te drukken.
Schuiven geven positie in huidig menu aan
Huidige instelling voor elke optie wordt aangegeven met pictogram
Huidig menu licht op
Menu Beschrijving
Weergave Weergave-instellingen aanpassen en foto's beheren ( 74).
Opname Opname-instellingen aanpassen ( 79).
Persoonlijke instel­lingen
Instellingen Geheugenkaarten formatteren en basisinstellingen camera uitvoeren ( 101).
Bewerken Creëer geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s ( 109).
Camera-instellingen aanpassen ( 86).
De multi-selector en de OK knop worden gebruikt om door de cameramenu's te navigeren.
Beweeg cursor omhoog
Verhoog aantal
Terug naar vorig menu Geef submenu weer
Beweeg cursor omlaag
Verlaag aantal
Druk op OK om de gemarkeerde optie te selecteren.
Inleiding: Gebruik van cameramenu’s
9
Zo wijzigt u menu-instellingen:
1 2
Geef menu’s weer. Markeer pictogram voor huidig menu.
3
Selecteer menu.
4 5
Positioneer cursor in geselecteerd menu. Markeer menu-onderdeel.
6 7
Geef de opties weer. Markeer optie.
8
Menu-onderdelen die in grijs verschijnen, zijn op het moment niet beschikbaar.
Maak selectie.
Druk de ontspanknop half in om de menu's te verlaten en terug te keren naar de opnamestand ( 19,
28). De monitor zal worden uitgeschakeld.
Gebruik van de instelschijven
De hoofdinstelschijf kan worden gebruikt om de cursor omhoog en omlaag te bewegen, de secundaire instelschijf om de cursor naar links en rechts te bewegen. De secundaire instelschijf kan niet worden gebruikt om een selectie te maken.
10
Inleiding: Gebruik van cameramenu’s

Eerste stappen

Objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer het objectief is verwijderd.
Zet de camera uit.
1
Verwijder de achterste objectiefdop van het objectief.
2
Verwijder de bodydop van de camera.
Zorg dat de bevestigingsindex op het objectief in lijn staat met de
3
bevestigingsindex op de camerabody, plaats het objectief in de bajo­netvatting van de camera en draai het in de aangegeven richting tot­dat het vastklikt.
Is het objectief voorzien van een A-M- of M/A-M-schakelaar, selec­teer dan A (autofocus) of M/A (autofocus met prioriteit voor hand­matig).
Objec tieven verwijderen
Denk er goed aan dat de camera uit moet staan als u een objectief verwijdert of verwisselt. Om het objectief te verwijderen houdt u de ontgrendelknop ingedrukt terwijl u het objectief met de klok mee draait. Plaats na verwij­deren van het objectief, de bodydop op de camera en de achterste objectiefdop op het objectief.
Diafragmaring
Als het objectief is uitgerust met een diafragmaring ( 45, 117), vergrendelt u deze op het kleinste diafragma (hoogste f/-getal). Zie de handleiding van het objectief voor meer informatie.
Inleiding: Eerste stappen
11
Batterij laden en plaatsen
De meegeleverde EN-EL3e batterij is standaard niet opgeladen. Laad de batterij op met de meegele­verde MH-18a snellader, zoals hieronder wordt beschreven.
Batterij opladen.
1
1.1 Verwijder het beschermkapje van de batterij.
1.2 Steek het netsnoer in de lader en steek de stekker in het stopcon-
tact.
1.3 Plaats de batterij in de lader. Het lampje CHARGE knippert tijden het opladen van de batterij. Het duurt ongeveer twee uur en een kwartier nodig om een lege batterij geheel op te laden.
1.4 Het laden is voltooid als het lampje CHARGE stopt met knipperen. Verwijder de batterij uit de lader en trek de stekker uit het stop­contact.
K
C
A
P
RY
E
T
T
A
B
i-ion
L
EN-EL3e oplaadbare Li-ion-batterijen
De EN-EL3e deelt informatie met compatibele apparaten. De camera gebruikt deze informatie om de laadstatus van de batterij in het LCD-venster weer te geven in zes niveaus, en om de laadstatus, de resterende gebruiksduur van de batterij en het aantal opgenomen beelden sinds de batterij het laatst werd opgeladen te tonen in de weer­gave Batterij informatie ( 107).
12
Inleiding: Eerste stappen
Batterij plaatsen.
2
2.1 Controleer of de camera uit staat en open het batterijvak.
2.2 Plaats een geheel geladen batterij in de camera, als rechts aange-
geven. Sluit het deksel van het batterijvak.
De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen op de pagina's ii–iii en 127–128 van deze handleiding en volg ze op, evenals waarschuwingen en instructies van de batterijfabrikant. Gebruik alleen EN-EL3e batterijen. De D80 is niet compatibel met de MS-D70
CR2 batterijhouder of met de EN-EL3 en EN-EL3a batterijen voor de D100, D70-serie en D50 camera's.
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40°C. Tijdens het opladen moet de tem­peratuur tussen 5 en 35°C liggen. Voor optimale resultaten dient u de batterij niet te laden bij een temperatuur van meer dan 20°C. De batterijcapaciteit kan afnemen als de batterij wordt gebruikt bij een temperatuur die lager is dan de temperatuur waarbij hij werd geladen. Wordt de batterij geladen bij een temperatuur onder 5 °C, dan zal de aanduiding voor de gebruiksduur van de batterij in de weergave Batterij Informatie mogelijk een tijdelijke vermindering weergeven.
Batterij verwijderen
Zet de camera uit voordat u de batterij verwijdert. Plaats om kortsluiting te vermijden het beschermkapje terug als de batterij niet wordt gebruikt.
Inleiding: Eerste stappen
13
Basisinstellingen
De eerste keer dat de camera wordt ingeschakeld, verschijnt het in Stap 1 weergegeven taalselectie­venster op de monitor. Volg onderstaande stappen om een taal te kiezen en datum en tijd in te stel­len.
1 2
Schakel de camera in. Selecteer een taal.
3 4
Geef een wereldkaart met tijdzones weer. Selecteer de lokale tijdzone.
5 6
Geef de opties voor Zomertijd weer. Selecteer Aan als zomertijd actief is.
7 8
Roep het datummenu op. Druk de multi-selector naar links of naar rechts
om het onderdeel te selecteren en druk de
multi-selector omhoog of omlaag om de
waarde te wijzigen.
9
Stel de klok in en ga terug naar de opna-
mestand.
De monitor wordt automatisch uitgeschakeld.
Gebruik van cameramenu’s
Het taalmenu verschijnt alleen automatisch als de menu’s voor het eerst worden weergegeven. Zie 'Gebruik van cameramenu's' ( 9–10) voor meer informatie over het normale gebruik van de menu's.
14
Inleiding: Eerste stappen
Als u de volgorde wilt wijzigen waarin het jaar, de maand en de dag worden weergegeven, selecteert u Were ldti jd > Datumformaat in het setup menu ( 103).
Geheugenkaarten plaatsen
De camera slaat de beelden op Secure Digital (SD) geheugenkaarten op (separaat leverbaar).
Plaats een geheugenkaart.
1
1.1 Voordat u geheugenkaarten plaatst of verwijdert, dient u de
camera uit te zetten en het deksel van de kaartsleuf te openen.
1.2 Plaats de geheugenkaart zoals rechts is aangegeven tot deze op zijn plaats klikt. Het toegangslampje voor de geheugenkaart zal circa een seconde lang branden. Sluit het deksel van de kaart­sleuf.
Voorzijde
1.3 Zet de camera aan. Geeft het LCD-venster het aantal resterende opnamen weer, dan is de kaart gereed voor gebruik.
Verschijnt de rechts weergegeven melding op de monitor, for­matteer de kaart dan als beschreven “Foutmeldingen en dis­plays” ( 133).
Het toegangslampje
Zolang het toegangslampje voor de geheugenkaart brandt, mag u de batterij niet verwijderen en de voeding niet loskoppelen. Negeren van deze waarschuwing zou tot schade aan de geheugenkaart kunnen leiden.
Schrijf/wisbeveiligingsschuif
SD-kaarten zijn voorzien van een schrijfbeveiliging die onge­wild gegevensverlies voorkomt. Als dit schuifje in de vergren­delde stand staat, toont de camera een waarschuwing waarin wordt vermeld dat u geen foto's kunt opslaan of wissen en de kaart niet kunt formatteren.
Inleiding: Eerste stappen
15
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd als ze voor het eer-
2
ste in de D80 worden gebruikt. Om de kaart te formatteren zet u de camera aan en drukt u op de ( en ) knoppen totdat LCD­venster en zoekerdisplay knipperen als rechts aangegeven. Druk beide knoppen een tweede maal in om de geheugenkaart te format­teren. Tijdens het formatteren verschijnen de letters in de weer­gave voor de opnameteller. Zet de camera niet uit en verwijder de batterij niet voordat het formatteren is voltooid, de monitor is uitge­schakeld en het LCD-venster het resterende aantal opnamen aan­geeft.
Geheugenkaarten formatteren
Formatteer kaarten in de camera. De prestaties kunnen afnemen als ze met een computer worden geformat­teerd.
Door het formatteren van een geheugenkaart worden alle opnamen en andere informatie op de kaart gewist. Denk eraan alle bestanden die u wilt behouden eerst op een ander medium te kopiëren voordat u de kaart formatteert.
Geheugenkaart verwijderen
1. Controleer of het toegangslampje uit is.
2. Zet de camera uit en open het deksel van de kaartsleuf.
3. Druk op de kaart om deze uit te werpen (
met de hand worden verwijderd (d)..
Weergave bij uitgeschakelde camera
Is de camera uitgeschakeld terwijl er een batterij en een geheugenkaart in zitten, dan blijft het aantal opnamen op de LCD-monitor zichtbaar. Is er geen geheugen­kaart aanwezig, dan is op de LCD-monitor te zien; in de zoeker verschijnt het pictogram .
16
Inleiding: Eerste stappen
c). De kaart kan vervolgens
Zoeker op oogsterkte aanpassen
U bepaalt de beeldcompositie van uw foto's in de zoeker. Voordat u gaat fotograferen dient u ervoor te zorgen dat de weergave van het zoekerbeeld scherp is.
Zoekerbeeld scherpstellen
De scherpte van het zoekerbeeld kan worden ingesteld in een bereik van –2— +1 m-1 dioptrie. Met correctielen­zen (apart leverbaar; 122) zijn sterkten mogelijk van –5—+3m-1.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.
1
Draai aan de oogsterktecorrectieknop totdat de lijnen van de scherp-
2
stelvelden scherp zijn. Bij gebruik van de oogsterktecorrectie met het oog aan de zoeker dient u op te passen dat u niet per ongeluk met uw vinger in uw oog steekt.
Scherpstelvelden
Inleiding: Eerste stappen
17

Instructies

Fotograferen en weergeven
In deze instructies worden de basistechnieken behandeld voor het maken en afspelen van foto’s in de stand (auto) en in de Digital Vari-Program standen. In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van het gebruik van de standaard camera-instellingen; informatie over het terugkeren naar de standaardin­stellingen vindt u op blz. 134.
Gebruik van een CPU-objectief
(auto) en de Digital Vari-Program standen zijn alleen beschikbaar voor objectieven met CPU. Als deze standen
worden geselecteerd bij gebruik van een objectief zonder CPU, dan is de ontspanknop geblokkeerd.
Meter uit
Standaard worden de zoekerdisplay en de diafragma- en sluitertijdaanduidingen in het LCD-venster uitgeschakeld als gedurende circa zes seconden geen handelingen plaatsvinden (meter uit), zodat de gebruiksduur van de batte­rij wordt verlengd. Druk de ontspanknop half in om de weergave weer te activeren.
6sec.
Belichtingsmeters aan Belichtingsmeters uit Belichtingsmeters aan
Hoe lang het duurt voordat de belichtingsmeters automatisch worden uitgeschakeld, kan worden ingesteld met Persoonlijke instelling 28 (Meter uit; 99).
18
Instructies
Eenvoudig fotograferen ( stand)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's maakt in de stand (automatisch). Dit is een automa­tische stand voor ‘richten-en-schieten’, waarin de camera de meeste instellingen bepaalt op basis van de opnameomstandigheden.
Zet de camera aan.
1
1.1 Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan. De displays van
LCD-venster en zoeker worden geactiveerd. Tijdens het fotogra­feren blijft de LCD-monitor uit.
1.2 Controleer het batterijniveau in de zoeker of op het LCD-venster.
LCD-venster Zoeker Beschrijving
Batterij gedeeltelijk ontladen.
Batterij volledig opgeladen.
Batterij bijna leeg. Houd volle reservebatterij gereed.
(knippert) (knippert)
Batterijniveau verschijnt niet wanneer camera wordt gevoed via optionele lichtnetadapter.
1.3 De opnameteller in het LCD-venster en de zoeker geeft het aan­tal foto's aan dat op de geheugenkaart kan worden opgeslagen. Controleer het aantal resterende opnamen.
Als er niet voldoende geheugen is om met de huidige instellin­gen nog foto's op te slaan, zal de display knipperen als rechts weergegeven. Er kunnen verder geen foto's worden gemaakt voordat de geheugenkaart is vervangen ( 15) of er foto's zijn gewist ( 26, 65, 74).
Sluiter kan niet worden ontspannen. Verwissel batterij.
Instructies: Eenvoudig fotograferen ( stand)
19
Selecteer de stand en kies autofocus.
2
2.1 Zet de keuzeschijf op .
2.2 Zet de selectieknop scherpstelstand op AF (autofocus).
Controleer de instellingen op het LCD-venster. De standaardinstellingen voor de stand ziet u
3
hieronder.
Optie Standaard
Flitssynchronisatie-
c
stand
d Beeldkwaliteit JPEG Normaal 34 e Beeldformaat Groot 35 f Opnamestand Enkelbeeld 36 g Autofocusstand Automatische selectie 29 h AF-veldstand Automatisch-veld AF 30
Automatisch 40
20
Instructies: Eenvoudig fotograferen ( stand)
Bepaal de beeldcompositie in de zoeker. Tijdens het fotograferen blijft de LCD-monitor uit.
4
4.1 Houd de camera vast als aangegeven.
Vasthouden van de camera
Houd de handgreep in uw rechterhand en ondersteun de camera of het objectief met uw linkerhand. Houd voor ondersteuning uw ellebogen tegen uw lichaam gedrukt en plaats een voet een halve pas naar voren om uw bovenlichaam stabiel te houden.
4.2 Bepaal via de zoeker de beeldcompositie, waarbij het hoofdon­derwerp zich in een van de elf scherpstelvelden bevindt.
Scherpstelveld
Gebruik van een zoomobjectief
Zoom met de zoomring in op het onderwerp, zodat dit een groter deel van het beeld vult, of zoom ermee uit, zodat in de uiteindelijke foto een groter gebied zichtbaar is (een langere brandpuntsafstand op de schaal met brandpuntsafstanden betekent dat u uitzoomt, een kortere brand­puntsafstand betekent dat u inzoomt).
Zoom in
Zoom uit
Instructies: Eenvoudig fotograferen ( stand)
21
Scherpstelling.
5
5.1 Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
De camera zal automatisch het scherpstelveld kiezen. Is het onderwerp donker, dan zal de flitser mogelijk uitklappen om de AF-hulpverlichting te laten werken.
5.2 Nadat de camera heeft scherpgesteld, licht het geselecteerde scherpstelveld even rood op, hoort u een signaal en verschijnt de aanduiding voor correcte scherpstelling (z) in de zoe­ker (als het onderwerp beweegt, kan het zijn dat er geen geluidssignaal klinkt). Wanneer de ontspanknop half is ingedrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld en wordt het aantal opnamen dat in de geheugenbuffer kan worden opgeslagen in de zoeker getoond.
Sluitertijd Diafragma
Geselecteerd
scherpstel-
veld
Aanduiding
correcte
scherpstelling
Sluitertijd
Diafragma
Zoeker LCD-venster
Buffercapaciteit
Aanduiding correcte
Beschrijving
scherpstelling
z Onderwerp scherp. z
(knippert)
Camera kan met autofocus niet scherpstellen op onderwerp in scherpstel­veld.
De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps-ontspanknop. De camera stelt scherp als u de ontspanknop half indrukt. Om de foto te maken, drukt u de ontspanknop verder in.
Stel scherp Maak de foto
22
Instructies: Eenvoudig fotograferen ( stand)
Maak de foto.
6
Druk de ontspanknop rustig verder in om de sluiter te ontspannen en de foto op te slaan. Het toegangslampje naast de geheugenkaart­sleuf zal gaan branden. U mag de geheugenkaart niet verwijderen en de
voeding niet verwijderen of loskoppelen voordat het lampje is uitgegaan en het opslaan is voltooid.
Zet de camera uit wanneer u klaar bent met fotograferen.
7
Weergave bij uitgeschakelde camera
Als de camera is uitgeschakeld terwijl er een batterij en geheugenkaart in zit, wordt het aantal resterende opnamen in het LCD-venster getoond.
De ingebouwde flitser
Is er voor de juiste belichting in de stand extra licht nodig, dan zal de inge­bouwde flitser automatisch uitklappen als de ontspanknop half wordt ingedrukt. Het flitsbereik varieert met het diafragma en de ISO-gevoeligheid ( 141); verwij­der de zonnekap wanneer u de flitser gebruikt. Is de flitser uitgeklapt, dan kunnen er alleen foto’s worden gemaakt wanneer de flitsgereedaanduiding ) is versche­nen. Verschijnt de flitsgereedaanduiding niet, neem dan even kort uw vinger van de ontspanknop en probeer het opnieuw.
Om stroom te sparen als de flitser niet wordt gebruikt, dient u de flitser dicht te klappen door hem naar beneden te duwen tot hij vastklikt. Kijk voor meer infor­matie over het gebruik van de flitser op blz. 40.
Instructies: Eenvoudig fotograferen ( stand)
23

Creatief fotograferen (Digital Vari-Program)

Naast biedt de D80 de keuze uit de Digital Vari-Program standen. Door een programma te kiezen worden de instellingen automatisch geoptimaliseerd, zodat ze passen bij het geselecteerde onder­werp; creatieve fotografie wordt daardoor net zo eenvoudig als het draaien aan een keuzeschijf.
Stand Beschrijving
Port ret Voor portretten. Landschap Voor natuurlijke en door de mens gemaakte landschappen. Close-up Voor close-ups van bloemen, insecten en andere kleine objecten. Sport Voor bewegende onderwerpen. Nachtlandschap Voor onderwerpen bij weinig licht of ’s nachts. Nachtportret Voor portretten bij weinig licht.
Foto’s maken met de Digital Vari-Program standen:
Draai aan de keuzeschijf om een Digital Vari-Program stand te kiezen.
1
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
2
Scherpstelveld
Standaard kiest de camera het scherpstelveld als volgt:
, , , en standen: De camera kiest automatisch het scherpstelveld.
stand: De camera stelt scherp op het onderwerp in het middelste scherpstelveld. Met de multi-selector kan een ander scherpstelveld worden geselecteerd ( 30).
stand: De camera stelt continu scherp zolang de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden, en volgt zo het onderwerp in het centrale scherpstelveld. Als het onderwerp uit het middelste scherpstelveld beweegt, zal de camera doorgaan met scherpstellen op basis van informatie uit andere scherpstelvelden. Het eerste scherpstel­veld kan worden geselecteerd met de multi-selector ( 30).
De ingebouwde flitser
Is er voor de juiste belichting in de stand , of extra licht nodig, dan zal de ingebouwde flitser automatisch uitklappen als de ontspanknop half wordt ingedrukt.
24
Instructies: Creatief fotograferen (Digital Vari-Program)
Portret
Voor portretten met zachte, natuurlijke huidtinten. Is het onderwerp ver van de achtergrond verwijderd, en wordt een teleobjectief gebruikt, dan zullen achtergronddetails worden verzacht om de compositie een idee van diepte te geven.
Landschap
Voor levendige landschapsopnamen. De ingebouwde flitser en AF-hulp­verlichting worden automatisch uitgeschakeld.
Close-up
Voor close-ups van bloemen, insecten en andere kleine objecten. De camera stelt automatisch scherp op het onderwerp in het middelste scherpstelveld. Gebruik van een statief wordt aangeraden om onscherpte te voorkomen.
Sport
Korte sluitertijden bevriezen bewegingen, voor dynamische sportopna­men waarin het hoofdonderwerp scherp moet worden weergegeven. De ingebouwde flitser en AF-hulpverlichting worden automatisch uitge­schakeld.
Nachtlandschap
Lange sluitertijden worden gebruikt om indrukwekkende nachtland­schappen te realiseren. De ingebouwde flitser en de AF-hulpverlichting worden automatisch uitgeschakeld; gebruik van een statief wordt aanbe­volen om onscherpte te voorkomen.
Nachtportret
Voor een natuurlijke balans tussen het hoofdonderwerp en de achter­grond bij portretten die bij weinig licht worden gemaakt.
Instructies: Creatief fotograferen (Digital Vari-Program)
25

Eenvoudig weergeven

Na de opname worden de opnamen automatisch circa vier seconden lang weergegeven. Is er op de monitor geen foto te zien, dan kan de laatst gemaakte opname worden bekeken door op de knop te druk­ken. U kunt vervolgens andere foto’s bekijken door te draaien aan de hoofdinstelschijf of door de multi-selector naar links of rechts te drukken.
Om de weergave te stoppen en terug te keren naar de opna­mestand, drukt u de ontspanknop half in.
Ongewenste foto's verwijderen
Om de foto te verwijderen die op de monitor te zien is, drukt u op de knop. Het volgende dialoogvenster wordt weergegeven. Druk opnieuw op de knop om het beeld te wissen en terug te keren naar de weer­gave. Om terug te gaan zonder foto's te wissen drukt u op de knop.
26
Instructies: Eenvoudig weergeven

Naslaginformatie

Dit hoofdstuk borduurt voort op de Instructies en geeft verdere opname- en weergave-opties.
Meer over fotografie (alle gebruiksstanden): 28
Bewegend onderwerp fotograferen of handmatig scherpstellen
Beeldkwaliteit en –grootte instellen
Maak opnamen een voor een, in series, of met behulp van zelfontspanner of afstandsbediening
De ingebouwde flitser gebruiken
ISO-gevoeligheid verhogen wanneer er weinig licht is
Terugkeren naar de standaardinstellingen
De standen P, S, A en M: 45
De camera sluitertijd en diafragma laten bepalen
Beeldkwaliteit en -grootte: 33
Gebruik van de ingebouwde flitser: 40
Terugzetten met twee knoppen: 44
Belichtingsstand P (geprogrammeerd auto): 47
Scherpstelling: 28
Een opnamestand kiezen: 36
ISO-gevoeligheid: 43
Beweging bevriezen of onscherp weergeven
Bepaal of u elementen in de achtergrond onscherp wilt hebben
Sluitertijd en diafragma handmatig regelen
Lichtmeetmethode kiezen, belichting vergrendelen of belichting of flitsopbrengst corrigeren
Kleuren natuurlijker maken Foto's maken onder ongebruikelijke lichtomstandighe­den
Kijk in de menugids voor informatie over ander andere handelingen die alleen kunnen worden uitgevoerd in de
P, S, A en M, zoals het aanpassen van de verscherping, het contrast, de kleurverzadiging en de kleurtoon
standen (‘Beeld optimaliseren’; 79) en het maken van meervoudige belichtingen (‘Meervoudige belicht.’; 84).
Belichtingsstand S (Sluitertijdvoorkeuze): 48
Belichtingsstand A (Diafragmavoorkeuze): 49
Belichtingsstand M (Handmatig): 50
Belichting: 52
Witbalans: 58
Meer over foto's weergeven: 61
Foto’s met de camera bekijken
Kijk in de menugids voor andere weergaveopties ( 74).
Foto’s met de camera bekijken: 61
Aansluiten op een televisie, computer of printer: 66
Beelden op TV bekijken
Foto’s naar een computer overspelen
Foto’s printen
Beelden op TV bekijken: 66
Aansluiten op een computer: 67
Foto’s printen: 69
Naslaginformatie
27

Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)

Scherpstelling

De scherpstelling kan automatisch worden uitgevoerd (zie ‘Autofocus’, hieronder) of handmatig (
32). De gebruiker kan ook zelf het scherpstelveld voor automatische of handmatige scherpstelling
kiezen ( 30) of hij kan de scherpstelvergrendeling gebruiken om na het scherpstellen een andere compositie te kiezen ( 31).
Autofocus
Wordt de selectieknop scherpstelstand ingesteld op AF, dan stelt de camera automatisch scherp wanneer de ontspanknop half wordt inge­drukt. Bij enkelvelds-AF klinkt er een geluidssignaal als de camera heeft scherpgesteld. Er klinkt geen geluidssignaal wanneer AF-A is geselecteerd in de stand (Sport) of wanneer Continue AF wordt gebruikt (houd er rekening mee dat Continue AF mogelijk automatisch wordt geselecteerd wanneer u in de stand AF-A bewegende onderwerpen fotografeert).
Is het objectief niet geschikt voor autofocus, of is de camera niet in staat met autofocus scherp te stellen, gebruik dan handmatige scherpstelling ( 32).
A-M selectie/Autofocus met prioriteit handmatig
Is het objectief voorzien van een A-M- of M/A-M-schakelaar, selecteer dan A (auto­focus) of M/A (autofocus met prioriteit handmatig).
Gebruikte bedieningsorganen: selectieknop scherpstelstand
De AF-hulpverlichting
Als het onderwerp schaars wordt verlicht, wordt bij het half indrukken van de ont­spanknop de AF-hulpverlichting automatisch geactiveerd om het automatisch scherpstellen te vergemakkelijken. De AF-hulpverlichting wordt niet geactiveerd in de standen , en of wanneer Uit is geselecteerd voor Persoonlijke instel­ling 4 (AF-hulpverlichting; 87). De AF-hulpverlichting heeft een bereik van circa 0,5-3,0m; gebruik in combinatie met AF-verlichting objectieven van 24­200mm en verwijder de zonnekap.
1— Signaal ( 86)
Deze optie kan worden gebruikt om het geluidssignaal in of uit te schakelen.
28
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Scherpstelling
Autofocusstand
Gebruikte bedieningsorganen: knop
De volgende autofocusstanden zijn beschikbaar wanneer de schakelaar voor de scherpstelstand is ingesteld op AF:
Autofocusstand Beschrijving
Automatische
AF-A
selectie (standaard)
AF-S Enkelvoudige AF
AF-C Continue AF
De camera selecteert automatisch enkelvoudige autofocus wanneer het onderwerp niet beweegt, en continue AF wanneer het onderwerp beweegt. De sluiter kan alleen worden ontspannen als scherpstelling van de camera mogelijk is.
Voor stilstaande onderwerpen. De scherpstelling wordt vergrendeld als u de ontspan­knop half indrukt. De sluiter kan alleen worden ontspannen als de aanduiding voor correcte scherpstelling is verschenen.
Voor bewegende onderwerpen. De camera stelt voortdurend scherp zolang u de ont­spanknop half ingedrukt houdt. Er kan ook een foto worden gemaakt als de aandui­ding voor correcte scherpstelling niet verschijnt.
Om de autofocusstand te kiezen, drukt u op de knop totdat de gewenste instelling verschijnt.
AF-A
AF-SAF-C
Goede resultaten met autofocus
Autofocus functioneert niet goed onder de onderstaande omstandigheden. Als de camera niet in staat is automa­tisch scherp te stellen, gebruikt u handmatige scherpstelling ( 32) of scherpstelvergrendeling ( 31) om op een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te stellen en de compositie van uw foto daarna opnieuw te bepalen.
Er is weinig of geen contrast tussen onderwerp en achtergrond
Voorbeeld
: onderwerp heeft dezelfde kleur als de achtergrond.
Het onderwerp wordt gedomi­neerd door regelmatige geometri­sche patronen
Voorbeeld: een rij ramen in een wolkenkrabber. Voor beeld : onderwerp bevindt zich half in de schaduw.
Het onderwerp is in beeld kleiner dan het scherpstelveld.
Voorbeeld: het scherpstelveld bestrijkt zowel voorgrond met onderwerp als achtergrond met ver gelegen gebouwen.
Het scherpstelgebied bevat onder­werpen op verschillende afstan­den van de camera
Voorb eeld: onderwerp bevindt zich in een kooi.
Het scherpstelgebied bevat gebie­den met scherp contrasterende helderheden.
Het onderwerp bevat veel kleine details
Voorb eeld: een wei met bloemen of andere onderwer­pen die klein zijn of weinig variatie in helderheid bie­den.
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Scherpstelling
29
AF-veld
De D80 biedt keuze uit elf scherpstelvelden die samen een groot deel van het beeld beslaan. Stan­daard kiest de camera automatisch het scherpstelveld of wordt scherpgesteld op het onderwerp in het middelste scherpstelveld. Het is ook mogelijk het scherpstelveld handmatig te selecteren zodat het mogelijk is composities te maken met het hoofdonderwerp op vrijwel elke plaats in het beeld.
Standaard wordt het scherpstelveld automatisch geselecteerd in de stan­den , , , en . Om in deze standen handmatige selectie van het scherpstelveld mogelijk te maken, selecteert u Enkelveld of Dyna- misch veld voor Persoonlijke Instelling 2 (AF-veldstand; 87).
Schuif de vergrendeling selectieknop scherpstelstand in de stand ‘z’.
1
Hierdoor kan de multi-selector worden gebruikt om het scherpstel­veld te kiezen.
Gebruik de multi-selector om het scherpstelveld te selecteren in de
2
zoeker of in het LCD-venster als de lichtmeters actief zijn ( 18). De vergrendeling van de selectieknop scherpstelstand kan in de ver­grendelde stand ‘L’ worden gedraaid, om te voorkomen dat het gese- lecteerde scherpstelveld verandert wanneer u op de multi-selector drukt.
Gebruikte bedieningsorganen: multi-selector (monitor uit)
Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling 2 (AF-veldstand; 87) regelt hoe de camera het scherpstelveld selecteert. Persoonlijke instelling 3 (Centrale AF-veld; 87) regelt de grootte en het aantal van de beschikbare scherpstelvelden. Per­soonlijke instelling 18 (AE-L/AF-L; 94) bepaalt of de scherpstelveld. Persoonlijke instelling 20 (Scherpstelveld; 94) regelt of de selectie van het scherpstelveld ‘doorloopt’. Persoonlijke instelling 21 (AF-veld verlichting; 95) regelt of het actieve scherpstelveld in de zoeker oplicht.
30
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Scherpstelling
AE-L/AF-L knop kan worden gebruikt voor selectie van het
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen nadat u hebt scherpge­steld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken als het autofo­cussysteem niet kan scherpstellen ( 29).
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied en druk
1
de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
Controleer of de scherpstelaanduiding (z) in de zoeker wordt weergegeven.
2
AF-A en AF-C autofocusstanden ( 29)
Druk op de AE-L/AF-L knop om zowel de scherpstelling als de belich­ting te vergrendelen. De scherpstelling blijft vergrendeld zolang u de AE-L/AF-L knop indrukt, zelfs als u uw vinger daarna van de ontspan­knop haalt.
AF-S autofocusstanden ( 29)
De scherpstelling wordt automatisch vergrendeld wanneer de aanduiding voor correcte scherp­stelling verschijnt, en blijft vergrendeld tot u uw vinger van de ontspanknop haalt. U kunt de scherpstelling ook vergrendelen door op de AE-L/AF-L knop te drukken (zie hieronder).
Er verschijnt een AE-L pictogram in de zoeker.
Gebruikte bedieningsorganen: AE-L/AF-L knop (AF-A/AF-C)/ont- spanknop (AF-S)
Bepaal opnieuw de compositie van uw foto en druk af.
3
De scherpstelling blijft tussen de opnamen door vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt, zodat u achter elkaar een aantal foto’s met dezelfde scherpstelling kunt maken. De scherpstel­ling blijft tussen de opnamen door ook vergrendeld zolang u de AE-L/AF-L knop ingedrukt houdt.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet zolang de scherpstelvergrendeling actief is. Als het onderwerp zich verplaatst dient u opnieuw scherp te stellen op de nieuwe afstand.
Opnamestand Continu ( 36)
Gebruik de AE-L/AF-L knop om in een Continu-opnamestand de scherpstelling te vergrendelen.
18— AE-L/AF-L ( 94)
Met deze optie regelt u de werking van de AE-L/AF-L knop.
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Scherpstelling
31
Handmatig scherpstellen
Gebruikte bedieningsorganen: selectieknop scherpstelstand/ scherpstelring objectief
Voor objectieven die geen autofocus ondersteunen (Nikkor-objectieven zonder AF) is handmatige scherpstelling beschikbaar. Handmatige scherpstelling kan verder worden gebruikt als autofocus geen bevredi­gende resultaten oplevert ( 29). Om handmatig scherp te stellen dient u de selectieknop van de scherpstelstand op M te zetten en aan de scherpstelring van het objectief te draaien tot het beeld in de helder matte cirkel in de zoeker scherp is. Er kan altijd worden gefotografeerd, ook als het beeld niet scherp is.
Als u een objectief gebruikt met de mogelijkheid van A-M selectie, selecteert u M wanneer u handma­tig scherpstelt. Wanneer u een objectief met M/A (autofocus met prioriteit voor handmatig) selectie gebruikt, kan de scherpstelling handmatig worden bijgesteld met het objectief ingesteld op M of M/ A. Raadpleeg de documentatie die bij het objectief werd geleverd voor meer informatie.
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een grootste diafragma van f/5.6 of hoger heeft (lager f/-getal), kunt u de scherpstelindicator in de zoeker gebruiken om te controleren of het gedeelte van het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld scherp is. Plaats uw onderwerp in het actieve scherpstelveld, druk de ontspanknop half in en draai aan de scherpstelring van het objectief tot de aanduiding correcte scherpstelling (z) verschijnt.
Brandvlakpositie
Om de afstand tussen uw onderwerp en de camera te bepalen, dient u vanaf het brandvlakteken op de camerabody te meten. De afstand tussen de voorzijde van de bajonetvatting ( 11) en het brandvlak is 46,5 mm).
32
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Scherpstelling

Beeldkwaliteit en -grootte

De beeldkwaliteit en –grootte zijn samen bepalend voor de hoeveelheid ruimte die een foto op de geheugenkaart inneemt. Grotere beelden van hogere kwaliteit kunnen op grotere formaten worden geprint, maar vragen ook om meer geheugenruimte, wat betekent dat er van dit type minder beel­den kunnen worden opgeslagen.
Beeldkwaliteit en -grootte
Grote beeldbestanden
Hoog< Beeldkwaliteit> Laag
Veranderingen aan de beeldkwaliteit en –grootte hebben gevolgen voor het aantal resterende opna­men, aangegeven op het LCD-venster en in de zoeker ( 19).
JPEG Fijn
JPEG Normaal
JPEG Basis
Kleine beeldbe-
standen
S M L
Klein <Beeldformaat>Groot
Beeldkwaliteit, beeldformaat en bestandsgrootte
Zie de Bijlage voor informatie over het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan worden opgeslagen ( 138).
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Beeldkwaliteit en -grootte
33
Beeldkwaliteit
Gebruikte bedieningsorganen: knop + hoofdinstelschijf (monitor uit)
De camera ondersteunt de volgende beeldkwaliteitopties (lijst in aflopende volgorde van beeldkwali­teit en bestandsgrootte):
Optie Beschrijving
NEF (RAW)
JPEG Fijn
JPEG Normaal
(standaard)
JPEG Basis Kleiner bestandsformaat , bestemd voor e-mail en internet. Compressieverhouding: circa 1 :16.
NEF (RAW)+
JPEG Fijn
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
NEF (RAW)+
JPEG Basis
Gecomprimeerde RAW-gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de geheugen­kaart opgeslagen. Kies deze instelling voor beelden die op de computer zullen worden bewerkt.
Beelden worden minder gecomprimeerd dan met JPEG Normaal, wat beelden van hogere kwaliteit oplevert. Compressieverhouding: circa 1:4.
Beste keuze in de meeste situatie. Compressieverhouding: circa 1:8.
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW) beeld en één JPEG Fijn beeld.
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW) beeld en één JPEG Normaal beeld.
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW) beeld en één JPEG Basis beeld.
De beeldkwaliteit kan worden ingesteld door indrukken van de QUAL knop en draaien aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste instelling op het LCD-venster verschijnt. De beeldkwaliteit kan ook worden geselec­teerd in het opnamemenu ( 81).
NEF (RAW) /NEF+JPEG
Capture NX (apart leverbaar; 123) of de meegeleverde PictureProject software zijn vereist om NEF (RAW) beel­den op een computer te bekijken. Wanneer foto's die zijn opgenomen met NEF (RAW) + JPEG Fijn, NEF (RAW) + JPEG Normaal of NEF (RAW) + JPEG Basis op de camera worden bekeken, worden alleen de JPEG-beelden weergegeven. Als u foto's die met deze instellingen zijn gemaakt verwijdert, worden het NEF-bestand en het JPEG-bestand verwijderd.
Witbalansbracketing ( 90) is niet beschikbaar wanneer de optie NEF (RAW)+ JPEG is geselecteerd voor beeld­kwaliteit. Als u een NEF (RAW) + JPEG-optie selecteert, wordt witbalansbracketing uitgeschakeld.
34
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Beeldkwaliteit en -grootte
Beeldformaat
Gebruikte bedieningsorganen
: knop + secundaire instelschijf (monitor uit)
De beeldformaat wordt gemeten in pixels. De volgende opties zijn beschikbaar:
Beeldformaat Grootte (pixels) Globale grootte bij een afdruk op 200 dpi
Groot (3872×2592/10,0 M)
(standaard)
Middel (2896×1944/5,6 M) 2896×1944 36,8 ×24,7cm
Klein (1936×1296/2,5 M) 1936×1296 24,6× 16,5cm
* “dpi” staat voor dots per inch, een maatstaf voor printresolutie. Beelden die op een hogere resolutie worden
geprint, worden kleiner; beelden die worden geprint op lagere resoluties, worden groter.
3872×2592 49,2 ×32,9cm
De beeldformaat kan worden ingesteld door indrukken van de QUAL knop en draaien aan de secun­daire instelschijf totdat de gewenste instelling op het LCD-venster verschijnt. De beeldkwaliteit kan ook worden geselecteerd in het opnamemenu ( 81).
De geselecteerde optie is niet van invloed op de grootte van NEF (RAW ) foto's. Wanneer ze worden bekeken op een computer zijn NEF-beelden 3872× 2592 pixels groot.
*
Bestandsnamen
Foto's worden opgeslagen als beeldbestanden met namen volgens het patroon 'DSC_nnnn.xxx', waarbij nnnn een viercijferig getal tussen 0001 en 9999 is dat de camera automatisch in oplopende volgorde van grootte toekent, en waarbij xxx één van de volgende drie letterextensies is: ‘NEF’ voor NEF-beelden of ‘JPG’ voor JPEG-beelden. De NEF- en JPEG-bestanden die zijn opgenomen met een NEF+JPEG-instelling hebben dezelfde bestandsnamen, maar verschillende extensies. Kleine kopieën die zijn gemaakt met de optie voor kleine kopieën in het bewer­kingsmenu, hebben bestandsnamen die beginnen met ‘SSC_’ en eindigen met de extensie ‘JPG’ (bijvoorbeeld ‘SSC_0001.JPG’), terwijl beelden die zijn opgenomen met andere opties van het bewerkingsmenu bestandsnamen hebben die beginnen met CSC’ (bijv. CSC_0001.JPG’). Beelden die zijn opgenomen met een Beeld optimalise- ren > Kleurtoon aanpassen > Kleurstand instelling voor II (AdobeRGB) ( 80) hebben namen die beginnen met een underscore (zoals '_DSC0001.JPG').
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Beeldkwaliteit en -grootte
35

Een opnamestand kiezen

Gebruikte bedieningsorganen: knop
In de opnamestand regelt u hoe de camera foto's maakt: een per keer, in een continu-serie, met een bepaalde vertraging, of met een afstandsbediening,
Stand Beschrijving
Enkelbeeld
Continu
Zelfontspanner
Vertraagd ont­spannen op afstand
Afstandsbedie­ning met snelle reactie
1.Gemiddelde beeldfrequentie bij handmatige scherpstelling, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van½
De camera maakt één foto per keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt. Tijdens het opnemen van de foto brandt het toegangslampje; de volgende opname kan meteen worden gemaakt, mits er voldoende ruimte in het buffergeheugen is.
De camera maakt foto’s met een snelheid tot drie beelden per seconde spanknop ingedrukt wordt gehouden.
Voor zelfportretten of voor de vermindering van onscherpte die wordt veroorzaakt door trilling van de camera ( 37).
Optionele ML-L3 afstandsbediening vereist. Voor zelfportretten ( 38).
Optionele ML-L3 afstandsbediening vereist. Om onscherpte te voorkomen die wordt veroorzaakt door cameratrilling ( 38).
50 sec. of korter en voldoende ruimte in de geheugenbuffer.
1
zolang de ont-
Om een opnamestand te kiezen drukt u op de knop totdat de gewenste instelling verschijnt.
Buffercapaciteit
Het aantal beelden dat bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen in het buffergeheugen verschijnt in de opnametellers in de zoeker en het LCD-venster als de ontspanknop wordt ingedrukt. Dit aantal wordt geactualiseerd als foto’s wor­den weggeschreven naar de geheugenkaart en er meer geheugen beschikbaar komt in de buffer. Verschijnt 0, dan is de buffer vol en verloopt het fotograferen tra­ger. Er kunnen maximaal 100 opnamen achtereen worden gemaakt. Zie de Bijlage voor meer informatie ( 138).
Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt als de foto's op de geheugenkaart worden opgeslagen. Zolang het toegangslampje brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen en de voeding niet verwijderen of loskoppelen. Als u de camera uitzet terwijl er nog gegevens aanwezig zijn in de buffer, wordt de camera pas werkelijk uitgeschakeld als alle foto's in de buffer zijn opgeslagen.
36
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Een opnamestand kiezen
Zelfontspannerstand
De zelfontspannerstand kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of om zelf op de foto te komen.
Plaats de camera op een statief of op een horizontaal, stabiel oppervlak.
1
Druk op de knop totdat op het LCD-venster verschijnt.
2
Bepaal de beeldcompositie. Voordat u een foto met flitslicht maakt in een van de standen P, S, A
3
of M ( 45), dient u op de knop te drukken om de flitser uit te klappen en te wachten totdat de aanduiding in de zoeker verschijnt ( 40). De timer zal stoppen als de flitser wordt uitge­klapt nadat de timer werd gestart.
In andere standen dan M, dient u het oculairrubber te verwijderen en
4
het meegeleverde DK-5 oculairkapje als afgebeeld te plaatsen. Zo voorkomt u dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de opname.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen, en druk de ont-
5
spanknop dan geheel in om de zelfontspanner te starten. Het zelf­ontspannerlampje begint te knipperen en er klinkt een piepsignaal. Twee seconden voordat de foto wordt gemaakt stopt het zelfont­spannerlampje met knipperen en neemt de frequentie van het piep­signaal toe. Standaard wordt de sluiter tien seconden naar het starten van de timer ontspannen.
De timer start niet als de camera niet kan scherpstellen of in andere situaties waarin de sluiter niet kan worden ontspannen.
De zelfontspanner kan worden gestopt door een andere opnamestand te kiezen. Door de camera uit te zetten wordt de zelfontspannerstand opgeheven en wordt teruggekeerd naar de stand enkelbeeld of continu.
Bulb
In de zelfontspannerstand geeft de sluitertijdinstelling een tijd van circa 1/10 sec.
1— Signaal ( 86)
Met deze optie regelt u het geluidssignaal dat klinkt tijdens het aftellen van de zelfontspanner.
29 —Vertraging zelfontsp. ( 99)
De vertraging van de zelfontspanner kan worden ingesteld op 2sec., 5sec., 10sec. (de standaardinstelling) of 20 sec.
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Een opnamestand kiezen
37
Gebruik van de afstandsbediening
Gebruik de optionele ML-L3 afstandsbediening voor zelfportretten ( 123) of om de camera op afstand te ontspannen.
Voordat u de afstandsbediening gebruikt
Voordat u de afstandsbediening voor het eerst gaat gebruiken, dient u de heldere batterij-isolatiefolie te verwijderen.
Plaats de camera op een statief of op een horizontaal, stabiel oppervlak.
1
Druk op de knop om een van de volgende standen te selecteren:
2
Stand
Vertraagd ontspan­nen op afstand
Afstandsbediening met snelle reactie
De camera gaat in de standby-stand. Standaard keert de camera terug naar de enkelbeeld- of continu-opnamestand als er gedurende circa een minuut geen handelingen met de camera worden uitgevoerd.
Bepaal de beeldcompositie. Is de autofocus actief, dan kan de ontspanknop worden gebruikt
3
om de scherpstelling uit te voeren; voor het ontspannen van de sluiter kan alleen de ontspan­knop van de afstandsbediening worden gebruikt.
In andere standen dan M, dient u het oculairrubber te verwijderen en
4
het meegeleverde DK-5 oculairkapje als afgebeeld te plaatsen. Zo voorkomt u dat licht dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de opname.
Sluiter wordt ontspannen ongeveer 2sec. na indrukken van de ontspanknop op afstandsbediening.
Sluiter wordt ontspannen wanneer ontspanknop op afstandsbediening wordt ingedrukt.
Richt de zender van de ML-L3 op de infraroodontvanger van de
5
camera en druk op de ontspanknop van de ML-L3. Bij vertraagd ont­spannen op afstand zal het zelfontspannerlampje circa twee secon­den voordat de sluiter wordt ontspannen gaan branden. In de stand voor afstandsbediening met snelle reactie zal het zelfontspanner­lampje na het ontspannen van de sluiter knipperen. Is AF-A of AF-S geselecteerd in de autofocusstand ( 29), dan zal de camera terug­keren naar de standby-stand zonder de sluiter te ontspannen als er niet kon worden scherpge­steld. De camera zal de sluiter ontspannen zonder scherp te stellen in de handmatige scherpstelstand, als AF-C is geselecteerd als autofocusstand, of als de camera al had scherpgesteld via half indrukken van de ontspanknop (zie stap 3).
De stand voor afstandsbediening kan worden opgeheven door een andere opnamestand te selecte­ren. De camera keert terug naar de enkelbeeld- of continu-opnamestand als de camera wordt uitge­schakeld of als er circa een minuut geen handelingen zijn uitgevoerd.
38
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Een opnamestand kiezen
Gebruik van de ingebouwde flitser
Is het nodig de flitser te gebruiken, dan zal de camera pas reageren op de ontspanknop van de ML-L3 als de flitser is opgeladen. In de standen , , en zal de flitser beginnen zich op te laden wanneer vertraagd ontspan­nen op afstand of afstandsbediening met snelle reactie is geselecteerd. Is de flitser opgeladen, dan klapt hij indien hij nodig is automatisch uit wanneer de ontspanknop op de ML-L3 wordt ingedrukt. In de standen het uitklappen van de flitser tijdens de aftelperiode van twee seconden van vertraagd ontspannen op afstand de twee-seconden-timer uitschakelen. Wacht totdat de flitser is opgeladen en druk vervolgens op de ontspanknop op de ML-L3 om de timer te starten.
In de flitssynchronisatiestanden waarbij rode-ogenreductie wordt gebruikt zal het lampje van de rode-ogenreduc­tie ongeveer een seconde branden voordat de sluiter wordt ontspannen. Bij vertraagd ontspannen op afstand zal het zelfontspannerlampje circa twee seconden knipperen en vervolgens een seconde branden voordat de sluiter wordt ontspannen.
P, S, A en M zal
1— Signaal ( 86)
Met deze optie regelt u de geluidssignalen die klinken bij het gebruik van de afstandsbediening.
30— Afstandsbediening ( 99)
Kies de tijdsduur waarin de camera standby blijft voordat de afstandsbedieningsfunctie wordt opgeheven.
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Een opnamestand kiezen
39

Gebruik van de ingebouwde flitser

De camera biedt diverse flitsstanden voor slecht verlichte onderwerpen en onderwerpen in tegen­licht.
Gebruik van de ingebouwde flitser: , , en standen
Draai aan de keuzeknop om de gewenste stand te selecteren.
1
Druk op de knop en draai hem tot de gewenste flitsstand op het LCD-venster verschijnt (
2
41).
Foto’s maken. De flitser zal na half indrukken van de ontspanknop uitklappen wanneer er flits-
3
licht nodig is, en worden ontstoken als er een foto wordt gemaakt.
Gebruik van de ingebouwde flitser: standen P, S, A en M
Draai aan de keuzeknop om de gewenste stand te selecteren.
1
Druk op knop om de flitser uit te klappen.
2
Druk op de knop en draai hem tot de gewenste flitsstand op het LCD-venster verschijnt (
3
41).
Lichtmeetmethode selecteren en belichting instellen.
4
Foto’s maken. Als er een foto wordt gemaakt, wordt de flitser ontstoken.
5
Neerklappen van de ingebouwde flitser
Om stroom te sparen wanneer de flitser niet wordt gebruikt, drukt u hem rustig omlaag totdat hij op z’n plaats vastklikt.
40
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Gebruik van de ingebouwde flitser
Flitsstand
De huidige flitsstand verschijnt in het LCD-venster als weergegeven. Als de flitser is uitgeschakeld, wordt weergegeven.
: rode-ogen-reductie
Voor zelfportretten. Het lampje voor rode-ogenreductie gaat branden voordat wordt ontstoken, wat 'rode ogen' vermindert.
: uit
De flitser wordt niet ontstoken, ook niet bij weinig licht of wanneer het onderwerp zich in tegenlicht bevindt.
AUTO: automatisch flitsen
Als er weinig licht is of wanneer het onderwerp zich in tegenlicht bevindt, klapt de flitser automatisch uit als de ontspanknop half wordt ingedrukt en wordt hij ontstoken als het nodig is. Verschijnt dit pictogram niet, dan klapt de flitser alleen uit wanneer er op de knop wordt gedrukt.
SLOW: flitsen met lange sluitertijd
Sluitertijd wordt automatisch verlengd om de achtergrondverlichting goed te benutten bij nachtopnamen of bij weinig licht. Gebruik dit om achtergrondverlichting toe te passen in portretten.
REAR: synchronisatie met tweede gordijn
De flitser wordt ontstoken vlak voordat de sluiter dichtgaat (zie opmerking op de volgende pagina). Als dit pictogram niet wordt weergegeven, flitst de flitser direct na het open gaan van de sluiter.
Welke flitssynchronisatiestanden beschikbaar zijn is afhankelijk van de stand die met de keuzeknop is geselecteerd.
, ,
Automatisch Automatisch+flitsen met lange sluitertijd
Auto+
rode-
ogenreductie
Uit Uit
Auto+ flitsen met lange sluitertijd + rode-ogen­reductie
P, A S, M
Invulflits Invulflits
Rode-
ogenreductie
Flitsen met
lange sluiter-
tijd+
rode-ogenre-
ductie
* SLOW verschijnt na loslaten hoofdinstelschijf.
Synchronisatie met tweede gor­dijn+ flitsen met lange sluitertijden
Flitsen met lange sluiter­tijd
*
ogenreductie
Rode-
Synchronisa­tie met tweede gor­dijn
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Gebruik van de ingebouwde flitser
41
De ingebouwde flitser
Te gebruiken met objectieven met CPU, brandpuntsafstanden van 18–300mm of objectieven zonder CPU met brandpuntsafstanden van 18–200 mm ( 118; houd er rekening mee dat automatische regeling van de flitsdose­ring alleen mogelijk is met objectieven met CPU). Verwijder zonnekappen om schaduwen te voorkomen. Objec­tieven die in de weg komen van het lampje voor rode-ogenreductie kunnen gebrekkige rode-ogenreductie veroorzaken. De flitser heeft een minimum bereik van 60cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven.
Als de ingebouwde flitser in de opnamestand Continu wordt gebruikt ( 36), wordt er bij het indrukken van de ontspanknop telkens maar één foto gemaakt.
De ontspanknop kan even geblokkeerd worden, om de flitser te beschermen nadat hij voor verschillende opna­men achtereen is gebruikt. Na een korte pauze kan de flitser weer worden gebruikt.
Kijk in de Bijlage voor meer informatie over de ingebouwde flitser, inclusief flitssturing, de flitssynchronisatietijden en het flitsbereik. Kijk voor informatie over optionele flitsers (Speedlight-flitsers) bij ‘Optionele flitsers (Speedlights)’ ( 119). Zie ‘FV-vergrendeling’ voor informatie over het gebruik van de flitswaardevergrendeling ( 92).
Synchronisatie met tweede gordijn
Gewoonlijk flitst de flitser als de sluiter open gaat (“synchronisatie met eerste gordijn”; zie hieronder links). Bij syn­chronisatie met tweede gordijn flitst de flitser vlak voordat de sluiter sluit, waardoor het effect van een lichtstroom achter een bewegend onderwerp ontstaat.
Synchronisatie met eerste gordijn Synchronisatie met tweede gordijn
22 —Ingebouwde flitser ( 95)
Kies hier hoe de ingebouwde flitser moet werken.
26— Instellicht ( 98)
Bekijk vooraf het effect van het flitslicht.
42
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Gebruik van de ingebouwde flitser

ISO-gevoeligheid

'ISO-gevoeligheid' is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder licht er nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner dia­fragma gebruiken.
De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op waarden die ongeveer overeenkomen met ISO 100 tot ISO 1600, in stappen van 1/3 LW. Waarden boven 1600 worden weergegeven als H 0.3 (ISO 2000 equi- valent), H 0.7 (ISO 2500 equivalent) en H 1.0 (ISO 3200 equivalent). (auto) en de Digital Vari-Pro­gram standen hebben ook een Automatisch-instelling die de camera in staat stelt de ISO­gevoeligheid automatisch in te stellen in verhouding tot de lichtomstandigheden. De standaardin­stelling voor (auto) en de Digital Vari-Program standen is Automatisch, de standaardinstelling voor de standen P, S, A en M is 100.
De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld door indrukken van de ISO knop en draaien aan de hoofd­instelschijf totdat de gewenste instelling op het LCD-venster verschijnt. De ISO-gevoeligheid kan ook worden geselecteerd in het opnamemenu ( 83).
Gebruikte bedieningsorganen: knop + hoofdinstelschijf (monitor uit)
Hoge ISO ruisonderdr. ( 83)
Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te groter is de kans op 'ruis' in de foto's in de vorm van her en der verspreide, helder gekleurde pixels. Foto’s die zijn gemaakt met een ISO-gevoeligheid van meer dan ISO 1600, bevatten waar­schijnlijk veel ruis. De optie Hoge ISO ruisonderdr. in het opnamemenu kan worden gebruikt om ruis te vermin­deren bij ISO-gevoeligheden van 400 of meer.
7— ISO auto ( 88)
Deze optie kan worden gebruikt om de automatische regeling van de ISO-gevoeligheid mogelijk te maken in de
P, S, A en M. Gevoeligheden van H 0.3, H 0.7 en H 1.0 zijn niet beschikbaar wanneer ISO auto is inge-
standen schakeld.
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/ISO-gevoeligheid
43

Terugzetten met twee knoppen

Gebruikte bedieningsorganen: knop + knop
U kunt de standaardwaarden van de hieronder vermelde camera-instel­lingen herstellen door de en knoppen tegelijk gedurende meer dan twee seconden ingedrukt te houden. (Deze knoppen worden aange­geven met een groene stip). Terwijl de instellingen worden hersteld wordt het LCD-venster kort uitgeschakeld. De persoonlijke instellingen worden niet veranderd.
Optie Standaard Opti e Standaard
Opnamestand ( 36–39) Enkelbeeld Flexibel programma ( 47) Uit
Beeldkwaliteit ( 34, 81) JPEG Normaal
Beeldformaat ( 35, 81) Groot
ISO-gevoeligheid ( 43, 83) Bracketing ( 56–57) ±0
, Digital Vari-Program Automatisch
P, S, A, M 100
Witbalans
( 58–60, 82)
Autofocusstand ( 29) AF-A , ,
Scherpstelveld ( 30)
Lichtmeting ( 52) Matrix
AE-vergrendeling vast ( 53) Uit
* Fijnafstemming teruggezet op 0, Kies kleurtempe-
ratuur teruggezet op 5000 K.
† Scherpstelveld wordt niet weergegeven indien
Automatisch-veld AF is geselecteerd voor Persoon­lijke instelling 2 (AF-veldstand).
*
Automatisch
Midden
Belichtingscorrectie
( 54)
Flitbelichtings-
correctie ( 55)
FV-vergrendeling ( 92–93) Uit
Flitssynchronisatiestand
( 40–42)
Automatische syn-
chronisatie met eerste
Automatisch flitsen
met lange sluitertijd
P, S, A, M
Meervoudige belicht.
( 84–85)
‡ Aantal opnamen teruggezet op nul. Stapgrootte
bracketing wordt teruggezet op 1LW (belichtings-/ flitsbracketing) of 1 (witbalansbracketing).
Synchronisatie eerste
±0
±0
gordijn
gordijn
Uit
Standaardinstellingen
Zie de Bijlage voor een lijst met standaardinstellingen ( 134-137)
44
Naslaginformatie: Meer over fotografie (alle gebruiksstanden)/Terugzetten met twee knoppen

De standen P, S, A en M

De standen P, S, A en M geven de beheersing over een aantal geavanceerde instellingen, waaronder belichting ( 52), witbalans en beeldoptimalisatie. Elk van deze standen geeft een ander soort rege­ling van sluitertijd en diafragma:
Stand Beschrijving
Geprogrammeerd automatisch
P
( 47) Sluitertijdvoorkeuze
S
( 48)
Diafragmavoorkeuze
A
( 49)
Handmatig ( 50)
M
De camera stelt sluitertijd en diafragma in voor een optimale belichting. Aanbevolen voor snapshots en andere situaties waarin er weinig tijd is om camera-instellingen uit te voeren.
De gebruiker kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat de beste belichting geeft. Voor het bevriezen of onscherp weergeven van beweging.
De gebruiker kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat de beste belichting geeft. Om de achtergrond onscherp te houden of om zowel voor- als achtergrond scherp weer te geven.
De gebruiker regelt zowel de sluitertijd als het diafragma. Stel de sluitertijd in op ‘bulb’ of ‘--‘ voor lange tijdopnamen.
Diafragmaring van het objectief
Als u een CPU-objectief ge bruikt dat is uitgerust met een diafragmaring ( 117), dient u deze te vergrendelen op het klein­ste diafragma (hoogste f/-getal). Type G objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de belichtingsstand M, waarin het diafragma handmatig kan worden ingesteld met de diafragmaring van het objectief (in andere standen zal de sluiter worden geblok­keerd). De belichtingsmeter van de camera, ISO auto en diverse andere functies kunnen niet worden gebruikt (
117).
Persoonlijke instellingen
Gebruik Persoonlijke instelling 7 (ISO auto; 88) om de automatische regeling van de ISO-gevoeligheid mogelijk te maken in de standen P, S, A en M. Persoonlijke instelling 10 (LW sta pgroot te; 89) bepaalt de grootte van de stappen die voor de belichtingsregeling worden gebruikt. Persoonlijke instelling 15 (Instelschijven; 91) bepaalt de rol die wordt gespeeld door de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf bij het instellen van slui­tertijd en diafragma.
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M
45
Belichting
De belichting (helderheid) van foto’s wordt bepaald door de hoeveelheid licht die op de beeldsensor (CCD) valt als de sluiter open is. Sluitertijd en diafragma bepalen de belichting.
Het diafragma is de opening in het objectief die het licht doorlaat. Hoe groter het diafragma, des te groter is de hoeveelheid licht die door de opening valt, en des te lichter kan het resultaat zijn. Een klein diafragma betekent minder licht en donkerder beelden. De camera geeft het diafragma aan in ‘f/-getallen’: hoe groter het f/-getal, des te kleiner is het diafragma.
De sluitertijd bepaalt hoe lang de sluiter open is. Hoe langer de sluitertijd, des te langer wordt de beeldsensor blootgesteld aan licht, en des te lichter wordt het beeld. Kortere sluitertijden betekent dat de beeldsensor korter aan licht wordt blootgesteld, wat een donkerder belichting oplevert.
De relatie tussen sluitertijd en diafragma is te vergelijken met het vullen van een glas onder de kraan. Beschouw de hoeveelheid water die nodig is om het glas te vullen als de hoeveelheid licht die nodig is voor een optimale belichting. Stroomt het glas over, dan wordt de foto overbelicht. Is het glas niet vol, dan wordt het beeld onderbe­licht. Hoe ver de kraan open staat is het diafragma, en de tijd die nodig is om het glas te vullen is de sluitertijd. Draai de kraan verder open en het glas wordt in minder tijd gevuld; draai hem meer dicht en er is meer tijd nodig om het glas te vullen.
Zoals een glas kan worden gevuld in verschillende tijden en kraaninstellingen, kunt u diverse combinaties van dia­fragma en sluitertijd gebruiken om dezelfde belichting te bereiken. De resultaten zullen echter wel verschillen: korte sluitertijden en grote diafragma’s bevriezen beweging en geven onscherpe achtergronddetails, terwijl lange sluitertijden en kleine diafragma’s bewegende onderwerpen onscherp weergeven en achtergronddetails goed tot uiting kunnen laten komen.
1
Korte sluitertijd (
/1600 sec.) Lange sluitertijd (1sec.)
Klein diafragma (f/36) Groot diafragma (f/3)
(Onthoud: hoe hoger het f/-getal, des te kleiner is het diafragma.)
46
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M

Belichtingsstand P (geprogrammeerd auto)

In deze stand stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in voor een optimale belich­ting in de meeste situaties. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshotfoto's en andere situaties waarin u de camera de sluitertijd en het diafragma wilt laten bepalen.
Zo maakt u foto's in de stand geprogrammeerd automatisch:
Zet de keuzeknop op P.
1
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
2
Flexibel programma
In de stand P kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien ('flexibel programma'). Draai de hoofdinstelschijf naar rechts voor grote diafragma´s (kleine f/­getallen) om achtergronddetails onscherp weer te geven of korte sluitertij­den om bewegende onderwerpen te "bevriezen". Draai de hoofdinstel­schijf naar links voor kleine diafragma´s (grote f/-getallen) om de scherptediepte te verhogen of lange sluitertijden om bewegende onder­werpen onscherp weer te geven. Alle combinaties leveren dezelfde belich­ting op. Als het flexibele programma actief is, staat de aanduiding in het LCD-venster. Om terug te keren naar de standaard sluitertijd en het stan­daard diafragma draait u de hoofdinstelschijf totdat de aanduiding niet meer wordt weergegeven, kiest u een andere stand of schakelt u de camera uit.
1
/250sec., f/8 1/2000 sec., f/2.8 (Groot diafragma)
Het belichtingsprogramma voor de stand
P vindt u in de Bijlage ( 139).
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichtingsstand P (geprogrammeerd auto)
47

Belichtingsstand S (Sluitertijdvoorkeuze)

In de stand voor sluitertijdvoorkeuze kunt u de sluitertijd kiezen tussen 30sec. and ¼000 sec., terwijl de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert. Gebruik een lange slui­tertijd om beweging te suggereren door bewegende onderwerpen onscherp weer te geven, en een korte sluitertijd om bewegende onderwerpen scherp vast te leggen ('bevriezen').
Zo maakt u foto's in de stand sluitertijdvoorkeuze:
Zet de keuzeknop op S.
1
Draai aan de hoofdinstelschijf om de gewenste sluitertijd in te stellen.
2
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
3
Knipperende sluitertijdweergave
Zie ‘Foutmeldingen en displays’ ( 132) voor informatie over wat u moet doen wanneer de aanduidingen ‘ ’ of ‘ ’ in de sluitertijdaanduiding knipperen.
48
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichtingsstand S (Sluitertijdvoorkeuze)

Belichtingsstand A (Diafragmavoorkeuze)

In de stand diafragmavoorkeuze kiest u het diafragma uit de waarden tussen het grootste en het kleinste diafragma van het objectief, terwijl de camera automatisch de sluitertijd kiest die de optimale belichting oplevert. Kleine diafragma's (hoge f/-getallen) geven een grote scherptediepte, waardoor zowel het hoofdonderwerp als de achtergrond scherp kunnen worden weergegeven. Grote dia­fragma’s (lage f/-getallen) geven onscherpere achtergronddetails.
Zo maakt u foto's in de stand diafragmavoorkeuze:
Zet de keuzeknop op A.
1
Draai aan de secundaire instelschijf om het gewenste diafragma in te stellen.
2
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
3
Scherptediepte
Scherptediepte is de afstand waarop voorwerpen die achter of voor het scherpstelpunt liggen, nog scherp lijken. Grote diafragma’s (lage f/-getallen) verminderen de scherptediepte, waardoor objecten voor en achter het onder­werp onscherp worden. Kleine diafragma’s (hoge f/-getallen) verhogen de scherptediepte, zorgen ervoor dat details in de voor- en achtergrond ook scherp worden weergegeven (denk erom dat de scherptediepte ook afhan­kelijk is van andere factoren, zoals de brandpuntsafstand en de afstand tussen camera en onderwerp). Een beperkte scherptediepte wordt doorgaans gebruikt voor portretten, om de achtergrond onscherp te houden. Een grote scherptediepte is doorgaans welkom in landschapsopnamen, om alles van voor tot achter scherp weer te geven.
Om een indruk van de scherptediepte te krijgen drukt u op de knop voor scherpte­dieptecontrole. Het diafragma van het objectief sluit zich dan tot de ingestelde dia­fragmawaarde, waardoor de scherptediepte via de zoeker kan worden beoordeeld.
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichtingsstand A (Diafragmavoorkeuze)
49

Belichtingsstand M (Handmatig)

In de handmatige belichtingsstand regelt u zowel de sluitertijd als het diafragma. De sluitertijd kan worden ingesteld op waarden tussen 30sec. en ¼ worden opengehouden voor tijdopnamen ( ). Het diafragma kan worden ingesteld tussen de laagste en hoogste waarde voor het objectief.
Zo maakt u foto's in de handmatige belichtingsstand:
Zet de keuzeknop op M.
1
Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen, en aan de secundaire instelschijf om
2
het diafragma in te stellen. Controleer de belichting op de elektronische en analoge belich­tingsaanduidingen (zie onder).
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
3
000 sec., maar de sluiter kan ook voor onbepaalde tijd
1
/60sec., f/4.5
Elektronische analoge belichtingsaanduiding
Is er een CPU-objectief bevestigd en is er een andere sluitertijden dan geselecteerd, dan toont de elek­tronische analoge belichtingsaanduiding in het LCD-venster en in de zoeker of de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht zou worden. Afhankelijk van de optie die u bij Persoonlijke instelling 10 (LW st apg roo tte ;
89) heeft gekozen, wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting in stappen getoond van
uiterste waarden van het lichtmeetsysteem worden overschreden, knippert de aanduiding.
LW stapgrootte is ingesteld op ‘1/3 stop LW s tapgro otte is ingesteld op ‘1/2 stop’
Optimale belichting
Onderbelichting
Overbelichting meer dan 2LW Overbelichting meer dan 3 LW
50
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichtingsstand M (Handmatig)
1
/3LW Onderbelichting ½LW
1
/3LW of ½LW. Als de
Tijdopnamen
Sluitertijdinstellingen ‘bulb’ en ‘—‘ kunnen worden gebruikte voor lange tijdopnamen van lichtspo­ren, de sterrenhemel, nachtoverzichten of vuurwerk. Om onscherpte door cameratrilling te voorko­men kunt u het beste een statief gebruiken en een optionele afstandsbediening ( 123) of afstandsbedieningskabel ( 123).
Sluitertijd Beschrijving
De sluiter blijft open zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. Optionele ML-L3 afstandsbediening vereist ( 123). Selecteer stand
ling ‘bulb’, en selecteer vervolgens vertraagd ontspannen op afstand of afstandsbediening met snelle reactie ( 38). De sluiter gaat open wanneer de ontspanknop op de afstandsbediening wordt ingedrukt en blijft dertig minuten open of korter als er eerder opnieuw op de ontspan­knop wordt gedrukt.
35sec., f/25
Om te voorkomen dat de stroom op is voordat de belichting is voltooid dient u een geheel geladen batterij of de optionele lichtnetadapter te gebruiken. Houd er rekening mee dat er zich ruis kan voor­doen in lange tijdopnamen; kies voor de opname Aan voor de optie Ruisonderdrukking in het opnamemenu ( 83).
M, kies de sluitertijdinstel-
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichtingsstand M (Handmatig)
51

Belichting

Lichtmeting
Gebruikte bedieningsorganen: knop + hoofdinstelschijf
De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende opties zijn beschik­baar:
Methode Beschrijving
3D-kleurenmatrixme­ting II
Centrumgericht
Spot
Aanbevolen voor de meeste situaties. Camera meet een groot deel van het beeld en stelt de belichting direct in op basis van de helderheidsverdeling, de kleur, de afstand en de compositie, voor een zo natuurlijk mogelijk resultaat.
Camera meet het gehele beeld maar kent extra gewicht toe aan het centrum van het beeld. Klassieke meetmethode voor portretten; aanbevolen bij gebruik van filters met een filterfactor van meer dan 1× ( 122).
Camera meet een cirkel van 3,5 mm diameter (circa 2,5% van het beeld). De cirkel wordt gecentreerd met het gebruikte scherpstelveld, waardoor het mogelijk is op onderwerpen buiten het centrum te meten (wordt een objectief zonder CPU gebruikt of is Automatisch-veld AF geselecteerd voor Persoonlijke instelling 2 [ 87], dan meet de camera het centrale scherpstelveld). Zorgt ervoor dat onderwerp juist wordt belicht, ook als de achtergrond veel lichter of donkerder is.
Om een meetmethode te kiezen, druk u op de knop en draait u aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste stand verschijnt.
12—Centrumgericht ( 90)
Met deze optie regelt u de grootte van het gebied dat bij centrumgerichte meting het sterkst meetelt. Standaard is 8mm.
3D-kleurenmatrixmeting II
Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met een RGB-sensor met 420 segmenten. Gebruik een G- of D­type objectief voor resultaten waarin ook rekening wordt gehouden met de afstand (3D-kleurenmatrixmeting II;
117). Bij andere CPU-objectieven wordt 3D-afstandsinformatie niet meegenomen (kleurenmatrixmeting II).
52
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
Vergrendeling automatische belichting
Gebruik de vergrendeling automatische belichting om na het meten van de belichting een nieuwe compositie te kiezen
Selecteer de stand P, S of A en kies centrumgerichte of spotmeting (belichtingsvergrendeling werkt
1
niet in de stand M, terwijl de standen en Digital Vari-Program niet worden aanbevolen, omdat centrumgerichte en spotmeting in deze standen niet beschikbaar zijn). Bij centrumgerichte licht­meting dient u met de multi-selector het centrale scherpstelveld te selecteren ( 30).
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied en druk
2
de ontspanknop half in. Met de ontspanknop half ingedrukt en uw onderwerp in het scherpstelveld drukt u de AE-L/AF-L knop in om de belichting te vergrendelen.
Zolang de belichtingsvergrendeling actief is, wordt een AE-L aandui­ding in de zoeker weergegeven.
Houd de AE-L/AF-L knop ingedrukt, bepaal opnieuw de compositie
3
van uw foto en maak de foto.
.
Gebruikte bedieningsorganen
:
AE-L/AF-L
knop
Sluitertijd en diafragma wijzigen
Zolang de belichting vergrendeld is, kunt u de volgende instellingen wijzigen zonder dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:
Stand Instelling
Geprogrammeerd automatisch Sluitertijd en diafragma (flexibel programma; 47)
Sluitertijdvoorkeuze Sluitertijd
Diafragmavoorkeuze Diafragma
De nieuwe waarden worden in de zoeker en op het LCD-venster getoond. Houd er rekening mee dat u de licht­meetmethode niet kunt wijzigen als de belichting vergrendeld is (wijzigingen in de lichtmeting worden van kracht wanneer de belichting wordt ontgrendeld).
18— AE-L/AF-L ( 94)
Met deze optie regelt u de werking van de AE-L/AF-L knop.
19— AE-vergrendeling ( 94)
Met deze optie regelt u of de ontspanknop de belichting vergrendelt.
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
53
Belichtingscorrectie
De belichtingscorrectie wordt gebruikt om een andere belichtingsinstelling te krijgen dan de camera voorstelt, om de foto lichter of donkerder te maken. De werking is het meest effectief bij gebruik met centrumgerichte of spotmeting ( 52).
Belichtingscorrectie is beschikbaar in de standen P, S, en A (in de stand M heeft de correctie-instelling alleen invloed op de belichtingsinformatie in de elektronische analoge belichtingsaanduiding; sluiter­tijd en diafragma veranderen niet).
Houd de knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf tot de gewenste waarde in het LCD-venster verschijnt. U kunt de belichtings­correctie instellen van –5LW (onderbelichting) tot +5LW (overbelichting), in stappen van het onderwerp lichter te maken, negatieve waarden om het donkerder te maken.
Bij andere waarden dan ±0 verschijnt een pictogram nadat u de knop hebt losgelaten. De huidige waarde voor de belichtingscorrectie verschijnt in de zoeker wanneer er op de knop wordt gedrukt.
1
/3 LW. In het algemeen geldt: kies positieve waarden om
Gebruikte bedieningsorganen: knop + hoofdinstelschijf
+2,0LW
–0,3LW
–1 LW Ge en b elich tings correcti e +1 LW
U kunt terugkeren naar de normale belichting door de belichtingscorrectie in te stellen op ±0. Bij het uitzetten van de camera wordt de belichtingscorrectie niet teruggezet.
10— LW stapgrootte ( 89)
Met deze optie kunt u de stapgrootte van de belichtingscorrectie instellen op ½ LW.
11— Belichtingscorrectie ( 89)
Indien gewenst kunt u de belichtingscorrectie instellen zonder op de knop te drukken.
54
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
Flitsbelichtingscorrectie
De flitsbelichtingscorrectie wordt gebruikt om de flitssterkte te wijzigen ten opzichte van de waarde die de camera wil gebruiken; hierbij verandert de helderheid van het onderwerp in relatie tot de ach­tergrond. U kunt de flitsintensiteit vergroten om het hoofdonderwerp lichter te maken of juist beper­ken om ongewenste lichtaccenten of reflecties te verminderen.
Houd de ( ) knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf tot de gewenste waarde in het LCD-venster verschijnt. U kunt de flitscor­rectie instellen van –3LW (donkerder) tot +1LW (lichter), in stappen van
1
/3 LW. In het algemeen geldt: kies positieve waarden om het onderwerp
lichter te maken, negatieve waarden om het donkerder te maken.
Bij andere waarden dan ±0 verschijnt een pictogram nadat u de ( ) knop hebt losgelaten. De huidige waarde voor de flitscorrectie ver­schijnt in de zoeker wanneer er op de knop wordt gedrukt.
U kunt terugkeren naar de normale flitssterkte door de flitsbelichtingscorrectie op ±0,0 te zetten. Bij het uitzetten van de camera wordt de flitsbelichtingscorrectie niet teruggezet.
Gebruikte bedieningsorganen: knop + secundaire instelschijf
–0,3LW
+0,7LW
Gebruik van flitsbelichtingscorrectie bij optionele flitsers
Flitsbelichtingscorrectie is ook beschikbaar met de optionele SB-800 en SB-600 flitsers.
10— LW stapgrootte ( 89)
Met deze optie kunt u de stapgrootte van de flitscorrectie instellen op ½ LW.
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
55
Bracketing
Bracketing geeft automatisch kleine variaties op de instellingen, waarbij een serie van licht verschil­lende opnamen ontstaat. Met welke instelling er wordt gevarieerd bepaalt u met Persoonlijke instel­ling 13 (Auto bracketing; 90). Hieronder wordt ervan uitgegaan dat AE & flits is geselecteerd, zodat belichting en flitssterkte worden gevarieerd. Andere opties kunnen worden gebruikt om de belichting of de flitssterkte separaat te variëren, of om bracketing van de witbalans uit te voeren.
Houd de knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen voor de
1
bracketingserie te kiezen (twee of drie).
Druk op de knop en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor de bracke-
2
ting in te stellen, uit waarden tussen 0,3 LW en 2,0LW.
Gebruikte bedieningsorganen: knop + instelschijven
Aantal opnamen
Voortgangsaanduiding
Stapgrootte bracketing
De bracketingaanduiding begrijpen
Aantal opnamen Voortgangsaanduiding Beschrijving
3 opnamen: ongewijzigd, negatief, positief
2 opnamen: ongewijzigd, positief
2 opnamen: ongewijzigd, negatief
Bracketingprogramma's
Zie de Bijlage voor een lijst met bracketingprogramma’s ( 140).
10— LW stapgrootte ( 89)
Met deze optie kunt u de stapgrootte van de belichtings- en flitsbracketing instellen op ½ LW.
14—Auto BKT volgorde ( 91)
Deze optie kan worden gebruikt om de bracketingvolgorde te wijzigen.
56
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
Bepaal de beeldcompositie, stel scherp en druk af. De camera varieert
3
de belichting en de flitssterkte van elke opname. Standaard wordt de eerste opname gemaakt volgens de huidige waarde voor belichtings­en flitsbelichtingscorrectie, en de volgende opname worden geva­rieerd. Bestaat de bracketingserie uit drie opnamen, dan zal de stap­grootte voor de bracketing worden afgetrokken van de huidige waarden in de tweede opname en worden toegevoegd in de derde opname, zodat er variaties op de normale waarden ontstaan. De aan­gepaste waarden kunnen hoger of lager zijn dan de maximale en minimale waarden voor belichting en flitsbelichtingscorrectie. De aangepaste sluitertijd en diafragma verschijnen in het LCD-venster en de zoeker.
Zolang bracketing actief is, wordt er een voortgangsindicator voor bracketing getoond in het LCD-venster. Het segment zal uit de aanduiding verdwijnen wanneer de ongewijzigde opname is gemaakt, de aanduiding als de opname met de negatieve aan­passing is gemaakt, en de aanduiding wanneer de opname met de positieve aanpassing is gemaakt.
U annuleert bracketing door op de knop te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien tot het aantal opnamen in de bracketingreeks nul is en niet meer wordt weergegeven in het LCD-ven­ster. De volgende keer dat bracketing wordt geactiveerd, wordt het laatst gebruikte programma weer in werking gesteld.
Belichtingsbracketing
De camera verandert de belichting door de sluitertijd en het diafragma (geprogrammeerd automatisch), het dia­fragma (sluitertijdvoorkeuze) of de sluitertijd (diafragmavoorkeuze, handmatige instelling) te variëren. Is Aan gese­lecteerd voor Persoonlijke instelling 7 (ISO auto; 88), dan zal de camera voor een optimale belichting automatisch de ISO-gevoeligheid variëren wanneer de grenzen van het belichtingssysteem van de camera zijn bereikt. Bij belichtingsbracketing wordt de sluitertijd alleen gewijzigd nadat de camera de ISO-gevoeligheid heeft aangepast).
Belichtings- en flitsbracketing
In de stand Continu stopt de camera met fotograferen na het maken van het aantal opnamen dat is opgegeven in het bracketingprogramma. Selecteren van de of de Digital Vari-Program standen zal bracketing opheffen; bracketing wordt weer geactiveerd wanneer de stand P, S, A of M wordt gekozen. Belichtings- en flitsbracketing worden opgeheven wanneer Witbalansbracketing wordt geselecteerd voor Persoonlijke instelling 13 (Auto bracketing; 90)
Belichtings- of flitsbracketing hervatten
Als de geheugenkaart vol is voordat alle opnamen in de reeks zijn gemaakt, kunt u verder gaan met de volgende opname in de reeks nadat u een nieuwe geheugenkaart in de camera hebt geplaatst of plaats hebt gemaakt op de huidige geheugenkaart door een aantal foto’s te verwijderen. Als u de camera uitzet voordat alle opnamen in de reeks zijn gemaakt, gaat bracketing verder vanaf de volgende opname in de reeks wanneer u de camera weer aan zet.
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Belichting
57

Witbalans

Met de witbalans zorgt u ervoor dat de invloed van de kleur van de lichtbron op de kleurweergave wordt geneutraliseerd. Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste lichtbronnen; indien nodig kunnen andere waarden worden geselecteerd, afhankelijk van het type lichtbron. De volgende opties zijn beschikbaar:
Optie Beschrijving
Automatisch Camera stelt witbalans automatisch in. Aanbevolen voor de meeste situaties. Gloeilamplicht Voor foto's bij gloeilamplicht. TL-licht Voor foto's bij TL-licht. Direct zonlicht Voor onderwerpen in direct zonlicht. Flitser Voor licht van de ingebouwde flitser of optionele Nikon flitsers. Bewolkt Voor foto's bij daglicht bij bewolkte hemel. Schaduw Voor foto's bij daglicht in de schaduw. Kies kleurtemperatuur Kies kleurtemperatuur in een lijst met waarden ( 59).
Witbalans preset
Om een waarde voor de witbalans te kiezen houdt u de WB knop ingedrukt en draait u aan de hoofd­instelschijf tot de gewenste waarde in het LCD-venster verschijnt. De witbalans kan ook worden gese­lecteerd in het opnamemenu ( 82).
Gebruikte bedieningsorganen: WB knop + hoofdinstelschijf (monitor uit)
Gebruik grijs of wit object of een bestaande foto als referentie voor de witbalans ( 59).
Fijnafregeling witbalans
Bij andere instellingen dan (Kies kleurtemperatuur) en PRE (Witbalans preset) kan de witbalans worden fijngeregeld van ±3, in stappen van 1. Kies lagere waarden om de foto’s warmer van kleur te maken, hogere waarden om een koelere tint te krijgen.
Houd de WB knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf tot de gewenste waarde in het LCD-venster verschijnt.
Tijdens het fotograferen verschijnen andere instellingen dan ±0 in het LCD-venster als rechts aangegeven.
58
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Witbalans
Gebruikte bedieningsorganen: WB knop + secundaire instel-
schijf (monitor uit)
Kleurtemperatuur kiezen
Gebruikte bedieningsorganen: WB knop + secundaire
instelschijf (monitor uit)
Bij een instelling van (Kies kleurtemperatuur) kan de kleurtempera­tuur worden geselecteerd door de WB knop in te drukken en te draaien aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde in het LCD-ven­ster verschijnt. De kleurtemperatuur kan ook worden geselecteerd in het opnamemenu ( 82).
Witbalans preset
Preset witbalans (vooringestelde witbalans) kan worden gebruikt wanneer de gewenste resultaten niet kunnen worden bereikt met andere instellingen of om de witbalans aan te passen aan de waarde die voor een eerdere foto werd gebruikt. Er zijn twee methoden voor het instellen van een Witbalans preset:
Methode Beschrijving
Directe meting
Kopieer van bestaande foto De witbalans wordt gekopieerd vanaf een foto op de geheugenkaart ( 82).
Neutraal grijs of wit object wordt geplaatst in het licht dat voor de uiteindelijke foto zal worden gebruikt; de witbalans wordt door de camera op het object gemeten (
60).
Kies kleurtemperatuur
Maak een testfoto om te bepalen of de geselecteerde kleurtemperatuur geschikt is voor de lichtbron. Denk eraan dat de gewenste resultaten mogelijk niet worden bereikt met de flitser of met fluorescentielicht; kies in plaats daar­van (Flitslicht) of (TL-licht).
Kleurtemperatuur
Hoe de kleur van een lichtbron wordt waargenomen is afhankelijk van de waarnemer en andere omstandigheden. Kleurtemperatuur is een objectieve maatstaf voor de kleur van een lichtbron, omschreven als de temperatuur tot welke een voorwerp verhit zou moeten worden om licht in dezelfde golflengte uit te stralen. Lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van 5000 – 5500 K lijken wit, terwijl lichtbronnen met een lagere kleurtempera­tuur, zoals gloeilampen, enigszins geel of rood overkomen. Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur komen blauwachtig over. De kleurtemperatuur voor elk van de witbalansinstellingen die de camera biedt zijn te vinden in de Bijlage ( 140).
13— Auto bracketing ( 90)
Met deze optie creëert u een serie foto’s met kleine verschillen in witbalans.
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Witbalans
59
Waarde meten voor witbalans preset
Plaats een neutraal wit of grijs object in het licht dat zal worden gebruikt voor de uiteindelijke
1
foto. In studio-omstandigheden kan een standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt. Maak geen gebruik van de belichtingscorrectie.
Houd de WB knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat in het LCD-venster
2
verschijnt.
Laat de WB knop kort los en druk vervolgens op de knop totdat de weergave begint te knippe-
3
ren als rechts weergegeven. Om te stoppen zonder een nieuwe waarde voor de witbalans te meten, drukt u op de WB knop.
Richt de camera zo dat het referentievoorwerp de zoeker vult en druk
4
de ontspanknop helemaal in. De camera zal een witbalanswaarde meten en deze waarde gebruiken wanneer witbalans preset wordt geselecteerd. Er zal geen foto worden opgenomen.
Om te stoppen zonder een nieuwe waarde voor de witbalans te meten, drukt u op de WB knop.
Was de camera in staat een waarde voor de witbalans te meten, dan
5
knipperen de displays als rechts weergegeven, gedurende zes secon­den voordat de camera terugkeert naar de opnamestand (om terug te keren naar de opnamestand voordat de displays stoppen met knipperen, drukt u de ontspanknop half in). De witbalans wordt automatisch ingesteld op de gemeten waarde.
Knipperen de displays als rechts weergegeven, dan was de camera niet in staat de witbalans te meten. Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar Stap 4 en meet de witbalans opnieuw.
60
Naslaginformatie: De standen P, S, A en M/Witbalans

Meer over foto's weergeven

Foto’s met de camera bekijken

Als u foto's wilt weergeven, drukt u op de knop. De meest recente foto verschijnt op de monitor. Foto’s die zijn gemaakt in staand formaat (portret) worden rechtop weergegeven, als rechts afgebeeld.
De volgende handelingen kunnen bij schermvullende weergave worden uitgevoerd:
Doel Gebruik Beschrijving
Druk multi-selector naar rechts of draai hoofdinstelschijf naar rechts
Extra foto's bekijken of
Foto -infor matie
bekijken
Inzoomen op foto Zoom in op huidige foto ( 64).
Foto verwijderen Wis huidige foto ( 65).
Foto beveiligen Beveilig huidige foto ( 65).
Miniaturen bekijken
Terug naar de opnamestand
Menu’s bekijken Menu’s bekijken ( 74).
Foto retoucheren Creëer geretoucheerde kopie van huidige foto ( 109).
of
Ontspanknop
of
om foto’s in opgenomen volgorde te bekijken. Druk multi-selector naar links of draai hoofdinstelschijf naar links om foto’s in omgekeerde volgorde te bekijken.
Druk multi-selector omhoog of omlaag of draai secundaire instelschijf om informatie over huidige foto te bekijken ( 62).
Meerdere foto’s bekijken ( 63). Om de monitor uit te schakelen en terug te keren naar de opna-
mestand drukt u de ontspanknop half in of drukt u op de knop.
Autom. beeldrotatie ( 108)/Draai portret ( 75)
Met deze opties regelt u of foto’s die zijn gemaakt in staand formaat, bij weergave op de monitor worden gero­teerd.
6— Beeld terugspelen ( 88)
Kies hier of foto’s direct na de opname moeten worden weergegeven.
27—Monitor uit ( 98)
Kies hoe lang de monitor aan blijft voordat hij automatisch wordt uitgeschakeld om stroom te sparen.
Naslaginformatie: Meer over foto's weergeven/Foto’s met de camera bekijken
61
Foto-informatie
Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven als u foto’s in schermvullende weergave bekijkt. Druk de multi-selector omhoog of draai aan de secundaire instelschijf om de volgende informatie te laten
voorbijkomen. Basisinformatie (alleen verbeterde kopieën)↔Hoge lichten↔RGB Histogram↔Basisinformatie.
Basisinformatie
Beveiligingsstatus...........................655Beeldkwaliteit ................................... 34
1
Retouche-aanduiding ............... 1096Opnamedatum...................... 14, 103
2
Beeldnummer/totaal
3
aantal beelden
Mapnaam.............................................759Beeldformaat .................................... 35
4
Opnamegegevens 1
Beveiligingsstatus...........................657Stand...................................................... 45
1
Retouche-aanduiding ............... 1098Belichtingscorrectie...................... 54
2
Cameranaam
3
Lichtmeting........................................5210Flitsstand ............................................. 40
4
Sluitertijd ......................................48, 5011Beeldnummer/totaal
5
Diafragma .................................... 49, 50
6
Opnamegegevens 2
Beveiligingsstatus...........................657Tooncompensatie.......................... 80
1
Retouche-aanduiding ............... 1098Verscherping..................................... 80
2
Beeldoptimalisatie1.......................799Kleurstand/kleurtoon .................. 80
3
ISO-gevoeligheid2..........................4310Verzadiging........................................ 80
4
Witbalans/fijnafregeling
5
witbalans..............................................58
Beeldformaat/
6
beeldkwaliteit............................ 34, 35
1.Filternaam verschijnt als foto was gemaakt met filteroptie geselecteerd
voor Beeld optimaliseren>Zwart-wit >Eigen.
2.Verschijnt in rood als ISO-gevoeligheid werd aangepast ten opzichte van
de geselecteerde waarde met ISO auto.
3.Alleen de eerste 13 letters worden weergegeven.
Verbeteringshistorie
Beveiligingsstatus .................................................................................................................. 65
1
Retouche-aanduiding .......................................................................................................109
2
Verbeteringshistorie: somt veranderingen op die werden gemaakt met
3
opties in retoucheermenu ( 109), beginnend met meest recente aanpas-
sing. ..............................................................................................................................................109
Beeldnummer/totaal aantal beelden
4
1.Verschijnt als beeld werd gecreëerd met opties in retoucheermenu.
1
Opnamegegevens 1↔Opnamegegevens 2↔ Verbeteringshistorie
1 2 3
Opnametijdstip .....................14, 103
7
Bestandsnaam.................................. 35
8
Brandpuntsafstand........................... 1
9
aantal beelden
Beeldcommentaar3....................104
11
Beeldnummer/totaal
12
aantal beelden
4
6 7 8 9
1 2
3
5
7
9
1 2
3
5
7
9
11
1 2
3
5
4
6
8
10
11
4
6
8
10
12
4
62
Naslaginformatie: Meer over foto's weergeven/Foto’s met de camera bekijken
Hoge lichten
Hoge lichten zijn de lichtste partijen van het beeld. Details kunnen verloren gaan (‘uitgebleekt’) in hoge lichten die overbelicht zijn.
Beveiligingsstatus .................................................................................................................. 65
1
Retouche-aanduiding .......................................................................................................109
2
Hoge lichten (delen van de foto die er 'uitgebleekt' uitzien) worden
3
aangegeven met een knipperende rand Beeldnummer/totaal aantal beelden
4
1 2
3
4
RGB-histogram
Een histogram is een grafiek die de verdeling van de toonwaarden in het beeld weergeeft. De hori­zontale as correspondeert met de pixelhelderheid, met de donkere pixels links en de lichte pixels rechts. De verticale as geeft het aantal pixels van elke helderheid in het beeld. Denk eraan dat de camerahistogrammen kunnen afwijken van de histogrammen die verschijnen in beeldbewerkings­programma’s.
Beveiligingsstatus...........................655Histogram groen kanaal
1
Retouche-aanduiding ............... 1096Histogram blauwkanaal
2
Histogram (alle kanalen)
3
Histogram rood kanaal
4
Beeldnummer/totaal
7
aantal beelden
1 2
4
5
3
6
7
Meerdere beelden bekijken: Miniatuurweergave
Door de knop in te drukken bij schermvullende weergave kunt u 'contactprints' van vier of negen beelden weergeven. U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren wanneer miniaturen worden weergegeven:
Doel Gebruik Beschrijving
Meer beelden per
pagina weergeven
Minder beelden per
pagina weergeven
Markeer
foto’s
Bekijk gemarkeerde
foto schermvullend.
Foto verwijderen Wis gemarkeerde foto ( 65).
Foto beveiligen Beveilig gemarkeerde foto ( 65).
Terug naar de opnamestand
Menu’s bekijken Menu’s bekijken ( 74).
Ontspanknop
of
Verhoog het aantal weergegeven beelden van één (schermvullende weergave) naar vier, of van vier naar negen.
Verlaag het aantal weergegeven beelden van negen naar vier of van vier naar één (schermvullende weergave).
Gebruik de multi-selector om foto’s te markeren, of roteer de hoofdin­stelschijf om de cursor omhoog of omlaag te verplaatsen, de secun­daire instelschijf om de cursor naar links of rechts te verplaatsen.
Bekijk gemarkeerde foto schermvullend in lijst met miniaturen.
Om de monitor uit te schakelen en terug te keren naar de opna­mestand drukt u de ontspanknop half in of drukt u op de knop.
Naslaginformatie: Meer over foto's weergeven/Foto’s met de camera bekijken
63
Foto’s nauwkeuriger bekijken: Zoomweergave
Druk op de knop om in te zoomen op een foto in schermvullende weergave. De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd:
Doel Gebruik Beschrijving
Druk op om in te zoomen tot maxi­maal circa 25× (grote foto’s), 19 × (mid-
In- en uitzoomen /
Andere delen van
het beeld bekijken
Andere beelden
bekijken
Zoom opheffen Terugkeren naar schermvullende weergave.
Foto verwijderen Wis huidige foto ( 65).
Foto beveiligen Beveilig huidige foto ( 65).
Terug naar de opnamestand
Menu’s bekijken Menu’s bekijken ( 74).
Ontspanknop
of
delgrote foto’s) of 13 × (kleine foto’s). Druk op om uit te zoomen. Als er op de foto is ingezoomd kunt u de multi-selector naar boven, beneden, links of rechts drukken om delen van het beeld te bekijken die niet op de monitor zichtbaar zijn. Blijf op de multi-selector drukken om andere delen van het beeld door het venster te schuiven. Het navigatieven­ster verschijnt wanneer de zoomratio wordt gewijzigd; het gedeelte dat zichtbaar is in de monitor wordt aangegeven door een gele rand.
Roteer de hoofdinstelschijf om hetzelfde gebied van andere beelden met dezelfde zoomfactor te bekijken.
Om de monitor uit te schakelen en terug te keren naar de opna­mestand drukt u de ontspanknop half in of drukt u op de knop.
64
Naslaginformatie: Meer over foto's weergeven/Foto’s met de camera bekijken
Foto’s tegen verwijderen beveiligen
In de schermvullende, zoom- of miniatuurweergave kunt u de knop gebruiken om foto’s te bevei­ligen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk wist. Beveiligde bestanden kunnen niet worden ver­wijderd met de knop of de optie Wissen in het weergavemenu en hebben het DOS-attribuut ‘alleen-lezen’ als ze worden weergegeven op een Windows-computer. Beveiligde foto’s worden wel verwijderd als de geheugenkaart wordt geformatteerd ( 102).
Druk op de knop om de foto te beveiligen die schermvullend of in zoomweergave wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen. De foto wordt gemarkeerd met een pictogram.
Om de beveiliging van een foto op te heffen zodat hij kan worden verwijderd, drukt u op de knop wanneer de foto schermvullend of in zoomweergave wordt weergegeven of is gemarkeerd in de lijst met miniaturen. Als u de beveiliging wilt opheffen van alle foto's in de map of mappen die momen­teel zijn geselecteerd in het menu Weergavemap, houdt u de en knoppen gedurende onge- veer twee seconden tegelijk ingedrukt.
Afzonderlijke foto’s verwijderen
Druk op de knop om de foto te wissen die schermvullend of in zoomweergave wordt weergege­ven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen. Een van de volgende bevestigingsschermen ver­schijnt; druk opnieuw op de knop om de foto te wissen. Druk op een willekeurige andere knop om te stoppen zonder de foto te verwijderen.
Wissen ( 74)
Deze optie kan worden gebruikt om meerdere foto’s te verwijderen.
Naslaginformatie: Meer over foto's weergeven/Foto’s met de camera bekijken
65

Aansluiten op een televisie, computer of printer

Beelden op TV bekijken

De meegeleverde EG-D2 kabel (A/V ) kan worden gebruikt om de camera op een televisie of videore­corder aan te sluiten voor weergave of opname. Achtergrondmuziek die deel uitmaakt van Pictmo­tion diashows ( 75) wordt via de luidsprekers van de TV afgespeeld.
Kies de geschikte videostand ( 103).
1
Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u de A/V-kabel
2
aansluit of loskoppelt.
Sluit de A/V-kabel aan als weergegeven.
3
Audio (wit)
Aansluiten op
videoaansluiting
Video (geel)
Videoaansluiting
Stem de televisie af op het videokanaal.
4
Zet de camera aan. Tijdens het afspelen worden foto’s weergegeven
5
op het televisiescherm of opgenomen op videoband. De cameramo­nitor blijft uit.
Gebruik een lichtnetadapter
Voor langdurig afspelen is gebruik van een EH-5 lichtnetadapter (optioneel leverbaar) aan te beve­len. Wanneer de EH-5 is aangesloten, wordt de automatische uitschakeling van de monitor van de camera vast ingesteld op 10 minuten, en de lichtmeters blijven permanent ingeschakeld.
66
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Beelden op TV bekijken
Aansluiten
op camera

Aansluiten op een computer

De camera kan op een computer worden aangesloten met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. De meegeleverde PictureProject software kan vervolgens worden gebruikt voor het overspelen van foto’s naar de computer, waar ze kunnen worden geordend, bijgewerkt en geprint.
Voordat u de camera aansluit
Installeer PictureProject of enige andere software die u nodig hebt nadat u eerst de handleidingen hebt geraadpleegd en de systeemeisen hebt gecontroleerd. Controleer of gegevensoverdracht niet is verstoord en kijk of de camerabatterij geheel opgeladen is. Bij twijfel laadt u de batterij op voordat u de camera aansluit of gebruikt u een EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar).
Voordat u de camera aansluit, selecteert u het onderdeel USB in het setup­menu van de camera en kiest u de optie USB als hieronder beschreven.
Besturingssysteem computer USB
Windows XP Home Edition
Windows XP Professional
Mac OS X
Windows 2000 Professional Kies Mass Storage
* Selecteer NIET PTP. Als PTP is geselecteerd wanneer u de camera aansluit, wordt
de hardwarewizard van Windows weergegeven. Klik op Annuleren om de wizard af te sluiten, verbreek de verbinding met de camera en selecteer Mass Storage.
De USB-kabel aansluiten
Zet de computer aan en wacht tot deze is opgestart.
1
Zet de camera uit.
2
Kies PTP of Mass Storage
*
Sluit de meegeleverde UC-E4 USB-kabel aan zoals hier wordt weergegeven. Forceer niets en pro-
3
beer niet de stekker schuin aan te sluiten. Sluit de camera rechtstreeks op de computer aan en niet via een USB-hub of -toetsenbord
.
USB-aansluiting
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Aansluiten op een computer
67
Zet de camera aan. Is Mass Storage geselecteerd voor USB, dan
4
verschijnen in het LCD-venster en de zoeker de rechts weergegeven aanduidingen (wanneer PTP is geselecteerd verschijnen de normale opname-aanduidingen).
Speel foto’s over naar de computer, zoals wordt beschreven in de PictureProject-naslaggids (op
5
cd-rom).
Als PTP is geselecteerd voor USB kunt u de camera uitschakelen en de USB-kabel loskoppelen
6
als de overdracht is voltooid. Is Mass Storage geselecteerd, dan moet de camera eerst uit het systeem worden verwijderd, als hieronder beschreven.
Windows XP Home Edition/Windows XP Professional
Klik op het pictogram ‘Hardware veilig verwijderen’ op de taakbalk ( ) en selecteer USB-apparaat voor massaopslag veilig verwij- deren.
Windows 2000 Professional
Klik op het pictogram ‘Hardware ontkoppelen of uitwerpen’ op de taakbalk ( ) en selecteer USB-apparaat voor massaopslag stop- pen.
Mac OS X
Sleep het cameravolume ('NIKON D80') naar de Prullenmand.
Tijdens de overdracht
Zet de camera niet uit en ontkoppel de USB-kabel niet als er nog beelden worden overgespeeld.
Camera Control Pro
Camera Control Pro (apart leverbaar; 123) kan worden gebruikt om de camera vanuit de computer aan te sturen. Voordat u de camera aansluit dient u in de camera de optie USB ( 104) in te stellen op PTP. Is Camera Control (optioneel leverbaar) actief, dan verschijnt in plaats van het aantal resterende opnamen.
68
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Aansluiten op een computer

Foto’s printen

Foto's kunnen op een van de volgende manieren worden afgedrukt:
• Sluit de camera aan op een printer en print foto's rechtstreeks vanuit de camera (zie
onder).
• Steek de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een kaartsleuf (zie de handlei-
ding van de printer voor meer informatie). Ondersteunt de printer DPOF ( 134), dan kunt u foto's voor afdrukken selecteren met Printopdracht ( 73).
• Neem de geheugenkaart van de camera naar een printadres of digitale printshop. Onder-
steunt het printbedrijf DPOF, dan kunt u foto's voor afdrukken selecteren met Printop- dracht.
• Speel foto’s over ( 67) en print ze vanuit een computer met PictureProject of Capture NX
(apart leverbaar; 123). Denk eraan dat dit de enige mogelijkheid is om RAW-beelden (NEF) te printen.
Printen via directe USB-verbinding
JPEG-foto’s kunnen rechtstreeks worden geprint vanuit een camera die is aangesloten op een Pict­Bridge printer ( 134). Maakt u foto’s die u wilt laten printen via de rechtstreekse USB-verbinding in de standen P, S, A en M kies dan Ia (sRGB) of IIIa (sRGB) voor de optie Eigen > Kleurstand in het menu Beeld optimaliseren ( 80).
Foto's maken
Foto’s selecteren voor printen
met Printopdracht
Selecteer PTP in het menu USB van de camera en sluit de camera op de printer aan ( 70)
Foto’s printen
een voor een ( 71)
Printen via directe USB-verbinding
Doet er zich tijdens het printen een storing voor, dan geeft de camera het rechts afgebeelde venster weer. Nadat u de printer hebt gecontroleerd, drukt u de multi­selector omhoog of omlaag om Doorgaan te markeren en drukt u op printen te hervatten. Selecteer Annuleren als u het printen wilt beëindigen zonder de resterende foto’s af te drukken.
RAW-foto’s (NEF) kunnen via de directe USB-verbinding niet worden geprint. Ze verschijnen in het menu Print selectie maar kunnen niet voor printen worden gese­lecteerd.
Meerdere foto’s
printen ( 72)
USB-kabel loskoppelen
Indexprints aanmaken
OK om het
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Foto’s printen
( 72)
69
Printer aansluiten
Controleer voordat u gaat printen of de batterij van de camera geheel is opgeladen. Als u twijfelt, laadt u voor gebruik de batterij op of gebruikt u een EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar).
Stel de camera-optie USB in op PTP ( 104).
1
Zet de printer aan.
2
Zet de camera uit.
3
Sluit de meegeleverde UC-E4 USB-kabel aan zoals hier wordt weergegeven. Forceer niets en
4
probeer niet de stekker schuin aan te sluiten. Sluit de camera rechtstreeks op de printer aan en niet via een USB-hub of -toetsenbord.
USB-aansluiting
Zet de camera aan. Er verschijnt een welkomstscherm, gevolgd door
5
het PictBridge-weergavescherm. Ga verder met ‘Foto's een voor een printen’ ( 71) of ‘Meerdere foto's printen’ ( 72).
Druk de multi-selector naar links of rechts om extra foto's te zien, of houd de knop ingedrukt om in te zoomen op de huidige foto ( 64). Als u zes foto's per keer wilt weergeven, drukt u op de knop. Gebruik de multi-selector om foto's te markeren, of druk op de knop om de gemarkeerde foto schermvullend te bekijken.
70
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Foto’s printen
Foto's een voor een printen
Om de foto te printen die momenteel zijn geselecteerd in het PictBridge weergavescherm, drukt u op OK. Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om een optie te markeren en vervolgens naar rechts om de optie te selecteren.
Optie Beschrijving
Start met
printen
Paginag-
rootte
Aantal
afdrukken
Rand
Print huidige foto. Om te stoppen en terug te keren naar het PictBridge weergavescherm voordat het printen is voltooid, drukt u op voltooid.
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om de paginagrootte te kiezen uit Printerstan-
daard (standaard paginagrootte voor huidige printer), 89× 127 mm, 127× 178 mm, 100× 150mm, 4×6in., 203×254 mm, Letter, A3
of A4. Druk vervolgens op keren naar het printmenu.
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om het gewenste aantal (maximaal 99) te marke­ren, druk vervolgens op naar het printmenu.
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om een printstijl te kiezen uit Printerstandaard (standaard voor huidige printer), Printen met randen (foto’s printen met witte rand), of Geen randen, druk vervolgens op selectie te maken en terug te keren naar het printmenu.
OK om de selectie te maken en terug te keren
OK. Het PictBridge weergavescherm verschijnt als het printen is
OK om de optie te selecteren en terug te
OK om de
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-selector
Tijdstem-
pel
Uitsnijden
omhoog of omlaag om Printerstandaard (standaard voor huidige printer), Print tijdstempel (tijdstip en datum van opname op foto printend), of Geen tijdstempel, druk vervolgens op tie te maken en terug te keren naar het printmenu.
Het menu rechts wordt weergegeven. Markeer Niet uitsnijden en
OK om af te sluiten zonder de foto uit te snijden. Markeer Uit-
druk op snijden en druk de multi-selector naar rechts om de foto uit te snij­den.
Is Uitsnijden geselecteerd, dan verschijnt het rechts afgebeelde ven­ster. Gebruik de en de knoppen om de grootte van de uit­snede te bepalen, en bepaal de positie van de uitsnede met de multi­selector. Druk op
OK om terug te keren naar het printmenu.
OK om de selec-
Paginagrootte, Rand en Tijdstempel
Kies Printerstandaard om met de huidige printerinstellingen af te drukken. Alleen opties die de printer onder­steunt kunnen worden geselecteerd.
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Foto’s printen
71
Meerdere foto's printen
Als u meerdere foto’s wilt printen of een indexprint wilt laten maken waarop alle JPEG-foto’s als miniaturen te zien zijn, drukt u op de knop in het PictBridge weergavescherm. Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om een optie te markeren en vervolgens naar rechts om de optie te selecteren.
Optie Beschrijving
Print selectie Print geselecteerde foto’s (zie onder).
Print (DPOF) Print huidige DPOF printopdracht ( 73).
Indexprint
Maakt een indexprint van alle JPEG-foto’s (maximaal 256). Het rechts weergegeven bevestigingsscherm verschijnt; druk op om het menu met printopties te laten verschijnen. Kies de opties voor paginagrootte, randen en tijdstempel als beschreven op de vorige pagina (er verschijnt een waarschuwing als de geselecteerde paginagrootte te klein is). Om printen te starten markeert u Start met printen en drukt u op menu verschijnt als het printen is voltooid.
OK. Het PictBridge
OK
Geselecteerde foto’s printen
Door Print selectie te kiezen verschijnt het menu van Stap 1.
1 2
Blader door de beelden. Druk op de knop
om de huidige foto schermvullend weer te
geven.
3
4
72
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Foto’s printen
Selecteer huidige foto en stel het aantal
afdruk ken in op 1. Gesel ecteerde fot o’s wor den
aangeduid met het pictogram .
Geef het aantal afdrukken op (tot 99). U verwij­dert een foto uit de selectie door de multi-selec­tor omlaag te drukken als het aantal prints is ingesteld op 1. Herhaal de stappen 1–3 om meer foto's te selecteren.
Geef de printopties weer. Kies opties voor pagi­nagrootte, randen en tijdstempel, zoals beschreven op pagina 71. Om het printen te starten markeert u Start met printen en drukt u op OK. Het PictBridge menu verschijnt als het printen is voltooid.
DPOF printopdracht aanmaken Printopdracht
De optie Printopdracht in het weergavemenu wordt gebruikt om digitale printopdrachten samen te stellen voor PictBridge compatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen. Als u Printop- dracht selecteert in het weergavemenu, verschijnt het menu van Stap 1.
1 2
Markeer Selecteren. Het selectievenster verschijnt.
Selecteer foto’s en geef het aantal prints op als beschreven in Stappen 2 –3 op de vorige
3
bladzijde. Denk eraan dat RAW-foto’s (NEF) niet voor printen kunnen worden geselecteerd.
4
Om de huidige printopdracht af te drukken terwijl de camera is aangesloten op een PictBridge printer, selecteert u Print (DPOF) in het PictBridge menu en volgt u de stappen in ‘Geselecteerde foto’s prin­ten’ om de huidige opdracht aan te passen en te printen ( 72). De DPOF-opties voor datum en gegevens printen worden niet ondersteund wanneer er wordt geprint via een directe USB-aanslui­ting; om de opnamedatum op foto in de huidige printopdracht te printen gebruik u de PictBridge­optie Tijdstempel.
Geef de opties weer. Markeer de optie en druk de multi-selector naar rechts.
Opname-info printen: print sluitertijd en dia- fragma op alle foto's in de printopdracht.
Datum printen: print opnamedatum op alle foto's in printopdracht.
Om de printopdracht te voltooien en af te slui­ten markeert u Gereed en drukt u op OK.
Printopdracht
De optie Printopdracht kan niet worden gebruikt als de geheugenkaart onvoldoende ruimte bevat om de printopdracht op te slaan.
Printopdrachten worden mogelijk niet correct uitgevoerd als er via de computer beelden worden verwijderd nadat de printopdracht werd aangemaakt.
Naslaginformatie: Aansluiten op een televisie, computer of printer/Foto’s printen
73

Menugids

Weergaveopties: het weergavemenu

Het weergavemenu bevat de volgende opties (weergegeven opties verschil­len mogelijk als Mijn menu wordt geselecteerd voor de optie Menu Pers. inst./Setup in het setup-menu; 101). Zie 'Gebruik van cameramenu’s' (
9) voor meer informatie over het gebruik van de menu's.
Optie Beschrijving
Wissen Alle of de geselecteerde foto's wissen. 74
Weergave map Map kiezen voor weergave. 75
Draai portret Staande foto’s (portret) worden bij het afspelen geroteerd. 75
Diashow
Beeld verbergen Geselecteerde foto’s verbergen. 78
Printopdracht Foto’s voor printen selecteren. 78
Wissen
Het menu Wissen bevat de volgende opties:
Optie Beschrijving
Selectie Geselecteerde foto’s wissen (zie onder).
Alle Alle foto's wissen.
Foto’s afspelen in automatische diashows, met of zonder achtergrondmuziek, panorami­serende zoom (standaard) en overgangseffecten (Pictmotion).
75
Meerdere foto's selecteren
Om meerdere foto’s te selecteren voor wissen, diashows of de optie Beeld verbergen:
1 2
Markeer de foto. Druk op de knop om de
geselecteerde foto schermvullend weer te
geven.
Herhaal de stappen 1-2 als u meer foto’s
3
wilt selecteren. U verwijdert een foto uit de selectie door deze te markeren en de multi-selector omlaag te drukken.
74
Menugids/ Weergaveopties: het weergavemenu
4
Selecteer gemarkeerde foto.
Selectie weergegeven door pictogram.
Voltooi handeling.
Weergavemap
Map kiezen voor terugspelen:
Optie Beschrijving
Alleen foto’s in de map die momenteel is geselecteerd voor Mappen in het
Huidige
opnamemenu worden tijdens afspelen weergegeven. Deze optie wordt automatisch geselecteerd wanneer een nieuwe foto wordt gemaakt. Als er
(stan-
een geheugenkaart in de camera wordt geplaatst en deze optie is geselec-
daard)
teerd voordat de foto's zijn gemaakt, zal er bij het afspelen een melding ver­schijnen dat de map geen beelden bevat. Selecteer Alle om het afspelen te beginnen.
Alle Alle foto’s op de geheugenkaart weergeven.
Draai portret
Selecteer Aan om 'staande' foto's (portret) te roteren. Foto's die zijn gemaakt met Uit geselecteerd voor Autom. beeldrotatie ( 108) zullen worden weergegeven in de ‘liggende’ stand (landschap).
Diashow
Speel foto's achter elkaar af in een automatische 'diashow'. Er is een Pictmotion optie beschikbaar, met beeldovergangen, panoramiseren en zoomeffecten plus achtergrondmuziek (achtergrondmuziek is alleen beschik­baar als de camera is aangesloten op een televisie; 66).
De aanbevolen stappen die nodig zijn om een diashow op te zetten ziet u hieronder.
Foto’s selecteren
1
Markeer Beelden selecteren en druk de multi-selector naar rechts. Markeer een van de vol­gende opties en druk op OK om de gemarkeerde optie te selecteren en terug te keren naar het diashowmenu.
Alle beelden: de diashow zal alle foto’s omvatten die in de huidige Weergavemap aanwezig zijn ( 75).
Beelden selecteren: selecteer tot vijftig foto’s voor de diashow ( 74). Alleen foto´s in de huidige terugspeelmap ( 75) zijn beschikbaar voor selectie; verborgen foto´s en beelden die niet door de camera kunnen worden weergegeven, kunt u niet selecteren.
Menugids/ Weergaveopties: het weergavemenu
75
Kies een stijl
2
Markeer Instellingen wijzigen en druk de multi-selector naar rechts. Markeer vervolgens Stijl en druk de multi-selector naar rechts. Markeer een van de volgende opties en druk op OK om de gemarkeerde optie te selecteren en terug te keren naar het diashowmenu.
Standaard: de foto's worden afgespeeld met een geselecteerde interval, zonder achtergrond­muziek, overgangen en andere effecten.
Pictmotion: selecteer een patroon dat achtergrondmuziek bevat met passende overgangen, panoramiseren en zoomeffecten. Houd er rekening mee dat de achtergrondmuziek alleen hoorbaar zal zijn als de camera op een televisie is aangesloten ( 66).
Kies een beeldinterval of weergavepatroon.
3
Markeer Instellingen wijzigen en druk de multi-selector naar rechts. Kies vervolgens een beel­dinterval of weergavepatroon als hieronder beschreven.
‘Standaard’ geselecteerd in Stap 2
Om de interval tussen de beelden anders in te stellen dan de standaardtijd van twee seconden, markeert u Tussenpauze en drukt u de multi-selector naar rechts. Markeer een van de volgende opties en druk op om de gemarkeerde optie te selecteren en terug te keren naar het diashowmenu.
OK
Om een ander achtergrond-geluidsspoor te gebruiken dan de standaardinstelling Canon van Pachelbel, markeert u Achtergrondmuziek en drukt u de multi-selector naar rechts. Markeer een van de volgende opties en druk op
Panoramiserende effecten, zoomeffecten en beeldovergangen worden aan het geselecteerde achter­grond-geluidsspoor aangepast.
76
Menugids/ Weergaveopties: het weergavemenu
OK om de gemarkeerde optie te selecteren en terug te keren naar het diashowmenu.
‘Pictmotion’ geselecteerd in Stap 2
Start de diashow
4
Om de diashow te starten markeert u Start en drukt u op OK. U kunt de volgende handelingen uitvoeren tijdens een diashow:
Doel Gebruik Beschrijving
Een beeld vooruit of
achteruit
Foto -infor matie
bekijken
Diashow pauzeren
Terug naar weerga-
vemenu
Terug naar weerga-
vestand
Terug naar de opna-
mestand
/
/
Ontspanknop
Druk multi-selector of draai hoofdinstelschijf naar links om terug te keren naar het vorige beeld, naar rechts om naar het volgende beeld te gaan. Deze optie is niet beschikbaar als Pictmotion is geselecteerd in Stap 2.
De weergegeven foto-informatie wijzigen. Deze optie is niet beschikbaar als Pictmotion is geselecteerd in Stap 2.
De diashow pauzeren.
Diashow stoppen en terugkeren naar weergavemenu.
Stop de diashow en keer terug naar schermvullende ( 61) of miniatuurweergave ( 63).
Druk de ontsnapknop half in om de monitor uit te schakelen en terug te keren naar de opnamestand. Er kunnen direct foto’s worden gemaakt.
Het rechts weergegeven venster verschijnt wanneer de diashow eindigt of wanneer de knop is ingedrukt om de weergave te pauzeren. Selec­teer Herstarten om de diashow opnieuw te starten of Afsluiten om terug te keren naar het weergavemenu.
Menugids/ Weergaveopties: het weergavemenu
77
Beeld verbergen
Geselecteerde foto's verbergen of zichtbaar maken. Verborgen foto’s zijn alleen zichtbaar in het menu Beeld verbergen en kunnen alleen worden ver­wijderd door de geheugenkaart te formatteren.
Optie Beschrijving
Selecteren Geselecteerde foto's verbergen of zichtbaar maken ( 74).
Alles
deselecteren?
Bestandsattributen voor verborgen beelden
Verborgen beelden hebben de status 'verborgen' en 'alleen-lezen' wanneer u ze op een Windows computer bekijkt. Bij 'NEF +JPEG' beelden is deze markering van toepassing op zowel NEF (RAW) als JPEG-bestanden.
Alle foto's zichtbaar maken.
Printopdracht
Kies Selecteren om foto’s te selecteren voor printen met een PictBridge prin­ter of een DPOF-compatibel apparaat ( 73). Kies Alles deselecteren? om alle foto’s uit de huidige printopdracht te verwijderen.
Beveiligde en verborgen beelden
Wanneer u een beeld zichtbaar maakt dat zowel verborgen als beveiligd is, maakt u tegelijkertijd de beveiliging van het beeld ongedaan.
78
Menugids/ Weergaveopties: het weergavemenu

Opname-opties: het opnamemenu

Het opnamemenu bevat de volgende opties (weergegeven opties verschillen mogelijk als Mijn menu is geselecteerd voor de optie Menu Pers. inst./ Setup in het setup-menu 101). Zie 'Gebruik van cameramenu’s' ( 9) voor meer informatie over het gebruik van de menu's.
Optie Beschrijving
Beeld optimaliseren*Beelden overeenkomstig de scène optimaliseren.
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Witbalans
ISO-gevoeligheid
Ruisonderdrukking
Hoge ISO ruisonderdr.
Meervoudige belicht.
* Alleen beschikbaar in standen P, S, A en M. † De standaardwaarden worden hersteld als er een reset met twee knoppen wordt uitgevoerd ( 44).
Beeldkwaliteit kiezen.
*, †
Beeldformaat kiezen. Kleuren afstemmen op de lichtbron.
ISO-gevoeligheid verhogen wanneer er weinig licht is. Ruis verminderen bij lange sluitertijden. Ruis verminderen bij hoge ISO-instellingen.
*, †
Meerdere belichtingen in één beeld toepassen.
Beeld optimaliseren (Standen P, S, A en M)
Contrast, verscherping en andere instellingen optimaliseren, op basis van het gebruik van de foto of de aard van het onderwerp.
Optie Beschrijving
Normaal (standaard) Aanbevolen voor de meeste situaties.
N
Zachter
SO
Levendig
VI
Extra levendig
VI
Port ret Verlaagt het contrast en zorgt voor natuurlijke weergave van huidtoon bij portretten.
PO
Eigen Maak eigen beeldoptimalisatie-instellingen ( 80). Zwart-wit Foto's maken in zwart-wit ( 81).
B
W
Hiermee verzacht u contouren, zodat u natuurlijke foto's krijgt die geschikt zijn voor portretten of retoucheren op een computer.
Versterkt verzadiging, contrast en verscherping voor levendige foto's met intense rood-, groen- en blauwtinten.
Maximaliseert verzadiging, contrast en verscherping voor pittige beelden met scherpe contouren.
79–81
81 81 82 83 83 83
84–85
Bij andere instellingen dan ‘Eigen’
Bij andere instellingen dan Eigen:
• Foto's worden geoptimaliseerd voor de huidige opnameomstandigheden. De resultaten zullen variëren met de belichting en de positie van het onderwerp binnen het beeld.
• De sRGB-kleurruimte wordt gebruikt. Om de Adobe sRGB kleurruimte te gebruiken selecteert u Eigen en kiest u II (Adobe RGB) voor Kleurstand.
• Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat.
Menugids/ Opname-opties: het opnamemenu
79
Opties voor beeldoptimalisering aanpassen Eigen
Selecteer Eigen om separate aanpassingen voor de volgende opties te maken. Markeer Gereed en druk op nadat u de instellingen hebt aangepast.
Vers cherpin g: kies hoe sterk contouren moeten worden verscherpt. Kies een
hoge instelling voor extra scherpe contouren, een lage instellingen voor zachtere contouren.
Standaardinstelling: Automatisch.
Tooncompensatie: contrast regelen. Lagere instellingen voorkomen verlies aan
detaillering in de hoge lichten bij felle verlichting of in de gericht zonlicht. Zorgt voor behoud van detaillering bij mistige landschappen en andere laag­contrastonderwerpen. Kies Eigen om een zelfgedefinieerde tooncurve te selecteren, die is gemaakt met Camera Control Pro (apart leverbaar; 123). Raadpleeg de handleiding van Camera Control Pro voor meer informatie.
Standaardinstelling: Automatisch.
Kleurstand: kleurweergave regelen. Foto’s die zijn gemaakt in de standen Ia en
IIIa worden aangepast aan de sRGB kleurruimte en zijn geschikt voor printen of algemeen gebruik zonder verder aanpassing. Kies Ia voor portretopna­men en IIIa voor natuur- en landschapsopnamen. Stand II is aangepast aan de Adobe RGB kleurruimte, die een groter kleurbereik ondersteunt dan sRGB. Stand II geniet de voorkeur voor foto’s die uitgebreid zullen worden bewerkt of verbeterd.
Standaardinstelling: Ia (sRBG).
Ver zadiging : de intensiteit van de kleuren regelen. Kies Gematigd voor min-
der verzadigde kleuren, Verhoogd voor extra levendige kleuren.
Standaardinstelling: Automatisch.
Tint aanpassen: de kleurtoon is instelbaar van –9° tot +9° in stappen van 3 ° (de
graden hebben betrekking op het kleurenwiel, dat vaak wordt gebruikt om een kleurtoon uit te drukken). Positieve waarden maken rood meer oranje, groen blauwer en blauw meer purper. Negatieve waarden maken rood meer purper, blauw groener, en groen geler.
Standaardinstelling: ±0.
’Automatisch’
Resultaten voor automatische verscherping, tooncompensatie en verzadiging variëren met de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat.
Kleurstand
De standen Ia en IIIa worden aanbevolen voor foto’s die zonder aanpassing zullen worden geprint of bekeken in programma’s die kleurbeheer niet ondersteunen Ondersteunt het programma kleurbeheer wel, kies dan de Adobe RGB kleurruimte wanneer u foto’s opent in stand II. Capture NX (apart leverbaar; 123) en PictureProject geven de kleuren correct weer, ook als niet de juiste kleurruimte is geselecteerd.
80
Menugids/ Opname-opties: het opnamemenu
Foto’s maken in zwart-wit: Zwart-wit
Door Zwart-wit te kiezen voor Beeld optimaliseren verschijnt het rechts weergegeven menu. Kies Standaard om standaard zwart-witfoto’s te maken, of Eigen om verscherping en tooncompensatie aan te passen voordat u de foto maakt als beschreven op pagina 80. Eigen ondersteunt ook de volgende kleurenfiltereffecten:
Filtereffect Beschrijving
Uit Geen kleurenfiltereffect.
Geel
Oranje
Rood
Groen Verzacht huidtonen Kan worden gebruikt voor portretten.
Zwart-witaanduidingen verschijnen in het LCD-venster en de zoeker wanneer Zwart-wit is geselec­teerd voor Beeld optimaliseren ( 5–7).
Verhoogt contrast. Kan worden gebruikt om de lucht in landschapsfoto’s donkerder te maken. Oranje produceert een hoger contrast dan geel, rood meer contrast dan oranje.
Beeldkwaliteit (alle standen)
Voor beeldkwaliteit zijn zeven opties beschikbaar. Zie 'Naslaginformatie: Beeldkwaliteit en –grootte' ( 33).
Beeldformaat (alle standen)
Voor de beeldformaat hebt u de keuze uit Groot, Middel en Klein. Zie 'Nasla- ginformatie: Beeldkwaliteit en –grootte' ( 33).
Menugids/ Opname-opties: het opnamemenu
81
Witbalans (Standen P, S, A en M)
123
4
567
8
Er zijn negen opties voor witbalans beschikbaar. Zie 'Naslaginformatie: Witba­lans' ( 58).
Witbalans van een foto kopiëren
Een witbalanswaarde, gekopieerd van een bestaande foto, kan worden gebruikt als witbalans preset. Selecteer Witbalans >Witbalans preset in het opnamemenu. Het menu uit stap 1 wordt weerge- geven.
Markeer Gebruik foto.
* Om de laatst gemeten waarde ( 60) te gebruiken, markeert u Meten en drukt u de multi-selector naar rechts.
Markeer Selecteer foto.
† Om de voorgaande foto te gebruiken, markeert u Dit beeld en drukt u de multi-selector naar rechts.
Markeer map. Geef beelden in geselecteerde map weer.
Markeer de foto.
‡ Weergegeven beelden kunnen ook zijn gemaakt met een andere camera, maar alleen foto’s die zijn gemaakt
met de D80 kunnen worden gebruikt als bron voor een witbalans preset.
*
Hiermee stelt u de witbalans in op de waarde voor
de gemarkeerde foto en keert u terug naar het opna-
Vertoon huidige bronfoto.
Geef maplijst weer.
memenu.
Als er een nieuwe waarde is gemeten voor de witbalans, dan zal de witbalans worden ingesteld op de gemeten waarde, ook als Gebruik foto op het moment is geselecteerd in het menu van de witbalans preset.
82
Menugids/ Opname-opties: het opnamemenu
ISO-gevoeligheid (alle standen)
ISO-gevoeligheid aanpassen. Zie 'Naslaginformatie: ISO-gevoeligheid' ( 43).
Ruisonderdrukking (alle standen)
Deze optie bepaalt of foto´s die zijn gemaakt met een sluitertijd langer dan 8 s worden bewerkt om "ruis" in de vorm van her en der verspreide, felgekleurde pixels te onderdrukken. Kies uit de volgende opties:
Optie Beschrijving
Uit
(stan-
Ruisonderdrukking uit.
daard)
Foto´s die zijn gemaakt met een sluitertijd langer dan 8 s worden bewerkt om ruis te onderdrukken. De snelheid van serieopnamen neemt hierdoor af en er kunnen minder foto´s worden opgeslagen in de geheugenbuffer. Tij­dens de verwerking verschijnt de rechts afgebeelde weergave in het LCD-
Aan
venster en in de zoeker. Er kunnen pas weer foto’s worden gemaakt als de verwerking is voltooid. Ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd als de camera tijdens de verwerking wordt uitgeschakeld. Als foto's worden weer­gegeven tijdens de verwerking, is het effect van de ruisonderdrukking moge­lijk niet zichtbaar op de monitor.
Hoge ISO ruisonderdr. (alle standen)
Foto's die worden gemaakt met een hoge gevoeligheid, kunnen worden bewerkt, waardoor de ruis wordt verminderd. Kies uit de volgende opties:
Optie Beschrijving
normaal
(standaard)
Hoog
De ruisonderdrukking treedt in werking boven de ISO 400. Kies Laag voor minder ruisonderdrukking of Hoog voor meer ruisonderdrukking.Laag
De ruisonderdrukking wordt uitgeschakeld tenzij de gevoeligheid hoger is
Uit
dan ISO 800. Minimale ruisonderdrukking wordt toegepast bij gevoelighe­den boven ISO 800.
Menugids/ Opname-opties: het opnamemenu
83
Meervoudige belicht. (standen P, S, A en M)
Volg onderstaande stappen om een serie van twee of drie belichtingen in een enkele foto op te nemen. Denk eraan dat standaard de opname automatisch zal stoppen als er 30 sec. geen handelingen zijn uitgevoerd. Voor een interval tussen de belichtingen van meer dan 30sec. kiest u 30 min bij Persoonlijke instelling 28 (Meter uit, 99) of gebruik een optionele EH-5 lichtnetadapter.
Door Meervoudige belicht. te selecteren in het opnamemenu ver-
1
schijnt het rechts weergegeven menu. Markeer Aantal belichtingen en druk de multi-selector naar rechts.
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om het aantal opnamen te kie-
2
zen dat wordt gecombineerd tot één foto. Druk op OK om terug te keren naar het menu voor meervoudige belichting.
Markeer Autom. versterking en druk de multi-selector naar rechts.
3
Markeer een van de volgende opties en druk op OK.
4
Optie Beschrijving
Versterking wordt aangepast om de belichting te corrigeren in overeen-
Aan
stemming met het aantal opgenomen belichtingen (versterking voor
(stan-
elke belichting wordt ingesteld op ½ voor twee belichtingen,
daard)
drie belichtingen).
Versterking niet aangepast om belichtingen te corrigeren. Aanbevolen
Uit
bij een donkere achtergrond.
1
/3 voor
Geheugenkaarten verwisselen
U mag de geheugenkaart niet verwijderen of vervangen als een meervoudige belichting wordt opgeslagen.
Foto-informatie
De opnamedatum, de lichtmeting, de belichtingsstand, brandpuntsafstand, houding van de camera en andere informatie die bij weergave kan worden opgeroepen is afkomstig van de eerste belichting van de meervoudige opname.
84
Menugids/ Opname-opties: het opnamemenu
Markeer Gereed en druk op OK.
5
Het pictogram wordt weergegeven op het LCD-venster. Om terug te keren zonder een meervoudige belichting te maken, selecteert u Meer- voudige belicht. in het opnamemenu, markeert u Terugzetten en drukt u op OK.
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto. Het picto-
6
gram begint te knipperen.
Meervoudige belichting stoppen
Wilt u stoppen voordat de meervoudige belichting is voltooid, selecteer dan Meervoudige belicht. in het opnamemenu, markeer Annuleren, en druk op OK. De opname eindigt ook onder de volgende omstandighe­den:
• De belichtingsmeters worden tijdens de opname uitgeschakeld ( 18)
• De gebruiker voert een reset met twee knoppen uit
• De camera wordt uitgezet
• De batterij is leeg
• De meervoudige belichting wordt verwijderd
• Er is een andere stand dan P, S, A of M geselecteerd Als de opname eindigt voordat het opgegeven aantal foto's is genomen, wordt een meervou­dige belichting gemaakt op basis van de tot dan toe gemaakte foto's. Als Autom. versterking is ingeschakeld, wordt de versterking aangepast aan het werkelijke aantal gemaakte opnamen.
De resterende belichtingen maken. Het pictogram zal uit het LCD-
7
venster verdwijnen wanneer de opname is voltooid. Herhaal de stap­pen 1–7 als u nog meer meervoudige belichtingen wilt maken.
Bracketing en andere instellingen
Bracketing wordt geannuleerd als de meervoudige belichting wordt geselecteerd en kan pas worden hersteld nadat de opname is voltooid. Is meervoudige belichting geactiveerd, dan kunnen geheugenkaarten niet worden geformatteerd en kunnen opties uit het opnamemenu niet worden gewijzigd, met uitzondering van Meervou- dige belicht. en Witbalans.
Menugids/ Opname-opties: het opnamemenu
85

Persoonlijke instellingen

Persoonlijke instellingen worden gebruikt om de camerafuncties aan persoonlijke voor­keuren aan te passen. De volgende opties zijn beschikbaar wanneer daard optie) is geselecteerd voor
Menu Pers. inst./Setup
in het setup-menu ( 101).
Optie Optie
Ter ugz et ten 86
R
Signaal 86
1
AF-veldstand 87
2
Centrale AF-veld 87
3
AF-hulpverlichting 87
4
Geen geheugenkrt? 88
5
Om de volgende opties weer te geven, selecteert u Vol ledig voor Menu Pers. inst./Setup:
Optie Optie
Belichtingscorrectie 89
11
Centrumgericht 90
12
Auto bracketing 90–91
13
Auto BKT volgorde 91
14
Instelschijven 91
15
FUNC. knop 92–93
16
Verlichting 93
17
AE-L/AF-L 94
18
AE-vergrendeling 94
19
Scherpstelveld 94
20
AF-veld verlichting 95
21
Eenvoudig
Beeld terugspelen 88
6
ISO auto
7
Rasterweergave
8
Zoekerwaarschuwing
9
LW stapgrootte
10
Ingebouwde flitser 95–97
22
Flitswaarschuwing
23
Sluitertijd flitsen
24
Auto FP
25
Instellicht
26
Monitor uit
27
Meter uit
28
Vertraging zelfontsp.
29
Afstandsbediening
30
Spiegel voorontspan.
31
MB-D80 batterijen
32
(de stan-
88
89
89
89
98
98
98
98
98
99
99
99
99
100
R: Terugzetten
Selecteer Ja om voor alle Persoonlijke instellingen de standaardwaarden te herstellen, inclusief instellingen die niet vallen onder de reset met twee knop­pen ( 44). Zie de Bijlage ( 134) voor een lijst met standaardinstellingen.
1: Signaal (alle standen)
Bij de standaardinstelling Aan klinkt een geluidssignaal wanneer de camera scherpstelt in enkelvoudige AF (AF-S of bij het fotograferen van statische onderwerpen in AF-A autofocusstand), terwijl de timer van de zelfontspanner aftelt in de standen voor zelfontspanner en vertraagd ontspannen op afstand ( 37, 38), of wanneer er foto’s worden gemaakt in de stand voor afstandsbe­diening met snelle reactie ( 38). Het geluidssignaal zal niet klinken wanneer Uit is geselecteerd. De huidige instelling wordt weergegeven in het LCD-venster. verschijnt wan­neer het geluidssignaal aan staat en wanneer het uit staat ( 5).
86
Menugids/ Persoonlijke instellingen
2: AF-veldstand (alle standen)
Deze optie bepaalt hoe het scherpstelveld wordt geselecteerd in de autofo­cusstand ( 28). Kies uit:
Optie Beschrijving
Enkelveld
Dynamisch veld
Automatisch­veld AF
De gebruiker selecteert het scherpstelveld met de multi-selector; de camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld. Te gebruiken voor stilstaande onder­werpen. Standaardinstelling voor
Gebruiker selecteert scherpstelveld handmatig, maar als onderwerp het geselecteerde scherp­stelveld zelfs maar kort verlaat, zal de camera scherpstellen op basis van informatie uit andere scherpstelvelden. Te bereiken met zich grillig verplaatsende onderwerpen. Standaardinstelling voor stand.
Camera selecteert scherpstelgebied automatisch. Standaardinstelling voor , , , en
standen.
P, S, A, M en standen.
De huidige instelling wordt aangegeven met een pictogram in het LCD-venster ( 5).
3: Centrale AF-veld (alle standen)
Deze optie bepaalt de grootte van het centrale scherpstelveld.
Optie Beschrijving Aanduiding in zoe-
ker
Normaal
(standaard)
Breed
Scherpstellen op een specifiek onderwerp in een klein gebied zonder dat andere objecten in de nabijheid de scherpstelling kunnen verstoren.
Scherpstellen op zich verplaatsende onderwerpen en andere onderwerpen die moeilijk te volgen zijn. Niet beschikbaar als Automatisch-veld AF is gese­lecteerd voor Persoonlijke instelling 2 (AF-veld- stand).
Zie ‘Scherpstelling’ voor meer informatie over de scherpstelinstellingen ( 28).
4: AF-hulpverlichting (alle standen behalve , en )
Als Aan (de standaardinstelling) is geselecteerd en het onderwerp is slecht verlicht, zal de AF-hulpverlichting worden geactiveerd om de scherpstelling bij te staan in enkelvoudige AF (AF-S of enkelvoudige AF geselecteerd in AF-A auto­focusstand) wanneer Enkelveld of Automatisch-veld AF is geselecteerd voor Persoonlijke instelling 2 (AF-veldstand) of wanneer Persoonlijke instel- ling 2 is ingesteld op Dynamisch veld en het centrale scherpstelveld is gese­lecteerd. Kies Uit om de AF-hulpverlichting uit te schakelen. Denk eraan dat de camera bij uitgeschakelde AF-hulpverlichting mogelijk niet in staat is met autofocus goed scherp te stellen op slecht verlichte onderwerpen.
Menugids/ Persoonlijke instellingen
87
5: Geen geheugenkrt? (Alle standen)
Als Vergrendel ontsp.knop (de standaardinstelling) is ingesteld, is de ont­spanknop geblokkeerd wanneer er een geheugenkaart wordt geplaatst. Kies Ontgrendel ontsp.knop ontgrendeld om het mogelijk te maken de ont­spanknop te gebruiken als er geen kaart is geplaatst. Foto’s verschijnen op de monitor maar worden niet opgeslagen.
6: Beeld terugspelen (alle standen)
Is Aan (standaardinstelling) geselecteerd, dan worden foto’s na de opname automatisch vier seconden op de monitor weergegeven. Is Uit geselecteerd, dan kunnen foto’s worden weergegeven door op de knop te drukken.
7: ISO auto (alleen standen P, S, A en M)
Is Uit (de standaardinstelling) geselecteerd, dan zal de ISO-gevoeligheid wor­den vastgezet op de waarde die werd geselecteerd met de ISO knop ( 43) of met de optie ISO-gevoeligheid in het opnamemenu ( 83).
Is Aan geselecteerd, dan wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast als de optimale belichting niet kan worden bereikt met de geselecteerde waarde (flitssterkte wordt in verhouding aangepast). De maximum waarde voor automatische ISO-gevoeligheid kan worden geselecteerd met de optie Maximale gevoelig- heid. In de standen P en A zal de gevoeligheid alleen worden aangepast als onderbelichting zou ont- staan bij de sluitertijd die is geselecteerd voor Langste sluitertijd.
Wanneer Aan is geselecteerd verschijnt op het LCD-scherm en in de zoeker ISO-AUTO. Wanneer de gevoeligheid wordt gewijzigd ten opzichte van de waarde die door de gebruiker werd geselecteerd knipperen deze aanduidin­gen en de gewijzigde waarde verschijnt in de zoeker (de aanduidingen knip­peren niet als een flitser wordt gebruikt).
ISO auto
De automatische ISO-regeling is niet beschikbaar wanneer voor ISO-gevoeligheid een waarde boven ISO 1600 is geselecteerd. De ISO-gevoeligheid kan niet worden ingesteld op waarden boven 1600 wanneer Aan is geselec­teerd voor ISO auto. Dit kan ertoe leiden dat onderwerpen in de voorgrond worden onderbelicht in flitsfoto’s die zijn genomen met een lange sluitertijd, bij daglicht of tegen een lichte achtergrond. Kies een andere flitsstand dan flitsen met lange sluitertijd, of selecteer de stand
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis groter. Gebruik de optie Hoge ISO ruisonderdr. in het opnamemenu om ruis te verminderen ( 83).
88
Menugids/ Persoonlijke instellingen
A of M en kies een groter diafragma.
Loading...