2. Voorgeschreven gebruik ....................................................................................................................................... 4
5. Verklaring van symbolen....................................................................................................................................... 5
a) Algemeen ......................................................................................................................................................... 6
b) Werking............................................................................................................................................................. 7
7. Voorschriften voor batterijen en accu´s ................................................................................................................ 8
9. Bedieningselementen van de zender ................................................................................................................. 10
a) Voorkant ......................................................................................................................................................... 10
b) Achterkant ...................................................................................................................................................... 11
10. Ingebruikname van de zender ............................................................................................................................ 12
a) Plaatsen van de batterijen/accu´s .................................................................................................................. 12
b) Zenderaccu’s opladen .................................................................................................................................... 13
c) Zender inschakelen......................................................................................................................................... 14
d) Ombouw van de gasknuppel-functie .............................................................................................................. 15
e) Instellen van de stuurknuppel ......................................................................................................................... 16
11. In gebruik nemen van de ontvanger ................................................................................................................... 16
a) Ontvangeraansluiting ...................................................................................................................................... 16
b) Montage van de ontvanger .............................................................................................................................18
c) Montage van de servo’s .................................................................................................................................. 19
d) Controleren van de servofuncties ................................................................................................................... 19
12. Programmeren van de afstandsbediening ......................................................................................................... 20
13. Het systeemmenu ............................................................................................................................................... 21
14. Het functiemenu .................................................................................................................................................. 31
14.1. “DR” (Wegbegrenzing van de servo) ...................................................................................................... 32
14.2. “SUB.TRIM” (Middelste stand van de servo) .......................................................................................... 35
14.3. “TRAVEL” (Weginstelling van de servo) ................................................................................................. 36
14.4. “CH.REV” (Draairichtingomschakeling van de servo) ............................................................................ 37
15. Bediening van de afstandsbediening ................................................................................................................. 54
a) Algemeen ........................................................................................................................................................ 56
b) Batterijen en accu´s ........................................................................................................................................ 56
19. Verhelpen van storingen ..................................................................................................................................... 57
a) Zender ............................................................................................................................................................ 58
b) Ontvanger ....................................................................................................................................................... 58
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorwaarden.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om de toestand van het apparaat te handhaven en een ongevaar-
lijke werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Ze bevat belangrijke aanwijzingen over het in gebruik nemen en het onderhoud. Neem deze instructies in acht, ook wanneer u het product aan
derden doorgeeft.
Bewaar deze handleiding om haar achteraf te raadplegen !
Alle voorkomende bedrijfsnamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de betreffende eigenaren. Alle
rechten voorbehouden.
Voor vragen kunt u contact opnemen met:
Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2. Voorgeschreven gebruik
De afstandsbediening is uitsluitend bedoeld voor particulier gebruik in de modelbouw met de daarbij horende gebruikstijden. Voor industriële toepassingen, bijv. voor het besturen van machines of installaties, is dit apparaat niet geschikt.
Een ander gebruik dan hier beschreven kan de beschadiging van het product en de hiermee verbonden
gevaren zoals bijv. kortsluiting, brand, elektrische schokken, enz. tot gevolg hebben.
De afstandsbediening mag technisch niet veranderd of omgebouwd worden!
Volg alle veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing op. Deze bevat belangrijke informatie voor het
gebruik van het product.
U alleen bent verantwoordelijk voor een gevaarloos gebruik van de afstandsbediening en het model!
4
3. Productbeschrijving
Met de afstandsbediening “MC60” beschikt u over een afstandsbedieningsysteem, dat ideaal is voor model-motorvliegtuigen, model-zweefvliegtuigen of modelhelikopters.
Via de proportionele stuurkanalen kunnen de besturing- en regelfuncties onafhankelijk van elkaar op afstand bediend
worden. Bovendien beschikt de installatie over verschillende meng- en geheugenfuncties, die nodig zijn voor de
verschillende modellen. De ingestelde waarden van tot 6 verschillende modellen kunnen in de afstandsbediening
worden opgeslagen.
Het goed leesbare LC-display en de gemakkelijk te bedienen druktoetsen maken een eenvoudige, snelle en veilige
data-invoer mogelijk. Dank zij de elektronische trimming staan de roeren steeds in de juiste positie, omdat de laatst
ingestelde waarde automatisch na het inschakelen terug wordt opgeroepen!
De ergonomisch gevormde behuizing ligt comfortabel in de hand en zorgt voor een handige en veilige besturing van
het model.
Voor de werking heeft u nog 8 mignonbatterijen (bv. Conrad bestelnr. 652507, verpakt per 4, 2x bestellen) of accu’s
voor de zender, en 4 mignonbatterijen (bijv. Conrad bestelnr. 652507, verpakt per 4, 1x bestellen) of accu’s voor de
ontvanger nodig.
4. Leveringsomvang
• Zender
• Ontvanger
• Gebruiksaanwijzing
5. Verklaring van de symbolen
Een uitroepteken wijst op speciale gevaren bij het gebruik, de ingebruikneming of bediening.
Het “pijl”-symbool wijst op speciale tips en bedieningsvoorschriften.
5
6. Veiligheidsaanwijzingen
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing, vervalt het recht op
garantie! Voor vervolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het niet in
acht nemen van de veiligheidsvoorschriften, zijn wij niet aansprakelijk! In dergelijke gevallen vervalt het recht op garantie.
Gewone slijtage bij het gebruik en beschadigingen door een ongeval (bijv. afgebroken antenne
van de ontvanger en gebroken behuizing van de ontvanger enz.) vallen niet onder de garantie.
Geachte klant: deze veiligheidsvoorschriften hebben niet enkel de bescherming van het product, maar ook de bescherming van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer aandachtig door
voordat u het product gebruikt!
a) Algemeen
Let op, belangrijk!
Bij gebruik van het model kan het tot materiële schade of lichamelijke letsels komen.
Denk er daarom aan, dat u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent, bijv. via een
aansprakelijkheidsverzekering. Informeer indien u reeds beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering
voor u het model in bedrijf neemt bij uw verzekering of het gebruik van het model mee verzekerd is.
• Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenhandig ombouwen en/of wijzigen van het product niet toegestaan.
• Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos liggen. Dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
• Sluit bij elektromodellen de aandrijfmotor pas aan na volledige inbouw van het ontvangstsysteem. Zo voorkomt u
dat de aandrijfmotor plotseling onbedoeld begint te lopen.
• Controleer vóór elk gebruik de technische veiligheid van uw model en van de afstandsbediening. Let hierbij op
zichtbare beschadigingen, zoals bijv. defecte steekverbindingen of beschadigde kabels. Alle bewegende onderdelen moeten soepel werken en er mag geen speling in de lagers aanwezig zijn.
• Wend u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen heeft waarop
u in deze handleiding geen antwoord vindt.
• De bediening en het gebruik van op afstand bediende modellen moet geleerd worden! Als u nog nooit een model
bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig beginnen en u eerst vertrouwd maken met de reacties van het model op de
commando´s van de afstandsbediening. Wees geduldig!
6
b) Gebruik
• Gelieve u tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub te wenden als u nog niet genoeg kennis heeft voor
het gebruik van op afstand bediende modellen.
• Controleer vóór elk gebruik dat er binnen de reikwijdte van de afstandsbediening geen andere modellen gebruikt
worden met dezelfde frequentie of hetzelfde kanaal. Anders verliest u de controle over de op afstand bediende
modelvoertuigen! Gebruik steeds verschillende frequenties of kanalen.
• Schakel bij de ingebruikname altijd eerst de zender in. Pas daarna mag de ontvanger in het model ingeschakeld
worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties van het voertuig leiden! Trek de telescoopantenne van de zender
altijd volledig uit.
• Controleer vóór het gebruik en terwijl het model stilstaat of het zoals verwacht op de commando´s van de afstandsbediening reageert.
• Let er bij het gebruik van een model altijd op, dat er zich nooit lichaamsdelen of voorwerpen in de gevarenzone van
motoren of andere draaiende aandrijfonderdelen bevinden.
• Een verkeerd gebruik kan ernstig persoonlijk letsel en materiële schade tot gevolg hebben! Let altijd op een direct
zichtcontact met het model en gebruik het daarom ook niet ’s nachts.
• U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door
alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Gebruik het model op een plaats waar u geen andere personen, dieren of voorwerpen in gevaar brengt. Gebruik het
alleen op privéterrein of op speciaal daarvoor bestemde plaatsen.
• Bij storingen moet u het gebruik van uw model onmiddellijk stopzetten en de oorzaak voor de fout verhelpen voordat
u het model opnieuw in gebruik neemt.
• Gebruik uw afstandsbediening niet bij onweer, onder hoogspanningsleidingen of in de buurt van zendmasten.
• Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Om een model af te zetten,
moet u steeds eerst de motor uitschakelen en daarna het ontvangstsysteem. Pas daarna mag de afstandsbediening
of zender uitgeschakeld worden.
• Bescherm de afstandsbediening tegen vocht en sterke vervuiling.
• U mag de zender niet langdurig aan direct zonlicht of grote hitte blootstellen.
• Bij zwakke batterijen (of accu´s) in de afstandsbediening zal de reikwijdte verminderen. Als de accu´s voor de
ontvanger zwak worden, zal het model niet meer correct op de afstandsbediening reageren.
In dat geval moet u het gebruik onmiddellijk stopzetten. Vervang de batterijen door nieuwe of laad de accu´s op.
• Neem geen risico bij het gebruik van het model. Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk van uw
verantwoord gebruik van het model.
7
7. Voorschriften m.b.t. de batterijen en accu’s
• Houd batterijen/accu´s buiten bereik van kinderen.
• Laat batterijen/accu´s niet achteloos liggen; er bestaat het gevaar dat deze door kinderen of huisdieren worden
ingeslikt. In zo´n geval moet u altijd direct een arts raadplegen!
• Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, gedemonteerd of in het vuur worden geworpen. Er bestaat
explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag in dit geval
beschermende handschoenen.
• Gewone batterijen mogen niet worden opgeladen. Er bestaat brand- en explosiegevaar! U mag alleen accu´s opladen die hiervoor geschikt zijn. Gebruik geschikte laadapparaten.
• Let bij het plaatsen van de batterijen/accu´s op de juiste polariteit (plus/+ en min/-).
• Als u het product langere tijd niet gebruikt (bijv. als u het opbergt), moet u de batterijen (of accu´s) uit de afstandsbediening en het modelvoertuig nemen om beschadigingen door lekkende batterijen/accu´s te voorkomen.
Laad de accu´s ongeveer om de 3 maanden op, aangezien anders door zelfontlading een zogeheten diepontlading
kan optreden waardoor de accu´s onbruikbaar worden.
• Vervang steeds de volledige set batterijen of accu’s. U mag geen volle en halfvolle batterijen of accu’s door elkaar
gebruiken. Gebruik altijd batterijen of accu´s van hetzelfde type en dezelfde fabrikant.
• U mag nooit batterijen en accu´s door elkaar gebruiken! Gebruik voor de afstandsbediening batterijen of accu´s.
De afstandsbediening (zender) kan zowel met accu´s als batterijen gebruikt worden.
Door de lagere spanning (accu = 1,2V, batterij = 1,5V) en de lagere capaciteit van accu’s is de gebruiks-
duur korter. Dit speelt normaal gesproken geen rol aangezien de bedrijfsduur van de afstandsbediening
veel langer is dan die van de accu in het modelvoertuig.
Als u batterijen voor de afstandsbediening gebruikt, raden wij aan om hoogwaardige alkalinebatterijen te
gebruiken.
Bij het gebruik van accu´s kan de reikwijdte eventueel minder zijn.
8
8. Accu’s laden
De mignonaccu´s die nodig zijn voor de afstandsbediening zijn bij levering normaal gesproken leeg en moeten dus
opgeladen worden.
Let a.u.b. op het volgende:
Voordat een accu zijn maximale capaciteit zal leveren, moet deze meerdere keren worden ontladen en
opgeladen.
U moet de accu´s regelmatig ontladen daar anders het memory effect kan optreden als u meermaals een
“halfvolle” accu oplaadt. Dit betekent dat de accu zijn capaciteit zal verliezen. De accu zal niet meer de
volledig opgeladen energie leveren waardoor de bedrijfstijd van het modelvoertuig of de zender zal verminderen.
Als u meerdere accu´s gebruikt, kan het voordelig zijn om een hoogwaardige oplader te kopen. Deze kan
de accu´s doorgaans ook snelladen.
9
9. Bedienelementen van de zender
a) Voorkant
10
Afb. 1
1. Zenderantenne
2. Laadindicator LED
3. Kipschakelaar “AILE D/R”
4. Kipschakelaar “GYRO.SENS”
5. Kipschakelaar “TH.HOLD”
6. Trimtoets voor de hoogteroer-/nick-functie (bij mode II) *
7. Stuurknuppel voor hoogteroer-/nick- en rolroer-/rolfunctie (bij mode II) *
8. Functieschakelaar
9. Trimtoets voor de rolroer-/rolfunctie (bij mode II) *
10. Druktoets “+” (plus)
11. Druktoets “-” (min)
12. Multifunctioneel display
13. Druktoets “ENTER”
14. Druktoets “EXIT”
15. Trimtoets voor de richtingroer-/heck-functie (bij mode II) *
16. Stuurknuppel voor de richtingroer-/heck- en gas-/pitch-functie (bij mode II) *
17. Trimtoets voor de gas-/pitch-functie (bij mode II) *
18. Kipschakelaar ”IDLE”
19. Draairegelaar “PIT.ADJ”
20. Kipschakelaar “ELEV.D/R”
21. Bedrijfsspanningsindicator
22. Handvat
* Meer informatie hierover vindt u onder het hoofdstuk “Programmeren van de afstandsbediening” in het gedeelte
“Systeemmenu” onder het menupunt “STICK MODE”.
b) Achterkant
23. Zenderkristal
24. Batterijvakdeksel
25. Laadbus
Afb. 2
11
10. Ingebruikname van de zender
Belangrijke aanwijzing:
In de volgende hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing verwijzen de cijfers in de tekst altijd naar de
nevenstaande figuur of de afb. binnen de alinea. Dwarsverwijzingen naar andere afbeeldingen worden
met de overeenkomstige figuurnummers aangeduid.
a) Plaatsen van de batterijen/accu´s
Voor de stroomvoorziening van de zender heeft u 8 alkalinebatterijen nodig (bijv. Conrad bestelnr.: 652507, verpakt
per 4, 2x bestellen) of accu’s van het formaat mignon (AA). Om ecologische en ook economische redenen raden wij
in ieder geval aan om accu´s te gebruiken omdat deze via de ingebouwde laadaansluiting van de zender (zie afb. 2,
positie 25) opgeladen kunnen worden.
Ga voor het plaatsen van de batterijen of accu´s als volgt te werk:
Het batterijvakdeksel (1) bevindt zich aan de achterzijde van
de zender. Druk op beide geribbelde oppervlakten (2) en schuif
het deksel omlaag van het batterijvak.
Neem de batterijhouder (2) eruit en plaats 8 batterijen of 8
accu´s in de houder.
Let hierbij op de juiste polariteit van de cellen. U vindt ook een
bijbehorende aanduiding (3) in de bodem van de batterijhouder.
Let bij het inzetten van de gemonteerde batterijhouder erop
dat de beide aansluitingen van de houder (4) een goed contact tot de bladveren in de zender (5) hebben.
Schuif het daarna deksel weer op het batterijvak totdat de
sluitingen vastklikken.
Afb. 3
12
b) Zenderaccu’s opladen
Aan de rechter zijkant van de zender bevindt zich een ingebouwde laadbus (1). Bij bedrijf met accu’s kunt u op deze bus
een laadkabel aansluiten en de accu’s in de zender laden.
Houd hierbij in ieder geval rekening met de polariteit van de
aansluitstekker. Het binnenste contact van de laadbus moet
met de plus-aansluiting (+) en het buitenste contact met de
min-aansluiting (-) van het laadapparaat worden verbonden.
De laadstroom dient ca. 1/10 van de capaciteit van de geplaatste accu´s te bedragen. Bij accu´s met een capaciteit
van 2000 mAh bedraagt de laadstroom ca. 200 mA en de
laadtijd ca. 14 h.
Waarschuwing!
Voor u de accu’s in de zender laadt, verwijdert u het zenderkristal (zie afb. 2, pos. 23), op de achterkant
van de zender. Anders is het opladen niet mogelijk.
Opgelet!
U mag een laadapparaat enkel aansluiten als er accu´s (1,2V/cel) in de zender zijn. Probeer nooit om
batterijen (1,5V/cel) met een oplader weer op te laden. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
Tijdens het opladen verschijnt de bedrijfsindicator op de display (zie afb. 1, pos. 12) en de bedrijfs-spanningsindicator
(zie afb. 1, pos. 21) licht op. Bovendien geven de knipperende laadcontrole-lichtjes (zie afb. 1, pos. 2) het oplaadproces weer.. Wanneer de accu’s volledig zijn opgeladen en de laadsluitspanning werd bereikt, doven de laadcontrolelichtjes uit.
Nadat het oplaadtoestel van de zender werd afgekoppeld, kunt u het zenderkristal opnieuw in de fitting steken en de
functie van het toestel testen.
Let op!
Om beschadigingen van de interne geleiders en aansluitingen te voorkomen, dient u geen snelladers te
gebruiken. De max. laadstroom mag 200 mA niet overschrijden.
Als alternatief voor het direct in de zender opladen van accu’s kunnen de mignonaccu’s ook uit de afstandsbediening
worden genomen en in een geschikt ronde-cellenapparaat opnieuw worden opgeladen.
Afb. 4
13
c) Zender inschakelen
Als de accu’s geladen zijn, resp. nieuwe batterijen geplaatst zijn, de zenderantenne volledig uittrekken (zie afb. 1, pos.
1).
Controleer aansluitend de positie van de kipschakelaars. Sämtliche Schalter sollten sich in der vorderen bzw. unteren
Position befinden (Schalterstellung “0” bzw. “N”). Nu kunt u de zender met behulp van de functieschakelaar (zie afb. 1,
positie 8) inschakelen.
De bedrijfsspanningsindicator (zie afb. 1, positie 21) geeft aan dat de stroomvoorziening van de zender voldoende is.
Bovendien weerklinkt er een akoestisch signaal en op de display is de bedrijfsspanning zichtbaar (zie afb. 5).
Als de schakelaar “TH.HOLD” (zie afb. 1, pos. 5) of de schakelaar “IDLE” (zie afb. 1, pos. 18) zich niet in
de voorste of onderste posities bevinden, weerklinkt een snelle opvolging van tonen en de betreffende
schakelaar wordt op de display weergegeven (zie afb. 5).
Van zodra de schakelaars in de juiste positie werden gebracht,
wordt de alarmtoon uitgeschakeld en op de display verschijnt
de bedrijfsspanning.
De bedrijfsindicatie bestaat uit de volgende elementen:
1. Bedrijfsspanningsindicator
2. Gas-/pitch-trimmingsindicator (bij modus II)*
3. Hoogteroer-/nick-trimmingsindicator (bij modus II)*
4. Geheugenruimte-indicatie
5. Systeemmenu-indicator
6. Staartroer-/roltrimindicator (bij modus II)*
7. Richtingsroer-/heck-trimmingsindicator (bij modus II)*
8. Functiemenu-indicator
* Meer informatie hierover vindt u onder het hoofdstuk “Pro-
grammeren van de afstandsbediening” in het gedeelte
“Systeemmenu” onder het menupunt “STICK MODE”.
Het oproepbare menu (functie- of systeemmenu) wordt tegen
een donkere achtergrond weergegeven. Om tussen beide
menu’s om te schakelen, drukt u op de toets “+” (zie afb. 1,
pos. 10) of de toets “-” (zie afb. 1, pos. 11). Bij elke druk op de
toets geeft de afstandsbediening een signaal weer.
Als de voeding voor een correct bedrijf van de zender niet
meer zou volstaat (bij een spanning van lager dan 8.5 V), dan
wijst een voortdurend terugkomende signaal toon, samen met
de knipperende bedrijfsspanningsindicator (zie afb. 1 pos. 21),
op de te lage voedingsspanning.
In dit geval dient u het gebruik van uw model zo snel mogelijk
te stoppen. Als u de zender wilt blijven gebruiken, dienen de
accu´s opnieuw te worden opgeladen of nieuwe batterijen te
worden geplaatst.
14
Afb. 5
d) Ombouw van de gasknuppel-functie
Indien u de gasfunctie liever op de rechter als op de linker stuurknuppel wenst, dan bestaat de mogelijkheid de
rustfunctie of het herstelmechanisme van de beide knuppelaggregaten onderling te verwisselen.
Voor de daartoe vereiste bezigheden is enige ervaring in de omgang met radiografisch bestuurde afstandsbedieningen vereist. Daarom moeten u zich tot een ervaren modelbouwer of modelbouwvereniging wenden als u voelt dat u
de hieronder beschreven stappen niet kunt uitvoeren.
Maak nu met een kruiskopschroevendraaier de vier schroeven aan de achterkant van de zender los en haal de achterwand voorzichtig weg.
Verwijder op het rechter knuppelaggregaat (van achter gezien) de bladveer (1) en schroef de veer op het linker aggregaat
via de voorbereide schroefboring (2) opnieuw vast.
Draai met een geschikte schroevendraaier op het linker
knuppelaggregaat (van achter gezien) die instelschroef voor
de stuurknuppel-terugstelkracht (3) zover uit, dat de terugstelveer volledig is ontlast.
Hang de terugstelveer aan de haak van de instelschroef met
een speld waarvan u met een fijne tang de top in een kleine
haak heeft gebogen.
De terugstelveer en de instelschroef kunnen nu worden weggenomen.
Om ook de terugstelhendel (4) te kunnen uitbouwen, moet de
houderschroef (5) worden verwijderd.
Om de terugstelhendel in spiegelbeeld in het rechtse knuppel-aggregaat (van achter gezien) opnieuw te kunnen monteren, moet de houderschroef (5) in de voorbereide boring (6)
worden ingedraaid. Aangezien in dit geval de zenderzijwand
stoort, maakt u aan de voorkant van de zender de vier houderschroeven (7) van het knuppelaggregaat los en heft u het zover
uit de behuizing dat u de schroeven kunt indraaien. Daarna
wordt het knuppelaggregaat opnieuw bevestigd.
Nadat u de terugstelveer op de terugstelhendel heeft opgehangen, schuift u de instelschroef in de voorbereide leiding
(8) en hangt u de terugstelveer aan de haak van de instelschroef.
Aansluitend kunt u de mechanische functie van het knuppelaggregaat controleren en de gewenste terugstelkracht van
de stuurknuppel instellen.
Afb. 6
Let er bij het monteren van de achterwand op dat er geen kabels geklemd zitten en schroef de achterwand van de
zender opnieuw vast. De elektronische omschakeling van de knuppelfuncties gebeurt later in het systeemmenu onder
het menupunt “STICK MODE”.
15
e) Instellen van de stuurknuppel
Zoals reeds in het hoofdstuk “Ombouwen van de gasknuppelfunctie” getoond, kan de terugstelkracht van de stuurknuppel individueel worden ingesteld. Daartoe bevindt zich bij elke van de drie terugstelveren een afzonderlijke instelschroef (zie ook afb. 5, pos. 3). Als de schroef wordt ingedraaid, dan wordt de terugstelkracht kleiner. Wordt de
instelschroef uit gedraaid, dan wordt de terugstelkracht groter. Bovendien kan ook de lengte van de stuurknuppel
worden gewijzigd.
Houd daarvoor het onderste deel van de greep (1) vast en
draai het bovenste deel (2) tegen de richting van de wijzers
van de klok in. Nu kunt u door de onderste greep te verdraaien
de gewenste lengte van de stuurknuppel instellen.
Tot slot wordt de bovenste greep opnieuw vastgeschroefd.
Afb. 7
11. In gebruik nemen van de ontvanger
a) Ontvangeraansluiting
De ontvanger biedt aan de rechterzijde aansluitmogelijkheid
voor tot 8 servo’s met Futaba- of JR-connectoren (CH1 tot
CH8).
De ontvangeraccu wordt op connector “B” aangesloten.
Let bij het aansluiten van servo’s en rij- of vliegregelaars altijd op de juiste polariteit van de
connectoren.
Bij de tegen verkeerd-om aansluiten beveiligde
Futaba-connectoren van de ontvanger moet de
impulsleiding (naargelang de fabrikant geel, wit
of oranje) op de linkse van de drie naast elkaar
liggende contacten aangesloten worden.
Het contact voor de minleiding (afhankelijk van de
fabrikant zwart of bruin) moet worden aangesloten op het rechtse contact.
16
Afb. 8
De uitgangen van de ontvanger zijn als volgt gerangschikt:
* Een servo die aan deze uitgang is aangesloten, reageert op de draairegelaar “PIT.ADJ” (zie afb. 1, pos. 19).
** Een servo die aan deze uitgang is aangesloten, reageert op de draairegelaar “GYRO SENS” (zie afb. 1, pos. 4).
*** Bij een elektromodel met elektronische vliegregelaar is een aparte ontvangeraccu alleen nodig als de gebruikte
motor-/vliegregelaar geen BEC-schakeling heeft. Nadere informatie leest u in de technische documentatie van de
regelaar.
Belangrijk!
Bij het uittrekken van de connectoren verdient het aanbeveling een pincet of bekkentang te gebruiken.
Om kabelbreuken te vermijden moet u steeds aan de kunststof behuizing trekken en nooit aan de kabel
als u een verbinding los wilt maken.
17
b) Montage van de ontvanger
De montage van de ontvanger is in principe altijd afhankelijk van het model. Daarom dient u zich voor wat betreft de
montage aan de aanwijzingen van de modelfabrikant te houden.
Bewaar bij elektromodellen een voldoende veiligheidsafstand tot elektronische vliegregelaars, omdat de ontvangstprestaties kunnen worden beïnvloed door de regelaar. Los daarvan dient u altijd te proberen de ontvanger zo te
monteren dat deze optimaal beschermd is tegen stof, vocht, hitte en trillingen.
Voor het bevestigen zijn dubbelzijdig klevend schuimstof (servo-tape) of rubberringen geschikt, die de in schuimstof
verpakte ontvanger goed op zijn plaats houden.
Let op!
De antennedraad heeft een nauwkeurig afgemeten lengte. Daarom mag de antennedraad niet
worden opgerold, in lussen gelegd of zelfs afgesneden.
Dit zou het bereik enorm beperken en brengt bovendien aanzienlijke veiligheidsrisico´s met zich
mee.
Afb. 9
Leid de antennedraad direct na de ontvanger door een opening in de romp uit het model. Gebruik daarvoor liefst een
antennebuisje, dat met het model meegeleverd zou kunnen zijn of anders als accessoire te verkrijgen is.
Bij modelvliegtuigen kan de antennedraad aan de besturing en bij modelhelikopters van de skids naar de achtersteun
worden gespannen.
18
Loading...
+ 42 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.