Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie.
Lees deze goed door alvorens de projector in gebruik te nemen.
NE-2
LET OP
KANS OP ELEKTRISCHE
SCHOK. NIET OPENEN
LET OP: VOORKOM DE KANS OP EEN
ELEKTRISCHE SCHOK, MAAK DE BEHUIZING
DERHALVE NIET OPEN
ER BEVINDEN ZICH GEEN DOOR DE GEBRUIKER
TE REPAREREN ONDERDELEN IN HET TOESTEL
LAAT ONDERHOUD EN REPARATIE AAN ERKEND
ONDERHOUDSPERSONEEL OVER.
De lichtflits met pijlpunt in een gelijkzijdige driehoek dient de gebruiker erop attent te maken
dat er niet-geïsoleerde “gevaarlijke spanning” in de behuizing van het toestel aanwezig is, die
dermate hoog kan zijn en een elektrische schok zou kunnen veroorzaken.
Het uitroepteken in een gelijkzijdige driehoek dient de gebruiker erop attent te maken dat
er belangrijke aanwijzingen voor bediening en onderhoud in de bij het toestel geleverde
gebruiksaanwijzing zijn.
WAARSCHUWING:
VOORKOM BRAND OF EEN ELEKTRISCHE SCHOK EN STEL DIT TOESTEL DERHALVE BESLIST NIET AAN
REGEN OF VOCHT BLOOT.
LET OP:
VOORKOM EEN ELEKTRISCHE SCHOK EN GEBRUIK DEZE (GEPOLARISEERDE) STEKKER NIET MET EEN
VERLENGSNOER, STOPCONTACT OF ANDERE CONTACTDOOS, TENZIJ DE STEKKERPOOTJES GEHEEL IN
HET CONTACT KUNNEN WORDEN GESTOKEN EN NIET MEER DEELS ZICHTBAAR ZIJN.
OPMERKING:
DEZE PROJECTOR WORDT MET DIVERSE STEKKERS MET ANDERE APPARATUUR EN EEN STROOMBRON
VERBONDEN. INSTALLEER HET TOESTEL MET DE AANSLUITINGEN DICHTBIJ DE RELEVANTE
APPARATUUR EN ZORG DAT U GEMAKKELIJK TOEGANG TOT DE DIVERSE AANSLUITINGEN HEEFT.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend het gespecificeerde netsnoer. Het
gebruik van een ander stroom- of netsnoer kan de
ontvangst van radio’s en tv’s storen.
Gebruik de bijgeleverde RGB-kabel met dit toestel
zodat interferentie binnen de limiet van FCC Klasse B
apparatuur blijft.
Dit toestel moet worden geaard.
KIJK NIET DIRECT IN DE LENS WANNEER DE
PROJECTOR IN WERKING IS.
LET OP
Niet voor gebruik in computerruimtes zoals
gedefinieerd in de norm voor bescherming van
computers of andere elektronische apparatuur voor
gegevensverwerkings, ANSI/NFPA 75.
Bij gebruik van de projector in Europa:
NALEVING VAN REGLEMENTEN
Deze projector voldoet aan de eisen van de EG
Richtlijnen 2004/108/EG “EMC-Richtlijn” en 2006/95/
EG “Laagspanningsrichtlijn”.
De elektromagnetische storingsgevoeligheid is op
een niveau gesteld waarbij een juiste werking in
residentiële gebieden, commerciële en licht-industriële
gebieden en kleinschalige ondernemingen, zowel
binnen als buiten, mogelijk is. Plaatsen voor bediening
zijn gekarakteriseerd op basis van verbinding met het
publieke laag-voltage, stroomtoevoersysteem.
WAARSCHUWING
Gebruik de bijgeleverde RGB-kabel met deze
apparatuur zodat de interferentie binnen de limieten
van EN55022 Klasse B apparatuur blijft.
Volg de WAARSCHUWINGEN beslist op.
Inhoudsopgave
Belangrijke opmerkingen voor de veiligheid ......................................................................................4
Voorbereiding voor de projector.........................................................................................................6
Gebruik van de afstandsbediening ................................................................................................8, 9
Instellen van de projector ................................................................................................................10
Bekijken van videobeelden ..............................................................................................................14
Bekijken van computerbeelden........................................................................................................22
Mitsubishi Electric producten zijn ontwikkeld en gefabriceerd uit eerste kwaliteit materialen. De onderdelen kunnen
worden gerecycled en/of worden hergebruikt.
Het symbool betekent dat de elektrische en elektronische onderdelen, batterijen en accu’s op het einde van de
gebruiksduur gescheiden van het huishoudelijk afval moeten worden ingezameld.
Wanneer er onder het bovenstaande symbool een chemisch symbool staat gedrukt, betekent dit dat de batterij of accu
zware metalen in een bepaalde concentratie bevat. Dit wordt als volgt aangeduid:
Hg: kwik (0,0005%), Cd: cadmium (0,002%), Pb: lood (0,004%)
In de Europese Unie worden elektrische en elektronische producten, batterijen en accu’s afzonderlijk ingezameld.
Breng deze apparatuur, batterijen en accu’s dan naar het gemeentelijke afvalinzamelingspunt.
Help ons mee het milieu te beschermen!
Handelsmerk, Geregistreerd handelsmerk
DLPTM, Digital Micromirror Device, DMD, en BrilliantColorTM zijn allen handelsmerken van Texas Instruments.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken
van HDMI Licensing LLC.
Overige merk- en productnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de overeenkomende
eigenaren.
NE-3
NE-4
Belangrijke opmerkingen voor de veiligheid
Lees alle aanwijzingen voor de projector goed door
en bewaar ter referentie. Volg alle op de projector
gemarkeerde waarschuwingen en aanwijzingen op.
Lees alle aanwijzingen
1.
Lees alle aanwijzingen voor de veiligheid en bediening
beslist goed door alvorens het toestel in gebruik te
nemen.
Bewaar de aanwijzingen
2.
Bewaar de aanwijzingen voor de veiligheid en bediening
ter referentie.
Waarschuwingen
3.
Volg alle op het toestel gemarkeerde of in de
gebruiksaanwijzing beschreven waarschuwingen beslist
op.
Aanwijzingen
4.
Volg alle aanwijzingen beslist op.
Reiniging
5.
Trek de stekker van het netsnoer van de projector uit
het stopcontact alvorens het toestel te reinigen. Gebruik
geen vloeibare aërosol-reinigers. Gebruik een vochtige
doek voor het schoonmaken.
Bevestigingen en apparatuur
6.
Gebruik nooit bevestigingsonderdelen en/of apparatuur
die niet door de fabrikant worden erkend. Het gebruik
van dergelijke onderdelen zou namelijk brand, een
elektrische schok of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen
hebben.
Water en vocht
7.
Gebruik deze projector niet in de buurt van water en
vermijd contact met water.
Accessoires
8.
Plaats deze projector niet op een instabiel karretje,
standaard, statief, beugel of tafel. Gebruik uitsluitend
een door de fabrikant aanbevolen karretje, standaard,
statief, beugel of tafel. Volg de aanwijzingen van de
fabrikant beslist op bij het bevestigen van het toestel
en gebruik uitsluitend de door de fabrikant aanbevolen
bevestigingsaccessoires.
Verplaats het toestel op een karretje uitermate
voorzichtig. Het toestel en het karretje kunnen
omkieperen door te snel stoppen, overmatige kracht of
het verplaatsen over ongelijke oppervlakken.
Ventilatie
9.
De gaten en sleuven in de behuizing van het toestel
dienen voor het ventileren van het toestel zodat de
projector juist kan blijven functioneren en niet oververhit
raakt. Blokkeer deze openingen beslist niet en let goed
op dat deze openingen niet worden geblokkeerd door
bijvoorbeeld de projector op een bed, bank, tapijt of in
een afgesloten kast te plaatsen. Zorg voor een goede
ventilatie en volg de aanwijzingen van de fabrikant
beslist goed op.
Stroombron
10.
Deze projector mag uitsluitend worden gebruikt met de
op het label aangegeven soort stroombron. Raadpleeg
uw leverancier of uw lokale elektriciteitsbedrijf indien u
twijfels heeft.
Bescherming van het netsnoer
11.
Leid de netsnoeren niet zodanig dat personen er
gemakkelijk over zouden kunnen lopen of struikelen of
dat ze door voorwerpen kunnen worden vastgekneld.
Let vooral op bij de stekkers, verlengsnoeren,
aansluitingen en andere punten waar de snoeren uit het
toestel komen. Leg het netsnoer niet onder een tapijt of
mat.
Overbelasting
12.
Overbelast stopcontacten of verlengsnoeren niet. Dit
zou namelijk brand of een elektrische schok kunnen
veroorzaken.
Andere voorwerpen en vloeistoffen
13.
Druk beslist geen voorwerpen door openingen in deze
projector, daar deze anders gevaarlijke stroompunten
zouden kunnen raken of onderdelen zouden kunnen
kortsluiten met brand of een elektrische schok tot
gevolg. Voorkom dat er vloeistoffen in deze projector
komen.
Onderhoud
14.
Probeer de projector niet zelf te repareren.
Laat onderhoud en reparatie over aan erkend
onderhoudspersoneel.
Beschadiging die reparatie vereist
15.
Trek de stekker van het netsnoer van de projector uit
het stopcontact en laat de projector onder de volgende
omstandigheden door erkend onderhoudspersoneel
repareren:
(a) Wanneer het netsnoer of de stekker is beschadigd.
(b) Wanneer er vloeistof of andere voorwerpen in de
projector zijn gekomen.
(c) Indien de projector niet normaal functioneert nadat u
de aanwijzingen voor bediening juist hebt opgevolgd.
Gebruik uitsluitend de bedieningselementen die in
de gebruiksaanwijzing zijn omschreven. Verkeerd
gebruik van andere bedieningselementen kan
schade veroorzaken en maakt vaak uitgebreide
reparatie door een gekwalificeerd technicus
noodzakelijk om de projector weer normaal te laten
functioneren.
(d) Indien de projector aan regen of water werd
blootgesteld.
(e) Indien de projector is gevallen of de behuizing is
beschadigd.
(f) Indien de werking van de projector aanzienlijk
verandert - de projector moet in dat geval worden
nagekeken.
Vervangingsonderdelen
16.
Indien bepaalde onderdelen moeten worden
vervangen, dient u zich er van te verzekeren dat
het onderhoudspersoneel de door de fabrikant
gespecificeerde onderdelen, of onderdelen met
dezelfde karakteristieken en specificaties als de
oorspronkelijke onderdelen, heeft gebruikt. Het gebruik
van niet-erkende onderdelen kan brand, een elektrische
schok of andere ongelukken veroorzaken.
Veiligheidscontrole
17.
Vraag het onderhoudspersoneel na het uitvoeren van
onderhoud of reparatie, een controle uit te voeren
zodat u zeker weet dat de projector goed en veilig
functioneert.
Belangrijke opmerkingen voor de veiligheid (vervolg)
WAARSCHUWING:
Trek de stekker onmiddellijk uit het stopcontact indien er
iets mis met de projector is.
Gebruik de projector niet indien er rook, een vreemd geluid
of vreemde geur uit de projector komt. Gebruik onder deze
omstandigheden kan namelijk brand of een elektrische schok
veroorzaken. Trek echter direct de stekker uit het stopcontact
en raadpleeg de plaats van aankoop.
Verwijder de behuizing beslist niet.
Er is een onder hoog-spanning staand circuit in de projector.
Contact kan resulteren in een elektrische schok. Voer zelf
geen onderhoud uit, tenzij de gebruiksaanwijzing uitdrukkelijk
bepaalde handelingen beschrijft. Raadpleeg uw leverancier
voor reparatie, afstellingen of inspectie van de projector.
Maak geen veranderingen in dit toestel.
Dit zou namelijk brand of een elektrische schok tot gevolg
kunnen hebben.
Blijf de beschadigde projector niet gebruiken.
Als de projector is gevallen en de behuizing beschadigd is,
trek dan de stekker uit het stopcontact en laat de projector
door uw leverancier inspecteren. Als u de beschadigde
projector blijft gebruiken, kan brand ontstaan.
Stel de projectielens niet bloot aan zonlicht.
Dit zou namelijk brand kunnen veroorzaken.
Gebruik het juiste voltage.
Het gebruik met een ander voltage kan brand veroorzaken.
Plaats de projector niet op een onstabiele ondergrond.
Plaats de projector uitsluitend op een vlakke en stevige
ondergrond. Plaats de apparatuur niet op instabiele
oppervlakken.
Kijk niet in de lens wanneer de projector draait.
Mogelijk beschadigt u dan uw ogen. Laat nooit kinderen in de
lens kijken wanneer het apparaat is ingeschakeld.
Trek de stekker niet uit het stopcontact terwijl de
projector aan staat.
Dit kan leiden tot lampbreuk, brand, elektrische schokken
of andere problemen. U kunt het beste wachten met
het uitschakelen van de stroom totdat de ventilator is
uitgeschakeld.
Raak het luchtuitlaatrooster en de onderplaat niet aan
daar deze heet worden.
Raak de luchtuitlaatopeningen niet aan en plaats er geen
andere apparatuur kort bij, want de projector wordt erg
warm wanneer u hem gebruikt. Het luchtuitlaatrooster en de
bodemplaat worden erg warm en kunnen letsel veroorzaken
of schade aan andere apparatuur. Plaats de projector niet op
een bureau dat niet warmtebestendig is.
Kijk niet in het luchtuitlaatrooster wanneer de projector
werkt.
Stof, hitte, etc. kan namelijk uit het rooster komen waardoor
oogletsel kan worden veroorzaakt.
Blokkeer de luchtinlaat- en luchtuitlaatroosters niet.
Indien deze roosters zijn geblokkeerd, kan hitte niet worden
afgevoerd met oververhitting, een slechtere kwaliteit of brand
tot gevolg.
Gebruik geen brandbare oplosmiddelen (benzeen,
verdunningsmiddel, enz.) en brandbare spuitbussen in
de nabijheid van de projector.
Brandbare stoffen kunnen ontvlammen en brand of een
defect veroorzaken aangezien de temperatuur in de projector
zeer hoog stijgt terwijl de lamp brandt.
Gebruik de projector niet als er zich condensatievocht op
of in het apparaat bevindt.
Dit kan het apparaat beschadigen en andere storingen
veroorzaken.
Installatieplaats
Voor de veiligheid dient u de projector niet op plaatsen
te installeren die aan hoge temperaturen en een hoge
vochtigheidsgraad worden blootgesteld. Let op de hieronder
aangegeven bedrijfstemperatuur, vochtigheid en hoogte.
Temperatuur tijdens werking: tussen +5°C en +35°C
•
Vochtigheid tijdens werking: tussen 30% en 90%
•
Voorkom oververhitting en plaats derhalve beslist geen
•
hitte-opwekkende apparatuur in de buurt van de projector.
Plaats de projector niet op een plaats die onstevig is of
•
onderhevig aan trillingen.
Plaats de projector niet kort bij andere apparatuur die een
•
sterk magnetisch veld produceert.
Plaats de projector niet kort bij een kabel die veel stroom
geleidt.
Plaats de projector op een stevig, trillingsvrij oppervlak;
•
anders kan de projector vallen en daarbij ernstig letsel of
ernstige schade veroorzaken.
Zet de projector niet op een uiteinde. De projector kan
•
dan vallen en daarbij ernstig letsel of ernstige schade
veroorzaken.
Het meer dan ±10° (naar rechts en links) of ±15° (voor
•
en achter) in een schuine hoek plaatsen van de projector
veroorzaakt mogelijk problemen of ontploffing van de
lamp.
Plaats de projector niet in de buurt van een
•
airconditioner, verwarmingstoestel of
Er mag geen warme of vochtige lucht in de
ventilatie-openingen van de projector komen.
luchtbevochtiger.
OPMERKING AANGAANDE OVEREENSTEMMING MET FCC
Deze apparatuur is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse B digitale apparatuur, in overeenstemming met
Deel 15 van de FCC Reglementen. Deze limieten zijn ontworpen voor een redelijke bescherming tegen schadelijke
interferentie met een residentiële opstelling. Deze apparatuur wekt radiofrequentie-energie op en gebruikt het en kan
het uitstralen, en indien, wanneer niet in overeenstemming met de aanwijzingen geïnstalleerd en gebruikt, kan het
radiocommunicatie schadelijk storen. Er wordt echter niet gegarandeerd dat er bij een bepaalde installatie of opstelling
geen interferentie is. Indien deze apparatuur schadelijke interferentie van ontvangst van TV- of radioprogramma’s
veroorzaakt, wat eenvoudig kan worden bepaald door de apparatuur even uit te schakelen en weer in te schakelen,
dient de gebruiker een van de volgende maatregelen te nemen zodat er geen interferentie meer is.
Richt de antenne opnieuw of verander de plaats.
•
Verhoog de afstand tussen de apparatuur en de receiver.
•
Steek de stekker van het netsnoer van de apparatuur in een stopcontact dat een ander circuit dan de receiver gebruikt.
•
Raadpleeg de plaats van aankoop of een erkend radio- en televisietechnicus.
•
De gebruiker verliest het recht op gebruik van deze apparatuur indien hij/zij veranderingen of modificaties maakt
waarvoor vooraf niet expliciet toestemming is verkregen van Mitsubishi.
OPMERKING AANGAANDE OVEREENSTEMMING MET INDUSTRY CANADA
Deze Klasse B digitale apparatuur voldoet aan de Canadese ICES-003 vereisten.
NE-5
NE-6
2
3
1
2
3
1
Voorbereiding voor de projector
Wat is de inhoud van de doos
Netsnoer
1 RGB-kabel voor pc
Belangrijk:
De bijgeleverde netsnoeren zijn uitsluitend voor gebruik met dit product. Gebruik deze nooit voor andere apparaten.
•
voor VS J2552-0063-03
voor EU J2552-0066-02
voor GB J2552-0065-02
J2552-0072-03
1 Afstandsbediening
1 Gebruiksaanwijzing/Snel starten (uitsluitend Engels)
1 Veiligheidshandleiding/Snel starten
1 CD-ROM (met Gebruiksaanwijzing)
2 Batterij
1 Lensdop
1 Bevestiging voor vervanging van de lamp
Plaatsen van batterijen in de afstandsbediening
Verwijder het deksel aan de achterkant van de
1.
afstandsbediening.
Controleer de polariteit (+), (-) van de batterijen en installeer
2.
deze vervolgens op correcte wijze. Plaats de kant met de
minpool (-) als eerste.
Als de pluskant (+) van de batterij als eerste wordt
•
geplaatst, wordt het moeilijk de minkant (-) te installeren,
omdat de springveer dan tegen de zijkant van de batterij
drukt. Als de batterij op deze wijze geforceerd wordt
geplaatst, kan de buitenkant van de batterij beschadigd
raken en kan er kortsluiting of oververhitting ontstaan.
Plaats het klepje terug aan de achterkant.
3.
Belangrijk:
Gebruik twee AA-formaat batterijen (R6).
•
Vervang beide batterijen tegelijkertijd door nieuwe wanneer
•
de afstandsbediening niet meer goed functioneert.
Verwijderen van batterijen uit de afstandsbediening
Verwijder het deksel aan de achterkant van de afstandsbediening en neem de batterijen eruit.
Let op:
Het gebruik van een batterij van een verkeerd type kan een ontploffing veroorzaken.
•
Gebruik uitsluitend koolstof-zink of alkaline-mangaan dioxide batterijen.
•
Gooi gebruikte batterijen op een milieuvriendelijk manier weg.
•
Batterijen kunnen ontploffen bij verkeerde behandeling. Laad ze niet op, demonteer ze niet en gooi ze niet in vuur.
•
Gebruik en behandel batterijen beslist volgens de bijgeleverde aanwijzingen.
•
Plaats de batterij met de positieve (+) en negatieve (-) polen in de juiste richting, zoals wordt aangegeven in het
•
batterijvak.
Bewaar batterijen buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren.
•
Verwijder de batterijen indien u de afstandsbediening voor langere tijd niet gaat gebruiken.
•
Gebruik tegelijkertijd geen oude en nieuwe batterij.
•
Indien de vloeistof van batterijen in contact met uw huid of kleding is gekomen, moet u het direct met veel water
•
wegspoelen. Mocht de vloeistof in de ogen terecht zijn gekomen, spoel dan direct met veel water en raadpleeg
direct uw arts.
Voorbereiding voor de projector (vervolg)
10
85
1 234
9
10
85
1 234
9
767
6
HC3200
642
895317
HC3200
642
895317
5 61 234
7
5 61 234
7
Overzicht
FOCUS ring
1
ZOOM ring
2
Bedieningspaneel
3
Luchtinlaatrooster
4
Afstandsbedieningssensor (Voorzijde)
5
Luchtuitlaatrooster
6
Aansluitingenpaneel
7
Stelvoetjes
8
Vergrendelingsbalk
9
Lampafdekking
10
Let op:
Vervang na gebruik van de project niet onmiddellijk de lamp,
omdat de lamp dan extreem heet is en brandwonden kan
veroorzaken.
Bedieningspaneel
Aansluitingenpaneel
POWER toets
1
POWER indicator
2
MENU toets
3
STATUS indicator
4
ENTER toets
5
AUTO POSITION / p toets
6
HDMI / COMPUTER / t toets
7
q toets
8
VIDEO/ u toets
9
Belangrijk:
Terwijl het schermmenu wordt weergeven voor keystone-
•
aanpassing of invoer van het wachtwoord wordt
weergegeven, functioneren de HDMI / COMPUTER, VIDEO
en AUTO POSITION knoppen respectievelijk als de t, u en
p knoppen.
VIDEO IN en S-VIDEO IN aansluitingen
1
COMPONENT VIDEO IN aansluitingen
2
COMPUTER IN/COMPONENT VIDEO IN aansluiting
3
(Mini D-SUB 15-pins)
HDMI IN aansluiting (HDMI 19-pins)
4
SERIAL aansluiting (Mini DIN 8-pins)
5
Gebruikt voor bediening van de projector vanaf een
•
computer. Raadpleeg uw leverancier voor meer informatie.
TRIGGER aansluiting
6
Gebruikt voor het als extra leverbare elektrische scherm.
•
Stroom aansluiting
7
NE-7
NE-8
Voorbereiding voor de projector (vervolg)
15
16
14
12
11
13
18
19
20
17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
15
16
14
12
11
13
18
19
20
17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Onderkant
Stelvoetjes
1
Afstandsbediening
ON ( I ) toets
1
COMPUTER toets
2
HDMI toets
3
COMPONENT toets
4
AV MEMORY toetsen
5
ENTER toets
6
MENU toets
7
CONTRAST toets*
8
BRIGHTNESS toets*
9
GAMMA toets*
10
SHARPNESS toets*
11
COLOR toets*
12
COLOR TEMP. toets*
13
COLOR MANANGEMENT toets
14
p, q, t en u toetsen
15
VIDEO toets
16
S-VIDEO toets
17
AUTO POSITION toets
18
ASPECT toets
19
OFF ( ) toets
20
* : Zie hieronder voor de toetsen voor het instellen van de
beeldkwaliteit.
Belangrijk:
Indien u op een toets van de afstandsbediening drukt, zullen de toetsen van de afstandsbediening oplichten. Ongeveer
6 seconden na het loslaten van de toets, wordt de verlichting uitgeschakeld.
Gebruik van de insteltoetsen voor de beeldkwaliteit
Indien u op een van de insteltoetsen voor de beeldkwaliteit drukt, zal het scherm voor het instellen van de
beeldkwaliteit verschijnen. Stel de beeldkwaliteit in met de t en u knoppen. De beeldkwaliteit kan ook met gebruik
van het IMAGE menu worden ingesteld. (Zie bladzijde 26.) De onderdelen van het menu worden hieronder tussen
haakjes getoond.
CONTRAST (CONTRAST) ............... Past het contrast van het geprojecteerde beeld aan.
BRIGHTNESS (BRIGHTNESS) ....... Past de helderheid van het geprojecteerde beeld aan.
COLOR TEMP. (COLOR TEMP.) ...... Hiermee wordt één van de vooraf ingestelde kleurtemperaturen geselecteerd.
GAMMA (GAMMA MODE) ............... Hiermee wordt één van de vooraf ingestelde gamma modi geselecteerd.
SHARPNESS (SHARPNESS) .......... Past de scherpte van het geprojecteerde beeld aan.
COLOR (COLOR) ............................. Voor het instellen van de kleurdikte van het geprojecteerde beeld.
Aanpassing van de USER-modus is ook mogelijk. (Zie bladzijde 32.)
Aanpassing van de USER-modus is ook mogelijk. (Zie bladzijde 33.)
Gebruik van de afstandsbediening
20°
10°
20°
10˚
20°
20°
30°30°
30°30°
30°30°
30°30°
Bereik van de afstandsbediening
Zorg dat er geen zonlicht of het licht van een neonlamp op
Voorkant van projector
Voorkant van projector
Gebruik de afstandsbediening binnen een
Gebruik de afstandsbediening binnen een
bereik van 10 meter t.o.v. de projector en richt
bereik van 10 meter t.o.v. de projector en richt
de lichtstraal naar de afstandsbedieningssensor
de lichtstraal naar de afstandsbedieningssensor
(voor of achter) op de projector.
(voor of achter) op de projector.
Achterkant van projector
Achterkant van projector
•
de afstandsbedieningssensor valt.
Houd de afstandsbedieningssensor op tenminste
•
2 meter afstand van TL-lampen. Anders werkt de
afstandsbediening mogelijk niet goed.
De werking van de afstandsbediening is mogelijk
•
instabiel indien er een inverter-gestuurde neonlamp bij de
afstandsbediening is.
De afstandsbediening werkt mogelijk niet goed als u hem
•
te dicht bij de afstandsbedieningssensor houdt.
Houd bij gebruik van de afstandsbediening de
afstand van afstandsbediening tot projector via het
scherm beperkt tot ongeveer 5 m. Het bereik van de
afstandsbediening hangt echter af van de eigenschappen
van het scherm.
Hoek voor ontvangst
Verticale richting
Verticale richting (met plafond-bevestiging)
NE-9
Instellen van de projector
SW
Hd
SH
Midden van de lens
(Breedte van geprojecteerde beeld)
Afstand projectie (L)
(Hoogte van gepro-
jecteerde beeld)
Schermformaat
Instellen van het scherm
Installeer het scherm loodrecht ten opzichte van de projector. Indien het scherm echter niet op dergelijke wijze kan
worden geïnstalleerd, moet u de projectiehoek van de projector instellen. (Zie bladzijde 12.)
Installeer het scherm en de projector zodanig dat de lens van de projector op dezelfde hoogte en horizontale
•
positie als het midden van het scherm is.
Installeer het scherm niet op plaatsen waar er direct zonlicht of verlichting op schijnt. Licht dat direct op het scherm
•
valt, maakt de geprojecteerde beelden flets en moeilijk zichtbaar.
SCREEN SIZE
U kunt het projectiebeeld op het projectiescherm houden door de instelling SCREEN SIZE in ADVANCED MENU van
het IMAGE menu aan te passen aan de aspectratio van het scherm. Selecteer 16:9 wanneer de aspectratio van het
scherm 16:9 of 4:3 is. Selecteer CINEMA SCOPE (2.35:1) wanneer de aspectratio 2.35:1 bedraagt (CinemaScope).
Wanneer u SCREEN SIZE instelt op CINEMA SCOPE (2.35:1):
Opnamen in Cinemascopeformaat worden geprojecteerd op het volledige scherm.
•
Zet ASPECT in het FEATURE menu op 16:9 wanneer u beelden in Vista-formaat weergeeft. In dit geval worden ze
•
horizontaal samengedrukt.
Wanneer ASPECT in het FEATURE menu ingesteld is op AUTO en het ingangssignaal een 480i/p-, 576i/p-, 720p-
•
of 1080i/p-signaal is, wordt het gedeelte met de ondertiteling niet geprojecteerd. Om ondertitels weer te geven,
stelt u SCREEN SIZE opnieuw op 16:9 in, en past u de beeldpositie aan met VERTICAL LOCATION in ADVANCED
MENU in het IMAGE menu. (Om het menu op het scherm weer te geven stelt u SHUTTER (U) in het SIGNALUSER menu in om het menu te positioneren.)
Schermformaat en projectie-afstand
Raadpleeg de volgende tabellen om het schermformaat en de projectie-afstand te bepalen.
De waarden in de tabellen zijn benaderingen en verschillen mogelijk iets van de werkelijke waarden.
•
Indien de aspectratio van het scherm 16:9 is
InchcmInchcmInchcmInchmInchmInchcm
De projectieafstand verandert overeenkomstig de instelling van SCREEN SIZE onder het ADVANCED MENU van het IMAGE menu. De tabel
Afhankelijk van de installatie-omstandigheden, kan warme lucht van de uitlaatventilator naar de inlaatventilator
591491052661453,72165,519,850
508982491744432436,23629,233,084
7,745311,541,2105
1473742616643659,3--49,5126
Langste
(Telescopisch)
Hd
stromen. “TEMPERATURE!!” zal dan verschijnen en stopt vervolgens met het projecteren van beelden.
NE-10
Instellen van de projector (vervolg)
SW (=W)
H
SH
BB
(Breedte van geprojecteerde beeld)
(Hoogte van het scherm)
(Hoogte van geprojecteerde
beeld)
Schermformaat
Schermformaat en projectie-afstand (vervolg)
Indien de aspectratio van het scherm 4:3 is
Indien de aspectratio van het scherm 4:3 is, is de relatie tussen het geprojecteerde beeld en het scherm, zoals hier
rechts wordt afgebeeld. Zie de volgende tabel voor het installeren.
De projectieafstand verandert overeenkomstig de instelling van SCREEN SIZE onder het ADVANCED MENU van het IMAGE menu. De tabel
•
hierboven geldt voor de situatie “CINEMA SCOPE (2.35:1)”.
NE-11
Instellen van de projector (vervolg)
opt.
AV MEMORY 1
INSTALLATION
KEYSTONE0
opt.
AV MEMORY 1
INSTALLATION
KEYSTONE0
Scheve en vervormde beelden corrigeren
Voor een optimale projectie, dient u de beelden op een vlak, vanaf de vloer gezien
in een hoek van 90 graden, scherm te projecteren. Indien nodig kunt u de projector
iets kantelen met gebruik van de twee stelvoetjes aan de onderkant van de
projector.
Kantel omhoog voor de juiste hoek.
1.
Scherm
Draai de stelvoetjes voor een nauwkeurige afstelling.
2.
Scherm
Stelvoetjes
Stelvoetjes
Belangrijk:
Verplaats de projector niet met de stelvoetjes in uitgestoken positie. Als u dat doet kunnen de stelvoetjes beschadigd
worden.
Als dunne strepen op de geprojecteerde beelden te zien zijn
Dit wordt veroorzaakt door interferentie met het schermoppervlak en duidt dus niet op een defect. Vervang het scherm
of verander de scherpstelling wat. (Zie pagina 18 of 23 voor scherpstelling.)
Indien de geprojecteerde beelden trapezevormig vervormd zijn
Indien het scherm en de projector niet loodrecht ten opzichte van elkaar zijn geplaatst, worden de geprojecteerde
beelden trapezevormig. Stel “keystone” in, indien u de projector en het scherm niet loodrecht ten opzichte van elkaar
kunt installeren.
Met het INSTALLATION menu:
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Ga naar het INSTALLATION menu.
1.
Selecteer KEYSTONE door op de p of q knop te drukken.
2.
Stel de breedte van de boven- en onderkant van het scherm gelijk door op
3.
de t of u toets te drukken terwijl u het scherm bekijkt.
Annuleren van het menu:
Druk zo vaak als nodig op de MENU toets.
4.
Als u een keystone-aanpassing uitvoert, wordt de correctiewaarde weergegeven. Deze waarde geeft dus geen
•
Druk op de t
Druk op de t
toets.
toets.
Druk op de
Druk op de
toets.
toets.
u
u
projectiehoek aan.
Het toegestane bereik van de aanpassingswaarde in de voornaamste aanpassing varieert afhankelijk van de
•
installatieomstandigheid, het ingangssignaal en de aspectinstellingen in MENU.
Als de keystone-aanpassing in werking treedt, vermindert de resolutie. In beelden met ingewikkelde patronen
•
kunnen bovendien strepen verschijnen of rechte lijnen buigen. Dit komt niet door storingen van de projector.
Als u een keystone-aanpassing uitvoert, wordt het beeld mogelijk niet correct weergegeven in verband met het type
•
ingangssignaal.
Tijdens het afstellen van de keystone-instelling kan het weergegeven beeld worden vervormd.
•
Afhankelijk van de plaats waar projector en scherm worden geïnstalleerd, kunnen mogelijk een perfect rechthoekig
•
beeld of de meest geschikte beeldverhouding niet worden verwezenlijkt.
Frontale projectie, bevestiging aan plafond
Voor bevestiging aan het plafond heeft u de speciale plafondmontageset voor deze
projector nodig. Laat de installatie uitvoeren door een specialist. Raadpleeg uw
leverancier voor meer informatie.
De garantie op deze projector geldt niet voor schade die ontstaat door gebruik
•
van een niet aanbevolen plafondmontageset of door toepassing van de
plafondmontageset op een ongeschikte plaats.
Indien de projector aan het plafond is bevestigd, zet dan IMAGE REVERSE van het
•
INSTALLATION menu op MIRROR INVERT. Zie bladzijde 27.
Als de projector aan het plafond bevestigd is, kunnen beelden donkerder lijken dan bij projectie vanuit gewone
•
staande positie het geval is. Dit is geen storing van de projector.
Vraag de installateur een onderbreker te plaatsen. Schakel de hoofdstroom met deze onderbreker uit wanneer u de
•
projector niet gaat gebruiken.
Installeer de projector niet in de buurt van de ventilatie-uitlaat van bijvoorbeeld een airconditioner. De projector kan
•
door koude of warme lucht van bijvoorbeeld een airconditioner worden beschadigd.
Plaats de projector niet in de buurt van een brandalarmsensor. Hete lucht van de projector zou het alarm namelijk
•
kunnen activeren.
NE-12
Instellen van de projector (vervolg)
Doorzicht projectie
Laat de installatie
uitvoeren door een
specialist. Raadpleeg
uw leverancier voor
meer informatie.
Voor projectie
•
achterop het scherm
zet u IMAGE REVERSE van het INSTALLATION
menu op MIRROR. Zie bladzijde 27.
Let op:
Plaatsing van de projector direct op een
•
vloerkleed bemoeilijkt de werking van de
ventilatoren, wat schade of storingen oplevert.
Leg een harde plaat onder de projector om
goede ventilatie mogelijk te maken.
Plaats de projector op minimaal 50 cm afstand
•
van muren, zodat de roosters voor de ingaande
en de warme uitgaande lucht niet geblokkeerd
worden.
Vanwege het risico van brand of elektrische
•
schokken kunt u de projector niet op de volgende
plaatsen en manieren gebruiken.
Op een stoffige of vochtige plaats.
•
In een zijdelingse stand, of met de lens naar
•
beneden gericht.
In de buurt van verwarming.
•
Op een vettige, rokerige of vochtige plaats zoals
•
een keuken.
In direct zonlicht.
•
Waar de temperatuur hoog oploopt,
•
bijvoorbeeld in een afgesloten auto.
Waar de temperatuur lager is dan 5 °C of
•
hoger dan 35 °C.
Belangrijk:
Oefen geen kracht uit op de lens. De lens kan
•
hierdoor beschadigen.
Zorg ervoor dat deze projector uitsluitend op een
•
hoogte lager dan 1500 meter wordt gebruikt.
TRIGGER aansluiting
De TRIGGER aansluiting achterop de projector geeft
een signaal van 12 V af om tijdens het projecteren van
beelden een aangesloten apparaat te besturen.
TRIGGER
Naar extern
aangesloten apparaat
Ring (NC)
(Aarde 0 V)
Om de TRIGGER aansluiting te gebruiken, zet u
TRIGGER OUT in het INSTALLATION menu op
SCREEN of ANAMORPHIC. (Van fabriekswege werd
OFF ingesteld. Zie bladzijde 27 voor details.) Verander
de instelling door de volgende stappen uit te voeren.
Met het INSTALLATION menu:
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Ga naar het INSTALLATION menu.
1.
Kies TRIGGER OUT door op de toets p of q te
2.
drukken.
Kies SCREEN of ANAMORPHIC door op de toets
3.
t of u te drukken.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
Let op:
Gebruik het signaal van de TRIGGER aansluiting
•
niet als stroombron voor een ander apparaat.
Verbind de TRIGGER aansluiting niet met een audio
•
aansluiting van een ander apparaat, want dit kan
dat apparaat beschadigen.
De nominale stroom van de TRIGGER aansluiting
•
is 200 mA. Indien de stroom groter is dan deze
waarde, kan een storing ontstaan.
Informatie over elektrische schermen kunt u
•
verkrijgen bij schermfabrikanten.
Tip (12 V)
NE-13
Bekijken van videobeelden
A. Aansluiten van de projector met video-apparatuur
Indien de projector en de aangesloten apparaten zich te dicht bij elkaar bevinden, kan het geprojecteerde beeld
•
beïnvloed worden door onderlinge interferentie.
Zie de gebruikershandleiding van elk apparaat voor informatie over hoe u het aansluit.
•
Voorbereiding:
Zorg dat de stroom van de projector en van de video-apparatuur is uitgeschakeld.
•
Basisaansluiting voor home-theater systeem
NE-14
Videospeler
DVD-speler
Set-top box of digitale tuner
Bekijken van videobeelden (vervolg)
PB/CB
Y
PR/CR
PB/C
B
PR/C
R
Y
1
2
1
2
1
2
1
2
Aansluiten met een videospeler, etc.
Videospeler, of
Videospeler, of
dergelijk toestel
Videokabel (los verkrijgbaar)
Videokabel (los verkrijgbaar)
Naar VIDEO IN
Naar VIDEO IN
aansluiting
aansluiting
S-videokabel (los verkrijgbaar)
S-videokabel (los verkrijgbaar)
Naar S-VIDEO IN
Naar S-VIDEO IN
aansluiting
aansluiting
dergelijk toestel
Naar
Naar
videouitgangsaansluiting
videouitgangsaansluiting
Videospeler, of
Videospeler, of
dergelijk toestel
dergelijk toestel
Naar
Naar
S-videouitgangsaansluiting
S-videouitgangsaansluiting
Verbind de stekker van het ene uiteinde van de
1.
bijgeleverde videokabel met de VIDEO IN aansluiting
van de projector.
Verbind de stekker van het andere uiteinde
2.
van de bijgeleverde videokabel met de
videouitgangsaansluiting van de video-apparatuur.
Verbind als volgt indien de video-apparatuur een “S-
Video” uitgangsaansluiting heeft:
Verbind het ene uiteinde van de S-videokabel met de
1.
S-VIDEO IN aansluiting van de projector.
Verbind het andere uiteinde van de S-videokabel
2.
met de S-Video uitgangsaansluiting van de videoapparatuur.
Zie tevens de gebruiksaanwijzing van de aangesloten apparatuur.
•
Raadpleeg uw leverancier voor details aangaande het aansluiten.
•
Indien u een TV-tuner of videorecorder aansluit:
Als u deze projector gebruikt terwijl er een TV-tuner of videorecorder op aangesloten is, verschijnt mogelijk geen beeld
of de mededeling “NO SIGNAL” in beeld wanneer u van kanaal verandert via ongebruikte kanalen. Stel in dat geval
de kanalen van de TV-tuner of videorecorder opnieuw in. U kunt om dit probleem te voorkomen, ook de functie voor
het overslaan van lege kanalen (zodat de lege, niet te ontvangen kanalen niet worden getoond) van de TV-tuner of
videorecorder activeren.
Aansluiten van een DVD-speler of HDTV-decoder
Gebruik de COMPONENT VIDEO IN aansluitingen voor het aansluiten van deze projector met video-apparatuur die
component-videouitgangsaansluitingen heeft, zoals bijvoorbeeld een DVD-speler.
Componentkabel (los verkrijgbaar)
DVD-speler of HDTV-decoder
De namen van de aansluitingen Y, PB en PR zijn als voorbeeld genomen voor het geval er een HDTV-decoder is
•
aangesloten.
Afhankelijk van de aangesloten apparaten kunnen de aansluitingen verschillende namen hebben.
•
Beelden worden afhankelijk van het type DVD-speler dat u gebruikt, mogelijk niet juist geprojecteerd.
•
Het duurt mogelijk even eer een beeld op het scherm wordt getoond. Dit is afhankelijk van het type ingangssignaal
•
en duidt dus niet op een defect.
Als u een HDTV-decoder aansluit die RGB-uitgangen heeft, stel dan COMPUTER INPUT in het SIGNAL menu in
•
op RGB.
NE-15
Bekijken van videobeelden (vervolg)
Aansluiten van video-apparatuur voorzien van een HDMI aansluiting
U kunt kwalitatief zeer hoogwaardige beelden projecteren door de HDMI IN aansluiting van deze projector aan te
sluiten op videoapparatuur die is voorzien van een HDMI-uitgangsaansluiting. Daarbij is deze projector geschikt voor
HDCP en kan dus gecodeerde digitale video-data van DVD-spelers verwerken.
Kies HDMI als ingangsbron.
•
HDCP (High-bandwidth Digital Content Protection), ontwikkeld door Intel Corporation, is een methode voor het
•
coderen van digitale videodata ter bescherming van auteursrechten.
HDMI (High-Definition Multimedia Interface) is volledig achterwaarts compatibel met computers, beeldschermen en
•
consumentenelektronica waarin de DVI-normen verwerkt zijn.
U kunt deze projector aansluiten met video-apparatuur die voorzien is van een HDMI-uitgang. Bij sommige
•
videoapparaten geeft deze projector echter mogelijk geen beeld of functioneert hij niet goed.
Als deze projector geen beeld geeft of niet goed functioneert, kijk dan in de handleiding van het videoapparaat hoe
•
het aangesloten moet worden.
Wanneer u video-apparatuur gebruikt die niet volgens HDMI werkt, wordt het beeld mogelijk niet juist
•
geprojecteerd.
De kwaliteit van de geprojecteerde beelden is mogelijk slechter indien u lange kabels gebruikt.
•
Aansluiten (van video-apparatuur voorzien van een HDMI aansluiting)
Gebruik een los verkrijgbare HDMI-kabel (met HDMI-logo).
•
Sommige kabels kunnen mogelijk, afhankelijk van de grootte en de vorm van de stekkers, niet goed worden
•
aangesloten.
Om een videoapparaat met behulp van een splitter aan te sluiten, moet de splitter conform de HDMI 1.3. Deep
•
Color Standard zijn. Indien u geen splitter conform de HDMI 1.3 standaard gebruikt, kan deze storing in de
projector veroorzaken en het niet produceren van beelden tot gevolg hebben.
Apparatuur met
HDMI aansluiting
Naar HDMI aansluiting
•
HDMI-kabel (met HDMI-logo) (los verkrijgbaar)
Audiokabel (los verkrijgbaar)
Naar
audiouitgangsaansluitingen
Naar
audioingangsaansluitingen
Naar HDMI IN aansluiting
Als u deze projector aansluit op een Digital apparaat (zoals een DVD-speler) via de HDMI aansluiting, kunnen
zwarte kleuren er donker en diep uitzien, afhankelijk van het type aangesloten apparaat.
Dit hangt af van het ingestelde zwartniveau van het aangesloten apparaat. Er zijn twee methodes voor het digitaal
•
doorgeven van beelddata, en die gebruiken verschillende instellingen voor het zwartniveau. Daarom kunnen
uitgangssignalen van DVD-spelers verschillende specificaties hebben, afhankelijk van de methode waarop de
digitale data worden doorgegeven.
Sommige DVD-spelers laten toe dat de manier waarop ze digitale signalen doorsturen wordt veranderd. Indien uw
•
DVD-speler over een dergelijke functie beschikt, moet u deze als volgt instellen.
EXPAND of ENHANCED NORMAL
Zie tevens de gebruiksaanwijzing van uw DVD-speler voor details.
•
Stel het INPUT LEVEL onder het ADVANCED MENU van het IMAGE menu in, afhankelijk van het te gebruiken
•
apparaat.
NE-16
Bekijken van videobeelden (vervolg)
1
2
1
2
B. Aansluiten van het netsnoer
•
Als veiligheidsmaatregel voor het geval dat zich problemen zouden voordoen met de projector, moet u deze
altijd aansluiten op een stopcontact dat voorzien is van een aardlekbeveiliging. Vraag uw leverancier om zo een
stopcontact te installeren als het nog niet aanwezig is.
1.
Steek het bijgeleverde netsnoer in de netsnoeringang van deze
projector.
2.
Steek het andere uiteinde, de stekker van het netsnoer, in een
stopcontact.
Aardeaansluiting
Aardeaansluiting
Netsnoer (voorbeeld)
Netsnoer (voorbeeld)
•
Een van de stroomdraden geschikt voor de V.S., Europa en U.K is meegeleverd.
•
Bij deze projector wordt gebruikgemaakt van een geaarde stekker met drie pennen. Verwijder de aardingspen
niet uit de stekker. Als de stekker niet in uw stopcontact past, vraagt u een elektricien om het stopcontact aan te
passen.
•
Indien de stroomdraad voor de V.S. is meegeleverd met de projector, deze nooit gebruiken bij een stroomuitgang
of stroomvoorziening met een ander voltage of frequentie dan is aangegeven. Indien u een stroomdraad wilt
gebruiken met een ander voltage dan aangegeven, maak er dan een aparte geschikte draad voor.
•
Gebruik 100-240 V wisselspanning van 50/60 Hz om brand of elektrische schokken te voorkomen.
•
Plaats geen voorwerpen op het netsnoer of plaats de projector niet in de buurt van warmtebronnen, aangezien die
het netsnoer kunnen beschadigen. Mocht het netsnoer beschadigd raken, vraag dan een nieuw netsnoer aan uw
leverancier omdat u anders het risico loopt van brand of elektrische schokken.
•
Verander niets aan het netsnoer en pas het niet aan. Als u het netsnoer verandert of aanpast, kan dit resulteren in
brand of elektrische schokken.
Let op:
•
Zorg dat de stekkers van het netsnoer goed op hun plaats zitten. Als u het netsnoer losmaakt, gebruik dan de
stekkers en trek niet aan het snoer.
•
Sluit het netsnoer niet aan en maak het niet los met een natte hand. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
NE-17
Bekijken van videobeelden (vervolg)
HC3200
C. Projecteren van beelden
Voorbereiding:
Verwijder de lensdop.
•
Schakel de stroom van de aangesloten videoapparatuur in.
•
STATUS indicator
POWER indicator
ON ( I ) toets
HDMI toets
COMPONENT toets
S-VIDEO toets
VIDEO toets
p, q, t en u toetsen
HDMI / COMPUTER / t toets
VIDEO/ u toets
Controleer dat de POWER indicator rood oplicht.
1.
Werd de projector de laatste keer uitgeschakeld voordat de lamp voldoende was afgekoeld, dan begint de
•
ventilator mogelijk te draaien en de POWER toets werkt niet nadat u de stekker weer in het stopcontact heeft
gestoken. (De STATUS indicator knippert groen.) Nadat de ventilator is gestopt, moet u op de POWER toets
drukken om de stroom in te schakelen waarbij de POWER indicator oplicht.
Druk op de POWER toets van de projector of op de ON ( I ) toets van de afstandsbediening.
2.
Het duurt mogelijk een minuut eer de lamp gaat branden.
•
De lamp zal onder bepaalde omstandigheden niet gaan branden. Wacht in dat geval een paar minuten en
•
probeer het opnieuw.
Bedek de lens niet met de lensdop wanneer de lamp brandt.
•
Nadat u op de POWER toets heeft gedrukt, kan het beeld flikkeren voordat de lamp stabiel wordt. Dit is geen
•
storing aan het product.
Ongeacht de instelling van LAMP MODE, wordt de lampmodus STANDARD standaard geactiveerd telkens
•
wanneer de projector wordt ingeschakeld. Als de instelling voor LAMP MODE is ingesteld op LOW, verandert de
lampmodus ongeveer één minuut na inschakeling van STANDARD in LOW.
Als u op de POWER-toets drukt, begint de projector met opwarmen. Tijdens het opwarmen kunnen beelden te
•
donker zijn en kunt u geen opdrachten geven.
Als de STATUS-indicator rood knippert, betekent dit dat de lamp binnenkort aan vervanging toe is. Vervang de
•
lamp indien de STATUS-indicator rood knippert. (Zie bladzijde 44.)
Stel scherp door aan de focusring te draaien.
3.
Kies een ingangsbron.
4.
Druk op de VIDEO of HDMI/COMPUTER toets van de projector of de VIDEO, S-VIDEO, COMPONENT of HDMI
•
toets van de afstandsbediening, in overeenstemming met de gebruikte aansluiting.
Door iedere druk op de VIDEO toets van de projector wordt afwisselend VIDEO, S-VIDEO en COMPONENT als
•
ingangsbron gekozen.
Door iedere druk op de HDMI/COMPUTER-toets van de projector wordt afwisselend COMPUTER en HDMI als
•
ingangsbron gekozen.
De projector selecteert automatisch het juiste signaalformaat. (Het signaalformaat dat is geselecteerd, wordt in
•
het INFORMATION menu getoond.)
U kunt geen andere ingangsbron selecteren terwijl het menu wordt geprojecteerd. Het duurt mogelijk even eer
•
een beeld op het scherm wordt getoond.
Het duurt mogelijk even eer een beeld op het scherm wordt getoond. Dit is afhankelijk van het type
•
ingangssignaal en duidt dus niet op een defect.
Bepaalde beelden worden mogelijk beter getoond wanneer u de aspectratio verandert. (Zie bladzijde 20.)
•
Als deze projector is aangesloten op een HDMI-apparaat dat HDCP ondersteunt, zoals een DVD-speler,
•
kan het soms voorkomen dat het beeld niet goed wordt weergegeven wanneer naar zo’n ingangsbron wordt
overgeschakeld. Schakel op dergelijke momenten over naar een andere ingangsbron en daarna weer terug naar
het HDMI-apparaat.
Indien u COMPONENT als bron kiest, kunnen de beelden die van de computer komen mogelijk flikkeren. Druk
•
in dat geval op de toets t of u op de afstandsbediening om het flikkeren te verminderen. (Fijnafstelling)
POWER toets
NE-18
Bekijken van videobeelden (vervolg)
HC3200
Stel de positie van de projector in voor een juiste projectie-afstand, waarmee de beelden met het juiste formaat
5.
kunnen worden getoond.
Stel de positie van de projector in zodat de projector en het scherm loodrecht ten opzichte van elkaar zijn. (Zie
6.
bladzijde 10.)
Indien de projector niet loodrecht op het scherm kan worden geplaatst, moet u de projectiehoek instellen. (Zie
•
bladzijde 12.)
Pas de beeldgrootte aan door aan de zoomring te draaien.
7.
Pas, indien nodig, de scherpstelling aan en zoom opnieuw.
•
Stoppen van het projecteren:
STATUS indicator
POWER indicator
OFF ( ) toets
POWER toets
Druk op de POWER toets van de projector of op de OFF ( ) toets van de afstandsbediening.
8.
Er wordt een bevestigingsbericht getoond.
•
Laat de projector een tijdje met rust of druk op de MENU knop om de procedure te annuleren.
•
Druk op de POWER toets van de projector of op de OFF ( ) toets van de afstandsbediening.
9.
De lamp gaat uit en de projector gaat in de stand-by stand. In de stand-by stand knippert de STATUS indicator
•
groen.
10
. Wacht ongeveer 90 seconden.
Gedurende deze periode van 90 seconden in de stand-by modus draait zowel de ventilator voor de luchttoevoer
•
als de luchtafzuiging om de lamp te koelen.
Om veiligheidsredenen kan de lamp na het het uitzetten 1 minuut lang niet aangezet worden. Verder duurt het
•
nog 1 minuut voordat de STATUS indicator uitgaat. Als u de projector weer aan wilt zetten, wacht dan totdat de
indicator uitgaat en druk daarna op de POWER toets.
De luchtuitlaatventilatoren draaien sneller naarmate de temperatuur rond de projector stijgt.
•
Trek de stekker van het netsnoer niet uit het stopcontact terwijl de STATUS indicator nog knippert. Het na
•
gebruik direct ontkoppelen van het netsnoer kan problemen veroorzaken.
De ventilator produceert tijdens het afkoelen een nogal hard geluid. Dit duidt niet op een defect.
•
11
. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
De POWER indicator gaat uit.
•
Wanneer u per ongeluk de stekker uit het stopcontact haalt terwijl nog niet alle ventilatoren stilstaan of terwijl
•
de lamp nog brandt, laat de projector dan 10 minuten afkoelen in uitgeschakelde toestand. Druk daarna op de
POWER toets om de lamp weer aan te doen. Mocht de lamp niet meteen aan gaan, druk dan nog eens twee of
drie keer op de POWER toets. Als de lamp nog steeds niet aan gaat, vervang hem dan.
Plaats de lensdop ter bescherming tegen stof weer op de lens.
•
NE-19
Bekijken van videobeelden (vervolg)
Sub Title
Sub Title
Sub Title
Sub Title
Sub Title
Sub Title
Instellen van de aspectratio
U kunt de aspectratio voor het video-ingangssignaal (oftewel, de ratio tussen de breedte en hoogte van beelden)
veranderen. Verander de instelling in overeenstemming met het soort video-ingangssignaal.
: Signaalgrootte : Beeldgebied
Instelling
Oorspronkelijk beeldformaat
4:3 beeld
(480i, 576i,
480p, 576p en
PC)
Ingedrukt 4:3
(480i, 576i,
480p, 576p)
4:316:9ZOOM1ZOOM2STRETCH
Aspectratio
verandert
afhankelijk van
ingangssignaal.
Beeld wordt
verbreed tot 16:9
en boven en onder
ingedrukt.
CinemaScope beeld
wordt vergroot en
weergegeven met
ondertiteling.
Vista beeld wordt
vergroot en
weergegeven met
ondertiteling.
Beeld wordt vergroot
tot 16:9 maar in
het midden blijft de
aspectratio gelijk.
ANAMORPHIC1 ANAMORPHIC2
Deze modus is
geschikt voor het
weergeven van
beelden met een
verhouding van
2,35:1 met de
anamorfische lens.
Deze modus is geschikt
voor het weergeven met
de anamorfische lens
van beelden met een
verhouding van 16:9 of
4:3 en beelden die van
een computer worden
ingevoerd.
480i, 576i,
480p, 576p
PC-signaal
4:3
Cinemascope
(480i, 576i,
480p, 576p)
4:3 Vista
beeld
(480i, 576i,
480p, 576p)
16:9 beeld
(720p, 1080i,
1080p)
2,35:1 beeld
De zwartomringde lijsten zijn de aanbevolen functies.
•
Wanneer ASPECT ingesteld is op AUTO, wordt afhankelijk van het ingangssignaal automatisch de optimale
•
aspectratio gekozen.
Wanneer ASPECT ingesteld is op ZOOM1, ZOOM2 of ANAMORPHIC1 kan de weergavepositie veranderd worden
•
met de toetsen p of q op de afstandsbediening.
De opties OVER SCAN- in het menu SIGNAL zijn niet beschikbaar in de modus STRETCH.
•
Het weergavepatroon verandert met de instelling van SCREEN SIZE in het IMAGE menu. De tabel hierboven geldt
•
voor de situatie “16:9”.
Deze projector is uitgerust met een functie om de aspectratio te veranderen. Als u een aspectratio kiest die niet
•
overeenkomt met die van het ingangssignaal, dan kunnen randen van het beeld onzichtbaar blijven of vervormen.
Indien u bij het bekijken van video-opnamen de volledige intentie van de makers wilt zien, is het aan te bevelen de
aspectratio niet te veranderen.
Het op openbare plaatsen, zoals in of buiten winkels en hotels, voor zakelijke of andere doeleinden projecteren van
•
beelden die zijn samengedrukt of vergroot door verandering van de aspectratio, kan een inbreuk betekenen op de
bescherming volgens het auteursrecht.
Wanneer SCREEN SIZE van ADVANCED MENU onder het IMAGE menu wordt ingesteld op CINEMA SCOPE
•
(2.35:1), dan zijn STRETCH, ANAMORPHIC1 en ANAMORPHIC2 onder ASPECT niet beschikbaar.
NE-20
Bekijken van videobeelden (vervolg)
FEATURE
AUTO
opt.
ASPECT
AV MEMORY 1
FEATURE
AUTO
opt.
ASPECT
AV MEMORY 1
Veranderen van de instellingen:
Met de afstandsbediening:
Druk op de ASPECT toets.
1.
Met iedere druk op de ASPECT toets verandert de aspectratiofunctie van AUTO naar 4:3, naar 16:9, naar
•
ZOOM1, naar ZOOM2, naar STRETCH, naar ANAMORPHIC1, naar ANAMORPHIC2, en terug naar AUTO.
Sommige modi zijn niet beschikbaar bij bepaalde signalen.
•
Met het FEATURE menu:
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het FEATURE menu op.
1.
Kies ASPECT door op de p of q toets te drukken.
2.
Kies de gewenste aspectratio door op de t of u toets te drukken.
3.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
Belangrijk:
Indien een 4:3 of 2,35:1 (Cinemascope) beeld langdurig werd getoond voordat een 16:9 beeld wordt geprojecteerd,
•
zijn er mogelijk schijnbeelden van de zwarte balken op het 16:9 beeld. (Zie bladzijde 41.)
NE-21
Bekijken van computerbeelden
2
1
2
1
A. De projector aansluiten op een computer
Voorbereiding:
Zorg dat de stroom van de projector en van de computer is uitgeschakeld.
•
Indien u de projector met een desktop computer verbindt, moet u de RGB-kabels die met de monitor zijn
•
verbonden, ontkoppelen.
Verbind de stekker van het ene uiteinde van de bijgeleverde
1.
COMPUTER IN/
COMPUTER IN/
COMPONENT VIDEO IN
COMPONENT VIDEO IN
Naar
Naar
monitoraansluiting
monitoraansluiting
RGB-kabel
RGB-kabel
RG kabel met de COMPUTER IN/COMPONENT VIDEO IN
aansluiting van de projector.
Verbind de stekker van het andere uiteinde van de
2.
bijgeleverde RGB kabel met de monitoraansluiting van de
computer.
Extra apparatuur, bijvoorbeeld een conversiestekker en een
•
analoge RGB-uitgangsadapter, zijn afhankelijk van het type
computer, mogelijk vereist.
Voor het bekijken van beelden van een analoog aangesloten
•
computer, moet u op de COMPUTER toets van de
afstandsbediening drukken.
Schakel de stroom van de projector eerst in en schakel pas
•
daarna de computer in.
Extra apparatuur, bijvoorbeeld een conversiestekker en een
•
analoge RGB-uitgangsadapter, zijn afhankelijk van het type
computer, mogelijk vereist.
De kwaliteit van de geprojecteerde beelden is mogelijk
•
slechter indien u lange kabels gebruikt.
Zie tevens de gebruiksaanwijzing van de aangesloten
•
apparatuur.
Beelden worden afhankelijk van het type aangesloten
•
computer dat u gebruikt, mogelijk niet juist geprojecteerd.
Raadpleeg uw leverancier voor details aangaande het
•
aansluiten.
About DDC
De aansluiting COMPUTER IN/COMPONENT VIDEO IN van deze projector voldoet aan de norm DDC1/2B en de
aansluitingen HDMI IN voldoet aan de norm DDC2B. Indien een computer die deze norm ondersteunt met deze
aansluiting wordt verbonden, zal de computer automatisch informatie van de projector ophalen en zich voorbereiden
op het afgeven van geschikte beelden.
Nadat u een computer die deze norm ondersteunt aangesloten heeft met deze aansluiting, steek dan eerst de
•
stekker van de projector in het stopcontact en start dan de computer op.
B. Aansluiten van het netsnoer
Sluit het netsnoer aan op de wijze zoals beschreven in “Bekijken van videobeelden”. (Zie bladzijde 17.)
NE-22
Bekijken van computerbeelden (vervolg)
HC3200
C. Projecteren van beelden
Voorbereiding:
Verwijder de lensdop.
•
Schakel de stroom van de aangesloten computer in.
•
STATUS indicator
POWER indicator
ON ( I ) toets
COMPUTER toets
p, q, t en u toetsen
HDMI / COMPUTER / t toets
Controleer dat de POWER indicator rood oplicht.
1.
Controleer dat de POWER indicator rood oplicht. Werd de projector de laatste keer uitgeschakeld voordat de
•
POWER toets
lamp voldoende was afgekoeld, dan begint de ventilator mogelijk te draaien en de POWER toets werkt niet
nadat u de stekker weer in het stopcontact heeft gestoken. (De STATUS indicator knippert groen.) Nadat de
ventilator is gestopt, moet u op de POWER toets drukken zodat de POWER indicator oplicht.
Druk op de POWER toets van de projector of op de ON ( I ) toets van de afstandsbediening.
2.
Het duurt mogelijk een minuut eer de lamp gaat branden.
•
De lamp zal onder bepaalde omstandigheden niet gaan branden. Wacht in dat geval een paar minuten en
•
probeer het opnieuw.
Bedek de lens niet met de lensdop wanneer de lamp brandt.
•
Nadat u op de POWER toets heeft gedrukt, kan het beeld flikkeren voordat de lamp stabiel wordt. Dit is geen
•
storing aan het product.
Ongeacht de instelling van LAMP MODE, wordt de lampmodus STANDARD standaard geactiveerd telkens
•
wanneer de projector wordt ingeschakeld. Als de instelling voor LAMP MODE is ingesteld op LOW, verandert de
lampmodus ongeveer één minuut na inschakeling van STANDARD in LOW.
Als u op de POWER-toets drukt, begint de projector met opwarmen. Tijdens het opwarmen kunnen beelden te
•
donker zijn en kunt u geen opdrachten geven.
Als de STATUS-indicator rood knippert, betekent dit dat de lamp binnenkort aan vervanging toe is. Vervang de
•
lamp indien de STATUS-indicator rood knippert. (Zie bladzijde 44.)
Stel scherp door aan de focusring te draaien.
3.
Kies een ingangsbron.
4.
Druk op HDMI/COMPUTER toets op de projector, of op COMPUTER toets op de afstandsbediening om
•
COMPUTER te selecteren.
Door iedere druk op de HDMI/COMPUTER-toets van de projector wordt afwisselend COMPUTER en HDMI als
•
ingangsbron gekozen.
Het duurt mogelijk even eer een beeld op het scherm wordt getoond. Dit is afhankelijk van het type
•
ingangssignaal en duidt dus niet op een defect.
Afhankelijk van het type ingangssignaal, worden beelden mogelijk niet op de juiste positie getoond. Druk in dat
•
geval op de AUTO POSITION toets. (Zie bladzijde 24.)
De projector selecteert automatisch het juiste signaalformaat. (Het signaalformaat dat is geselecteerd, wordt in
•
het INFORMATION menu getoond.)
U kunt geen andere ingangsbron selecteren terwijl het menu wordt geprojecteerd. Het duurt mogelijk even eer
•
een beeld op het scherm wordt getoond.
Indien u COMPUTER als bron kiest, kunnen de beelden die van de computer komen mogelijk flikkeren. Druk in
•
dat geval op de toets t of u op de afstandsbediening om het flikkeren te verminderen. (Fijnafstelling)
Stel de positie van de projector in voor een juiste projectie-afstand, waarmee de beelden met het juiste formaat
5.
kunnen worden getoond.
NE-23
Bekijken van computerbeelden (vervolg)
Stel de positie van de projector in zodat de projector en het scherm loodrecht ten opzichte van elkaar zijn. (Zie
6.
bladzijde 10.)
Indien de projector niet loodrecht op het scherm kan worden geplaatst, moet u de projectiehoek instellen. (Zie
•
bladzijde 12.)
Pas de beeldgrootte aan door aan de zoomring te draaien.
7.
Pas, indien nodig, de scherpstelling aan en zoom opnieuw.
•
Stoppen van het projecteren:
Druk op de POWER toets van de projector of op de OFF ( ) toets van de afstandsbediening.
8.
Er wordt een bevestigingsbericht getoond.
•
Laat de projector een tijdje met rust of druk op de MENU knop om de procedure te annuleren.
•
Druk op de POWER toets van de projector of op de OFF ( ) toets van de afstandsbediening.
9.
De lamp gaat uit en de projector gaat in de stand-by stand. In de stand-by stand knippert de STATUS indicator
•
groen.
10
. Wacht ongeveer 90 seconden.
Gedurende deze periode van 90 seconden in de stand-by modus draait zowel de ventilator voor de luchttoevoer
•
als de luchtafzuiging om de lamp te koelen.
Om veiligheidsredenen kan de lamp na het het uitzetten 1 minuut lang niet aangezet worden. Verder duurt het
•
nog 1 minuut voordat de STATUS indicator uitgaat. Als u de projector weer aan wilt zetten, wacht dan totdat de
indicator uitgaat en druk daarna op de POWER toets.
De luchtuitlaatventilatoren draaien sneller naarmate de temperatuur rond de projector stijgt.
•
Trek de stekker van het netsnoer niet uit het stopcontact terwijl de STATUS indicator nog knippert. Het na
•
gebruik direct ontkoppelen van het netsnoer kan problemen veroorzaken.
De ventilator produceert tijdens het afkoelen een nogal hard geluid. Dit duidt niet op een defect.
•
11
. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
De POWER indicator gaat uit.
•
Wanneer u per ongeluk de stekker uit het stopcontact haalt terwijl nog niet alle ventilatoren stilstaan of terwijl
•
de lamp nog brandt, laat de projector dan 10 minuten afkoelen in uitgeschakelde toestand. Druk daarna op de
POWER toets om de lamp weer aan te doen. Mocht de lamp niet meteen aan gaan, druk dan nog eens twee of
drie keer op de POWER toets. Als de lamp nog steeds niet aan gaat, vervang hem dan.
Plaats de lensdop ter bescherming tegen stof weer op de lens.
•
AUTO POSITION toets
Indien het beeld van de computer niet in de juiste positie wordt getoond, moet u de volgende handelingen uitvoeren.
Toon een helder beeld (bijvoorbeeld als volledige schermweergave van de prullenbak).
1.
Schakel de screensaver uit, indien geactiveerd.
2.
Druk op de AUTO POSITION toets.
3.
De projector maakt automatisch de optimale instellingen voor het ingangssignaal.
Indien het beeld na herhaaldelijk drukken op de AUTO POSITION toets nog niet in de juiste positie wordt
•
getoond, moet u de instellingen in het SIGNAL menu veranderen zodat de beelden wel juist kunnen worden
getoond. (Zie bladzijde 34.)
Het beeld is mogelijk nog niet in de juiste positie indien u deze procedure met een donker beeld heeft uitgevoerd.
•
Indien verbonden met een notebook computer:
Beelden worden onder bepaalde omstandigheden niet geprojecteerd indien u de projector met een notebook computer
heeft verbonden. U moet de computer in dat geval zodanig instellen dat deze signalen extern kan uitvoeren. De
procedure voor het instellen verschilt afhankelijk van het type computer dat u heeft. Zie derhalve de gebruiksaanwijzing
van uw computer.
Voorbeeld voor het instellen van externe uitvoer
Druk op de [Fn] toets en tegelijkertijd op een van de [F1] t/m [F12] toetsen. (De te gebruiken toets is afhankelijk van
het type computer dat u heeft.)
De resolutie instellen
Als de resolutie van de computer niet overeenkomt met die van de projector, kunnen de geprojecteerde beelden
vaag worden weergegeven. Zorg ervoor dat beide apparaten dezelfde resolutie hebben (zie bladzijde 46).
Raadpleeg de computerfabrikant of de gebruiksaanwijzing van de computer voor informatie over het wijzigen van de
uitgangsresolutie van de computer.
Menu’s worden niet weergegeven als er geen signaal aan de projector wordt geleverd.
•
* 1: Niet beschikbaar met bepaalde signalen.
* 2: Uitsluitend beschikbaar indien het ingangssignaal TV50, TV60, 480i, 576i, 1080i is.
* 3: Alleen beschikbaar voor het ingangssignaal op de VIDEO IN- of de S-VIDEO IN aansluiting.
* 4: Het instelbereik verschilt afhankelijk van de ingangssignalen.
* 5: Niet beschikbaar indien het ingangssignaal van de VIDEO IN- of de S-VIDEO IN aansluiting komt.
* 6: Niet beschikbaar indien het ingangssignaal van de HDMI IN aansluiting komt.
* 7: Uitsluitend beschikbaar indien het ingangssignaal 480i, 480p, 576i, 576p is.
* 8: Alleen beschikbaar voor het ingangssignaal op de COMPUTER IN/COMPONENT VIDEO IN aansluiting.
* 9: Alleen beschikbaar als RGB-output werd geselecteerd bij de signaalbron.
NE-25
NE-26
Menubediening (vervolg)
IMAGE
opt.
AV MEMORY 1
INSTALLATION
opt.
AV MEMORY 1
opt.
AV MEMORY 1
INSTALLATION
KEYSTONE0
OFF
AUTO POWER
ON
OFF
AUTO POWER
OFF
SCREEN SIZE
INSTALLATION
SVGA60
WXGA (FULL)
VERTICAL LOCATION0
opt.
STANDARDLAMP MODE
AV MEMORY 1
30 min
AUTO POWER
ON
OFF
AUTO POWER
OFF
SCREEN SIZE
INSTALLATION
SVGA60
WXGA (FULL)
VERTICAL LOCATION0
opt.
STANDARDLAMP MODE
AV MEMORY 1
CONTRAST
IMAGE
0
BRIGHTNESS0
0
COLOR
OK
MEDIUM
0
TINT
0SHARPNESS
COLOR TEMP.
AUTOBrilliantColor
TM
ADVANCED MENU
opt.
AUTOGAMMA MODE
AV MEMORY1
AV MEMORYSAVE
AV MEMORY1
CONTRAST
IMAGE
0
BRIGHTNESS0
0
COLOR
OK
MEDIUM
0
TINT
0SHARPNESS
COLOR TEMP.
AUTOBrilliantColor
TM
ADVANCED MENU
opt.
AUTOGAMMA MODE
AV MEMORY 1
AV MEMORY
SAVE
AV MEMORY1
Instellen van de menu’s:
Hieronder wordt als voorbeeld het instellen van AUTO
POWER OFF beschreven.
Druk op de MENU toets.
1.
Druk op de t of u toets om het gewenste menu te
2.
kiezen.
Druk op de ENTER toets (of q toets).
3.
Beschikbare instellingen met de menu’s
Stel de volgende functies met de overeenkomende menu’s in.
1. IMAGE menu
FUNCTIEINSTELLINGWERKING
GAMMA MODEAUTODe juiste gammamodus wordt automatisch
CONTRAST±30Voor het instellen van het contrast van het
BRIGHTNESS±30Voor het instellen van de helderheid van het
COLOR TEMP.5 optiesVoor het instellen van de kleurtemperatuur. (Zie bladzijde 32.)
COLOR±10
TINT±10Voor het instellen van de tint van het geprojecteerde beeld. (Zie bladzijde 31.)
SHARPNESS±10Voor het instellen van de scherpte van het geprojecteerde beeld. (Zie bladzijde 31.)
BrilliantColor
ADVANCED MENU
SCREEN SIZE2 optiesKies overeenkomstig de schermafmetingen.
VERTICAL LOCATION
CTI0 - 5Hiermee corrigeert u kleurvlakken met vegen aan de randen.
INPUT LEVEL±5Voor analoog signaalinvoer: Het ingangsniveau van het videosignaal is afhankelijk van het
COLOR
MANAGEMENT
AV MEMORY SAVE3 optiesSelecteer het AV MEMORY waarin u de huidige instellingen wilt opslaan. (Zie bladzijde 30.)
Met de AV Memory-functie kunt u voor iedere ingang maximaal 3 instelpatronen voor het IMAGE menu opslaan. (Zie
•
bladzijde 30.)
INPUT LEVEL is niet beschikbaar wanneer het digitale signaal afkomstig is van de YCBCR/YPBPR aansluiting van het
•
aangesloten apparaat.
TM
Druk op de p of q toets om een in te stellen
4.
functie te kiezen.
Stel de gekozen functie in door op de t of u toets
5.
te drukken.
Annuleren van het menu:
Druk zo vaak als nodig op de MENU toets.
6.
Belangrijk:
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
•
indien de MENU toets niet werkt. Wacht ongeveer
10 minuten en steek de stekker weer in het
stopcontact en probeer opnieuw.
Druk op de ENTER toets na het kiezen van functies
•
die met een zijn gemarkeerd.
1. IMAGE menu
1. IMAGE menu
geselecteerd op basis van het ingangssignaal. De
standaardinstelling is AUTO.
SPORTSDit is een heldere modus, geschikt voor het bekijken
van sportbeelden.
VIDEODit is een standaard modus, geschikt voor het
bekijken van videobeelden e.d.
CINEMADeze modus is voor het bekijken van speelfilms in
gedempt licht, zoals in een bioscoop.
USER1 /
USER2
Kies dit om de gammacurve aan te passen. (Zie
bladzijde 33.)
geprojecteerde beeld. (Zie bladzijde 31.)
geprojecteerde beeld. (Zie bladzijde 31.)
U kunt de “verzadiging” van de kleur van het geprojecteerde beeld instellen. (Zie bladzijde 31.)
AUTOBrilliantColorTM werkt automatisch als reactie op de gammamodus.
ONProduceert scherpe afbeeldingen in een heldere omgeving.
OFFBrilliantColorTM werkt niet.
±26Hiermee past u de positie (hoogte) van het geprojecteerde beeld aan.
aangesloten apparaat. Een hoog ingangsniveau veroorzaakt effen wit in het weergegeven
beeld. Door een laag ingangsniveau wordt het weergegeven beeld donker. Met dit menu past
u het ingangsniveau van een analoog videosignaal aan.
AUTO /
ENHANCED /
NORMAL
Voor invoer van een digitaal signaal:
AUTO: De juiste instelling wordt automatisch geselecteerd.
ENHANCED: Selecteer dit wanneer effen zwart verschijnt.
NORMAL: Selecteer dit wanneer grijsachtig zwart verschijnt.
(Zie pagina 16.)
ON / OFF
Wanneer u COLOR MANAGEMENT inschakelt, kunt u iedere gewenste kleur kiezen door de
variabelen GAIN en SATURATION van zes verschillende kleuren aan te passen. (Zie pagina 32.)
(Zie bladzijde 31.)
Menubediening (vervolg)
IMAGE
REVERSE
OFF
OFF
BACK COLOR
OFF
opt.
STANDARDLAMP MODE
AV MEMORY 1
AUTO POWER
ON
AUTO POWER
OFF
INSTALLATION
TRIGGER OUT
OFF
ON
ON
BLUE
SPLASH
SCREEN
TEST PATTERN
CROSS HATCH
KEYSTONE0
2. INSTALLATION menu
2. INSTALLATION menu
FUNCTIEINSTELLINGWERKING
KEYSTONE±15Gebruik dit om verticale afwijkingen te corrigeren.
LAMP MODESTANDARDSelecteer deze optie als u afbeeldingen wilt bekijken in een helder verlichte
ruimte.
LOWKies voor een lagere intensiteit van de lamp. Het geluid tijdens de werking zal
zachter zijn en de lamp zal langer meegaan.
AUTO POWER ON
AUTO POWER OFF
SPLASH SCREEN
BACK COLORBLUE / BLACKVoor het kiezen van blauw of zwart als kleur van het scherm wanneer er geen
IMAGE REVERSE
TRIGGER OUTSCREENHet uitgangssignaal (12 V) wordt gegeven vanaf de TRIGGER aansluiting
TEST PATTERN
ON / OFFMet ON gekozen, gaat de lamp automatisch branden wanneer de stekker
van het netsnoer in een stopcontact wordt gestoken. Kies ON wanneer u de
projector aan het plafond heeft opgehangen.
De projector is in de stand-byfunctie wanneer de lamp is uitgeschakeld.
•
Gebruik de afstandsbediening om de lamp in te schakelen.
OFF / 5 – 60 minVoor het instellen van de tijdsperiode waarna de projector stand-by wordt
geschakeld indien er geen signalen van een bron worden ontvangen.
ON / OFFKies ON voor het tonen van het splash-scherm wanneer de stroom wordt
ingeschakeld.
signaal wordt ontvangen.
OFFKies voor het bekijken van beelden vanaf de voorkant met de projector op de
vloer geïnstalleerd.
MIRRORKies voor het bekijken van beelden vanaf de voorkant met de projector aan
het plafond opgehangen.
INVERTKies voor het bekijken van beelden op een doorzichtscherm met de projector
op de vloer geïnstalleerd.
MIRROR INVERTKies voor het bekijken van beelden op een doorzichtscherm met de projector
aan het plafond opgehangen.
wanneer de lamp brandt.
ANAMORPHICHet uitgangssignaal (12 V) wordt gegeven vanaf de TRIGGER aansluiting
wanneer de aspectratio is ingesteld op ANAMORPHIC 1 of ANAMORPHIC 2.
OFFEr wordt geen uitgangssignaal (12 V) gegeven.
CROSS HATCH
WHITE
BLACK
Hiermee kunt u het testpatroon van kruisende lijnen zien.
Hiermee kunt u het beeld bekijken bij maximale helderheid.
Hiermee kunt u het beeld bekijken bij minimale helderheid.
Ongeacht de instelling van LAMP MODE, wordt de lampmodus STANDARD standaard geactiveerd telkens
•
wanneer de projector wordt ingeschakeld. Als de instelling voor LAMP MODE is ingesteld op LOW, verandert de
lampmodus ongeveer één minuut na inschakeling van STANDARD in LOW.
Als de lampmodus wordt omgeschakeld, kan het geprojecteerde beeld flikkeren. Dit is geen storing aan het
•
product.
De instelling voor de optie LAMP MODE mag niet te vaak worden gewijzigd.
•
U kunt het testpatroon annuleren door op een willekeurige toets te drukken.
•
NE-27
NE-28
FEATURE
AUTO
AUTO
AUTO
opt.
MENU POSITION
CINEMA MODE
VIDEO SIGNAL
?
ASPECT
RESET ALL
English
LANGUAGE
A
Ë
OFF
AUTO
OK
DISPLAY
INPUT
PASSWORD
FUNCTION
1.
MENU DIMMER
AV MEMORY 1
SETUP
SCART INPUT
OFF
Menubediening (vervolg)
3. FEATURE menu
3. FEATURE menu
FUNCTIEINSTELLINGWERKING
ASPECTAUTOSelecteer deze optie om automatisch de breedte-/hoogteverhouding te wijzigen, afhankelijk
4:3Kies voor het projecteren van beelden met een aspectratio van 4:3.
16:9Kies voor het projecteren van beelden met een aspectratio van 16:9. (Lineair uitgerekt.)
ZOOM1Kies om beelden van CinemaScope formaat te vergroten en te projecteren.
ZOOM2
STRETCHHiermee kunt u het beeld vergroten tot 16:9 en de beelden projecteren met een breedte-
ANAMORPHIC1Deze modus is geschikt voor het weergeven van beelden met een verhouding van 2,35:1
ANAMORPHIC2
PASSWORD
FUNCTION
MENU POSITION2 optiesVoor het veranderen van de plaats van het menu.
MENU DIMMERON / OFFHiermee vermindert u de helderheid van het menu.
CINEMA MODEAUTODe filmfunctie wordt automatisch geactiveerd wanneer een filmbronsignaal wordt ontvangen.
VIDEODe filmmodus wordt niet geactiveerd.
FILMPermanent in filmmodus.
VIDEO SIGNAL8 optiesMet AUTO gekozen, wordt het juiste videoformaat automatisch op basis van het
SETUPAUTO
OFFKies om zwart lichter te maken.
3,75% / 7,5%
SCART INPUTON / OFFKies ON als u de projector verbindt met een apparaat dat een SCART aansluiting heeft
LANGUAGE10 talenKies de gewenste taal voor de menu’s.
RESET ALL
Wanneer SCREEN SIZE van ADVANCED MENU onder het IMAGE menu wordt ingesteld op CINEMA SCOPE
•
(2.35:1), dan zijn STRETCH, ANAMORPHIC1 en ANAMORPHIC2 onder ASPECT niet beschikbaar.
Als SCART INPUT op ON staat, worden normale computersignalen niet geprojecteerd.
•
Gebruik een SCART-BNC of SCART-Mini D-Sub 15-pins kabel (los verkrijgbaar) wanneer u deze projector verbindt
•
met een AV-apparaat dat een SCART aansluiting heeft.
Sommige AV-apparaten die een SCART aansluiting hebben, zijn niet compatibel met deze projector.
•
Het kan even duren voordat RESET ALL in het FEATURE menu uitgevoerd is.
•
OK
van het ingangssignaal.
Kies om beelden van Vista formaat te vergroten en te projecteren.
/hoogteverhouding van 4:3. (Niet-lineair uitgerekt).
met de anamorfische lens.
Gebruik de toets p of q om de verticale weergave aan te passen.
Deze modus biedt geen ondersteuning voor signalen die van een computer worden ingevoerd.
Deze modus is geschikt voor het weergeven met de anamorfische lens van beelden met een
verhouding van 16:9 of 4:3 en beelden die van een computer worden ingevoerd.
Gebruik voor het activeren of annuleren van de wachtwoord-vergrendeling. Zie bladzijde 35
voor details.
Selecteer AUTO voor normaal gebruik.
Wanneer het scherm flikkert of er zijn opvallende randjes op schuine lijnen zichtbaar,
selecteer dan FILM wanneer een filmbronsignaal wordt ontvangen of selecteer VIDEO voor
andere signalen.
ingangssignaal gekozen. Kies het gewenste videoformaat handmatig indien de beelden niet
juist worden getoond.
Selecteer AUTO voor normaal gebruik. Als LANGUAGE niet is ingesteld op en
480i, 480p of TV60 wordt ingevoerd als signaal, verandert de waarde voor de optie SETUP
automatisch in 7,5%.
Kies om zwart intenser te maken.
Als 7,5% wordt gekozen, wordt de helderheid verminderd via annulering van de set-
•
upfunctie (alleen voor de Verenigde Staten). Kies OFF als het beeld donker is.
die een RGB-signaal doorgeeft. SCART aansluitingen worden voornamelijk in Europa
gebruikt. Normaal gesproken kiest u OFF. (Alleen beschikbaar voor het ingangssignaal op de
COMPUTER IN/COMPONENT VIDEO IN aansluiting.)
Voor het terugstellen van alle menu-instellingen (uitgezonderd PASSWORD FUNCTION en
LANGUAGE) naar de fabrieksinstellingen.
Menubediening (vervolg)
R G B
R G B
SIGNAL
HORIZ. POSITION0
VERT. POSITION0
TRACKING0
COMPUTER
INPUT
AUTO
FINE SYNC.0
USER
opt.
OK
ON
HOLD
100%
OVER SCAN
AV MEMORY 1
CLAMP
POSITION
USER
1
CLAMP WIDTH1
LPFOFF
SHUTTER(U)0
SHUTTER(L)0
VERT. SYNCAUTO
?
SHUTTER(LS)0
SHUTTER(RS)0
4. SIGNAL menu 5. USER menu
4. SIGNAL menu
FUNCTIEINSTELLINGWERKING
HORIZ. POSITION
VERT. POSITION
FINE SYNC.0 - 31Voor het minimaliseren van flikkeringen of waas tijdens het bekijken van
TRACKING0 - 9999Voor het minimaliseren van verticale, brede strepen tijdens het bekijken van
COMPUTER INPUT
OVER SCAN100 - 90%Hiermee past u het weergavegebied van het geprojecteerde beeld aan
HOLDOFF / ON Voor het instellen van het beeld wanneer het bovenste gedeelte van het
0 - 999Voor het instellen van de horizontale positie van het geprojecteerde beeld.
0 - 999Voor het instellen van de verticale positie van het geprojecteerde beeld.
geprojecteerde beelden.
geprojecteerde beelden.
AUTODe juiste instelling wordt automatisch geselecteerd.
RGBKies deze optie indien u de projector heeft verbonden met “hoog-definitie”
videoapparatuur die R, G en B uitgangsaansluitingen heeft.
YCBCR / YPBP
Kies deze optie als u de projector verbindt met een DVD-speler of ander
R
apparaat met een samengestelde YCBCR- of YPBPR-videouitgang.
wanneer u LD en DVD’s afspeelt.
scherm wat trilt.
Er kunnen horizontale strepen in een vergroot geprojecteerde beeld verschijnen.
•
Er is mogelijk wat ruis indien u de horizontale of verticale positie extreem verandert.
•
Het instelbereik van de verticale positie varieert afhankelijk van het soort ingangssignaal. Het beeld blijft mogelijk
•
op dezelfde positie, ook al verandert u de waarde. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Als u de OVER SCAN instelling vergroot terwijl u videobeelden bekijkt, kan storing op het scherm verschijnen.
•
Verklein in dat geval de OVER SCAN instelling.
5. USER menu
FUNCTIEINSTELLINGWERKING
CLAMP POSITION
CLAMP WIDTH1 - 63Voor het corrigeren van het solide zwart van het geprojecteerde beeld.
VERT. SYNCAUTO / OFFHet beeld aanpassen als de bewegingen niet soepel verlopen. Selecteer
LPFON / OFFGebruik deze optie om te selecteren of u de LPF al dan niet wilt inschakelen.
SHUTTER(U)0 - 32Hiermee kunt u de zwarte balk boven aan het beeld weergeven.
SHUTTER(L)0 - 32Hiermee kunt u de zwarte balk onder aan het beeld weergeven.
SHUTTER(LS)0 - 95Hiermee kunt u de zwarte balk aan de linkerkant van het beeld weergeven.
SHUTTER(RS)0 - 95Hiermee kunt u de zwarte balk aan de rechterkant van het beeld weergeven.
1 - 255Voor het corrigeren van het solide wit of solide zwart van het geprojecteerde
beeld.
AUTO voor normaal gebruik.
NE-29
NE-30
Menubediening (vervolg)
INFORMATION
opt.
LAMP TIME(LOW)
INPUT
RESOLUTION
VERTICAL
FREQUENCY
HORIZONTAL
FREQUENCY
SYNC. TYPE5wire
60.02 KHz
75.04 Hz
1024X768
COMPUTER
0 H
R G
H V
B
6. INFORMATION menu
6. INFORMATION menu
FUNCTIEBESCHRIJVING
LAMP TIME(LOW)De bedrijfstijd (aantal branduren) van de lamp, berekend op basis van de instelling
LOW voor LAMP MODE.
Wanneer de LAMP MODE is ingesteld op STANDARD, is de weergegeven
•
bedrijfsduur langer dan de werkelijke bedrijfsduur van de lamp. (Zie bladzijde 36
voor het interval voor vervanging van de lamp.)
Wanneer het aantal branduren van de lamp tussen 0 en 10 uren ligt, wordt
•
“0H” getoond. Bij meer dan 10 branduren wordt het werkelijke aantal branduren
getoond.
Wanneer het aantal van 3750 branduren wordt bereikt, dan wordt de balk geel.
•
Wanneer het aantal van 4750 branduren wordt bereikt, wordt de balk rood.
INPUTDe naam van de aansluiting waarnaar het momenteel geprojecteerde videosignaal
wordt verstuurd.
RESOLUTIONDe resolutie van het momenteel geprojecteerde videosignaal.
VERTICAL FREQUENCYDe verticale frequentie van het momenteel geprojecteerde videosignaal.
HORIZONTAL FREQUENCYDe horizontale frequentie van het momenteel geprojecteerde videosignaal.
SYNC. TYPEHet type synchronisatiesignaal voor het momenteel geprojecteerde videosignaal.
AV-geheugen
Voor iedere ingangsbron kunt u maximaal 3 patronen met instellingen voor de beeldkwaliteit opslaan.
De instellingen opslaan
1.
2.
3.
4.
De opgeslagen instellingen voor de beeldkwaliteit activeren
1.
•
•
•
Stel de opties van het menu IMAGE in.
De opties kunnen tevens worden ingesteld met behulp van de knoppen voor aanpassing van de beeldkwaliteit
•
op de afstandsbediening.
Druk op de p of q toets om AV MEMORY SAVE te selecteren.
Druk op de t of u toets om AV MEMORY (1, 2 of 3) waar de instellingen moeten worden opgeslagen, te
selecteren.
Druk op de ENTER toets.
Druk op de AV MEMORY toets om de opgeslagen instelling op te roepen.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt in instellingen die u heeft geladen, dan blijven de wijzigingen van kracht maar
worden niet in het AV MEMORY opgeslagen totdat een AV MEMORY SAVE wordt uitgevoerd.
Als van invoerbron wordt veranderd, wordt de als laatste geselecteerde instelling voor het AV-geheugen
geactiveerd.
Als RESET ALL in het menu FEATURE wordt geselecteerd, worden alle instellingen van het AV-geheugen gewist.
Instellen van geprojecteerde beelden
BrilliantColor
TM
AUTO
Instellen van de helderheid (CONTRAST en BRIGHTNESS):
U kunt de helderheid van het geprojecteerde beeld met gebruik van het menu instellen.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het IMAGE menu op.
1.
Kies CONTRAST of BRIGHTNESS door op de p of p toets te drukken.
2.
Stel de gekozen functie in door op de p of p toets te drukken.
3.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
CONTRAST
Kies voor het instellen van het contrast van het beeld. Door iedere druk op de u toets wordt het beeld helderder met
een scherper contrast. Door iedere druk op de t toets wordt het beeld donkerder met een zwakker contrast.
BRIGHTNESS
Door iedere druk op de u toets wordt het beeld helderder. Door iedere druk op de t toets wordt het beeld donkerder.
Instellen van de kleur (COLOR en TINT):
U kunt de kleur van het geprojecteerde beeld met gebruik van het menu instellen.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het IMAGE menu op.
1.
Kies COLOR of TINT door op de p of q toets te drukken.
2.
Stel de gekozen functie in door op de t of u toets te drukken.
3.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
COLOR
U kunt de tint van het geprojecteerde beeld aanpassen. Door iedere druk op de u toets neemt de kleurintensiteit toe.
Door iedere druk op de t toets neemt de kleurintensiteit af.
TINT
Voor het instellen van de tint van het geprojecteerde beeld. Door iedere druk op de u toets, wordt het beeld wat
groener. Door iedere druk op de t toets, wordt het beeld wat roder.
Verscherpen of verzachten van het geprojecteerde beeld (SHARPNESS):
U kunt de scherpte van het geprojecteerde beeld met gebruik van het menu instellen.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het IMAGE menu op.
1.
Kies SHARPNESS door op de p of q toets te drukken.
2.
Stel de gekozen functie in door op de t of u toets te drukken.
3.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
BrilliantColorTM gebruiken
Het BrilliantColorTM effect in het hele menu gebruiken.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het IMAGE menu op.
1.
Kies BrilliantColorTM door op de p of q toets te drukken.
2.
Selecteer AUTO of ON door op de knop t of u te drukken.
3.
AUTO: BrilliantColorTM werkt automatisch in antwoord op de gamma mode, en schakelt tussen aanpassingen
•
naar een helder huis theater-achtige omgeving en dat naar gedimde belichting.
ON: Produceert scherpe afbeeldingen, zelfs in een thuisbiscoop-achtige omgeving.
•
OFF: BrilliantColorTM is uitgeschakeld en gradatie wordt aangepast aan natuurlijke helderheid.
•
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
NE-31
NE-32
Instellen van geprojecteerde beelden (vervolg)
CONTRAST R
COLOR TEMP.- USER
0
CONTRAST G0
BRIGHTNESS G0
BRIGHTNESS B0
CONTRAST B0
BRIGHTNESS R0
REFERENCEMEDIUM
CONTRAST R
COLOR TEMP. - USER
0
CONTRAST G0
BRIGHTNESS G0
BRIGHTNESS B0
CONTRAST B0
BRIGHTNESS R0
REFERENCEMEDIUM
Instellen van de kleurtemperatuur (COLOR TEMP.):
U kunt een reeds vastgelegde kleurtemperatuur (wit-toon) met gebruik van het menu instellen.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het IMAGE menu op.
1.
Kies COLOR TEMP. door op de p of q toets te drukken.
2.
Kies de gewenste kleurtemperatuur door op de t of u toets te drukken.
3.
De kleurtemperatuur van elke optie is als volgt:
COOL: ca. 9300K, MEDIUM: ca. 6500K (D65), WARM: ca. 5800K.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
Instellen van de kleurtemperatuur (zelf de kleurtemperatuur samenstellen):
Voor het zelf bepalen (en vastleggen) van de kleurtemperatuur, moet u de volgende procedure uitvoeren.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Kies COLOR TEMP. van het IMAGE menu.
1.
Druk op de t of u toets om USER te kiezen.
2.
Druk op de ENTER toets.
3.
Druk op de p of q toets om REFERENCE te kiezen.
4.
Gebruik de t en u toetsen om een kleurtemperatuur te kiezen.
5.
In het algemeen kiest u uit de vooraf ingestelde kleurtemperaturen de
•
kleurtemperatuur die u het meest bevalt.
Druk op de p of q toets om de gewenste functie te kiezen.
6.
Druk op de t of u toets om de gekozen functie in te stellen.
7.
Herhaal stappen 6 en 7 voor het optimaal instellen.
8.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
9.
Activeren van de vastgelegde kleurtemperatuur:
Kies USER door op de COLOR TEMP. toets van de afstandsbediening te drukken.
1.
Meer over de kleurtemperatuur
Er zijn verschillende soorten wit. Met kleurtemperatuur kunt u verschillende kleuren wit tonen. Wit bij een
lage temperatuur toont licht roodachtig. Wanneer de kleurtemperatuur stijgt, toont wit blauwachtig. U kunt de
kleurtemperatuur bijvoorbeeld op de volgende manieren wijzigen:
Om de kleurtemperatuur te laten toenemen: Verhoog CONTRAST B (blauw) en verlaag CONTRAST R (rood).
Om de kleurtemperatuur te laten afnemen: Verhoog CONTRAST B (blauw) en verlaag CONTRAST R (rood).
Indien u CONTRAST R, G en B alle een negatieve waarde geeft, dan is de oorspronkelijke helderheid van het
•
beeld niet te behalen, zelfs niet als u voor CONTRAST in het IMAGE menu het maximum instelt.
Kleurbeheer gebruiken (COLOR MANAGEMENT):
Deze projector kan elke toon rood, geel, cyaan, blauw en magenta individueel aanpassen. U kunt de kleurtonen met
behulp van het menu KLEURMANAGEMENT aanpassen.
Selecteer ADVANCED MENU in het menu IMAGE.
1.
Schakel COLOR MANAGEMENT in het ADVANCED MENU in en open het menu Kleurbeheer. Wanneer u de knop
2.
COLOR MANAGEMENT op de afstandbediening hebt ingedrukt, opent dit menu kleurbeheer direct. De standaard
instelling is COLOR: RED.
Met behulp van de knoppen t of u, selecteert u kleur RED ¦ YELLOW ¦ GREEN ¦ CYAAN ¦ BLUE ¦
3.
MAGENTA ¦ RED.
Met behulp van de knop q selecteert u GAIN ¦ SATURATION als onderdelen die u wilt aanpassen.
4.
Selecteer eerst de COLOR en de onderdelen die u wilt veranderen en verander dan de getallen met behulp van de
5.
knoppen t of u terwijl u op het scherm let.
Wanneer u POSITION hebt geselecteerd, kunt u de schermpositie van het menu Kleurbeheer veranderen.
•
Wanneer u RESET selecteert en op de ENTER toets drukt, wordt Kleurmanagement terug gereset naar de
•
standaard instellingen. De inhoud van AV MEMORY wordt echter niet weergegeven in de reset, tenzij AV MEMORY
is opgeslagen.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
6.
Instellen van geprojecteerde beelden (vervolg)
REFERENCE
GAMMA MODE - USER1
VIDEO
0
0
0
0
0
0
HIGH
MID
LOW
ALL
ADJUST MODE
0
0
0
REFERENCE
GAMMA MODE - USER1
VIDEO
0
0
0
0
0
0
HIGH
MID
LOW
ALL
ADJUST MODE
0
0
0
De mate van helderheidsverandering instellen (GAMMA MODE):
U kunt met het menu een vooraf ingestelde gammamodus kiezen.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Roep het IMAGE menu op.
1.
Kies GAMMA MODE door op de p of q toets te drukken.
2.
Kies de gewenste gamma instelling door op t of u toets te drukken.
3.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
De oorspronkelijke mate van helderheidsverandering instellen (Zelf de gammamodus
bepalen):
Om de gammamodus van uw voorkeur in te stellen (en vast te leggen) voert u de volgende procedure uit.
(Zie bladzijde 26 voor menu-instellingen.)
Kies GAMMA MODE in het IMAGE menu.
1.
Druk op toets t of u om USER1 of USER2 te kiezen.
2.
Druk op de ENTER toets.
3.
Druk op de p of q toets om REFERENCE te kiezen.
4.
Druk op toets t of u om de basis-gammacurve te kiezen.
5.
In het algemeen kiest u uit de vooraf ingestelde gammacurve de curve die het
•
meest uw voorkeur heeft.
Druk op de p of q toets om ADJUST MODE te selecteren.
6.
Druk op de t of u om de gammacurve (ALL, RED, GREEN of BLUE) in te stellen.
7.
Selecteer of u RED, GREEN en BLUE gezamenlijk of afzonderlijk wilt instellen.
•
Druk op de p of q toets om de gewenste functie te kiezen.
8.
HIGH : Hiermee kunt u de gradatie van de lichte beelden aanpassen. (De getoonde waarden komen, van
links naar rechts, respectievelijk overeen met RED, GREEN en BLUE.)
MID : Hiermee kunt u de gradatie van de beelden met gemiddelde helderheid aanpassen. (De
getoonde waarden komen, van links naar rechts, respectievelijk overeen met RED, GREEN en
BLUE.)
LOW : Hiermee kunt u de gradatie van de donkere beelden aanpassen. (De getoonde waarden komen,
van links naar rechts, respectievelijk overeen met RED, GREEN en BLUE.)
Druk op de t of u toets om de gekozen functie in te stellen.
9.
10
. Herhaal stappen 6 - 9 voor het optimaal instellen.
Annuleren van het menu:
11
. Druk op de MENU toets.
Activeren van de vastgelegde gammamodus:
Kies USER1 of USER2 door op de toets GAMMA van de afstandsbediening te drukken.
1.
Bij sommige beelden is een verandering in de helderheid mogelijk moeilijk waar te nemen.
•
NE-33
Instellen van geprojecteerde beelden (vervolg)
Deze projector projecteert videosignalen van een computer automatisch op de juiste wijze. Afhankelijk van het
type computer worden bepaalde videosignalen echter mogelijk niet geprojecteerd. Druk in dat geval op de AUTO
POSITION toets. (Zie bladzijde 24.) U moet instellingen met het SIGNAL menu maken indien het signaal vervolgens
nog niet juist wordt geprojecteerd.
Instellen van het van een computer ontvangen beeld met gebruik van het menu:
Voer voor de volgende problemen de overeenkomende volgende procedures uit.
Er verschijnen brede strepen. .........................................Stel TRACKING van het SIGNAL menu in.
Het geprojecteerde beeld flikkert.
Het geprojecteerde beeld is wazig. .................................Stel FINE SYNC. van het SIGNAL menu in.
Het geprojecteerde beeld is niet in de juiste horizontale positie.
Stel HORIZ.POSITION van het SIGNAL menu in. Door iedere
druk op de t toets verplaatst het beeld naar rechts. Door
iedere druk op de u toets verplaatst het beeld naar links.
Het geprojecteerde beeld is niet in de juiste verticale positie.
Stel VERT.POSITION van het SIGNAL menu in. Door iedere
druk op de t toets verplaatst het beeld omhoog. Door iedere
druk op de u toets verplaatst het beeld omlaag.
Het bovenste deel van het beeld wappert.......................
Er verschijnt effen zwart of effen wit in het beeld. ...........Stel CLAMP POSITION of CLAMP WIDTH van het SIGNAL-
De beweging verloopt niet soepel. ..................................Stel VERT. SYNC. van het SIGNAL-USER-menu in. Selecteer
Op de rechter of linker helft van het beeld verschijnt storing.
Op het bovenste of onderste deel van het beeld verschijnt storing.
Roep het SIGNAL menu op.
1.
Druk op de p of q toets om een in te stellen functie te kiezen.
2.
Stel de gekozen functie in door op de t of u toets te drukken.
3.
Verander de instelling van HOLD in het SIGNAL menu. Kies ON
, druk op de ENTER-toets, en pas BEGIN of END aan om het
wapperen te minimaliseren.
USER-menu in.
AUTO voor normaal gebruik.
Stel SHUTTER(LS) of SHUTTER(RS) van het SIGNAL-USERmenu in.
Stel SHUTTER(U) of SHUTTER(L) van het SIGNAL-USERmenu in.
Annuleren van het menu:
Druk op de MENU toets.
4.
Verander voor normaal gebruik de instellingen van het SIGNAL menu niet.
•
Eenvoudige methode voor het instellen van de beeldpositie
Instellen van de horizontale positie:
Breng de linkerrand van het beeld in lijn met de linkerkant van het scherm door HORIZ.POSITION in te stellen.
1.
Breng daarna de rechterrand van het beeld in lijn met de rechterkant van het scherm door TRACKING in te
stellen.
Herhaal de hierboven beschreven stap 1 totdat de horizontale positie goed is.
2.
Instellen van de verticale positie:
Breng de bovenrand van het beeld in lijn met de bovenkant van het scherm door VERT.POSITION in te stellen.
3.
LPF (Progressief filter)
U kunt kiezen of u LPF wel of niet wilt activeren.
Afhankelijk van het type DVD-speler, verschijnen er mogelijk verticale of horizontale ruisstrepen in het geprojecteerde
beeld. U kunt deze ruis verminderen door LPF te activeren. Het geprojecteerde beeld wordt dan echter wel wat
waziger.
NE-34
Geavanceerde functies
DISPLAY INPUT
LOCK
UNLOCK
OK
OK
PASSWORD
CONFIRM
1
3
24
O K : ENTERCANCEL : MENU
DISPLAY INPUT
LOCK
UNLOCK
OK
OK
PASSWORD
1
3
24
O K : ENTERCANCEL : MENU
Wachtwoordfunctie
Deze projector is uitgerust met een wachtwoordfunctie
die is bedoeld om diefstal en onjuist gebruik door
kinderen te voorkomen, en om de toegang te beperken
tot gespecificeerde gebruikers. De wachtwoordfunctie
biedt de volgende twee mogelijkheden.
DISPLAY INPUT .......... Als u de projector aanzet,
verschijnt het opstartscherm ofwel splashscherm. Dit blijft u zien totdat u het wachtwoord
invoert. Na invoeren van het wachtwoord wordt
het opstartscherm vervangen door het normale
gebruiksscherm.
MENU ACCESS .......... Alle toetsen, uitgezonderd de
POWER toets van de projector, zijn uitgeschakeld.
(De toetsen van de afstandsbediening werken wel.)
U kunt deze functie gebruiken om ongewenste
bediening door bijvoorbeeld kinderen of nietgeregistreerde gebruikers te voorkomen.
Activeren van de wachtwoordfunctie:
Roep het FEATURE menu op.
1.
Druk op de p of q toets om PASSWORD
2.
FUNCTION te kiezen.
Druk op toets u om van DISPLAY INPUT naar
3.
MENU ACCESS te gaan of omgekeerd.
Indien al een wachtwoord ingesteld is, verandert
•
de modus niet. Druk in dat geval op de ENTER
toets om de wachtwoordfunctie uit te zetten en
probeer het nogmaals.
Druk op de ENTER toets.
4.
Het scherm voor het instellen van de
•
wachtwoordfunctie verschijnt.
Annuleren van de wachtwoordfunctie:
Roep het FEATURE menu op.
1.
Druk op de p of q toets om PASSWORD
2.
FUNCTION te kiezen.
Druk op de ENTER toets.
3.
Het scherm voor het annuleren van de
•
wachtwoordfunctie verschijnt.
Druk op de ENTER toets.
4.
Het scherm voor het invoeren van het
•
wachtwoord verschijnt.
Voer een wachtwoord van 4 - 8 cijfers in met
5.
behulp van de p, u, q of t toetsen van de
afstandsbediening zoals onderstaande afbeelding
laat zien.
(p=1, u=2, q=3, t =4)
Druk op de ENTER toets.
6.
Wanneer u een foutief wachtwoord invoert, dan
•
verschijnt er een foutmelding.
Druk op de MENU toets om de procedure te
•
annuleren.
Belangrijk:
Deactiveer het wachtwoord door de MENU toets
•
en de ENTER toets van het bedieningspaneel
gedurende ongeveer 3 seconden tegelijkertijd
ingedrukt te houden.
5.
6.
7.
8.
9.
Druk op de ENTER toets.
Het scherm voor het invoeren van een
•
wachtwoord verschijnt.
Voer een wachtwoord van 4 - 8 cijfers in met
behulp van de p, u, q of t toetsen van de
afstandsbediening zoals onderstaande afbeelding
laat zien.
(p=1, u=2, q=3, t =4)
Druk op de ENTER toets.
Druk op de MENU toets om de procedure te
•
annuleren.
Voer het wachtwoord ter bevestiging van de
procedure opnieuw in.
Druk op de ENTER toets.
Wanneer de ingevoerde wachtwoorden
•
niet overeenkomen, dan verschijnt er een
foutmelding.
Druk op de MENU toets om de procedure te
•
annuleren.
Kensington vergrendeling
Deze projector heeft een Kensington Security Standard
aansluiting voor het gebruik met een Kensington
MicroSaver Security systeem. Zie de bij het Kensington
systeem geleverde aanwijzingen voor het beveiligen
van uw projector. Raadpleeg de volgende Kensington
Technology Group.
Kensington Technology Group
2855 Campus Drive
San Mateo, CA 94403, U.S.A.
Telefoon: +1- (650)572-2700
Fax: +1- (650)572-9675
NE-35
NE-36
Vervangen van de lamp
Deze projector gebruikt een lamp voor het projecteren van beelden. De levensduur van deze lamp is beperkt. De
lamp kan doorbranden of het licht van de lamp wordt zwakker na verloop van tijd. U moet in dat geval de lamp zo
snel mogelijk vervangen. Vervang de lamp uitsluitend door een nieuwe lamp die speciaal voor deze projector is
gefabriceerd. Raadpleeg de plaats van aankoop van de projector voor details.
ReservelampVLT-HC3800LP
Waarschuwing:
Wees voorzichtig en laat de lampbevestigingsschroefjes beslist niet in de projector vallen. Steek geen metalen
•
voorwerpen of ontvlambare voorwerpen in de projector. Het gebruik van de projector met schroefjes of andere
voorwerpen in de projector kan een elektrische schok geven of brand veroorzaken. Raadpleeg de plaats van
aankoop indien u voorwerpen in de projector niet zelf kunt verwijderen.
Installeer de lamp op een juiste en stevige wijze. De lamp zal niet gaan branden indien deze niet juist is geplaatst.
•
Het verkeerd plaatsen van de lamp kan daarbij brand veroorzaken.
Schud niet met de verwijderde lamp en houd de lamp niet boven uw gezicht. U kunt oogletsel oplopen door
•
rondvliegende of vallende glasdeeltjes.
Vervang de lamp niet onmiddellijk na gebruik, aangezien het lampdeksel dan zeer heet is. U kunt brandwonden
•
oplopen. Zet het apparaat uit met de POWER toets. Wacht nadat de lamp uit gaat ongeveer twee minuten, totdat
de in- en uitlaatventilatoren voor koeling van de lamp zijn gestopt met draaien. Trek vervolgens de stekker uit het
stopcontact en wacht minstens een uur totdat de lamp voldoende afgekoeld is voor aanraking.
Vermijd directe aanraking van de lamp. Deze kan breken en verwonding of verbranding veroorzaken.
•
Interval voor vervanging van de lamp
De aanbevolen interval voor vervanging van de lamp bedraagt ongeveer 5000 uur*1*2 gebruiksuren. Dit interval kan
variëren afhankelijk van de gebruiksomgeving en kan korter zijn dan 5000 uur*1*2. Vermindering van de helderheid
van het licht en/of de kleuren geeft aan dat de lamp moet worden vervangen. Als de lamp nog steeds werkt na
3750 uur*1, knippert de indicator afwisselend groen en rood terwijl de lamp brandt (als de lamp niet brandt, brandt
de indicator alleen rood) en wordt het bericht voor vervanging van de lamp gedurende één minuut weergegeven op
het scherm telkens wanneer de lamp wordt ingeschakeld. Als de lamp nog steeds werkt na 4750 uur*1, wordt het
vervangingsbericht (LAMP EXCHANGE) in het vervolg gedurende één minuut elke 25 uur*1 weergegeven op het
scherm. Als de lamp nog steeds werkt na 5000 uur*
deze niet meer worden gebruikt totdat de lamp is vervangen en de bedrijfstijd van de lamp op nul is gezet.
*1: Als de optie LAMP MODE in het menu INSTALLATION is ingesteld op LOW. Als deze is ingesteld op STANDARD, dan wordt
deze duur verkort.
*2: Als de optie LAMP MODE is ingesteld op STANDARD, dan wordt de duur verkort tot 3000 uur.
Let op:
Verwijder de lamp niet voor andere doeleinden dan het vervangen van de lamp. De lamp kan door onnodig
•
verwijderen worden beschadigd.
Deze projector gebruikt een hoge druk kwiklamp als lichtbron. Deze hoge druk kwiklamp kan ontploffen of
•
permanent niet meer gaan branden door schokken, krassen of verslechtering door gebruik. De periode nadat de
lamp kan ontploffen of niet meer gaat branden verschilt van lamp tot lamp en is tevens verschillend afhankelijk van
de gebruiksomstandigheden. De lamp kan derhalve ook na ingebruikname ontploffen.
De kans op ontploffing van de lamp wordt groter wanneer u de lamp na de aangegeven periode voor vervanging
•
nog blijft gebruiken. Vervang de lamp direct door een nieuwe wanneer de melding voor het vervangen verschijnt,
ook al werkt de lamp nog normaal.
Indien de hoge druk kwiklamp ontploft, zullen er stukjes glas in en buiten de lamphouder komen en wordt het gas
•
van de lamp naar het interieur van de projector en tevens buiten de projector afgevoerd. Het gas in de lamp bevat
kwik. Adem beslist niet in en vermijd dat het gas in uw mond of ogen of op uw huid komt. Raadpleeg direct een arts
indien het gas werd ingeademd of in iemands ogen of mond is gekomen.
Als de hoge druk kwiklamp explodeert, kunnen binnen in de projector stukjes glas liggen. Vraag uw dealer de lamp
•
te vervangen en de binnenkant van de projector te inspecteren. Als u de lamp zelf reinigt of vervangt, moet u ervoor
zorgen dat u de lamp bij de handgreep vastpakt. U kunt zich verwonden aan stukjes glas.
Wanneer u de lamp uit een aan het plafond gemonteerde projector verwijdert, gebruikt u de bevestiging voor
•
vervanging van de lamp dat bij de projector of bij de extra lamp is geleverd om te voorkomen dat glasscherven in
het rond vliegen.
Gebruik uitsluitend de voor deze projector geschikte lamp VLT-HC3800LP. Het gebruik van andere lampen kan
•
storing van de projector tot gevolg hebben.
*1*2
, wordt de projector automatisch uitgeschakeld en kan
Vervangen van de lamp (vervolg)
(a)
(c)
(b)
(f)
(d)
(e)
(d)
(h)
(h)
(g)
(g)
Vervangen van de lamp:
A) Indien de projector op een tafel is geplaatst
Zorg ervoor dat de projector stevig op zijn plaats blijft.
Verwijder het dopje (a) van de schroef van de
1.
bevestiging van de lampafdekking met uw nagel.
Gebruik een puntig gereedschap zoals een
schroevendraaier met een platte kop, indien het
verwijderen met een nagel niet naar wens verloopt.
Verwijder de schroef (b) en verschuif de
2.
lampafdekking (c) om deze vervolgens te
verwijderen.
B) Wanneer de projector aan het plafond is
gemonteerd
Wanneer u de lamp uit een aan het plafond
gemonteerde projector verwijdert, gebruikt u de
bevestiging voor het vervangen van de lamp om te
voorkomen dat glasscherven in het rond vliegen.
Raadpleeg uw leverancier voor het vervangen van
•
het lampgedeelte wanneer de projector aan het
plafond is gemonteerd.
Verwijder de lampbedekking met verwijzing naar
1.
procedure 1 en 2 van “A) Wanneer de projector op
een tafel is geplaatst”.
Let op:
Wees voorzichtig en controleer of er geen
•
glassplinters in de lampafdekking aanwezig
zijn bij het openen van de lampafdekking
en het vervangen van de lamp van de
plafondgemonteerde projector.
Maak de twee schroeven (d) van het lampgedeelte
2.
los.
Maak de twee schroeven (d) van het lampgedeelte
3.
los en trek met de hendel (e) het lampgedeelte (f)
eruit.
Let op:
Maak bij het vervangen van de lamp niet meer
•
dan twee schroeven (d) los. Dit kan het defect
raken van de projector veroorzaken.
Monteer de bevestiging voor het vervangen van
3.
de lamp door twee plakgedeeltes (g) en twee
uitgesneden gedeeltes (h) langs de vouwlijn te
vouwen, zoals weergegeven in onderstaande figuur.
Let op:
Maak tijdens het vervangen van de lamp niet
•
meer dan twee schroeven (d) los. Dit kan het
defect raken van de projector veroorzaken.
Trek het lampgedeelte langzaam uit de projector.
•
De lamp zou kunnen breken en stukjes glas
verstrooien indien u de lamp te snel verwijdert.
Voorkom letsel en/of brand en mors derhalve
•
geen vloeistof op het verwijderde lampgedeelte,
plaats niet in de buurt van ontvlambare
voorwerpen en houd buiten het bereik van kleine
kinderen.
Plaats het nieuwe lampgedeelte en zet deze met de
4.
twee schroeven stevig vast.
Plaats de lampbedekking met schroef (b) terug en
5.
monteer de afdekking (a).
Let op:
Zorg ervoor dat de lampbedekking stevig wordt
•
vastgezet. Anders knippert de POWER indicator
rood en groen en kan de projector niet worden
ingeschakeld.
NE-37
NE-38
Vervangen van de lamp (vervolg)
(g)
(h)
(g)
(f)
(e)
Plaats de twee uitgesneden gedeeltes (h) in de
4.
spleet van de projector, plak de twee meegeleverde
plakgedeeltes (g) vast en plaats de bevestiging voor
vervanging van de lamp op de projector.
Trek het lampgedeelte (f) in de zak met behulp van
5.
de hendel (e).
Terugstellen van de gebruikstijd van de lamp
Steek het netsnoer in het stopcontact en reset de
gebruikstijd van de lamp door de t, u en POWER
toetsen op het bedieningspaneel tegelijkertijd ingedrukt
te houden.
Belangrijk:
De gebruikstijd van de lamp wordt alleen teruggezet
•
als u deze drie toetsen tegelijkertijd ingedrukt houdt.
Controleer dat de STATUS indicator twee keer
•
oplicht en de gebruikstijd van de lamp juist is
teruggesteld.
De projector kan niet worden ingeschakeld indien
•
de lampafdekking niet juist is bevestigd.
Stel de gebruikstijd van de lamp beslist terug na het
•
vervangen van de lamp.
Stel de gebruikstijd van de lamp niet terug indien u
•
de lamp niet heeft vervangen.
De lamp is breekbaar. Let er bij breuk van de lamp
•
op dat u zich niet snijdt aan glasdeeltjes.
Let op:
Deze projector maakt gebruik van een lamp die
•
kwik bevat. Het weggooien van de lamp of van
de projector met lamp kan om milieuredenen aan
regels gebonden zijn.
Verwijder het plakband van de bevestiging voor het
6.
vervangen van de lamp en verwijder deze en laat
het lampgedeelte in de zak achter.
Let op:
Trek het lampgedeelte langzaam uit de projector.
•
De lamp zou kunnen breken en stukjes glas
verstrooien indien u de lamp te snel verwijdert.
Voorkom letsel en/of brand en mors derhalve
•
geen vloeistof op het verwijderde lampgedeelte,
plaats niet in de buurt van ontvlambare
voorwerpen en houd buiten het bereik van kleine
kinderen.
Plaats het nieuwe lampgedeelte en zet deze met de
7.
twee schroeven stevig vast.
Plaats de lampbedekking met schroef (b) terug en
8.
monteer de afdekking (a).
Let op:
Zorg ervoor dat de lampbedekking stevig wordt
•
vastgezet. Anders knippert de POWER indicator
rood en groen en kan de projector niet worden
ingeschakeld.
Onderhoud
Waarschuwing:
Gebruik geen brandbare oplosmiddelen (benzeen, verdunningsmiddel, enz.) en brandbare spuitbussen wanneer u de
behuizing en de lens van de projector schoonmaakt. Brandbare stoffen kunnen ontvlammen en brand of een defect
veroorzaken wanneer de lamp brandt.
Let op:
Schakel de lamp beslist uit en trek de stekker van het netsnoer van de projector uit het stopcontact alvorens
onderhoud voor de projector uit te voeren.
Reinigen van de projector en de ventilatie-openingen
Gebruik een zachte doek voor het schoonmaken van de projector en de ventilatieroosters. Indien de roosters zeer vuil
zijn, kunt u ze met een met neutraal schoonmaakmiddel en water bevochtigde doek reinigen en vervolgens met een
droge doek drogen.
Bescherm de behuizing van de projector tegen verkleuring of beschadiging:
Gebruik geen insectenspray op, bij of in de projector.
•
Gebruik geen benzine of thinner voor het reinigen.
•
Vermijd langdurig contact van rubber of plastic materialen met de projector.
•
Reinigen van de lens
Gebruik een standaard lensreinigingsborsteltje, blaasbalgje of een met lensreinigingsvloeistof bevochtigd lensdoekje.
Het oppervlak van de lens kan gemakkelijk worden beschadigd. Gebruik uitsluitend aanbevolen, niet-schurende
lensreinigers. Probeer de lens niet met uw vingers schoon te maken.
NE-39
NE-40
Oplossen van problemen
Controleer de volgende punten alvorens de projector voor reparatie weg te brengen. Stop het gebruik van de projector,
trek de stekker uit het stopcontact en raadpleeg uw leverancier indien het probleem niet op te lossen lijkt.
Geen beeld op het scherm.
ProbleemOplossing
Stroom kan niet
worden ingeschakeld.
Controleer of de indicators zijn opgelicht en hoe ze zijn opgelicht, of gedoofd.
•
POWER STATUS Oplossing
Verbind het netsnoer met de projector.
Uit
oranje
groen
rood
Uit
of
•
Steek de stekker van het netsnoer in een stopcontact.
•
Verwijder voorwerpen die de luchtinlaat- of uitlaatroosters blokkeren en voer vervolgens
•
het volgende uit:
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
1.
Controleer dat de projector is afgekoeld.
2.
Steek de stekker weer in het stopcontact.
3.
Druk op de POWER toets.
4.
Verwijder, indien aanwezig, voorwerpen die het luchtinlaat- of uitlaatrooster blokkeren.
•
Zorg dat de luchtuitlaatroosters niet aan hete lucht van een verwarming onderhevig
•
zijn.
Druk op de POWER toets nadat de STATUS indicator niet meer knippert.
•
Indien u de stekker uit het stopcontact trekt terwijl de ventilator nog draait, kan de lamp
•
vervolgens gedurende ongeveer een minuut niet worden ingeschakeld wanneer u later de
stekker weer in het stopcontact steekt.
De lamp kan na het uitschakelen pas na ongeveer een minuut weer worden ingeschakeld.
•
Druk zo vaak als nodig op de POWER toets.
•
Vervang de lamp. (Het is het eind van de levensduur van de lamp.)•
Bevestig de lampafdekking.•
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en raadpleeg uw leverancier.•
UitUit
Continu
rood
Knippert
rood/groen
Knipperend
Knippert
Continu
Continu
Knipperend
Geen beeld op het
scherm.
Spanning wordt
uitgeschakeld.
Controleer of de lensdop is verwijderd.
•
Het duurt mogelijk een minuut eer de lamp gaat branden.
•
De lamp zal onder bepaalde omstandigheden niet gaan branden. Wacht in dat geval
•
een paar minuten en probeer het opnieuw.
De projector werd de laatste keer uitgeschakeld voordat de lamp voldoende was
•
afgekoeld, de ventilator begint mogelijk te draaien en de POWER toets werkt niet
nadat u de stekker weer in het stopcontact heeft gestoken. Nadat de ventilator is
gestopt, moet u op de POWER toets drukken om de stroom in te schakelen waarbij de
POWER indicator oplicht.
Controleer dat het luchtinlaatrooster schoon is.
•
Stel SCART INPUT van het FEATURE menu op OFF. (Zie bladzijde 28.)
•
Controleer dat de lampafdekking is gesloten. (Zie bladzijde 37.)
•
Controleer dat de kabels die met de externe apparatuur zijn verbonden niet
•
beschadigd zijn.
Indien u een verlengkabel gebruikt, moet u deze ter controle vervangen door
•
de bijgeleverde kabel. Indien beelden juist worden getoond, moet u een RGB
signaalversterker met de verlengkabel gebruiken.
Zoek in de bedieningshandleiding van het videoapparaat hoe u het aansluit.
•
Dit probleem wordt mogelijk veroorzaakt door geblokkeerde inlaat- en/of uitlaatroosters
•
van de ventilator. (In dat geval knippert de STATUS indicator oranje.)
Verwijder de voorwerpen waardoor de inlaat- en/of uitlaatroosters worden
geblokkeerd en voer vervolgens de volgende procedure uit.
Wacht totdat de inlaat- en/of uitlaatventilator gestopt is/zijn. (Wacht totdat de
1.
STATUS indicator dooft.)
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
2.
Wacht minstens 10 minuten.
3.
Steek de stekker weer in het stopcontact.
4.
Druk op de POWER toets.
5.
De lamp moet worden vervangen wanneer de STATUS indicator rood knippert. Vervang
•
de lamp.
Controleer of AUTO POWER OFF is uitgeschakeld.
•
Als de lamp versleten is, is het mogelijk dat ze nog even brandt en daarna uitgaat.
•
Oplossen van problemen (vervolg)
Geen beeld op het scherm. (vervolg)
ProbleemOplossing
Het scherm voor
het invoeren van het
wachtwoord verschijnt.
“NO SIGNAL” wordt
getoond.
Beelden worden niet juist getoond.
ProbleemOplossing
Geprojecteerde
beelden trillen.
Geprojecteerde
beelden zijn niet op de
juiste plaats.
Geprojecteerde
beelden zijn vervormd.
Geprojecteerde
beelden zijn donker.
Geprojecteerde
beelden zijn wazig.
Er zijn witte vlekken
op de geprojecteerde
beelden te zien. Er
zijn zwarte vlekken
op de geprojecteerde
beelden te zien.
Er is een
regenboogeffect
op geprojecteerde
beelden te zien.
Er zijn dunne strepen
in de geprojecteerde
beelden te zien.
PASSWORD FUNCTION in het FEATURE menu is ingesteld op DISPLAY INPUT om
•
het wachtwoordslot te activeren.
Voer het wachtwoord in of neem contact op met degene die de projector beheert.
(Zie bladzijde 35.)
Schakel de stroom van het aangesloten apparaat in of controleer of er iets fout met het
•
aangesloten apparaat is.
Controleer of het externe apparaat signalen uitstuurt. (Controleer dit vooral indien het
•
externe apparaat een notebook computer is.)
Controleer dat de op het externe apparaat aangesloten kabel niet defect is.
•
Controleer dat de projector met gebruik van de juiste aansluitingen met het externe
•
apparaat is verbonden.
Controleer dat de juiste ingangsbron voor het aangesloten apparaat is gekozen.
•
Indien u een verlengkabel gebruikt, moet u deze ter controle vervangen door
•
de bijgeleverde kabel. Indien beelden juist worden getoond, moet u een RGB
signaalversterker met de verlengkabel gebruiken.
Controleer dat er geen onderbreking in de kabels, die met de externe apparatuur zijn
•
verbonden, is.
Controleer dat de stekker van de kabel goed in de aansluiting van de externe
•
apparatuur is gestoken.
Druk op de AUTO POSITION toets.
•
Bepaalde computers sturen onder niet veel voorkomende situaties, out-of-spec
•
signalen uit. Stel het SIGNAL menu in. (Zie bladzijde 34.)
Stel de projector en het scherm zodanig op dat ze loodrecht op elkaar staan. (Zie
•
bladzijde 10.)
Stel BRIGHTNESS en CONTRAST van het IMAGE menu in. (Zie bladzijde 31.)
•
Vervang de lamp. (Zie bladzijde 36.)
•
Stel scherp. (Zie bladzijden 18 en 23.)
•
Reinig de lens.
•
Druk op de t of u toets van de afstandsbediening om de flikkeringen te
•
minimaliseren.
Stel TRACKING en FINE SYNC. van het SIGNAL menu in. (Zie bladzijde 34.)
•
Stel BRIGHTNESS en CONTRAST van het IMAGE menu in. (Zie bladzijde 31.)
•
Stel de projector en het scherm zodanig op dat ze loodrecht op elkaar staan. (Zie
•
bladzijde 10.)
Dit is normaal voor een DLPTM projector en is geen defect. (Een klein aantal
•
beeldpunten kunnen niet branden of wegblijven; dit is geen defect. Meer dan 99,99% of
meer beeldpunten zijn werkzaam.)
Dit komt door kleuronderbrekingsruis dat aanwezig kan zijn in een DLPTM systeem en
•
duidt niet op een defect.
Dit wordt veroorzaakt door interferentie met het schermoppervlak en duidt dus niet op
•
een defect. Vervang het scherm of verander de scherpstelling wat.
Afhankelijk van het type DVD-speler of spelconsole dat is aangesloten, verschijnen er
•
mogelijk verticale of horizontale ruisstrepen in het geprojecteerde beeld. U kunt deze
ruis verminderen door LPF te activeren. (Zie bladzijde 29.)
NE-41
NE-42
Oplossen van problemen (vervolg)
Beelden worden niet juist getoond. (vervolg)
ProbleemOplossing
Geprojecteerde
beelden “golven”.
De kleurschakering is
onjuist.
Tint in geprojecteerde
beelden is onjuist.
Verschillende
kleurtinten.
Uitsluitend de
bewegende gedeeltes
van beelden van een
computer verschijnen
niet.
Geprojecteerde
beelden zijn donker.
Het beeld blijft
bevroren.
Rondom het beeld
verschijnt ruis.
Geprojecteerde
beelden flikkeren.
Steek de stekkers van de kabels van de externe apparatuur goed in de juiste
•
aansluitingen.
Houd de projector uit de buurt van apparatuur die storende radiogolven uitsturen.
•
Als u een keystone-aanpassing uitvoert, wordt het beeld mogelijk niet correct
•
weergegeven in verband met het type ingangssignaal. Dit is geen storing van de
projector. Stel in dat geval de keystone-aanpassing opnieuw in zodat de hoeveelheid
keystone-correctie zo klein mogelijk is.
Controleer dat de kabels die met de externe apparatuur zijn verbonden niet
•
beschadigd zijn.
Controleer dat COMPUTER INPUT van het SIGNAL menu juist is ingesteld. (Zie
•
bladzijde 29.)
Controleer dat de verbindingskabels met de externe apparatuur niet zijn ontkoppeld of
•
beschadigd.
Wanneer u de geprojecteerde beelden van twee projectoren vergelijkt, kunt u
•
verschillen in kleurtinten merken als gevolg van verschillende optische onderdelen. Dit
duidt niet op een defect.
Wanneer u beelden die door deze projector worden geprojecteerd vergelijkt met de
•
beelden op een televisie- of computerscherm, kunt u verschillen in kleurtinten merken
vanwege een verschillend kleurweergavebereik. Dit duidt niet op een defect.
Dit wordt veroorzaakt door de computer die u gebruikt. Raadpleeg de
•
computerfabrikant.
Zorg dat de uitgangsresolutie van uw computer overeenkomt met de resolutie van de
•
projector. Raadpleeg de computerfabrikant of gebruiksaanwijzing van de computer
omtrent het veranderen van de resolutie van uw computer. (Zie bladzijde 46.)
Sommige beelden en tekst kunnen tijdens de keystone-aanpassing vaag overkomen.
•
Gebruik in dat geval de projector zonder toepassing van de keystone-aanpassing. (Zie
bladzijde 12.)
Het van een VCR (videocassetterecorder) geprojecteerde beeld kan tijdens het snel
•
voor- of achteruitzoeken bevriezen. Dit duidt niet op een defect.
Rondom sommige beelden, bijvoorbeeld DVD-opnamen, kan ruis verschijnen.
•
Verminder in dat geval de waarde voor OVER SCAN in het SIGNAL menu. (Zie
bladzijde 29.)
Nadat de Power knop of On knop op de afstandsbediening is ingedrukt op als de
•
instelling van de Lamp mode is gewijzigd, kunnen beelden voordat de lamp stabiel
brandt, flikkeringen vertonen. Dit is een verwachte waarneming.
Wanneer invoersignaal, Auto Position of Color Enhancer wordt geselecteerd, kan het
•
geprojecteerde beeld tijdelijk flikkeren. Dit is geen storing aan het product.
Oplossen van problemen (vervolg)
Overige
ProbleemOplossing
De uitlaatroosters van
de ventilator geven
warme lucht af.
Menu’s kunnen niet
worden ingesteld.
“TEMPERATURE!!”
wordt getoond.
De markering
verschijnt.
Afstandsbediening
functioneert onjuist of
geheel niet.
Toetsen op het
bedieningspaneel
(uitgezonderd de
POWER toets)
functioneren niet.
Er is een abnormaal
geluid hoorbaar.
Het interieur van de projector wordt gekoeld. U voelt wat warme lucht uit de roosters,
•
maar dat is normaal.
De microcomputers binnen in de projector werken mogelijk niet goed vanwege ruis.
•
Druk op de POWER toets om de lamp uit te schakelen en wacht ca. 2 minuten. Trek
daarna de stekker uit het stopcontact, wacht tenminste 10 minuten en steek de
stekker weer in het stopcontact. Wanneer de POWER toets niet functioneert, trek
dan de stekker uit het stopcontact, wacht tenminste 10 minuten en steek de stekker
weer in het stopcontact.
Deze aanduiding verschijnt indien de omgevingstemperatuur te hoog is. De lamp zal
•
uitgaan indien de temperatuur niet daalt.
Zorg dat het niet te heet in de kamer wordt.
Deze aanduiding verschijnt wanneer de luchtinlaat- of luchtuitlaatroosters geblokkeerd
•
zijn. De lamp zal uitgaan indien deze roosters geblokkeerd blijven.
Verwijder de voorwerpen die de luchtinlaat- of luchtuitlaatroosters blokkeren.
Deze markering verschijnt indien een verkeerde bediening wordt uitgevoerd. Dit is
•
geen storing van de projector.
Controleer of de batterijen van de afstandsbediening leeg of bijna leeg zijn. (Zie
•
bladzijde 6.)
Controleer of de afstandsbedieningssensor niet aan direct zonlicht of fel neonlicht
•
wordt blootgesteld. (Zie bladzijde 9.)
Gebruik de afstandsbediening binnen het aangegeven bereik. (Zie bladzijde 9.)
•
Gebruik de afstandsbediening op tenminste 10 cm afstand van de projector.
•
PASSWORD FUNCTION in het FEATURE menu is ingesteld op MENU ACCESS om
•
het wachtwoordslot te activeren.
Zet het wachtwoordslot uit of neem contact op met degene die de projector beheert.
(Zie bladzijde 35.)
Omdat het kleurenwiel met een hoge snelheid ronddraait, kan in zeldzame gevallen
•
een metaalachtig geluid hoorbaar zijn. Dit duidt niet op een defect.
Controleer eerst het volgende indien u na het vervangen van de lamp de volgende problemen heeft.
ProbleemOplossing
De projector kan niet
worden ingeschakeld.
De STATUS indicator
knippert.
Bevestig de lampafdekking stevig. (Zie bladzijden 36 en 37.)
•
Stel de gebruikstijd van de lamp terug. (Zie bladzijde 38.)
•
•
Stel de gebruikstijd van de lamp terug. (Zie bladzijde 38.)
NE-43
NE-44
Indicators
Deze projector heeft twee indicators, die de bedrijfstoestand van de projector tonen.
Hier worden wat oplossingen beschreven voor mogelijke problemen. Schakel de projector uit en raadpleeg uw
leverancier indien een probleem niet op te lossen lijkt.
POWER indicatorSTATUS indicator
Normale toestand
POWER
Continu rood
Continu groenKnippert groen
Continu groenContinu groen
STATUSCONDITIEOPMERKING
Uit
Abnormale toestand
POWER
Continu groen
of
Continu rood
Continu roodKnippert groen
Continu groen
Continu roodKnipperend rood
Continu roodContinu rood
Knipperend groen/
rood
Knipperend groen/
rood
STATUSCONDITIEMOGELIJKE OPLOSSING
Knipperend oranje
Knipperend groen/
rood
Uit
Continu of
Knipperend
Stand-by
Lamp stand-by (ongeveer 1 minuut)De POWER toets kan niet voor het in- en
uitschakelen worden gebruikt.
De stroom is ingeschakeld. (Normale conditie)
Abnormale temperatuur
De roosters van de ventilator zijn door stof of vuil
•
verstopt.
De kamertemperatuur is zeer hoog.
•
Het beschermingscircuit is geactiveerd of de conditie
van de lamp is niet normaal.
Reinig de ventilatieroosters.
•
Plaats de projector in een koelere
•
ruimte.
Wacht totdat de STATUS indicator
•
dooft, en druk vervolgens op de
POWER toets.
Vervang de lamp indien de hierboven
•
beschreven oplossing niet werkt.
Waarschuwing voor de gebruikstijd van de lamp. (De
totale gebruikstijd van de lamp is 3750 uur*
1
, met
stroom ingeschakeld.)
Waarschuwing voor de gebruikstijd van de lamp. (De
totale gebruikstijd van de lamp is 3750 uur*
1
, met
Vervang de lamp.
Vervang door een nieuwe lamp indien dit
probleem weer voorkomt.
stroom uitgeschakeld.)
Waarschuwing voor de gebruikstijd van de lamp. (De
totale gebruikstijd van de lamp is 5000 uur*1*2, met
stroom uitgeschakeld.)
De lampafdekking is niet gesloten.Sluit de afdekking goed.
Abnormaal.Raadpleeg de plaats van aankoop.
*1: Als de optie LAMP MODE in het menu INSTALLATION is ingesteld op LOW. Als deze is ingesteld op STANDARD, dan wordt
deze duur verkort.
*2: Indien LAMP MODE is ingesteld op STANDARD, wordt de duur met 3000 uur verkort.
Technische gegevens
HC3200
345
270129
HC3200
345
270129
De technische gegevens en het ontwerp van deze projector kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
TypeDLPTM projector
ModelHC3200
Projectiesysteem0,65-inch single chip DMD (aspect ratio 16:9)
Pixel:1920 x 1080 = 2073600 beeldpunten
ProjectielensF 3,0 – 3,5 f= 20,6 – 30,1 mm
Lichtbronlamp230 W
Beeldformaat (projectieafstand)50” min. to 300” max. (projectieafstand 1,5 to 9,3 m (Breed))
Maximale resolutieComputersignaalMaximale resolutie: 1600 x 1200 punten
Afmetingen345 mm (B) x 129 mm (H) x 270 mm (D) * exclusief uitstekende delen.
Gewicht3,6 kg
OverigeS-videoingang
Helderheidssignaal: Vp-p=1,0 V 75 W (negatieve sync)
Chrominantiesignalen: Vp-p=0,286 V 75 W (burst signaal)
Video-ingang
Component videoingang
Analoge ingang
Vp-p=1,0 V 75 W (negatieve sync)
YCBCR: Vp-p=1,0 V 75 (Y) (negatieve sync)
Vp-p=0,7 V 75 (CB, CR)
RGB: Vp-p=0,7 V 75 W (negatieve sync)
YCBCR: Vp-p=1,0 V (Y) (negatieve sync) Vp-p=0,7 V (CB, CR)
HD/CS: TTL-niveau (negatieve of positieve polariteit)
VD: TTL-niveau (negatieve of positieve polariteit)
Digitale ingang
HDMI interface (TMDS single link)
(HDMI)
/YPBPR) 1
BCR
Afmetingen
(unit: mm)
NE-45
NE-46
Technische gegevens (vervolg)
Specificatie van RGB-signalen tijdens iedere computerfunctie van de projector
SignaalfunctieResolutie
TV60, 480i (525i)
TV50, 576i (625i)
1080i 60 (1125i 60)
1080i 50 (1125i 50)
480p (525p)
576p (625p)
720p 60 (750p 60)
720p 50 (750p 50)
1080p 60 (1125p 60)
1080p 50 (1125p 50)
1080p 24 (1125p 24)
PC98640 x 40024,8256,421728 x 1080
CGA70640 x 40031,4770,091728 x 1080
VGA60640 x 48031,4759,941440 x 1080*2
VGA72
VGA75640 x 48037,5075,001440 x 1080
VGA85640 x 48043,2785,011440 x 1080
SVGA56800 x 60035,1656,251440 x 1080
SVGA60800 x 60037,8860,321440 x 1080*2
SVGA72
SVGA75800 x 60046,8875,001440 x 1080
SVGA85800 x 60053,6785,061440 x 1080
XGA601024 x 76848,3660,001440 x 1080*2
XGA701024 x 76856,4870,071440 x 1080
XGA751024 x 76860,0275,031440 x 1080
XGA851024 x 76868,6885,001440 x 1080
MAC13
MAC16832 x 62449,7274,551440 x 1080
MAC191024 x 76860,2475,021440 x 1080
HP751024 x 76862,9474,921440 x 1080
SXGA601280 x 102463,9860,021350 x 1080*2
UXGA601600 x 120075,0060,001440 x 1080*2
(H x V)
–15,7359,941920 x 1080*2
–15,6350,001920 x 1080*2
–33,7560,001920 x 1080*2
–28,1350,001920 x 1080*2
–31,4759,941920 x 1080*2
–31,2550,001920 x 1080*2
–45,0060,001920 x 1080*2
–37,5050,001920 x 1080*2
–67,5060,001920 x 1080*2
–56,2550,001920 x 1080*2
–27,0024,001920 x 1080*2
640 x 48037,8672,811440 x 1080
800 x 60048,0872,191440 x 1080
640 x 48035,0066,671440 x 1080
Horizontale frequentie
(kHz)
Verticale frequentie
(Hz)
Normale functie
(H x V)*1
*1: Als de optie ASPECT in het menu FEATURE is
ingesteld op AUTO.
*2: Beschikbaar voor het signaal op HDMI IN
aansluiting.
Belangrijk:
Bepaalde computers kunnen niet met deze
•
projector worden gebruikt.
De maximale resolutie van de projector is 1920 x
•
1080 pixels. Beelden met een hogere resolutie dan
1920 x 1080 worden mogelijk niet getoond.
Indien de resolutie en frequentie van uw computer
•
niet in de tabel wordt getoond, moet u een
compatibele resolutie en frequentie opzoeken door
de resolutie van uw computer te veranderen.
Deze projector ondersteunt geen 480p signalen van
•
videoapparatuur met 4 (R, G, B, CS*) of 5 lijnen (R, G,
B, H, V).
* : Composite Sync
5
3
4
1 2
6 8 7
15
11
6
10
15
19
1
2
18
Technische gegevens (vervolg)
Aansluitingen
SERIAL (Mini DIN 8-pins)
COMPUTER IN/COMPONENT VIDEO IN
(Mini D-SUB 15-pins)
HDMI IN (HDMI 19-pins)
Pin No.NaamI/O
1TXDIN
2––
3––
4GND–
5––
6––
7RXDOUT
8––
Pin No.Espec.
1R(RED)/PR/C
2G(GREEN)/Y
3B(BLUE)/PB/C
4GND
5GND
6GND
7GND
8GND
9DDC 5V
10GND
11GND
12
13
14VD
15DDC Clock
DDC Data
HD/CS
R
B
PIN No.Espec.PIN No.Espec.
1TMDS Data2+11TMDS Clock Shield
2TMDS Data2 Shield12TMDS Clock-
3TMDS Data2-13CEC
4TMDS Data1+14–
5TMDS Data1 Shield15SCL
6TMDS Data1-16SDA
7TMDS Data0+17DDC Ground
8
9TMDS Data0-19Hot Plug Detect
10TMDS Clock+
Vervangingsonderdelen (los verkrijgbaar/niet in doos aanwezig)
Reservelamp VLT-HC3800LP
TMDS Data0 Shield
18+5 V Power
NE-47
Mitsubishi Projector Warranty, Sales Support and Service Information
North America
MDEA (Mitsubishi Digital Electronics America, Inc.)
Presentation Products Division
9351 Jeronimo Road Irvine CA 92618, USA
For Warranty Registration, visit:
http://www.mitsubishi-presentations.com under Customer Care
Sales & Inquiries
Phone :Toll Free (888)307-0349
E-mail :ppdinfo@mdea.com
Technical Inquiries
Phone :Toll Free (888)307-0309
E-mail :TSUPPORT@mdea.com
CHINA (Mitsubishi Electric Air-Conditioning & Visual
Information Systems (Shanghai) Ltd.)
12/F., Hong Kong New World Tower, 300 Huaihai Middle
Road, Shanghai, 200021, China
Sales Inquiries
Phone :+86(21) 6335-3030 (Ext.3007)
Fax :+86(21) 6335-3600
Technical Inquiries
Phone :+86(21) 6335-3030 (Ext.3021)
Fax :+86(21) 6335-3600
HONG KONG (Mitsubishi Electric Ryoden Air-Conditioning
& Visual Information Systems (HongKong) Ltd.)
7th Floor, Manulife Tower, 169 Electric Road, North Point,
Hong Kong
Sales Inquiries
Phone :+852-2510-1505
Fax :+852-2510-0463
Technical Inquiries
Phone :+852-2422-0161
Fax :+852-2487-0181
SINGAPORE (Mitsubishi Electric Asia Pte. Ltd.)
http://www.mitsubishielectric.com.sg
307, Alexandra Road, #05-01/02 Mitsubishi Electric
Building, Singapore 159943
Sales Inquiries
Phone :+65-6473-2308
Fax :+65-6475-9503
E-mail :Peripherals@asia.meap.com
Technical Inquiries
Phone :+65-6470-2666
Fax :+65-6475-9503
INDIA (Mitsubishi Electric Asia Pte. Ltd.)
307, Alexandra Road, #05-01/02 Mitsubishi Electric
Building, Singapore 159943
Sales Inquiries
Phone :+65-6473-2308
Fax :+65-6475-9503
E-mail :Peripherals@asia.meap.com
Technical Inquiries
Phone :+65-6470-2666
Fax :+65-6475-9503
INDONESIA (Mitsubishi Electric Asia Pte. Ltd.)
307, Alexandra Road, #05-01/02 Mitsubishi Electric
Building, Singapore 159943
Sales Inquiries
Phone :+65-6473-2308
Fax :+65-6475-9503
E-mail :Peripherals@asia.meap.com
Technical Inquiries
Phone :+65-6470-2666
Fax :+65-6475-9503
PHILIPPINES (Mitsubishi Electric Asia Pte. Ltd.)
http://www.mitsubishielectric.com.sg
307, Alexandra Road, #05-01/02 Mitsubishi Electric
Building, Singapore 159943
Sales Inquiries
Phone :+65-6473-2308
Fax :+65-6475-9503
E-mail :Peripherals@asia.meap.com
Technical Inquiries
Phone :+65-6470-2666
Fax :+65-6475-9503
VIETNAM (Mitsubishi Electric Asia Pte. Ltd.)
307, Alexandra Road, #05-01/02 Mitsubishi Electric
Building, Singapore 159943
Sales Inquiries
Phone :+65-6473-2308
Fax :+65-6475-9503
E-mail :Peripherals@asia.meap.com
Technical Inquiries
Phone :+65-6470-2666
Fax :+65-6475-9503
STC (Setsuyo Astec Corporation Seoul Branch)
16F KT Bldg., 28-2 Yeouido-dong, Yeoungdeungpo-gu,
Seoul 150-931, Korea
Sales & Technical Inquiries
Phone :+82-1588-5576
Fax :+82-2-704-8666
MALAYSIA (Melco Sales Malaysia Sdn Bhd)
Lot 11, Jalan 219, 46100 Petaling Jaya, Selangor Darul Ehsan,
Malaysia.
Sales & Technical Inquiries
Phone : +60-(0)3-79573428
Fax : +60-(0)3-79563950/+60-(0)3-79582576
Technical & Service Inquiries
Phone : +60-(0)3-79553997
Fax : +60-(0)3-79584836
ME-TWN (Mitsubishi Electric Taiwan Co., Ltd.)
http://www.MitsubishiElectric.com.tw
11TH FL., 90 SEC. 6, CHUNG SHAN N. RD., TAIPEI, 111
R.O.C.
Sales & Technical Inquiries
Phone :+886-2-2832-8255
Fax :+886-2-2833-9813