Minolta DIMAGE S304 User Manual [nl]

GEBRUIKSAANWIJZING
NL
9224-2770-15 H-A107
2
Gefeliciteerd met uw aanschaf van de Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maximaal zult benutten. Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten die voor juni 2001 werden geïntroduceerd. Wilt u weten of producten die na die datum zijn uitgebracht met deze camera kunnen worden gebruikt, informeer dan bij uw handelaar of neem contact op met Minolta (adres op de achterzijde).
Controleer onderstaande paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar of wend u tot Minolta (adres op de achterzijde van deze gebruiksaan­wijzing).
Minolta DiMAGE S304 digitale camera AA alkalinebatterijen (4 stuks) Camerariem voor DiMAGE S304 NS-DG304 Llensdop voor DiMAGE S304 LF-236 16 MB CompactFlash kaart Videokabel voor DiMAGE S304 VC-100 USB-kabel voor DiMAGE S304 USB-100 DiMAGE software CD-ROM voor S304 Arcsoft Photoimpression VCD-ROM DiMAGE Image Viewer Utility gebruiksaanwijzing Cameragebruiksaanwijzing Garantiekaart
VOORDAT U BEGINT
Omdat de prestaties van alkalinebatterijen bij wer-
ken met een digitale camera op laag niveau liggen,
bevelen wij gebruik van Ni-MH batterijen aan.
3
Neem onderstaande opmerkingen en waarschuwingen ter harte voordat u dit product gebruikt.
Verkeerd gebruik van batterijen kan leiden tot het vrijkomen van schadelijk vloeistoffen, oververhitting of explosie, waardoor schade en letsel kunnen ontstaan.Volg onderstaande waarschuwing goed op:
• Gebruik alleen batterijen van het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven type.
• Plaats de batterijen niet met de polen (+/-) verkeerd om.
• Gebruik batterijen niet als ze beschadigd of aangetast zijn.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur, hoge temperaturen, water of vochtigheid.
• Probeer batterijen niet kort te sluiten of te demonteren.
• Bewaar batterijen niet in of bij metalen voorwerpen.
• Gebruik geen batterijen van verschillende typen, merken, fabricagedata en of laadniveaus door elkaar.
• Probeer nooit alkalinebatterijen te herladen.
• Gebruik voor oplaadbare batterijen de aanbevolen lader.
• Gebruik nooit batterijen die zijn gaan lekken. Komt er batterijvloeistof in een oog, spoel het oog dan onmiddellijk schoon met veel water en neem contact op met een arts. Komt batterijvloeistof in contact met uw huid of kleding, was de vervuilde plek dan grondig met water.
WAARSCHUWING
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
• Gebruik alleen de aangegeven netstroomadapter, en dan uitsluitend op het voltage waarvoor de adapter geschikt is. Een defecte adapter of een onjuist voltage kan schade of letsel als gevolg van brand of een elektrische schok veroorzaken.
• Demonteer dit product niet. Wanneer u een hoog-voltage-circuit in het binnenwerk aanraakt kunt u een elektrische schok oplopen.
• Wordt de camera zodanig beschadigd dat het binnenwerk, met name het flitsgedeelte, wordt blootgelegd, dan moet u onmiddellijk de batterijen verwijderen of de verbinding met het lichtnet verbreken en de camera verder niet meer gebruiken. De flitser heeft een hoog-voltage-circuit dat elektrische schokken kan veroorzaken die tot letsel kunnen leiden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan tot letsel of brand leiden.
4
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
• Houd batterijen en andere voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kinderen. Neem onmiddellijk contact op met een arts wanneer er een voorwerp wordt ingeslikt.
• Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees in de nabijheid van kinderen voorzichtig, zodat u ze niet met dit product of onderdelen ervan kunt verwonden.
• Flits niet van korte afstand rechtstreeks in iemands ogen. Het kan tot aantasting van het gezichtsvermogen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Afleiding of verblinding kan tot een ongeluk leiden.
• Kijk niet op de monitor wanneer u een voertuig bestuurt of loopt. Het kan tot een ongeluk of letsel leiden.
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er toch vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterijen of verbreek de netstroomaansluiting, en gebruik het product verder niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Gebruik dit product niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of verfverdunner. Gebruik geen ontvlambare producten als alcohol, wasbenzine of verfverdunner om dit product te reinigen. Het gebruik van ontvlambare reinigingsmiddelen of oplosmiddelen kan een explosie of brand veroorzaken.
• Verwijder de netstroomadapter nooit uit het stopcontact door aan de stroomkabel te trekken. Houd de adapter zelf vast wanneer u hem verwijdert.
• Zorg ervoor dat de adapterkabel niet wordt beschadigd, verdraaid, aangepast, verhit of met zware voorwerpen wordt belast. Een beschadigde kabel kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand ten gevolge hebben.
• Verspreidt het product een vreemde geur, hitte, of rook, schakel het dan meteen uit. Verwijder meteen de batterijen en houd er daarbij rekening mee dat batterijen heet kunnen worden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product of onderdeel kan letsel of brand veroorzaken.
• Is reparatie nodig, neem het product dan mee naar de Technische Dienst van Minolta.
5
• Gebruik of bewaar dit product niet in een warme of vochtige omgeving als het dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan leiden tot schade aan het product of de batterijen, wat brandwonden of ander letsel als gevolg hitte, brand, explosie, of lekkende batterijvloeistof kan veroorzaken.
• Zijn de batterijen gaan lekken, gebruik dit product dan niet meer.
• Bij lang voortdurend gebruik wordt de camera warm.
• Houd rekening met de hitte van de batterijen of CompactFlash kaart wanneer u ze uit de camera haalt op een moment dat de camera lang in bedrijf is geweest. Zet de camera uit en laat hem afkoelen.
• Laat de flitser niet afgaan wanneer hij in contact is met mensen of voorwerpen. Bij de flits komt veel warmte vrij.
• Oefen geen druk uit op de monitor. Een beschadigde LCD-monitor kan letsel veroorzaken, en de vloeistof uit de monitor is brandbaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, was die dan schoon met schoon water. Komt de vloeistof in contact met de ogen, spoel de ogen dan onmiddellijk met veel water schoon en neem contact op met een arts.
• Steek de stekker van de netstroomadapter veilig en zorgvuldig in het stopcontact.
• Gebruik de netstroomadapter niet wanneer de kabel beschadigd is.
• Dek de netstroomadapter niet af. U kunt er brand mee veroorzaken.
• Zorg ervoor dat u in geval van nood altijd makkelijk bij de netstroomadapter kunt komen.
• Haal de netstroomadapter uit het stopcontact wanneer u hem schoonmaakt of wanneer u de camera niet gebruikt.
WAARSCHUWING
6
INHOUD
Benaming van de onderdelen
Camera-body...........................................................................................................................10
Zoeker......................................................................................................................................12
Functieknop .............................................................................................................................12
Datascherm .............................................................................................................................13
Weergave LCD-monitor...........................................................................................................14
Voorbereiden en aan de slag...............................................................................................................15
Draagriem en lensdop bevestigen...........................................................................................15
Batterijen verwisselen..............................................................................................................16
Aanduiding batterijconditie ......................................................................................................17
Automatische spaarschakeling................................................................................................17
Externe voeding (apart verkrijgbaar).......................................................................................18
CompactFlash kaart verwisselen ............................................................................................18
Automatische opnamestand – basishandelingen.................................................................................20
Hanteren van de camera.........................................................................................................20
De camera in de automatische opnamestand zetten..............................................................21
Zoomobjectief en digitale zoom...............................................................................................22
Basishandelingen opname ......................................................................................................23
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................24
Scherpstelbereik......................................................................................................................24
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................25
De basisuitlet over deze camera vindt u op blz 10 tot en met 27. Dit deel van de gebruiksaanwijzing behandelt de onderdelen van de camera, de voorbereidingen voor het gebruik en de basishandelingen voor opnemen, bekijken en wissen van beelden. Het deel over de automatische opname-stand behandelt alle basisfuncties van de camera in deze stand en de multifunctionele opnamestand. De andere hoofstukken, filmclips opnemen, weergave­stand, setup-stand en data-overdracht, kunt u lezen op het moment dat u ze nodig hebt.
Veel functies van deze camera worden met menu’s ingesteld. De menu-navigatie-secties beschrijven compleet hoe u de menu-instelling verandert. daarna volgt uitleg over de instellingen zelf. Op diverse plaatsen krijgt u extra informatie en tips.
OVER DEZE GEBRUIKSAANWIJZING
7
Speciale scherpstelsituaties ....................................................................................................25
Quick view ...............................................................................................................................26
Quick-view weergave..........................................................................................................27
Opnamen in quick view wissen..........................................................................................27
Toets digitale onderwerpsprogramma’s...................................................................................28
Flitsstanden .............................................................................................................................30
Flitsbereik – automatische opnamestand................................................................................31
Flitssignalen.............................................................................................................................31
Waarschuwing cameratrilling...................................................................................................31
Transportstanden.....................................................................................................................32
Zelfontspanner....................................................................................................................33
Afstandsbediening (apart verkrijgbaar) ..............................................................................34
Continu-opnamen...............................................................................................................35
Bracketing...........................................................................................................................36
Weergave-toets – opnamestand..............................................................................................37
Navigeren door het automatische opname-menu ...................................................................38
Beeldgrootte .......................................................................................................................40
Beeldkwaliteit......................................................................................................................41
Bestandsgrootte en capaciteit CompactFlash kaart...........................................................42
Spraakopname ...................................................................................................................43
Datum in beeld ...................................................................................................................44
Directe weergave................................................................................................................45
Belichtingscorrectie..................................................................................................................46
Wat is een lichtwaarde (LW)? Wat is een stop?......................................................................47
Multifunctionele opnamestand – geavanceerde handelingen..............................................................48
Autofocusveld en -instelling .....................................................................................................48
Navigeren door het multifunctionele opname-menu................................................................50
Belichtingsmethoden ..........................................................................................................52
Programma-automatiek.................................................................................................52
Diafragmavoorkeuze – A...............................................................................................52
Handinstelling – M.........................................................................................................53
Witbalans............................................................................................................................54
Automatische witbalans.................................................................................................54
Vaste witbalansinstellingen ...........................................................................................54
Eigen witbalansinstelling ...............................................................................................55
8
INHOUD
Scherpstelmethoden...........................................................................................................56
Cameragevoeligheid – ISO ................................................................................................57
Flitsbereik en cameragevoeligheid.....................................................................................57
Full-time AF ........................................................................................................................58
Lichtmeetmethoden............................................................................................................58
Belichtingsbracketing..........................................................................................................59
Digitale zoom en beeldgrootte............................................................................................59
Beeldcorrectie – kleur, verscherping, contrast en kleurverzadiging...................................60
Tijdopnamen............................................................................................................................61
Fotografische basisprincipes................................................................................................................62
Video-clips opnemen............................................................................................................................64
Clips opnemen met de RC-3 afstandsbediening (apart verkrijgbaar) .....................................65
Weergavestand – beelden bekijken en bewerken................................................................................66
Weergavescherm enkelbeeld..................................................................................................67
Weergavescherm filmclips.......................................................................................................67
Beelden bekijken .....................................................................................................................68
Filmclips bekijken ....................................................................................................................69
Beelden wissen .......................................................................................................................69
Weergavetoets – weergavestand ............................................................................................70
Vergrote weergave...................................................................................................................71
navigeren door het weergave-menu........................................................................................72
Weergavemenu – basic ...........................................................................................................74
Beelden wissen ..................................................................................................................74
Beelden vergrendelen ........................................................................................................75
Indexweergave veranderen ................................................................................................75
Weergavemenu – custom 1 (dia-show)...................................................................................76
Weergavemenu – custom 2.....................................................................................................78
Over DPOF.........................................................................................................................78
Een DPOF printopdracht aanmaken ..................................................................................78
Op dracht voor index-print .................................................................................................79
Een DPOF printopdracht opheffen.....................................................................................79
Beelden overzetten.............................................................................................................80
Beeldselectiescherm ...............................................................................................................81
Opnamen op TV weergeven....................................................................................................82
9
Setup-stand – werking van de camera instellen ..................................................................................83
Navigeren door het setup-menu..............................................................................................84
Setup-menu – basic.................................................................................................................86
Helderheid LCD-monitor ....................................................................................................86
CompactFlash kaarten formatteren....................................................................................86
Automatische spaarschakeling...........................................................................................87
Audiosignaal.......................................................................................................................87
Taal .....................................................................................................................................87
Setup-menu – custom 1 ..........................................................................................................88
Bestandsnummergeheugen ...............................................................................................88
Map selecteren...................................................................................................................88
Setup-menu – custom 2 ..........................................................................................................89
Alles terugzetten op standaard...........................................................................................89
Datum en tijd instellen........................................................................................................90
Datumvolgorde instellen.....................................................................................................91
Video-output .......................................................................................................................91
Data-overdracht – verbinding met de computer...................................................................................92
Arcsoft PhotoImpression 3.0 systeemeisen ............................................................................93
QuickTime 5.0 systeemeisen ..................................................................................................93
Camera op computer aansluiten .............................................................................................94
Verbinding met Windows 98 en 98SE .....................................................................................96
Automatische installatie......................................................................................................96
Handmatige installatie ........................................................................................................97
Verbinding met Mac OS 8.6 ....................................................................................................99
Automatische spaarschakeling (data-overdracht) ...................................................................99
Werken met mappen op de CompactFlash...........................................................................100
Camera van de computer loskoppelen..................................................................................102
Windows 98 en 98SE.......................................................................................................102
Windows Me en Windows 2000 Professional ..................................................................102
Macintosh .........................................................................................................................103
CompactFlash kaart verwisselen (data-overdracht)..............................................................104
Appendix .....................................................................................................................................105
Problemen oplossen..............................................................................................................106
Onderhoud en opslag............................................................................................................109
Technische specificaties ........................................................................................................114
ENKELE AANPASINGEN ......................................................................................................116
INFORMATIE OVER DE VOEDING VAN DE CAMERA ........................................................117
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Houd de aangewezen plaatsen zorgvuldig
schoon. Lees de informatie over onderhoud en opslag achterin deze gebruiksaanwijzing (blz. 109).
10
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
CAMERA BODY
Data panel (blz. 13)
Ontspanknop
Objectief*
Lampje zelfont­spanner/afstands­bediening (blz. 32)
Flitser (blz. 30)
Knop digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 28)
Oogje polskoord (blz. 15)
Vergrendeling batterijruimte (blz. 16)
Luidspreker
Microfoon
Ontvanger
afstandsbediening
Keuzeknop (hoofdschakelaar)
Zoekervenster*
Deurtje batterijruimter (blz. 16)
11
Deurtje kaartruimte (blz. 18) De USB- en AV-aansluitingen zitten achter het deurtje van de kaartruimte.
Zoeker* (blz. 12)
LCD-monitor*
(blz. 14)
Menu-toets
Toets flitsmethode/vergroting (blz. 30, 71)
Voedingsaansluiting (blz. 18)
Toegangslampje
QV/Wissen-toets (blz. 26)
Statiefaansluiting
Ontgrendeling deurtje kaartruimte
Transport-toets (blz. 32)
Toets belichtingscorrectie (blz. 46)
Stuurknop
CCD-vlak
Weergavetoets (blz. 37, 70)
12
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
KEUZEKNOP
Volautomatische opnamestand (blz. 20)
Multifunctionele opnamestand (blz. 48)
Weergavestand (blz. 66)
Filmopnamestand (blz. 64)
Setup-stand (blz. 83)
Overspeelstand (blz. 92)
ZOEKER
Scherpstelsignaal( groen)
Flitssignaal (oranje)
Scherpstelkader
De keuzeknop geeft snel en direct toegang tot de belangrijkste gebruiks­standen van de camera; hij fungeert ook als hoofdschakelaar.
13
DATASCHERM
Opnameteller
(blz. 42)
Aanwijzers digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 28)
Belichtingscorrectie (blz. 46)
Cameragevoeligheid (blz. 57) Spotmeting (blz. 58)
Batterijconditie (blz. 17)
Witbalans (blz. 54)
Flitsinstelling (blz. 30)
Handmatige schepstelling (blz. 56)
Beeldgrootte (blz. 40) Beeldkwaliteit (blz. 41)
Transportstand/onbemand gebruik
(blz. 32)
Microfoon (blz. 43)
Belichtingsmethode (blz. 52)
Symbolen digitale onderwerps-
programma’s (blz. 28)
14
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
INFORMATIE OP LCD
b. Flitsmethode (blz. 30)
d. Contrastcorrectie (blz. 60)
e. Correctie kleurverzadiging (blz. 60)
f. Belichtingscorrectie (blz. 46) g. Witbalans (blz. 54)
m. Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 57)
j. Lichtmeetmethode (blz. 58)
l. Waarschuwing cameratrilling (blz. 31)
i. Sluitertijd
k. Diafragma
n. Handmatige scherpstelling (blz. 56)
r. Macro-stand (blz. 28)
q. Transportstand (blz. 32)
o. Scherpstelsignalen (blz. 25) p. Opnameteller (blz. 42)
v. Digitale zoom (blz. 22)
u. Beeldgrootte (blz. 40)
t. Beeldkwaliteit (blz. 41)
s. Batterijconditie (blz. 17)
a. Gebruiksstand (blz. 12)
1. Scherpstelkader (blz. 48)
2. Spotmeetveld (blz. 58)
3. AF-sensors (blz. 23)
h. Belichtingsmethode (blz. 52)/
Digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 28)
c. Verscherping (blz. 60)
15
Bevestig de camerariem aan de oogjes als aan­gegeven.
• Voer de de riem door de lus van het koordje van de lensdop.
• Houdt de riem altijd om uw nek, zodat er geen schade ontstaat wanneer u de camera laat vallen.
Bevestig het koordje aan de lensdop door een van de kleine lussen door het oogje van de dop te voeren (1)en vervolgens de andere lus door de eerste lus te voeren (2) en aan te trekken.
1
2
DRAAGRIEM EN LENSDOP BEVESTIGEN
VOORBEREIDEN EN
AAN DE SLAG
4
3
Knijp met duim en wijsvinger in de klemmetjes aan de buitenkant van de lensdop om de lensdop te ver­wijderen.
• Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan de dop op het objectief.
16
BATTERIJEN VERWISSELEN
Plaats de baterijen.
• Let erop dat de plus- en minpolen van de batterijen goed zitten (zie de afbeelding in de batterijruimte).
Deze digitale camera gebruikt vier AA alkalinebatterijen. Oplaadbare AA-formaat Ni-MH batterijen kunnen ook worden gebruikt; ze zijn aan te bevelen wegens hun langere gebruiksduur per lading. Laad ze altijd met een lader die geschikt is voor geavanceerde elektronische apparatuur. Raadpleeg uw handelaar voor een goede lader.
Wanneer u batterijen verwisselt moet de camera uit staan.
Sluit het batterijdeurtje en schuif het naar de camera toe (4) om te zorgen dat het in de veiligheidsgeleider valt. Schuif de vergrendeling (5) naar de sluitpositie .
• Na het inzetten / verwisselen van de batterijen kan het zijn dat een waarschuwing op de monitor verschijnt dat datum en tijd (opnieuw) moeten worden ingesteld. Stel de klok en kalender in via de custom 2 sectie van het setup menu (p. 84).
Open de batterijruimte door de vergrendeling (1) naar de stand te verschuiven. Schuif het deurtje naar voren (2) om de veiligheidsgeleider vrij te maken; het deurtje moet nu open springen (3).
1
2
4
3
5
VOORBEREIDEN EN AAN DE SLAG
17
SIGNALEN BATTERIJCONDITIE
Batterijen vol - De batterijen zijn vers/geheel geladen. Na inschakeling van de camera is dit symbool vijf seconden lang op de LCD-monitor te zien.
Batterijen leeg (knipperend) - Wanneer dit knipperende symbool verschijnt - de overige informatie is dan verdwenen - dan is er onvoldoende energie om de camera te laten werken. Er kan geen opname worden gemaakt. Vervang de batterijen onmiddellijk.
Batterijen bijna leeg - De energievoorraad is beperkt maar de camera functioneert nog volledig. De batterijen dienen zo snel mogelijk vervangen te worden. Deze waarschuwing verschijnt automatisch en blijft zichtbaar totdat er volle batterijen in de camera zitten.
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING
Om de batterijen te sparen zal de camera displays en onnodige functies uitschakelen wanneer hij een bepaalde periode niet is gebruikt. De LCD-monitor wordt na 30 seconden uitgeschakeld, het datascherm na 1 minuut. Om de displays weer te activeren drukt u op de menu-toets, QV-toets, weergavetoets of stuurknop, of u zet de keuzeknop in een andere stand. De wachttijd voor de automatische spaarschakeling voor de elektronische zoeker en het datascherm kan in de sectie basic van het setup-menu worden ingesteld (blz. 84).
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de batterij-indicatie op het datascherm en de LCD-monitor. Het monitor­symbool verandert van wit in rood wanneer de batterij bijna leeg is. Zijn het datascherm, de elektronische zoeker en de LCD-monitor blanco, dan zijn de batterijen leeg of verkeerd geïnstalleerd.
18
VOORBEREIDEN EN AAN DE SLAG
EXTERNE VOEDING (APART VERKRIJGBAAR)
COMPACTFLASH KAART VERWISSELEN
De netstroomadapter stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Gebruik ervan is aan te bevelen wanneer u de camera op de computer aansluit of wanneer u de camera intensief gaat gebruiken. Netstroomadapter AC-1L is bestemd voor gebruik in Noord-Amerika, Japan en Taiwan, model AC-2L is voor de overige gebieden.
Met de externe High-power Battery Pack Kit EBP-100, een externe stroombron voor deze camera, verhoogt u de gebruiksduur aanzienlijk. De kit bestaat uit een krachtige lithium-ion batterij, een houder en een lader. De batterij en de lader zijn ook los verkrijgbaar. De battery pack geeft een aanzienlijke verhoging vande gebruikstijd per lading.
Steek de miniplug van de netstroomadapter of de battery pack in de voedingsaansluiting.
• Zij de batterijen leeg en gaat u de netstroomadapter aansluiten, verwijder dan altijd eerst de batterijen.
Steek de netstroomadapter in een stopcontact.
Ga niet over op een andere stroombron wanneer de camera aan staat. Zet
de camera altijd uit wanneer u een andere stroombron gaat gebruiken.
Verwijder het dekseltje van de netstroomaansluiting van links af.
• Het dekseltje is aan de body bevestigd om verlies te voorkomen.
Om te kunnen werken moet de camera worden voorzien van een CompactFlash kaart type I Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt de waarschuwing no-card in de monitor en verschijnen drie streepjes (– – –) op de plaats van de opnameteller op het datascherm. Informatie over gebruik en onderhoud van CompactFlash kaarten vindt u op blz 109.
19
Schuif de ontgrendeling omlaag om het deurtje van de kaartsleuf te openen (1).
Schuif de CompactFlash kaart zo ver in de kaartsleuf dat de uitwerphendel naar buiten komt (3).
• Plaats de kaart zo dat de voorzijde naar de voorzijde van de camera is gericht. Duw de kaart altijd rechtstandig naar binnen, nooit schuin. Forceer de kaart nooit. Lijkt een kaart niet te passen, controleer dan of hij niet achterstevoren wordt gehouden.
Sluit het deurtje van de kaartsleuf (4).
Druk op een CompactFlash kaart te verwijderen op de uitwerp-hendel (2). De kaart kan nu worden verwijderd.
• Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn.
Verschijnt de boodschap dat de kaart niet wordt herkend (card not recognized), dan kan het zijn dat de kaart nog moet worden geformatteerd. Het kan zijn dat een CompactFlash kaart die in een ande­re camera is gebruikt eerst moet worden geformatteerd voordat hij te gebruiken is.Verschijnt de boodschap dat gebruik niet mogelijk is (unable to use), dan is de kaart niet compatible met de came­ra en heeft formatteren ook geen zin. U kunt een kaart formatteren via de sectie basic van het setup­menu (blz. 84). Wordt een kaart geformatteerd, dan wordt alle informatie die erop staat permanent gewist.
1
Zet de camera altijd uit en controleer of het toegangslampje niet brandt voordat u een CompactFlash
kaart plaatst of verwijdert, anders kan de kaart beschadigd raken of kan informatie verloren gaan.
2 3 4
20
AUTOMATISCHE
OPNAMESTAND
BASISHANDELINGEN
Dit hoofdstuk behandelt de basis van het werken met de camera. Maak u goed vertrouwd met de handelingen van dit hoofdstuk voordat u naar andere delen van de gebruiksaanwijzing verder gaat.
Dankzij de geavanceerde technologie van de automatische opnamestand hoeft u zich niet te bekom­meren om de camera-instellingen en kunt u zich volledig concentreren op onderwerp en compositie. Hoewel de camera automatisch werkt is het wél mogelijk een aantal instellingen naar eigen smaak an te passen.
Kijk voor het instellen van de klok en de kalender van de camera onder “Navigeren door het setup­menu” op blz. 84. De menu-taal an ook in het setup-menu worden ingesteld.
AUTOMATISCHE OPNAMESTAND
Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de camera met uw linkerhand. Houd uw ellebogen in uw zijden gedrukt en zet uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan.
Maakt u verticale opnamen, houd de camera dan zo dat de flitser boven het objectief zit, en de handgreep onderaan. Zo krijgt u de meest natuurlijke lichtval. Pas op dat u de flitser niet met uw vingers of de riem afdekt.
CAMERA VASTHOUDEN
21
DE CAMERA IN DE AUTOMATISCHE OPNAMESTAND ZETTEN.
Zet de keuzeknop in de automatische opnamestand (1); alle camerafuncties werken nu automatisch.De autofocus-, belichtings en beeldverwerkingssystemen werken samen om zonder inspanning van de kant van de fotograaf mooie opnamen te bereiken.
Veel van de systemen van de camera werken volautomatisch, maar toch is het mogelijk de werking van de camera snel en eenvoudig de optimale instellingen voor een bepaald onderwerp te geven, met de knop voor digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 28). De flitsstand (blz. 30) en de transportstand (blz. 32) blijven ook instelbaar. Beeldgrootte en -kwaliteit kunnen worden gekozen in het menu van de automatische opnamestand (blz.
38).
1
Belichtingsstand
Cameragevoeligheid (ISO) Flitsstand Scherpstelveld Scherpstelregeling Transportstand Belichtingscorrectie Verscherping Kleurinstelling Witbalans
Programma-automatiek Meerveldsmeting Automatisch
Lichtmeetmethode
Automatisch flitsen Breed scherpstelveld Autofocus
0.0 Normal Kleur Auto
Vast Vast Vast Instelbaar* Vast Vast Instelbaar* Instelbaar* Vast Vast Vast
Enkelbeeldtransport
* Veranderingen in de flits- of transportstand worden opgeheven wanneer de keuzeknop in een andere
stand is gezet. Instellingen van de belichtingscorrectie worden teruggezet op 0.0 wanneer de camera wordt uitgeschakeld of er een andere gebruiksstand wordt gekozen.
AUTOMATISCHE OPNAMESTAND
ZOOMOBJECTIEF EN DIGITALE ZOOM
22
Deze camera is uitgerust met een 7,15 tot 28,6mm optische zoom. Het bereik is vergelijkbaar met een 35 tot 140 mm zoomobjectief op een kleinbeeldcamera. Bij kleinbeeld geldt dat een objectief met een brandpuntsafstand korter dan 50 mm als groothoekobjectief wordt aangemerkt, omdat de beeldhoek groter is dan die van het menselijk oog. Brandpuntsafstanden langer dan 50 mm gelden als tele. Daarmee kunnen onderwerpen groot in beeld worden weergegeven. Het effect van de optische zoom is zichtbaar in de zoeker en op de LCD-monitor.
Als aanvulling op de optische zoom is er ook een 2X digitale zoom. De digitale zoom verdubbelt als het ware de brandpuntsafstand, waarmee het telebereik tot 280 mm (kleinbeeld-equivalent) wordt verlengd. Het effect van de digitale zoom is alleen zichtbaar op de LCD-monitor. Wordt de LCD­monitor uitgeschakeld, dan wordt de digitale zoom ook uitgeschakeld (blz. 37). In het menu van de automatische opname-stand kan de digitale zoom buiten werking worden gesteld (blz. 38). In de multifictionele opnamestand kan de digitale zoom buiten werking worden gesteld in de custom 1 sectie van het opnamemenu van de multifunctionele opnamestand (blz. 50).
Druk bij het bereiken van de uiterste tele­stand op de op-toets (T) om de digitale zoomte activeren.
• X2.0 verschijnt in de rechter bovenhoek van de LCD-monitor.
• Druk op de neer-toets om de digitale zoom op te heffen.
De zoom wordt ingesteld met de stuur­knop. Met indrukken van de neer-toets (W) zoomt u uit naar de groothoekstand. Met indrukken van de op-toets (T) zoomt u in naar de telestand van het objectief.
Stuurknop
23
BASISHANDELINGEN OPNAME
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader.
• Voor onderwerpen buiten het beeldcentrum is gebruik van de scherpstelvergrendeling (blz. 24) aan te raden.
• Let goed op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik van het objectief bevindt: 0,5 m - (groothoekstand), 0,9 m - (telestand. Gebruik voor onderwerpen dichterbij dan 0,6 m de macrofunctie (blz. 28).
Druk de ontspanknop half in (1) om scherpstelling en belichting te vergrendelen.
• De scherpstelsignalen (blz. 25) in de monitor geven aan dat de scherpstelling in orde is. Is het scherpstelsignaal rood, dan kon de camera niet goed scherpstellen. Herhaal voorgaande stappen totdat het signaal wit is.
• Is de scherpstelling ingesteld, dan zal een AF-sensor kort op het scherm verschijnen om het punt van scherpstelling aan te geven.
• De sluitertijd- en diafragmawaarde veranderen van wit naar zwart wanneer de belichting wordt vergrendeld.
Druk de ontspanknop geheel in (2) om de opname te maken.
• Het toegangslampje brandt om aan te geven dat de beeldinformatie naar de CompactFlash kaart wordt weggeschreven. Verwijder een CompactFlash kaart nooit als er informatie wordt overgeschreven.
Zet de camera in de automatische opnamestand; hij wordt aangezet en de LCD-monitor wordt geactiveerd.
1
2
24
SCHERPSTELVERGRENDELING
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich buiten het beeldmidden en buiten het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de autofocus niet goed functioneert. U gebruikt deze vergrendeling via de ontspanknop.
Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in en houd hem in die stand.
• De scherpstelsignalen zullen aangeven dat de scherpstelling vergrendeld is. De sluitertijd- en diafragmawaarde veranderen van wit in zwart om aan te geven dat ook de belichting vergrendeld is.
• Wanneer de scherpstelling is voltooid verschijnt de AF-sensor kort in het live-beeld om het scherpstelpunt aan te geven.
Houd de ontspanknop of de AF/AEL-toets ingedrukt, ga terug naar de oorspronkelijke beeldcompositie, en druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
AUTOMATISCHE OPNAMESTAND
SCHERPSTELBEREIK
Groothoekstand
Telestand
Macrostand (blz. 28)
0,5 m - 0,9 m -
0,16 - 0,6 m
Alle afstanden gemeten vanaf het CCD-vlak
CCD-vlak
SCHERPSTELSIGNALEN
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES
Deze digitale camera is uitgerust met een snel en precies autofocus-systeem. Het scherpstelsymbool in de rechter benedenhoek van de LCD-monitor en het groene lam­pje naast de zoeker geven de scherpstelstatus aan.
Scherpstelling in orde.
Scherpstelsymbool: wit Scherpstellampje: brandt
Scherpstelsymbool: rood Scherpstellampje: knippert
Onder bepaalde omstandigheden kan het voorkomen dat een goede scherpstelling niet mogelijk is. Kan het AF-systeem niet op een onderwerp scherpstellen, dan wordt het scherpstelsymbool rood. In die situatie kan de scherpstelvergrendeling worden gebruikt om scherp te stellen op een object dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het onderwerp.
Onderwerp in scherpstelkader heeft te weinig contrast.
Onderwerp is te donker.
Twee onderwerpen op verschillende afstanden overlappen elkaar in het scherpstelkader.
Het onderwerp bevindt zich dichtbij een zeer helder onderwerp of gebied.
25
Scherpstelling niet mogelijk. Onderwerp is te dichtbij of een van onderstaande situaties doet zich voor.
• Ook wanneer de camera niet kan scherpstellen kunnen er opnamen worden gemaakt.
• Kan het AF-systeem niet scherpstellen, dan wordt er ingesteld op oneindig. Wordt de flitser gebruikt, dan wordt de afstand ingesteld tussen 3,0 en 3,8 m. In dat geval kan ook de scherpstelvergrendeling worden gebruikt op een object dat zich op dezelfde opname-afstand bevindt als het onderwerp (blz. 56).
26
AUTOMATISCHE OPNAMESTAND
In de automatische en de multifunctionele opnamestand kunt u gemaakte opnamen meteen bekijken. Druk simpelweg op de QV/Wissen-toets om de opnamen op te roepen, en gebruik de stuurknop om de beelden die op de CompactFlash kaart staan te laten passeren. Opnamen kunnen met verschillende soorten informatie worden weergegeven: datum, opnamenummer, printstatus en vergrendelingsstatus. De instellingen waarmee de opname werden gemaakt kunnen ook worden weergegeven
QV/Wissen-toets
1 2
QUICK VIEW
4
Stuurknop
Menu-toets
3
Druk op de QV/Wissen-toets om de opgenomen beelden weer te geven.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuurknop om de beelden te laten passeren
Druk op de Menu toets of op de ontspanknop om terug te keren naar de opname stand.
Druk op de op-toets om de gegevens van het weergegeven beeld te zien.
• Wordt de informatie weergegeven, dan kunnen de links/rechts-toetsen niet worden gebruikt om naar een ander beeld te gaan. Druk op de neer-toets om de informatieweegave te stoppen.
Om het weergegeven beeld te wissen drukt u op de QV/Wissen-toets.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
27
Bij Quick View kunt u de weergegeven opname wissen. Wanneer u een beeld voor wissen selecteert verschijnt er een bevestigingsscherm voordat de bewerking wordt uitgevoerd.
1
2
3
Druk op het midden van de stuurknop om de opdracht van het bevestigingsscherm te laten uitvoeren.
• De camera keert terug naar Quick View
QUICK-VIEW WEERGAVE
Een gewist beeld kan niet meer worden teruggehaald.
Wees dus behoedzaam wanneer u opnamen wist.
OPNAMEN IN QUICK VIEW WISSEN
Markeer 'Yes' met de links/rechts-toetsen.
"No" heft de uitvoering op.
c. Opnamedatum
g. Beeldnummer/
totaal aantal opnamen
e. Beveiligd bestand (blz. 75) f. Printsymbool (blz. 78)
h. Mapnummer –
nummer beeldbestand
i. Mapnaam (blz. 100)
b. Opnametijdstip
a. Gebruiksstand
Delete this frame?
NoYe s
d. Spraakopname (blz. 43)
Druk op de op-toets om de opname­info te zien.
j. Factor belichtingscorrectie
(blz. 46)
k. Cameragevoeligheids-
instelling (ISO (blz. 57)
l. Witbalansinstelling
(blz. 54)
m. Diafragma n. Sluitertijd o. Beeldkwaliteit (blz. 41)
p. Beeldgrootte (blz. 40)
Met de toets voor de digitale onderwerpsprogramma's (1) optimaliseert u de camera-instellingen voor bepaalde onderwerpen en omstandigheden. Belichting, witbalans en beeldverwerking werken daarbij samen voor de mooiste resultaten.
Met indrukken van de toets voor de onderwerps­programma's doorloopt u de verschillende standen: macro, portret, landschap, nachtportret, tekst en de originele belichtingsstand. Een pijltje wijst het actieve programma aan. Het onderwerpsprogramma blijft in werking totdat u een andere keuze maakt. Op de macro-stand na kunnen de digitale onderwerps­programma’s niet worden gebruikt in de multifunctionele opnamestand.
De camera kiest in principe onder alle omstandigheden de optimale instelling, maar het is mogelijk binnen de onderwerpsprogramma’s enkele instellingen te veranderen. Zo is het mogelijk de flitsstand (blz. 30) te kiezen en kan de belichting met de belichtingscorrectie worden aangepast (blz. 46). Onder extreme verlichtingsomstandigheden kan het voorkomen dat veranderingen in de belichting niet het beoogde effect geven in de standen portret, nachtportret en tekst. De waarschuwing voor cameratrilling (blz. 31) kan verschijnen bij macro, landschap, nachtportret en tekst.
28
AUTOMATISCHE OPNAMESTAND
TOETS DIGITALE ONDERWERPSPROGRAMMA'S
1
CCD-vlak
MACRO – te gebruiken voor dichtbij-opnamen op afstand van 16 tot 60 cm vanaf de CCD. Is de macro-stand geselecteerd, dan zoomt het objectief automatisch naar de juiste stand; de zoomstand kan niet worden veranderd. De LCD-monitor wordt automatisch geactiveerd en moet in plaats van de gewone zoeker worden gebruikt om de beeldcompositie te bepalen. Bij gebruik van de zoeker zou parallax optreden. Wanneer een van de automatische flitsstanden is gekozen (blz. 30), zal de flitser niet afgaan. Als de flitser is gebruikt kan er sprake zijn van extreme overbelichting of van ongelijkmatige belichting.
TEKST – voor een contrastrijke weergave van zwarte tekst op een witte achtergrond. Is een van de automatische flitsstanden (blz. 30) gekozen, dan zal de flitser niet afgaan.
• Gebruik een statief om cameratrilling te vermijden en een maximale scherpte te bereiken.
NACHTPORTRET – voor fraai nachtelijke opnamen. Bij gebruik van invulflits wordt gezorgd voor een goede balans tussen onderwerp en achtergrond.
• Maakt u een nachtelijke overzichtsopname, gebruik dan een statief om cameratrilling te vermijden. Wilt u bij nachtelijke opnamen mensen in de voorgrond fotograferen (nachtportret), zet de camera dan op invulflits (blz. 30). Vraag uw onderwerp ook na de flits nog stil te blijven staan, want om de achtergrond goed weer te geven blijft de sluiter langer open.
29
PORTRET – geeft warme, zachte huidtinten en een lichte extra onscherpte in de achtergrond.
• Portretten worden doorgaans het mooist bij gebruik van de telestand: de proporties binnen het gezicht worden goed weergegeven en de geringe scherptediepte geeft de gewenste onscherpte in de achtergrond. Gebruik bij hard, gericht zonlicht de invulflits (blz. 30) om diepe schaduwen op te laten helderen.
LANDSCHAP – Voor scherpe, kleurrijke landschappen. Is een van de automatische flitsstanden (blz. 30) gekozen, dan zal de flitser niet afgaan).
30
AUTOMATISCHE OPNAMESTAND
Automatisch flitsen
Invulflits
Flitser uit
Automatisch flitsen met rode-ogen­reductie
Invulflits met rode­ogen-reductie
LCD
monitor
Data
panel
Automatisch flitsen – de flitser gaat bij weinig licht en tegenlicht automatisch af.
Rode-ogen-reductie – de flitser geeft twee voorflitsen voor­dat de werkelijke flitsopname wordt gemaakt. Het rode-ogen­effect wordt veroorzaakt door reflectie van het flitslicht in het oog. Gebruik de instelling met rode-ogen-reductie wanneer u bij weinig licht (wanneer de pupillen groot zijn) flitsfoto's van mensen of dieren maakt. Door de voorflitsen worden hun pupillen kleiner.
Flitser uit – de flitser gaat niet af. Gebruik deze instelling wanneer flitsen niet is toege­stand, wanneer het onderwerp zich buiten het flitsbereik bevindt of wanneer u het van nature aanwezige licht wilt gebruiken. Bij weinig licht zal het waarschuwingsteken voor cameratrilling verschijnen (blz. 31).
Invulflits – de flitser gaat bij elke opname af, dus ongeacht de lichtsituatie. Met invulflits kunt u de diepe schaduwen oplichten die bij fel zon­licht ontstaan.
FLITSSTANDEN
U kiest de flitsstand door zo vaak op de flitstoets (1) achter­op de camera te drukken dat de gewenste flitsstand ver­schijnt.
1
Loading...
+ 88 hidden pages