Minolta DIMAGE E201 User Manual [nl]

GEBRUIKSAANWIJZING 9224-2775-15
NL
- 2 -
Gefeliciteerd met uw aankoop van de Minolta DiMAGE E201. Neemt u even de tijd om de gebruiksaanwijzing goed door te lezen, opdat u de mogelijkheden van uw camera maximaal kunt benutten.
Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie omtrent producten die voor mei 2001 op de markt kwamen. Wilt u weten of na die datum uitgebrachte producten in combinatie met deze camera te gebruiken zijn, neemt u dan contact op met een van de Minolta vertegenwoordigingen die op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing staan.
Dit teken aan de onderkant van dit product geeft aan dat het voldoet aan de eisen van de EU (Europese Unie) op het gebied van apparatuur die storing kan veroorzaken. CE staat voor Conformité Européenne (Europese Conformiteit).
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation. Tested by the Minolta Corporation 101 Williams Drive, Ramsey, New Jersey 07446, U.S.A.
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003. Cet appareil numérique de la classe B est conforme à la norme NMB-003 du Canada.
Do not remove the ferrite cores from the cables.
Apple, het Apple logo, Macintosh, Power Macintosh, Mac OS en het Mac OS logo zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gere­gistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows® is Microsoft Windows Operating System. Pentium is een geregistreerd handelsmerk van Intel Corporation. Adobe en PhotoDeluxe zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Inc. QuickTime is een handelsmerk dat onder licentie wordt gebruikt. PowerPC is een handelsmerk van International Business Machines Corporation. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun respectievelijke eigenaren.
- 3 -
VOORDAT U BEGINT
Controleer onderstaande paklijst voordat u deze camera gaat gebruiken. Ontbreken er zaken, neem dan contact op met uw handelaar of met een van de Minolta vesti­gingen die op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing staan.
1 Minolta DiMAGE E201 digitale camera 4 AA alkaline-batterijen 1 Draagriem 1 Foedraal 1 8 MB CompactFlash kaart 1 Videokabel 1 USB-kabel 1 CD-ROM voor DiMAGE E201 1 Adobe PhotoDeluxe Home Edition 4.0 CD-ROM
(Windows versie) 1 Adobe PhotoDeluxe 2.0 CD-ROM (Macintosh versie) 1 Gebruiksaanwijzing 1 Garantiekaart
De DiMAGE E201 CD-ROM bevat Windows en Macintosh versies van Quick Time
4.1 en de DiMAGE E201 Exif Utility, plus USB drivers voor Windows 98, 98SE, ME en 2000 Professional.
VOOR CORRECTE EN VEILIG GEBRUIK
- 4 -
Neem onderstaande waarschuwingen bij het gebruik van de camera ter harte.
Verkeerd gebruik van batterijen kan er voor zorgen dat er schadelijke vloeistoffen uit vrijkomen, dat ze oververhit raken en/of exploderen; dit kan tot schade of persoonlijk letsel leiden. Neem daarom onderstaande waarschuwingen in acht.
Gebruik het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype.
Plaats de batterijen niet met de plus- en minpool verwisseld.
Gebruik geen batterijen die slijtage of beschadiging vertonen.
Stel de batterijen niet bloot aan vuur, hoge temperaturen of vocht.
• Probeer de batterijen niet kort te sluiten of uit elkaar te halen.
• Bewaar batterijen niet in of bij metalen producten.
Gebruik altijd batterijen van gelijk type, merk, fabricagedatum en laadniveau.
Probeer nooit alkalinebatterijen op te laden.
• Gebruik voor het opladen van oplaadbare batterijen alleen een aanbevolen laadapparaat.
Gebruik lekke batterijen niet. Komt er batterijvloeistof in uw oog, spoel het oog dan onmiddellijk schoon met veel schoon water en schakel een arts in. Komt uw huid of kleding in contact met batterijvloeistof, reinig dan grondig met water.
WAARSCHUWING
• Gebruik de netstroomadapter alleen met het voltagebereik dat op de adapter vermeld staat. Een verkeerde adapter of een verkeerd voltage kan door een schok of door brand tot letsel of schade leiden.
Neem dit product niet uit elkaar. Wanneer u een hoog-voltage-circuit in het binnenwerk aanraakt kunt u een elektrische schok krijgen.
Verwijder de batterijen onmiddellijk en gebruik de camera verder niet meer wanneer
door vallen of stoten het binnenwerk, met name dat van de flitser, zichtbaar is. De flitser heeft een hoog-voltage-circuit dat een schok en daardoor letsel kan veroorzaken. Doorgaan een beschadigd product te gebruiken kan tot letsel leiden.
Houd batterijen of andere dingen die ingeslikt kunnen worden uit de buurt van kleine
kinderen. Neem onmiddellijk contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt.
Houd dit product buiten het bereik van kinderen en voorkom dat u ze met dit product
of onderdelen ervan letsel toebrengt.
• Flits niet rechtstreeks in de ogen. Het kan het gezichtsvermogen aantasten. Maakt u
close-ups van een deel van een gezicht, zorg dan voor bescherming van de ogen.
• Flits niet naar voertuigbestuurders. U kunt ze afleiden of verblinden, waardoor onge-
lukken kunnen plaatsvinden.
• Kijk niet naar het LCD-scherm terwijl u loopt of en voertuig bestuurt. Anders kunt u letsel oplopen of een ongeluk krijgen.
• Kijk niet via de zoeker rechtstreeks in de zon of naar sterke lichtbronnen. Het kan uw gezichtsvermogen aantasten of blindheid veroorzaken.
- 5 -
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving. Pak de camera niet met natte handen beet. Treedt er vloeistof in de camera binnen, verwijder dan onmiddellijk de batterijen of trek de stekker van het laadapparaat uit het stopcontact en gebruik de camera niet meer Toch doorgaan het apparaat te gebruiken kan schade of letsel veroorzaken als gevolg van brand of een eletrische schok.
Gebruik dit product niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of verfverdunner. Gebruik geen ontvlambare producten als alcohol, wasbenzine of verfverdunner om dit product te reinigen. Gebruik van ontvlambare reinigings- en oplosmiddelen kan een explosie of brand veroorzaken.
Trek bij het verwijderen van de kabel van de netsroomadapter niet aan de kabel maar
aan de
adapter zelf.
Beschadig, modificeer, verdraai en verhit de kabel van de netstroomadapter niet. Een beschadigde kabel kan door brand of een schok letsel of schade veroorzaken.
Stop het gebruik van dit product wanneer het een vreemde geur, hitte of rook afgeeft.
Verwijder onmiddellijk de batterijen; wees daarbij voorzichtig, want ze kunnen heet zijn.
Gebruik van een beschadigd product of onderdeel kan tot letsel leiden.
Breng of stuur dit product naar de Technische Dienst van Minolta wanneer reparatie nodig is.
Gebruik of bewaar dit product niet in een vochtige of warme omgeving zoals het
dashboard-kastje of de bagageruimte van een auto. Er kan schade aan het product en de batterijen door ontstaan, wat kan leiden tot letsel als gevolg van brand, explosie of vrijgekomen batterijvloeistof.
Beëindig het gebruik van dit product wanneer de batterijen zijn gaan lekken.
De temperatuur van de camera stijgt bij langdurig gebruik. Denk eraan dat d camera
heet kan zijn.
Pas op: bij langdurig gebruik kunnen de CompactFlash kaart en de batterijen (accu’s)
erg warm worden. Wilt u deze direct daarna verwijderen, dan zou dat zelfs brandwonden kunnen veroorzaken. Zet daarom de camera uit en wacht tot e.e.a. is afgekoeld voordat u deze verwijdert.
Laat de flitser niet afgaan wanneer hij in contact is met mensen of voorwerpen. De
flitser geeft veel hitte af.
• Oefen geen druk uit op de LCD-monitor. Een beschadigde monitor kan letsel veroorzaken; de vloeistof uit de monitor is ontvlambaar. Komt vloeistof van de monitor in contact met de huid, was de plek dan met schoon water. Komt vloeistoif van de monitor in contact met de ogen, spoel de ogen dan direct met veel water en waarschuw een dokter.
• Gebruikt u een netstroomadapter, zorg er dan voor dat de stekker goed in het stopcontact zit.
• Gebruik de netstroomadapter niet wanneer de kabel beschadigd is.
• Dek de netstroomadapter niet af. Brand kan het gevolg zijn.
• Zorg dat de netstroomadapter goed bereikbaar is, zodat u de stekker in geval van nood snel uit het stopcontact kunt trekken.
• Koppel de netstroomadapter los van het lichtnet wanneer u hem niet gebruikt of gaat schoonmaken.
Alle noodzakelijke zorg is besteed aan de nauwkeurigheid van de informatie in deze gebruiksaanwijzing. Mocht u desondanks een fout tegenkomen, of mocht u informatie missen c.q. is er iets niet voldoende duidelijk, wilt u dan zo vriendelijk zijn om contact met ons op te nemen.
ATTENTIE
INHOUD
- 6 -
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
CAMERAHUIS........................................................................................10
ZOEKER.................................................................................................12
FUNCTIEKNOP......................................................................................12
DATA-SCHERM ......................................................................................13
SNEL AAN DE SLAG .....................................................................................14
ENERGIE SPAREN ................................................................................14
BATTERIJEN EN COMPACTFLASH KAART PLAATSEN......................15
HANTEREN VAN DE CAMERA .............................................................15
CAMERA INSCHAKELEN......................................................................15
OPNAMEN MAKEN (Opnamestand)......................................................16
OPNAMEN WEERGEVEN (Weergavestand).........................................17
OPNAMEN WISSEN ..............................................................................18
OVER DEZE GEBRUIKSAANWIJZING
INHOUD
Bovenaan veel bladzijden staan hulpsymbolen. Ze geven aan of de camera aan of uit moet staan, wat de benodigde gebruikstand is en de wat positie van de functieknop moet zijn. Speciale waarschuwingen staan in donkergrijze vakjes.
Het ronde symbool geeft aan dat de objectiefbescherming van de camera open moet zijn. Het tweeede symbool betreft de opnamestand.
Het ronde symbool geeft aan de de objectiefbescherming van de camera moet zijn. Het tweede symbool geeft aan dat de camera in de weergavestand staat en dat LCD-monitor met de display/enter-toets moet worden geactiveerd.
De symbool geeft de stand van de functieknop aan.
- 7 -
VOORBEREIDINGEN.....................................................................................19
BATTERIJEN VERWISSELEN ...............................................................20
BATTERIJ-INDICATIES ..........................................................................21
AUTOMATISCHE UITSCHAKELING ......................................................21
NETSTROOMADAPTER GEBRUIKEN (apart verkrijgbaar) ..................22
DRAAGKOORD BEVESTIGEN..............................................................22
COMPACTFLASH KAART PLAATSEN ..................................................23
COMPACTFLASH KAART VERWIJDEREN...........................................24
OPNAMEN MAKEN........................................................................................25
DE CAMERA IN DE OPNAMESTAND ZETTEN ....................................26
WEERGAVE OP DE LCD-MONITOR (Opnamestand)...........................26
OPNAMEN MAKEN - BASISHANDELINGEN........................................27
SCHERPSTELVERGRENDELING.........................................................28
SCHERPSTELLAMPJE/INDICATIE GEEN SCHERPSTELLING...........28
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES ...................................................29
SCHERPSTELBEREIK...........................................................................29
FLITSMETHODEN .................................................................................30
FLITSMETHODE INSTELLEN ...............................................................31
FLITSLAMPJE........................................................................................32
FLITSBEREIK.........................................................................................32
DICHTBIJOPNAMEN (macrostand) .......................................................32
BELICHTINGSCORRECTIE...................................................................34
DIGITALE ZOOM ....................................................................................36
FUNCTIEKNOP EN OPNAMESTANDEN ..............................................37
FILMFUNCTIE ........................................................................................38
WEERGAVEN FILMFUNCTIE................................................................39
CONTINU-OPNAMEN ............................................................................40
ZELF OP DE FOTO (zelfontspanner).....................................................41
INFRAROOD AFSTANDSBEDIENING (apart leverbaar).......................42
INHOUD
- 8 -
OPNAMEMENU (Beeldinstellingen) ...............................................................43
NAVIGEREN DOOR HET OPNAMEMENU ...........................................44
BEELDKWALITEIT.................................................................................46
BEELDFORMAAT ...................................................................................47
BESTANDSGROOTTE ...........................................................................47
WITBALANS...........................................................................................48
VERSCHERPING...................................................................................49
CAMERAGEVOELIGHEID (ISO)............................................................49
CAPACITEIT COMPACTFLASH KAART ...............................................50
OPNAMEN WEERGEVEN (Weergavestand).................................................51
ENKELBEELDWEERGAVE....................................................................52
INDEX-WEERGAVE ...............................................................................53
CAMERA IN WEERGAVESTAND UITSCHAKELEN..............................54
VERGROTE WEERGAVE ......................................................................54
DIASHOW...............................................................................................56
NAVIGEREN IN HET DIASHOW-MENU................................................56
FILMWEERGAVE ...................................................................................58
OPNAMEN OP EEN TV WEERGEVEN.................................................60
WERKEN MET BEELDEN..............................................................................61
BEELDEN OPROEPEN VOOR WISSEN,
VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN.............................................62
AFZONDERLIJKE BEELDEN WISSEN .................................................62
AFZONDERLIJK BEELDEN VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN
.63
NAVIGEREN IN HET WEERGAVE-MENU.............................................64
ALLE BESTANDEN WISSEN .................................................................66
ALLE BESTANDEN VERGRENDELEN..................................................66
ALLE VERGRENDELINGEN OPHEFFEN.............................................66
BEELDEN PRINTEN ..............................................................................67
PRINTSOORT ........................................................................................67
PRINTOPDRACHTMENU ......................................................................68
OPDRACHT INSTELLEN.......................................................................68
ALLE BESTANDEN PRINTEN ...............................................................69
ALLE OPDRACHTEN OPHEFFEN ........................................................69
- 9 -
SETUP-STAND ...............................................................................................71
NAVIGEREN DOOR HET SETUP-MENU..............................................72
HELDERHEID LCD-MONITOR .............................................................74
COMPACTFLASH KAART FORMATTEREN..........................................74
TERMIJN AUTOMATISCHE UITSCHAKELING INSTELLEN ................74
DATUM EN TIJD INSTELLEN ................................................................74
GELUIDSSIGNAAL ................................................................................75
VIDEO-OUTPUT INSTELLEN................................................................75
TERUGKEREN NAAR DE STANDAARDINSTELLINGEN.....................75
AANSLUITING OP DE COMPUTER..............................................................76
SYSTEEMEISEN SOFTWARE ..............................................................77
CAMERA OP EEN COMPUTER AANSLUITEN ....................................78
GEBRUIK MET WINDOWS ME..............................................................79
GEBRUIK MET WINDOWS 2000 PROFESSIONAL..............................80
GEBRUIK MET WINDOWS 98...............................................................82
GEBRUIK MET MACINTOSH.................................................................83
MAPPEN OP DE COMPACTFLASH KAART .........................................84
DiMAGE E201 EXIF UTILITY.................................................................85
CAMERA VAN DE COMPUTER LOSKOPPELEN .................................86
APPENDIX......................................................................................................88
PROBLEMEN OPLOSSEN ....................................................................89
ONDERHOUD EN OPSLAG ..................................................................92
TECHNISCHE GEGEVENS ...................................................................95
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
- 10 -
CAMERAHUIS * Deze camera is een geavanceerde optisch instrument. Denk er goed aan dat u de
met een sterretje gemarkeerde onderdelen schoon houdt. Lees daarvoor de onderhouds- en reinigingsinstructies achterin deze gebruiksaanwijzing (blz. 92).
Functieknop
Zelfontspannerlampje
Data -scherm*
Zoeker­venster*
Voedings­aansluiting
Flits­sensor*
Video-uitgang
Sensor infrarood afstandsbediening*
Objectief*
Schuif objectief bescherming
Flitser*
- 11 -
Onderzijde camerahuis
USB-aansluiting*
LCD-monitor*
Menu-toets
Toets displayenter
Toets omhoog scrollen
Toets omlaag scrollen
Oogje draag­koord
Ontspanknop
Toets flitsmethode/wissen
Toets belichtingscorrectie/vergrendeling
Toets digitale zoom (Digitale zoom bij opname, blz. 36) (Vergrote weergave, blz. 54)
Zoeker*
Deurtje batterij-/kaartruimte
Statiefaansluiting
Flitslampje (oranje) Brandt: flitser opgeladen, opnameklaar. Knippert: flitser wordt opgeladen, opna­me maken is niet mogelijk.
- 12 -
ZOEKER
FUNCTIEKNOP
PC-stand (blz. 76)
Zelfontspanner/afstandsbediening (blz. 41)/
Dia-show (blz. 56)
Enkelbeeldopname (blz. 27)/
Enkelbeeldweergave (blz. 52)
Continu-opname (blz. 40)/
Indexweergave (blz. 53)
Setup-stand (blz. 71)
Filmopname (blz. 38)/ Filmweergave (blz. 58)
• De functieknop geeft snel een eenvoudig toegang tot de hoofdfuncties van de camera.
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
Beeldkader
Scherpstelkader
Scherpstellampje (groen) Brandt: scherpstelling voltooid en vergren-
deld. Knippert snel: scherpstelling niet mogelijk (blz. 28). Knippert langzaam: beeld wordt op CompactFlash kaart opgeslagen / filmclip wordt opgenomen.
- 13 -
DATA-SCHERM
Hieronder ziet u alle schermaanduidingen tegelijk.
* De opnameteller geeft bij benadering aan hoeveel opnamen er bij de geldende instelling voor beeldkwaliteit en -grootte nog op de CompactFlash kaart te maken zijn; wordt een andere beeldkwaliteit of grootte gekozen, dan wordt het aantal opnamen aangepast.
Staal de camera in de filmopnamestand, dan wordt aangegeven hoeveel clips van één minuut er op de CompactFlash kaart op te nemen zijn; “c” is de afkorting voor clip. Is er te weinig ruimte voor een clip van één minuut, dan wordt aangegeven hoeveel seconden er nog resteren. In die situatie telt de opnameteller tijdens de opname af, zodat permanent zichtbaar is hoeveel tijd er nog over is.
Dit deel van het data-scherm wordt gebruikt voor:
• Opnameteller* blz. 50
• Factor belichtingscorrectie. 34
• Waarschuwing ontbreken CompactFlash kaart blz. 23
Flitsmethode blz. 30 Zelfontspanner/afstandsbediening blz. 41 Handmatige witbalansinstelling blz. 48
Belichtingscorrectie blz. 34
Batterijconditie blz. 21
Verscherping blz. 49
Beeldkwaliteit blz. 46
- 14 -
Wilt u de camera lang achtereen aan laten staan of bent u op reis en zijn geen oplaadmogelijkheden onder handbereik, dan u de LCD-monitor beter uit laten en de gewone zoeker gebruiken.
Druk op de Display/Enter-toets om de monitor uit te zetten. Inschakelen doet u door dezelfde knop ca. één seconde ingedrukt te houden.
SNEL AAN DE SLAG
• Energie sparen
• Batterijen en CompactFlash kaart plaatsen
• Hanteren van de camera
• Camera inschakelen
• Opnamen maken
• Opnamen weergeven
• Opnamen wissen
Dit hoofdstuk behandelt de belangrijkste functies voor het maken van een opname, zodat u zo snel mogelijk met uw camera aan de slag kunt. Het is echter sterk aan te bevelen om de totale gebruiksaanwijzing goed door te nemen, zodat u zeker weet dat u uw camera optimaal kunt gebruiken.
ENERGIE SPAREN
SNEL AAN DE SLAG
BATTERIJEN EN COMPACTFLASH KAART PLAATSEN
Plaats de CompactFlash kaart.
• Schuif de kaart zo naar binnen dat de voorkant naar de achterkant van de camera wijst.
• Duw de kaart altijd rechtstandig naar beneden, nooit schuin.
• Gebruik nooit kracht om de kaart naar binnen te schuiven. Past de kaart niet, kijk dan of voor- en achterzijde niet verwisseld zijn.
Op het deurtje van de batterij-/kaartruimte en plaats de batterijen.
• Plaats de batterijen overeenkomstig de plus/min-indicaties op de binnenzijde van het deurtje.
HANTEREN VAN DE CAMERA
Zet de objectiefschuif op om het objectief vrij te maken en de camera in te schakelen.
• De LCD-monitor achter op de camera wordt automatisch geactiveerd.
CAMERA INSCHAKELEN
Pak de camera stevig in uw rechter hand en ondersteun hem met uw linker hand. Houd uw ellebogen in uw zij gedrukt en zet uw voeten schouderbreed uit elkaar. Zo staat u stabiel. pas op dat u uw vingers niet voor het objectief houdt. Houd de camerariem om uw pols voor het geval dat u de camera laat vallen.
- 15 -
- 16 -
SNEL AAN DE SLAG
Druk de ontspanknop half in.
• Het groene scherpstellampje brandt om te bevestigen dat er op het onderwerp is scherpgesteld.
• Wanneer het oranje flitslampje brandt is de flitser geladen en opnameklaar.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Is de LCD-monitor ingeschakeld, dan zal het opgenomen beeld na de opname kort op de LCD-monitor worden vertoond.
• Wanneer de camera bezig is de opname op de CompactFlash kaart weg te schrijven knippert het groene scherpstellampje langzaam.
OPNAMEN MAKEN (Opnamestand)
Zet de functieknop op enkelbeeld­opname ( ).
Bepaald de gewenste beelduitsnede via de zoeker of de LCD-monitor.
• Richt voor een goede scherpstelling het scherpstelkader van de zoeker op het onderwerp, of houd het onderwerp in het midden van de LCD-monitor.
Na inschakeling staat de camera in de opnamestand. Voor het maken van foto’s kunt u de zoeker of de LCD-monitor gebruiken.
SNEL AAN DE SLAG
- 17 -
OPNAMEN WEERGEVEN (Weergavestand)
Gebruik de scroll-toetsen ( ) om van beeld te wisselen.
Ze de functieknop op enkelbeeld ( ).
Houd display/enter-toets ca. 1 seconde ingedrukt om de LCD-monitor te activeren. De camera staat nu in de weergavestand.
Zet de objectiefschuif op om de camera uit te schakelen. Om de weergavestand te activeren moet de camera uit staan.
- 18 -
SNEL AAN DE SLAG
OPNAMEN WISSEN
Druk op de scroll-toetsen ( ) om “YES” te markeren
• “NO” zal de wisprocedure opheffen.
Volg de instructies van de voorgaande bladzijde om ervoor te zorgen dat het beeld dat u wilt wissen op de LCD-monitor te zien is.
Druk op de display/enter-toets om de opname te wissen.
• Het bevestigingsscherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
Druk op flitsmethode/wis-toets.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Gebruik om terug te keren naar de weergavestand de scroll-toetsen ( ) om “NO”, te markeren; druk vervolgens op de display/enter-toets.
DELETE ?
NO
YES
SELECT: ENTER
- 19 -
VOORBEREIDINGEN
• Batterijen verwisselen
• Batterij-indicaties
• Automatische uitschakeling
• Netstroomadapter gebruiken
• Draagkoord bevestigen
• CompactFlash kaart plaatsen
• CompactFlash kaart verwijderen
- 20 -
VOORBEREIDINGEN
Open de batterij-/kaartruimte door hem in de aangegeven richting (1) te schuiven en vervolgens het deurtje te openen (2).
Gaat u batterijen verwisselen, zet dan eerst de camera uit door de objectiefschuif op te zetten.
• De CompactFlash kaart kan beschadigd raken wanneer de batterijen worden verwisseld zonder dat u de camera eerst uitschakelt.
Plaats de batterijen overeenkomstig de +/­aanduidingen op de binnenzijde van het deurtje.
Klap het deurtje dicht (1) en schuif het een stukje naar de voorzijde van de camera. Druk het vervolgens omlaag en schuif het naar de achterzijde van de camera (2) totdat het vastklikt.
BATTERIJEN VERWISSELEN
De Minolta DiMAGE E201 werkt met vier AA alkaline-batterijen. AA Ni-MH batterijen kunnen ook worden gebruikt. Gebruikt u Ni-MH batterijen, laad ze dan volledig op met een speciaal daarvoor bestemde lader. laat u door uw handelaar goed informeren omtrent de juiste lader.
- 21 -
Batterij vol - nieuwe/volledig opgeladen batterij
BATTERIJ-INDICATIES
Beperkte energievoorraad - de batterij is niet vol maar alle functies werken goed.
AUTOMATISCHE UITSCHAKELING
Om energie te sparen schakelt de camera zichzelf automatisch uit wanneer hij 3 minuten niet is gebruikt. Om hem in de opnamestand weer te activeren dient u de camera uit- en weer in te schakelen. Houd in de weergavestand de display/enter-toets ingedrukt totdat de LCD-monitor weer actief is.
• Bij gebruik van batterijen is de termijn voor automatische uitschakeling instelbaar, via de setup-stand (blz. 71 - 74).
• Bij gebruik van de AC-adapter wordt de termijn van automatische uitschakeling ingesteld op 30 minuten.
Deze camera is voorzien van een automatische batterij-indicatie. Is de camera ingeschakeld, dan wordt de batterijconditie op het data-scherm op de bovenzijde van de camera aangegeven. Blijft het data-scherm blanco, dan kunnen de batterijen leeg zijn, of ze zijn mogelijk verkeerd geplaatst.
Batterij bijna leeg (knipperend) - er is onvoldoende energie om de camera goed te laten werken. Er kan geen opname worden gemaakt. Vervang de batterijen meteen. Het symbool is vijf seconden na inschakeling zitbaar, daarna schakelt de camera zichzelf uit.
Batterij bijna leeg - De energiereserve is zeer klein, maar alles werkt nog goed. Vervang de batterijen zo snel mogelijk.
• Controleer na het vervangen van batterijen of de klok van de camera (datum en tijd) nog goed werkt (blz. 71-74). Wordt de netstroomadapter niet gebruikt en blijft de batterijruimte van de camera meer dan 10 minuten geopend, dan kan de klok stil gaan staan of terugkeren naar de basisinstelling. Als dat is gebeurd moet u datum en tijd opnieuw instellen, volgens de instructies op blz. 71-74.
- 22 -
NETSTROOMADAPTER GEBRUIKEN (apart verkrijgbaar)
De netstroomadapter stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Bij intensief of langdurig gebruik spaart u daarmee de batterijen. Wanneer de camera op de computer wordt aangesloten is gebruik ook aan te bevelen.
Plaats de mini-stekker in de netstroomaansluiting van de camera.
• De vorm van de mini-stekker varieert met het model netstroomadapter.
Steek de stekker van de netstroomadapter in het stopcontact.
• De camera kan nu worden ingeschakeld.
Ga niet over op een andere stroombron wanneer de camera aan staat. Schakel de camera altijd uit wanneer u tussen batterij- en netvoeding wisselt.
Haal het andere eind van het koord door de lus en trek het koord aan.
Voer het snelle eind van het draagkoord door het oogje.
DRAAGKOORD BEVESTIGEN
VOORBEREIDINGEN
- 23 -
Voordat u de camera kunt gebruiken moet u er een CompactFlash kaart in plaatsen. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt “CF” op het data-scherm en is er op de monitor een waarschuwing voor het ontbreken van een kaart te zien.
Ga niet over op een andere stroombron wanneer de camera aan staat. Schakel de camera altijd uit wanneer u tussen batterij- en netvoeding wisselt.
Open de batterij-/kaartruimte door hem in de aangegeven richting (1) te schuiven en vervolgens het deurtje te openen (2).
Schuif de CompactFlash kaart in de kaartsleuf totdat de verwijderingshendel omhoog komt.
• Schuif de kaart zo naar binnen dat de voorkant naar de achterkant van de camera wijst. Duw de kaart altijd rechtstandig naar beneden, nooit schuin. Forceer de kaart niet. Past de kaart niet, kijk dan of voor- en achterzijde niet verwisseld zijn.
Klap de verwijderingshendel om als aangegeven.
COMPACTFLASH KAART PLAATSEN
Klap het deurtje dicht (1) en schuif het een stukje naar de voorzijde van de camera. Druk het vervolgens omlaag en schuif het naar de achterzijde van de camera (2) totdat het vastklikt.
VOORBEREIDINGEN
- 24 -
Controleer of de camera uit staat.
COMPACTFLASH KAART VERWIJDEREN
Open de batterij-/kaartruimte door hem in de aangegeven richting (1) te schuiven en vervolgens het deurtje te openen (2).
Klap de verwijderingshendel op.
Duw de verwijderingshendel omlaag. De kaart komt omhoog. Trek de kaart rechtstandig naar buiten.
Denk eraan dat u de batterij/kaartruimte niet opent of de netstroomadapter niet ontkoppelt wanneer de camera in gebruik is. De CompactFlash-kaart kan beschadigd raken wanneer de camera tijdens het wegschrijven van bestanden plotseling zonder stroom komt (het groene scherpstellampje knippert tijdens het opslaan langzaam). Gebeurt het toch, breng dan eerst alle bestanden van de kaart over naar uw computer en formatteer vervolgens de kaart opnieuw.
• Wordt de netstroomadapter niet gebruikt en blijft de batterijruimte van de camera meer dan 10 minuten geopend, dan kan de klok stil gaan staan of terugkeren naar de basisinstelling. Als dat is gebeurd moet u datum en tijd opnieuw instellen, volgens de instructies op blz. 71-74.
VOORBEREIDINGEN
- 25 -
OPNAMEN MAKEN
• De camera in de opnamestand zetten
• Weergave op de LCD-monitor
• Opnamen maken – basishandelingen
• Scherpstelvergrendeling
• Scherpstellampje/waarschuwing geen scherpstelling
• Speciale scherpstelsituaties
• Scherpstelbereik
• Flitsmethoden
• Flitsmethode veranderen
• Flitslampje
• Flitsbereik
• Dichtbij-opnamen (Macro-instelling)
• Belichtingscorrectie
• Digitale zoom
• Functieknop en opnamestanden
• Filmfunctie
• Weergaven filmfunctie
• Continu-opnamen
• Zelf op de foto (Zelfontspanner)
• IR-afstandsbediening
OPNAMEN MAKEN
- 26 -
DE CAMERA IN DE OPNAMESTAND ZETTEN
De camera in de opnamestand zetten is heel eenvoudig. Zet de functieknop op enkelbeeldopname ( ) en zet de objectiefschuif op om het objectief vrij te maken en de camera in te schakelen.
• De LCD-monitor wordt automatisch geactiveerd.
• Om energie te sparen kunt u de LCD­monitor uitschakelen, met de display/enter-toets. Opnieuw indrukken van de display/enter-toets activeert de monitor weer.
WEERGAVE OP DE LCD-MONITOR (Opnamestand)
Wanneer de monitor wordt ingeschakeld of wanneer de opnamestand wordt veranderd verschijnt er gedurende vijf seconden informatie over de camera-instellingen op de LCD-monitor. Deze informatie verschijnt ook wanneer u de flitsmethode, de digitale zoom of de waarde van de belichtingscorrectie instelt. Staat de camera ingesteld op automatisch flitsen, dan verschijnt er geen flitsinformatie op de LCD-monitor.
Opnamestand blz. 37 Flitsmethode blz. 30
Digitale zoom blz. 36 Vergrotingsfactoren X1,0 / X1,4 / X2,0
Waarde belichtingscorrectie (van -2,0 tot +2,0 in stappen van 0,5 licht­waarde) blz. 34
Opnameteller (De opnameteller toont het aantal opnamen op de CompactFlash card.)
SINGLE
+1.5 18
X1.4
- 27 -
OPNAMEN MAKEN
Neem het onderwerp in het scherpstel­kader van de zoeker of in het midden van de LCD-monitor.
• Gebruik de scherpstelvergrendeling voor onderwerpen buiten het beeldmidden (blz. 28).
• Houd de camera zo vast dat er geen vinger voor het objectief komt.
OPNAMEN MAKEN – BASISHANDELINGEN
Druk de ontspanknop half in.
• Het groene scherpstellampje gaat branden om aan te geven dat de scherpstelling in orde is. kan de camera niet op het onderwerp scherpstellen, dan zal het groene lampje knipperen. Herhaal stappen 1 en 2 totdat het scherpstellampje continu brandt.
• Het oranje lampje knippert als de flitser geladen wordt; is het laden voltooid, dan zal het continu branden. Tijdens het laden kan er geen opname worden gemaakt.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• De LCD-monitor zal de gemaakte opname kort laten zien.
• Tijdens het wegschrijven van het beeldbestand op de CompactFlash card zal het groene scherpstellampje langzaam knipperen. Verwijder de CompactFlash kaart niet uit de camera en koppel de netstroomadapter niet los voordat het beeld opgeslagen is. Het scherpstellampje dooft wanneer het beeld is opgeslagen.
- 28 -
SCHERPSTELLAMPJE/INDICATIE GEEN SCHERPSTELLING
Deze camera is uitgerust met een snel en precies werkend autofocus-systeem. Wanneer u de ontspanknop half indrukt stelt het autofocus­systeem scherp op het onderwerp in het scherpstelkader van de zoeker. Het scherp­stellampje (groen) geeft informatie omtrent de status van de scherpstelling wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
OPNAMEN MAKEN
SCHERPSTELVERGRENDELING
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich niet midden in beeld bevindt. U kunt er ook gebruik van maken wanneer normale scherpstelling op het onderwerp niet mogelijk is, zoals in de situaties die hiernaast zijn beschreven.
Plaats het onderwerp in het scherp­stelkader of in het midden van de LCD-monitor. Druk de ontspanknop half in en houd hem zo. Het groene scherpstellampje blijft branden om aan te geven dat de scherpstelling vergrendeld is.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en kies de gewenste beeldcomposi­tie. Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
Scherpstellampje brandt continu: de camera heeft op het onderwerp scherpgesteld en de scherpstelling is vergrendeld.
Scherpstellampje knippert: het onderwerp is te dichtbij of een van de speciale scherpstelsituaties (zie hiernaast) maakt een goede scherpstelling onmogelijk.
- 29 -
SCHERPSTELBEREIK
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES
Onder bepaalde omstandigheden (zie hieronder) kan de camera moeilijkheden met scherpstellen ondervinden. In dat geval zal het scherpstellampje (groen) knipperen. gebruik de scherpstelvergrendeling om scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op gelijke afstand bevindt.
2 Onderwerp binnen scherpstel-
kader heeft te laag contrast.
1 Onderwerp is te donker
3 Twee onderwerpen op
verschillende afstand binnen het scherpstelkader.
4 Onderwerp bevindt zich
dichtbij zeer helder object.
Normale scherpstelling
Macro-instelling blz. 32
0,6 m -
0,3 m - 0,6 m
Wanneer een onderwerp zich niet binnen het scherpstelbereik bevindt knippert het scherpstellampje.
- 30 -
OPNAMEN MAKEN
Wanneer u de camera inschakelt staat hij automatisch in de stand voor automatisch flitsen. U kunt een andere flitsmethoden instellen, maar na uitschakeling keert de camera altijd weer terug naar automatisch flitsen.
AUTOMATISCH FLITSEN
De flitser wordt automatisch ontstoken wan­neer er te weinig licht is.
INVULFLITS
De camera zal bij elke opname flitsen, onge­acht de lichtomstandigheden. Gebruik invul­flits om harde schaduwen op te helderen en bij tegenlichtopnamen.
FLITSER UIT
Schakel de flitser uit wanneer u een onder­werp fotografeert dat buiten het flitsbereik ligt of waneer flitsen niet is toegestaan. Gebruik bij weinig licht dan een statief.
AUTOMATISCH FLITSEN MET RODE-OGEN­REDUCTIE
Gebruik de rode-ogen-reductie wanneer u mensen of dieren in een donkere omgeving fotografeert. De flitser zal een aantal korte voorflitsen geven voordat de werkelijke opna­me wordt gemaakt.
INVULFLITS MET RODE-OGEN­REDUCTIE
MACRO-STAND
Voor het maken van dichtbij-opnamen. Wanneer u de macrostand kiest wordt de flit­ser automatisch uitgeschakeld (zie blz. 32).
FLITSMETHODEN
Weergave LCD ­Monitor
Weergave data­scherm
Flitsmethode
(Geen symboool)
- 31 -
FLITSMETHODE INSTELLEN
Druk in de opnamestand op de flitsmethode/wissen-toets.
• De huidige flitsmethode verschijnt op het data-scherm, zonder andere aanduidingen.
• U hoeft de flitsmethode/wissen-toets niet ingedrukt te houden, eenmaal indrukken is voldoende.
• De flitser kan in de stand continu-opname of filmopname niet worden gebruikt of ingesteld.
Druk op de scroll toetsen ( ) totdat de gewenste flitsmethode op het datascherm of LCD-monitor te zien is.
• Met de scroll-omhoog-toets ( ) doorloopt u de flitsfuncties in de getoonde volgorde.
• Met de scroll-omlaag-toets ( ) doorloopt u de flitsfuncties in omgekeerde volgorde.
Om de flitsmethode in te stellen drukt u op de flitsmethode/wissen-toets of drukt u de ontspanknop half in.
• Wordt er niets gedaan, dan zal de getoonde instelling automatisch worden ingesteld.
- 32 -
OPNAMEN MAKEN
FLITSLAMPJE
Het flitslampje (oranje) geeft de status van de flitser aan wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Brandt continu: de flitser is opgeladen en opnamegereed. Knippert: flitser laadt zich op.
FLITSBEREIK
Voor een goede belichting is het belangrijk dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt.
ISO - Normal instelling 0,6 m - 2,5 m
ISO - High instelling 0,6 m - 5,0 m,
• In de traditionele fotografie word de ISO-norm gehanteerd voor het aanduiden van de filmgevoeligheid. Zie blz. 44 - 49 voor details over de gevoeligheid van de camera.
Met de dichtbij- of macro-instelling kunt u uw onderwerp vanaf een kortere afstand fotograferen dan normaal. In de macrostand is 0,3 m de kortste instelafstand. Om het dichtbij-effect te versterken kunt u de digitale zoom (blz. 36 inschakelen). Deze instelling is niet te combineren met de stand voor continu-opname.
Druk in de stand enkelbeeld-opname op de flitsmethode/wissen-toets.
• De actieve flitsmethode verschijnt op het data-scherm.
DICHTBIJOPNAMEN (macrostand)
- 33 -
Gebruik de scroll-toetsen ( ) om het symbool voor macro-opnamen op het data-scherm te laten verschijnen.
• In de macrostand kan de LCD-monitor niet worden uitgeschakeld.
Druk op de flitsmethode/wissen-toets of druk de ontspanknop half in om de macro­functie in te stellen
• In de macrostand blijft de flitser uitgeschakeld.
Gebruik de LCD-monitor om de beeldcompositie te bepalen.
• Plaats de camera voor optimale resultaten op een stabiele ondergrond, zoals een statief.
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te vergrendelen.
• Knippert het scherpstellampje (groen), kijk dan of het onderwerp zich wel binnen het macro-bereik bevindt: 0,3 m to 0,6 m.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Na de opname blijft de macrostand gehandhaafd totdat hij wordt uitgeschakeld of totdat de camera uit wordt gezet.
OPNAMEN MAKEN
Druk in een van de opnamestanden op de toets voor de belichtingscorrectie.
• De geldende belichtingscorrectiewaarde verschijnt op het data-scherm in de linker benedenhoek van de LCD-monitor.
Druk op de scroll-toetsen ( ) om de gewenste correctiewaarde in te stellen.
• De belichting kan worden gevarieerd over ± 2 LW in stappen van 0,5 LW.
• De verandering in belichting is ook te zien in het beeld op de LCD-monitor.
BELICHTINGSCORRECTIE
+LW Normaal – LW
SINGLE
-1.5
18
X1.0
- 34 -
Met deze instelling zorgt u ervoor dat de automatisch belichting het beeld donkerder of lichter dan normaal maakt. U kunt variaties opgeven tot ±2 LW (lichtwaarden), in stappen van 0,5 LW. Stel de belichtingscorrectie in voordat u de opname maakt. De belichtingscorrectie is in alle opnamestanden te gebruiken.
Waarde belichtingscorrectie
- 35 -
LW staat voor lichtwaarde. Een correctie van 1 LW is gelijk aan 1 sluitertijd- of diafragmastop en betekent een verdubbeling of halvering van de dosis licht.
Druk op de belichtingscorrectie/vergren­delingstoets of druk de ontspanknop half in om de gekozen belichtingscorrectie in te stellen
• De aanduiding voor de belichtingscorrectie ( ) blijft op het data-scherm zichtbaar, om u eraan te herinenneren dat de correctie in werking is.
• Na de opname blijft de correctie-instelling gelden totdat dat de camera wordt uitgeschakeld of de belichtingscorrectie wordt teruggezet op 0,0.
Soms laat de belichtingsmeter van de camera zich door de omstandigheden misleiden. Een belichtingscorrectie brengt dan uitkomst. Zo kan een persoon tegen een zeer lichte achtergrond (denk aan sneeuw of strand) nog wel eens te donker worden weergegeven. Zet in dat geval de belichtingscorrectie voorafgaand aan de opname op +1 LW of +2 LW
In het voorbeeld hiernaast werd de opname in de schemering te licht. Vooral de lucht werd “uitgebleekt”.Door een vermindering van de belichting, met een instelling van -1,5 stop, werden de rijke kleuren van de zonsondergang behouden.
LW
Verandering in instelling Verandering in dosis licht +2,0 +1,0
0,0 –1,0 –2,0
+2 stops
+1 stop
–1 stop
–2 stops
Standaard belichting
4X zoveel licht 2X zoveel licht
1/2 zoveel licht 1/4 zoveel licht
SINGLE X1.0
27
- 36 -
OPNAMEN MAKEN
Druk in een van de opnamestanden voor stilstand beeld op de toets voor digitale zoom.
• De zoom-vergroting verschijnt rechtsboven in de LCD-monitor.
• Digitale zoom is niet te gebruiken in combi­natie met de half-instelling (blz. 47).
• Bij inschakeling van de digitale zoom wordt de LCD-monitor automatisch geactiveerd.
Druk op de scroll-toetsen ( ) om de vergroting op de LCD-monitor te veranderen.
• Door op de omhoog-toets te drukken verandert de vergroting als volgt: X1,0, X1,4, X2,0.
• Na de opname blijft de digitale zoom­instelling gelden totdat dat de camera wordt uitgeschakeld of de digitale zoom wordt uitgeschakeld.
Met de digitale zoom kunt u op het centrale deel van het beeld inzoomen. De toenemende vergroting is alleen op de LCD-monitor te zien, niet in de zoeker. Bepaal uw compositie dus altijd via de LCD-monitor. De digitale zoom kan in de filmstand niet worden gebruikt.
DIGITALE ZOOM
SINGLE X1.4
27
SINGLE
0.0
X2.0
27
- 37 -
OPNAMEN MAKEN
Vergroting Beeldformaat (hor. X vert.)
X1,4 1280 X 856 pixels X2,0 896 X 600 pixels
• Bij gebruik van de digitale zoom maakt de camera een uitsnede. Het beeld wordt niet via interpolatie wordt ‘opgeblazen’ tot 1796 x 1200 pixels. De betekent dat het beeldbestand kleiner wordt naarmate er sterker wordt ingezoomd. De aanduiding van het opname-aantal past zich automatisch aan. Bij vertoning op de LCD-monitor worden de opnamen wel formaatvullend weergegeven.
FUNCTIEKNOP EN OPNAMESTANDEN
Weergave
op monitor
Functieknop Opnamestand
SINGLE
Enkelbeeld-
opname
CONT.
Continu-
opname
MOVIE Filmopnamen
TIMER
Zelfontspanner /
afstands-
bediening
Losstaande opnamen maken
(standaard methode blz. 27).
Om in een keer een aantal
opnamen achtereen te
nemen. (blz. 38).
Voor opnamen bewegend
beeld, maximaal 60 seconden
(blz. 39).
Zelfontspannerfoto’s(blz. 41);
en voor opnamen met de
apart leverbare infrarood
afstandsbediening (blz. 42).
- 38 -
OPNAMEN MAKEN
Druk de ontspanknop geheel in om het opnemen te starten.
• Tijdens de opname is op het datascherm en op de LCD-monitor de resterende tijd af te lezen.
• Het scherpstellampje (groen) knippert om aan te geven dat de camera bezig is op te nemen.
FILMFUNCTIE
Zet de functieknop in de stand voor filmclips.
Neem het onderwerp in beeld als aan­gegeven in de stappen 1 en 2 van de basishandelingen voor het opnemen, blz.
27.
• De belichting voor de filmclip wordt bepaald op het moment dat de ontspanknop voorafgaand aan de opname half wordt ingedrukt.
met deze digitale fotocamera kunt u ook filmclips opnamen, van maximaal 60 seconden lang. In de filmopnamestand wordt de flitser automatisch uitgeschakeld, wordt de witbalans op AUTO ingesteld en de gevoeligheid op normaal. Aanpassingen in de belichting zijn mogelijk met de belichtingscorrectie (blz. 34). De digitale zoom kan niet worden gebruikt.
Druk op de ontspanknop om de opname te stoppen.
• De camera blijft opnemen totdat de ontspanknop opnieuw wordt ingedrukt of totdat de maximale opnametijd is bereikt.
- 39 -
In de opnamestand geeft het data-scherm aan hoeveel clips van één minuut er op de CompactFlash kaart opgenomen kunnen worden; “C” is de afkorting van clip. Is er geen ruimte meer voor een clip van 60 seconden, dan geeft de teller het aantal seconden aan opnameruimte. Tijdens de opname zal de teller in het datascherm vanaf 60 terugtellen, of vanaf een lager getal wanneer er niet meert voldoende ruimte was voor een clip van één minuut.
WEERGAVEN FILMFUNCTIE
Wanneer de camera niet opneemt geeft de teller het aantal filmclips op de CompactFlash kaart aan. Bij een opname start de teller met aftellen vanaf 60 seconden, of minder wanneer er op de kaart geen ruimte meer is voor een volledige clip van 60 seconden.
Data-scherm
LCD-monitor
Opnamestand blz. 37
Waarde belichtingscorrectie
(Van -2,0 tot +2,0 in stappen van 0,5 LW) blz. 34
Teller
MOVIE
+0.5 3
- 40 -
OPNAMEN MAKEN
De camera maakt continu-opnamen wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. Het maximum aantal opnamen dat u in een serie kunt opnemen is afhankelijk van de gekozen kwaliteit (blz. 46). Het beeldformaat (blz. 47) heeft geen invloed op het aantal opnamen dat achtereen kan worden gemaakt.
Beeldkwaliteit Maximaal aantal opnamen S.FINE (Superfijn) 1 FINE (Fijn) 4 STD. (Standaard) 8 ECON. (Economy) 12
Draai de functieknop op om de camera in de stand continu-opname te zetten.
Neem het onderwerp in beeld als aan­gegeven in de stappen 1 en 2 van der basishandelingen voor het opnemen, blz.
27.
• Scherpstelling en belichting worden bepaald op het moment dat de ontspanknop voorafgaand aan de opname half wordt ingedrukt.
CONTINU-OPNAME
Druk de ontspanknop geheel in.
• De camera blijft doorgaan met opnemen maken totdat de ontspanknop wordt losgelaten of totdat het maximum aantal opnamen is bereikt
- 41 -
OPNAMEN MAKEN
ZELF OP DE FOTO (zelfontspanner)
De zelfontspanner stelt het moment van de opname met ca. 10 seconden uit na het indrukken van de ontspanknop. Digitale zoom, flits, belichtingscorrectie en macro kunnen worden gebruikt.
Plaats de camera op een statief en draai de functieknop op om de zelfontspan­ner te activeren.
Bepaal de opstelling van onderwerp en camera. Neem het onderwerp in beeld als aangegeven in de stappen 1 en 2 van de basishandelingen voor het opnemen, blz.
27.
• Bevindt het onderwerp zich buiten het beeldmidden, gebruik dan de scherpstelvergrendeling (blz. 28).
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Het zelfontspannerlampje voorop de camera knippert 8 seconden lang traag, daarna knippert het snel en direct voor de opname brandt het continu.
• Druk de ontspanknop niet in wanneer u zelf voor de camera staat. Wanneer u de ontspanknop indrukt worden belichting en scherpstelling bepaald.
• Om het aftellen te stoppen zet u de functieknop even in een andere stand. Uitschakelen van de camera stopt het aftellen ook.
- 42 -
OPNAMEN MAKEN
De Infrarood (IR) afstandsbedieningl RC-3 maakt draadloze bediening van de camera mogelijk, tot op een afstand van 5 m.
INFRAROOD AFSTANDSBEDIENING (apart leverbaar)
Plaats de camera op statief en en zet de functieknop op om de zelfontspanner/­afstandsbedieningsfunctie in te schakelen.
Bepaald de opstelling van onderwerp en camera. Neem het onderwerp binnen het scherpstelkader wanneer u de camera opstelt.
• Bij gebruik van infrarood afstandsbediening is gebruik van de scherpstelvergrendeling niet mogelijk.
Richt het zendvenster van de afstandsbediening naar de camera en druk op ontspanknop of de ontspanknop met vertraging om de opname te maken.
• Drukt u op de ontspanknop, dan knippert het lampje voorop de camera éénmaal voordat de opname wordt gemaakt.
• Drukt u op de knop voor vertraagd ontspannen, dan knippert het lampje voorop de camera 2 seconden, waarna de opname wordt gemaakt.
• In tegenlichtsituaties of bij fluorescentielicht kan het voorkomen dat de afstandsbediening niet werkt.
Zendvenster
Knop vertraagd ontspannen
Ontspanknop
Emitter window
Delay button
Release button
- 43 -
OPNAMEMENU Beeldinstellingen
• Navigatie door het opnamemenu
• Beeldkwaliteit
• Beeldformaat
• Betstandsgrootte
• Witbalans
• Verscherping
• Cameragevoeligheid (ISO)
• Capaciteit CompactFlash kaart
Het opnamemenu geldt alleen voor stilstaand beeld.
- 44 -
OPNAMEMENU
In het opnamemenu kunt u veranderingen aanbrengen in de standaardinstellingen aangaande beeldkwaliteit, formaat, kleur, verscherping en gevoeligheid. Het opnamemenu kan niet in combinatie met filmopnamen worden gebruikt. Navigeren door het opnamemenu gaat snel en eenvoudig. Zet de camera aan en zet de functieknop in een van de opnamestanden voor stilstaand beeld. Markeer vervolgens de instelling die u wilt veranderen en open die.Volg de onderstaande procedure.
Druk op de menu-toets om het opnamemenu te activeren.
Gebruik de scroll-toetsen om de functie die u wilt veranderen te markeren.
Om de gemarkeerde functie te selecteren drukt u op de display/enter-toets.
Markeer de gewenste instelling met de scroll-toetsen.
1
2
3 4
5
6
3
1
2
5
4
6
Selecteer de gewenste instelling door de display/enter-toets in te drukken.
Verlaat het opnamemenu door op de menu-toets te drukken.
Opnamemenu
NAVIGEREN DOOR HET OPNAMEMENU
Beeldformaat (image size), witbalans (white balance) en verscherping (sharpness) worden na uitschakeling van de camera op hun standaardinstelling teruggezet. Beeldkwaliteit (image quality) en cameragevoeligheid blijven gehandhaafd. Terugzetten op de standaardwaarde kan via het opnamemenu of het setup-menu (blz. 71 - 75).
- 45 -
QUALITY
IMAGE SIZE
WB (Witbalans)
SHARPNESS
ISO (Cameragevoeligheid)
(Daglicht)
(Fluorescentielicht)
(Gloeilamplicht)
S. FINE FINE STD. ECON.
(Superfijn) (Fijn) (Standaard) (Economy)
FULL HALF
AUTO
HARD NORMAL SOFT
HIGH NORMAL
OPNAMEMENU
- 46 -
Deze digitale camera heeft vier instellingen voor beeldkwaliteit: superfijn (S.FINE), fijn (FINE), standaard (STD.) en economie (ECON.). Kies de gewenste kwaliteit altijd voordat u de opname maakt. De beeldkwaliteit wordt bepaald door de sterkte van de compressie van de beeldinformatie en heeft z’n weerslag op de bestandsgrootte. Hoe lager de compressieverhouding, des te hoger is de beeldkwaliteit, en des te groter is het beeldbestand. De stand superfijn geeft de hoogste beeldkwaliteit en de grootste bestanden. de economy-stand geeft de laagste kwaliteit en de kleinste bestanden. Voor normaal gebruik is instelling op standaard voldoende. Wordt er een hoge beeldkwaliteit verlangd, kies dan voor fijn of superfijn. Op een CompactFlash kaart kunt u bestanden van de diverse kwaliteitsinstellingen opslaan.
Instellingen beeldkwaliteit Compressieverhouding
Superfijn 1:1 (geen compressie)
Fijn ca. 1:5
Standaard ca. 1:13
Economy ca. 1:26
Wordt er een andere kwaliteitsinstelling gekozen, dan rekent de camera automatisch uit hoeveel opnamen er bij de nieuwe instelling op de CompactFlash kaart kunnen worden weggeschreven. Het aantal opnamen dat op de gebruikte CompactFlash kaart kan worden opgeslagen is te zien in de opnameteller op het data-scherm. De gekozen kwaliteitsinstelling blijft ook na uitschakeling van de camera behouden. Terugzetten op standaard moet dus handmatig gebeuren. De geldende kwaliteitsinstelling is op het data-scherm bovenopde camera te zien.
BEELDKWALITEIT
OPNAMEMENU
- 47 -
Beeldformaat
Aantal pixels
(hor. X vert.)
Full 1796 X 1200 Half 800 X 600
Er is keuze uit twee beeldformaat-instellingen: full en half. Stel het gewenste beeldformaat altijd in voordat u de opname maakt. Het beeldformaat is van invloed op het aantal opnamen dan op een CompactFlash kaart kan worden weggeschreven; opnamen in de half-stand leveren kleinere bestanden op. Zowel full- als half-beelden worden beeldvullend op de LCD-monitor getoond, maar door de verlaagde resolutie zijn half-opnamen kleiner op de monitor van uw PC.
Na uitschakeling van de camera wordt het beeldformaat altijd weer op full ingesteld. De instelling van het beeldformaat wordt niet op het data-scherm of de LCD-monitor aangeduid. Controleer of het juiste beeldformaat is ingesteld.
BEELDFORMAAT
De grootte van een beeldbestand wordt bepaald door de gekozen instellingen voor beeldkwaliteit en -formaat. Hoe sterk een bepaalde opname kan worden gecompri­meerd is afhankelijk van het onderwerp. Zeer gedetailleerde onderwerpen leveren grotere bestanden op dan scènes met grote egale vlakken. De bestandsgrootten in onderstaande tabel zijn dan ook gemiddelde waarden.
Superfijn Fijn Standaard Economy
FULL 6380 KB 850 KB 330 KB 170KB
HALF 1430 KB 190 KB 70 KB 40 KB
Te verwachten bestandsgrootte
Beeld-
kwaliteit
Beeld­formaat
BESTANDSGROOTTE
- 48 -
Is daglicht, fluorescentielicht of gloeilamplicht gekozen, dan verschijnt de aanduiding van handmatige witbalans (MWB - manual white balance) op het data-scherm. Gebruikt u een handmatige witbalansinstelling, zet de flitsmethode dan op “flitser uit” (zie blz.
31).De witbalansinstelling voor flitslicht, wordt bij inschakeling van de flitser automatisch geactiveerd en negeert handmatige instellingen. Gebruikt u de handmatige witbalansinstelling bij weinig licht, dan is het goed om een statief te gebruiken om trilling te voorkomen, of u stelt de gevoeligheid in op “high”.
WITBALANS
AUTO
Automatische
witbalans
In de stand AUTO meet de camera het type lichtbron en past hij de witbalans dienovereenkomstig aan.
Daglicht
Voor buitenopnamen en door zonlicht beschenen onder­werpen.
Fluorescentie-
licht
Voor fluorescentielicht, zoals TL-kantoorverlichting.
Gloeilamplicht
Voor gloeilamplicht, zoals de gloeilampen voor huis­kamerverlichting.
Weergave op data-scherm
OPNAMEMENU
Met de witbalans is de camera in staat onder uiteenlopende lichtsoorten een neutrale kleurweergave te bereiken. Het effect is te vergelijken met de keuze voor daglicht - en kunstlichtfilm of het gebruik van kleurcorrectiefilters. De handmatige witbalans is nuttig wanneer een scène door een kleur wordt gedomineerd. Denk aan een bos: daar is groen de overheersende kleur. In zo’n geval zou de automatische witbalans mogelijk te sterk corrigeren. Door de witbalans handmatig op daglicht in te stellen wordt het groen ook in de opname groen. De witbalans keert terug naar de stand AUTO wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
Kiest u “HARD” of “SOFT” dan verschijnt de aanduiding voor verscherping (SHARP) op het data-scherm. De verscherping wordt op “NORMAL” gezet wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
- 49 -
VERSCHERPING
Naar keuze worden contouren verscherpt, normaal of verzacht weergegeven. Maak uw keuze voordat u een opname maakt. U kunt kiezen tussen: HARD, NORMAL en SOFT.
HARD:
NORMAL:
SOFT:
verhoogte de scherpte, accentueert kleine details. geen scherpte-aanpassing verzachte het beeld, onderdrukt fijne details
Data Panel Display
CAMERAGEVOELIGHEID (ISO)
In de conventionele fotografie wordt de norm ISO gebruikt om de gevoeligheid van films aan te duiden. De CCD van deze camera heeft een gevoeligheid die vergelijk­baar is met ISO 85. U kunt deze instelling veranderen om de gevoeligheid te verho­gen, tot maximaal ISO 340. Daarmee stemt u de camera af op opnamen bij weinig licht en binnenopnamen zonder flits, en op een groter flitsbereik
De ISO-instelling blijft bij uitschakeling van de camera gehandhaafd; terugzetten moet met de hand gebeuren. Een verandering van de ISO-instelling wordt niet op het data­scherm of op de LCD-monitor getoond. Zet de voor optimale verlichting en resultaten de ISO-instelling op “NORMAL.
0,6 m - 2,5 m
0,6 m - 5,0 m
ISO-instelling
Normal
High
ISO-equivalent
ISO 85
ISO 340
Flitsbereik
- 50 -
OPNAMEMENU
Het aantal opnamen dat u op een CompactFlash kaart kunt opslaan wordt bepaald door de capaciteit (8 MB, 16 MB, 32 MB, 64 MB, enz.) en de grootte van de beeldbestanden. De beeldinhoud bepaalt de exacte grootte van een JPEG-bestand; sterk gedetailleerde beelden vergen extra ruimte. Onderstaande tabel geeft bij bena­dering aan hoeveel doorsnee-beelden er op een 8 MB CompactFlash kaart passen.
Superfijn Fijn Standaard Economy
FULL 1 9 24 47
HALF 5 41 116 178
Kaart capaciteit (bij benadering) bij gebruik van een 8 MB CompactFlash kaart
Beeld-
kwaliteit
Beeld­formaat
• Op een CompactFlash kaart van 8 MB past ongeveer 40 seconden film.
• Op een CompactFlash kaart kunt u beeldbestanden van uiteenlopende beeldgrootte en kwaliteitsinstelling door elkaar opslaan.
• De teller op het data-scherm geeft het aantal opnamen aan dat bij de gekozen instelling voor beeldformaat en -kwaliteit op een CompactFlash kaart kan worden opgeslagen.
• De teller op de LCD monitor geeft het aantal opnamen dat op Compact Flash kaart is opgeslagen, niet hoeveel opnamen er nog te maken zijn.
• Wanneer er met de gekozen instellingen voor beeldformaat en -kwaliteit geen beeld meer kan worden opgeslagen verschijnt op de LCD-monitor een waarschuwing dat de kaart vol is. Door op een lagere kwaliteitsinstelling of op een lager beeldformaat over te gaan (indien mogelijk) ontstaat er nog wat extra ruimte.
• De teller van het data-scherm gaat niet verder dan 99. Gebruikt u CompactFlash kaarten met een grote capaciteit en of neemt u kleine beeldbestanden op, dan is het mogelijk dat er meer dan 99 beelden op te slaan zijn; de teller op het data-scherm geeft dan +99 aan. De teller zal een andere aanduiding geven wanneer het te maken aantal opnamen onder de 100 komt. De LCD-monitor geeft altijd het juiste aantal gemaakte opnamen aan dat op de CompactFlash kaart is opgenomen.
CAPACITEIT COMPACTFLASH KAART
- 51 -
OPNAMEN WEERGEVEN Weergavestand
• Enkelbeeldweergave
• Indexweergave
• Camera in de weergavestand uitschakelen
• Vergrote weergave
• Diashow
• Navigeren door het Diashow-menu
• Filmweergave
• Opnamen op een TV weergeven
De DiMAGE E201 staat in de weergavestand wanneer de camera uitgeschakeld is en de LCD-monitor met de display/enter-toets geactiveerd is.
- 52 -
OPNAMEN WEERGEVEN
Druk op de scroll-toetsen ( ) om andere opnamen weer te geven.
• Met de scroll-omlaag-toets ( ) gaat u vooruit in de volgorde, met de scroll­omhoog-toets ( ) gaat u terug in de beeldvolgorde. Het eerste en het laatste beeld sluiten op elkaar aan.
Houd de display/enter-toets ingedrukt totdat de LCD-monitor aan gaat.
• De meest recente opname verschijnt op de LCD-monitor.
Zet de functieknop op en zet de objectiefschuif in de stand om de camera uit te zetten en de stand enkelbeeldweergave te activeren.
• Voor de weergavestand moet de camera uitgeschakeld zijn.
ENKELBEELDWEERGAVE
2
3
Aanduiding weergavestand
Vergrendelingssymbool blz. 63
Vergrote weergave blz. 54
Opnamenummer / totaal gemaakte aantal opnamen
Vergrotingsfactoren X1,0 / X2,0 / X3,0
PLAYBACK
5 / 25
X1.0
100-0005
Map-nummer - Nummer beeldbestand (blz. 84)
- 53 -
OPNAMEN WEERGEVEN
INDEXWEERGAVE
Draai in de stand enkelvoudige weergave de functieknop op om naar de indexweergave over ter schakelen.
• Bij indexweergave vertoont de monitor negen thumbnails (miniatuurbeelden).
• Een witte rand geeft aan welke opname geselecteerd is.
Gebruik de scroll-toetsen ( ) om de witte rand te verplaatsen.
• Met de scroll-omlaag-toets ( ) plaatst u de rand naar het volgende beeld. Met de scroll­omhoog-toets ( ) brengt u het kader naar de voorgaande opname.
• Wanneer de witte rand op het beeld rechtsonder komt zorgt indrukken van de scroll­omlaag-toets ervoor dat de vijf volgende thumbnails verschijnen, zodat het geselecteerde beeld in het midden van de negen-beelds index komt te staan.
• Wanneer de witte rand op het beeld linksboven komt zorgt indrukken van de scroll­omhoog-toets ervoor dat de vijf vorige thumbnails verschijnen, zodat het geselecteerde beeld in het midden van de negen-beelds index komt te staan.
Vergrendelingssymbool blz. 63
Opnamenummer
123
456
789
• Via de functieknop kun u wisselen tussen enkelbeeld­en index-weergave.
- 54 -
CAMERA IN WEERGAVESTAND UITSCHAKELEN
Druk op de display/enter-toets om de LCD­monitor uit te schakelen; alle functies van de camera zijn nu uitgeschakeld.
OPNAMEN WEERGEVEN
Druk in de stand enkelvoudige weergave op de toets voor digitale zoom.
• In de rechter bovenhoek van de LCD-monitor verschijnt de vergrotingsaanduiding X1.0.
Gebruik de scroll-toetsen ( ) om de gewenste vergroting in te stellen.
• De wijziging van de vergroting wordt meteen doorgevoerd in de beeldweergave op de LCD-monitor.
• Opnieuw indrukken van de toets voor digitale zoom zet de vergroting terug op X1.0 en beëindigt de vergrote weergave.
VERGROTE WEERGAVE Bij vergrote weergave kan het beeld op de LCD-monitor maximaal driemaal worden
vergroot. Wanneer de camera wordt uitgeschakeld wordt de vergrote weergave teruggezet op X1.0.
PLAYBACK
X 1.0
10/27
PLAYBACK
X 3.0
10/27
PLAYBACK
X 2.0
10/27
X1.0 X2.0 X3.0
- 55 -
FULL
X1.0
Instelling digitale zoom bij de opname
X1.4 X2.0
HALF
X1.0/X2.0/X3.0 X1.0/X2.0/X3.0 X1.0/X2.0
X1.0/X2.0 Kan niet vergroten Kan niet vergroten
Beeldformaat van
het opgenomen
beeld
De vergrote weergave wordt beperkte door het beeldformaat een eventueel gebruik van digitale zoom bij de opname. Wanneer bijvoorbeeld een op FULL opgenomen beeld werd opgenomen met X2.0 digitale zoom, dan kan er bij weergave niet worden vergroot tot X3.0.
VERGROTING BIJ VERGROTE WEERGAVE
OPNAMEN WEERGEVEN
3
1
2
5
Navigatie door het diashow-menu gaat snel en eenvoudig. Bij uitgeschakelde camera activeert u de LCD-monitor en zet u de functieknop in de zelfontspannerstand. Markeer de functie die u wilt veranderen en open het instelmenu ervan.
Druk op de menu-toets om het DIASHOW (slide show) menu te activeren.
Gebruik de scroll-toetsen om de functie die u wilt veranderen te markeren.
Om de gemarkeerde functie te selecteren drukt u op de display/enter-toets.
4
Markeer uw keuze met de scroll-toetsen.
1
2
3 4
5
Selecteer de gewenste keuze door op de display/enter-toets te drukken.
NAVIGEREN DOOR HET DIASHOW-MENU
Diashow-menu
De diashow-functie geeft een automatisch vertoning van de op een CompactFlash kaart opgeslagen beelden. In de weergavestand zet u de functieknop op de stand voor gebruik van de zelfontspanner. In het diashow-menu verricht u de presentatie-instellingen. U start en stopt er de vertoning mee en regelt er de weergavetijd mee plus de wisselrichting.
- 56 -
DIASHOW
- 57 -
EXIT
START
INTERVAL
DIRECTION
(geen)
(geen)
3 ~ 60 sec.
FORWARD REVERSE RANDOM
Functie Instellingen
Om de diashow te stoppen: terwijl de diashow wordt vertoond drukt u op de menu-toets om naar het diashow-menu terug te keren. Markeer “EXIT” en druk op de display/enter-toets om de diashow te stoppen.
Om de diashow te starten: markeer “START” in het diashow-menu en druk op de display/enter-toets om de presentatie te starten.
Om te regelen hoe lang elke opname wordt ver­toond: u kunt de tijd instellen van 3 seconden tot.een minuut, in stappen van een seconde.
Om in te stellen hoe de opnamen worden vertoond: in oplopende numerieke volgorde (FORWARD), in aflopende numerieke volgorde (REVERSE), of via een willekeurige automatische keuze.
• U kunt een diashow op elk moment stoppen door de functieknop in een andere stand te zetten.
• De interval- en richting van de presentatie worden na uitschakeling van de camera teruggezet op drie seconden en voorwaarts presenteren.
• Tijdens diashow-weergave werkt de automatische uitschakeling van de camera niet.
Beeldnummer van het vertoonde beeld/ totaal aantal beelden
18 / 25
- 58 -
OPNAMEN WEERGEVEN
FILMWEERGAVE Ook voor de weergave van filmclips geldt dat de camera uitgeschakeld moet zijn.
Schakel de LCD-monitor in door de display/enter-toets in te drukken (1) en de functieknop in de stand voor filmweergave te zetten (2). De LCD-monitor toont het eerste beeldje van elke clip. Gebruik de scroll-toetsen (3) om een clip te selecteren. De teller geeft het clip-nummer plus het totaal aantal clips op de CompactFlash kaart.
1
3
2
Clip-nummer/ totaal aantal clips
MOVIE
2 / 3
Weergave op LCD-monitor (voorafgaand aan weergave)
Verschijnt wanneer wordt gepauzeerd.
- 59 -
5
4
Met een druk op de ontspanknop (4) start u de filmclip. Om de weergave te pauzeren drukt u de ontspanknop in; met opnieuw indrukken herstart u de weergave van de clip. Na afloop verschijnt het eerste beeldje van de clip weer op de LCD-monitor. Om de weergave van een filmclip te stoppen drukt u op een van de scroll-toetsen (5); het eerste beeldje van de volgende of vorige clip verschijnt dan.
PAUSE
Weergave op LCD-monitor (tijdens weergave)
- 60 -
U kunt de op de CompactFlash kaart opgeslagen beelden op TV bekijken. De camera heeft een video-uitgang, waarop u de meegeleverde videokabel kunt aansluiten. De camera is compatible met de NTSC en PAL TV-standaards. De instelling van de video­uitgang kunt u in het setup-menu controleren (blz. 71 - 75).
Schakel de televisie en de camera uit.
Steek de ministekker van de videokabel in de video-uitgang van de camera.
Steek het andere eind van de videokabel in de video-ingang van de televisie.
Zet de televisie aan.
Zet de functieknop van de camera op enkelbeeld-weergave, index­weergave, diashow of filmweergave.
Stem de televisie af op het videokanaal.
• Het weergavemenu van de camera verschijnt op het TV-scherm.
Hou de display/enter-toets ingedrukt om de weergavestand van de camera te activeren.
• De LCD-monitor van de camera wordt niet ingeschakeld wanneer de camera op een TV is aangesloten. Het pieptoontje geeft aan dat de weergavestand actief is. Is het geluidssignaal uitgeschakeld, schakel het dan via het setup-menu in (blz.72).
Bekijk de beelden als beschreven in de teksten over weergave ( blz. 52 en
53), over de diashow (blz. 56) of over de filmweergave (blz. 58).
OPNAMEN OP EEN TV WEERGEVEN
OPNAMEN WEERGEVEN
- 61 -
WERKEN MET BEELDEN
Werken met beelden via de toetsen op de camera
• Beelden oproepen voor wissen, vergrendelen en ontgrendelen
• Wissen van afzonderlijke beelden
• Vergrendelen en ontgrendelen van afzonderlijke beelden
Werken met beelden via het weergavemenu
• Navigeren door het weergavemenu
• Alles bestanden wissen
• Alle bestanden vergrendelen
• Alle bestanden ontgrendelen
• Beelden printen
• Printsoort
• Menu printopdrachten
• Opdracht instellen
• Alle bestanden printen
• Alle opdrachten opheffen
U kunt afzonderlijke beelden wissen, vergrendelen en ontgrendelen met de knoppen bovenop de camera. Het weergavemenu wordt gebruikt voor het wissen, vergrendelen en ontgrendelen van alle beelden op de CompactFlash kaart, plus voor het creëren van DPOF-opdrachten.
- 62 -
WERKEN MET BEELDEN
BEELDEN OPROEPEN VOOR WISSEN, VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN
Schakel de camera uit en activeer de monitor, zet de functieknop op enkelbeeld- of index-weergave voor stilstaande beelden, of op filmweergave voor filmclips in enkelbeeld- of filmweergave. Kies zo met de scroll-toetsen het beeld dat u wilt wissen vergrendelen of ontgrendelen. Gebruik bij index-weergave het witte kader om de thumbnail te selecteren van het beeld dat u u wilt wissen vergrendelen of ontgrendelen.
AFZONDERLIJKE BEELDEN WISSEN
Druk op de display/enter-toets om het beeld te wissen.
• Het scherm van stap 2 verschijnt opnieuw. Wilt u terug naar de weergavestand, druk dan op de scroll-toetsen of markeer “NO,” druk dan op de display/enter-toets.
Druk op flitsmethode/wissen-toets wanneer het te wissen beeld weergegeven wordt.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
U kunt een beeld dat op de CompactFlash kart in uw camera is opgeslagen wis­sen. En beeld dat eenmaal is gewist kunt u echter niet terughalen. U kunt opna­men vergrendelen, waardoor u ze niet per ongeluk kunt wissen.
2
3
• Wilt u een vergrendeld beeld wissen, dan verschijnt een signaal op de LCD-monitor dat aangeeft dat het beeld vergrendeld is en niet kan worden gewist.
DELETE ?
NO
YES
SELECT:ENTER
Druk op de scroll-toetsen ( ) om “YES” te markeren.
• “NO” beëindigt de wisprocedure.
Wilt u een beeld- of filmbestand ontgrendelen, herhaal dan bovenstaande stappen. Vertoon eerst de beeldbestanden die moeten worden ontgrendeld. Het vergrendelings­symbool verdwijnt wanneer de belichtingscorrectieknop/vergrendelingstoets wordt ingedrukt.
- 63 -
VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VAN AFZONDERLIJKE BESTANDEN
Zorg ervoor dat het te vergrendelen beeld­of filmbestand weergegeven wordt en druk op de toets van de belichtingscorrectie.
• Het vergrendelingssignaal verschijnt op de LCD-monitor om aan te geven dat het beeldbestand beschermd is.
U kunt belangrijke beelden vergrendelen, zodat ze niet ongeluk te wissen zijn. Vergrendelde belden zijn met de wisfunctie niet van de CompactFlash kaart te wissen.
Vergrendelde beelden worden gewist wanneer u een CompactFlash kaart for­matteert.
PLAYBACK
Vergrendelingssymbool
123
456
789
- 64 -
WERKEN MET BEELDEN
3
1
2
Druk op de menutoets om het weergavemenu te activeren.
Gebruik de scroll-toetsen om de gewenste instelling te markeren.
Selecteer de gemarkeerde instelling met de display/enter-toets.
1
2 3
NAVIGEREN DOOR HET WEERGAVEMENU
WeergavemenuWeergavemenu Printopdrachtmenu
Stilstaand beeldFilmclips
De menutoets (1) wordt ook gebruikt om naar vorige menu’s terug te keren en om vanuit het weergavemenu naar de weergavestand terug te keren.
Via het weergavemenu kunt u alle beelden op een CompactFlash kaart wissen, vergrendelen en ontgrendelen en bovendien printen. Deze functies moeten voor stilstaand beeld en voor filmclips apart geactiveerd worden. Navigeren door het weergavemenu gaat snel en eenvoudig. Schakel de camera uit en de LCD-monitor in, zet de functieknop op enkelbeeld- of index-weergave voor stilstaand beeld of op filmweergave om met filmclips te werken. Markeer de gewenste functie en activeer hem.
- 65 -
DELETE ALL
LOCK ALL
UNLOCK ALL
PRINT
INDEX
STD
NO
YES
Bevestigings­scherm
Weergavemenu
Printopdrachtmenu
SET ORDER
PRINT ALL
CANCEL ALL
0* IMAGES
NO
YES
Bevestigings­scherm
Sleutel
Doorlopende lijn staat voor gebruik van de display/enter-toets
Stippellijn staat voor gebruik van de menu­toets
Printselectie­scherm
blz. 68
Bevestigingsschermen - “NO” kiezen stopt de uitvoering, “YES” kiezen geeft uitvoering van de opdracht. * Het printopdrachtmenu geeft het aantal opnamen dat zal worden afgedrukt onderaan het scherm weer.
U kunt alle beelden en filmclips in één keer van de CompactFlash kaart wissen. Zijn ze eenmaal gewist, dan kunt u ze niet meer terughalen; wees dus voorzich­tig wanneer u gaat wissen. Belangrijke bestanden kunt u vergrendelen, zodat ze niet per ongeluk kunnen worden gewist (blz. 63).
- 66 -
WERKEN MET BEELDEN
ALLE BESTANDEN WISSEN (DELETE ALL)
ALLE BESTANDEN VERGRENDELEN (LOCK ALL)
ALLE VERGRENDELINGEN OPHEFFEN (UNLOCK ALL)
Wanneer u de opdracht geeft alle bestanden te wissen worden alle niet vergrendelde beelden van de CompactFlash kaart gewist. Gewiste beelden kunnen niet worden teruggehaald. Denk erom alle belangrijke bestanden te vergrendelen voordat u deze opdracht geeft. Kijk voor het wissen van afzonderlijke bestanden op blz. 62. Hebt u de opdracht om alles te wissen in het weergavemenu gekozen, dan verschijnt een bevestigingsscherm; “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht. Wanneer er vergrendelde bestanden aanwezig zijn, dan verschijnt er een signaal dat dat aangeeft; alle niet vergrendelde beelden worden nu van de CompactFlash kaart gewist. U kunt stilstaande beelden en filmclips niet tegelijk wissen. Om foto’s te wissen moet de functieknop op enkelvoudige of indexweergave staan.Voor het wissen van filmclips moet de functieknop op filmweergave staan.
Met deze functie vergrendelt u alle opnamen die op de CompactFlash kaart zijn opgeslagen. Is een beeld eenmaal vergrendeld, dan kan het met geen enkele wis­functie worden gewist; het gaat alleen verloren wanneer de CompactFlash kaart opnieuw wordt geformatteerd. U kunt stilstaande beelden en filmclips niet tegelijk vergrendelen. Om foto’s te vergrendelen moet de functieknop op enkelvoudige of indexweergave staan. Kijk op blz. 63 voor het vergrendelen van filmclips.
Is de opdracht voor het vergrendelen van alle bestanden geselecteerd, dat verschijnt een bevestigingsscherm; “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de
opdracht
.
Met deze functie ontgrendelt u alle vergrendelde opnamen die op de CompactFlash kaart zijn opgeslagen. Is een beeld eenmaal ontgrendeld, dan kan het met alle wis­functies worden gewist. U kunt stilstaande beelden en filmclips niet tegelijk ontgrendelen. Om foto’s te ontgrendelen moet de functieknop op enkelvoudige of indexweergave staan. Kijk op blz. 63 voor het ontgrendelen van filmclips.
Is de opdracht voor het ontgrendelen van alle bestanden geselecteerd, dat verschijnt een bevestigingsscherm; “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de
opdracht
.
Wanneer u een printopdracht creëert kan er een indexprint plus een set standaard prints worden gemaakt. Is de printsoort eenmaal in het weerergavemenu gekozen, dan zullen handelingen in het printopdracht-menu alleen de geselecteerde printsoort aangaan. Om van de DPOF­bestanden prints te laten maken kunt u de CompactFlash kaart inleveren bij een foto­afwerkadres, of u steekt de kaart in de kaartsleuf van een printer die DPOF ondersteunt. Na het maken van afdrukken blijft het DPOF­bestand op de CompactFlash kaart aanwezig; het moet handmatig worden opgeheven.
- 67 -
WERKEN MET BEELDEN
Deze camera ondersteunt DPOF™ versie 1.1. DPOF (Digital Print Order Format) werd in samenwerking ontwikkeld door Eastman Kodak Company, Canon Inc., Fuji Photo Film Co., Ltd. en Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. voor direct printen vanuit digitale camera’s. Met dit formaat is het mogelijk beelden van digitale camera’s door professionele digitale printapparatuur en table top printers (bijv. ink jet printers) te laten afdrukken. Met DPOF kunt u bepalen van welke foto’s op de CompactFlash kaart u afdrukken wilt hebben. U kunt bepalen welke opnamen u wilt laten printen, en hoeveel u prints u wilt. Bevat de CompactFlash kaart DPOF-informatie van een andere camera, dan zal die informatie vervallen wanneer de kaart in de E201 wordt gebruikt. Met beelden die door een andere camera zijn opgenomen kan deze camera geen DPOF-bestanden maken.
PRINTSOORT (INDEX, STD)
STD (Standaard):
INDEX:
Index-print
elk geselecteerd beeld wordt apart afgedrukt. maakt een index-print met de geselecteerde beelden
Van stilstaande belden kunt u prints maken. Om een DPOF-bestand te maken moet de functieknop op enkelvoudige of indexweergave staan. het weergavemenu biedt keuze uit twee printsoorten: standaard en index.
BEELDEN PRINTEN
PRINTOPDRACHTMENU
WERKEN MET BEELDEN
Is de printsoort eenmaal in het weergavemenu gekozen en opgegeven, dan verschijnt het printopdrachtmenu. Met het menu stelt u in welke beelden geprint moeten worden of heft u een printopdracht op.
2
3
1
Druk op de menu-toets om van het printselectiescherm terug te keren naar het printopdrachtmenu.
Gebruik de scroll-toetsen om het gewenste beeld te markeren.
Wilt u het gemarkeerde beeld selecteren, druk dan op de display/enter-toets.
3
1
2
OPDRACHT INSTELLEN (SET ORDER)
- 68 -
123
456
SET:ENTER 5 / 15
Printselectiescherm
Met deze functie kunt u voor het printen een eigen selectie uit de beelden op de CompactFlash kaart maken. Wanneer de functie set order is gemarkeerd en ingesteld verschijnt het printselectiescherm. Een witte rand omgeeft de laatst gemaakte opname. Gebruik de scroll-toetsen om het witte kader te verplaatsen. Bereikt het kader de laatste opname van een scherm, dan verschijnen na opnieuw indrukken van de scroll­toets drie nieuwe beelden. Een teller in het printselectiescherm geeft aan hoeveel opnamen er op de CompactFlash kaart staat en hoeveel u er hebt geselecteerd.
Wilt u een beeld selecteren om te laten afdrukken, plaats dan het witte kader om de desbetreffende thumbnail en druk op de display/enter-toets (2); een witte balk onder de thumbnail geeft aan dat het beeld is geselecteerd. Wilt u de selectie van een beeld opheffen, herhaal dan de handeling; de witte balk verdwijnt. Om terug te keren naar het printopdrachtmenu drukt u op de menu-toets (3); het aantal geselecteerde beelden is onderaan het printopdrachtmenu te zien.
- 69 -
ALLE BESTANDEN PRINTEN (PRINT ALL) Met deze opdracht selecteert u alle opnamen op de CompactFlash kaart om te laten
afdrukken. Is deze functie geselecteerd, dan verschijnt er een bevestigingsscherm. “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht. Het aantal beelden van de printopdracht verschijnt onderaan het printopdrachtmenu. Om terug te keren naar het weergavemenu drukt u op de menu-toets.
ALLE OPDRACHTEN OPHEFFEN (CANCEL ALL) Met deze functie heft u het DPOF-bestand op. Is deze functie geselecteerd, dan
verschijnt er een bevestigingsscherm. “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht. Wordt de opdracht opgeheven, dan verschijnt “0 IMAGES” onderaan het printopdrachtmenu. Deze functie heft alleen de printopdracht voor de printsoort op die in het weergavemenu werd gekozen. Wordt een opdracht voor standaard prints opgeheven, dan blijft een nog aanwezige opdracht voor een indexprint dus gehandhaafd. Wilt u die ook opheffen, begin dan in het weergavemenu en kies index als printsoort; hef vervolgens die printopdracht op. Om terug te keren naar het weergavemenu drukt u op de menu-toets.
- 70 -
- 71 -
SETUP-STAND
• Navigeren door het setup-menu
• Helderheid LCD-monitor
• CompactFlash kaart formatteren
• Termijn automatische uitschakeling instellen
• Datum en tijd instellen
• Geluidssignaal
• Video-uitgang instellen
• Terugkeren naar de standaardinstellingen
In de setup-stand kunt u de werking van de camera naar eigen voorkeur instellen.
- 72 -
SETUP-STAND
met het setup-menu kunt de standaardinstellingen van de camera wijzigen voor de helderheid van de lcd-monitor, de termijn voor automatische uitschakeling, datum en tijd plus het video-uitvoersignaal. Via het setup-menu kunt u ook een CompactFlash kaart formatteren, en de camera op de standaardinstellingen terugzetten. De instellingen van het setup-menu blijven na uitschakeling van de camera gehandhaafd. Navigeren door het setup-menu gaat snel en eenvoudig. Staat de camera in een opname- of weergavestand, zet de functieknop dan in de setup-stand. In de opnamestand zal de monitor automatisch worden ingeschakeld; in de weergavestand moet de monitor worden geactiveerd met de display/enter-toets. Markeer de instelling die u wilt veranderen en selecteer die instelling vervolgens.
Gebruik de scroll-toetsen om de functie te markeren die u wilt veranderen.
Druk op de display/enter-toets om de gemarkeerde functie te selecteren.
Markeer de gewenste instelling met de scroll-toetsen.
1
2 3
4
2
1
4
3
Selecteer de gewenste instelling door op de display/enter-toets te drukken.
NAVIGEREN DOOR HET SETUP-MENU
- 73 -
Setup-menu
LCD BRIGHT
BRIGHT NORMAL DARK
FORMAT
POWER OFF
DATE TIME NEXT
BACK
BEEP
VIDEO OUT
DEFAULT
30 MIN 10 MIN 5 MIN 3 MIN
ON OFF
NTSC PA L
NO
YES
NO
YES
Bevestigings­scherm
Bevestigings­scherm
Stijl
YYYY/MM/DD MM/DD/YYYY DD/MM/YYYY
Year
Month Day
Hour
Minute
Bevestigingsschermen - “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht. Scrollen naar de onderzijde van het eerste scherm of de bovenzijde van het tweede scherm voert automatisch naar het volgende scherm.
- 74 -
SETUP-STAND
HELDERHEID LCD-MONITOR (LCD BRIGHT)
TERMIJN AUTOMATISCHE UITSCHAKELING INSTELLEN (POWER OFF)
COMPACTFLASH KAART FORMATTEREN (FORMAT)
DATUM EN TIJD INSTELLEN (DATE, TIME)
Voor de helderheid van de LCD-monitor kunt u kiezen uit drie niveaus: (licht (bright), normaal (normal) en donker (dark). Het gekozen niveau wordt zowel voor opname als weergave toegepast. De instelling heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Na uitschakeling van de camera blijft de instelling gehandhaafd.
Met deze functie formatteert u CompactFlash kaarten. De bij de camera geleverde kaart is al geformatteerd. Los gekochte CompactFlash kaarten moeten mogelijk nog worden geformatteerd. Formateer de CompactFlash met de camera; gebruik nooit een computer om een CompactFlash kaart te formatteren. Bij het formatteren wordt alle informatie permanent van de CompactFlash kaart gewist, ook vergrendelde bestanden. Kiest u de formatteer-functie, dan verschijnt een bevestigingsscherm “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht.
Het formatteren van een CompactFlash wist alle informatie van de kaart.
Om de batterijen te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld wanneer hij een bepaalde tijd niet is gebruikt. De termijn van uitschakeling kun worden ingesteld op 3 minuten, 5 minuten, 10 minuten en 30 minuten. Gebruikt u de netstroomadapter, dan vindt automatische uitschakeling plaats na 30 minuten. Deze waarde kan niet worden veranderd.
Wanneer de camera een stilstaand beeld maakt registreert hij de datum en tijd van de opname. De camera slaat deze informatie als een Exif-bestand op, dat door de DiMAGE E201 Exif Utility software kan worden gelezen. Zorg ervoor dat datum en tijd goed zijn ingesteld. Kiest u de datum-functie van het setup-menu, dan geeft de LCD-monitor het datum- en tijdscherm weer. Gebruik de scroll-toetsen om de weergavestijl te kiezen:YYYY/MM/DD (jaar, maand dag), MM/DD/YYYY (maand, jaar, dag), DD/MM/YYYY (dag, maand, jaar). Nadat de weergavestijl met de display/enter-toets is geselecteerd moeten de waarden voor jaar, maand, dag, uur en minuut worden ingesteld. Gebruik de scroll­toetsen om elke waarde in te stellen en de display/enter-toets om de waarde vast te leggen. Na instelling van de minuten verschijnt het setup-menu. Kiest u de tijd-functie van het setup-menu, dan geeft de LCD-monitor het datum- en tijdscherm weer. De tijdfunctie is een versnelde instelling die de datum en de weergavestijl overslaat. Gebruik de scroll-toetsen om elke waarde in te stellen en de display/enter-toets om de waarde vast te leggen. Na instelling van de minuten verschijnt het setup-menu.
- 75 -
GELUIDSSIGNAAL (BEEP)
VIDEO-UITGANG INSTELLEN (VIDEO OUT)
De camera heeft een geluidssignaal dat klinkt wanneer een knop wordt ingedrukt. Het is uitschakelbaar.
U kunt de beelden van de camera op een TV vertonen (blz. 60). Het video­uitgangssignaal kunt u instellen op NTSC en PAL. Noord-Amerika gebruikt de NTSC standaard, Europa gebruikt PAL. Kies de juiste instelling voordat u beelden via de TV gaat weergeven.
TERUGKEREN NAAR DE STANDAARDINSTELLINGEN (DEFAULT)
Met deze functie worden alle standaardinstellingen weer van kracht. Kiest u de default­functie, dan verschijnt een bevestigingsscherm. “NO” stopt de uitvoering, “YES” zorgt voor uitvoering van de opdracht. Standaard gelden de volgende instellingen:
* Keert terug naar standaardinstelling wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
1
. De standaardinstelling voor Noord-Amerikaanse en Japanse markten is NTSC en jaar/maand/dag. Dag/maand/jaar en PAL is de standaardinstelling voor alle andere markten.
Standaardinstelling
Beeldkwaliteit (blz. 46)
Beeldformaat (blz. 47)*
Witbalans (blz. 48)*
Verscherping (blz. 49)*
Gevoeligheid (ISO) (blz. 49)
Interval (Diashow, blz. 57)*
Richting (Diashow, blz. 57)*
Helderheid LCD-monitor (blz. 74)
Autom. uitschakeling (blz. 74)
Datumvolgorde (blz. 74)
Geluidssignaal (blz. 75)
Video-uitgang (blz. 75)
Standaard (STD.)
Full
Auto Normal Normal
3 seconden
Forward
Normal
3 minuten
Regionale instelling
1
On
Regionale instelling
1
- 76 -
AANSLUITING OP DE COMPUTER
Lees dit gehele hoofdstuk goed door voordat u de camera op een computer aansluit. Wordt er een vergissing gemaakt, dan kan de camera, de CompactFlash kaart of de beeldinformatie beschadigd raken.
• Systeemeisen software
• Camera op een computer aansluiten
• Gebruik met Windows ME
• Gebruik met Windows 2000 Professional
• Gebruik met Windows 98
• Gebruik met een Macintosh
• Mappen op de CompactFlash kaart
• DiMAGE E201 Exif Utility
• Camera van de computer loskoppelen Voor Windows 98 Voor Windows ME Voor Windows 2000 Professional Voor Macintosh
AANSLUITING OP DE COMPUTER
USB-poort als standaard interface
De camera werkt als een extern opslagstation. Om de beelden in de camera vanuit de computer te benaderen moet aan de volgende computer-eisen worden voldaan.
IBM PC / AT Compatible
Macintosh
Voorgeïnstalleerde Windows 98, 98SE, ME
of 2000 Professional
Voorgeïnstalleerd Mac OS 9.0 - 9.1
- 77 -
16 MB RAM of meer
SYSTEEMEISEN SOFTWARE
Adobe PhotoDeluxe
IBM PC / AT Compatible
Macintosh
Pentium II 233MHz of of conpatible proces-
sor
68040 computer of Power Macintosh
Windows 95, 98, NT4.0 met servicepack 5 Mac OS 7.2 of later
32 MB RAM (64 MB voor Windows NT) 16 MB RAM of meer
100 MB ruimte op hard disk of meer 70 MB ruimte op hard disk of meer
800 X 600 16 bit kleur videoweergave 640 X 480 monitor met 256 kleuren
CD-ROM drive CD-ROM drive
Quick Time 4.1
IBM PC / AT Compatible
Macintosh
Pentium 90 MHz of sneller Power Macintosh
Windows 98, 98SE, 2000, ME Mac OS 9.0 - 9.1
8 MB RAM of meer 5 MB RAM of meer
10 MB ruimte op hard disk of meer 10 MB ruimte op hard disk of meer
640 X 480 monitor met 256 kleuren 640 X 480 monitor met 256 kleuren
CD-ROM drive CD-ROM drive
IBM PC / AT Compatible
Macintosh
Pentium computer Power Macintosh
Windows 95, 98, NT 4.0, 2000 Mac OS 7.5.5 of later
16 MB RAM of meer
DiMAGE E201 EXIF Utility
Fotobewerkingssoftware om belden te beoordelen en te manipuleren en te corrigeren. Volg voor installatie de instructies in de read-me map en het installatieprogramma.
Adobe meldt geen compatibiliteitsproblemen voor PhotoDeluxe met Windows 2000 Professional of Windows ME. Hebt u vragen aangaande PhotoDeluxe neem dan contact op met Adobe op www.adobe.com.
Voor het bekijken van datum-, tijd- en opname-informatie (blz. 85).
Voor het bekijken van filmclips.Volg voor de installatie van Quick Time de instructies in de read-me map en in het installatieprogramma. Gebruikers van Windows ME kunnen voor het bekijken van filmclips de bijbehorende media player gebruiken.
Zorg voor een rechtstreekse verbinding tussen camera en computer. Gebruik van een USB-hub kan ertoe leiden dat de camera niet goed werkt. Herkent de computer de camera niet, koppel de camera dan los en herstart de computer. Herhaal vervolgens de aansluitprocedure. Gebruik een verse set batterijen wanneer u de camera op de computer aansluit. Gebruik van de netstroomadapter is boven het gebruik van batterijen te prefereren.
- 78 -
AANSLUITING OP DE COMPUTER
PC-STAND
3
COMPUTER
CAMERA OP EEN COMPUTER AANSLUITEN
1
Start de computer.
• De computer moet aanstaan voordat u de camera inschakelt.
2
Schuif de CompactFlash kaart in de camera.
• De CompactFlash kaart mag niet worden gewisseld terwijl de camera aan staat en aan de computer is gekoppeld. Kijk of de juiste kaart in de camera zit.
3
Zet de functieknop op “PC” en zet de camera aan.
• U moet de functieknop op “PC” zetten voordat de camera op een computer wordt aangesloten.
• De PC-stand werkt in de opname- en de weergavestand. Zet de camera aan door de objectiefschuif te openen (opnamestand), of druk op de display/enter­toets (weergavestand).
4
Steek de brede stekker van de USB-kabel in de camera.
• Zorg ervoor dat de stekker goed vast zit.
• “USB” en de pijl moeten aan de bovenkant zitten.
5
Steek de andere kant van de USB-kabel in de USB-aansluiting van de computer.
• Zorg ervoor dat de stekker goed vast zit.
4
5
Het laatste venster bevestigt dat de driver is geïnstalleerd. Klik om de wizard af te sluiten. Opent u het venster “Deze Computer”, dan ziet u een nieuw symbool: een removable hard disk. Dubbelklik daarop om de CompactFlash kaart van de camera te openen, zie blz. 84.
• U hoeft de driver maar eenmaal te instal­leren. De computer zal de camera voortaan automatisch herkennen en het symbool van de removable disk weergeven.
Wanneer de camera wordt aangesloten herkent de computer een nieuw apparaat en wordt de hardware-wizard geopend. Plaats de DiMAGE E201 CD-ROM in de CD-ROM drive. Geef aan dat u zelf de locatie van de driver opgeeft en klik om verder te gaan.
- 79 -
AANSLUITING OP DE COMPUTER
GEBRUIK MET WINDOWS ME
De wizard voor nieuwe hardware zal de locatie van de driver bevestigen. Klik om verder te gaan en de driver te installeren.
Geef ook op het volgende scherm aan dat u zelf de locatie bepaalt en zoek de driver op de CD-ROM. Staat de driver in het venster klik dan om verder te gaan.
- 80 -
AANSLUITING OP DE COMPUTER
Wanneer de camera wordt aangesloten herkent de computer een nieuw apparaat en wordt de hardware-wizard geopend. Plaats de DiMAGE E201 CD-ROM in de CD-ROM drive. Klik om te vervolgen.
GEBRUIK MET WINDOWS 2000 PROFESSIONAL
Kies de optie waarbij de wizard zelf de driver zoekt. Klik om door te gaan.
Kies op het scherm voor het lokaliseren van de drivers voor het opgeven van de locatie. Klik om te vervolgen.
Op het volgende scherm moet u de driver op de CD-ROM te zien krijgen; U kunt de functie “Bladeren” gebruiken om zelf te zoeken. Wordt de locatie van de driver in het venster getoond, klik dan op “OK.”
- 81 -
De wizard voor nieuwe hardware bevestigt de locatie van de driver. Klik om de installatie te starten.
Het laatste venster bevestigt dat de driver is geïnstalleerd. Klik om de wizard af te sluiten.
Opent u het venster “Deze Computer” dan ziet u een nieuw symbool: een removable hard disk. Dubbelklik daarop om de CompactFlash kaart van de camera te openen, zie blz. 84.
U hoeft de driver maar eenmaal te installeren. De computer zal de camera voortaan automatisch herkennen en het symbool van de removable disk weergeven.
- 82 -
AANSLUITING OP DE COMPUTER
GEBRUIK MET WINDOWS 98
Wanneer de camera wordt aangesloten herkent de computer een nieuw apparaat en wordt de hardware-wizard geopend. Plaats de DiMAGE E201 CD-ROM in de CD-ROM drive.
Kies de aanbevolen zoekmethode voor het vinden van de driver. Klik om te vervolgen.
Geef op het volgende scherm aan dat u e locatie van de driver wilt opgeven. Nu moet de driver op de CD-ROM te zien zijn; U kunt de functie “Bladeren” gebruiken om zelf te zoeken. Wordt de locatie van de driver in het venster getoond, klik dan om te vervolgen.
De wizard voor nieuwe hardware zal de locatie van de driver bevestigen. Klik om de installatie in gang te zetten
• Een van de twee drivers zal gevonen worden: Coachmsd.inf or Chiomsd.inf.
- 83 -
Het laatste venster bevestigt dat de driver is geïnstalleerd. Klik om de wizard af te sluiten.
Opent u het venster “Deze Computer” dan ziet u een nieuw symbool: een removable hard disk. Dubbelklik daarop om de CompactFlash kaart van de camera te openen, zie blz. 84.
U hoeft de driver maar eenmaal te installeren. De computer zal de camera voortaan automatisch herkennen en het symbool van de removable disk weergeven.
GEBRUIK MET EEN MACINTOSH
Deze camera zal in combinatie met Mac OS 9.0 en 9.1 worden gebruikt alsof hij een extra opslagstation is. Is de camera op USB-poort aangesloten, dan verschijnt automatisch een naamloze drive op het bureaublad. Dubbelklik er op om toegang te krijgen tot de CompactFlash kaart van de camera, zie blz. 84
- 84 -
AANSLUITING OP DE COMPUTER
MAPPEN OP DE COMPACTFLASH KAART
100MLT06
Dcim
pict0001.jpg
pict0002.jpg
100CLP06
MLTM
clip0001.avi
clip0002.avi
Foto’s (stilstaande beelden) worden opgeslagen in de map Dcim. De bestandsnaam begint met “pict” gevolgd door een viercijferig volgnummer en een JPEG of TIFF extensie.
Filmclips worden opgeslagen in de map MLTM. De bestands­naam begint met “clip” gevolgd door een viercijferig volgnummer en een avi extensie.
Wanneer de camera op de computer is aangesloten kunt u beeldbestanden openen door er dubbel op te klikken. Overspelen van beelden gaat heel eenvoudig door beeldbestanden met de muis naar de gewenste locatie op de computer te slepen. Het indexnummer op het beeldbestand kan soms niet overeenstemmen met het beeldnummer. Wanneer er beelden in de camera worden gewist, past de teller zich aan om het juiste aantal opnamen van de CompactFlash kaart aan te geven en krijgen de opnamen daardoor nieuwe nummers. De indexnummers van beelden veranderen niet wanneer een beeld wordt gewist. Wanner er een nieuw beeld wordt opgenomen krijgt het en nummer dat volgt op het hoogste indexnummer in de map. Gaan de indexnummers in de bestandsnaam boven de 9.999, dan wordt er een nieuwe map aangemaakt; het nummer van de map wordt verhoogd met één van 100MLT06 naar 101MLT06 of van 100CLP06 naar 101CLP06. De “06” in de mapnaam geeft an dat de opnamen werden gemaakt met een DiMAGE E201 camera; een andere Minolta camera maakt een map aan met een ander nummer.
Drive symbool
- 85 -
AANSLUITING OP DE COMPUTER
DiMAGE E201 EXIF UTILITY
De installatie van de DiMAGE E201 Exif Utility software is zeer eenvoudig. Sleep het software-symbool van het venster van de CD­ROM naar de nieuwe locatie in de computer. Deze software hoeft niet speciaal te worden geïnstalleerd.
De Exif Utility stelt u in staat datum, tijd en opname­informatie van stilstaande beelden te bekijken. Dubbelklik het symbool van de utility. Er verschijnt een openingsvenster. gebruik het vak “Zoeken in” om de map met beeldbestanden te localiseren. Klik op een beeld­bestand om het te markeren en klik op “Open”. Het Exif­informatievenster gaat dan open.
Het venster toont de datum en het tijdstip van de opname, de sluitertijd- en diafragma­instelling die voor de opname werd gebruikt, de waarde van de belichtingscorrectie, de gevoeligheid en of er werd geflitst. Om het venster te sluiten klikt u op de “X.”
For Windows ME
Om de camera te ontkoppelen moet u dubbelklikken op het uitwerp- of ontkoppelingssymbool op de taakbalk. Het venster voor ontkoppelen verschijnt.
- 86 -
CAMERA VAN DE COMPUTER LOSKOPPELEN
Voor Windows 98
Verzeker u er van dat het groene lampje niet brandt of knippert en trek de USB-kabel uit de computer en/of de camera.
Ontkoppel de camera nooit wanneer het scherpstellampje (groen) brandt of knippert. De beeldinformatie of de CompactFlash kaart kan beschadigd raken.
AANSLUITING OP DE COMPUTER
De hardware die kan worden gestopt verschijnt. Klik op “Stop.”
Er verschijnt een bevestigings­scherm. Door op “OK” te klikken verbreekt u de verbinding.
Klik op “OK.” De camera kan nu veilig worden ontkoppeld.
- 87 -
Voor Macintosh
1 Verzeker u ervan dat het scherpstellampje niet brandt of knippert en sleep het
symbool van het opslagapparaat naar de prullenmand.
• het symbool verschijnt opnieuw op het bureaublad. 2 Ontkoppel de USB-kabel.
• Ontkoppelt u de USB-kabel voordat stap 1 is uitgevoerd, dan verschijnt er een waarschuwing. Voer stap 1 altijd geheel uit voordat u de USB-kabel ontkoppelt.
Voor Windows 2000 Professional
Om de camera te ontkoppelen moet u dubbelklikken op het uitwerp- of ontkoppelingssymbool op de taakbalk. Het venster voor ontkoppelen verschijnt.
De hardware die kan worden gestopt verschijnt. Klik op “Stop.”
Er verschijnt een bevestigings­scherm. Door op “OK” te klikken verbreekt u de verbinding.
Klik op “OK.” De camera kan nu veilig worden ontkoppeld.
- 88 -
Appendix
• Problemen oplossen
• Onderhoud en opslag
• Technische gegevens
- 89 -
PROBLEMEN OPLOSSEN ­Opnamestand
Om beelden te kunnen opnemen moet de camera ingeschakeld zijn. Met de objectiefschuif maakt u het objectief vrij en zet u de camera aan. De LCD-monitor gaat automatisch aan; u kunt hem uitschakelen met de display/enter-toets.
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
De camera werkt niet.
Op het data­scherm en de LCD-monitor is niets te zien.
De camera staat uit.
De automatische uit­schakeling heeft de camera uit gezet.
De batterijen zijn leeg.
De batterijen zijn verkeerd geplaatst.
De netstroomadapter is niet goed aangesloten.
Zet de camera aan door het objectief met de objec­tiefschuif vrij te maken (blz. 15).
Zet de camera uit en weer aan met behulp van de objectiefschuif (blz. 21).
Vervang de batterijen (blz. 20).
Plaats de batterijen opnieuw en let er op dat min- en pluspolen zijn geplaatst op de manier zoals die aan de binnen­kant van het batterijdeurtje is aangegeven. (blz. 20).
Controleer of de net­stroomadapter goed op de camera en het lichtnet is aangesloten.(blz. 22).
Sluiter gaat niet af.
De beeldenteller op het data­scherm staat op
0. “Card full” ver­schijnt op de LCD-monitor.
De CompactFlash kaart is vol en kan bij de huidige instelling voor kwaliteit en formaat geen extra beeld meer opnemen.
Plaats een nieuwe CompactFlash kaart (blz. 23, 24).
Wis een paar beelden van de CompactFlash kaart (blz. 62).
Verander de instelling voor kwaliteit en/of grootte (blz. 44 - 47).
“CF” verschijnt op het data­scherm. “No card” verschijnt op de LCD-moni­tor.
Er zit geen CompactFlash kaart in de camera.
Plaats een CompactFlash kaart in de camera (blz. 23).
- 90 -
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
Sluiter gaat niet af.
Functieknop staat op setup of op PC.
Camera staat niet in een opnamestand.
Zet de functieknop op de gewenste opnamestand (blz. 37).
Data-scherm en LCD-monitor werken. Objec­tiefschuif.dicht.
Camera staat in weer­gavestand.
Zet LCD-monitor uit en open objectiefschuif om camera in te schakelen.
De opname wordt pas na lange tijd gemaakt.
Functieknop staat nog op zelfontspanner.
Zet de functieknop op de juiste opnamenstand (blz. 37).
Beelden zijn niet scherp.
Scherpstellampje (groen) knippert snel.
Onderwerp is te dichtbij.
Let er op dat het onder­werp zich binnen het auto­focus-bereik bevindt (blz.
29) of gebruik de macro­stand (blz. 32).
Camera staat in macro­stand.
Hef de macrostand op (blz. 32).
Een van de speciale omstandigheden waarbij de camera niet kan scherpstellen doet zich voor (blz. 29).
Gebruik de scherpstelver­grendeling om scherp te stellen op een ander onderwerp op gelijke afstand.(blz. 28).
Opnamen zijn bij weinig licht of binnenshuis zon­der flits gemaakt.
Lange sluitertijden leiden bij opnamen uit de hand bij weinig licht tot trillings­onscherpte
Gebruik een statief of zet de gevoeligheid op hoog (blz. 44 - 49), (blz 30).
Bij gebruik van flitslicht worden opnamen te don­ker
Het onderwerp ligt buiten het flitsbereik (blz. 32).
Ga dichter bij het onder­werp of zet de gevoelig­heid op hoog. (blz. 44-49).
Alle beelden zijn consequent te donker of te licht.
[+/–] staat op het data-scherm.
De belichtingscorrectie staat op een andere waar­de dan 0.0.
Zet de belichtingscorrectie op 0.0 (blz. 34).
Kan de flitsinstel­lingen niet veran­deren.
De functieknop staat op continu­opname of film­opname.
In de standen continu­opname en filmopname kan de flitsstand niet wor­den veranderd.
Zet de functieknop op enkelbeeldopname. U kunt de flitsinstelling ook wijzi­gen wanner u de zelfont­spanner gebruikt.
PROBLEMEN OPLOSSEN - Opnamestand
- 91 -
Voor weergave van opnamen moet de camera uit staat en moet u de LCD-monitor activeren. Dat doet u door de display/enter-toets even ingedrukt te houden.
Probleem
Symptoom
Oorzaak
Oplossing
De LCD-monitor gaat niet aan.
Er verschijnt niets op het data-scherm.
De automatische uit­schakeling heeft de camera uit gezet.
De batterijen zijn leeg.
De batterijen zijn verkeerd geplaatst.
De netstroomadapter is niet goed aangesloten.
houd de display/enter-toets ingedrukt totdat de monitor weer aan gaat (blz. 21).
Vervang de batterijen (blz. 15).
Plaats de batterijen opnieuw en let er op dat min- en pluspolen zijn geplaatst op de manier zoals die aan de binnen­kant van het batterijdeurtje is aangegeven (blz. 20).
Controleer of de net­stroomadapter goed op de camera en het lichtnet zijn aangesloten (blz. 22).
LCD-monitor is uitgeschakeld.
Er verschijnt niets op het data-scherm.
Kan vanuit com­puter geen toe­gang tot de camera krijgen.
Er verschijnt niets op het data-scherm of op de monitor.
Automatische uitschake­ling is in werking getreden.
Televisiebeeld vertoont storing/ruis.
Camera staat ingesteld op verkeerde televisiestan­daard.
Stel de juiste televisie­standaard in het setup­menu in (blz. 72 - 75).
Vergrote weer­gave bij bepaald beeld niet moge­lijk.
Beeld werd opgenomen met digitale zoom en op half formaat (blz. 54).
Het beeldbestand is beschadigd.
De CompactFlash kaart werd verwijderd terwijl de camera aan het lezen/schrijven was.
Verwijder nooit een CompactFlash kaart als het groene scherpstel­lampje brandt.
Functioneert de camera niet goed, zet hem dan uit, verwijder en herplaats de batterijen, of ontkoppel en koppel de netstroomadapter. Schakel de camera altijd uit met de objectiefschuif (opslagstand) of de display/enter-toets (weergavestand), anders kan de CompactFlash kaart beschadigd raken en wordt de camera ge-reset.
Zet de camera aan met de objectiefschuif. of de display/enter-toets (blz. 21).
PROBLEMEN OPLOSSEN ­Weergavestand
- 92 -
ONDERHOUD EN OPSLAG
BEDRIJFSTEMPERATUUR EN -OMSTANDIGHEDEN
• Deze camera is afgestemd op gebruik in temperaturen van 0°C tot 40°C.
Bewaar de camera nooit op een plaats waar hij aan extreme temperaturen kan worden blootgesteld, zoals het dashboard-kastje van een auto.
Wanneer u de camera vanuit de kou in een verwarmde ruimte brengt kan condens
optreden. Houd hem om dat te voorkomen in een plastic zak, en haal hem daar pas uit wanneer hij op temperatuur is gekomen.
REINIGEN
Is de camera of het objectief vuil, poets hem/het dan voorzichtig schoon met een zachte,
schone en droge doek. Komt het objectief in contact met zand, blaas dat dan voorzichtig weg; poetsen kan het glasoppervlak beschadigen.
Gaat u het objectief reinigen, blaas dan eerst zand en stof weg. Gebruik daarna zo nodig
een met lensreiniger bevochtigde lenstissue om het objectief zachtjes schoon te poetsen.
Gebruik nooit organische oplosmiddelen om de camera te reinigen.
Raak het oppervlak van het objectief nooit met uw vingers aan.
VOORZORGEN LCD-MONITOR
• Hoewel de LCD-monitor precisietechniek is vervaardigd is het mogelijk dat een klein aantal beeldpunten niet optimaal functioneert.
• Oefen geen druk uit op het oppervlak van het LCD-scherm. Er kan permanente schade door ontstaan.
• Bij lage temperaturen zal het LCD-scherm tijdelijk donker worden. Bij normale temperaturen wordt de normale weergave weer hersteld.
• De LCD-monitor kan bij lage temperaturen traag werken en bij hoge temperturen zwart worden. Wanneer de camera weer in een normale temperatuur komt zal de monitor ook weer normaal functioneren.
• Zitten er vingerafdrukken op het oppervlak van de LCD-monitor, poets hem dan zachtjes schoon met een zachte, schone en droge doek.
ONDERHOUD
Stel de camera niet bloot aan slagen of schokken.
• Zet de camera tijdens transport uit.
• Deze camera is is niet waterdicht en ook niet spatwaterdicht. Gebruik de camera niet met natte handen.
Wees zeer voorzichtig wanneer u de camera op het strand of aan het water gebruikt. Water, zand, stof en zout kunnen tot schade leiden leiden.
• Leg de camera niet in direct zonlicht. Richt het objectief niet recht naar de zon; de CCD kan erdoor beschadigd raken.
- 93 -
BATTERIJEN
• Batterijprestaties nemen bij lagere temperaturen af. Houd batterijen bij koude warm, bijvoorbeeld onder een jas. De capaciteit van batterijen kan bij terugkeer in een warme omgeving weer herstellen. Ni-MH-batterijen vallen bij lage temperaturen minder terug in prestaties; gebruik die dus bij koude.
• Verwijder de baterijen wanneer u de camera langere tijd niet gebruikt. Lekkende batterijvloeistof zou schade in de batterijruimte kunnen aanrichten.
• Af en toe kan er bij het gebruik van alkaline-batterijen een onterechte waarschuwing voor bijna lege batterijen worden gegeven. Blijf de camera gebruiken, de waarschuwing zal even later verdwijnen.
• Batterijen kunnen door het gebruik in de camera heet worden; pas dus op bij het verwisselen van batterijen. Zet de camera uit en geef de batterijen eerst de gelegenheid af te koelen.
GEBRUIK VAN COMPACTFLASH KAARTEN
• Lees de gebruiksaanwijzing van de CompactFlash kaart goed door.
• De volgende omstandigheden kunnen to verlies aan informatie of beschadiging leiden. 1 Onjuist gebruik van de kaart. 2 Statische ontlading of electromagnetische velden bij de kaart. 3 Verwijderen van de kaart of stroomonderbreking als de camera of de computer
toegang tot de kaart heeft (lezen, schrijven, formatteren, enz.). 4 Langdurig niet gebruiken van de kaart. 5 Gebruik van de kaart na overschrijding van zijn levensduur.
Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor verlies of beschadiging van infor­matie. Het is aan te bevelen een kopie van de inhoud van de kaart te maken op een
ander opslagmedium, zoals een ZIP disk, hard disk, CD-ROM, enz.
Door formatteren gaat alle opgeslagen informatie verloren. Denk eraan dat u van belangrijke bestanden een kopie maakt.
De opslagcapaciteit van CompactFlash kaarten zal na langdurig gebruik geleidelijk
afnemen. Wanneer dit zich voordoet moet u de kaart vervangen.
Houd de kaart uit de buurt van statische electriciteit en electromagnetische velden.
• Buig de kaart niet, laat hem niet vallen en stel hem niet bloot aan slagen of stoten.
• Sterke statische ontladingen of fysieke schokken kunnen verhinderen dat er nog dataverkeer naar en van de kaart mogelijk is.
Raak de electrische contacten niet aan met uw vingers of met metalen objecten.
Houd de kaart weg van hitte, vocht en direct zonlicht.
Houd de kaart uit de buurt van kleine kinderen.
- 94 -
ONDERHOUD EN OPSLAG
COPYRIGHT
• Op TV programma’s, film, videotapes, foto’s en andere materialen kan auteursrecht rusten. Ongeoorloofd opnamen of dupliceren van zulk materiaal kan een inbreuk op de auteursrechten zijn. Zonder toestemming opnemen van uitvoeringen, tentoonstellingen, enzovoorts is verboden. Materialen waarop auteursrecht rust kunnen alleen worden gebruikt wanneer aan de voorwaarden van het auteursrecht is voldaan.
VRAGEN EN SERVICE
• Hebt u een vraag over uw camera, neem dan contact op met uw handelaar of met Minolta.
• Stuurt u de camera op voor reparatie, neem dan eerste contact op met de Technische Dienst van Minolta.
VOOR BELANGRIJKE EVENEMENTEN EN REIZEN
• Controleer de werking van de camera, maak testopnamen en koop reservebatterijen.
• Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor voor schade of verlies als gevolg van een defect aan de apparatuur.
OPSLAG
Berg de camera op een droge, koele en goed geventileerde plaats op, en uit de buurt van
stof en chemicaliën. Gaat het om een zeer lange opbergperiode, plaats hem dan in een luchtdichte doos met daarin wat silicagel droogmiddel.
• Verwijder de batterijen en de CompactFlash kaart uit de camera wanneer u hem voor langere tijd niet gaat gebruiken.
• Bewaar de camera niet in de nabijheid van naftaleen of mottenballen.
• Laat de camera tijdens een lange opslagperiode af en toe in bedrijf komen. Gaat u de camera weer gebruiken, controleer dan eerst of alles goed werkt.
- 95 -
TECHNISCHE GEGEVENS
Specificaties zijn gebaseerd op meest recente informatie op moment van druk en kunnen zonder aankondiging worden gewijzigd.
CCD type: 1/1,75 inch type interline CCD met 2,3 miljoen pixels Brandpuntsafstand
: 8,2 mm (vergelijkbaar met 38 mm bij kleinbeeld) Constructie 5 elementen in 4 groepen objectief: (inclusief 3 elementen met in totaal 4 asferische vlakken) Lichtsterkte: ƒ/3,0 Scherpstelbereik: 0,6 m tot oneindig (0,3 m tot 0,6 m in macrobereik) Zoeker: Omgekeerd Galileï-type LCD-monitor: 46 mm 1,8 type kleuren-LCD Sluiter: CCD electronische/mechanische sluiter Sluitertijden: 1/500 - 2 sec. Scherpstelmethode
: Video AF-systeem
(in filmstand wordt scherpstelling op 2 m ingesteld)
AF/AE-vergrendeling:
Door ontspanknop half in te drukken Lichtmeting: Centrumgericht Belichtingsregeling:
Programma-automatiek Belichtingscorr.: –2 LW tot +2 LW in stappen van 0,5 LW Flitsbereik: 0,6 m tot 2,5 m (ISO-instelling normal)
0,6 m to 5 m (ISO-instelling high) Flitsmethoden: Automatisch flitsen, invulflitsen, flitser uit, automatisch flit-
sen met rode-ogen-reductie, invulflits/rode-ogen-reductie Flitssynchronisatie: 1/125 sec. Continu-opname: 1 beeld per sec. (ca.) Zelfontspanner: 10 sec. (ca.) Afstandsbediening
: IR-afstandsbediening RC-3 (apart leverbaar) Filmopname: QVGA: 320 X 240 pixels per beeld op ca. 15 bps. Witbalans: Automatisch, handinstelling (preset - daglicht, fluorescen-
tielicht, gloeilamplicht) Digitale zoom: X 1,4 - 1280 X 856 pixels, X 2,0 - 896 X 600 pixels Aantal pixels: 1796 X 1200 (vol beeldformaat), 800 X 600 (half beeld-
formaat) Bestandsformaat: Exif 2.1 (JPEG, TIFF) volgens DFC 1.0, ondersteunt
DPOF printing versie 1.1. Motion JPEG (AVI) Opslagmedium: Type 1 CompactFlash kaart PC-interface: USB 1.1 Video-uitvoer: Keuze uit twee standaards: NTSC en PAL Voeding: Vier AA batteries (alkaline of Ni-MH) Externe voeding: 6V DC met speciaal netstroomadapter (apart verkrijg-
baar) Afmetingen: 114 (B) X 65 (H) X 45 (D) mm Gewicht: 210 g (ca.) zonder batterijen en opslagkaart
A Minolta Austria Ges.m.b.H
© 2001 Minolta Co., Ltd. under the Berne
Convention and Universal Copyright Convention
9222-2775-15 H-A106 Printed in Germany
Amalienstr. 59-61, A-1131 Wien, Österreich Tel:01 87868 176 Fax:01 87868 153 http://www.minoltaeurope.com
B Minolta Belgium Branch
Prins Boudewijnlaan 1 B-2550 Kontich, België Tel: 03 451 07 00 Fax: 03 458 50 48 http://www.minolta.be en http://www.minolta.nl
CAN Minolta Canada Inc., Head Office
369 Britannia Road East, Mississauga, Ontario L4Z 2H5, Canada Tel.0905 890 66 00 Fax0905 890 71 99 http://www.minolta.com
CH Minolta (Schweiz) AG
Riedstr. 6, CH-8953 Dietikon, Schweiz Tel:157 57 11 (sFr 2.15/min) Fax:01 741 33 12 http://www.minolta.ch
D Minolta Europe GmbH
Minoltaring 11, D-30855 Langenhagen, Deutschland
Reparatur/Repair Senator-Helmken-Strasse 1, D-28279 Bremen, Deutschland
Hotline: Tel: 0221 5 60 60 31
Fax: 0221 5 60 60 40
http://www.minolta.de
DK Paul Westheimer A/S
Erhvervsvej 30, DK-2610 Rødovre, Danmark Tel:44 85 34 00 Fax:44 85 34 01 http://www.minoltaeurope.com
E Videosonic S.A.
c/ Valportillo II, 8, Pol. Ind. de Alcobendas, E-28108 Alcobendas/Madrid, Spain Tel:91 4840077 Fax:91 4840079 http://www.minoltaeurope.com
F Minolta France S. A.
365, Route de Saint-Germain, F-78420 Carrières-Sur-Seine, France Tel:0130 86 62 37 Fax:0130 86 62 82 http://www.minolta.fr
FIN Minolta Finland Branch
Niittykatu 6, PL 37 SF-02201 Espoo, Finland Tel:435 565 0 Fax:435 565 56 http://www.minolta.fi
GB Minolta (UK) LTD. Photographic Division
Precedent Drive, Rooksley, Milton Keynes, MK13 8HF, England Tel:01 908 208 349 Fax:01 908 208 334 http://www.minoltaeurope.com
IRL Photopak Sales
241 Western Industrial Estate, Naas Road, Dublin 12, Ireland Tel:01 45 66 400 Fax:01 45 00 452 http://www.minoltaeurope.com
I Rossi & C. S.p.A.
Via Ticino 40, I – 50019 Osmannoro Sesto Fiorentino (Fi), Italy Tel.:055 323141 Fax:055 32314252 http://www.minoltafoto.it
N Scandiafilm AS
Enebakkveien 304, N-1188 Oslo 11, Norge Tel:022 28 00 00 Fax:022 28 17 42 http://www.minoltaeurope.com
NL Minolta Camera Benelux B.V.
Zonnebaan 39, NL-3542 Utrecht P.O Box 6000, NL-3600 HA Maarssen Tel: 030 247 08 09 Fax: 030 247 08 88 http://www.minolta.nl
P Minolta Portugal Lda
Av. do Brasil 33-a, P-1700 Lisboa, Portugal Tel:01793 00 16 Fax:01 793 10 64 http://www.minoltaeurope.com
S Minolta Svenska AB
P.O. Box 9058, Solna strandväg 3, SE-171 09 Solna, Sverige Tel. 08-627 76 50 Fax: 08-627 76 21 http://www.minolta.se
Sin Minolta Singapore (Pte) Limited
10 Teban Gardens Crescent, Singapore 2260 Tel:56 35 533 Fax:56 10 217 http://www.minolta.com
Loading...