Minolta DIMAGE 5, DIMAGE 7 User Manual [nl]

9224-2773-15 H-A106
NL
CAMERAGEBRUIKSAANWIJZING
2
Gefeliciteerd met uw aanschaf van de Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maximaal zult benutten. Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten die voor juni 2001 werden geïntroduceerd. Wilt u weten of producten die na die datum zijn uitgebracht met deze camera kunnen worden gebruikt, informeer dan bij uw handelaar of neem contact op met Minolta (adres op de achterzijde).
Controleer onderstaande paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar of wend u tot Minolta.
Minolta DiMAGE digitale camera AA alkalinebatterijen (4 stuks) Camerariem voor DiMAGE 7/5 NS-DG7 Zonnekap voor DiMAGE 7/5 DLS7 16 MB CompactFlash kaart Videokabel voor DiMAGE 7/5 VC-100 USB-kabel voor DiMAGE 7/5 USB-100 DiMAGE software CD-ROM DiMAGE Image Viewer Utility Versie 1.1 gebruiksaanwijzing Cameragebruiksaanwijzing Garantiekaart
VOORDAT U BEGINT
3
Neem onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u het product gebruikt.
Verkeerd gebruik van batterijen kan leiden tot het vrijkomen van schadelijk vloeistoffen, oververhitting of explosie, waardoor schade en letsel kunnen ontstaan.Volg onderstaande waarschuwing goed op:
• Gebruik alleen batterijen van het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven type.
• Plaats de batterijen niet met de polen (+/-) verkeerd om.
• Gebruik batterijen niet als ze beschadigd of aangetast zijn.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur, hoge temperaturen, water of vochtigheid.
• Probeer batterijen niet kort te sluiten of te demonteren.
• Bewaar batterijen niet in of bij metalen voorwerpen.
• Gebruik geen batterijen van verschillende typen, merken, fabricagedata en of laadniveaus door elkaar.
• Probeer nooit alkalinebatterijen te herladen.
• Gebruik voor oplaadbare batterijen de aanbevolen lader.
• Gebruik nooit batterijen die zijn gaan lekken. Komt er batterijvloeistof in een oog, spoel het oog dan onmiddellijk schoon met veel water en neem contact op met een arts. Komt batterijvloeistof in contact met uw huid of kleding, was de vervuilde plek dan grondig met water.
WAARSCHUWING
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
• Gebruik alleen de aangegeven netstroomadapter, en dan uitsluitend op het voltage waarvoor de adapter geschikt is. Een defecte adapter of een onjuist voltage kan schade of letsel als gevolg van brand of een elektrische schok veroorzaken.
• Demonteer dit product niet. Wanneer u een hoog-voltage-circuit in het binnenwerk aanraakt kunt u een elektrische schok oplopen.
• Wordt de camera zodanig beschadigd dat het binnenwerk, met name het flitsgedeelte, wordt blootgelegd, dan moet u onmiddellijk de batterijen verwijderen of de verbinding met het lichtnet verbreken en de camera verder niet meer gebruiken. De flitser heeft een hoog-voltage-circuit dat elektrische schokken kan veroorzaken die tot letsel kunnen leiden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan tot letsel of brand leiden.
4
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
• Houd batterijen en andere voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kinderen. Neem onmiddellijk contact op met een arts wanneer er een voorwerp wordt ingeslikt.
• Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees in de nabijheid van kinderen voorzichtig, zodat u ze niet met dit product of onderdelen ervan kunt verwonden.
• Flits niet van korte afstand rechtstreeks in iemands ogen. Het kan tot aantasting van het gezichtsvermogen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Afleiding of verblinding kan tot een ongeluk leiden.
• Kijk niet op de monitor wanneer u een voertuig bestuurt of loopt. Het kan tot een ongeluk of letsel leiden.
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er toch vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterijen of verbreek de netstroomaansluiting, en gebruik het product verder niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Gebruik dit product niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of verfverdunner. Gebruik geen ontvlambare producten als alcohol, wasbenzine of verfverdunner om dit product te reinigen. Het gebruik van ontvlambare reinigingsmiddelen of oplosmiddelen kan een explosie of brand veroorzaken.
• Verwijder de netstroomadapter nooit uit het stopcontact door aan de stroomkabel te trekken. Houd de adapter zelf vast wanneer u hem verwijdert.
• Zorg ervoor dat de adapterkabel niet wordt beschadigd, verdraaid, aangepast, verhit of met zware voorwerpen wordt belast. Een beschadigde kabel kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand ten gevolge hebben.
• Verspreidt het product een vreemde geur, hitte, of rook, schakel het dan meteen uit. Verwijder meteen de batterijen en houd er daarbij rekening mee dat batterijen heet kunnen worden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product of onderdeel kan letsel of brand veroorzaken.
• Is reparatie nodig, neem het product dan mee naar de Technische Dienst van Minolta.
5
• Gebruik of bewaar dit product niet in een warme of vochtige omgeving als het dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan leiden tot schade aan het product of de batterijen, wat brandwonden of ander letsel als gevolg hitte, brand, explosie, of lekkende batterijvloeistof kan veroorzaken.
• Zijn de batterijen gaan lekken, gebruik dit product dan niet meer.
• Bij lang voortdurend gebruik wordt de camera warm.
• Houd rekening met de hitte van de batterijen of CompactFlash kaart wanneer u ze uit de camera haalt op een moment dat de camera lang in bedrijf is geweest. Zet de camera uit en laat hem afkoelen.
• Laat de flitser niet afgaan wanneer hij in contact is met mensen of voorwerpen. Bij de flits komt veel warmte vrij.
• Oefen geen druk uit op de monitor. Een beschadigde LCD-monitor kan letsel veroorzaken, en de vloeistof uit de monitor is brandbaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, was die dan schoon met schoon water. Komt de vloeistof in contact met de ogen, spoel de ogen dan onmiddellijk met veel water schoon en neem contact op met een arts.
• De rand van de zonnekap kan letsel veroorzaken. Let er goed op dat u niet per ongeluk iemand met de camera raakt terwijl de zonnekap er nog op zit.
• Steek de stekker van de netstroomadapter veilig en zorgvuldig in het stopcontact.
• Gebruik de netstroomadapter niet wanneer de kabel beschadigd is.
• Dek de netstroomadapter niet af. U kunt er brand mee veroorzaken.
• Zorg ervoor dat u in geval van nood altijd makkelijk bij de netstroomadapter kunt komen.
• Haal de netstroomadapter uit het stopcontact wanneer u hem schoonmaakt of wanneer u de camera niet gebruikt.
WAARSCHUWING
6
INHOUD
Benaming van de onderdelen
Camerahuis .............................................................................................................................10
Data-scherm ............................................................................................................................13
Weergave op EVF en LCD-monitor ........................................................................................14
Snel aan de slag ..................................................................................................................................15
Waarschuwing cameratrilling...................................................................................................15
Riem bevestigen......................................................................................................................16
Lensdop verwijderen................................................................................................................16
Zonnekap bevestigen ..............................................................................................................17
Batterijen plaatsen...................................................................................................................18
CompactFlash kaart plaatsen..................................................................................................18
Camera vasthouden ................................................................................................................19
Aanzetten van camera en displays..........................................................................................19
Opnamen maken.....................................................................................................................20
Ingebouwde flitser gebruiken...................................................................................................21
Flitsbereik - automatische werking ..........................................................................................21
Opnamen bekijken en wissen met Quick View........................................................................22
Basishandelingen .................................................................................................................................23
Batterijen verwisselen..............................................................................................................24
Signalen batterijconditie ..........................................................................................................25
Automatische spaarschakeling................................................................................................25
Externe voeding (apart verkrijgbaar) .......................................................................................26
CompactFlash kaart verwisselen ............................................................................................26
De volautomatische opnamestand ..........................................................................................28
Elektronische zoeker en LCD-monitor ....................................................................................28
Opnamen maken.....................................................................................................................29
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................30
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................31
Speciale scherpstelsituaties ....................................................................................................31
Beeldweergave - opnamestand...............................................................................................32
Quick View...............................................................................................................................34
Op namen in Quick View wissen........................................................................................35
Opnamestand - bediening in detail ......................................................................................................36
Wat is een lichtwaarde? Wat is een stop? ..............................................................................36
Pro-auto toets..........................................................................................................................37
Toets digitale onderwerpsprogramma’s...................................................................................38
Functiewiel gebruiken..............................................................................................................40
Beeldgrootte ............................................................................................................................42
7
Beeldkwaliteit...........................................................................................................................43
Over de kwaliteitsinstellingen Superfijn en RAW ...............................................................44
Bestandsgrootte en capaciteit CompactFlash kaart................................................................45
Belichtingsstanden...................................................................................................................46
Programma-automatiek - P ................................................................................................47
Program shift.................................................................................................................47
Diafragmavoorkeuze-automatiek - A..................................................................................48
Sluitertijdvoorkeuze-automatiek - S....................................................................................49
Handinstelling - M...............................................................................................................50
Transportstanden.....................................................................................................................51
Continu-opnamen...............................................................................................................52
Zelfontspanner....................................................................................................................53
Bracketing...........................................................................................................................54
Belichtings-bracketing ...................................................................................................54
Bracketing met contrast of kleurverzadiging .................................................................55
Interval................................................................................................................................56
Witbalans.................................................................................................................................58
Automatische witbalans......................................................................................................59
Vaste witbalansinstellingen.................................................................................................59
Eigen witbalansinstelling ....................................................................................................60
Cameragevoeligheid - ISO ......................................................................................................61
Regeling digitale effecten ........................................................................................................62
Belichtingscorrectie ............................................................................................................63
Contrastcorrectie ................................................................................................................64
Correctie kleurverzadiging..................................................................................................65
Autofocus-velden en -sturing ...................................................................................................66
Flex-scherpstelpunt .................................................................................................................67
Autofocus-standen...................................................................................................................68
Macro-instelling........................................................................................................................69
Digitale zoom...........................................................................................................................70
Handmatige scherpstelling ......................................................................................................71
Elektronische loep (alleen DiMAGE 7)....................................................................................71
Elektronische zoeker ...............................................................................................................72
Dioptrie-aanpassing ..........................................................................................................72
Automatische monitorversterking (alleen DiMAGE 7)........................................................72
AF/AEL-toets ...........................................................................................................................73
Lichtmeetmethoden .................................................................................................................74
Flitsmeting ...............................................................................................................................75
8
INHOUD
Flitsstanden .............................................................................................................................76
Flitscorrectie ............................................................................................................................78
Flitsbereik ................................................................................................................................79
Minolta flitser bevestigen.........................................................................................................79
Navigeren door het opnamemenu...........................................................................................80
Opnamemenu - Basic..............................................................................................................82
Opnamemenu - Custom 1.......................................................................................................83
Opnamemenu - Custom 2.......................................................................................................84
Geheugen - camera-instellingen opslaan................................................................................85
Verscherping (sharpness) .......................................................................................................86
Kleur (Color mode) ..................................................................................................................86
Datum/tijd in beeld (Data imprinting).......................................................................................87
Elektronisch toetsenbord.........................................................................................................88
Direct weergeven (Instant playback) .......................................................................................89
Video-clips opnemen...............................................................................................................90
Tijdopnamen............................................................................................................................92
Aansluiting afstandsbedieningskabel ......................................................................................92
Weergavestand - beelden bekijken en bewerken ................................................................................93
Beelden bekijken .....................................................................................................................94
Filmclips weergeven ................................................................................................................95
Beelden wissen .......................................................................................................................95
Scherm enkelbeeldweergave ..................................................................................................96
Scherm filmweergave ..............................................................................................................96
Histogramweergave.................................................................................................................97
Beeldweergave - weergavestand.............................................................................................98
Vergrote weergave.................................................................................................................100
Navigeren door het weergavemenu.......................................................................................102
Weergavemenu - basic..........................................................................................................104
Beelden wissen (delete)...................................................................................................104
Beelden vergrendelen (lock).............................................................................................105
Indexweergave veranderen (index format).......................................................................105
Weergavemenu - custom 1 (dia-show)..................................................................................106
Weergavemenu - custom 2....................................................................................................108
Over DPOF.......................................................................................................................108
Een DPOF printopdracht maken ......................................................................................108
opdracht voor index-print .................................................................................................109
DPOF printopdracht opheffen...........................................................................................109
Beelden overzetten op een andere CompactFlash kaart.................................................110
9
Beeldselectiescherm .............................................................................................................111
Opnamen op TV weergeven..................................................................................................112
Setup-stand - werking van de camera instellen.................................................................................113
Navigeren door het setup-menu............................................................................................114
Setup-menu - basic ...............................................................................................................116
Helderheid zoeker en LCD-monitor (LCD/EVF brightness...............................................116
CompactFlash kaarten formatteren (format) ....................................................................116
Automatische spaarschakeling (auto power save)...........................................................117
Audiosignaal (beep)..........................................................................................................117
Taal (language) .................................................................................................................117
Setup-menu - custom 1.........................................................................................................118
Geheugen bestandsnummers (file # memory).................................................................118
Map selecteren (select folder)..........................................................................................118
Nieuwe map (new folder)..................................................................................................119
Setup-menu - Custom 2 ........................................................................................................120
Alles terugzetten op standaard (reset default) .................................................................120
Inschakeling EVF (EVF auto switch)................................................................................121
Datum en tijd instellen (date/time set)..............................................................................122
Datumvolgorde instellen (date format) .............................................................................122
Video-output .....................................................................................................................122
Overdracht van beeldbestanden ........................................................................................................123
Camera op computer aansluiten ...........................................................................................124
Verbinding met Windows 98 ..................................................................................................126
Automatische installatie....................................................................................................126
Handmatige installatie ......................................................................................................127
Verbinding met Mac OS 8.6 ..................................................................................................129
QuickTime 4.1 systeemeisen ................................................................................................129
Werken met mappen op de CompactFlash kaart .................................................................130
Automatische spaarschakeling (bij data-overdracht).............................................................131
Camera van de computer loskoppelen..................................................................................132
CompactFlash kaart verwisselen (bij data-overdracht) .........................................................134
Appendix .....................................................................................................................................135
Fotografische basisprincipes.................................................................................................136
Systeemaccessoires..............................................................................................................138
Problemen oplossen..............................................................................................................139
Gebruik van filters op de DiMAGE 7................................................................................141
Onderhoud en opslag............................................................................................................142
Technische gegevens/AANWIJZINGEN VOOR VOEDING VAN DE CAMERA.....................146
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Houd de aangewezen plaatsen zorgvuldig schoon. Lees de informatie over onderhoud en opslag achterin deze gebruiksaanwijzing (blz.) 142).
10
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
CAMERAHUIS
Datascherm (blz. 13)
Pro-auto toets (p. 37)
Instelwiel
Ontspanknop
Scherpstelring (blz. 71)
Index
brandpuntsafstand
Zoom-ring
1
Objectief*
Deurtje kaartsleuf (blz. 26) De USB-aansluiting zit achter het deurtje van de kaartsleuf.
Zelfontspannerlampje (blz. 53)
Ingebouwde flitser
(blz. 21)
Toets digitale onderwerps­programma’s (blz. 38)
Riem-oogje (blz. 16)
1. De brandpuntsafstanden op de zoom-ring worden aangegeven in equivalenten van kleinbeeld­waarden. Beide camera’s hebben een 7.2 - 50.8 mm Minolta GT objectief, maar door het verschil in grootte van de CCD’s heeft de DiMAGE 7 een equivalent zoombereik van 28 - 200 mm, de DiMAGE 5 heeft een equivalent zoombereik van 35 - 250mm. Kijk voor meer informatie op blz. 135.
11
Accessoireschoentje
Weergaveschakelaar Informatietoets (blz. 32, 98)
Elektronische zoeker* (EVF) (blz. 72)
LCD-monitor*
(blz. 14)
Menu-toets
Stuurknop
Deksel voeding/video-uitgang (blz. 26, 111)
Vergrendeling scherpstelling/ belichting (blz. 73)
Vergrendeling batterijruimte (blz. 24)
Oculairsensors*
(p. 32)
Vergrotingstoets
Deksel aansluiting afstandsbediening (blz. 92)
Toegangslampje
Toets Quick View/Wissen (blz. 34)
Ontgrendeling
Hoofdschakelaar/keuzeknop
Weergave (blz. 93)
Opname (blz. 29)
Filmopname (blz. 90)
Setup-stand (p. 113)
Data-overdracht
(blz. 123)
CCD-vlak
12
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
Functietoets
Macro-ontgrendeling (blz. 69)
Scherpsteltoets (AF/MF) (blz. 71)
Schakelaar digitale effecten
Contrastcorrectie (blz. 64)
Dioptrie-instelwieltje (blz. 72)
Statiefaansluiting
Beeldgrootte (blz. 42)
Beeldkwaliteit (blz. 43)
Belichtingsstanden (blz. 46) Transportstanden (blz. 51)
Witbalans (blz. 58)
Cameragevoeligheid (blz. 61)
Toets digitale effecten
Correctie kleurverzadiging (blz. 65)
Belichtingscorrectie (blz. 63)
Functiewiel (p. 40)
Regeleenheid digitale effecten (blz. 62)
13
DATA PANEL
Pijlen onderw.programma’s (blz. 38)
Diafragma/Belichtingscorrectie/
Flitscorrectie
Aanduiding cameragevoeligheid (blz. 61)
Belichtingsstand (blz. 46)
Sluitertijd/
Waarde cameragevoeligheid
Batterijconditie (blz. 25)
Witbalansaanduidingen (blz. 58)
• Daglicht, kunstlicht, fluorescentielicht, bewolkt en custom.
Aanduiding rode-ogen-reductie (blz. 76) Aanduiding handmatige scherpstelling (blz. 71)
Beeldkwaliteit (p. 43)
Beeldgrootte (p. 43)
Contrastaanduiding (p. 64)
Aanduiding flitscorrectie (p. 78)
Aanduiding kleurverzadiging (p. 65)
Opnameteller (p. 42)
Digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 38)
Transportaanduiding (blz. 51)
• Bracketing
• Zelfontspanner
• Enkelbeeld
• Continu transport
14
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
EVF EN LCD-MONITOR
a. Flitsstand (blz. 76)
d. Flitscorrectie (blz. 78) e. Verscherping (blz. 86) f. Contrastcorrectie (blz. 64)
g. Correctie kleurverzadiging (blz. 65)
h. Belichtingscorrectie (blz. 63) i. Witbalans (blz. 58)
o. Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 61)
j. Belichtingsstand/Digitale onderwerpspro-
gramma’s (blz. 46/38)
k. Lichtmeetmethode (blz. 74)
n. Waarschuwing cameratrilling (blz. 15)
l. Sluitertijd m. Diafragma
p. Handmatige scherpstelling (blz. 71)
t. Macro-opnamen (blz. 69)
s. Transportstand (blz. 51)
q. Scherpstelsignalen (blz. 31)
r. Opnameteller (blz. 42)
x. Digitale zoom (Elektronische loep (blz. 70)
w. Beeldgrootte (blz. 42)
v. Beeldkwaliteit (blz. 43)
u. Batterijconditie (blz. 25)
c. Gebruiksstand
b. Flitssignalen (blz. 21)
1. Scherpstelveld
2. Spotmeetveld (blz. 74)
3. AF-sensors (blz. 29)
4. Flex-scherpstelpunt (blz. 67)
In de zoeker en de LCD-monitor kan een waarschuwing voor trillingsonscherpte verschij­nen. Opnamen uit de hand worden bij de wat langere sluitertijden onscherp door trilling; in de telestand is dat effect veel sterker dan in de groothoekstand. De waarschuwing ver­schijnt wanneer de sluitertijd ongeveer gelijk is aan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand. Staat de zoom op 100 mm, dan verschijnt de waarschuwing bij tijden van 1/100 s of lan­ger. Wanneer de waarschuwing verschijnt kan de camera overigens wel worden ontspannen. Neem dan echter ook een van de volgende maatregelen:
• Zet de camera op statief.
• Gebruik de ingebouwde flitser (blz. 21).
• Verhoog de cameragevoeligheid (ISO) (blz. 61).
• Zoom terug naar de groothoekstand.
15
SNEL
AAN DE SLAG
Dit is een verkorte gebruiksaanwijzing, die u in staat stelt snel met uw camera te gaan werken. Het is echter wel aan te bevelen de gehele gebruiksaanwijzing goed door te nemen om alle camerafuncties goed te leren gebruiken en zo optimale resultaten te bereiken.
WAARSCHUWING CAMERATRILLING
16
SNEL AAN DE SLAG
RIEM BEVESTIGEN
LENSDOP VERWIJDEREN
Druk de klemmetjes van de dop met duim en wijsvinger in en neem de dop van het objectief.
• Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan de lensdop altijd terug.
Bevestig de camerariem aan de camera als afgebeeld.
• Doe de riem altijd om, om schade te voorkomen wanneer u de camera laat vallen.
1
2
17
ZONNEKAP BEVESTIGEN
Om de zonnekap te bevestigen plaatst u de recht­hoekige uitholling op de rand van de zonnekap tegenover de index voor de brandpuntsafstand op de bovenzijde van het objectief.
Schuif de zonnekap op het objectief en draai hem 90° graden met de klok mee totdat hij vastklikt, en de ronde uitholling tegenover de index voor de brand­puntsafstand zit.
• Bij een juiste plaatsing zitten de grote bladen van de zonnekap aan de onder- en bovenzijde.
• Forceer de zonnekap nooit. Past hij niet, plaats hem dan rustig opnieuw.
• Voor verwijderen draait u de zonnekap 90° tegen de klok in en neem hem van het objectief af.
De zonnekap kan wanneer de camera niet wordt gebruikt in omgekeerde stand op de camera worden geplaatst..
Houd een van de grote bladen aan de bovenzijde, schuif de zonnekap op het objectief en draai hem 90° met de klok mee tot hij vastklikt.
• U kunt de zonnekap plaatsen en verwijderen terwijl de lensdop op het objectief zit.
• Voor verwijderen draait u de zonnekap 90° tegen de klok in neem hem van het objectief af.
De zonnekap verhindert licht dat van buiten beeld komt de voorste lens te bereiken, zodat overstra­ling wordt voorkomen. Bij sterke lichtbronnen is gebruik van de zonnekap sterk aan te bevelen. Gebruik de zonnekap niet in combinatie met de ingebouwde flitser, anders ontstaat er een schaduw onderin beeld.
2
1
18
SNEL AAN DE SLAG
Open de batterijruimte door het deurtje in positie te draaien.
COMPACTFLASH KAART PLAATSEN
BATTERIJEN PLAATSEN
Schuif de CompactFlash kaart naar binnen en klap de uitwerp-hendel (1) om.
• Plaats de kaart zo dat de voorzijde naar de voorkant van de camera wijst. Schuif de kaart altijd rechtstandig naar binnen, nooit schuin. Forceer de kaart nooit. Lukt het niet de kaart naar binnen te schuiven, controleer dan of u hem niet moet omdraaien.
Plaats de baterijen.
• Let erop dat de plus- en minpolen van de batterijen goed zitten (zie de afbeelding in de batterijruimte).
Open het deurtje van de kaartsleuf (1).
1
2
Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de camera met uw linkerhand. Houd uw ellebogen in uw zijden gedrukt en zet uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan.
U kunt de elektronische zoeker tussen 0 en 90 graden kantelen. Dat is handig wanneer vanuit een laag standpunt fotografeert.
19
CAMERA VASTHOUDEN
AANZETTEN VAN CAMERA EN DISPLAYS
Houd de ontgrendelknop (1) ingedrukt terwijl u de keuzeknop (2) in de foto-stand zet.
Display-schakelaar
Met de display-schakelaar op de achterzijde van de camera regelt u welke display bij het fotograferen wordt geactiveerd. Zet de schakelaar in de stand Auto-display (A); De display zal automatisch omschakelen tussen de Elektronische zoeker (EVF) en de LCD-monitor.
1
2
20
OPNAMEN MAKEN
SNEL AAN DE SLAG
Door het instelwiel in de foto-stand te zetten wordt de camera ingeschakeld; de elektronische zoeker (EVF) en de LCD-monitor worden geactiveerd.
Met de zoomring bepaalt u de beelduitsnede. Het effect van de zoominstelling is meteen in de zoeker en op de LCD-monitor te zien.
Bepaal uw beeldcompositie via de zoeker of de LCD­monitor; zorg er daarbij voor dat u het scherpstelkader op het onderwerp richt.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Het toegangslampje brandt om aan te geven dat er beeldinformatie op de CompactFlash kaart wordt weggeschreven.Verwijder de kaart nooit wanneer er gegevensoverdracht plaatsvindt.
21
INGEBOUWDE FLITSER GEBRUIKEN
Bij weinig licht of binnenshuis kunt u flitslicht gebruiken om het onderwerp te verlichten; daarmee voorkomt u ook trillingsonscherpte als gevolg van een te lange sluitertijd. U kunt de flitser ook voor invulflits gebruiken om te donkere beeldpartijen op te helderen.
FLITSBEREIK - AUTOMATISCHE WERKING
Om de flitser te activeren klapt u hem aan de twee tabjes aan weerszijden omhoog. Flitsinformatie verschijnt linksboven in de zoeker en op de LCD-monitor (zie overzicht hieronder).
• De flitsstand moet handmatig worden ingesteld
• De flitser gaat altijd af, ongeacht de hoeveelheid licht.
• Verwijder altijd de zonnekap wanneer u de ingebouwde flitser gebruikt. De zonnekap veroorzaakt anders een schaduw op het onderwerp.
De camera regelt de flitsdosering automatisch. Voor een goede belichting is het nodig dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt. Door de constructie van het optische systeem zijn de bereiken in de groothoek- en telestand verschillend.
Groothoekstand
Telestand
0,5 m ~ 3,8 m
0,5 m ~ 3,0 m
Flitswaarschuwing. Bij tegenlicht verschijnt dit signaal als advies om de flitser te gebruiken.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt, geeft het witte flitssignaal aan dat de flitser opnamegereed is.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt kan het rode flitssignaal verschijnen om aan te geven dat de flitser zich oplaadt.
Na de opname verschijnt het blauwe flitssignaal wanneer het onderwerp goed werd belicht.
Stuurknop
QV/Wissen-toets
Menu-toets
OPNAMEN BEKIJKEN EN WISSEN MET QUICK VIEW
Opgenomen beelden kunt u terwijl de camera in de opnamestand staat terugzien. Druk op de QV/Wissen-toets om toegang tot de opnamen te krijgen en gebruik de stuurknop om de beelden op de CompactFlash kaart op de monitor te doorlopen.
1
2
3
4
5
Druk op de QV/Wissen-toets om de opgenomen beelden weer te geven.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuurknop om langs de beelden te scrollen.
Druk op QV/Wissen-toets om het weergegeven beeld te wissen.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Indrukken van de stuurknop wist het beeld.
22
SNEL AAN DE SLAG
Gebruik de links/rechts-toetsen om "YES" te laten oplichten.
• "NO" kiezen heft de uitvoering op.
6
Druk op de menutoets om naar de opnamestand terug te keren.
Met Quick View kunt u ook opnamen wissen. Wees daarbij oplettend. Een gewist beeld is niet meer terug te halen. Wanneer u een beeld selecteert om het te wissen verschijnt er een bevestigingsscherm voordat het wissen wordt uitgevoerd. Kijk voor meer informatie over Quick View op blz. 34.
23
BASIS-
HANDELINGEN
Dit hoofdstuk behandelt de basishandelingen voor het werken met de camera. Zorg ervoor dat u goed met de besproken handelingen bekend bent voordat naar de volgende hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing gaat.
24
BATTERIJEN VERWISSELEN
BASISHANDELINGEN
Open de batterijruimte door het deurtje in positie te draaien.
Plaats de baterijen.
• Let erop dat de plus- en minpolen van de batterijen goed zitten (zie de afbeelding in de batterijruimte).
Deze digitale camera gebruikt vier AA alkalinebatterijen. Oplaadbare AA-formaat NiMH batterijen kunnen ook worden gebruikt; ze zijn aan te bevelen wegens hun langere gebruiksduur per lading. Laad ze altijd met een lader die geschikt is voor geavanceerde elektronische apparatuur. Raadpleeg uw handelaar voor een goede lader.
Wanneer u batterijen verwisselt moet de camera uit staan.
Sluit de batterijruimte en zet de vergrendeling op .
25
SIGNALEN BATTERIJCONDITIE
Batterijen vol - De batterijen zijn vers/geheel geladen. Na inschakeling van de camera is dit symbool vijf seconden lang in de elektronische zoeker en op de LCD-monitor te zien.
Batterijen leeg (knipperend) - Wanneer dit knipperende symbool verschijnt - de overige informatie is dan verdwenen - dan is er onvoldoende energie om de camera te laten werken. Er kan geen opname worden gemaakt. Vervang de batterijen onmiddellijk.
Batterijen bijna leeg - De energievoorraad is beperkt maar de camera functioneert nog volledig. De batterijen dienen zo snel mogelijk vervangen te worden. Deze waarschuwing verschijnt automatisch en blijft zichtbaar totdat er volle batterijen in de camera zitten.
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING
Om de batterijen te sparen zal de camera displays en onnodige functies uitschakelen wanneer hij een bepaalde periode niet is gebruikt. De LCD-monitor wordt na 30 seconden uitgeschakeld, de elektronische zoeker en het data-scherm na 1 minuut. Om de displays te activeren drukt u de ontspanknop half in of drukt u op de informatietoets. De wachttijd voor de automatische spaarschakeling voor de elektronische zoeker en het data-scherm kan in de sectie basic van het setup-menu worden ingesteld (blz. 114).
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de batterij-indicatie op het datascherm, de elektronische zoeker en de LCD-monitor. Het monitor-symbool verandert van wit in rood wanneer de batterij bijna leeg is. Zijn het datascherm, de elektronische zoeker en de LCD-monitor blanco, dan zijn de batterijen leeg of verkeerd geïnstalleerd.
26
EXTERNE VOEDING (APART VERKRIJGBAAR)
COMPACTFLASH KAART VERWISSELEN
BASISHANDELINGEN
De netstroomadapter stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Bij intensief of langdurig gebruik spaart u daarmee de batterijen. Wanneer de camera op de computer wordt aangesloten is gebruik ook aan te bevelen. Netstroomadapter AC-1L is bestemd voor gebruik in Noord-Amerika, model AC-2L is voor de overige gebieden.
Met de externe High-power Battery Pack Kit EBP-100, een externe stroombron voor deze camera, verhoogt u de gebruiksduur aanzienlijk.
Steek de miniplug van de netstroomadapter of de battery pack in de voedingsaansluiting.
Steek de netstroomadapter in een stopcontact.
Ga niet over op een andere stroombron wanneer de camera aan staat. Zet
de camera altijd uit wanneer u een andere stroombron gaat gebruiken.
Verwijder het deksel van de stroomaansluiting door de inkeping aan de rechterkant te gebruiken.
• Het dekseltje is aan de body bevestigd om verlies te voorkomen.
Om de camera te kunnen gebruiken moet er een CompactFlash kaart in zitten. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt de no-card waarschuwing in de elektronische zoeker en op de LCD­monitor. IBM Microdrives kunnen ook in deze camera worden gebruikt. Kijk voor onderhoud en opslag van opslagmedia op blz. 143.
27
Op het deurtje van de kaartsleuf in de aangegeven richting (1).
Schuif de CompactFlash kaart in de kaartsleuf totdat de uitwerp-hendel naar buiten komt (4).
• Plaats de kaart zo dat de voorzijde naar de voorzijde van de camera is gericht. Duw de kaart altijd rechtstandig naar binnen, nooit schuin. Forceer de kaart nooit. Lijkt een kaart niet te passen, controleer dan of hij niet achterstevoren wordt gehouden.
Klap de hendel omlaag als aangegeven (5) en sluit het kaartdeurtje.
Wilt u een kaart verwijderen, klap de uitwerphendel uit (2) en duw erop (3). Nu kunt u de kaart uitnemen.
• Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn.
Verschijnt de boodschap dat de kaart niet wordt herkend (card not recognized), dan kan het zijn dat de kaart nog moet worden geformatteerd. Het kan zijn dat een CompactFlash kaart die in een ande­re camera is gebruikt eerst moet worden geformatteerd voordat hij te gebruiken is.Verschijnt de boodschap dat gebruik niet mogelijk is (unable to use), dan is de kaart niet compatible met de came­ra en heeft formatteren ook geen zin. U kunt een kaart formatteren via de sectie basic van het setup­menu (blz. 116). Wordt een kaart geformatteerd, dan wordt alle informatie die erop staat permanent gewist.
12345
Zet de camera altijd uit en controleer of het toegangslampje niet brandt voordat u een CompactFlash
kaart plaatst of verwijdert, anders kan de kaart beschadigd raken of kan informatie verloren gaan.
28
BASISHANDELINGEN
DE VOLAUTOMATISCHE OPNAMESTAND
ELEKTRONISCHE ZOEKER EN LCD-MONITOR
Houd de ontgrendeling (1) ingedrukt en zet de keuzeknop in de fotostand. Druk op de pro-auto-toets (2) om alle geprogrammeerde automatische functies in de basisstand te zetten.
Alle camerafuncties werken nu automatisch. Autofocus, automatische belichting en de beeldverwerkingssystemen werken samen om zonder rompslomp resultaten van professionele kwaliteit te realiseren.
Lichtmeetmethode (blz. 74)
Sluitertijd
Diafragma
Transportstand (blz. 51)
Scherpstelsignalen (blz. 31)
Opnameteller (blz. 45)
Beeldgrootte (blz. 42) Beeldkwaliteit (blz. 43)
Gebruiksstand
Scherpstelveld
Belichtingsstand/Digitaal onderwerpsprogramma (blz. 46/38)
1
2
29
OPNAMEN MAKEN
Richt het scherpstelveld op het onderwerp.
• Gebruik voor onderwerpen buiten het midden de scherpstelvergrendeling (blz. 30).
• Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik bevindt: 0,5 m - . Gebruik voor onderwerpen dichterbij dan
• 0,5 m de macro-instelling (blz. 69).
Druk de ontspanknop half in (1) of houd de AF/AEL-toets (2) half ingedrukt om scherpstelling en lichtmeting te vergrendelen.
• De scherpstelsignalen (blz. 31) in de zoeker/monitor geven aan dat de scherpstelling in orde is. Is het scherpstelsignaal rood, dan kon de camera niet goed scherpstellen. Herhaal voorgaande stappen totdat het signaal wit is.
• Is de scherpstelling ingesteld, dan zal een AF-sensor kort op het scherm verschijnen om het punt van scherpstelling aan te geven.
• De sluitertijd- en diafragmawaarde veranderen van wit naar zwart wanneer de belichting wordt vergrendeld.
Druk de ontspanknop geheel in (3) om de opname te maken.
• Het toegangslampje brandt om aan te geven dat de beeldinformatie naar de CompactFlash kaart wordt weggeschreven.Verwijder een CompactFlash kaart nooit als er informatie wordt overgeschreven.
Wanneer de keuzeknop in de fotostand staat is de camera ingeschakeld; de elektronische zoeker (EVF) en de LCD-monitor worden ingeschakeld.
1
2
3
30
BASISHANDELINGEN
SCHERPSTELVERGRENDELING
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich buiten het beeldmidden en buiten het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de autofocus niet goed functioneert.
U kunt de scherpstelvergrendeling op twee manieren bedienen. U kunt de scherpstelling vergrendelen met half ingedrukt houden van de ontspanknop of met half ingedrukt houden van de AF/AEL-toets op de achterzijde van de camera.
Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in en houd hem in die stand of doe hetzelfde met de AF/AEL-toets.
• De scherpstelsignalen zullen aangeven dat de scherpstelling vergrendeld is. De sluitertijd- en diafragmawaarde veranderen van wit in zwart om aan te geven dat ook de belichting vergrendeld is.
• Wanneer de scherpstelling is voltooid verschijnt de AF-sensor kort in het live-beeld om het scherpstelpunt aan te geven.
Houd de ontspanknop of de AF/AEL-toets ingedrukt, ga terug naar de oorspronkelijke beeldcompositie, en druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
De functie en de werking van de AF/AEL-toets kan worden veranderd in custom-sectie 1 van het opnamemenu (blz. 80), Voor onderwerpen buiten het beeldmidden kunt u ook het Flex­scherpstelpunt gebruiken (blz. 67).
Loading...
+ 120 hidden pages