Minolta DIMAGE 2330 ZOOM User Manual [it]

NL
Gebruiksaanwijzing Camera
2
3
Gefeliciteerd met uw aankoop van de Minolta Dimâge 2330 ZOOM. Neem de tijd deze gebruiksaanwijzing goed door te nemen, zodat u uw camera optimaal zult gebruiken.
Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten die vóór september 2000 werden geïntroduceerd. Wilt u weten of bepaalde producten die na deze datum werden uitgebracht met deze camera compatible zijn, neem dan contact op met Minolta (zie achterzijde van deze gebruiksaanwijzing).
Dit teken aan de onderkant van uw camera geeft aan dat deze voldoet aan de eisen van de EU (Europese Unie) op het gebied van apparatuur die storing kan veroorzaken. CE staat voor Conformité Européenne (Europese Conformiteit).
4
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
Neem onderstaande waarschuwingen bij het gebruik van de camera ter harte.
Batterijen kunnen door onjuist gebruik heet worden of zelfs exploderen.
• Gebruik het batterijtype dat in deze gebruiksaanwijzing wordt opgegeven.
• Plaats de batterijen niet met de plus- en minpool verwisseld.
• Stel de batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
• Probeer de batterijen niet op te laden, kort te sluiten of uit elkaar te halen.
• Gebruik altijd batterijen van gelijk type, merk en fabricagedatum.
• Gooi lege batterijen nooit achteloos weg, maar lever ze in bij uw handelaar of bij de reinigingsdienst.
Laat deze camera niet onbeheerd achter wanneer kleine kinderen er bij kunnen.
Houd batterijen/accu’s of andere dingen die ingeslikt kunnen worden uit de buurt van kleine kinderen. Neem onmiddellijk contact op met een arts wan­neer er iets is ingeslikt.
Gebruik de camera verder niet meer en verwijder de batterijen/accu’s wan­neer…
• de camera zodanig beschadigd is geraakt dat het binnenwerk zichtbaar is.
• de camera een vreemde geur, warmte of rook afgeeft.
Ga niet lopen terwijl u het beeld op het LCD-scherm bekijkt.
Neem de camera niet uit elkaar. Wanneer u een hoog-voltage-circuit binnen de camera aanraakt kunt u een electrische schok krijgen.
Breng of stuur de camera naar de Technische Dienst van Minolta wanneer reparatie nodig is.
WAARSCHUWING
LET OP
Bij langdurig gebruik zal de camera flink warm worden. Houd daar rekening mee wanneer u de camera gebruikt of batterijen of de compact flash kaart verwijdert.
5
VOORDAT U BEGINT
Controleer voordat u begint onderstaande paklijst. Mocht er iets ontbreken, neem dan contact op met uw handelaar of de Technische Dienst van Minolta. Adressen van Minolta vindt u achter op deze gebruiksaanwijzing.
• Minolta Dimâge 2330 ZOOM camera (x 1)
• AA alkalinebatterijen (x 4)
• Videokabel (x 1)
• Polskoord (x 1)
• Cameratas (x 1)
• USB-kabel (x 1)
• 8MB CompactFlash kaart (x 1)
• Software en documentatie op CD-ROM:
USB Driver-software voor Windows
®
98/Windows®98 Second Edition Gebruiksaanwijzing (PDF) Windows®/Macintosh Adobe PhotoDeluxe 4.0 Family Edition CD-ROM voor Windows® Adobe PhotoDeluxe 2.0 CD-ROM voor Macintosh
• Documentatie (drukwerk)
Korte gebruiksaanwijzing (x 1) Garantiekaart (x 1)
6
INHOUD
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK..........................................................................4
VOORDAT U BEGINT............................................................................................5
INHOUD.................................................................................................................6
BENAMING VAN DE ONDERDELEN..................................................................10
CAMERA......................................................................................................10
AANSLUITRUIMTE......................................................................................12
ONDERZIJDE..............................................................................................12
DATA-SCHERM............................................................................................13
ZOEKER ......................................................................................................14
METEEN AAN DE SLAG.....................................................................................16
VOORBEREIDING.......................................................................................16
OPNAMEN MAKEN.....................................................................................16
OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN...................................................18
OPNAMEN WISSEN....................................................................................19
VOORBEREIDING
POLSKOORD BEVESTIGEN ..............................................................................23
BATTERIJEN PLAATSEN ....................................................................................24
BATTERIJCONDITIE CONTROLEREN.......................................................26
AUTOMATISCHE UITSCHAKELING ...........................................................27
GEBRUIK VAN DE NETSTROOMADAPTER (apart leverbaar)..................27
COMPACT FLASH (CF) KAART PLAATSEN/VERWIJDEREN ...........................28
CF KAART PLAATSEN................................................................................28
CF KAART VERWIJDEREN........................................................................29
OPNAMEN MAKEN
BASISPROCEDURE............................................................................................32
OPNAME-INFORMATIE OP HET LCD-SCHERM.......................................34
WEERGEGEVEN CAMERA-INSTELLINGEN.............................................35
SCHERPSTELLING.............................................................................................36
SCHERPSTEL-LAMPJE..............................................................................36
AFSTANDSBEREIK BIJ AUTOFOCUS
(kortste instelafstand) ..................................................................................36
ONDERWERPEN WAAR DE AUTOMATISCHE SCHERPSTELLING
MOEITE MEE KAN HEBBEN...................................................................37
ONDERWERP BEVINDT ZICH BUITEN HET MIDDEN VAN
HET BEELD (scherpstelvergrendeling)....................................................38
AFSTAND MET DE HAND INSTELLEN
(handmatige scherpstelling).........................................................................39
7
INHOUD
FLITSEN ..............................................................................................................41
FLITSBEREIK..............................................................................................41
FLITSMETHODE INSTELLEN ....................................................................42
FLITS-LAMPJE............................................................................................43
SPECIALE FUNCTIES
BURST-FUNCTIE.................................................................................................45
ZELFONTSPANNER............................................................................................48
DIGITALE ZOOM .................................................................................................51
CLOSE-UP...........................................................................................................53
BELICHTINGSCORRECTIE................................................................................55
OPNAMEFUNCTIES INSTELLEN
OPNAMEFUNCTIES ...........................................................................................58
HET OPNAME-MENU (LCD-scherm) .........................................................58
ONDERDELEN VAN HET OPNAME-MENU ...............................................58
BEELDKWALITEIT INSTELLEN..........................................................................60
BEELDFORMAAT (RESOLUTIE) INSTELLEN....................................................63
WITBALANS INSTELLEN....................................................................................65
VERSCHERPING INSTELLEN............................................................................68
OPNAMEN WEERGEVEN
BEELD VOOR BEELD WEERGEVEN.................................................................71
WEERGAVE-MENU OP HET LCD-SCHERM.............................................72
BEELDINFORMATIE BIJ WEERGAVE........................................................73
INDEX-WEERGAVE ............................................................................................74
ZOOM-WEERGAVE.............................................................................................77
SLIDE SHOW ......................................................................................................79
SLIDE SHOW STARTEN.............................................................................79
SLIDE SHOW STOPPEN ............................................................................81
INSTELLINGEN VAN HET SLIDE SHOW MENU .......................................82
OPNAMEN WISSEN
EEN OPNAME WISSEN......................................................................................86
ALLE OPNAMEN WISSEN..................................................................................90
8
INHOUD
WEERGAVE-FUNCTIES INSTELLEN
HET WEERGAVE-MENU.....................................................................................94
HET WEERGAVE-MENU (LCD-scherm).....................................................94
WEERGAVE-MENU: DE ONDERDELEN EN HUN INSTELLINGEN .........94
PRINTOPDRACHTEN MAKEN MET DPOF........................................................96
OPNAME-NUMMER EN AANTAL OPGEVEN ............................................96
INDEX-PRINT INSTELLEN .......................................................................100
DE DPOF-PRINT-INSTELLINGEN OPHEFFEN .......................................102
NAAM VAN DE MAP..........................................................................................104
OVER HET DCF-FORMAAT (Design rule for Camera File system) ........106
SETUP (VOORKEURSINSTELLINGEN)
HET SETUP-MENU...........................................................................................108
HET SETUP-MENU OP HET LCD-SCHERM ...........................................108
HET SETUP-MENU: DE ONDERDELEN EN HUN INSTELLINGEN........108
HELDERHEID VAN HET LCD-SCHERM INSTELLEN......................................110
TERMIJN VOOR AUTOMATISCHE UITSCHAKELING INSTELLEN ................112
DE CF KAART FORMATTEREN .......................................................................114
DATUM EN TIJD INSTELLEN............................................................................116
GELUIDSSIGNAAL INSTELLEN.......................................................................120
OMSCHAKELEN VAN HET VIDEOSIGNAAL ...................................................122
TAAL VAN HET LCD-SCHERM INSTELLEN ....................................................124
TERUGKEREN NAAR DE STANDAARDINSTELLINGEN ................................126
AANSLUITEN OP DE COMPUTER
AANSLUITEN OP DE COMPUTER ..................................................................129
SYSTEEM-EISEN..............................................................................................130
VERBINDING TOT STAND BRENGEN .............................................................132
DRIVER-SOFTWARE INSTALLEREN.......................................................134
VERWIJDEREN VAN DE USB-KABEL..............................................................140
WINDOWS
®
98/WINDOWS®98 SECOND EDITION..................................140
WINDOWS
®
2000 PROFESSIONAL..........................................................140
WINDOWS®ME ..........................................................................................140
MACINTOSH..............................................................................................141
VOORZORGEN BIJ DE COMPUTERVERBINDING.........................................142
ADOBE PHOTODELUXE INSTALLEREN .........................................................144
9
INHOUD
APPENDIX
OPNAMEN OP TV WEERGEVEN.....................................................................147
PROBLEMEN OPLOSSEN................................................................................148
OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK............................................................152
ONDERHOUD EN OPSLAG..............................................................................156
TECHNISCHE GEGEVENS ..............................................................................157
MINOLTA............................................................................................................160
10
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
* Niet aanraken.
Ontspanknop
Functieknop
Data-scherm
Zoekervenster*
Lampje zelfontspanner Deksel aansluitruimte
Flitser*
Lens*
Flitssensor*
CAMERA
11
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
Flits-lampje (oranje)
Scherpstel-lampje (groen)
Hoofdschakelaar
Zoeker*
MENU-toets
ENTER-toets
Display-toets Deurtje kaartsleuf
Vierwegtoets
LCD-scherm*
Oogje voor polskoord
12
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
Aansluitruimte
Onderzijde
Gelijkstroomaansluiting Video-out-aansluiting
Deurtje batterijruimte
Statiefaansluiting
USB-aansluiting
13
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
DATA-SCHERM
Hieronder ziet u voor het gemak alle aanduidingen tegelijk. In de praktijk zult u alleen de relevante aanduidingen te zien krijgen.
* Het aantal resterende opnamen is een benadering, omdat de geheugenruimte die een
beeldbestand inneemt vooraf niet exact te bepalen is. Maakt u een opname met veel kleine details, dan zal het beeldbestand relatief groot zijn. Een opname met veel egale vlakken zal veel minder ruimte in beslag nemen.
Aantal nog te maken opnamen*/ waarschuwing voor ontbrekende opslagkaart.
Zelfontspannersymbool
Batterijconditie
Aanduidingen flitsfunctie
Aanduiding beeldformaat (resolutie)
14
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
ZOEKER
Scherpstel-lampje (groen)
Flits-lampje (oranje)
Markering voor dichtbij-opnamen
Markering voor dichtbij-opnamen
Maakt u een opname op 1 m afstand of nog dichterbij, dan wordt bij benadering alleen het beeld opgenomen dat zich onder de markering voor dichtbij-opnamen bevindt. Wilt u exacter weten wat er op de foto komt, gebruik dan het LCD-scherm.
15
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
Scherpstelgebied (bij benadering)
De automatische scherp­stelling is actief in de hier met grijs aangeduide sec­tor.
Scherpstel-lampje (groen)
Flits-lampje (oranje)
Brandt De afstandsinstelling is bepaald en
vergrendeld.
Knippert snel (ca. 8 maal per seconde) Er kon geen goede scherpstelling worden
gevonden. (Het onderwerpscontrast is te laag, het onderwerp is te donker of te dichtbij.)
Knippert langzaam (ca. 2 maal per seconde). Het beeld wordt op de CF-kaart (compact
flash) opgeslagen.
Brandt De flitser gaat af.
Knippert snel wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (ca. 8 maal per seconde).
De flitser wordt opgeladen. Er kan geen opname worden gemaakt.
Knippert langzaam (ca. 2 maal per seconde) (wanneer de flitsfunctie is uitgeschakeld) .
De camera zal een lange sluitertijd kiezen. Door beweging van het onderwerp of trilling van de camera kan de opname onscherp worden. Gebruik een statief of activeer de flitser.
16
METEEN AAN DE SLAG
Plaats de batterijen (zie blz 24).
1
Schuif de CF-kaart in de camera (zie blz. 28).
2
Zet de functieknop op .
1
Schakel de camera met de hoofdschake­laar in.
2
VOORBEREIDING
Zie blz. 24 voor detail-informatie
OPNAMEN MAKEN
Zie blz. 32 voor detail-informatie
17
METEEN AAN DE SLAG
Bepaal de compositie van de opname via de zoeker of het LCD-scherm.
3
Bepaal de grootte van het onderwerp met de vierwegtoets ( / ).
• Druk op om in te zoomen (onderwerp wordt groter).
• Druk op om uit te zoomen (onderwerp wordt kleiner).
4
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
• Het groene scherpstel-lampje licht op wanneer de camera heeft scherpgesteld.
5
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• De gemaakte opname wordt op het LCD­scherm vertoond.
• Tijdens de opslag van het beeld op de CF­kaart knippert het groene scherpstel-lampje langzaam (ca. 2 maal per seconde).
6
18
METEEN AAN DE SLAG
Zet de functieknop op .
1
Zet de camera aan.
• De meest recente opname wordt op het LCD-scherm vertoond.
2
Met de en toets kunt u het vol­gende respectievelijk het vorige beeld oproepen.
3
OPGENOMEN BEELDEN WEERGEVEN
Kijk op blz 71 voor detail-informatie.
19
METEEN AAN DE SLAG
Zorg ervoor dat het te wissen beeld op het LCD-scherm te zien is. Volg daarvoor stap [1] t/m [3] van “OPGE­SLAGEN OPNAMEN BEKIJKEN” op de vorige bladzijde.
1
Druk op de MENU-toets.
• Op het LCD-scherm verschijnt nu het weergave-menu.
2
Controleer of [DELETE] is gemar­keerd, druk daarna op de toets.
3
Controleer of [SELECT] is gemar­keerd, Druk daarna op de ENTER­toets.
4
DELETE SELECT
ZOOM SLIDE SHOW PRINT STANDARD FOLDER 100MLT02
ENTER: SELECT
OPNAMEN WISSEN
Zie blz. 86 voor detail-informatie
20
METEEN AAN DE SLAG
• De te wissen opname is op het LCD­scherm te zien; nu wordt u gevraagd de wisopdracht te bevestigen.
Druk op de toets zodat [YES] wordt gemarkeerd en druk op de ENTER­toets.
• Het beeld dat bij stap [1] op het LCD­scherm te zien was wordt gewist.
5
Controleer nu u of [NO] is gemarkeerd en druk op de ENTER-toets om de wisfunctie te verlaten.
• Het LCD-scherm keert terug naar het weergave-menu.
6
Druk op de MENU-toets.
• Het LCD-scherm keert terug naar de normale weergave in de weergave-stand.
7
20/37
DELETE?
YES / NO
ENTER: SELECT :MOVE
2000/08/26 10:43
20/37
DELETE?
YES / NO
ENTER: DELETE :MOVE
2000/08/26 10:43
21
22
VOORBEREIDING
23
POLSKOORD BEVESTIGEN
Steek de kleine lus van het polskoord door het oogje.
1
Voer het andere eind van het pols­koord door de kleine lus.
2
24
BATTERIJEN PLAATSEN
Deze camera gebruikt vier AA alkalinebatterijen of Ni-MH-accu’s.
• Gebruikt u Ni-MH-batterijen, laad ze dan met een lader die er speciaal op is afgestemd.
• Waar in deze gebruiksaanwijzing over ‘batterijen’ wordt gesproken mag u ook “NiMH­accu’s” lezen.
Schakel voordat u batterijen ver­wisselt de camera met de hoofdscha­kelaar uit.
• Deze stap kunt u overslaan wanneer u de camera na aankoop voor het eerst van batterijen voorziet.
1
Schuif het klepje van de batterijruimte iets in richting (1) en open in richting (2).
2
Plaats de batterijen overeenkomstig de +/- aanduiding onderop de camera.
3
25
BATTERIJEN PLAATSEN
Sluit het klepje in de richting van de pijl (1) en schuif het in richting (2) tot­dat het inklikt.
4
* Controleer na het vervangen van batterijen of de ingebouwde klok (datum en tijd) goed
werkt (zie blz. 116). Heeft de camera langer dan ca. 5 minuten geen stroombron (batterijen of
netstroomadapter) dan kan de ingebouwde klok stoppen of terugkeren naar zijn beginstand. Stel in dat geval datum en tijd opnieuw in (zie blz. 116).
* Zet de camera niet rechtop neer terwijl het klepje van de batterijruimte nog open is.
Het klepje kan anders beschadigd raken.
* Tijdens het gebruik van de camera kunnen de batterijen warm of heet worden, dus wees
voorzichtig bij het verwisselen van batterijen.
26
BATTERIJEN PLAATSEN
• Is het LCD-scherm geheel leeg, controleer dan of de batterijen goed zijn geplaatst. (+/–). Verschijnt er ook bij goed geplaatste batterijen geen informatie, vervang dan de batterijen door nieuwe/verse.
BATTERIJCONDITIE CONTROLEREN
De camera controleert de conditie van de batterijen automatisch en toont de uit­slag van de controle op het data-scherm.
– Er is voldoende energie voorradig
— Zorg ervoor dat u verse batterijen
of vers geladen accu’s bij de hand hebt. Bij deze aanduiding kunt nog opnemen en afspelen.
Alle aanduidingen gaan uit; daarna knippert gedurende 5 secon­den; daarna verdwijnen alle aandui­dingen.
— Opnemen en afspelen is niet
meer mogelijk. U kunt nu twee dingen doen.
• Vervang alle batterijen.
• Verwijder de batterijen en gebruik de netstroomadapter (apart leverbaar) (zie blz. 27).
27
BATTERIJEN PLAATSEN
AUTOMATISCHE UITSCHAKELING
Om stroom te sparen schakelt de camera zich automatisch uit wanneer hij drie minuten niet is gebruikt. Activeer de camera opnieuw met de hoofdschakelaar.
* Bij gebruik van batterijen/accu’s kan de termijn voor automatische uitschakeling worden
ingesteld op 5, 10 of 30 minuten. Kijk op blz. 112 voor detail-informatie.
* Bij gebruik van de netstroomadapter schakelt de camera zich automatisch uit wanneer
hij meer dan 30 minuten niet is gebruikt. De termijn voor automatische uitschakeling bij netvoeding kan niet worden veranderd.
GEBRUIK VAN DE NETSTROOMADAPTER (apart leverbaar)
Voor stationair gebruik van de camera binnenshuis (bijvoorbeeld voor het down­loaden van opnamen naar de PC) raden wij u aan de netstroomadapter AC-2 (apart leverbaar) te gebruiken.
Denk er aan dat u de camera uitschakelt wanneer u van batterijvoeding over­gaat op netvoeding of andersom. Ga niet over op een andere stroombron ter­wijl de camera nog aan staat.
Steek de ministekker van de netstroomadapter in de voedingsaan­sluiting van de camera.
• Wereldwijd past Minolta diverse soorten netstroomadapters toe. De stekker kan er anders uitzien dan in de afbeelding.
1
Steek de lichtnetstekker van de net­strooomadapter in een stopcontact.
2
28
COMPACT FLASH (CF) KAART PLAATSEN/VERWIJDEREN
Denk er goed aan dat u de camera altijd uitschakelt wanneer u een CF­kaart gaat plaatsen of verwijderen. Anders kan informatie op de kaart verloren gaan of schade aan de kaart ontstaan.
Controleer of de camera uitgescha­keld is en open het deurtje van de kaartsleuf als afgebeeld.
1
Schuif de CF-kaart in de kaartsleuf.
• Plaats de kaart zo dat de vlakke kant aan de kant van het objectief zit (de kant met het ribbeltje wijst naar achteren); de contacten moeten aan de onderkant zitten.
• Schuif de kaart rechtstandig naar binnen, niet schuin.
• Gaat de kaart halverwege niet verder, controleer dan of hij niet achterstevoren zit. Forceren kan de kaart en/of de camera beschadigen.
2
CF-KAART PLAATSEN
29
COMPACT FLASH (CF) KAART PLAATSEN/VERWIJDEREN
Klap de verwijderingshendel omlaag als afgebeeld.
• Let er op dat de hendel wordt ingeklapt, anders kan het deurtje van de kaartsleuf niet worden gesloten.
3
Sluit het deurtje zo dat het dicht klikt.
4
Controleer of de camera uit staat.
1
Open het deurtje van de kaartsleuf als afgebeeld.
2
Trek de verwijderingshendel uit als afgebeeld.
3
CF-KAART VERWIJDEREN
30
COMPACT FLASH (CF) KAART PLAATSEN/VERWIJDEREN
Duw de verwijderingshendel recht naar beneden.
• De CF-kaart komt iets omhoog; trek hem nu rustig uit de kaartsleuf.
• De kaart kan heet zijn, wees dus voorzichtig.
• Bewaar de kaart in het bijbehorende opslagdoosje of -hoesje.
4
Sluit het deurtje van de kaarsleuf zodat het inklikt
5
31
OPNAMEN MAKEN
32
OPNAMEN MAKEN - BASISPROCEDURE
Zet de functieknop op .
1
Schakel de camera met de hoofd­schakelaar in.
• De hoofdsschakelaar keert altijd weer terug in zijn oorspronkelijke positie.
2
Bepaal de compositie van de opname via de zoeker of het LCD-scherm.
• Denk er bij het vasthouden van de camera aan dat u objectief, flitser en flitssensor niet met uw vinders afdekt.
• Lukt het niet om een goede scherpstelling op het onderwerp te krijgen, gebruik dan de scherpstelvergrendeling op een vervangend onderwerp op ongeveer gelijke afstand (zie blz. 38).
3
Zoom in of uit met de / toetsen.
• Met de toets zoomt u in (naar de telestand).
• Met de toets zoomt u uit (naar de groothoekstand).
4
33
OPNAMEN MAKEN - BASISPROCEDURE
* Wanneer u de ontspanknop
langzaam indrukt voelt u halverwege een duidelijke weerstand. Indrukken tot deze positie wordt in deze gebruiks­aanwijzing aangemerkt als ‘half indrukken’ van de ontspanknop.
Denk er aan dat u voordat de opslag is voltooid (het scherpstel-lampje (groen) en “RECORDING” stoppen met knipperen) nooit het klepje van de batterijruimte opent, de netvoeding beëindigt of de CF-kaart verwijdert. De informatie op de CF-kaart kan onbruikbaar worden of verloren gaan.
Druk de ontspanknop half in.
• De camera stelt automatisch scherp. Wanneer de scherpstelling is voltooid licht het groene scherpstel-lampje op.
• Knippert het groene scherpstel-lampje start de opnameprocedure dan opnieuw, vanaf stap[3].
• Zal er bij de opname worden geflitst, dan zal het flits-lampje (oranje) gaan branden.
• Knippert het flits-lampje (oranje) langzaam (ca. 2 maal per seconde), dan wordt een lange sluitertijd gebruikt. De kans op trillings- en/of bewegingsonscherpte is groot. Gebruik van een statief is aan te raden.
5
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Wanneer bij het indrukken van de ontspan­knop het flits-lampje (oranje) knippert, dan wordt de flitser nog geladen. Houdt u de ontspanknop nu ingedrukt, dan zal de opname worden gemaakt zodra de flitser geladen is.
• De gemaakte opname wordt op het LCD­scherm vertoond en wordt op de CF-kaart opgeslagen. Tijdens de opslag knippert het scherpstel-lampje (groen) langzaam (ca. 2 maal per seconde) en knippert de bood­schap “RECORDING” op het LCD-scherm.
6
34
OPNAMEN MAKEN - BASISPROCEDURE
OPNAME-INFORMATIE OP HET LCD-SCHERM
Live-beeld
(Camera-instellingen verschijnen)
Live-beeld
(Camera-instellingen verschijnen niet)
LCD-scherm uitgeschakeld
Live-beeld
Live-beeld
LCD-scherm uitgeschakeld
STD FULL
HARD
MANUAL
+1.0
20
Elke keer dat u op de Display-toets drukt verandert de weergave op het LCD-scherm. Hieronder ziet u de drie stadia, in volgorde.
35
OPNAMEN MAKEN - BASISPROCEDURE
WEERGEGEVEN CAMERA-INSTELLINGEN
(Kijk voor meer informatie op de tussen haakjes vermelde pagina’s)
Live-beeld
STD FULL
HARD
MANUAL
+1.0
20
Beeldformaat (resolutie) (blz. 63)
Beeldkwaliteit (blz. 60)
Witbalans (blz. 65)
Flitsfunctie (blz. 41)
Transportfunctie (blz. 45)
Scherpstelfunctie (blz. 36)
Waarde belichtingscorrectie (blz. 55
Verscherping (blz. 68)
Opname-nummer
36
SCHERPSTELLING
SCHERPSTEL-LAMPJE
Wanneer u de ontspanknop half indrukt stelt de camera automatisch scherp. Het scherpstel-lampje (groen) geeft de status van de scherpstelling aan (wanneer autofocus is ingeschakeld).
Afstandsbereik bij autofocus (kortste instelafstand)
Het scherpstelbereik in de stand autofocus vindt u hieronder. Is het onderwerp dichter bij dan de kortste instelafstand (0,4 m), of verder weg dan 0,4 m in de close-up-stand, dan knippert het scherpstel-lampje (groen).
Brandt De scherpstelling is uitgevoerd en vergrendeld.
Knippert snel (ca. 8 maal per seconde)
De scherpstelling kon niet worden uitgevoerd. De ontspanknop kan wel worden ingedrukt.
Standaard-bereik 0,4 m ~ oneindig
Close-up-bereik (Zie blz. 53)
4 cm ~ 40 cm
Knippert het scherpstel-lampje (groen), controleer dan onderstaande punten:
• Probeert u de camera te laten scherpstellen onder omstandigheden waarin automa­tische scherpstelling mogelijk minder goed lukt (blz. 37)?
• Is het onderwerp dichterbij dan 40 cm (of verder weg dan 40 cm in de close-up­stand)? (kijk hieronder)
37
SCHERPSTELLING
ONDERWERPEN WAAR DE AUTOMATISCHE SCHERPSTELLING MOEITE MEE KAN HEBBEN
De automatische scherpstelling werkt op basis van beeldcontrast (het verschil tussen licht en donker) dat het CCD-opname-element waarneemt. Hieronder ziet u onder welke omstandigheden een autofocus-systeem problemen kan ondervin­den bij het vinden van een juiste scherpstelling. Gebruik in die situaties de scherpstelvergrendeling (zie blz. 38), om scherp te stellen op een andere onder­werp dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt, of maak gebruik van de handmatige scherpstelling.
Het onderwerp is te donker.
Het onderwerp vertoont te weinig contrast (bijvoorbeeld een witte muur, een egaal blauwe lucht)
Onderwerpen op verschillende afstan­den vallen samen in het scherpstelge­bied.
Het onderwerp is te licht (lichtreflectie op water, blinkende lak van een auto)
38
SCHERPSTELLING
ONDERWERP BEVINDT ZICH BUITEN HET MIDDEN VAN HET BEELD (scherpstelvergrendeling)
Bevindt het onderwerp zich niet midden in beeld, dan stelt de camera scherp op de achtergrond. Pas in dat geval de scherpstelvergrendeling toe.
Richt het midden van het beeld op het onderwerp en druk de ontspanknop half in.
• De camera stelt nu scherp op het onderwerp. Als hij klaar is brandt het scherpstel-lampje (groen).
1
Houdt de ontspanknop in de half ingedrukte positie, maak met de camera de gewenste compositie en druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
2
39
SCHERPSTELLING
AFSTAND MET DE HAND INSTELLEN (handmatige scherpstelling)
Corrigeer de afstandsinstelling met de of de toets terwijl u het beeld op het LCD-scherm beoordeelt.
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
• Op het LCD-scherm verschijnt het opname­menu.
1
Druk op de of de toets totdat [FOCUS] wordt gemarkeerd en druk op de toets.
2
Druk op de of de toets totdat [MANUAL] wordt gemarkeerd en druk op de toets.
3
Druk op de MENU-toets.
• ‘MANUAL’ verschijnt rechtsboven op het LCD-scherm en de display geeft aan dat handmatige scherpstelling is ingesteld.
4
FLASH +/- 0
FOCUS MANUAL
DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
FLASH +/- 0
FOCUS AF
DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
40
SCHERPSTELLING
Stel scherp met de of toets ter­wijl u op het LCD-scherm kijkt.
• Stel zo in dat het onderwerp scherp op het LCD-scherm te zien is.
• Drukt u op de toets, dan stelt u scherp op verder weg gelegen onderwerpen.
• Drukt u op de toets, dan stelt u scherp op dichterbij gelegen onderwerpen.
5
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• De ingestelde afstand blijft na de opname gehandhaafd. U schakelt de autofocus weer in door de camera uit en weer aan te zetten.
6
41
FLITSEN
Deze camera heeft vijf verschillende flitsinstellingen. U kunt ze kiezen naar gelang de omstandigheden en uw wensen.
AUTOMATISCH FLITSEN De flitser wordt automatisch ontstoken
wanneer er te weinig licht is of wanneer het contrast te hoog is.
INVULFLITS De flitser gaat bij elke opname af, ongeacht
lichtniveau of contrast. Kies deze stand wanneer u diepe schaduwen in een gezicht wilt ophelderen.
FLITSER UIT De flitser wordt niet ontstoken. Kies deze stand
wanneer u opnamen maakt op een plaats waar flitsen niet is toegestaan, zoals een museum.
AUTOMATISCH FLITSEN MET RODE-OGEN­REDUCTIE
De flitser geeft twee korte series voorflitsen af voordat de opname wordt gemaakt, om rode oogjes tegen te gaan. Kies deze stand wanneer u in het donker mensen of dieren fotografeert.
INVULFLITS MET RODE­OGEN-REDUCTIE
Flitsbereik
Ligt het onderwerp buiten het flitsbereik, dan wordt het onderbelicht. Neem daar­om het flitsbereik in acht.
Flitsbereik 0,4 m ~ 3 m
42
FLITSEN
FLITSMETHODE INSTELLEN
AUTOMATISCH FLITSEN
INVULFLITSEN
FLITSER UIT
AUTOMATISCH FLITSEN MET RODE-OGEN-REDUCTIE
INVULFLITSEN MET RODE-OGEN­REDUCTIE
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
• Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Controleer of [FLASH] is gemarkeerd en druk op de toets.
2
Druk op de of toets om de ge­wenste flitsmethode te markeren.
• De flitsmethode verandert in onderstaande volgorde.
3
FLASH
+/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
FLASH
+/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
43
FLITSEN
Druk op de toets
4
FLASH
+/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
Druk op de MENU-toets.
• De gekozen flitsmethode wordt rechtsboven in de normale weergave van het LCD­scherm weergegeven (zie blz. 35). Bij instelling op automatisch flitsen verschijnt geen aanduiding, bij automatisch flitsen met
rode-ogen-reductie verschijnt alleen .
• Wordt de camera uit- en weer ingeschakeld, dan keert hij terug naar automatisch flitsen met rode-ogen-reductie.
5
Flits-lampje
Het flits-lampje (oranje) geeft de status van de flit­ser aan.
Brandt Bij de opname wordt geflitst.
Knippert snel wanneer de ontspanknop geheel wordt ingedrukt (ca. 8 maal per seconde).
De flitser wordt geladen. De opname kan pas worden gemaakt nadat het laden is voltooid.
Knippert langzaam (wanneer de flitser werd uitgeschakeld). (ca. 2 maal per seconde).
Er wordt een lange sluitertijd gekozen. Door trilling van de camera en/of beweging van het onderwerp kan de opname onscherp worden. De flitser wordt uitgeschakeld door de stand ‘Flitser Uit’ te kiezen, bij gebruik van de burst-functie, of wanneer de scherpstelling op close-up is ingesteld.
44
SPECIALE FUNCTIES
45
BURST-FUNCTIE
Bij gebruik van de burst-functie blijf de camera continu opnamen maken zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. Hieronder ziet u het maximum aantal achtereen te maken opnamen:
* Zie blz. 60 voor informatie over beeldkwaliteit, blz. 63 over beeldformaat (resolutie)
(FULL of HALF size).
* Het opgegeven aantal opnamen is een benadering.
De omvang van de beeldbestanden is afhankelijk van de detaillering van het onderwerp.
Beeldkwaliteit
Maximum aantal opnamen (benadering)
Formaat FULL Formaat HALF
ca. 2 opnamen ca. 6 opnamen
ca. 4 opnamen ca. 12 opnamen
ca. 8 opnamen ca. 12 opnamen
FINE (fijn)
STD. (standaard)
ECON. (economy)
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
• Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets om [DRIVE MODE] te markeren en druk op de toets.
2
FLASH +/- 0 FOCUS AF
DRIVE MODE
QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
46
BURST-FUNCTIE
Druk op de of de toets om te markeren.
• U kunt de transportfunctie als volgt instellen:
3
Druk op de toets.
4
Druk op de MENU-toets.
• Het symbool voor serie-opnamen verschijnt rechtsboven op het LCD-scherm. (Zie blz. 35)
• Automatisch wordt de stand “FLITSER UIT”
ingesteld. Bij serie-opnamen wordt de
flitser niet gebruikt.
• Wordt de instelling voor enkelbeeld of zelfontspanner gekozen, dan wordt automatisch “AUTOMATISCH FLITSEN MET RODE-OGEN-REDUCTIE” gekozen.
5
FLASH +/- 0 FOCUS AF
DRIVE MODE
QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
FLASH +/- 0 FOCUS AF
DRIVE MODE
QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
Enkelbeeld
Burst-functie (continu)
Zelfontspanner
47
BURST-FUNCTIE
Bepaal de beeldcompositie via het LCD-scherm of de zoeker, en stel de zoom in met de of toets.
• Drukt u op de toets, dan wordt het onderwerp groter (telestand).
• Drukt u op de toets, dan wordt het onderwerp kleiner (groothoekstand).
6
Druk de ontspanknop half in.
7
Druk de ontspanknop geheel in en houd hem ingedrukt.
• De opnameserie stopt wanneer u uw vinger van de ontspanknop neemt of wanneer het maximum aantal opnamen is bereikt.
• Wanneer u de burst-functie gebruikt worden belichting en autofocus ingesteld op het moment dat de ontspanknop half wordt ingedrukt. De instellingen gelden voor de totale serie.
• De burst-functie blijft na het maken van een serie actief. De enkelbeeld-functie keert terug wanneer u de camera uit- en weer aanzet.
8
48
ZELFONTSPANNER
De opname wordt ca. 10 seconden na het indrukken van de ontspanknop gemaakt
Zet de camera op statief, zet de func­tieknop op en druk op de MENU­toets.
• Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of toets om [DRIVE MODE] te markeren en druk op de toets.
2
Druk op de of toets om te markeren.
• U kunt de transportfunctie als volgt instellen:
3
FLASH +/- O FOCUS AF
DRIVE MODE
QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
Enkelbeeld
Burst-functie (continu)
Zelfontspanner
FLASH +/- O FOCUS AF
DRIVE MODE
QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
49
ZELFONTSPANNER
Druk op de toets.
4
Druk op de MENU-toets.
• Het zelfontspanner-symbool verschijnt rechtsboven op het LCD-scherm.
5
Bepaal de beeldcompositie via het LCD-scherm of de zoeker, en stel de zoom in met de of toets.
• Drukt u op de toets, dan wordt het onderwerp groter (telestand).
• Drukt u op de toets, dan wordt het onderwerp kleiner (groothoekstand).
6
Druk de ontspanknop half in.
7
FLASH +/- 0 FOCUS AF
DRIVE MODE
QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
50
ZELFONTSPANNER
Druk de ontspanknop geheel in om de zelfontspanner te starten.
• Tijdens de werking van de zelfontspanner knippert het zelfontspannerlampje voor op de camera. Het gaat steeds sneller knip­peren. Vlak voor de opname brandt het continu.
• Het pieptoontje klinkt simultaan met het knipperen van het lampje. (Het pieptoontje kan worden uitgeschakeld in de de SETUP stand.)
• Bevindt het onderwerp zich niet midden in beeld, gebruik dan de scherpstel­vergrendeling (zie blz. 38.)
• Na een zelfontspanner-opname keert de camera terug naar de normale enkelbeeld­stand.
8
* Denk erom dat u bij een zelfontspanner-opname niet voor de camera staat wanneer u
de ontspanknop indrukt. De autofocus zal anders niet of foutief werken.
* Ziet u ervan af een zelfontspanner-opname te maken, zet de functieknop dan op ,
PC of SETUP.
51
DIGITALE ZOOM
Met de digitale zoom kunt u de de maximale vergroting met een factor van maxi­maal 2,5 doen toenemen.
STD FULL
Druk in de opnamestand op de toets totdat er maximaal is inge­zoomd.
1
Druk op de toets en houd hem meer dan 2 seconden ingedrukt.
• De digitale zoomfunctie is geactiveerd.
• Het zoomkader verschijnt op het LCD­scherm (zie links beneden). Haal uw vinger
van de toets wanneer dit kader verschijnt.
• De digitale zoomfunctie kan niet worden ingesteld wanneer het LCD-scherm is uitgeschakeld.
2
52
DIGITALE ZOOM
Kijk op het LCD-scherm en kies de beelduitsnede binnen het zoomkader.
3
Druk de ontspanknop half in.
4
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• De scherpstelvergrendeling kan worden gebruikt (zie blz. 38).
• De digitale zoom blijft na een opname gehandhaafd. Wilt u de digitale zoom uit-
schakelen, druk dan op de toets totdat het kader verdwijnt of schakel de camera uit en weer aan.
5
* Bij digitale zoom meet het beeld 640 x 480 pixels. Daardoor zal het beeld op het beeld-
scherm van uw computer kleiner dan normaal worden weergegeven. Houd ook bij het printen rekening met de lagere resolutie.
53
CLOSE-UP
Met de close-up-functie maakt u dichtbij-opnamen tot op 4 cm van het onder­werp. In de uiterste stand neemt u een onderwerp van 6 x 4 cm formaatvullend in beeld.
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
• Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets om [FOCUS] te markeren en druk op de
toets.
2
Druk op de of de toets om [CLOSE UP] te markeren en druk op de toets.
3
Druk op de MENU-toets.
• ‘CLOSE UP’ verschijnt rechtsboven op het LCD-scherm om aan te geven dat de close­up-functie is geselecteerd.
• De flitsfunctie wordt automatisch ingesteld op ‘FLITSER UIT . In de close-up-stand wordt de flitser uitgeschakeld.
4
FLASH +/- 0
FOCUS CLOSE UP
DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
FLASH +/- 0
FOCUS AF
DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
54
CLOSE UP
Bepaal de beelduitsnede via het LCD­scherm.
• Bij dichtbij-opnamen kan de zoeker de beelduitsnede niet goed weergeven. Gebruik dus het LCD-scherm.
• Gebruik van een statief is sterk aan te bevelen.
• In de close-up-stand kan het LCD-scherm niet worden uitgeschakeld.
5
Druk de ontspanknop half in.
• Knippert het scherpstel-lampje (groen), controleer dan of het onderwerp zich binnen het close-up-bereik van 4 tot 40 cm bevindt.
6
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Na de opname blijft de close-up-stand gehandhaafd. Na uit- en weer inschakelen van de camera wordt de normale autofocus­functie weer gebruikt.
• Wordt de camera weer op de normale autofocus-functie gezet, dan wordt automatisch ‘AUTOMATISCH FLITSEN MET RODE-OGEN-REDUCTIE’ ingeschakeld.
7
55
BELICHTINGSCORRECTIE
Met de belichtingscorrectie kunt u het beeld donkerder of lichter maken. Een cor­rectiewaarde met een plus ervoor maakt het beeld lichter, een correctiewaarde met een min ervoor maakt het donkerder. Hoe hoger het cijfer van de correctie­waarde, des te sterker is de correctie.
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
• Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets om [+/-] te markeren en druk op de toets.
2
Druk op de of de toets om de gewenste correctiewaarde in te stel­len.
• U kunt correctiewaarden instellen van +2,0 tot -2,0, in stappen van 0,5 lichtwaarde.
3
FLASH +/- O FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
FLASH +/- +1.0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
56
BELICHTINGSCORRECTIE
* Wilt u de belichtingscorrectie opheffen, volg dan de hiervoor beschreven instelprocedure
en stel de correctie in op 0, of schakel de camera uit en weer in.
* Ziet het onderwerp er op het LCD-scherm te licht uit, verminder dan de belichting met
een min-correctie. Is het onderwerp te donker, vermeerder dan de belichting met een plus-correctie.
Druk op de toets.
4
Druk op de MENU-toets.
• De belichtingscorrectiewaarde is rechtsboven op het LCD-scherm te zien
(zie blz. 35).
5
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
6
FLASH +/- +1.0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
57
OPNAMEFUNCTIES
INSTELLEN
58
INSTELLINGEN VOOR DE OPNAMESTAND
(Automatisch flitsen met rode-ogen-reductie)*
FLASH
(Flitsen: zie blz. 41)
(Automatisch flitsen) (Invulflitsen) (Flitser uit)
(Invulflitsen met rode-ogen­reductie)
+/-
(Belichtingscorrectie: zie blz. 55)
+2.0 +1.5 +1.0 +0.5 0*
-0.5
-1.0
-1.5
-2.0
FOCUS
(Scherpstelling: zie blz. 36)
AF (Autofocus)* CLOSE UP (Dichtbij-opnamen)
MANUAL (Handmatige scherpstelling)
HET OPNAME-MENU (LCD-scherm)
ONDERDELEN VAN HET OPNAME-MENU
FLASH
+/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD. IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
59
INSTELLINGEN VOOR DE OPNAMESTAND
DRIVE MODE
(Transportinstelling: zie blz. 45)
(Enkelbeeld)* (Serie-opnamen) (Zelfontspanner)
QUALITY
(Beeldkwaliteit: zie blz. 60)
FINE (Fijn) STD. (Standaard) ECON. (Economy)
IMAGE SIZE
Beeldformaat/ resolutie: zie blz. 63)
FULL (1792 x 1200 pixels) HALF (896 x 600 pixels)
WB
(Witbalans: zie blz. 65)
AUTO (Automatische instelling)*
(Daglicht) (Fluorescentielicht) (Kunstlicht)
SHARPNESS
(Verscherping: zie blz. 68)
HARD NORMAL* SOFT
* De met * gemarkeerde instellingen worden automatisch opnieuw geactiveerd wanneer
de camera uitgeschakeld is geweest of wanneer de batterijen werden verwisseld. In dat geval hanteert de camera voor “QUALITY” (kwaliteit) en “IMAGE SIZE” (beeldformaat/resolutie) de laatste instelling voor uitschakeling of verwijdering van de batterijen.
* Kijk voor “FLASH” (flitsen) op blz. 41, voor belichtingscorrectie op blz. 55, voor
“MANUAL” scherpstelling (handmatig) op blz. 39, voor “CLOSE UP” (dichtbij-opnamen) op blz. 53, voor “DRIVE MODE” (transportinstellingen, serie-opnamen) op blz. 45 en voor “DRIVE MODE” (transportinstellingen, zelfontspanner) op blz. 48.
“QUALITY” (beeldkwaliteit), “IMAGE SIZE” (beeldformaat/resolutie), “WB” (witbalans) en “SHARPNESS” (verscherping) worden op de nu volgende bladzijden behandeld.
60
BEELDKWALITEIT INSTELLEN
Deze camera heeft drie instellingen voor de beeldkwaliteit: “FINE” (fijn), “STD.” (standaard) en “ECON.” (economy).
De beeldkwaliteit is afhankelijk van de mate waarin de beeldinformatie wordt gecomprimeerd. De compressie neemt toe in de volgorde “FINE” “STD.” “ECON.”. Hoe sterker de compressie, des te lager is de beeldkwaliteit. Kies voor de hoogste kwaliteit dus de stand “FINE”. Een beeldbestand met een lage com­pressie neemt echter relatief veel opslagruimte in beslag. Wilt u zoveel mogelijk opnamen op de CompactFlash kaart van uw camera opslaan, kies dan “ECON.”of “STD.”.
In de onderstaande tabel vindt u gegevens over het bestandsformaat en de op­slagcapaciteit van een 8 MB CompactFlash kaart bij de verschillende kwaliteits­standen.
* Bestandsgrootte en aantal opnamen zijn een indicatie. De uiteindelijke bestandsgrootte
is afhankelijk van de beeldinhoud. Een opname met veel kleine details kan minder sterk worden gecomprimeerd dan een een opname met grote egale vlakken.
Compressieverhouding
Beeldbestandsformaat
Grootte beeldbestand (tussen haakjes de waarde voor beeldformaat “HALF”)
Aantal opnamen op een 8 MB CompactFlash kaart (tussen haakjes de waarde voor beeldformaat “HALF”)
FINE (Fijn) ca. 1/6.
STD.(Standaard) ca. 1/12
ECON.(Economy) ca, 1/25.
Exif2.1-JPEG
(DCF standaards)
ca. 560 KB (ca. 170 KB)
ca. 230 KB (ca. 80 KB)
ca. 13 (ca. 43)
ca. 34 (ca. 99)
ca. 910 KB (ca. 270 KB)
ca. 8 (ca. 28)
61
BEELDKWALITEIT INSTELLEN
ECON. (Economy)
STD. (Standaard)
FINE (Fijn)
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
• Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets totdat [QUALITY] wordt gemarkeerd en druk op de toets.
2
Druk op de of de toets tot de gewenste kwaliteitsinstelling wordt gemarkeerd.
• De instellingen voor de beeldkwaliteit veranderen in de onderstaande volgorde:
3
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE
QUALITY STD.
IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE
QUALITY FINE
IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
62
BEELDKWALITEIT INSTELLEN
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE
QUALITY FINE
IMAGE SIZE FULL WB AUTO SHARPNESS NORMAL
* Op de CF (CompactFlash) kaart mogen beelden in verschillende kwaliteitsinstellingen
worden opgeslagen.
* De gekozen kwaliteitsinstelling blijft gehandhaafd, ook wanneer de camera
uitgeschakeld is geweest.
* Wijziging van de kwaliteitsinstelling heeft gevolgen voor het aantal opnamen dat nog op
de CF kaart kan worden opgeslagen. Vooral wanneer u op de stand “FINE” overgaat kan het resterend aantal opnamen fors afnemen. Controleer na wijziging van de kwaliteitsinstelling altijd het aantal resterende opnamen.
Druk op de toets.
4
Druk op de MENU-toets.
De gekozen beeldkwaliteit verschijnt linksboven op het LCD-scherm (zie blz. 35).
5
63
BEELDFORMAAT (RESOLUTIE) INSTELLEN
De resolutie is bepalend voor de beeldgrootte op uw computerscherm en het maximum formaat waarop u uw foto’s kunt afdrukken. U kunt kiezen tussen de instelling FULL” en “HALF”. Wilt u uw opnamen alleen op een beeldscherm ver- tonen, dan is de instelling HALFdoorgaans voldoende. In de stand HALFwor­den kleinere beeldbestanden gevormd.
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets totdat [IMAGE SIZE] wordt gemarkeerd en druk op de toets.
2
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY STD.
IMAGE SIZE FULL
WB AUTO SHARPNESS NORMAL
Beeldformaat/resolutie Aantal pixels (B x H)
FULL 1792 x 1200
HALF 896 x 600
64
BEELFORMAAT (RESOLUTIE) INSTELLEN
HALF (Laagste resolutie)
FULL (Hoogste resolutie)
* De gekozen beeldformaat/resolutie-instelling blijft in het camerageheugen opgeslagen,
ook wanneer de camera uitgeschakeld is geweest.
* Wijziging van de beeldformaat/resolutie-instelling heeft gevolgen voor het aantal
opnamen dat nog op de CF kaart kan worden opgeslagen. In de stand “HALF” kunt meer opnamen op de CF kaart opslaan dan in de stand “FULL”. Controleer na wijziging van de beeldformaat/resolutie-instelling altijd het resterende aantal opnamen.
Druk op de of de toets totdat de gewenste beeldformaat/resolutie­instelling wordt gemarkeerd.
De instelling voor beeldformaat/resolutie verandert in onderstaande volgorde.
3
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE
IMAGE SIZE HALF
WB AUTO SHARPNESS NORMAL
Druk op de toets.
4
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE
IMAGE SIZE HALF
WB AUTO SHARPNESS NORMAL
Druk op de MENU toets.
De beeldformaat/resolutie-instelling verschijnt linksboven op het LCD-scherm (zie blz. 35).
5
Automatische witbalans
De camera bepaalt zelf de juiste witbalans-instelling. Gebruik deze stand als standaard-instelling.
Daglicht
Kies deze instelling voor opnamen waarbij daglicht de belangrijkste lichtbron is.
Fluorescentielicht
Kies deze instelling voor opnamen waarbij fluorescentielicht (TL, spaarlampen) de belangrijkste lichtbron is.
Kunstlicht
Kies deze instelling voor opnamen waarbij kunstlicht (gloei- en halogeenlampen, kaarsen ook) de belangrijkste lichtbron is.
65
WITBALANS INSTELLEN
De camera heeft vier witbalans-instellingen
AUTO
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets tot [WB] wordt gemarkeerd en druk op de toets.
2
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE IMAGE SIZE HALF
WB AUTO
SHARPNESS NORMAL
66
WITBALANS INSTELLEN
AUTO (Autom. witbalans)
Daglicht
Fluorescentielicht
Gloeilampen
Druk op de of de toets totdat de gewenste witbalans-instelling wordt gemarkeerd .
De instelling voor de witbalans verandert in onderstaande volgorde.
3
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE IMAGE SIZE HALF
WB
SHARPNESS NORMAL
Druk op de toets.
4
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE IMAGE SIZE HALF
WB
SHARPNESS NORMAL
Druk op de MENU-toets.
Het symbool voor de gekozen witbalans­instelling staat links van de flitsinstelling, linksboven in het LCD-scherm (zie blz. 35). Wanneer AUTOis gekozen verschijnt er geen symbool voor de witbalans-instelling.
5
67
SPECIFYING THE WHITE BALANCE MODE
* De witbalans keert automatisch terug naar de stand “AUTO” wanneer de camera na
uitschakeling weer wordt ingeschakeld.
68
VERSCHERPING INSTELLEN
De camera biedt keuze uit onderstaande die scherpte-instellingen
HARD Contouren in beeld worden verscherpt.
NORMAL Neutrale scherpte-weergave.
SOFT Contouren worden verzacht, waardoor het
beeld een zachtere weergave krijgt.
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
Het opname-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets totdat [SHARPNESS] wordt gemarkeerd en druk op de toets.
2
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE IMAGE SIZE HALF WB AUTO
SHARPNESS NORMAL
69
VERSCHERPING INSTELLEN
SOFT
NORMAL
HARD
Druk op de of de toets totdat de gewenste verscherpings-instelling wordt gemarkeerd.
De instellingen veranderen in onderstaande volgorde.
3
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE IMAGE SIZE HALF WB AUTO
SHARPNESS HARD
Druk op de toets.
4
FLASH +/- 0 FOCUS AF DRIVE MODE QUALITY FINE IMAGE SIZE HALF WB AUTO
SHARPNESS HARD
Druk op de MENU-toets.
De gekozen instelling verschijnt linksonder op het LCD-scherm (blz. 35). Wanneer NORMAL”is gekozen verschijnt er geen indicatie op het LCD-scherm.
5
70
OPNAMEN WEERGEVEN
71
BEELD VOOR BEELD WEERGEVEN
U kunt de op de CF kaart opgeslagen opnamen beeld voor beeld op het LCD­scherm vertonen.
Zet de functieknop op .
U kunt de functieknop ook verstellen wanneer de camera ingeschakeld is.
1
Is de camera nog uitgeschakeld, scha­kel hem dan met de hoofdschakelaar in.
De hoofdschakelaar gaat altijd weer terug in zijn ruststand.
Kort na het inschakelen verschijnt de laatst gemaakte opname op het LCD-scherm.
2
Druk op of om de gewenste opname weer te geven.
Drukt u op de toets, dan wordt de volgende opname getoond. Na drukken op
de toets verschijnt de vorige opname.
Wordt de laatst gemaakte opname getoond en drukt u op de toets, dan verschijnt de
eerste (oudste) opname van de CF kaart.
Wordt de eerst (oudste) opname getoond en drukt u op de toets, dan verschijnt de
laatste gemaakte opname van de CF kaart.
3
72
WEERGAVE-MENU OP HET LCD-SCHERM
8
4
6
3
9
2
5
7
Beeld voor beeld
(met beeldinformatie)
Beeld voor beeld
(geen beeldinformatie)
Index-weergave
(9 beeldjes)
2000/08/30 15:49
9/37
1
WEERGAVE-MENU
Elke keer dat de display-toets wordt ingedrukt verandert de weergave op het LCD-scherm als volgt:
73
WEERGAVE-MENU OP HET LCD-SCHERM
2000/08/30 15:49
9/37
8
4
6
3
9
2
5
7
1
Volgnummer van de opname/ Totaal aantal gemaakte opnamen op de CF kaart
Geregistreerde dag en tijd van de opname
In de index-weergave wordt het nummer van de laatst weergegeven opname gemarkeerd. Hierboven is opname 9 de laatst weergegeven opname.
BEELDINFORMATIE BIJ WEERGAVE
In de index-weergave kunt u 9 opnamen tegelijk op het LCD-scherm zien. Deze functie is handig wanneer u snel een bepaalde opname wilt zoeken.
74
INDEX-WEERGAVE
2000/08/30 15:49
9/37
8
4
6
3
9
2
5
7
1
Wanneer de camera op weergave beeld voor beeld staat moet u één of twee keer op de display-toets drukken (zie blz. 72).
Wordt de beeldinformatie weergegeven, druk dan tweemaal op de display-toets; is er geen beeldinformatie te zien, druk dan
éénmaal op de display-toets.
Het nummer van het beeld dat het scherm
vulde voordat u op index-weergave overging wordt gemarkeerd. De andere opnamenummers worden binnen de beeldjes in wit weergegeven.
1
75
INDEX-WEERGAVE
17
13
15
12
18
11
14
16
10
8
4
6
3
9
2
5
7
1
toets
toets
Druk op de of de toets om de gewenste opname te selecteren.
Drukt u op de toets, dan wordt de volgende opname geslecteerd en wordt het opnamenummer gemarkeerd. Drukt u op de
toets, dan wordt de voorgaande opname geslecteerd en wordt het opnamenummer gemarkeerd.
Is de negende opname van het scherm geselecteerd (het cijfer van de negende opname is gemarkeerd) en drukt u op de
toets, dan verschijnen de volgende 9
negen opnamen in de index.
Is de eerste opname van het scherm geselecteerd (het cijfer van de eerste opname is gemarkeerd) en drukt u op de
toets, dan verschijnen de vorige 9
negen opnamen in de index.
2
76
INDEX-WEERGAVE
2000/08/31 09:48
15/37
17
13
15
12
18
11
14
16
10
Druk éénmaal op de display-toets (zie blz. 72).
Het LCD-scherm gaat vanuit de index­weergave over op weergave beeld voor beeld (met beeldinformatie).
De in de index-weergave geselecteerde opname wordt weergegeven.
3
77
ZOOM-WEERGAVE
Met deze instelling kunt u het centrale deel van het beeld vergroot op het LCD­scherm laten weergeven. Zo kunt u details van de opname beter beoordelen.
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
Het weergave-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets om “ZOOM” te selecteren.
•“ENTER TO SETverschijnt onderop het LCD-scherm.
2
Druk op de ENTER-toets.
Het centrale deel van de geselecteerde opname wordt 2,5 x vergroot weergegeven.
3
Druk op de , , of om naar een ander deel van de opname te gaan.
Wanneer u op een van de toetsen drukt verschuift het beeld een stukje in de aangegeven richting.
Houdt u een knop ingedrukt, dan wordt de verschuiving voortgezet.
4
DELETE SELECT
ZOOM
SLIDE SHOW PRINT STD. FOLDER 100MLT02
ENTER TO SET
78
ZOOM-WEERGAVE
* Bij de zoom-weergave wordt het het centrale deel van het beeld in 640 x 480 pixels
weergegeven.
* Is een opname met digitale zoom opgenomen (blz. 51) , dan is zoom-weergave niet
mogelijk. Wilt u zon opname weergeven, volg dan stap [1] t/m [3] van de vorige bladzijde; de camera keert dan terug naar beeld voor beeld weergave.
Wilt u de zoom-weergave opheffen, druk dan op de display-toets.
Werd de zoom-weergave vanuit de beeld voor beeld functie gekozen, dan wordt teruggekeerd naar beeld voor beeld weergave (met beeldinformatie). Werd zoom-weergave vanuit de index-weergave gekozen, dan wordt teruggekeerd naar beeld voor beeld weergave (zonder beeld­informatie); de index-weergave verschijnt wanneer u nogmaal op de display-toets drukt.
U kunt de zoom-weergave ook opheffen met de MENU-toets. Drukt u op de MENU­toets, dan werd teruggekeerd naar de normale weergave-functie; na nogmaals drukken wordt beeld voor beeld weergave gekozen.
5
79
SLIDE SHOW
SLIDE SHOW STARTEN
U kunt de opnamen volautomatisch continu laten weergeven als in een dia­vertoning (slide show).
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
Het weergave-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets om [SLIDE SHOW] te markeren.
•“ENTER TO SETverschijnt onderin het LCD-scherm.
2
Druk op de ENTER-toets.
Het slide show menu verschijnt op het LCD­scherm.
3
DELETE SELECT ZOOM
SLIDE SHOW
PRINT STD. FOLDER 100MLT02
ENTER TO SET
EXIT
START INTERVAL 3 SEC DIRECTION FORWARD
ENTER TO MAIN MENU
80
SLIDE SHOW
Druk op de of de toets om [START] te markeren.
•“ENTER TO STARTwordt onderin het LCD-scherm weergegeven.
4
Druk op de ENTER-toets.
De automatische weergave begint en werkt overeenkomstig de instellingen in het slide show menu (de instellingen van “INTERVAL en DIRECTION, zie blz. 82).
5
EXIT
START
INTERVAL 3 SEC DIRECTION FORWARD
ENTER TO START
81
SLIDE SHOW
AUTOMATISCHE VERTONING STOPPEN
Druk tijdens de automatische weerga­ve op een van de volgende toetsen of knoppen. De vertoning stopt tijdelijk.
- Ontspanknop
- Een van de , , en toetsen
- Display-toets
- MENU-toets
- ENTER-toets
1
Is de automatische weergave tijdelijk gestopt en wordt er op de ENTER-toets gedrukt, dan wordt de automatische weergave weer hervat.
Is de automatische weergave tijdelijk gestopt en wordt er op de MENU-toets gedrukt, dan verschijnt het weergave-menu op het LCD-scherm.
82
SLIDE SHOW
INSTELLINGEN IN HET SLIDE SHOW MENU
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
1
Druk op de of de toets om [SLIDE SHOW] te markeren.
•“ENTER TO SETwordt onderin het LCD- scherm weergegeven.
2
Druk op de ENTER-toets.
Het slide show mode menu verschijnt op het LCD-scherm.
3
Druk op de of de toets om [INTERVAL] te markeren en druk op de toets.
4
DELETE SELECT ZOOM
SLIDE SHOW
PRINT STD. FOLDER 100MLT02
ENTER TO SET
EXIT START
INTERVAL 3 SEC
DIRECTION FORWARD
ENTER TO MAIN MENU
83
SLIDE SHOW
Druk op de of de toets om de gewenste interval te markeren.
Druk op de toets om de tijd langer te maken.
Druk op de toets om de tijd korter te maken.
De intervaltijd is instelbaar van 3 t/m 60 seconden, tot op de seconde precies.
De interval gaat in op het moment dat het beeld volledig wordt weergegeven.
5
Druk op de toets.
6
Druk op de of de toets om [DIRECTION] te markeren en druk op de toets.
7
EXIT START
INTERVAL 10 SEC
DIRECTION FORWARD
ENTER TO MAIN MENU
EXIT START
INTERVAL 10 SEC
DIRECTION FORWARD
ENTER TO MAIN MENU
EXIT START INTERVAL 10 SEC
DIRECTION FORWARD
ENTER TO MAIN MENU
84
SLIDE SHOW
RANDOM (willekeurig)
BACKWARD (achteruit)
FORWARD (vooruit)
Druk op de of de toets om de gewenste richting te markeren.
De richting verandert als volgt:
8
Druk op de ENTER-toets.
Het weergave-menu verschijnt op het LCD­scherm.
10
Druk op de toets.
9
EXIT START INTERVAL 10 SEC
DIRECTION RANDOM
ENTER TO MAIN MENU
EXIT START INTERVAL 10 SEC
DIRECTION FORWARD
ENTER TO MAIN MENU
85
OPNAMEN WISSEN
86
EEN OPNAME WISSEN
U kunt op een CF kaart opgeslagen opnamen wissen vanuit de weergave op het LCD-scherm.
WAARSCHUWING
Een gewiste opname kan niet meer worden teruggehaald, dus let goed op wanneer u opnamen gaat wissen.
Zet de functieknop op .
Ook bij ingeschakelde camera kan de functieknop worden versteld.
1
Is de camera niet ingeschakeld, zet hem dan aan met de hoofdschakelaar.
De hoofdschakelaar keert altijd terug in de ruststand.
Kort na het inschakelen verschijnt de laatst gemaakte opname op het LCD-scherm.
2
Druk op de of de toets om de te wissen opname op te roepen.
Met de toets gaat u naar de volgende opname, met de toets naar de vorige.
3
87
EEN OPNAME WISSEN
Druk op de MENU-toets.
Het weergave-menu verschijnt op het LCD­scherm.
4
Controleer of [DELETE] (wissen) is gemarkeerd en druk op de toets.
5
DELETE SELECT
ZOOM SLIDE SHOW PRINT STD. FOLDER 100MLT02
ENTER TO SELECT
Controleer of [SELECT] (selecteer) is gemarkeerd en druk op de ENTER­toets.
De te wissen opname (de opname die in stap 3 werd weergegeven) verschijnt op het LCD-scherm met een bevestiging of u het getoonde beeld al dan niet wilt wissen.
6
* De getoonde informatie wordt hier op
een grijze ondergrond weergegeven, zodat u de gegeven informatie makkelijk kunt overzien. In de praktijk zult u de te wissen opname in de achtergrond op het LCD-scherm zien.
20/37
DELETE?
YES / NO
ENTER TO CANCEL : CHANGE IMAGE
2000/08/26 10:43
88
EEN OPNAME WISSEN
Druk op de toets om [YES] te mar­keren en druk op de ENTER-toets.
Het beeld dat op het LCD-scherm werd weergegeven wordt gewist.
7
20/37
DELETE?
YES / NO
ENTER TO DELETE : CHANGE IMAGE
2000/08/26 10:43
Na het wissen van een opname wordt het nummer van de volgende opname weer­gegeven (PLAY BACKknippert totdat het nummer wordt weergegeven); kiest u nu [YES], dan wordt ook dit nummer gewist.
20/37
DELETE?
YES / NO
ENTER TO CANCEL : CHANGE IMAGE
2000/08/26 10:43
Met de of de toets kunt u de nummers kiezen van andere opnamen die u
wilt wissen. Met gaat u naar het volgende nummer, met gaat u naar het
vorige nummer.
Herhaal stap [7] om andere opnamen te wissen.
8
Wilt u stoppen met opnamen wissen, druk dan op de ENTER-toets wanneer [NO] is gemarkeerd.
Het LCD-scherm keert terug naar het weergave-menu.
9
89
EEN OPNAME WISSEN
Druk op de MENU-toets.
Het LCD-scherm keert terug naar de weergave-functie.
10
90
ALLE OPNAMEN WISSEN
U kunt alle opnamen van een CF kaart wissen.
WAARSCHUWING
Een gewiste opname kan niet meer worden teruggehaald, dus let goed op wanneer u opnamen gaat wissen.
Zet de functieknop op .
Ook bij ingeschakelde camera kan de functieknop worden versteld.
1
Is de camera niet ingeschakeld, zet hem dan aan met de hoofdschakelaar.
De hoofdschakelaar keert altijd terug in de ruststand.
Kort na het inschakelen verschijnt de laatst gemaakte opname op het LCD-scherm.
2
Druk op de MENU-toets.
Het weergave-menu verschijnt op het LCD­scherm.
3
91
ALLE OPNAMEN WISSEN
DELETE SELECT
ZOOM SLIDE SHOW PRINT STD. FOLDER 100MLT02
ENTER TO SELECT
Controleer of [DELETE] is gemarkeerd en druk op de toets.
4
DELETE ALL
ZOOM SLIDE SHOW PRINT STD. FOLDER 100MLT02
ENTER TO SELECT
Druk op de toets om [ALL] te mar­keren en druk op d ENTER-toets.
Er wordt gevraagd om de bevestiging dat u alle opnamen wilt wissen.
U kunt alleen de opnamen wissen die met deze camera zijn gemaakt. Plaatst u een kaart in de camera waarop opnamen staan die met een andere camera zijn gemaakt, dan kunnen die niet worden gewist.
5
DELETE ALL?
YES / NO
ENTER TO CANCEL
Druk op de toets om [YES] te mar­keren.
6
20/37
DELETE ALL?
YES / NO
ENTER TO CANCEL
92
ALLE OPNAMEN WISSEN
Druk op de ENTER-toets.
Alle opnamen die met deze camera op de CF kaart zijn opgenomen worden gewist.
Tijdens het wissen van alle opnamen knippert het groene scherpstellampje langzaam (ca. tweemaal per seconde).
Zijn alle opnamen van de CF kaart gewist, dan verschijnt [NO IMAGE] en [ENTER TO MAIN MENU] op het LCD-scherm.
7
NO IMAGE
ENTER TO MAIN MENU
93
WEERGAVE-FUNCTIES
INSTELLEN
94
HET WEERGAVE-MENU
EXIT
3 ~ 60 SEC FORWARD
REVERSE RANDOM
INTERVAL DIRECTION
START
HET WEERGAVE-MENU (LCD-scherm)
DELETE SELECT
ZOOM SLIDE SHOW PRINT STD. FOLDER 100MLT02
WEERGAVE-MENU: DE ONDERDELEN EN HUN INSTELLINGEN
DELETE
(Wissen, zie blz. 86)
ZOOM
(Voor zoom-weer­gave, zie blz. 77)
SLIDE SHOW
(Voor de slide show, zie blz. 79)
SELECT
ALL (alles wissen)
YES NO
YES NO
95
HET WEERGAVE-MENU
* Kijk voor “DELETE” (opnamen wissen) op blz. 86, voor “ZOOM” (zoom-weergave) op blz.
77, voor SLIDE SHOW(automatische weergave) op blz. 79. De onderdelen “PRINT” (
het opgeven van printopdrachten met DPOF), FOLDER
(Naam van de map) worden hierna beschreven.
YES NO
YES NO
PRINT
(Voor het opgeven van printopdrachten met DPOF, zie blz. 96)
STD. INDEX CANCEL
FOLDER
(Naam van de map, zie blz. 104)
100MLT02
(Andere map-naam) (Andere map-naam) (Andere map-naam) (Andere map-naam)
96
PRINTOPDRACHTEN MAKEN MET DPOF
Deze camera ondersteunt DPOF(Digital Print Order Format, digitaal print­opdracht-formaat) Versie 1.00. Dat betekent dat u in de camera kunt opgeven van welke opnamen u afdrukken wilt en in welk aantal. De DPOF-informatie wordt op de CF kaart opgeslagen. De printopdracht kan alleen automatisch wor­den uitgevoerd wanneer de apparatuur van het foto-afwerkbedrijf DPOF ook ondersteunt. Is dat niet het geval, dan zult u een geschreven printopdacht moe­ten afgeven. Printers met ingebouwde kaartlezer ondersteunen vaak DPOF; die zijn in staat automatisch de gekozen opnamen in de gewenste aantallen uit te printen.
* DPOF is is een gezamenlijke ontwikkeling van Eastman Kodak Company, Canon Inc.,
Fuji Photo Film Co., Ltd., en Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. voor direct printen vanuit digitale camera’s.
* Deze camera ondersteunt niet DPOF Versie 1.10, uitgebracht in juli 2000.
OPNAME-NUMMER EN AANTAL OPGEVEN
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
Het weergave-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
Druk op de of de toets om [PRINT] te markeren en druk op de toets.
2
DELETE SELECT ZOOM SLIDE SHOW
PRINT STD.
FOLDER 100MLT02
ENTER TO SELECT
97
PRINTOPDRACHTEN MAKEN MET DPOF
0
0
0
0
0
0
QUANTITY CHANGE IMAGE
ENTER TO SET
Controleer of [STD.] is gemarkeerd en druk op de ENTER-toets.
Het scherm voor het opgeven van het opname-nummer verschijnt.
3
Druk op de of de toets om de te printen opname te selecteren.
Wanneer een te printen opname is geselecteerd wordt het nummer gemarkeerd.
Is de zesde opname geselecteerd en wordt de toets ingedrukt, dan verschijnen de
volgende 6 opnamen.
Is de zevende opname geselecteerd en wordt de toets ingedrukt, dan
verschijnen de vorige 6 opnamen.
4
98
PRINTOPDRACHTEN MAKEN MET DPOF
0
0
2
0
0
0
: QUANTITY : CHANGE IMAGE ENTER TO SET
1
0
2
0
1
3
: QUANTITY : CHANGE IMAGE ENTER TO SET
Druk op de of de toets om het te printen aantal op te geven.
Wordt de toets ingedrukt, dan wordt het aantal verhoogd.
Wordt de toets ingedrukt, dan wordt het aantal verlaagd.
5
Herhaal stap [4] en [5] om voor alle opnamen het aantal in te stellen.
Voor opnamen die u niet wilt printen voert u een 0 in.
6
99
PRINTOPDRACHTEN MAKEN MET DPOF
Druk op de ENTER-toets.
Het DPOF-bestand wordt op de CF kaart opgeslagen.
Na het opslaan van het bestand keert het LCD-scherm terug naar het weergave­menu.
7
Druk op de MENU-toets.
Het LCD-scherm keer terug naar de weergave-functie.
8
100
PRINTOPDRACHTEN MAKEN MET DPOF
INDEX-PRINT INSTELLEN
Met deze instelling kunt u ervoor zorgen dat er van alle opnamen op de CF kaart een index-print wordt gemaakt.
Op de index-print zie u alle opnamen van de CF kaart in het klein weergegeven.
Zet de functieknop op en druk op de MENU-toets.
Het weergave-menu verschijnt op het LCD­scherm.
1
2
DELETE SELECT ZOOM SLIDE SHOW
PRINT STD.
FOLDER 100MLT02
ENTER TO SELECT
Druk op de en de toets om [PRINT] te markeren en druk op de toets.
3
DELETE SELECT ZOOM SLIDE SHOW
PRINT INDEX
FOLDER 100MLT02
ENTER TO SELECT
Druk op de toets om [INDEX] te markeren en druk op de ENTER-toets.
Er wordt om een bevestiging gevraagd of u de opnamen in een indexprint wilt laten opnemen.
Loading...