Lees beslist de gebruiksaanwijzing
voordat u uw apparaat plaatst,
installeert en in gebruik neemt.
Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt
onnodige schade aan uw apparaat.M.-Nr. 05 438 830
Het veranderen van de draairichting van de deur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Het inbouwen van de koel-diepvriescombinatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Algemeen
Algemeen
b Plateau voor de diepvrieszone
c Boter- en kaasvak
d Plateaus voor de koelzone
e Eierrekje
f Binnenverlichting,
lichtcontactschakelaar
en temperatuurregelaar
met winterschakeling*
g Gootje voor het dooiwater en
afvoeropening voor het dooiwater
h Groenten- en fruitladen
i Deurvakken
j Fleshouder
k Luchttoevoeropening
*Afhankelijk van het model
4
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Het verpakkingsmateriaal
De verpakking beschermt het apparaat
tegen transportschade.
Het verpakkingsmateriaal is uitgekozen
met het oog op de geringe belasting
van het milieu en de mogelijkheden
voor afvalverwerking.
Door hergebruik van verpakkingsmateriaal wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Het afdanken van het apparaat
Afgedankte apparaten bevatten meestal nog waardevolle materialen.
Zet uw apparaat daarom niet zomaar
bij het grof vuil, maar informeer bij uw
handelaar of het mogelijk is het apparaat terug te geven.
Is dit niet mogelijk, informeer dan bij de
gemeente of bij een grondstoffenhandelaar naar mogelijkheden voor hergebruik van het materiaal (bijv. schrootverwerking).
Let erop dat de buisleidingen van uw
apparaat niet worden beschadigd, wanneer dit wordt weggebracht om op vakkundige wijze en zonder het milieu al te
veel schade te berokkenen te worden
verschroot. Dan kan men er zeker van
zijn dat koelmiddelen die zich in het
koelsysteem bevinden en de olie die
zich in de compressor bevindt niet in
het milieu terechtkomen.
Neem ook de aanwijzingen in het
hoofdstuk: "Veiligheidsinstructies en
waarschuwingen" in acht.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Deze koel-vriescombinatie voldoet
aan de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen. Door ondeskundig gebruik kunnen personen echter letsel
oplopen en kan er materiële schade
ontstaan.
Lees deze gebruiksaanwijzing daarom eerst aandachtig door voordat u
dit apparaat voor het eerst gebruikt.
Hierin vindt u belangrijke instructies
met betrekking tot de inbouw, de
veiligheid, het gebruik en het onderhoud van het apparaat.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing en
geef deze door aan de eventuele
volgende eigenaar van de koelvriescombinatie.
Efficiënt gebruik
Deze koel-vriescombinatie is uitsluitend bestemd voor huishoudelijk
gebruik.
Gebruik deze koel-vriescombinatie
uitsluitend voor het koelen en bewaren van levensmiddelen, voor het bewaren van diepvriesproducten, voor
het invriezen en bewaren van verse levensmiddelen en voor het bereiden van
ijs.
Gebruik voor andere doeleinden is ontoelaatbaar en kan gevaarlijk zijn.
De fabrikant is niet verantwoordelijk
voor schade die is ontstaan door gebruik voor andere doeleinden dan hier
aangegeven of door een foutieve bediening.
Technische veiligheid
Deze koel-vriescombinatie bevat
het koelmiddel Isobutan (R600a).
Dit is een natuurlijk gas dat het milieu
weinig belast, maar wel brandbaar is.
Let er bij het transport en bij de plaatsing van het apparaat op dat er geen
onderdelen van het koelsysteem worden beschadigd.
Door vrijkomend koelmiddel kan men
oogletsel oplopen.
Wordt het koelsysteem toch beschadigd:
– vermijd dan open vuur of andere
brandhaarden,
– trek de stekker uit het stopcontact,
– lucht het vertrek waar het apparaat
staat enkele minuten lang door
– en neem contact op met de Techni-
sche Dienst.
Hoe meer koelmiddel een koel-
vriescombinatie bevat, des te groter moet het vertrek zijn waarin de koelvriescombinatie wordt opgesteld.
Wanneer het vertrek te klein is kan zich
bij een eventuele lek een brandbaar
mengsel van gas en lucht vormen.
Per 8 g koelmiddel moet het vertrek
3
minstens 1 m
heid koelmiddel die de koel-vriescombinatie bevat staat op het typeplaatje in
de binnenkant van het apparaat.
Voordat u uw koel-vriescombinatie
aansluit dient u altijd de aansluitgegevens (zekering, spanning en frequentie) op het typeplaatje met die van het
elektriciteitsnet te vergelijken.
Deze moeten beslist overeenkomen,
omdat de koel-vriescombinatie anders
beschadigd raakt.
Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
groot zijn. De hoeveel-
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
De elektrische veiligheid van de
koel-vriescombinatie is uitsluitend
gegarandeerd als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de geldende veiligheidsbepalingen is geïnstalleerd.
Het is zeer belangrijk dat aan deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde is voldaan. Laat de huisinstallatie bij twijfel
door een vakman/-vrouw controleren.
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die wordt veroorzaakt door een ontbrekende of
beschadigde aarddraad (bijv. een elektrische schok).
Een veilig gebruik van de koel-
vriescombinatie is alleen dan gegarandeerd, wanneer het apparaat wordt
gemonteerd en aangesloten volgens
de instructies die in de gebruiksaanwijzing staan.
Installatie- en onderhoudswerk-
zaamheden als ook reparaties mogen alleen door erkende vakmensen
worden uitgevoerd.
Ondeskundig uitgevoerde installatieen onderhoudswerkzaamheden, als
ook ondeskundig uitgevoerde reparaties kunnen groot gevaar opleveren
voor de gebruiker waarvoor de fabrikant niet aansprakelijk is.
Er staat alleen dan geen elektri-
sche spanning op de koel-vriescombinatie als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
– als de hoofdschakelaar van de huis-
installatie is uitgeschakeld,
– of als de stekker uit het stopcontact
is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet
aan de aansluitkabel.
De koel-vriescombinatie mag niet
via een verlengsnoer op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Met verlengsnoeren kan een veilig gebruik van het apparaat niet worden
gewaarborgd in verband met het gevaar voor oververhitting.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gebruik
Raak ingevroren levensmiddelen
niet met natte handen aan.
Als u dat doet zouden uw handen vast
kunnen vriezen en zou u zich kunnen
verwonden.
Nuttig ijsblokjes en ijslolly’s, vooral
waterijsjes, nooit meteen nadat u
ze uit de diepvrieszone heeft gehaald.
Door de zeer lage temperatuur van
deze producten zouden uw lippen en
tong kunnen vastvriezen en zou u zich
kunnen verwonden.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooi-
de levensmiddelen niet opnieuw
in. Bereid deze levensmiddelen zo snel
mogelijk omdat ze anders aan voedingswaarde verliezen en bederven.
Ontdooide levensmiddelen die al gekookt en gebraden zijn kunnen wel
opnieuw worden ingevroren.
Bewaar geen stoffen in de koel-
vriescombinatie die drijfgassen of
andere verstuivingsmiddelen bevatten.
Wanneer de thermostaat wordt ingeschakeld kunnen vonken ontstaan.
Deze kunnen licht ontvlambare producten tot explosie brengen.
Plaats dranken met een hoog alco-
holpercentage alleen rechtop en altijd goed gesloten in de koelzone in verband met explosiegevaar.
Bewaar geen blikjes en flessen in
de diepvrieszone die koolzuurhoudende dranken bevatten of vloeistoffen
die kunnen bevriezen.
De blikjes en flessen kunnen in dat geval uit elkaar springen, u zou zich kunnen verwonden en er zou schade kunnen ontstaan.
Haal flessen die u in de diepvries-
zone hebt gelegd om snel te koelen er na maximaal één uur weer uit.
Doet u dat niet, dan kunnen ze uit elkaar springen, zou u zich kunnen verwonden en zou er schade kunnen ontstaan.
Wanneer u levensmiddelen eet die
te lang zijn bewaard, loopt u het risico voedselvergiftiging op te doen.
De bewaartijd hangt van vele factoren
af, zoals de versheid en kwaliteit van
de levensmiddelen en de temperatuur
waarop ze worden bewaard.
Neem de bewaartips van de levensmiddelenfabrikanten in acht en houd in de
gaten tot welke datum de levensmiddelen uiterlijk houdbaar zijn.
Gebruik geen scherpe voorwerp-
ten om
– rijp- en ijslagen te verwijderen
– en vastgevroren ijsbakjes en/of vast-
gevroren levensmiddelen los te wrik-
ken.
Als u dat doet beschadigt u de vriesplaten en functioneert de koel-vriescombinatie niet meer.
Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsapparaten of kaarsen in de koel-vriescombinatie.
Als u dat doet raakt het kunststof
beschadigd.
8
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gebruik geen ontdooisprays of an-
dere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen vormen, ze kunnen oplosmiddelen of drijfgassen bevatten die het kunststof beschadigen of ze kunnen schadelijk zijn
voor de gezondheid.
Behandel de deurdichtingen niet
met olie of vet.
Als u dat doet dan worden de deurdichtingen in de loop van de tijd poreus.
Sluit de ventilatieroosters in het ap-
paraat niet af.
Als deze roosters geblokkeerd zijn kan
er geen goede luchtgeleiding plaatsvinden, waardoor het stroomverbruik stijgt
en bepaalde onderdelen van de koelvriescombinatie kunnen beschadigen.
De koel-vriescombinatie is gecon-
strueerd voor een bepaalde klimaatklasse. Een klimaatklasse is een
kamertemperatuurbereik, waarbinnen
de temperatuur zich moet bewegen en
waar deze niet boven of onder mag liggen.
De klimaatklasse van uw koel-vriescombinatie staat aangegeven op het typeplaatje aan de binnenkant van uw apparaat.
Een te lage temperatuur heeft tot gevolg dat de koel-vriescombinatie voor
langere tijd afslaat zodat het apparaat
de vereiste temperatuur niet kan aanhouden.
Wat te doen wanneer u het apparaat afdankt
Voorkom dat kinderen zich bij het
spelen insluiten en in levensgevaar
komen.
Haal de stekker uit het stopcontact
en maak de aansluitkabel onbruik-
baar.
Beschadig geen delen van het
koelsysteem, bijv. door
– koelmiddelkanalen van de vriespla-
ten open te prikken;
– buisleidingen om te buigen;
– beschermende lagen af te krabben.
Als er koelmiddel uit spuit kan dat oogletsel veroorzaken.
Wanneer de veiligheidsinstructies
niet worden opgevolgd kan de fabrikant niet verantwoordelijk worden
gesteld voor schade die daar eventueel het gevolg van is.
Gebruik voor het ontdooien en rei-
nigen van de koel-vriescombinatie
nooit een stoomreiniger.
Stoom kan in aanraking komen met delen van het apparaat die onder spanning staan en zo kortsluiting veroorzaken.
9
Het in- en uitschakelen van de koel-vriescombinatie
Het in- en uitschakelen van de koel-vriescombinatie
Voor het eerste gebruik
Reinig de binnenkant van de koelvriescombinatie en de toebehoren.
Gebruik daarvoor lauwwarm water
met een beetje reinigingsmiddel.
Wrijf daarna alles met een doek
droog.
Het uitschakelen van de koelvriescombinatie
Draai de temperatuurregelaar vanuit
stand 1 naar links terug op stand 0.
De koeling en de binnenverlichting zijn
uitgeschakeld.
Laat het apparaat na transport een
half uur tot één uur staan voordat u
het aansluit. Dat is zeer belangrijk
voor een goede werking van het apparaat!
Het inschakelen van de koelvriescombinatie
Draai de temperatuurregelaar vanuit
stand 0 naar rechts op één van de
andere standen.
Het apparaat begint te koelen.
Wanneer de deur wordt geopend gaat
de binnenverlichting van de koelzone
aan.
Bij langere afwezigheid
Wanneer u de koel-vriescombinatie vrij
lange tijd niet meer gebruikt, ga dan
als volgt te werk.
Schakel het apparaat uit.
Trek de stekker uit het stopcontact.
Ontdooi de diepvrieszone.
Reinig het apparaat.
Laat de deuren van het apparaat iets
openstaan om te voorkomen dat er
luchtjes ontstaan.
Wordt het apparaat in zulke gevallen wel uitgeschakeld, maar niet gereinigd en niet opengezet, bestaat
het gevaar dat zich schimmel vormt.
10
De juiste temperatuur
De juiste temperatuur
Het is voor de houdbaarheid van de levensmiddelen zeer belangrijk dat de
juiste temperatuur wordt ingesteld.
Door micro-organismen bederven de levensmiddelen erg snel. De temperatuur beïnvloedt de snelheid waarmee
de micro-organismen groeien. Hoe lager de temperatuur, des te langer het
duurt voordat de levensmiddelen bederven. Wanneer u voor het bewaren
van levensmiddelen de juiste temperatuur instelt kunt u daarmee bederf voorkomen of vertragen.
De temperatuur in het apparaat wordt
hoger, naarmate
– de deur vaker wordt geopend en de
deur langer geopend blijft;
– er meer levensmiddelen worden op-
geslagen;
– de temperatuur van de net opgesla-
gen levensmiddelen hoger is;
– de omgevingstemperatuur hoger is.
Dit apparaat is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een klimaatklasse is een temperatuurbereik, waarbinnen de kamertemperatuur zich moet bewegen en waar
deze niet boven of onder mag liggen.
. . . in de koelruimte
Wij adviseren voor het midden van het
apparaat een temperatuur van 5 °C.
. . . in de diepvrieszone
Stel, wanneer u verse levensmiddelen
wilt invriezen en ingevroren levensmiddelen lange tijd wilt bewaren een tem-
peratuur in van -18 °C.
Bij deze temperatuur wordt de groei
van micro-organismen gestopt. Zodra
de temperatuur boven de -10 °C stijgt
beginnen ze te groeien en zijn de levensmiddelen minder lang houdbaar.
Daarom mogen geheel of gedeeltelijk
ontdooide levensmiddelen pas weer
worden ingevroren wanneer ze eerst
verwerkt zijn, d.w.z. eerst gekookt of gebraden zijn. Door de hoge temperaturen worden de meeste micro-organismen gedood.
Het instellen van de temperatuur
De temperaturen voor de koel- en diepvrieszone kunt u centraal met behulp
van de temperatuurregelaar in de koelzone instellen.
Draai de temperatuurregelaar op
een stand tussen de 1 en de 7.
Hoe hoger de stand aan de temperatuurregelaar, des te lager de temperatuur in het apparaat.
Wij adviseren één van de middelste
standen.
Wanneer er in de diepvrieszone diep-
vriesproducten liggen en de vereiste
lage temperaturen gewaarborgd moe-
ten blijven, is een instelling van 4 tot 7
aan te raden.
Deze instelling raden wij ook aan wanneer de deur van het apparaat zeer
vaak geopend wordt, grote hoeveelheden levensmiddelen in de koelruimte
worden gelegd of de omgevingstemperatuur zeer hoog is.
11
Het gebruik van de winterschakeling
Het gebruik van de winterschakeling
Bij lage kamertemperaturen onder ofgelijk aan 18 °C slaat de koelvriescom-
binatie minder vaak aan en daardoor
kan het in de diepvrieszone te warm
worden.
Dat kan ertoe leiden dat de ingevroren
producten gaan ontdooien.
Om dat te voorkomen kunt u de winterschakeling gebruiken.
Het uitschakelen van de winterschakeling
Zodra de kamertemperatuur hoger is
dan 18 °C wordt de diepvrieszone met
behulp van de temperatuurregelaar voldoende gekoeld en moet de winterschakeling worden uitgeschakeld. Gebeurt dat niet wordt er onnodig veel
energie verbruikt.
Het inschakelen van de winterschakeling
Druk op de schakelaar voor de winterschakeling boven de temperatuurregelaar.
Daarna gaat het controlelampje van
deze schakelaar branden.
De koel-vriescombinatie slaat vaker
aan, waardoor de temperatuur in de
diepvrieszone daalt en de vereiste temperatuur is gewaarborgd.
Druk op de schakelaar voor de winterschakeling.
Daarna gaat het controlelampje van
deze schakelaar uit.
De koelcapaciteit van het apparaat is
weer normaal.
12
Het inruimen van levensmiddelen
Het inruimen van levensmiddelen
Door de natuurlijke luchtcirculatie ontstaan er in de koelruimte zones met verschillende temperaturen.
De koude, zware lucht zakt in het onderste gedeelte van het apparaat.
Maak bij het inruimen van de levensmiddelen van deze verschillende
koudezones gebruik.
Verd er e ti ps voor het inruimen van levensmiddelen
Bewaar op de plateaus van boven
naar beneden:
Brood en banket, reeds bereide gerechten, zuivelproducten, vlees, vis
en worst.
Bewaar in de groenten- en fruitladen
groenten en fruit.
De koelste zones bevinden zich aan
de achterwand en boven de groentenen fruitladen.
Gebruik de koelzone boven de groentenladen voor levensmiddelen die makkelijk bederven, bijv. vlees, worst en vis.
De minst koele zone bevindt zich hele-
maal boven tegen de deur. Gebruik
deze zone voor het opslaan van boter
zodat deze smeerbaar blijft en voor
kaas zodat deze zijn aroma niet verliest.
Wanneer u groenten en fruit in één
lade bewaart, houdt u er dan rekening mee dat er natuurlijke gassen
vrijkomen die invloed kunnen hebben op de houdbaarheid van andere levensmiddelen.
Bewaar in de deur van de koelzone
van boven naar beneden:
boter, kaas, blikken, kleine flessen,
tubes, grote flessen, pakken zuivel.
Zet geen culinaire olie in de deur
van de koelzone.
Wanneer u dat doet kunnen er
scheuren in het kunststof materiaal
van de deur ontstaan.
Bewaar in de diepvrieszone diepvriesproducten, in te vriezen levensmiddelen, ijsblokjes en ijs.
13
Het indelen van de binnenruimte
Het indelen van de binnenruimte
Het verplaatsen van plateaus
De plateaus kunt u in hoogte verstellen
zodat er producten van verschillende
hoogte kunnen worden neergelegd /
neergezet.
Trek het plateau naar voren totdat u
weerstand voelt, til het aan de voorkant op en haal het eruit.
Zet het plateau met de achterkant
naar boven op de gewenste plek,
haal de voorkant omhoog en schuif
het plateau naar binnen.
De opstaande rand moet naar boven
wijzen zodat de levensmiddelen niet
met de achterwand in aanraking kunnen komen en eraan vastvriezen.
Plateau dat uit twee delen be-
(afhankelijk van het model)
staat
Wanneer u hoge producten in het apparaat wilt plaatsen kunt u gebruik maken
van een plateau dat uit twee delen bestaat. Het voorste gedeelte kan worden
verwijderd waardoor op het plateau
daaronder hoge producten kunnen worden neergezet / neergelegd.
Het verplaatsen van deurvakken en deurvakken voor flessen
Schuif de deurvakken en deurvakken voor flessen naar boven en haal
ze eruit.
Zet de deurvakken er op de gewenste plaats weer in.
Zorg er daarbij voor dat ze goed
vastklikken.
Het verschuiven van de fleshouder
De fleshouder kunt u naar rechts of
links verschuiven.
Daardoor staan de flessen steviger als
u de deur van het apparaat opent en
sluit.
(afhankelijk van het model)
14
Het koelen en bewaren van levensmiddelen
Het koelen en bewaren van levensmiddelen
Waar u op moet letten bij het
koelen en bewaren van levensmiddelen
Maak bij het koelen en bewaren van
de levensmiddelen gebruik van de
verschillende koudezones.
Neem ook de tips voor het inruimen
van levensmiddelen in acht. Zie:
"Het inruimen van levensmiddelen’.
– De levensmiddelen mogen niet met
de achterwand in aanraking komen,
want in dat geval kunnen ze eraan
vastvriezen.
– Bewaar geen stoffen in het apparaat
die drijfgassen of andere verstuivingsmiddelen bevatten in verband
met explosiegevaar.
– Plaats dranken met een hoog alco-
holpercentage alleen rechtop en altijd goed gesloten in het apparaat in
verband met explosiegevaar.
– Laat warme levensmiddelen en dran-
ken afkoelen voordat u ze in het apparaat plaatst.
– Bewaar levensmiddelen alleen afge-
dekt of verpakt.
Zo voorkomt u dat er levensmiddelenluchtjes vrijkomen en op andere
levensmiddelen worden overgebracht en dat de levensmiddelen uitdrogen.
Groenten en fruit kunnen echter
onverpakt in de groenten- en fruitladen worden bewaard.
– Plaats de levensmiddelen niet te
dicht op elkaar zodat de lucht tussen
de levenmiddelen kan circuleren.
– Wanneer u levensmiddelen in het ap-
paraat wilt leggen of uit het apparaat
wilt halen, doe de deur dan altijd
maar even open, zodat de temperatuur in de koelzone niet stijgt. Daardoor bespaart u energie.
V oor het apparaat ongeschikte levensmiddelen
Niet alle levensmiddelen zijn geschikt
om in de koelzone te worden bewaard.
Hiertoe behoren:
– Koudegevoelig fruit en koudegevoeli-
ge groenten zoals bananen, avocado’s, papaya’s, passievruchten, au-
bergines, paprika, tomaten en komkommers
– Fruit dat nog niet rijp is
– Aardappels
– Parmezaanse kaas
Sommige groentensoorten scheiden natuurlijke gassen af, wat bederf in de
hand werkt. Enkele groenten- en fruitsoorten reageren bijzonder gevoelig op
deze natuurlijke gassen. Daarom mogen niet alle groenten- en fruitsoorten
samen in één lade worden bewaard.
Voorbeelden van vruchten die veel
natuurlijke gassen afscheiden:
Voorbeelden van groenten en fruit
die erg gevoelig reageren op gassen
van andere groenten- en fruitsoorten:
Kiwi’s, broccoli, bloemkool, spruitjes,
mango’s, honingmeloen, appels, abriko-
zen, komkommer, tomaten, bananen,
avocado’s, peren, nectarines en perzik-
ken.
15
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
Maximale vriescapaciteit
Levensmiddelen kunnen het best zo
snel mogelijk tot in de kern worden ingevroren. Daarvoor is het noodzakelijk
dat de maximale vriescapaciteit niet
wordt overschreden.
De maximale vriescapaciteit binnen 24
uur vindt u op het typeplaatje "Vriesca-
paciteit ..... kg/24 h".
Het bewaren van diepvriesproducten
Wilt u diepvriesproducten bewaren,
controleer dan al vóórdat u ze koopt:
– de verpakking op eventuele bescha-
digingen;
– de uiterste houdbaarheidsdatum van
de diepvriesproducten en
– de temperatuur van de diepvrieskist
in de winkel.
Komt deze boven de -18 °C, dan zijn
de diepvriesproducten niet zo lang
houdbaar als wanneer de temperatuur -18 °C is.
Haal de diepvriesproducten uit de
diepvrieskist als u alle andere boodschappen al in uw wagentje hebt liggen en vervoer ze in krantenpapier
of in een koeltas.
Leg de diepvriesproducten thuis direct in de koel-vriescombinatie.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen niet opnieuw in.
Pas nadat u deze levensmiddelen
hebt gekookt of gebraden kunt u ze
opnieuw invriezen.
Het invriezen en bewaren van
verse levensmiddelen
Gebruik voor het invriezen alleen verse
levensmiddelen waar geen rotte plekken in zitten!
Waar u daarbij op moet letten:
– Geschikt om in te vriezen zijn:
vers vlees, gevogelte, wildbraad, vis,
groenten, kruiden, vers fruit, zuivelproducten, brood en banket, kliekjes, eigeel, eiwit en vele kant-enklaarproducten.
– Niet geschikt om in te vriezen zijn:
druiven, kropsla, radijs, rammenas,
zure room, mayonnaise, hele eieren
in de schaal, uien, hele appels en peren.
– Om kleur, smaak, aroma en vitamine
C te behouden kunt u groenten en
fruit het beste voor het invriezen
blancheren.
Breng daartoe een pan water aan de
kook, voeg de groente daar portiegewijs aan toe, laat het daar 2-3 minuten in liggen, haal het eruit, laat het
snel in koud water afkoelen en laat
het uitlekken.
– Mager vlees is beter geschikt om te
worden ingevroren dan vet vlees en
kan aanmerkelijk langer worden bewaard.
– Leg tussen koteletten, biefstukjes,
schnitzels enz. telkens een stukje
huishoudfolie. Zo voorkomt u dat
stukken vlees aan elkaar vastvriezen.
16
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
– Kruid en zout verse levensmiddelen
en geblancheerde groente vóór het
invriezen niet.
Kruid en zout reeds bereide gerechten voor het invriezen slechts licht.
Sommige kruiden veranderen de
smaakintensiteit van de gerechten.
– Laat warme gerechten en dranken
eerst buiten de koel-vriescombinatie
afkoelen. Doet u dat niet dan beginnen reeds ingevroren levensmiddelen te ontdooien en wordt er meer
stroom verbruikt dan nodig is.
Leg de in te vriezen producten over
de hele breedte op de bodem van
de diepvrieszone, zodat ze zo snel
mogelijk tot in de kern worden ingevroren.
Zorg ervoor dat het materiaal waarin
de in te vriezen producten zijn verpakt droog is, zodat de producten
niet aan elkaar of aan de bodem vande diepvriesladen vastvriezen.
Zorg ervoor dat in te vriezen levensmiddelen niet tegen reeds ingevroren levensmiddelen aan komen te
liggen.
Gebeurt dat wel dan kunnen reeds
ingevroren levensmiddelen gaan
ontdooien.
Zakken en diepvrieszakken van polyethyleen kunt u ook met een seal-apparaat afsluiten.
Doe een sticker op de verpakking
met inhoud en invriesdatum.
17
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
Het ontdooien van ingevroren
producten
Dat kunt u doen
– in de magnetron;
– in de oven bij het verwarmingssys-
teem "Hetelucht" of "Ontdooien";
– bij kamertemperatuur;
– in de koelzone.
Platte stukken vlees en vis kunnen
gedeeltelijk ontdooid in een hete braadpan worden gelegd.
Fruit kan bij kamertemperatuur zowel
in de verpakking als ook in een afgedekte schaal ontdooien.
Groente kan in het algemeen in bevro-
ren toestand aan kokend water worden
toegevoegd of in heet vet worden gestoofd. De kooktijd is iets korter dan bij
verse groente.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen niet opnieuw in.
Pas nadat u deze levensmiddelen
hebt gekookt of gebraden kunt u ze
opnieuw invriezen.
Het bereiden van ijsblokjes
Vul het bakje voor ijsblokjes voor drievierde deel met water en zet het op de
bodem van van één van de diepvriesladen.
Wanneer dit bakje is vastgevroren, gebruik dan een stomp voorwerp, bijv.
een lepelsteel om het los te maken.
Wanneer het bakje even onder stromend water wordt gehouden laten de
ijsblokjes gemakkelijk los.
Het bereiden van consumptieijs
Gebruik hiervoor een bakje voor ijsblokjes zonder rooster.
Consumptie-ijs heeft afhankelijk van
het vetgehalte iets langer nodig om in
te vriezen dan waterijs.
Wanneer het bakje even in water wordt
geplaatst kan het consumptie-ijs er gemakkelijk uit worden gehaald.
Het snelkoelen van dranken
Wanneer u flessen drank in de diepvrieszone hebt gelegd om snel te koe-
len, haal ze er dan na maximaal éénuur weer uit.
Doet u dat niet dan springen ze uit elkaar.
18
Het ontdooien van de koel-vriescombinatie
Het ontdooien van de koel-vriescombinatie
Het ontdooien van de koelruimte
Terwijl de koel-vriescombinatie in werking is, kunnen zich aan de achterwand van de koelruimte rijp en waterpareltjes vormen.
Deze hoeft u niet te verwijderen, want
de koelruimte wordt automatisch ontdooid.
Het dooiwater loopt via het gootje voor
het dooiwater en via de afvoeropening
voor het dooiwater in het verdampingssysteem aan de achterkant van het apparaat.
Let erop dat het dooiwater altijd ongehinderd weg kan lopen.
Houd het gootje en de afvoeropening voor het dooiwater daarom
schoon.
Het ontdooien van de diepvrieszone
De diepvrieszone ontdooit niet automatisch, daar de ingevroren levensmidde
len niet mogen ontdooien.
Wanneer de diepvrieszone normaal in
gebruik is, ontstaan er na verloop van
tijd rijp en ijs op de vriesplaten. Daardoor wordt er minder kou afgegeven en
meer stroom verbruikt.
Krab de rijp- en ijslagen er niet af,
want dan beschadigt u de vriesplaten en functioneert de koel-vriescombinatie niet meer.
Ontdooi de diepvrieszone van tijd tot
tijd, echter in ieder geval zodra zich
een ca. 5 mm dikke ijslaag heeft gevormd.
Gebruik de gelegenheid wanneer er
weinig of geen producten in de diepvrieszone liggen.
Haal de ingevroren producten uit de
diepvrieszone en wikkel ze in verschillende lagen krantenpapier of dekens.
Bewaar de ingevroren producten op
een koele plaats, totdat de diepvrieszone weer klaar is voor gebruik.
19
Het ontdooien van de koel-vriescombinatie
Handel het ontdooien zo snel mogelijk af. Hoe langer de ingevroren producten bij kamertemperatuur worden bewaard, des te korter ze
houdbaar zijn.
Schakel het apparaat uit.
Laat de deur van de diepvrieszone
open.
Neem het dooiwater met een spons
op.
U kunt het ontdooien versnellen door
een pannetje op een onderzetter met
heet (niet kokend) water in de diepvrieszone te zetten. In dat geval moet
de deur bij het ontdooien gesloten blijven, zodat de warmte niet vrij kan komen.
Blaas bij het gebruik van een heteluchtapparaat de warme lucht alleen van buiten gelijkmatig over de
binnenkant van de diepvrieszone.
Reinig het apparaat en droog het.
Er mag geen reinigingswater in de afvoeropening voor het dooiwater terechtkomen.
Schakel het apparaat in.
Leg de ingevroren producten weer
terug in de diepvrieszone.
Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsapparaten of kaarsen in de koel-vriescombinatie.
Als u dat doet raakt het kunststof
beschadigd.
Gebruik geen ontdooisprays of andere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen
vormen, ze kunnen oplosmiddelen
of drijfgassen bevatten die het
kunststof beschadigen of ze kunnen
schadelijk zijn voor de gezondheid.
20
Het reinigen van de koel-vriescombinatie
Het reinigen van de koel-vriescombinatie
Gebruik nooit zand-, soda-, zuur- of
schuurmiddelhoudende reinigingsmiddelen of chemische oplosmiddelen.
Ongeschikt zijn ook zogenaamde
"schuurmiddelvrije" schuurmiddelen, daar deze doffe plekken veroorzaken.
Let erop dat er geen water in de
elektronica, de verlichting of de ventilatieroosters terechtkomt.
Zorg ervoor dat er geen reinigingswater door de afvoeropening voor
het dooiwater loopt.
Gebruik geen stoomreiniger.
Stoom kan in aanraking komen met
delen van het apparaat die onder
spanning staan en zo kortsluiting
veroorzaken.
Het reinigen van de buitenkant, de binnenruimte en de
toebehoren
Deze kunt u het beste reinigen met
lauwwarm water met reinigingsmiddel.
Reinig de toebehoren met de hand. Het
botervak kan in de afwasautomaat.
Reinig de koelruimte minstens één
keer in de maand en de diepvrieszone iedere keer na het ontdooien.
Reinig het gootje en de afvoeropening voor het dooiwater in de koelruimte regelmatig met een wattenstaafje of iets dergelijks, zodat het
dooiwater altijd ongehinderd weg
kan lopen.
Neem de buitenkant, de binnenruimte en de toebehoren daarna met helder water af en wrijf alles met een
doek droog.
Het typeplaatje in de binnenruimte
van het apparaat mag niet worden
verwijderd. De gegevens zijn nodig
in het geval er een storing optreedt.
Voor het reinigen
Schakel het apparaat uit door de
temperatuurregelaar op "0" te draaien.
Haal de te koelen producten uit het
apparaat en bewaar ze op een koele
plaats.
Ontdooi de diepvrieszone.
Haal alle toebehoren uit de koelvriescombinatie die kunnen worden
verwijderd.
Laat de deuren van het apparaat korte tijd openstaan.
Het reinigen van de ventilatieroosters
Reinig de ventilatieroosters regelmatig met een kwast of een stofzuiger.
Wanneer er zich stof ophoopt wordt er
onnodig energie verbruikt.
21
Het reinigen van de koel-vriescombinatie
Het reinigen van de koel-vriescombinatie
Het reinigen van de deurdichtingen
Behandel de deurdichtingen niet
met olie of vet. Als u dat doet dan
worden de deurdichtingen in de
loop van de tijd poreus.
Reinig de deurdichtingen regelmatig
alleen met helder water en wrijf deze
daarna met een doek grondig droog.
Het reinigen van het metalen
rooster aan de achterkant
Het metalen rooster aan de achterkant
van het apparaat (warmtewisselaar)
moet minstens eenmaal in het jaar van
stof worden ontdaan.
Wanneer er zich stof ophoopt wordt er
onnodig veel energie verbruikt.
Let er bij het reinigen van het metalen rooster op dat er geen kabels of
andere onderdelen worden afgescheurd, geknikt of beschadigd.
Na het reinigen
Plaats alle toebehoren weer terug in
de koelzone.
Leg de levensmiddelen weer terug
in de koelzone.
Sluit de deuren van koel-vriescombinatie.
Schakel het apparaat in.
Leg de ingevroren producten in de
diepvrieszone zodra de temperatuur
in deze zone laag genoeg is.
22
Nuttige tips
Reparaties aan elektrische apparaten mogen alleen door vakmensen
worden uitgevoerd. Wanneer dit niet
gebeurt dan kan de gebruiker grote
risico’s lopen.
Nuttige tips
. . . de koel-vriescombinatie niet
koelt?
Controleer of:
– de temperatuurregelaar op een an-
dere stand staat dan op "0";
Een aantal storingen kunt u echter zelf
verhelpen.
Wat moet u doen, wanneer . . .
. . . u ongewone geluiden hoort nadat
u de koel-vriescombinatie hebt ingeschakeld en vooral nadat u het apparaat voor het eerst in gebruik hebt genomen?
Schakel de koel-vriescombinatie uit
en controleer of:
– het apparaat stabiel en waterpas
staat;
– de meubels die naast het apparaat
staan gaan trillen als deze aanstaat;
– u eraan gedacht hebt dat alle delen
aan de achterwand van het apparaat
nergens tegenaan kunnen komen;
– u de kabelhouder van de achter-
wand van het apparaat hebt verwijderd;
– de uitneembare onderdelen van de
koel-vriescombinatie stevig in het apparaat zitten;
– er flessen tegen elkaar aankomen.
Bedenk wel dat motor- en stromingsgeluiden in het koelsysteem niet te vermijden zijn.
– de stekker stevig in het stopcontact
zit;
– de hoofdschakelaar van de elektrici-
sche huisinstallatie is ingeschakeld.
Is dit wel het geval, neem dan contact op met de Technische Dienst
van Miele Nederland B.V.
. . . de temperatuur in de koelruimte
te laag is?
Zet de temperatuurregelaar op een
lagere stand (hogere temperatuur).
Controleer of:
– de deur van de diepvrieszone goed
gesloten is.
– er een vrij grote hoeveelheid levens-
middelen ineens is ingevroren.
Wanneer een grote hoeveelheid levensmiddelen ineens wordt
ingevroren is de koel-vriescombinatie heel lang in werking en daalt de
temperatuur in de koelruimte automatisch.
Daarom moet er nooit meer dan 2 kg
levensmiddelen ineens worden ingevroren.
– u de winterschakeling hebt uitge-
schakeld.
23
Nuttige tips
. . . de koel-vriescombinatie vaker en
voor langere tijd aanslaat?
Controleer of:
– de ventilatieroosters zijn geblok-
keerd en of er veel stof inzit;
– het metalen rooster aan de achter-
kant van het apparaat (warmtewisselaar) stoffig is;
– u de deur van de koelzone of die
van de diepvrieszone vaak open en
dicht heeft gedaan;
– er ineens grote hoeveelheden verse
levensmiddelen zijn ingevroren;
– de deuren van de koel-vriescombina-
tie goed sluiten;
– er zich in de diepvrieszone een vrij
dikke ijslaag bevindt.
Klopt dat, ontdooi dan de diepvrieszone.
. . . de in de diepvrieszone opgeslagen levensmiddelen ontdooien, doordat het in de diepvrieszone te warm
is?
Controleer of de kamertemperatuur
onder de klimaatklasse van het apparaat ligt.
. . . de ingevroren producten vastgevroren zijn?
Maak de ingevroren producten met
een stomp voorwerp, bijv. met een lepelsteel los.
. . . zich in de diepvrieszone een vrij
dikke ijslaag bevindt?
Controleer of de deur van de diepvrieszone goed sluit.
Ontdooi de diepvrieszone.
Reinig de diepvrieszone.
Door een dikke ijslaag vermindert de
koelcapaciteit waardoor het stroomverbruik stijgt.
Als dit zo is, verhoog dan de kamertemperatuur of schakel de winterschakeling in als uw apparaat daarover beschikt.
Wanneer de kamertemperatuur te laag
is, slaat de koel-vriescombinatie minder
vaak aan en kan het in de diepvrieszone te warm worden.
24
Nuttige tips
. . . de binnenverlichting in de koelzone niet meer functioneert?
Controleer of lichtcontactschakelaar
klemt.
Controleer of de temperatuurregelaar op een andere stand staat dan
op 0.
Is dat wel het geval, dan is het gloeilampje kapot.
Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar van de
elektrische huisinstallatie uit.
Pak de lampafdekking van achteren
vast.
Draai het gloeilampje eruit.
. . . de bodem van de koelruimte nat
is?
De afvoeropening voor het dooiwater is
verstopt.
Reinig het gootje en de afvoeropening voor het dooiwater.
Kunt u een storing ook met bovengenoemde tips niet verhelpen, roep
dan de hulp in van de Technische
Dienst.
Open als het mogelijk is de deuren
van de koel-vriescombinatie niet
vóórdat de storing is verholpen. Op
deze manier houdt u het koudeverlies zo gering mogelijk.
Vervang het gloeilampje.
Aansluitgegevens van het lampje:
220 – 240 V, max. 15 W, fitting E 14
Draai het nieuwe gloeilampje erin.
25
Technische Dienst
Technische Dienst
Neem bij storingen die u niet zelf kunt
verhelpen contact op met
– uw Miele-handelaar
of
– met de Technische Dienst van Miele
Nederland B.V.
De telefoonnummers van diverse afdelingen en het adres van Miele Nederland B.V. vindt u op de achterzijde van
deze gebruiksaanwijzing.
Geef bij het inschakelen van de Technische Dienst altijd het type en het nummer van uw apparaat door.
Beide gegevens vindt u op het typeplaatje in de binnenruimte van het apparaat.
Voor informatie over het Miele ServiceVerzekering Certificaat kunt u zich
wenden tot uw Miele-vakhandelaar of
de bijgevoegde folder raadplegen.
26
Elektrische aansluiting
Dit apparaat mag alleen door een erkend elektricien op het elektriciteitsnet
worden aangesloten.
Dit apparaat is voorzien van een aansluitkabel en een stekker met randaarde, geschikt voor aansluiting op 50 Hz
220 – 240 V.
Dit apparaat mag uitsluitend worden
aangesloten op een contactdoos met
randaarde.
Het is het beste wanneer de contactdoos zich naast het apparaat bevindt
en u er gemakkelijk bij kunt.
Dit apparaat mag uitsluitend op een
huisinstallatie worden aangesloten die
volgens NEN 1010 is geïnstalleerd.
De installatiegroep dient met een 10 Azekering te worden gezekerd.
In de EU-voorschriften staat het advies
om de huisinstallatie van een aardlekschakelaar te voorzien. Daarmee kan
de veiligheid nog worden vergroot.
Elektrische aansluiting
Het is niet toegestaan het apparaat met
een verlengsnoer op het elektriciteitsnet aan te sluiten.
Met verlengsnoeren kan een veilig gebruik van het apparaat namelijk niet
worden gewaarborgd in verband met
het gevaar voor oververhitting.
Moet er aan de aansluiting op het elektriciteitsnet of aan de aansluitkabel iets
worden veranderd dan mag dat uitsluitend door een erkend bedrijf gebeuren.
27
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Zet geen apparaten op de koelvriescombinatie die warmte afgeven, zoals broodroosters of magnetrons.
Doet u dat wel dan wordt er onnodig veel energie verbruikt.
Plaats van opstelling
Kies geen plaats direct naast een fornuis, een verwarming of in de buurt van
een raam, waar de zon direct door
heen kan schijnen.
Hoe hoger de omgevingstemperatuur
is, des te langer de koel-vriescombinatie staat te ronken en des te hoger het
stroomverbruik is.
Geschikt is een droge ruimte waar kan
worden geventileerd.
Klimaatklasse
De koel-vriescombinatie is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse.
Een klimaatklasse is een kamertemperatuurbereik, waarbinnen de temperatuur zich moet bewegen en waar deze
niet boven of onder mag liggen.
De klimaatklasse van uw koel-vriescombinatie staat aangegeven op het typeplaatje aan de binnenkant van uw
apparaat.
Dat heeft weer tot gevolg dat de temperaturen in het apparaat te hoog zijn.
Dat kan er zelfs toe leiden dat de ingevroren producten beginnen te ontdooien.
Luchttoevoer en luchtafvoer
De lucht aan de achterwand van de
koel-vriescombinatie wordt warm.
Om een goede luchttoevoer en luchtafvoer mogelijk te maken mogen de ventilatieroosters niet geblokkeerd zijn.
De ventilatieroosters moeten bovendien
regelmatig stofvrij worden gemaakt.
Het bevestigen van de handvaten
Wanneer u de draairichting van de deuren niet hoeft te veranderen kunt u nu
de handvaten aan de deuren van het
apparaat schroeven.
KlimaatklasseKamertemperatuur
SN
N
ST
T
+10 °C tot +32 °C
+16 °C tot +32 °C
+18 °C tot +38 °C
+18 °C tot +43 °C
Een te lage temperatuur heeft tot gevolg dat de koel-vriescombnatie voor
langere tijd afslaat.
28
Maak de handvatenbmet de
schroeven
cop de deurgaten vast.
Klik de afdekkingd erop.
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Het plaatsen van het apparaat
Haal eerst de kabelhouder van de
achterkant van het apparaat af.
Controleer of alle delen aan de achterwand van het apparaat nergens
tegenaan kunnen komen.
Buig eventueel in de weg zittende
delen voorzichtig weg.
Schuif het apparaat voorzichtig op
de daarvoor bestemde plaats.
Het stellen van het apparaat
Stel het apparaat stevig en waterpas
via de stelvoeten met de bijgevoegde steeksleutel.
29
Het veranderen van de draairichting van de deur
Het veranderen van de draairichting van de deur
Het apparaat wordt geleverd met
rechtsscharnierende deuren. Als de
deuren linksscharnierend moeten zijn,
verander dan de draairichting van de
deuren.
Open de onderste deur van het apparaat.
Haal de stoppen b uit de deurscharnierblokken en steek ze er aan de andere kant weer in.
Haal de afdekkingber vanaf.
Sluit de onderste deur van het apparaat, schroef de onderste hoekschar-
ceraf, laat de deur iets zakken
nier
en haal hem eraf.
Haal de vulring en de scharnierbout
duit de hoekscharnier en schroef
ze er in het tweede gat van de hoekscharnier weer in.
Laat de bovenste deurfdicht,
schroef de bovenste hoekscharnier
eeraf, laat de deur iets zakken en
haal hem eraf.
Schroef de scharnierbout c eruit en
schroef de bout er aan de andere
kant weer in. Let op de vulring.
Haal de stoppenden het afdekkap-
eeraf.
je
Steek de stoppen er in de tegenoverliggende kant weer in en bedek de
schroefkop aan de tegenoverliggende kant met het afdekkapje.
Zet de handvatenfen de stoppen
ger aan de andere kant weer aan.
Hang de bovenste deur van het apparaat op de scharnierbout
sluit de deur van het apparaat.
cen
30
Het veranderen van de draairichting van de deur
1
Draai de hoekscharnierb180°,
steek hem in het deurscharnierblok
van de bovenste deur en schroef
hem aan de ommanteling vast.
Hang de onderste deurein de bovenste hoekscharnier
onderste deur.
ben sluit de
Steek de onderste scharnierhaakc
in het deurscharnierblok van de onderste deur en schroef hem aan de
ommanteling vast.
Stel de deuren van het apparaat met
behulp van de sleufgaten in de hoekscharnieren
schroeven stevig aan.
Sluit de vrijgekomen gaten aan de tegenoverliggende kant met de afdek-
daf.
king
bencen draai alle
31
Het inbouwen van de koel-diepvriescombinatie
Het inbouwen van de koel-diepvriescombinatie
De luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen mogen niet worden afgedekt
of geblokkeerd.
Bovendien moeten ze regelmatig
stofvrij worden gemaakt.
Wanneer het apparaat naast een muur
d wordt opgesteld, is tussen wand en
apparaat aan de kant van de scharnieren een afstand van minstens 50 mm
vereist, zodat de deur van het apparaat
met het handvat helemaal open kan.
Het apparaat kan in ieder keukenblok
worden ingebouwd. Wilt u de hoogte
van het apparaat aanpassen aan de
hoogte van het keukenblok, dan kunt u
boven het apparaat een extra kast
aanbrengen.
b
Voor de luchtafvoer moet aan de achterkant van het apparaat een luchtafvoerkanaal van minstens 50 mm diepte
worden geplaatst.
De luchtafvoeropening onder het plafond moet minstens 300 cm
gen, zodat de warme lucht ongehinderd kan worden afgevoerd.
Is dat niet het geval, dan moet het apparaat meer presteren, wat meer
stroom vergt.
323334
2
bedra-
35
Wijzigingen voorbehouden / 44 / 000NL - 0300
Dit papier bestaat uit 100 % chloorvrij gebleekte cellulose en is dus minder belastend voor het milieu.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.