Deze dampkap voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoor‐
schrift
sel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees daarom de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig
door
langrijke instructies met betrekking tot de montage, de veiligheid,
het gebruik en het onderhoud. Dit is in het belang van uw veilig‐
heid en voorkomt schade aan de dampkap. Wanneer deze niet
worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade die daarvan het gevolg is.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan
wie het toestel eventueel na u gebruikt.
Juist gebruik
Deze dampkap is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gel
Deze dampkap is niet bestemd voor gebruik buiten.
en. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter let‐
, voordat u de dampkap in gebruik neemt. Daarin vindt u be‐
ijkaardige omgevingen.
Gebruik de dampkap uitsluitend in huishoudelijke context voor het
wegzuigen van kookdampen die ontstaan bij het bereiding van ge‐
rechten.
Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteld‐
heid, hun on
in staat zijn de dampkap veilig te bedienen, mogen ze alleen onder
toezicht bedienen of wanneer ze worden geïnstrueerd door iemand
die het apparaat kent.
Ze moeten het mogelijke gevaar van een verkeerde bediening kun‐
nen herkennen en begrijpen.
ervarenheid of gebrek aan kennis van het apparaat niet
3
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Kinderen in het huishouden
Kinderen jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
wor
den gehouden - tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de dampkap alleen maar ge‐
en wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze de
bruik
dampkap veilig kunnen bedienen. Kinderen moeten de eventuele ri‐
sico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Kinderen mogen de dampkap niet zonder toezicht reinigen of on‐
derhouden.
Let op kinderen die in de buurt van de dampkap komen. Zorg er‐
voor dat z
Verstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
verpakking
daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten
het bereik van kinderen.
e nooit met het apparaat spelen.
smateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en
4
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
herst
ellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor
de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen
alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend
zijn.
Controleer voordat de dampkap wordt geplaatst, of ze zichtbaar
beschadigd is. Een beschadigd app
en niet in gebruik worden genomen.
araat mag niet worden geplaatst
De elektrische veiligh
deerd, als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol‐
gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Laat de elektrische
installatie bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De dampkap
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
kan
eid van het apparaat is uitsluitend gegaran‐
alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als zij
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
van de dampkap moeten absoluut overeenstemmen met deze van
het elektriciteitsnet. Zo voorkomt u schade aan de dampkap.
Deze moeten beslist overeenkomen. Raadpleeg bij twijfel een elek‐
tricien.
Deze dampkap mag niet op het elektriciteitsnet worden aangeslo‐
en via meervoudige stopcontacten of verlengsnoeren die daarvoor
t
niet geschikt zijn. Dit in verband met gevaar voor oververhitting.
5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik uw dampkap enk
is een veilige werking gewaarborgd.
el in geïnstalleerde toestand. Enkel dan
Deze dampkap mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een
schip) wor
den gebruikt.
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek‐
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de dampkap
leiden.
Open de behuizing alleen voor zover de montage- en reinigingsaan‐
wijzingen dit voorschrijven. Maak andere onderdelen van de om‐
manteling in geen geval open.
Enkel met originele Miele-wisselstukken bent u zeker dat deze ten
e voldoen aan de eisen qua veiligheid. Defecte onderdelen mo‐
voll
gen alleen door originele Miele-wisselstukken worden vervangen.
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mag er
geen elektrische spanning op de dampkap staan. Dat is het geval
als aan éé
– de zekeringen van de elektrische installatie zijn uitgeschakeld of
n van de volgende voorwaarden is voldaan:
– de schroefzekeringen van de elektrische aansluiting zijn er geheel
gedraaid of
uit
– de stekker (indien aanwezig) is uit de contactdoos getrokken. Trek
daarbij aan
6
de stekker en niet aan de aansluitkabel.
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
De dampkap gelijktijdig gebruiken met verwarmingstoestellen die lucht uit
het vertr
Risico op vergiftiging door uitlaatgassen
W
mingstoestellen die lucht uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
Voorbeelden zijn verwarmingstoestellen op gas, stookolie, hout of
steenkool, doorstroomverwarmers, boilers, gaskookvlakken en ovens. Zo ontstaat er een gevaarlijke situatie.
De dampkap onttrekt namelijk zuurstof aan deze ruimte en aan de
kamers ernaast. Dat geldt voor dampkappen
- met luchtafvoer,
- met een buiten het vertrek geplaatste luchtcirculatiebox.
ek nodig hebben
ees voorzichtig als u de dampkap tegelijk gebruikt met verwar‐
Zonder voldoende luchttoevoer ontstaat er onderdruk. Het vuur
krijgt d
aardoor te weinig verbrandingslucht. En de verbranding zal
daar nadeel van ondervinden.
Door de zuigkracht van de dampkap kunnen er giftige uitlaatgas‐
sen van het verwarmingstoestel uit de schouw terugstromen in de
woning.
Dit is levensgevaarlijk!
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
U vermijdt risico's als er bij gelijktijdig gebruik van de dampkap en
een verwarmingstoestel waarvoor lucht uit hetzelfde vertrek is
van
vereist een onderdruk wordt bereikt van maximaal 4 Pa (0,04
mbar). Hierdoor verhindert u namelijk dat er uitlaatgassen uit het
verwarmingstoestel worden teruggezogen.
U kunt daarvoor zorgen door lucht voor de verbranding aan te
voeren via niet afsluitbare openingen, bijv. in deuren en vensters.
Let erop dat de diameter van de luchttoevoeropening voldoende
groot is. Luchttoevoer- en afvoerkastjes alleen waarborgen ge‐
woonlijk nog geen afdoende luchttoevoer.
Bij de beoordeling moet u steeds rekening houden met de globale
ventilatietoestand van de woning. In geval van twijfel neemt u het
best contact op met een erkende schoorsteenveger.
Gebruikt u de dampkap met luchtcirculatie, dan kunt u de damp‐
kap gerust tegelijk met verwarmingstoestellen gebruiken die lucht
uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
8
Efficiënt gebruik
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Door open
Werk met het oog op het risico op brand nooit met open vuur onder
de dampkap: zo is flamberen en grilleren met open vuur verboden.
Een dampkap die in gebruik is trekt de vlammen in het vetfilter/de
vetfilters aan, waardoor het daarin verzamelde vet vlam kan vatten.
vuur bestaat brandgevaar!
Sterke hitteontwikkeling op een gaskookvlak kan de dampkap be‐
schadigen.
– Bij gebruik van de dampkap boven een gaskookvlak moet u erop
letten
Schakel het gasfornuis uit telkens als u kookgerei voor korte tijd
van het gaskookvlak wegneemt.
– Kies pannen die niet groter of kleiner zijn dan het kookvlak.
– Regel de vlam zodanig dat deze in geen geval boven het kookge‐
rei ui
– Zorg ervoor dat u het kookgerei niet overmatig verhit (bijv. bij het
kok
Dit om een ophop
paraat te voorkomen.
Schakel de dampkap altijd in zodra u één van de kookvlaken in ge‐
bruik neemt.
dat er altijd kookgerei staat op branders die in gebruik zijn.
tsteekt.
en met een wok).
ing van condenswater en corrosie aan het ap‐
Door over
dampkap vlam doen vatten.
Als u met olie of vet kookt, dient u uw kookpan of friteuse voortdu‐
rend in het oog te houden. Dat geldt ook voor elektrische grillappa‐
raten.
verhitting kunnen olie en vet in brand geraken en de
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik de dampkap nooi
zich vuil en vet in de dampkap afzetten,
waardoor deze op den duur niet meer goed zal functioneren.
t zonder vetfilters om te voorkomen dat
Er kan brand ontstaan als het toestel niet volgens de aanwijzingen
ze gebruiksaanwijzing wordt gereinigd.
in de
Hou ermee
gende hitte erg warm kan worden.
Raak de ommanteling en de vetfilters pas aan wanneer de dampkap
is afgekoeld.
rekening dat de dampkap bij het koken door de opstij‐
Deskundige montage
Controleer of het gebruik van een dampkap boven uw kooktoestel
volg
ens de fabrikant van deze apparatuur toegestaan is.
Boven ovens of
warmd, mag u geen dampkap monteren.
fornuizen die met vaste brandstof worden ver‐
Tussen de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, gebra‐
den, gegril
den aangehouden.
Houd die afstanden aan die in het hoofdstuk "Montage" worden ge‐
noemd, tenzij de fabrikant van het kooktoestel een grotere afstand
aangeeft.
Worden er onder de dampkap verschillende soorten kookapparatuur
gebruikt waarvoor verschillende afstanden gelden, dan moet de
grootste afstand worden aangehouden.
leerd of gefrituurd wordt moet een minimumafstand wor‐
Neem voor
hoofdstuk "Montage" in acht.
10
het monteren van de dampkap de aanwijzingen in het
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Metalen platen kunnen scherpe randen hebben waaraan u zich
kunt ver
Draag voor de montage handschoenen die u tegen snijwonden be‐
schermen.
wonden.
Gebruik voor de luchtafvoerleiding enk
onbrandbaar materiaal. Die zijn bij uw Miele-handelaar of via de
Technische Dienst van Miele verkrijgbaar.
De lucht mag
die wordt gebruikt voor de afvoer van rook of gas, noch via een
schacht die wordt gebruikt voor de ontluchting van ruimten waarin
wordt gestookt.
Als de luchtafvoer naar
steen moet worden geleid, hou dan rekening met de plaatselijk gel‐
dige voorschriften.
niet worden afgevoerd via een afvoerschoorsteen
een niet meer gebruikte afvoerschoor‐
el buizen of slangen van
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spannin
Gebruik voor het reinigen van de dampkap nooit een stoomreiniger.
g staan en een kortsluiting veroorzaken.
Toebehoren
Gebruik uitsluite
rantieaanspraken vervallen. Worden er andere onderdelen gemon‐
teerd of ingebouwd, dan vervalt het recht op waarborg en/of pro‐
ductaansprakelijkheid.
nd Miele-accessoires om te voorkomen dat ga‐
11
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transpor
lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri‐
aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmate‐
riaal
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
tschade. Er werd milieuvriende‐
wordt er op grondstoffen bespaard
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische ap‐
en bevatten vaak nog waardevolle
parat
materialen. Ze bevatten echter ook
schadelijke stoffen die voor het functio‐
neren en de veiligheid van het apparaat
nodig waren. Als u het apparaat bij het
gewone afval doet of bij verkeerde be‐
handeling kunnen deze stoffen schade‐
lijk zijn voor de gezondheid en het mili‐
eu. Verwijder het afgedankte apparaat
dan ook nooit met het gewone afval.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
betaald. Die wordt
12
Zorg er ook voor dat het toestel intus‐
sen kindervei
het laat wegbrengen.
lig wordt bewaard voor u
Hoe werkt uw toestel?
De dampkap kan op de volgende ma‐
niere
n worden gebruikt:
Werking met luchtafvoer
De aangezogen lucht wordt door de
vetfilters ge
voerd.
Terugslagklep
Er kan dan geen buitenlucht naar bin‐
nen noch b
men als de dampkap uitgeschakeld is.
Als u het toestel uitschakelt, is de klep
dicht.
Zodra u het toestel inschakelt, gaat de
klep open. Zo kan de keukendamp on‐
gehinderd naar buiten.
Als uw afvoersysteem geen terugslag‐
klep heeft, moet er een stuk geplaatst
wor
den in de uitblaastuit van uw mot
blok, dit stuk wordt meegeleverd met
uw dampkap. Deze klep wordt in de uit‐
blaastuit van de motoreenheid ge‐
plaatst.
reinigd en naar buiten afge‐
innenlucht naar buiten stro‐
or‐
Werking met luchtcirculatie
(enkel met ombouwset en reukfilter als
mits toesla
zie "Technische gegevens")
De aangezogen lucht wordt door de
vetfilters en boven
ter gereinigd en wordt daarna weer in
de keuken geleid.
g verkrijgbaar toebehoren;
dien door een reukfil‐
13
De dampkap in één oogopslag
14
De dampkap in één oogopslag
a
Telescopisch deel
b
Schouw
c
Wasemscherm
d
Bedieningselementen
e
Vetfilters
f
Afstandslijst
De afstandslijst creëert een schaduwvoeg tussen de schouw en het plafond.
De dampkap kan met of zonder afstandslijst worden gemonteerd.
g
Uitlaatrooster
(enkel bij werking met luchtcirculatie)
h
Kookvlakverlichting
i
Reukfilter
Mits toeslag verkrijgbaar toebehoren bij werking met luchtcirculatie
j
Aan/uitknop voor de ventilator
k
Toetsen voor het instellen van het ventilatievermogen
l
Toets voor de kookvlakverlichting
15
Bediening
De ventilator inschakelen
Druk op de aan/uit
De ventilator wordt ingeschakeld op
stand 2. Het symbool en de 2 op de
ventil
atiestandindicator branden.
toets .
Een vermogensstand kiezen
Voor normaal gebruik kunt u kiezen tus‐
sen de vermogensstanden 1 tot en met
3
.
Schakel bij het begin van een braadpro‐
ces of bij een koo
sterke geurontwikkeling even de inten‐
sieve stand IS in.
Stel met de toets een lagere en
met de
gensstand in.
toets een hogere vermo‐
kproces met zeer
Automatische uitschakeling
van de int
U kunt de intensieve stand zo instellen
dat de
automatisch terugkeert naar stand 3.
De ventilator en de verlichting van het
ookvlak moeten daartoe uitgescha‐
k
keld zijn.
Druk ca.10
toetsen "" en "", totdat 1 van de
ventilatiestandindicator aangaat.
Druk vervolgens na elkaar op
– de verlichtingstoets ,
– de toets "" en opnieuw op
– de verlichtingstoets .
Als de automatische uitschakeling niet
is geactiveerd, knipperen de controle‐
lampjes 1 en IS.
Om de automatische uitschakeling te
active
ensieve stand
ventilator na 10 minuten altijd
seconden tegelijk op de
ren, drukt u op de toets "".
16
Als de automatische uitschakeling ge‐
activeer
lampjes 1 en IS continu.
Om te deactiveren op de toets "
Bevestig uw keuze met de aan-uit‐
d is, knipperen de controle‐
"
drukken.
oets .
t
Als u niet binnen de 4 minuten beves‐
tigt, blijft de oude instelling behou‐
den.
De ventilator uitschakelen
Schakel de ventilator uit met de toets
aan/uit .
Het symbool gaat uit.
Kookvlakverlichting in-/
uitschakelen
De ventilator hoeft niet aan te zijn om
ookvla
de k
kelen.
kverlichting in of uit te scha‐
Bediening
Druk op de verlicht
Wanneer de verlichting ingeschakeld is,
brandt het symb
ingstoets .
ool .
Automatisch uitschakelen voor
de veiligheid
Bedient u de ingeschakelde dampkap
10 uur lan
automatisch uitgeschakeld. De verlich‐
ting blijft ingeschakeld.
Om de ventilat
drukt u op de aan-uittoets .
g niet, dan wordt de ventilator
or weer aan te zetten
17
Tips om energie te besparen
Deze dampkap werkt zeer efficiënt en
energ
iebesparend. Volgende maatre‐
gelen ondersteunen u bij het spaarza‐
me gebruik:
– Zorg bij het koken voor een goede
latie van de k
venti
luchtafvoer niet voldoende lucht, dan
werkt de dampkap niet efficiënt en
zijn er verhoogde werkingsgeluiden.
– Kook op een zo laag mogelijke kook‐
stand. Weinig k
nen een lage vermogensstand aan de
dampkap en hierdoor ook minder
stroomverbruik.
– Controleer op de dampkap de geko‐
zen vermo
lage vermogensstand voldoende.
Gebruik de intensiefstand alleen als
het noodzakelijk is.
– Schakel bij sterke kookdampen al
vroeg op een hoge stand. Dat is effi‐
ciënter dan de kookdampen nadien
proberen op te vangen.
gensstand. Meestal is een
euken. Stroomt bij
ookdampen beteke‐
– Let erop om de dampkap na het ko‐
k
en weer uit t
– Maak de filters geregeld schoon of
vervan
g ze. Door erg vette filters
wordt het vermogen verlaagd en de
bestaat er brandgevaar. Voorts be‐
staat dan een risico voor het hygiëne.
18
e schakelen.
Reiniging en onderhoud
Behuizing
Algemeen
Het oppervlak en de bedieningsele‐
menten zijn
kerven.
Neem dus de volgende tips in acht.
Maak alle oppervlakken en bedie‐
nin
gselementen enkel schoon met
een vaatdoekje, afwasmiddel en
warm water.
Let erop dat er geen water in de
dampkap komt.
Reinig vooral het gedeelte met de
bedieningselement
iets vochtige doek.
Wrijf het oppervlak vervolgens met
een zac
Niet te gebruiken zijn:
– reinigingsmiddel dat soda, zuur,
chloor of oplosmiddelen bevat,
– schurend reinigingsmiddel zoals
schuurpoeder of -cr
sponsjes of gebruikte sponsen waar‐
in restjes schuurmiddel zitten.
gevoelig voor krassen en
en alleen met een
hte doek droog.
ème, schuur‐
Tips voor het reinigen van roestvrij‐
stalen oppervlakk
(deze tips gelden niet voor de bedie‐
ningselement
Om de roestvrijstalen oppervlakken
t
e reinigen is niet-schurend reini‐
gingsmiddel voor roestvrij staal ge‐
schikt.
Gebruik ook een middel voor het on‐
derhoud
dit middel met een zachte doek ge‐
lijkmatig en in kleine dosering aan.
Dit middel is verkrijgbaar bij de afde‐
ling Onderdelen van Miele België.
Opmerkingen omtrent toestellen met
een gekleurde/gela
(speciale uitvoering)
Neem bij de schoonmaak ook de al‐
gemene opmerkinge
in acht.
Bij het schoonmaken is het onvermij‐
delijk dat er zeer klein
oppervlak ontstaan. Naargelang de
verlichting in de keuken kunnen deze
het uitzicht beïnvloeden.
van roestvrij staal en breng
en
en)
kte behuizing
n in deze rubriek
e krassen op het
19
Reiniging en onderhoud
Bedieningselementen
De bedieningselementen kunnen
verkleur
wanneer er vuil op blijft zitten.
Verwijder vuil daarom direct.
Neem de algemene regels in acht.
Gebruik geen reinigingsmiddel voor
r
oe
en
stvrij staal.
Vetfilters
De vetfilters in het toestel nemen de
vaste bestanddelen van de k
dampen op (vet, stof e.d.). Ze verhin‐
deren daardoor dat het toestel vuil
wordt. Er zijn opnieuw te gebruiken me‐
talen vetfilters ingebouwd.
ook‐
Oververzadigde vetfilters leveren
gevaar op voor brand.
Reinigingsinterval
Het is aan te raden om de vetfilters om
de 3-4 weken t
melde vet wordt na langere tijd hard. De
vetfilters kunnen dan minder vlot wor‐
den schoongemaakt.
De vetfilter uitnemen
Een vetfilter kan makkelijk uit uw
handen glippen.
Daarbij kan het vetfilter en het kook‐
vlak
beschadigd raken.
Houd vetfilters bij het verwijderen,
rein
igen en terugplaatsen daarom
goed vast.
e reinigen. Het verza‐
20
Open de ve
ter, zwenk de vetfilter ca.45° omlaag,
haak hem achteraan los en neem
hem uit.
rgrendeling van de vetfil‐
Reiniging en onderhoud
De vetfilters met de hand reinigen
Reinig de vetfilters in warm water met
een
afwasborstel en een zacht hand‐
afwasmiddel. Gebruik het handaf‐
wasmiddel niet geconcentreerd.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Vetfilters kunnen beschadigd raken
door reinigingsmiddelen die daarvoor
niet geschikt zijn.
De volgende reinigingsmiddelen mogen
niet worden gebruikt:
– kalkoplossende reinigingsmiddelen
– schuurpoeder of schuurcrème
– agressieve allesreinigers en veto‐
plossprays
– ovenspray
Vetfilters reinigen in de afwasmachi‐
ne
Plaats de vetfilters lo
onderrek of horizontaal met de vette
kant naar beneden. Let er daarbij op
dat de sproeiarm vrij kan bewegen.
odrecht in het
Wanneer de vetfilters uitgenomen
zijn
, kan u de bereikbare onderdelen
van de behuizing van vet ontdoen.
Op die manier voorkomt u brandge‐
vaar.
Let er bij het monteren van de vetfil‐
ers op dat de vergrendeling naar het
t
kookvlak toe wijst.
Als er eens een
ontgrendel die dan langs de uitspa‐
ringen met behulp van een kleine
schroevendraaier.
vetfilter verkeerd zit,
Gebruik een huishoudeli
middel voor de afwasmachine.
Kies een programma met een tempe‐
r
atuur tussen 50 °C en 65 °C.
Reinigt u de vetfilters in de afwasauto‐
maat, dan kan het inwendige
pervlak naar gelang van het gebruikte
afwasmiddel op de duur verkleuren.
Dit schaadt de werking van de vetfil‐
ters echter niet.
Na het reinigen
Leg de vetfilters na het schoonmaken
op een vochtopnemend voor‐
nog
werp te drogen.
jk reinigings‐
filterop‐
21
Reiniging en onderhoud
Actievekoolstoffilter
Bij werking met luchtcirculatie dient u
niet enkel d
tievekoolstoffilter te monteren. Deze
houdt de reukstoffen die tijdens het ko‐
ken opduiken, tegen.
Ze worden in de luifel boven de vetfilter
geplaatst.
Deze actievekoolstoffilter is bij uw Mie‐
le-handelaar of bij de T
van Miele verkrijgbaar. Het type en de
aanduiding vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
Actievekoolstoffilter monteren/
ver
va
Om de actievekoolstoffilter te monte‐
en of te vervangen, moet u eerst de
r
vetfilters uitnemen zoals tevoren be‐
schreven.
Neem de actievekoolstoffilter uit de
verpakking.
e vetfilter maar ook een ac‐
echnische Dienst
ngen
Vervangingsfrequentie
Vervang de actievekoolstoffilter altijd
zodr
a de kookgeurtjes niet meer vol‐
doende worden opgenomen.
Vervang het filter in ieder geval 2 x
per jaar.
Actievekoolstoffilter weggooien
De gebruikt
u met het huisvuil meegeven.
e actievekoolstoffilter mag
Druk de actievek
lijst.
Zet de vetfilters weer op hun plaats.
22
oolstoffilter in de
Lampen vervangen
Halogeenlampjes worden tijdens de
werking er
Ook nadat de verlichting uitgescha‐
kel
d is bestaat er nog enige tijd ge‐
vaar dat u zich verbrandt als u ze
aanraakt.
Wacht daarom enkele minuten voor‐
dat u de halogeenlampjes ver
Koppel uw dampkap los van het
ele
merkingen omtrent uw veiligheid").
g heet.
wijdert.
ktriciteitsnet (zie de rubriek "Op‐
Reiniging en onderhoud
Druk de lampafdekking lichtjes naar
boven. De afdekking gaat open en
kan na
geklapt.
onderen toe worden open‐
ar
Trek het halogeenlampje uit de fitting.
Neem het nieuwe halogeenlampje (12
, 20 W
V
en plaats het in de fitting. Druk het
lampje er voorzichtig in. Neem de
aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Klap de lampafdekking weer dicht en
duw ze vast.
, fitting G4) met een doek vast
23
Technische Dienst van Miele en garantie
Neem bij storingen die u niet zelf kan
oplossen, contact op met uw Mielehandela
Miele.
Het telefoonnummer van de Technische
Dienst van Miele vindt u aan het einde
van de
Zorg dat u het toesteltype en het serie‐
nummer van uw dampkap bij de hand
hebt, w
Miele heeft deze gegevens nodig.
Beide gegevens vindt u op het typepla‐
tje.
Positie van het typeplaatje
Het typeplaatje is zichtbaar nadat u (af‐
hanke
de vetfilters heeft verwijderd.
Duur en voorwaarden van de
garantie
De duur van de garantie bedraagt 2
jaar.
ar of
de Technische Dienst van
e gebruiksaanwijzing.
z
nt de Technische Dienst van
a
lijk van het model) het vetfilter of
Meer informatie vindt u in de meegele‐
verde gar
24
antievoorwaarden.
Voor de montage
Montage
Neem voordat u met mont
begint de informatie in dit hoofdstuk
en in het hoofdstuk "Opmerkingen
omtrent uw veiligheid" in acht.
eren
Montagemateriaal
4 schroeven 7 x 110 mm en
4 pluggen 10 x 80 mm
om de dampkap aan het plafond te be‐
vestigen.
De pluggen zijn voorzien van een Eu‐
r
opese t
European Technical Approval) voor
gebruik in plafonds van beton.
Gebruik de pluggen alleen in combi‐
natie met
7 x 110 mm. Kies voor andere pla‐
fondconstructies de gepaste beves‐
tigingsmiddelen. Zorg ervoor dat het
plafond draagkrachtig genoeg is.
echnische goedkeuring (ETA,
de bijgeleverde schroeven
4 Telescopische houders
om de hoogte van het telescopische
deel te r
4 schroeven M4 x 8,5 mm
voor de bevestiging van de telesco‐
pische houders.
14 schroeven M4 x 8 mm
om de afstandslijst en de dampkap
aan het dr
1 schroef M4 x 16 mm
om de schouw te bevestigen.
Ombouwset voor werking met lucht‐
circulatie DU
(niet bijgeleverd, mits toeslag verkrijg‐
baar t
vat een bochtstuk, een aluminium
slang en slangklemmen.
egelen en het te bevestigen
ame te bevestigen.
aagfr
I 32
ebehoren). De ombouwset be‐
o
25
Montage
Afmetingen van het toestel
a
Plaats van montage: opening voor
de luchtafvoerleiding en de aansluit‐
kabel. V
latie moet alleen een aansluitkabel
worden gelegd.
b
Mogelijke hoogte van het toestel
met afvoer naar buit
c
Mogelijke hoogte van het toestel
met luchtcir
d
Alternatieve montage met afstands‐
lijst
e
Luchtuitlaat bij circulatie naar boven
gemont
f
Van de aansluiting in het plafond tot
de aansluiting in de dampkap moet
er een aansluitkabel en bij werking
met luchta
afvoerleiding in gereedheid worden
gebracht.
Luchtafvoeraansluiting 150 mm
oor werking met lu
en
culatie
eerd
f
voer een flexibele lucht‐
chtcircu‐
26
Montage
Afstand tussen kookplaat en dampkap (S)
Tussen de onderkant van de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, ge‐
braden, gegri
gehouden. Deze kunt u hieronder vinden.
Geeft de fabrikant echter een grotere afstand aan, houd dan deze aan.
Neem ook de veiligheidsinstructies en waarschuwingen in het gelijknamige
hoofdstuk in acht.
KooktoestelMini‐
Elektrische kookplaat450 mm
Grill en friteuse (elektrisch)650 mm
lleerd of gefrituurd wordt, moet een minimumafstand worden aan‐
mumafstand
S
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐
paciteit van
≤
12,6 kW, waarbij geen brander een capaciteit van > 4,5 kW
heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐
paciteit van
>
12,6 kW en > 21,6 kW, waarbij geen brander een capaciteit
van ≤ 4,8 kW heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een totale ca‐
paciteit van
>
21,6 kW, of met bij één brander een capaciteit van > 4,8 kW.
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van ≤ 6 kW650 mm
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van >
kW
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van > 8,1 kWniet mogelijk
6 kW en
≤ 8,1
650 mm
760 mm
niet mogelijk
760 mm
27
Montage
Montagetips
– Het is aan te raden onder de damp‐
kap, zelfs boven elektrisch
vlakken, een afstand van minimum
650 mm in acht te nemen. Zo werkt u
vlotter onder de dampkap.
– Hou bij de keuze van de montage‐
e rekening met uw lichaams‐
hoogt
lengte. U moet vlot aan het kookvlak
kunnen werken en de dampkap per‐
fect kunnen bedienen.
– Houd er rekening mee dat hoe groter
afstand tussen de dampkap en het
k
oo
kvlak is, hoe minder gemakkelijk
de kookdampen opgenomen worden.
– Om ervoor te zorgen dat de kook‐
dampen optimaal worden opge
men, moet u erop letten dat de
dampkap het kookvlak overdekt.
Centreer de dampkap daarom boven
het kookvlak en niet zijdelings of naar
achteren verschoven.
e kook‐
no‐
– Zorg ervoor dat het kookvlak niet
gro
ter is dan de dampkap, liefst klei‐
ner.
– De plaats waar de dampkap komt te
gen moet makk
han
zijn. In geval van een storing moet
een technicus makkelijk bij de damp‐
kap kunnen komen en deze ongehin‐
derd kunnen demonteren. Let bij het
monteren van de dampkap dus ook
op de plaatsing van kasten, planken,
plafond- of decorelementen in de
omgeving van de dampkap.
28
elijk toegankelijk
Beschermfolie verwijderen
Ter bescherming tegen transportschade
zijn bepaalde onderdelen
zing voorzien van een beschermfolie.
Verwijder de beschermfolie van de
behuizi
teert. U kan de folie er gewoon zon‐
der hulpmiddel aftrekken.
ng voor u het toestel mon‐
van de behui‐
Montage
Bij werking met luchtafvoer:
– Leg in het plafond een luchtafvoerlei‐
ding aan en laat deze in de aange‐
duide oppervlakte uit het plafond ko‐
men. Van het plafond tot de luchtaf‐
voeraansluiting van de dampkap hebt
u een luchtafvoerslang met een leng‐
te van ca. 700 mm nodig.
– Bevestig de luchtafvoertuit op de
htafvoerleidin
luc
luchtafvoerslang met een slangklem
(mits toeslag verkrijgbaar toebeho‐
ren).
g, bijv. een flexibele
Markeer op het plafond 2 middellij‐
nen.
Leg in het plafond een aansluitkabel
aan en laat de kabel in de aange‐
duide opper
men. Van het plafond tot de netaan‐
sluiting van de dampkap hebt u een
lengte van ca. 700 mm nodig.
vlakte uit het plafond ko‐
29
Montage
Maak met een mes de 4 opvulstuk‐
de 2 opvulblokjes los van de
ken en
bijgeleverde afstandslijst.
Gebruik de afstandslijst als boorsja‐
Leg deze tegen het plafond,
bloon.
de pijlen wijzen naar voren. Lijn de af‐
standslijst met behulp van de kerven
aan de middellijnen uit en teken de
boorgaten af.
30
Boor 4 boorgaten voor de bijgele‐
de pluggen 10 mm, ca. 115 mm
ver
diep.
Steek de 4 pluggen in de gaten en
dr
aai de 4 schroeven in de pluggen.
Laat deze ca. 30 mm uitsteken.
Tussen schouw en plafond kan een af‐standslijst g
worden gebruikt, indien om optische re‐
denen een afstand tussen plafond en
schouw gewenst is (schaduwvoeg). Dit
kan bijvoorbeeld nodig zijn, als het pla‐
fond niet horizontaal of oneffen is. De
dampkap wordt met de bijgeleverde
opvulplaatjes verticaal uitgelijnd. Op‐
tische oneffenheden tussen schouw en
plafond worden door de schaduwvoeg
afgedekt.
emonteerd worden. Hij kan
Montage
Monteer de afstandslijst op het
aagframe.
dr
Wanneer u de dampkap met de af‐
standslij
de 4 inzetschijfjes uit de bevesti‐
gingsgaten.
st wilt monteren, verwijdert u
31
Montage
Hang het draagframe in de vier
schr
oeven. De "V" op het draagframe
betekent voorkant.
Bij gebruik van de afstandslijst
plaatst u de 2 opvulblokjes in de be‐
vestigingsopeningen.
32
Lijn het draagframe volgens de mid‐
delli
jnen uit en schroef het draagfra‐
me vast.
Om de dampkap verticaal waterpas
te zetten, kunt u de opvulplaatjes
plaatsen, die u vooraf van de af‐
standslijst hebt losgemaakt.
Hou het draagframe onderaan vast,
dr
aai de 2 bevestigingsschroeven uit
en trek het draagframe uit elkaar tot‐
dat het zijn maximale lengte heeft be‐
reikt.
Draai de schroeven weer in.
Bij werking met luchtcirculatie (UL)
wor
dt het b
DUI 32 (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐
horen) gemonteerd:
ochtstuk van de ombouwset
Montage
Bui
g op het draagframe de 4 houdlip‐
jes naa
Leid de aansluitkabel door de bin‐
nen
r buiten toe.
kant van het draagframe.
Plaats het bochtstuk zoals op de af‐
beelding.
de voorkant.
Buig de houdlipjes weer terug en
dr
aai deze ca. 45° naar binnen toe,
zodat het bochtstuk op zijn plaats
wordt gehouden.
Let op de aanduiding van
33
Montage
Bevestig de luchtafvoertuit met de
slangklem op de slang.
Bevestig de slang met de slangklem
op het bochtstuk.
Controleer dat de slang goed vastzit.
34
Schui
– Bij werking met luchtafvoer (AL) zorgt
– Bij werking met luchtcirculatie (UL)
Buig de 2 houdlipjes naar buiten toe,
f het telescopische deel op het
dr
aagframe:
u ervoo
blaasrooster naar onderen wijzen.
zorg
het uitblaasrooster naar boven wij‐
zen.
zodat het t
omlaag glijden.
r dat de lamellen van het uit‐
t u ervoor dat de lamellen van
elescopische deel niet kan
Montage
elesc
Plaats de vier t
Door de bevestigingsschroeven vas‐
ter te draaien, spreidt u de telesco‐
pische houders. Daardoor wordt het
telescopische deel naar boven ge‐
duwd.
Draai de schroeven vast totdat de
bovenkant van het t
deel gelijkmatig het plafond of de af‐
standslijst raakt. Zodra dat het geval
is, mag u de schroeven niet verder
aandraaien.
opische houders.
elescopische
Buig de 2 houdlipjes terug.
Schuif de schouw over het telesco‐
pische deel en buig de houdlipjes
weer naar buit
schouw niet kan omlaag glijden.
en toe, zodat de
35
Montage
Afhankelijk van het model van dampkap
is in de uitblaastuit
heid een terugslagklep gemonteerd of
deze wordt met de dampkap bijgele‐
verd.
Voor de werking met luchtafvoer (AL)
wor
dt in de dampkap een terugslag‐
klep ingezet wanneer uw afvoersys‐
teem daarvoor niet is uitgerust.
Voor de werking met luchtcirculatie
(UL) is geen terugslagklep nodig. De
terugslagklep moet er dan worden
uitgehaald.
van de motoreen‐
Het wasenscherm inhangen. Zorg er‐
voor dat de kant met het bedienings‐
paneel naar voren wijst.
36
Bevestig het wasemscherm met be‐
hulp
van de bijgeleverde schroeven.
Sluit de aansluitkabel aan. Neem
daarbij de opmerkingen in acht die
vermeld staan in de rubriek "Elek‐
trische aansluiting".
Plaats de luchtafvoerleiding op de
luchtafvoertuit.
Montage
Draai de beide schroeven op het
hou
dframe weer uit.
Het wasemscherm kan nu op de ge‐
wenste hoogte worden gezet. Hou re‐
kening met de mogelijke toestelhoogte:
– Bij werking met luchtafvoer: naar bo‐
ven toe
neden toe: tot aan de markering "A".
: tot aan de aanslag; naar be‐
– Bij werking met luchtcirculatie: naar
boven toe
beneden toe tot de aanslag.
Neem de aanwijzingen in de rubriek
"Afmetingen van het t
De afstand tot het kookvlak mag niet
kleiner zijn dan de veiligheidsaf‐
stand.
tot de markering "U", naar
oestel" in acht.
37
Montage
Til het wasemscherm op de ge‐
e hoogte en schroef deze vast.
wenst
38
Hou de schouw vast, buig de houd‐
s
terug en laat de schouw voor‐
lipje
zichtig zakken.
De schouw rust in de uitsparing in de
luifel.
Montage
Neem de vetfilters uit de dampkap.
Dr
aai aan de binnenkant de veilig‐
dsschroeven in.
hei
Plaats bij werking met
(UL) de actievekoolstoffilter.
Trek de beschermfolie van de vetfil‐
t
ers.
Plaats de vetfilters t
luchtcirculatie
erug.
39
Luchtafvoerleiding
Gelijktijdig gebruik van de damp‐
kap
en een toestel dat lucht in die‐
zelfde ruimte verbruikt kan gevaarlijk
zijn! Er kunnen giftige gassen vrijko‐
men.
Neem beslist de veiligheidsinstruc‐
ties en waarschuwingen in het gelijk‐
namige hoofdstuk in acht.
Laat in ieder geval door de plaatse‐
li
e schoorsteenveger controleren of
jk
een veilig gebruik van de luchtafvoer
gewaarborgd is.
Gebruik voor de aansluiting van de
luchtafvoerleidin
zen of soepele slangen van onbrand‐
baar materiaal.
Om ervoor te zorgen dat uw damp‐
kap optimaal werkt en zo weinig mo‐
ijk geluid maakt wanneer deze
gel
aanstaat, dient u de volgende punten
in acht te nemen:
– De diameter van de luchtafvoerlei‐
ding mag niet kleiner zijn dan 150
mm.
– Als platte luchtafvoertuiten worden
gebruikt,
ner zijn dan de diameter van de
luchtafvoertuit.
– De luchtafvoerleiding dient zo kort en
rech
– Pas enkel wijde bochten toe.
– De luchtafvoerleiding mag niet wor‐
den geknikt of samengedrukt.
mag de diameter niet klei‐
t mogelijk te zijn.
g enkel gladde bui‐
Iedere barrière in de luchtstroming
vermindert de afzuigcapaciteit en
verhoogt het geluidsniveau.
Wordt de lucht naar buiten afge‐
voer
d, dan kunt u het best een tele‐
scopisch muurkastje of een dakdoor‐
voer (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐
horen) installeren.
Voert u de lucht af in een schouw,
richt de afvoerpijp dan in de richting
waarin de luch
Als u de luchtafvoerleiding horizon‐
taal mont
verval van 1 cm per meter te voor‐
zien. Daarmee wordt voorkomen dat
er condenswater in de dampkap
loopt.
Als de luchtafvo
vertrekken, zolders e.d. wordt aange‐
legd, kan er tussen de afzonderlijke
vertrekken een groot temperatuurver‐
schil ontstaan. Hierdoor kan er con‐
denswater ontstaan. In zo'n geval
dient u de luchtafvoerleiding voldoen‐
de te isoleren.
t wordt afgevoerd.
eert, dient u een minimum‐
erleiding door k
oele
– Zorg ervoor dat alle verbindingen
vast en dicht zijn.
40
Luchtafvoerleiding
Anti-condensvoorziening
Daarnaast is het aan te bevelen om een
ti-co
an
die het condenswater, dat ondanks de
isolatie van de luchtafvoer vrijkomt, op‐
neemt en verdampt.
Dit accessoire is verkrijgbaar voor
luchtafvoerbuizen met een doorsnede
van 125 mm of 150 mm.
ndensvoorziening te installeren
In de luchtafvoerleiding kan een ge‐
luidsdemper worden gemon
toeslag verkrijgbaar). Deze zorgt voor
bijkomende geluidsdemping.
Werking met luchtafvoer
De geluidsdemper dempt zowel de ven‐
o
rgeluiden naar buiten toe als de
tilat
buitengeluiden die via de luchtafvoerlei‐
ding in de keuken komen (bijv. straatla‐
waai). Hiertoe wordt de geluidsdemper
zo dicht mogelijk bij de luchtafvoertuit
gemonteerd.
teerd (mits
Plaats de anti-condensvoorziening
loodr
echt en zo dicht mogelijk boven
de luchtafvoertuit van de dampkap.
De pijl op de ommanteling geeft de
blaasrichting aan.
Geluidsdemper
41
Elektrische aansluiting
Door ondeskundig uitgevoerde in‐
stallatie-, onderhouds- of reparatie‐
werken kunnen er voor de gebruiker
aanzienlijke risico's ontstaan waar‐
voor de fabrikant niet aansprakelijk
kan worden gesteld.
De aansluiting van uw toestel op het
stroo
mnet kunt u het best aan een
gekwalificeerd elektricien toevertrou‐
wen. Die dient de plaatselijke regle‐
mentering te kennen en nauwgezet
te volgen.
De dampkap mag alleen worden aan‐
en op een volgens de voor‐
geslot
schriften geïnstalleerd elektrisch net.
De elektrische installatie moet volgens
VDE 0100 uitgevoerd zijn!
Om de veiligheid te verhogen, is het
raadzaam een verl
met een uitschakelstroom van 30 mA
(DIN VDE 0664) voor het toestel te
schakelen (VDE in de richtlijn DIN VDE
0100 deel 739).
iesstroomschakelaar
Wanneer u een flexibele aansluitkabel
gebruikt voor de aansluiting op het
elektri
cit
eitsnet, moeten de afzonder‐
lijke aders een aderdoorsnede hebben
tussen 0,75 mm² en 1,5 mm².
Voor een optimale aansluiting moet de
beschikbare tr
bruikt.
ekontlasting worden ge‐
Aan installatiezijde moet een schei‐
dingsinrichting
handen zijn. Als stroomonderbrekers
kunnen er schakelaars worden gebruikt
met een contactopening van minstens
3 mm. Bijvoorbeeld automatische scha‐
kelaars, smeltstoppen en contactslui‐
ters (EN 60335).
De vereiste aansluitgegevens vindt u op
het typeplaatje (zie hoof
nische Dienst van Miele en garantie").
Ga na of deze gegevens overeenstem‐
men met de spanning en de frequentie
van het net.
42
voor elke pool voor‐
dstuk "Tech‐
Technische gegevens
Ventilatormotor120 W
Kookvlakverlichting4 x 20 W
Totale aansluitwaarde200 W
Netspanning, frequentieAC 230 V, 50 Hz
Zekeringen10 A
Gewicht33 kg
Werking met luchtcirculatie via de ombouwset DUI 32 en reukfilter DKF 12 (mits toeslag
verkrijgbaar)
43
Technische gegevens
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen
volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr.
66/2014
MIELE
Identificatie van het modelDA 410-6
Jaarlijks energieverbruik (AEC
Energie-efficiëntieklasse
A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt)D
Energie-efficiëntie-index (EEI
Hydrodynamische efficiëntie (FDE
Hydrodynamische-efficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)D
Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)F
Vetfilteringsefficiëntie95,1 %
Vetfilteringsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)A
Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt229 Pa
A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid)41 dB
A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid)56 dB
A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus63 dB
Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt 110,0 W
Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po)W
Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps)0,85 W
Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem80,0 W
Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐