Verklaring van overeenstemming........................................................................... 46
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen.................................................... 47
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen.................................................... 48
38
40
41
43
46
3
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Deze dampkap voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoor‐
riften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter let‐
sch
sel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees daarom de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig
doo
r, voordat u de dampkap in gebruik neemt. Daarin vindt u be‐
langrijke instructies met betrekking tot de montage, de veiligheid,
het gebruik en het onderhoud. Dit is in het belang van uw veilig‐
heid en voorkomt schade aan de dampkap. Wanneer deze niet
worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade die daarvan het gevolg is.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan
wie het toestel eventueel na u gebruikt.
Juist gebruik
De
ze dampkap is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
ze dampkap is niet bestemd voor gebruik buiten.
De
Gebruik de dampkap uitsluitend in huishoudelijke context voor het
wegzuigen van kookdampen die ontstaan bij het bereiding van ge‐
rechten.
Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
W
anneer de dampkap met luchtcirculatie wordt gebruikt, kan ze
boven een gaskookplaat niet voor de ontluchting van de opstelruim‐
te worden gebruikt. Vraag om informatie bij uw gasspecialist.
4
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
ersonen die op grond van hun fysieke of psychische gesteld‐
P
heid, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van het apparaat niet
in staat zijn de dampkap veilig te bedienen, mogen ze alleen onder
toezicht bedienen of wanneer ze worden geïnstrueerd door iemand
die het apparaat kent.
Ze moeten het mogelijke gevaar van een verkeerde bediening kun‐
nen herkennen en begrijpen.
Kinderen in het huishouden
Kinder
worden gehouden - tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinder
bruiken wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze de
dampkap veilig kunnen bedienen. Kinderen moeten de eventuele ri‐
sico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Kinder
derhouden.
L
voor dat ze nooit met het apparaat spelen.
V
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en
daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten
het bereik van kinderen.
De batt
rechtkomen.
en jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
en vanaf acht jaar mogen de dampkap alleen maar ge‐
en mogen de dampkap niet zonder toezicht reinigen of on‐
et op kinderen die in de buurt van de dampkap komen. Zorg er‐
erstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
erij van de afstandsbediening mag niet in kinderhanden te‐
5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Technische veiligheid
Door on
herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor
de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen
alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend
zijn.
Contr
beschadigd is. Een beschadigd apparaat mag niet worden geplaatst
en niet in gebruik worden genomen.
De elektrisc
deerd, als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol‐
gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Laat de elektrische
installatie bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De dampkap
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
deskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
oleer voordat de dampkap wordt geplaatst, of ze zichtbaar
he veiligheid van het apparaat is uitsluitend gegaran‐
kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als zij
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
van de dampkap moeten absoluut overeenstemmen met deze van
het elektriciteitsnet. Zo voorkomt u schade aan de dampkap.
Deze moeten beslist overeenkomen. Raadpleeg bij twijfel een elek‐
tricien.
ze dampkap mag niet op het elektriciteitsnet worden aangeslo‐
De
ten via meervoudige stopcontacten of verlengsnoeren die daarvoor
niet geschikt zijn. Dit in verband met gevaar voor oververhitting.
Bij dampkapp
beide elementen via de verbindingsleiding op elkaar aan.
Deze toestellen mag u enkel verbinden met een externe ventilator
van Miele.
Gebruik uw d
is een veilige werking gewaarborgd.
ze dampkap mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een
De
schip) worden gebruikt.
6
en met een externe ventilator (type ...EXT) sluit u
ampkap enkel in geïnstalleerde toestand. Enkel dan
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
anneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek‐
W
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de dampkap
leiden.
Open de behuizing alleen voor zover de montage- en reinigingsaan‐
wijzingen dit voorschrijven. Maak andere onderdelen van de om‐
manteling in geen geval open.
Het r
nische dienst wordt hersteld die niet door Miele is erkend.
Enk
volle voldoen aan de eisen qua veiligheid. Defecte onderdelen mo‐
gen alleen door originele Miele-wisselstukken worden vervangen.
echt op garantie vervalt wanneer de dampkap door een tech‐
el met originele Miele-wisselstukken bent u zeker dat deze ten
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mag er
geen elektrische spanning op de dampkap staan. Dat is het geval
als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
– de zekeringen van de elektrische installatie zijn uitgeschakeld of
– de schroefzekeringen van de elektrische aansluiting zijn er geheel
ui
tgedraaid of
– de stekker (indien aanwezig) is uit de contactdoos getrokken. Trek
daarbij aan
de stekker en niet aan de aansluitkabel.
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
De dampkap gelijktijdig gebruiken met verwarmingstoestellen die lucht uit
het ver
trek nodig hebben
isico op vergiftiging door uitlaatgassen
R
Wees voorzichtig als u de dampkap tegelijk gebruikt met verwar‐
mingstoestellen die lucht uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
Voorbeelden zijn verwarmingstoestellen op gas, stookolie, hout of
steenkool, doorstroomverwarmers, boilers, gaskookvlakken en ovens. Zo ontstaat er een gevaarlijke situatie.
De dampkap onttrekt namelijk zuurstof aan deze ruimte en aan de
kamers ernaast. Dat geldt voor dampkappen
- met luchtafvoer
- met een externe ventilator
- met een buiten het vertrek geplaatste luchtcirculatiebox.
Zonder voldoende luchttoevoer ontstaat er onderdruk. Het vuur
jgt daardoor te weinig verbrandingslucht. En de verbranding zal
kri
daar nadeel van ondervinden.
Door de zuigkracht van de dampkap kunnen er giftige uitlaatgas‐
sen van het verwarmingstoestel uit de schouw terugstromen in de
woning.
Dit is levensgevaarlijk!
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
U vermijdt risico's als er bij gelijktijdig gebruik van de dampkap en
een verwarmingstoestel waarvoor lucht uit hetzelfde vertrek is
van
vereist een onderdruk wordt bereikt van maximaal 4 Pa (0,04
mbar). Hierdoor verhindert u namelijk dat er uitlaatgassen uit het
verwarmingstoestel worden teruggezogen.
U kunt daarvoor zorgen door lucht voor de verbranding aan te
voeren via niet afsluitbare openingen, bijv. in deuren en vensters.
Let erop dat de diameter van de luchttoevoeropening voldoende
groot is. Luchttoevoer- en afvoerkastjes alleen waarborgen ge‐
woonlijk nog geen afdoende luchttoevoer.
Bij de beoordeling moet u steeds rekening houden met de globale
ventilatietoestand van de woning. In geval van twijfel neemt u het
best contact op met een erkende schoorsteenveger.
Gebruikt u de dampkap met luchtcirculatie, dan kunt u de damp‐
kap gerust tegelijk met verwarmingstoestellen gebruiken die lucht
uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Efficiënt gebruik
Door open
Werk met het oog op het risico op brand nooit met open vuur onder
de dampkap: zo is flamberen en grilleren met open vuur verboden.
Een dampkap die in gebruik is trekt de vlammen in het vetfilter/de
vetfilters aan, waardoor het daarin verzamelde vet vlam kan vatten.
S
terke hitteontwikkeling op een gaskookvlak kan de dampkap be‐
schadigen.
– Bij gebruik van de dampkap boven een gaskookvlak moet u erop
lett
en dat er altijd kookgerei staat op branders die in gebruik zijn.
Schakel het gasfornuis uit telkens als u kookgerei voor korte tijd
van het gaskookvlak wegneemt.
– Kies pannen die niet groter of kleiner zijn dan het kookvlak.
– Regel de vlam zodanig dat deze in geen geval boven het kookge‐
ei uitsteekt.
r
– Zorg ervoor dat u het kookgerei niet overmatig verhit (bijv. bij het
k
oken met een wok).
Dit om een opho
paraat te voorkomen.
Schakel de dampkap altijd in zodra u één van de kookvlaken in ge‐
bruik neemt.
vuur bestaat brandgevaar!
ping van condenswater en corrosie aan het ap‐
Door ove
dampkap vlam doen vatten.
Als u met olie of vet kookt, dient u uw kookpan of friteuse voortdu‐
rend in het oog te houden. Dat geldt ook voor elektrische grillappa‐
raten.
10
rverhitting kunnen olie en vet in brand geraken en de
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik de
zich vuil en vet in de dampkap afzetten,
waardoor deze op den duur niet meer goed zal functioneren.
Hou ermee
gende hitte erg warm kan worden.
Raak de ommanteling en de vetfilters pas aan wanneer de dampkap
is afgekoeld.
dampkap nooit zonder vetfilters om te voorkomen dat
rekening dat de dampkap bij het koken door de opstij‐
Deskundige montage
Contr
volgens de fabrikant van deze apparatuur toegestaan is.
Boven ove
warmd, mag u geen dampkap monteren.
T
den, gegrilleerd of gefrituurd wordt moet een minimumafstand wor‐
den aangehouden.
Houd die afstanden aan die in het hoofdstuk "Montage" worden ge‐
noemd, tenzij de fabrikant van het kooktoestel een grotere afstand
aangeeft.
Worden er onder de dampkap verschillende soorten kookapparatuur
gebruikt waarvoor verschillende afstanden gelden, dan moet de
grootste afstand worden aangehouden.
oleer of het gebruik van een dampkap boven uw kooktoestel
ns of fornuizen die met vaste brandstof worden ver‐
ussen de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, gebra‐
Neem voo
hoofdstuk "Montage" in acht.
Gebruik voor de luchtafvoe
onbrandbaar materiaal. Die zijn bij uw Miele-handelaar of via de
Technische Dienst van Miele verkrijgbaar.
De lucht mag
die wordt gebruikt voor de afvoer van rook of gas, noch via een
schacht die wordt gebruikt voor de ontluchting van ruimten waarin
wordt gestookt.
r het monteren van de dampkap de aanwijzingen in het
rleiding enkel buizen of slangen van
niet worden afgevoerd via een afvoerschoorsteen
11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als de luchtafvoer naa
steen moet worden geleid, hou dan rekening met de plaatselijk gel‐
dige voorschriften.
r een niet meer gebruikte afvoerschoor‐
Reiniging en onderhoud
Er kan br
in deze gebruiksaanwijzing wordt gereinigd.
De st
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de dampkap nooit een stoomreiniger.
Belang
ning:
– De batterij niet kortsluiten, niet herladen en niet in het vuur wer‐
pen. Explosiegevaar!
– Breng een lege batterij naar een inzamelpunt voor batterijen of
het co
and ontstaan als het toestel niet volgens de aanwijzingen
oom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
rijk voor het omgaan met de batterij van de afstandsbedie‐
ntainerpark. Werp de batterij niet in het huisvuil.
Toebehoren
Gebruik uitsluit
rantieaanspraken vervallen. Worden er andere onderdelen gemon‐
teerd of ingebouwd, dan vervalt het recht op waarborg en/of pro‐
ductaansprakelijkheid.
end Miele-accessoires om te voorkomen dat ga‐
12
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
ansportschade. Er werd milieuvriende‐
tr
lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri‐
aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmate‐
riaal
wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische ap‐
aten bevatten vaak nog waardevolle
par
materialen. Ze bevatten echter ook
schadelijke stoffen die voor het functio‐
neren en de veiligheid van het apparaat
nodig waren. Als u het apparaat bij het
gewone afval doet of bij verkeerde be‐
handeling kunnen deze stoffen schade‐
lijk zijn voor de gezondheid en het mili‐
eu. Verwijder het afgedankte apparaat
dan ook nooit met het gewone afval.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdr
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
age betaald. Die wordt
Zorg er ook voor dat het toestel intus‐
sen kinder
het laat wegbrengen.
veilig wordt bewaard voor u
13
Hoe werkt uw toestel?
De dampkap kan op de volgende ma‐
nier
en worden gebruikt:
Luchtafvoer
De kooklucht wordt door de dampkap
zogen, via de panelen van de
opge
randafzuiging door de vetfilters geleid,
gereinigd en vervolgens naar buiten af‐
gevoerd.
Terugslagklep
Er kan dan geen buitenlucht naar bin‐
nen noch
men als de dampkap uitgeschakeld is.
Als u het toestel uitschakelt, is de klep
dicht.
Zodra u het toestel inschakelt, gaat de
klep open. Zo kan de keukendamp on‐
gehinderd naar buiten.
Als uw afvoersysteem geen terugslag‐
klep heeft, moet er een stuk geplaatst
wor
blok, dit stuk wordt meegeleverd met
uw dampkap. Deze klep wordt in de uit‐
blaastuit van de motoreenheid ge‐
plaatst.
binnenlucht naar buiten stro‐
den in de uitblaastuit van uw motor‐
Luchtcirculatie
(met ombouwset DUU 2900)
De aangezogen lucht wordt door de
panelen
vetfilters gereinigd. Vervolgens wordt
de lucht naar de luchtcirculatiebox ge‐
leid, waar ze bovendien door actieve‐
koolstoffilters worden gereinigd. Daarna
wordt ze weer in de keuken geleid.
van de randafzuiging en de
Externe afzuiginstallatie
(Dampkappen van het type .... EXT)
De aangezogen lucht wordt via een ex‐
erne afzuiginstallatie afgevoerd. De af‐
t
zuiginstallatie wordt buiten het vertrek
gemonteerd op de plek waar u deze wilt
hebben. De externe afzuiginstallatie
wordt door een hulpkabel met de
dampkap verbonden en via Con@ctivity
2.0, de bedieningselementen of de af‐
standsbediening van de dampkap ge‐
stuurd.
14
Hoe werkt uw toestel?
Con@ctivity 2.0-functie
Automatische besturing
Deze dampkap beschikt over een com‐
municatiefunctie. Hiermee is het moge‐
lijk om de besturing van de dampkap af
t
e stemmen op de werking van een
elektrisch Miele-kookvlak.
Om beide toestellen met elkaar te kun‐
nen laten communiceren, moet de des‐
betreffende Con@ctivity 2.0-stick
aangesloten zijn op het kookvlak.
Het kookvlak brengt de informatie over
de ingesch
gestelde vermogensstanden via een ra‐
dioverbinding over naar de dampkap.
– Wanneer u een kookvlak inschakelt,
wor
korte tijd, de ventilator van de damp‐
kap automatisch ingeschakeld.
– Terwijl u kookt, kiest de dampkap au‐
tomatisch de geschikte ventilatie‐
stand. Welke ventilatiestand wordt
ingesteld, is afhankelijk van het aan‐
tal ingeschakelde kookzones en de
ingestelde kookstanden.
– Wanneer u klaar bent met koken,
wor
verlichting automatisch uitgescha‐
keld na de luchtafzuiging achteraf.
Meer informatie over hoe dit werkt,
vindt u in de rubriek "Bediening".
akelde kookzones en de in‐
den de kookvlakverlichting en, na
den de ventilator en de kookvlak‐
Ga in de montageaanwijzing van de
Con@ctivity 2.0-stick na, of aansluiting
op uw k
Om de Con@ctivity 2.0-functie te kun‐
nen ge
ding tussen het kookvlak en de damp‐
kap tot stand worden gebracht (zie
"Con@ctivity 2.0-functie activeren").
ookvlak mogelijk is.
bruiken, moet een radioverbin‐
15
De dampkap in één oogopslag
16
De dampkap in één oogopslag
a
Panelen voor de randafzuiging
Na te bestellen accessoires
DRP 2900
DRP 2900 roestvrij staal (4 elementen)
b
Kookplaatverlichting
c
Bedieningselementen
d
Vetfilter
e
Controlelampje
f
Toets van de kookplaatverlichting
g
Toetsen voor het instellen van het afzuigvermogen
Deze toetsen dienen op de afstandsbediening ook voor het in- en uitschakelen
van de afzuiging.
h
Toets van de uitlooptijdfunctie
i
Toetsen voor het programmeren
j
Aan/uit-toets voor de afzuiging
k
Toets van de urenteller
glas (4 elementen)
17
Bediening (automatische werking)
Wanneer Con@ctivity 2.0 geactiveerd
is, werkt d
matische functie (zie "Con@ctivity 2.0functie activeren").
Voor het manueel bedienen van de
dampkap
Con@ctivity 2.0-functie".
Koken met de Con@ctivity 2.0functie (aut
Schakel op het kookvlak een kookzo‐
ne in en stel deze in op een bepaalde
vermogensstand.
De verlichting van de dampkap gaat
aan.
Na enkele seconden wordt ook de ven‐
or ingeschakeld. Deze staat eerst
tilat
heel even op stand 2 en wordt vervol‐
gens op stand 1 gezet.
Terwijl u kookt, kiest de dampkap auto‐
matisch
Dit is gebaseerd op het totale vermo‐
gen dat op dat
vlak is ingeschakeld, te weten het aan‐
tal ingeschakelde kookplaten en de in‐
geschakelde kookstanden.
e dampkap altijd in de auto‐
zie paragraaf "Koken zonder
omatische werking)
de geschikte ventilatiestand.
moment voor het kook‐
Voorbeelden voor de ventilatiestanden 1 t
4
Reactietijd
De dampkap reageert met vertraging.
Een wijziging in de vermogensstand
van
het kookvlak hoeft namelijk niet
meteen tot meer of minder dampont‐
wikkeling te leiden.
De vertraging is ook toe te schrijven
aan het feit dat het k
matie met tussenpozen naar de damp‐
kap verzendt.
De reactie van de dampkap volgt na
enk
ele seconden of enkele minuten.
ot
ookvlak de infor‐
anneer u een hogere vermogens‐
W
stand instelt op het kookvlak of meer
kookzones inschakelt, wordt de
dampkap automatisch op een hogere
ventilatiestand gezet.
telt u een lagere vermogensstand in
S
op het kookvlak of schakelt u kook‐
zones uit, dan wordt de ventilatie‐
stand van de ventilator automatisch
aangepast.
18
Bediening (automatische werking)
Braadproces
anneer u, bijv. voor het verhitten
W
van een pan, een kookvlak op de
hoogste stand inschakelt en na ca.
60 tot 90 seconden* op een lagere
stand zet, gaat de dampkap ervan uit
dat u aan het braden bent (*60 se‐
conden tot 5 minuten bij een High‐
light-kookvlak).
De dampkap gaat aan. Nadat het kook‐
vlak op een lag
de dampkap naar stand 3 teruggescha‐
keld en blijft ca. 5 minuten op deze
stand staan.
Daarna wordt het ventilatiestanden van
de dampkap weer door de Con@ctivityfunctie
Indien gewen
gestuurd.
handmatig eerder op een andere ven‐
tilatiestand zetten.
ere stand is gezet, wordt
st kunt u de ventilator
Uitschakelen
Schak
De afzuiging van de dampkap wordt in
de minut
een lagere stand gezet en tenslotte he‐
lemaal uitgeschakeld.
In die tijd wordt de keukenlucht gezui‐
ver
dampen en geurtjes.
– Van de intensiefstand wordt de afzui‐
– Van stand 3 wordt de afzuiging na
– Van stand 2 wordt de afzuiging na 2
– Van stand 1 wordt het afzuigvermo‐
– Na nog eens 30 seconden wordt de
el alle kookzones uit.
en daarna stap voor stap op
d van eventueel nog aanwezige
ng direct teruggeschakeld naar
gi
stand 3.
ca. 1 minu
stand 2.
min
uten teruggeschakeld naar stand
1.
gen
na 2 minuten uitgeschakeld.
kookplaatverlichting uitgeschakeld.
ut teruggeschakeld naar
We zijn klaar met koken.
19
Bediening (automatische werking)
De automatische functie tijde‐
lij
k uitschakelen
U kunt de automatische functie tijdens
oken tijdelijk uitschakelen, en wel
het k
als volgt:
Kies man
stand, of
schak
schak
de dampkap in. De afzuiging gaat na
de gekozen uitlooptijd uit. De verlich‐
ting blijft ingeschakeld.
De functies van de dampkap kunnen nu
manue
"Koken zonder Con@ctivity 2.0-func‐
tie".
ueel een andere ventilatie‐
el de dampkap manueel uit, of
el de uitlooptijdfunctie van
el worden bediend. Zie paragraaf
Terugkeer naar de automa‐
tische functie
U kunt weer terug naar de automa‐
tische functie en wel als volgt.
Kies manueel een ventilatiestand en
wacht ca. 5 minut
dampkap weer gaat bedienen, of
kies manueel een ventilatiestand die
over
eenkomt met de automatische
vermogensstand, of
g ervoor dat de ventilator van de
zor
dampkap en het kookvlak minstens
30 seconden uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
De eerstvolgende keer dat u het
kookvlak weer inschakelt, start deze
weer in de automatische functie.
W
ilt u de dampkap tijdens het koken
geheel manueel bedienen, schakel de
ventilator van de dampkap dan in
voordat u het kookvlak inschakelt.
Indien de dampkap en het kookvlak
na het kookproces minstens 30 se‐
conden uitgeschakeld zijn geweest,
start het kookvlak de eerstvolgende
keer dat u deze inschakelt weer in de
automatische functie.
en voordat u de
20
Bediening (handmatige werking)
Koken zonder Con@ctivity 2.0functie (handmatige werking)
Onder de volgende voorwaarden kunt u
de dampkap manueel bedienen:
De belangrijkste functies kunt u zowel
met de bedienin
dampkap als met de afstandsbediening
bedienen. Als u een functie bedient met
de afstandsbediening, gaat het contro‐
lelampje op de afstandsbediening kort
aan.
Het maximale bereik van de afstands‐
bediening
(bijv. meubels, wanden) kunnen het be‐
reik beperken.
De achterkant van de afstandsbedie‐
ning
is magnetisch. Zo kunt u deze be‐
vestigen op tal van metalen oppervlak‐
ken.
gselementen op de
bedraagt ca. 10 m. Obstakels
De ventilator inschakelen
Druk op de aan/ui
De ventilator wordt ingeschakeld op
stand 2. Het symbool en de 2
ventilatiestandindicator branden.
ttoets .
op de
Een vermogensstand kiezen
Voor normaal gebruik kunt u kiezen tus‐
sen de vermogensstanden 1 t
3.
Schakel bij het begin van een braadpro‐
ces of bij een k
sterke geurontwikkeling even de inten‐
sieve stand IS in.
tel met de toets een lagere en
S
met de toets een hogere vermo‐
gensstand in.
Intensieve stand op een lagere stand
z
etten
Is het Powermanagement System van
evoren ingeschakeld, wordt het afzuig‐
t
vermogen na 5 minuten automatisch te‐
ruggeschakeld naar stand 3.
ookproces met zeer
ot en met
21
Bediening (handmatige werking)
Luchtafzuiging achteraf
Het is aan te bevelen om de afzuiging
enkele minuten te laten werken.
nog
Dan wordt de keukenlucht gezuiverd
van eventueel nog aanwezige dampen
en geurtjes.
De afzuiging wordt na de gekozen tijd
automatisch uitgeschakeld.
Druk na
tor ingeschakeld is, op de nawerk‐
toets 515
– 1 x drukken: de ventilator wordt na 5
min
– 2 x drukken: de ventilator wordt na
15 min
brandt).
– Wanneer u opnieuw op de nawerk‐
t
oets 515 drukt, blijft de ventilator
ingeschakeld (515 gaat uit).
het koken, terwijl de ventila‐
uten uitgeschakeld (5 brandt).
uten uitgeschakeld (15
De ventilator uitschakelen
Schak
Het symbool gaat uit.
el de ventilator uit met de toets
aan/uit .
Kookvlakverlichting in-/
uitschak
De ventilator hoeft niet aan te zijn om
de k
kelen.
elen
ookvlakverlichting in of uit te scha‐
Druk op de verlich
Wanneer de verlichting ingeschakeld is,
andt het symbool .
br
22
tingstoets .
Bediening (handmatige werking)
Powermanagement
De dampkap beschikt over een Power‐
manag
worden bespaard. Het systeem zorgt
ervoor dat het afzuigvermogen automa‐
tisch op een lagere stand wordt gezet
en de verlichting wordt uitgeschakeld.
– Als de intensiefstand ingesteld is,
– Als stand 3, 2 of 1 ingesteld is, wordt
– Als de kookvlakverlichting ingescha‐
U kunt het Powermanagement deacti‐
veren.
Dit is alleen via het bedieningspaneel
van de dampkap mogelijk en niet via de
afstandsbediening.
Bedenk wel dat dit tot een stijging in
het energieverbruik kan leiden.
ement, waarmee energie kan
wordt de afzuiging na 5 minuten au‐
tomatisch naar stand 3 teruggescha‐
keld.
het afzui
tisch één stand lager gezet en daarna
per 30 minuten uitgeschakeld.
eld is, wordt deze na 12 uur auto‐
k
matisch uitgeschakeld.
gvermogen na 2 uur automa‐
– de ""
– toets van de verlichting.
Als het Powermanagement ingescha‐
k
eld is, branden de standen 1 en IS
continu.
Is het uitgeschakeld, dan knipperen de
standen 1 en IS.
Druk op de "" toets om het Power‐
management uit te schakelen.
De standen 1 en IS knipper
Druk op de ""
management in te schakelen.
De standen 1 en IS branden continu.
Druk op t
tijd om de procedure te bevestigen.
Alle lampjes gaan uit.
Bevestigt u de procedure niet binnen 4
minu
toestel automatisch de oude instelling
over.
toets en weer op
en.
toets om het Power‐
oets 515 van de uitloop‐
ten na het instellen, dan neemt het
Powermanagement uit-/inschakelen
U kunt het Powermanagement deacti‐
en.
ver
Bedenk wel dat dit tot een stijging in
het energieverbruik kan leiden.
Schak
Druk ca. 10 seconden op toets 515
Druk ach
– de toets van de verlichting,
el de afzuiging en de verlich‐
ting uit.
van de uitlooptijd, totdat stand 1 van
het afzuigvermogen gaat branden.
ter elkaar op
23
Bediening (automatische en handmatige werking)
Bedrijfsurenteller
De tijd dat de dampkap werkt wordt in
het geh
gen.
De bedrijfsurentellers melden door mid‐
del van het oplich
symbool of het symbool voor de ac‐
tievekoolstoffilter wanneer de filters
moeten worden gereinigd of vervangen.
Informatie over het reinigen en vervan‐
gen van de filters en over hoe u de be‐
drijfsurentellers terug in hun beginstand
kunt zetten vindt u in het hoofdstuk
"Reiniging en onderhoud".
De hierna beschreven instellingen van
de b
het bedieningspaneel van de dampkap,
niet met de afstandsbediening.
De bedrijfsurenteller voor de vetfil‐
t
ers wijzigen
Het maximale aantal bedrijfsuren kunt u
aan uw k
eugen van het toestel opgesla‐
ten van het vetfilter‐
edrijfsurenteller kunt u uitvoeren op
ookgewoontes aanpassen.
Druk t
Het vetfiltersymbool en één van de
ventilatiestanden gaan knipperen.
De controlelampjes 1 t
ingestelde bedrijfsduur aan:
Controlelampje 1 .........................
Controlelampje 2 .........................
Controlelampje 3 .........................
Controlelampje IS........................
Druk op het symbool "" om een
Bevesti
Nu gaan alle lampjes uit.
Als u niet binnen de 4 minuten beves‐
tigt, blijft de oude inst
egelijk op de nawerktoets
515 en de bedrijfsurentoets .
ot IS geven de
20 uur
30 uur
40 uur
50 uur
k
ortere bedrijfsduur in te stellen of op
het symbool "" om een langere be‐
drijfsduur in te stellen.
g uw keuze met de bedrijfs‐
urentoets .
elling behouden.
In de fabriek is een reinigingsinterval
van 30 uu
– Stel een korter reinigingsinterval van
20 uur in als u dikwijls braadt of vaak
de friteuse gebruikt.
– Als u slechts af en toe kookt, kiest u
het best een k
Zo voorkomt u dat het verzamelde
vet hard wordt. Ook zorgt dit ervoor
dat de vetfilters gemakkelijk te reini‐
gen zijn.
– Als u vaak erg vetarm kookt, kunt u
een
of 50 uur instellen.
Schak
aan/uit .
24
r ingesteld.
ort reinigingsinterval.
langer reinigingsinterval van 40
el de ventilator uit met de toets
Bediening (automatische en handmatige werking)
Uren voor de actievekoolstoffilters
ellen / wijzigen
inst
De actievekoolstoffilters zijn nodig voor
tcirculatie.
luch
De urenteller is voor de actievekoolstof‐
filt
ers vanuit de fabriek niet geactiveerd.
U stelt het aantal uren, na afloop waar‐
van de actievekoolstoffilters moeten
worden vervangen, zelf in.
Schak
Druk t
Het - actievek
één van de vermogensstanden gaan
knipperen.
De standen 1 t
hoeveel uren zijn ingesteld:
Stand 1......................................
Stand 2......................................
Stand 3......................................
Stand IS .......................
Kies met de ""
Bevesti
el de afzuiging met de Aan/Uit-
toets uit.
egelijk op de "" toets en op
de toets van de urenteller.
oolstoffiltersymbool en
ot en met IS geven aan
120 uur
180 uur
240 uur
niet geactiveerd
toets een lager en
met de "" toets een hoger aantal
uren.
g de procedure met de
toets.
De bedrijfsurenteller opvragen
Voor de ingestelde tijd verstreken is,
kunt u afle
bedrijfsduur reeds verlopen is.
Schak
aan/uit.
Druk op de bed
– 1 keer voor de vetfilters. Het vetfilter‐
symbool br
– 2 keer voor de actievekoolstoffilter.
Het symbool
filter brandt.
Op de ventilatiestandindicator knippe‐
ren een of meer controlelampjes tege‐
lijk.
Het aantal knipperende controlelampjes
st
emt overeen met het percentage ver‐
streken bedrijfsuren.
Controlelampje 1
Controlelampjes 1 en 2.................
Controlelampjes 1 tot 3................. 75 %
Controlelampjes 1 t
Bij het uitschakelen van de dampkap
of na een str
de afgelopen bedrijfsuren in het ge‐
heugen van het toestel opgeslagen.
zen hoeveel procent van de
el de ventilator in met de toets
rijfsurentoets
andt.
voor de actievekoolstof‐
.......................... 25 %
50 %
ot IS ............ 100 %
oomonderbreking blijven
Alle controlelampjes gaan uit.
Bevestigt u de procedure niet binnen 4
minu
ten na het instellen, dan neemt het
toestel automatisch de oude instelling
over.
25
Tips om energie te besparen
Deze dampkap werkt zeer efficiënt en
ener
giebesparend. Volgende maatre‐
gelen ondersteunen u bij het spaarza‐
me gebruik:
– Zorg bij het koken voor een goede
latie van de keuken. Stroomt bij
venti
luchtafvoer niet voldoende lucht, dan
werkt de dampkap niet efficiënt en
zijn er verhoogde werkingsgeluiden.
– Kook op een zo laag mogelijke kook‐
stand. W
nen een lage vermogensstand aan de
dampkap en hierdoor ook minder
stroomverbruik.
– Gebruik de Con@ctivity-functie. De
dampkap w
uitgeschakeld. U kiest de optimale
vermogensstand voor de kooksitua‐
tie en zorgt hiermee voor een laag
stroomverbruik.
– Als u de dampkap handmatig be‐
dient, let dan op het volgende:
– Controleer op de dampkap de ge‐
– Schakel bij sterke kookdampen al
– Let erop dat u de dampkap na het
einig kookdampen beteke‐
ordt automatisch in- en
k
ozen vermogensstand. Meestal is
een lage vermogensstand vol‐
doende. Gebruik de intensiefstand
alleen als het noodzakelijk is.
vr
oeg op een hoge stand. Dat is
efficiënter dan de kookdampen
nadien proberen op te vangen.
k
oken weer uitschakelt.
Moet na het koken de keukenlucht
nog worden gereinigd van reste‐
rende wasem en geuren, gebruik
dan de naloopfunctie. De afzuiging
wordt na de gekozen nalooptijd
automatisch uitgeschakeld.
– Maak de filters geregeld schoon of
ver
vang ze. Door erg vette filters
wordt het vermogen verlaagd en de
bestaat er brandgevaar. Voorts be‐
staat dan een risico voor het hygiëne.
26
Let bij het reinigen van de dampkap
op het volgende:
Gebruik een stabiele ladder.
Let erop dat de ladder stevig staat.
Ga nooit over de kookplaat gebogen
staan.
Ga nooit op het werkoppervlak of de
ookplaat staan.
k
Reiniging en onderhoud
Behuizing
Algemeen
Het oppervlak en de bedieningsele‐
ment
en zijn gevoelig voor krassen en
kerven.
Neem dus de volgende tips in acht.
Maak al
ningselementen enkel schoon met
een vaatdoekje, afwasmiddel en
warm water.
Let erop dat er geen water in de
dampkap k
Reinig vooral het gedeelte met de
bedienin
iets vochtige doek.
W
een zachte doek droog.
Niet te gebruiken zijn:
le oppervlakken en bedie‐
omt.
gselementen alleen met een
rijf het oppervlak vervolgens met
– reinigingsmiddel dat soda, zuur,
chloor of oplosmiddelen bevat,
– schurend reinigingsmiddel zoals
schu
urpoeder of -crème, schuur‐
sponsjes of gebruikte sponsen waar‐
in restjes schuurmiddel zitten.
27
Reiniging en onderhoud
Tips voor het reinigen van roestvrij‐
stalen opper
(deze tips gelden niet voor de bedie‐
selementen)
ning
Om de
te reinigen is niet-schurend reini‐
gingsmiddel voor roestvrij staal ge‐
schikt.
Gebruik ook een middel voor het on‐
derhou
dit middel met een zachte doek ge‐
lijkmatig en in kleine dosering aan.
Dit middel is verkrijgbaar bij de afde‐
ling Onderdelen van Miele België.
Bedieningselementen
De bedieningselementen kunnen
verkl
euren
wanneer er vuil op blijft zitten.
Verwijder vuil daarom direct.
m de algemene regels in acht.
Nee
Gebruik geen reinigingsmiddel voor
r
oestvrij staal.
vlakken
roestvrijstalen oppervlakken
d van roestvrij staal en breng
Vetfilter en panelen voor rand‐
afzuiging
De panelen van de randafzuiging en de
pnieuw te gebruiken metalen vetfilters
o
in het toestel nemen de vaste bestand‐
delen van de kookdampen op (vet, stof
e.d.). Ze verhinderen daardoor dat de
dampkap vuil wordt.
Over
gevaar op voor brand.
Reinigingsinterval
Het is aan te raden om de panelen van
de r
3-4 weken te reinigen. Het verzamelde
vet wordt na langere tijd hard. De vetfil‐
ters en de panelen van de randafzuiging
kunnen dan minder vlot worden
schoongemaakt.
De bedrijfsurenteller voor de vetfilters
meldt door middel van het oplicht
van het vetfiltersymbool wanneer de
panelen van de randafzuiging en de
vetfilters moeten worden gereinigd.
verzadigde vetfilters leveren
andafzuiging en de vetfilters om de
en
28
P
as de reinigingsfrequentie aan uw
kookgewoonten aan. Zie hoofdstuk
"Bediening".
Panelen en vetfilter uitnemen
Verwijder de panelen en de vetfilters
voor he
ces ontstaat er condenswater op de
panelen, dat daarna verdampt. Om te
voorkomen dat het condenswater op
de kookplaat druppelt, kunt u de pane‐
len het beste ongeveer twee uur nadat
u klaar bent met koken uit het apparaat
halen.
t reinigen. Tijdens het kookpro‐
Vetfilter en panelen kunnen makkelijk
uit uw handen glippen.
Dit kan tot beschadigingen leiden.
Houd panelen en vetfilters bij het
ver
wijderen, reinigen en terug‐
plaatsen daarom goed vast.
Reiniging en onderhoud
Ontgr
Panelen met de hand reinigen
Neem de aanwijzingen onder "Om‐
De vetfilters met de hand reinigen
Rein
endel de vetfilters, klap ze iets
naar beneden en haal ze uit het ap‐
paraat.
mant
eling" in acht.
ig de vetfilters in warm water met
een afwasborstel en een zacht hand‐
afwasmiddel. Gebruik het handaf‐
wasmiddel niet geconcentreerd.
P
ak de panelen aan de zijkant vast,
trek ze uit de vergrendeling aan de
voorkant, haak ze aan de achterkant
los en neem ze uit het toestel.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Vetfilters kunnen beschadigd raken
einigingsmiddelen die daarvoor
door r
niet geschikt zijn.
De volgende reinigingsmiddelen mogen
niet worden gebruikt:
– kalkoplossende reinigingsmiddelen
– schuurpoeder of schuurcrème
– agressieve allesreinigers en veto‐
plosspr
– ovenspray
ays
29
Reiniging en onderhoud
Panelen en vetfilters reinigen in de
afwasmachine
Plaats de p
recht in het onderrek of horizontaal
met de vette kant naar beneden. Let
er daarbij op dat de sproeiarm vrij
kan bewegen.
Gebruik een hu
middel voor de afwasmachine.
Kies een
ratuur tussen 50 °C en 65 °C.
Reinigt u de vetfilters in de afwasauto‐
maat, dan kan het inwendige
pervlak naar gelang van het gebruikte
afwasmiddel op de duur verkleuren.
Dit schaadt de werking van de vetfil‐
ters echter niet.
Na het reinigen
eg de vetfilters na het schoonmaken
L
nog op een vochtopnemend voor‐
werp te drogen.
anelen en vetfilters lood‐
ishoudelijk reinigings‐
programma met een tempe‐
filterop‐
Als er eens een
ontgrendel die dan langs de uitspa‐
ringen met behulp van een kleine
schroevendraaier.
ak de panelen met beide handen
P
stevig vast, haak ze aan de achter‐
kant in de stang.
Klik ze aan de voorkant vast.
vetfilter verkeerd zit,
anneer de panelen en vetfilters uit‐
W
genomen zijn, kan u de bereikbare
onderdelen van de behuizing van vet
ontdoen. Op die manier voorkomt u
brandgevaar.
et er bij het monteren van de vetfil‐
L
ters op dat de vergrendeling naar het
kookvlak toe wijst.
30
Reiniging en onderhoud
Bedrijfsurenteller voor de vetfilters
erug in zijn beginstand zetten
t
Na de reiniging moet de urenteller wor‐
eruggezet.
den t
Druk, t
Het vetfiltersymbool gaat uit.
Reinigt u de vetfilters voordat de be‐
drijfsur
Druk ca.6 seconden op de bedrijfs‐
erwijl de ventilator is ingescha‐
keld, ca. 3 seconden op de bedrijfs‐
urentoets , totdat alleen nog de
1 knippert.
en afgelopen zijn:
ur
entoets , totdat alleen nog de
1 knippert.
Actievekoolstoffilter
Wanneer de dampkap werkt met lucht‐
cir
culatie, moeten er naast de vetfilters
ook nog twee actievekoolstoffilters wor‐
den geplaatst. Deze filters nemen alle
kookluchtjes op.
Ze worden in de aparte luchtcirculatieeenheid geplaatst.
De bedrijfsurenteller voor de actieve‐
oolstoffilter terug in zijn beginstand
k
brengen
Na de vervanging moet de urenteller
den teruggezet.
wor
Druk hi
geschakeld, 2 keer op de bedrijfs‐
urentoets en hou deze ca. 3 se‐
conden ingedrukt, totdat alleen nog
de 1 knippert. Het symbool voor de
actievekoolstoffilter gaat uit.
Als u de actievekoolstoffilter vervangt
voordat de bedrijfsuren verstreken zijn,
gaat u als volgt te werk:
Druk 2 k
en hou deze ca. 6 seconden in‐
gedrukt, totdat alleen nog de 1 knip‐
pert.
Actievekoolstoffilter weggooien
De gebrui
mag u met het huisvuil meegeven.
ertoe, terwijl de ventilator is in‐
eer op de bedrijfsurentoets
kte actievekoolstoffilters
Activee
het eerst een actievekoolstoffilter
plaatst. Zie hoofdstuk "Bediening".
Vervangingsfrequentie
Vervang de actievekoolstoffilters tel‐
kens als de geuren niet meer vol‐
doende worden tegengehouden.
Vervang de filter in ieder geval 2 keer
per jaar.
De urenteller geeft aan wanneer de ac‐
tievek
gen. Het symbool voor de actievekool‐
stoffilter gaat dan branden.
Activee
hoofdstuk "Bediening".
r de urenteller wanneer u voor
oolstoffilter moet worden vervan‐
r daarvoor de urenteller. Zie
31
Reiniging en onderhoud
Afstandsbediening
Reiniging van de afstandsbediening
Rei
nig het oppervlak alleen met een
vochtige doek. Gebruik niet te veel
water. Zo voorkomt u dat er vocht in
de behuizing binnendringt.
Batterij vervangen
U mag alleen de aangegeven batterij
bruiken.
ge
U mag geen herlaadbare batterijen
gebruiken.
De afstandsbediening heeft één batterij:
een knoopcel van 3 volt (CR2032).
U moet de batterij vervangen wanneer
u de functies van de dampkap niet
meer met de afstandsbediening kunt
kie
zen. Door drukken op een toets gaat
het controlelampje op de afstandsbe‐
diening niet meer branden of het brandt
zwak.
U kunt de functies van de dampkap
echter ook verder met behulp van het
bedieningspaneel van de dampkap kie‐
zen.
Maak met een schroevendraaier de
beide schroeven op de achterzijde
los en verwijder de afdekking.
Nee
m de batterij uit en plaats een
nieuwe. Zorg ervoor dat de polen
juist worden aangesloten.
Plaats de afdekking t
eng de lege batterij naar een inza‐
Br
melpunt voor batterijen of het dichtst‐
bijzijnde containerpark.
erug.
32
Voor de montage
Montage
Neem voor
begint de informatie in dit hoofdstuk
en in het hoofdstuk "Opmerkingen
omtrent uw veiligheid" in acht.
dat u met monteren
Montageschema
De montage vindt u op de bijgeleverde
ntageschema beschreven.
mo
33
Montage
Afmetingen van het toestel
34
Montage
a
Aanzuigkant
b
De motor van de afzuiging is draaibaar; de luchtafvoertuit kan aan de boven‐
kant of aan een
c
De afzuigeenheid kan vrij worden geplaatst. Zij is via een luchtafvoerleiding en
een verbindingskabel met het toestel verbonden. Lengte van de verbindingska‐
bel: max. 1800 mm.
d
Bij montage vlak bij de muur moet een afstand van minstens 50 mm worden
aang
ehouden, zodat de panelen en de vetfilters zonder problemen kunnen
worden verwijderd.
e
De dampkap wordt met behulp van klemmen in de uitsparing bevestigd. Hier‐
voor is ee
draagkracht hebben. Bij de klemmen moeten onderdelen zoals steunen of lei‐
dingen zich op een afstand van minstens 40 mm van de uitsparing bevinden.
zijkant worden gemonteerd.
n stevig plafond nodig, bijv. van hout. De constructie moet voldoende
Afwijkende afmetingen van het toestel DA 2906 EXT
35
Montage
Afstand tussen kookplaat en dampkap (S)
Tussen de onderkant van de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, ge‐
br
aden, gegrilleerd of gefrituurd wordt, moet een minimumafstand worden aan‐
gehouden. Deze kunt u hieronder vinden.
Geeft de fabrikant echter een grotere afstand aan, houd dan deze aan.
Neem ook de veiligheidsinstructies en waarschuwingen in het gelijknamige
hoofdstuk in acht.
KooktoestelMini‐
mum
afstand S
Elektrische kookplaat450 mm
Grill en friteuse (elektrisch)650 mm
Een gaskookplaat met verschillende branders met een
t
otale capaciteit van ≤ 12,6 kW,
waarbij geen brander een capaciteit van > 4,5 kW heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een
totale capaciteit van >12,6 kW en > 21,6 kW,
waarbij geen brander een capaciteit van ≤ 4,8 kW heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een
otale capaciteit van >21,6 kW,
t
of met bij één brander een capaciteit van > 4,8 kW.
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van ≤
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van >
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van >
6 kW
6 kW en ≤ 8,1 kW
8,1 kW
650 mm
760 mm
niet mo‐
gelijk
650 mm
760 mm
niet mo‐
gelijk
36
Montagetips
– We raden een afstand aan van mini‐
maal 700 mm en maximaal 1300 mm.
– Houd er rekening mee dat hoe groter
afstand tussen de dampkap en het
k
ookvlak is, hoe minder gemakkelijk
de kookdampen opgenomen worden.
– Om ervoor te zorgen dat de kook‐
dampen optimaal wor
men, moet u erop letten dat de
dampkap het kookvlak overdekt.
Centreer de dampkap daarom boven
het kookvlak en niet zijdelings of naar
achteren verschoven.
– Zorg ervoor dat het kookvlak niet
oter is dan de dampkap, liefst klei‐
gr
ner.
den opgeno‐
Montage
– Als de dampkap in een verlaagd pla‐
fond gemo
bouwruimte om de afzuigkap heen
minstens 300 mm groter zijn dan de
afzuigkap.
– De plaats waar de dampkap komt te
gen moet makkelijk toegankelijk
han
zijn. In geval van een storing moet
een technicus makkelijk bij de damp‐
kap kunnen komen en deze ongehin‐
derd kunnen demonteren. Let bij het
monteren van de dampkap dus ook
op de plaatsing van kasten, planken,
plafond- of decorelementen in de
omgeving van de dampkap.
nteerd wordt, moet de in‐
37
Luchtafvoerleiding
Gelijktijdig gebruik van de damp‐
ka
p en een toestel dat lucht in die‐
zelfde ruimte verbruikt kan gevaarlijk
zijn! Er kunnen giftige gassen vrijko‐
men.
Neem beslist de veiligheidsinstruc‐
ties en waarschuwingen in het gelijk‐
namige hoofdstuk in acht.
Laat in ieder geval door de plaatse‐
li
jke schoorsteenveger controleren of
een veilig gebruik van de luchtafvoer
gewaarborgd is.
Gebruik voor de aansluiting van de
luc
htafvoerleiding enkel gladde bui‐
zen of soepele slangen van onbrand‐
baar materiaal.
werking met een externe ventilator
Bij
moet u ervoor zorgen dat de luchtaf‐
voerleiding voldoende stijf is. Door de
externe ventilator kan namelijk een
onderdruk ontstaan, waardoor de
luchtafvoerleidingen vervormd kun‐
nen raken.
Om er
– De diameter van de luchtafvoerlei‐
– Als platte luchtafvoertuiten worden
– De luchtafvoerleiding dient zo kort en
voor te zorgen dat uw damp‐
kap optimaal werkt en zo weinig mo‐
gelijk geluid maakt wanneer deze
aanstaat, dient u de volgende punten
in acht te nemen:
ding mag niet kleiner zijn dan 150
mm.
gebrui
kt, mag de diameter niet klei‐
ner zijn dan de diameter van de
luchtafvoertuit.
echt mogelijk te zijn.
r
– De luchtafvoerleiding mag niet wor‐
den geknikt of samengedrukt.
– Zorg ervoor dat alle verbindingen
vast en dicht zijn.
Iedere barrière in de luchtstroming
ndert de afzuigcapaciteit en
vermi
verhoogt het geluidsniveau.
ordt de lucht naar buiten afge‐
W
voerd, dan kunt u het best een tele‐
scopisch muurkastje of een dakdoor‐
voer (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐
horen) installeren.
Moet de lucht door een schouw wor‐
den afgevo
buis verticaal worden gebogen.
Als u de luchtafvoerleiding horizon‐
taal mo
verval van 1 cm per meter te voor‐
zien. Daarmee wordt voorkomen dat
er condenswater in de dampkap
loopt.
Als de luchtafvo
vertrekken, zolders e.d. wordt aange‐
legd, kan er tussen de afzonderlijke
vertrekken een groot temperatuurver‐
schil ontstaan. Hierdoor kan er con‐
denswater ontstaan. In zo'n geval
dient u de luchtafvoerleiding voldoen‐
de te isoleren.
erd, dan moet de invoer‐
nteert, dient u een minimum‐
erleiding door koele
– Pas enkel wijde bochten toe.
38
Luchtafvoerleiding
Geluidsdemper
In de luchtafvoerleiding kan een ge‐
luidsdemper wor
toeslag verkrijgbaar). Deze zorgt voor
bijkomende geluidsdemping.
Werking met luchtafvoer
den gemonteerd (mits
Luchtafvoer met een externe ventila‐
or
t
Om ventilatorgeluiden in de keuken te
mini
maliseren, moet de geluidsdemper
indien mogelijk voor de externe ventila‐
tor worden gemonteerd , bij een lan‐
ge luchtafvoerleiding bij de luchtafvoer‐
tuit van de dampkap . Als een ex‐
terne ventilator in het huis is geïnstal‐
leerd, kunt u de ventilatorgeluiden naar
buiten toe verminderen door een ge‐
luidsdemper na de externe ventilator
te monteren.
De geluidsdemper dempt zowel de ven‐
tilat
orgeluiden naar buiten toe als de
buitengeluiden die via de luchtafvoerlei‐
ding in de keuken komen (bijv. straatla‐
waai). Hiertoe wordt de geluidsdemper
zo dicht mogelijk bij de luchtafvoertuit
gemonteerd.
39
Elektrische aansluiting
Door ondeskundig uitgevoerde in‐
stallatie-, onderhouds- of reparatie‐
werken kunnen er voor de gebruiker
aanzienlijke risico's ontstaan waar‐
voor de fabrikant niet aansprakelijk
kan worden gesteld.
De aansluiting van uw toestel op het
str
oomnet kunt u het best aan een
gekwalificeerd elektricien toevertrou‐
wen. Die dient de plaatselijke regle‐
mentering te kennen en nauwgezet
te volgen.
De dampkap mag alleen worden aan‐
oten op een volgens de voor‐
gesl
schriften geïnstalleerd elektrisch net.
De elektrische installatie moet volgens
VDE 0100 uitgevoerd zijn!
Om de veiligheid te verhogen, is het
aadzaam een verliesstroomschakelaar
r
met een uitschakelstroom van 30 mA
(DIN VDE 0664) voor het toestel te
schakelen (VDE in de richtlijn DIN VDE
0100 deel 739).
Wanneer u een flexibele aansluitkabel
gebruikt voor de aansluiting op het
elektri
citeitsnet, moeten de afzonder‐
lijke aders een aderdoorsnede hebben
tussen 0,75 mm² en 1,5 mm².
Aan installatiezijde moet een schei‐
dingsin
handen zijn. Als stroomonderbrekers
kunnen er schakelaars worden gebruikt
met een contactopening van minstens
3 mm. Bijvoorbeeld automatische scha‐
kelaars, smeltstoppen en contactslui‐
ters (EN 60335).
De vereiste aansluitgegevens vindt u op
het typeplaatje (zie hoo
nische Dienst van Miele en garantie").
Ga na of deze gegevens overeenstem‐
men met de spanning en de frequentie
van het net.
40
richting voor elke pool voor‐
fdstuk "Tech‐
Con@ctivity 2.0-functie activeren
De Con@ctivity 2.0-stick instal‐
l
eren
Om de Con@ctivity 2.0-functie te kun‐
nen gebruik
den uitgerust met de Con@ctivity 2.0stick.
Neem voor de installatie de montage‐
handleiding van de Con@ctivity 2.0stick in acht.
en, moet het kookvlak wor‐
Con@ctivity 2.0-functie active‐
r
en
Om de Con@ctivity 2.0-functie te kun‐
nen gebruik
tussen het kookvlak en de dampkap
worden geactiveerd.
Daartoe moeten beide toestellen geïn‐
stalleer
De radioverbinding moet aan de damp‐
kap en aan het kookvlak tegelijkertijd
worden geactiveerd. Hierna wordt de
activering van de dampkap beschreven.
De activering van het kookvlak is be‐
schreven in de bijbehorende gebruiks‐
handleiding. Maak u vooraf vertrouwd
met de informatie.
Start vooreerst met de activering op de
dampkap, daarna op het kookvlak.
en, moet de radioverbinding
d en gebruiksklaar zijn.
Functie bij de dampkap activeren
(alleen op het bedieningspaneel van
de dampkap, niet met de afstandsbe‐
diening)
K
ookplaat en dampkap moeten zijn
uitgeschakeld.
Druk ca. 10 seconden op de 515
toets van de uitlooptijd, totdat stand
1 van de vermogensweergave gaat
branden.
Druk ach
– de - t
– de ""
– en daarna de t
ting.
Als de afstandsbediening geactiveerd
is, br
continu. Is er nog geen draadloze ver‐
binding, dan knipperen de controle‐
lampjes 2 en 3 gelijktijdig.
Druk op de ""
2.0 te activeren.
Het toestel zoekt naar een draadloze
verbinding.
Beg
van de functie op de kookplaat.
ter elkaar op
oets,
toets
oets van de verlich‐
anden de controlelampjes 2 en 3
toets om Con@ctivity
in ondertussen met het activeren
41
Con@ctivity 2.0-functie activeren
Functie aan het kookvlak activeren
T
erwijl de dampkap bezig is met het
zoeken naar de radioverbinding, start
u de activering op het kookvlak.
Informatie hieromtrent vindt u in de
handleiding van het kookvlak.
W
anneer aan het kookvlak de mel‐
ding verschijnt dat de radioverbinding
tot stand is gekomen, bevestigt u de
activering aan de dampkap met de
nawerktoets 515. Nu gaan alle
controlelampjes uit.
Bevesti
vlak.
De Con@ctivity 2.0-functie is nu ge‐
bruiksklaa
Als u niet binnen de 4 minuten na het
inst
niet uitgevoerd.
Het activeren hoeft maar één keer te
gebeur
elektriciteitsnet worden losgekoppeld,
bijv. bij een stroomonderbreking, blijft
de activering behouden.
g de activering op het kook‐
r.
ellen bevestigt, wordt de activering
en. Als de toestellen van het
Activering mislukt
Als de r
kan worden gebracht hoewel de
dampkap en het kookvlak geacti‐
veerd zijn, moeten beide toestellen
eerst worden gedeactiveerd en ver‐
volgens opnieuw worden geacti‐
veerd.
adioverbinding niet tot stand
Con@ctivity 2.0 deactiveren
He
t deactiveren bij de dampkap gaat
op dezelfde manier als het activeren.
Kies in de aan-/afmeldmodus in
plaats van de "" toets, de ""
toets.
Raadpleeg
het kookvlak de gebruiksaanwijzing
van dit toestel.
Houd er rekening mee dat wanneer de
dr
aadloze verbinding wordt verbroken,
er dan ook een eventuele afstandsbe‐
diening wordt gedeactiveerd en dus
opnieuw moet worden geactiveerd.
voor het deactiveren van
42
Afstandsbediening af-/aanmelden
Wanneer de afstandsbediening de ver‐
binding met de dampkap
heeft, moet deze weer worden aange‐
meld. Hiervoor dient vooreerst de af‐
standsbediening aan de dampkap en
aan de afstandsbediening te worden af‐
gemeld.
verloren
Het aan- en afmelden moet tegelijkertijd
aan de dampkap en aan de afstandsbe‐
dienin
g gebeuren. Roep vooreerst de
aan-/afmeldmodus aan de dampkap op
en daarna aan de afstandsbediening.
Aan-/afmeldmodus aan de dampkap
op
roepen
Druk ca. 10 seconden op de nawerk‐
t
oets 515, totdat de 1 op de venti‐
latiestandindicator brandt.
Druk ver
– de toets "",
– de toets "",
– de verlichtingstoets .
Roe
modus aan de afstandsbediening op.
Aan-/afmeldmodus aan de afstands‐
bedienin
Druk t
seconden op de beide pijltoetsen
tot de LED van de afstandsbe‐
diening knippert.
volgens na elkaar op
p direct daarbij aansluitend de
g oproepen
egelijkertijd gedurende ca. 5
Druk op de verlich
Afmelden
Druk in de aan-/afmeldmodus op de
dampkap en daarna op de afstands‐
bedienin
De LED van de afstandsbediening knip‐
per
t gelijkmatig.
Na ca. 10 seconden knippert de LED
van de afstandsbediening in grotere af‐
standen 2 keer. De afstandsbediening
afgemeld. Na korte tijd gaat de LED uit.
g op de toets "".
tingstoets .
43
Afstandsbediening af-/aanmelden
Bevestig de afmelding op de damp‐
kap met de nawerkt
gaan alle controlelampjes uit.
Houd er rekening mee dat bij het ver‐
eken van de radioverbinding ook
br
een voorhanden Con@ctivity 2.0-func‐
tie wordt gedeactiveerd en dus op‐
nieuw moet worden geactiveerd.
Aanmelden starten
Druk in de aan-/afmeldmodus voor‐
eerst op de dampkap en daarna op
de afstandsbediening
"".
Het zoeken naar een radioverbinding
star
t. De LED van de afstandsbediening
knippert gelijkmatig.
Na ca. 30 seconden knippert de LED
van de afstandsbed
standen 4 keer. De afstandsbediening
is tot stand gekomen. Na korte tijd gaat
de LED uit.
oets 515. Nu
op de toets
iening in korte af‐
V
ervolgens moet de aanmelding wor‐
den herhaald. Hiervoor moeten
dampkap en afstandsbediening eerst
worden afgemeld.
Bevestig de aanmelding op de damp‐
kap met de nawerktoets 515. Nu
gaan alle controlelampjes uit.
De afstandsbediening is nu gebruiks‐
klaar
.
Als u niet binnen de 4 minuten na het
ellen bevestigt, wordt de activering
inst
niet uitgevoerd.
Aanmelden afbreken
Als geen aanmelding mogelijk is, kan
de pr
ocedure door drukken van de
nawerktoets 515 op de dampkap
en op de afstandsbediening worden
afgebroken.
44
Technische Dienst van Miele en garantie
Neem bij storingen die u niet zelf kan
oplossen, contact op met uw Mielehandela
Miele.
Het telefoonnummer van de Technische
Dienst van Miele vindt u aan het einde
van de
Zorg dat u het toesteltype en het serie‐
nummer van uw dampkap bij de hand
hebt, w
Miele heeft deze gegevens nodig.
Beide gegevens vindt u op het typepla‐
tje.
Positie van het typeplaatje
Het typeplaatje is zichtbaar nadat u (af‐
hank
de vetfilters heeft verwijderd.
Duur en voorwaarden van de
garantie
De duur van de garantie bedraagt 2
jaar
ar of de Technische Dienst van
ze gebruiksaanwijzing.
ant de Technische Dienst van
elijk van het model) het vetfilter of
.
Meer informatie vindt u in de meegele‐
ver
de garantievoorwaarden.
45
Technische gegevens
Motor van de afzuiging*130 W
Kookplaatverlichting4 x 3 W
Totale aansluitwaarde*142 W
Netspanning, frequentieAC 230 V, 50 Hz
Zekering10 A
Gewicht
DA 290625 kg
DA 2906 EXT22 kg
*Toestellen van het type ...EXT: aansluitwaarde en luchtafvoervermogen zijn afhankelijk van
de aangesl
Lengte van de verbindingskabel naar de externe ventilator: 1,85 m
Luchtcirculatie met luchtcirculatie-eenheid DUU 2900 (na te bestellen accessoire)
Verklaring van overeenstemming
Miele verklaart dat de dampkappen die worden vermeld op de voorpagina van de‐
z
e gebruiksaanwijzing, in overeenstemming zijn met de essentiële eisen en de
overige relevante bepalingen van de Richtlijn 1999/5/EG.
Een volledige verklaring van overeenstemming is verkrijgbaar via het adres dat u
vindt op d
oten externe afzuiginstallatie.
e rugzijde van deze gebruiksaanwijzing.
46
Technische gegevens
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen
volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr.
66/2014
MIELE
Identificatie van het modelDA 2906
Jaarlijks energieverbruik (AEC
Energie-efficiëntieklasse
A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt)A+
Energie-efficiëntie-index (EEI
Hydrodynamische efficiëntie (FDE
Hydrodynamische-efficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)A
Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)C
Vetfilteringsefficiëntie59,6 %
Vetfilteringsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)E
Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt316 Pa
A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid)42 dB
A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid)57 dB
A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus69 dB
Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt 108,0 W
Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po)W
Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps)0,15 W
Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem12,0 W
Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐
vlak
Tijdstoenamefactor0,7
)36,1 kWh/jaar
afzuigkap
)44,4
afzuigkap
)36,3
afzuigkap
)16,7 lx/W
447,1 m3/h
220 m3/h
450 m3/h
740 m3/h
740 m3/h
200 Ix
47
Technische gegevens
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen
volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr.
66/2014
MIELE
Identificatie van het modelDA 2906 EXT
Jaarlijks energieverbruik (AEC
Energie-efficiëntieklasse
A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt)A+
Energie-efficiëntie-index (EEI
Hydrodynamische efficiëntie (FDE
Hydrodynamische-efficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)C
Vetfilteringsefficiëntie%
Vetfilteringsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepuntPa
A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid)dB
A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid)0 dB
A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodusdB
Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt W
Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po)W
Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps)0,15 W
Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem12,0 W
Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐
vlak
Tijdstoenamefactor
)8,8 kWh/jaar
afzuigkap
)40,0
afzuigkap
)
afzuigkap
)16,7 lx/W
m3/h
m3/h
m3/h
m3/h
m3/h
200 Ix
48
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
49
DA 2906
DA 2906 EXT
M.-Nr. 10 112 900 / 01nl-BE
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.