Miele DA 2906, DA 2906 EXT User Manual [nl]

Gebruiks- en montagehandleiding Dampkap
Lees absoluut de ge stel installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voor‐ komt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 10 112 900
bruiks- en montagehandleiding voordat u uw toe‐
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid.................................................................... 4
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu.............................................
Hoe werkt uw toestel?.........................................................................................
13
14
Con@ctivity 2.0-functie.......................................................................................... 15
De dampkap in één oogopslag...........................................................................
Bediening (automatische werking).....................................................................
16
18
Koken met de Con@ctivity 2.0-functie (automatische werking) ............................ 18
De automatische functie tijdelijk uitschakelen....................................................... 20
Terugkeer naar de automatische functie................................................................ 20
Bediening (handmatige werking)........................................................................
21
Koken zonder Con@ctivity 2.0-functie (handmatige werking) ............................... 21
Afstandsbediening ................................................................................................. 21
De ventilator inschakelen....................................................................................... 21
Een vermogensstand kiezen.................................................................................. 21
Luchtafzuiging achteraf.......................................................................................... 22
De ventilator uitschakelen...................................................................................... 22
Kookvlakverlichting in-/uitschakelen ..................................................................... 22
Powermanagement................................................................................................ 23
Bediening (automatische en handmatige werking) ..........................................
24
Bedrijfsurenteller.................................................................................................... 24
De bedrijfsurenteller voor de vetfilters wijzigen ................................................ 24
Uren voor de actievekoolstoffilters instellen / wijzigen..................................... 25
De bedrijfsurenteller opvragen.......................................................................... 25
Tips om energie te besparen ..............................................................................
Reiniging en onderhoud ......................................................................................
26
27
Behuizing ............................................................................................................... 27
Vetfilter en panelen voor randafzuiging.................................................................. 28
Actievekoolstoffilter................................................................................................ 31
De bedrijfsurenteller voor de actievekoolstoffilter terug in zijn beginstand br
engen............................................................................................................. 31
Actievekoolstoffilter weggooien........................................................................ 31
Afstandsbediening ................................................................................................. 32
Reiniging van de afstandsbediening................................................................. 32
Batterij vervangen............................................................................................. 32
Montage................................................................................................................
33
Voor de montage ................................................................................................... 33
Inhoud
Montageschema .................................................................................................... 33
Afmetingen van het toestel .................................................................................... 34
Afstand tussen kookplaat en dampkap (S)............................................................ 36
Montagetips........................................................................................................... 37
Luchtafvoerleiding ...............................................................................................
Geluidsdemper....................................................................................................... 39
Elektrische aansluiting ........................................................................................
Con@ctivity 2.0-functie activeren.......................................................................
De Con@ctivity 2.0-stick installeren....................................................................... 41
Con@ctivity 2.0-functie activeren .......................................................................... 41
Functie bij de dampkap activeren..................................................................... 41
Functie aan het kookvlak activeren................................................................... 42
Activering mislukt.............................................................................................. 42
Con@ctivity 2.0 deactiveren................................................................................... 42
Afstandsbediening af-/aanmelden .....................................................................
Technische Dienst van Miele en garantie .......................................................... 45
Positie van het typeplaatje..................................................................................... 45
Technische gegevens .........................................................................................
Verklaring van overeenstemming........................................................................... 46
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen.................................................... 47
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen.................................................... 48
38
40
41
43
46

Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Deze dampkap voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoor‐
riften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter let‐
sch sel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees daarom de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig doo
r, voordat u de dampkap in gebruik neemt. Daarin vindt u be‐ langrijke instructies met betrekking tot de montage, de veiligheid, het gebruik en het onderhoud. Dit is in het belang van uw veilig‐ heid en voorkomt schade aan de dampkap. Wanneer deze niet worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die daarvan het gevolg is.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan wie het toestel eventueel na u gebruikt.

Juist gebruik

De
ze dampkap is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
ze dampkap is niet bestemd voor gebruik buiten.
DeGebruik de dampkap uitsluitend in huishoudelijke context voor het
wegzuigen van kookdampen die ontstaan bij het bereiding van ge‐ rechten. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
W
anneer de dampkap met luchtcirculatie wordt gebruikt, kan ze boven een gaskookplaat niet voor de ontluchting van de opstelruim‐ te worden gebruikt. Vraag om informatie bij uw gasspecialist.
4
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
ersonen die op grond van hun fysieke of psychische gesteld‐
P
heid, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van het apparaat niet in staat zijn de dampkap veilig te bedienen, mogen ze alleen onder toezicht bedienen of wanneer ze worden geïnstrueerd door iemand die het apparaat kent. Ze moeten het mogelijke gevaar van een verkeerde bediening kun‐ nen herkennen en begrijpen.

Kinderen in het huishouden

Kinder
worden gehouden - tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinder
bruiken wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze de dampkap veilig kunnen bedienen. Kinderen moeten de eventuele ri‐ sico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Kinder
derhouden.
L
voor dat ze nooit met het apparaat spelen.
V
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten het bereik van kinderen.
De batt
rechtkomen.
en jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
en vanaf acht jaar mogen de dampkap alleen maar ge‐
en mogen de dampkap niet zonder toezicht reinigen of on‐
et op kinderen die in de buurt van de dampkap komen. Zorg er‐
erstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
erij van de afstandsbediening mag niet in kinderhanden te‐
5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Technische veiligheid

Door on
herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend zijn.
Contr
beschadigd is. Een beschadigd apparaat mag niet worden geplaatst en niet in gebruik worden genomen.
De elektrisc
deerd, als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol‐ gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Laat de elektrische installatie bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De dampkap
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
deskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
oleer voordat de dampkap wordt geplaatst, of ze zichtbaar
he veiligheid van het apparaat is uitsluitend gegaran‐
kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als zij
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
van de dampkap moeten absoluut overeenstemmen met deze van het elektriciteitsnet. Zo voorkomt u schade aan de dampkap. Deze moeten beslist overeenkomen. Raadpleeg bij twijfel een elek‐ tricien.
ze dampkap mag niet op het elektriciteitsnet worden aangeslo‐
De
ten via meervoudige stopcontacten of verlengsnoeren die daarvoor niet geschikt zijn. Dit in verband met gevaar voor oververhitting.
Bij dampkapp
beide elementen via de verbindingsleiding op elkaar aan. Deze toestellen mag u enkel verbinden met een externe ventilator van Miele.
Gebruik uw d
is een veilige werking gewaarborgd.
ze dampkap mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een
De
schip) worden gebruikt.
6
en met een externe ventilator (type ...EXT) sluit u
ampkap enkel in geïnstalleerde toestand. Enkel dan
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
anneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek‐
W
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de dampkap leiden. Open de behuizing alleen voor zover de montage- en reinigingsaan‐ wijzingen dit voorschrijven. Maak andere onderdelen van de om‐ manteling in geen geval open.
Het r
nische dienst wordt hersteld die niet door Miele is erkend.
Enk
volle voldoen aan de eisen qua veiligheid. Defecte onderdelen mo‐ gen alleen door originele Miele-wisselstukken worden vervangen.
echt op garantie vervalt wanneer de dampkap door een tech‐
el met originele Miele-wisselstukken bent u zeker dat deze ten
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mag er
geen elektrische spanning op de dampkap staan. Dat is het geval als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
– de zekeringen van de elektrische installatie zijn uitgeschakeld of – de schroefzekeringen van de elektrische aansluiting zijn er geheel
ui
tgedraaid of
– de stekker (indien aanwezig) is uit de contactdoos getrokken. Trek
daarbij aan
de stekker en niet aan de aansluitkabel.
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
De dampkap gelijktijdig gebruiken met verwarmingstoestellen die lucht uit het ver
trek nodig hebben
isico op vergiftiging door uitlaatgassen
R Wees voorzichtig als u de dampkap tegelijk gebruikt met verwar‐ mingstoestellen die lucht uit hetzelfde vertrek nodig hebben. Voorbeelden zijn verwarmingstoestellen op gas, stookolie, hout of steenkool, doorstroomverwarmers, boilers, gaskookvlakken en ­ovens. Zo ontstaat er een gevaarlijke situatie.
De dampkap onttrekt namelijk zuurstof aan deze ruimte en aan de kamers ernaast. Dat geldt voor dampkappen
- met luchtafvoer
- met een externe ventilator
- met een buiten het vertrek geplaatste luchtcirculatiebox. Zonder voldoende luchttoevoer ontstaat er onderdruk. Het vuur
jgt daardoor te weinig verbrandingslucht. En de verbranding zal
kri daar nadeel van ondervinden. Door de zuigkracht van de dampkap kunnen er giftige uitlaatgas‐ sen van het verwarmingstoestel uit de schouw terugstromen in de woning. Dit is levensgevaarlijk!
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
U vermijdt risico's als er bij gelijktijdig gebruik van de dampkap en
een verwarmingstoestel waarvoor lucht uit hetzelfde vertrek is
van vereist een onderdruk wordt bereikt van maximaal 4 Pa (0,04 mbar). Hierdoor verhindert u namelijk dat er uitlaatgassen uit het verwarmingstoestel worden teruggezogen.
U kunt daarvoor zorgen door lucht voor de verbranding aan te voeren via niet afsluitbare openingen, bijv. in deuren en vensters. Let erop dat de diameter van de luchttoevoeropening voldoende groot is. Luchttoevoer- en afvoerkastjes alleen waarborgen ge‐ woonlijk nog geen afdoende luchttoevoer.
Bij de beoordeling moet u steeds rekening houden met de globale ventilatietoestand van de woning. In geval van twijfel neemt u het best contact op met een erkende schoorsteenveger.
Gebruikt u de dampkap met luchtcirculatie, dan kunt u de damp‐ kap gerust tegelijk met verwarmingstoestellen gebruiken die lucht uit hetzelfde vertrek nodig hebben.
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Efficiënt gebruik

Door open
Werk met het oog op het risico op brand nooit met open vuur onder de dampkap: zo is flamberen en grilleren met open vuur verboden. Een dampkap die in gebruik is trekt de vlammen in het vetfilter/de vetfilters aan, waardoor het daarin verzamelde vet vlam kan vatten.
S
terke hitteontwikkeling op een gaskookvlak kan de dampkap be‐
schadigen.
– Bij gebruik van de dampkap boven een gaskookvlak moet u erop
lett
en dat er altijd kookgerei staat op branders die in gebruik zijn. Schakel het gasfornuis uit telkens als u kookgerei voor korte tijd van het gaskookvlak wegneemt.
– Kies pannen die niet groter of kleiner zijn dan het kookvlak. – Regel de vlam zodanig dat deze in geen geval boven het kookge‐
ei uitsteekt.
r
– Zorg ervoor dat u het kookgerei niet overmatig verhit (bijv. bij het
k
oken met een wok).
Dit om een opho
paraat te voorkomen. Schakel de dampkap altijd in zodra u één van de kookvlaken in ge‐ bruik neemt.
vuur bestaat brandgevaar!
ping van condenswater en corrosie aan het ap‐
Door ove
dampkap vlam doen vatten. Als u met olie of vet kookt, dient u uw kookpan of friteuse voortdu‐ rend in het oog te houden. Dat geldt ook voor elektrische grillappa‐ raten.
10
rverhitting kunnen olie en vet in brand geraken en de
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gebruik de
zich vuil en vet in de dampkap afzetten, waardoor deze op den duur niet meer goed zal functioneren.
Hou ermee
gende hitte erg warm kan worden. Raak de ommanteling en de vetfilters pas aan wanneer de dampkap is afgekoeld.
dampkap nooit zonder vetfilters om te voorkomen dat
rekening dat de dampkap bij het koken door de opstij‐

Deskundige montage

Contr
volgens de fabrikant van deze apparatuur toegestaan is.
Boven ove
warmd, mag u geen dampkap monteren.
T
den, gegrilleerd of gefrituurd wordt moet een minimumafstand wor‐ den aangehouden. Houd die afstanden aan die in het hoofdstuk "Montage" worden ge‐ noemd, tenzij de fabrikant van het kooktoestel een grotere afstand aangeeft. Worden er onder de dampkap verschillende soorten kookapparatuur gebruikt waarvoor verschillende afstanden gelden, dan moet de grootste afstand worden aangehouden.
oleer of het gebruik van een dampkap boven uw kooktoestel
ns of fornuizen die met vaste brandstof worden ver‐
ussen de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, gebra‐
Neem voo
hoofdstuk "Montage" in acht.
Gebruik voor de luchtafvoe
onbrandbaar materiaal. Die zijn bij uw Miele-handelaar of via de Technische Dienst van Miele verkrijgbaar.
De lucht mag
die wordt gebruikt voor de afvoer van rook of gas, noch via een schacht die wordt gebruikt voor de ontluchting van ruimten waarin wordt gestookt.
r het monteren van de dampkap de aanwijzingen in het
rleiding enkel buizen of slangen van
niet worden afgevoerd via een afvoerschoorsteen
11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als de luchtafvoer naa
steen moet worden geleid, hou dan rekening met de plaatselijk gel‐ dige voorschriften.
r een niet meer gebruikte afvoerschoor‐

Reiniging en onderhoud

Er kan br
in deze gebruiksaanwijzing wordt gereinigd.
De st
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken. Gebruik voor het reinigen van de dampkap nooit een stoomreiniger.
Belang
ning:
– De batterij niet kortsluiten, niet herladen en niet in het vuur wer‐
pen. Explosiegevaar!
– Breng een lege batterij naar een inzamelpunt voor batterijen of
het co
and ontstaan als het toestel niet volgens de aanwijzingen
oom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
rijk voor het omgaan met de batterij van de afstandsbedie‐
ntainerpark. Werp de batterij niet in het huisvuil.

Toebehoren

Gebruik uitsluit
rantieaanspraken vervallen. Worden er andere onderdelen gemon‐ teerd of ingebouwd, dan vervalt het recht op waarborg en/of pro‐ ductaansprakelijkheid.
end Miele-accessoires om te voorkomen dat ga‐
12

Een bijdrage aan de bescherming van het milieu

Recycleerbare verpakking

De verpakking behoedt het toestel voor
ansportschade. Er werd milieuvriende‐
tr lijk en recycleerbaar verpakkingsmateri‐ aal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmate‐ riaal
wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd. Uw vakhandelaar neemt de verpakking in het algemeen terug.

Uw toestel afdanken

Oude elektrische en elektronische ap‐
aten bevatten vaak nog waardevolle
par materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die voor het functio‐ neren en de veiligheid van het apparaat nodig waren. Als u het apparaat bij het gewone afval doet of bij verkeerde be‐ handeling kunnen deze stoffen schade‐ lijk zijn voor de gezondheid en het mili‐ eu. Verwijder het afgedankte apparaat dan ook nooit met het gewone afval.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdr volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook minder verspild en vervuild.
age betaald. Die wordt
Zorg er ook voor dat het toestel intus‐ sen kinder het laat wegbrengen.
veilig wordt bewaard voor u
13

Hoe werkt uw toestel?

De dampkap kan op de volgende ma‐ nier
en worden gebruikt:

Luchtafvoer

De kooklucht wordt door de dampkap
zogen, via de panelen van de
opge randafzuiging door de vetfilters geleid, gereinigd en vervolgens naar buiten af‐ gevoerd.

Terugslagklep

Er kan dan geen buitenlucht naar bin‐ nen noch men als de dampkap uitgeschakeld is. Als u het toestel uitschakelt, is de klep dicht. Zodra u het toestel inschakelt, gaat de klep open. Zo kan de keukendamp on‐ gehinderd naar buiten.
Als uw afvoersysteem geen terugslag‐ klep heeft, moet er een stuk geplaatst wor blok, dit stuk wordt meegeleverd met uw dampkap. Deze klep wordt in de uit‐ blaastuit van de motoreenheid ge‐ plaatst.
binnenlucht naar buiten stro‐
den in de uitblaastuit van uw motor‐

Luchtcirculatie

(met ombouwset DUU 2900) De aangezogen lucht wordt door de
panelen vetfilters gereinigd. Vervolgens wordt de lucht naar de luchtcirculatiebox ge‐ leid, waar ze bovendien door actieve‐ koolstoffilters worden gereinigd. Daarna wordt ze weer in de keuken geleid.
van de randafzuiging en de

Externe afzuiginstallatie

(Dampkappen van het type .... EXT)
De aangezogen lucht wordt via een ex‐
erne afzuiginstallatie afgevoerd. De af‐
t zuiginstallatie wordt buiten het vertrek gemonteerd op de plek waar u deze wilt hebben. De externe afzuiginstallatie wordt door een hulpkabel met de dampkap verbonden en via Con@ctivity
2.0, de bedieningselementen of de af‐ standsbediening van de dampkap ge‐ stuurd.
14
Hoe werkt uw toestel?

Con@ctivity 2.0-functie

Automatische besturing Deze dampkap beschikt over een com‐
municatiefunctie. Hiermee is het moge‐ lijk om de besturing van de dampkap af t
e stemmen op de werking van een
elektrisch Miele-kookvlak.
Om beide toestellen met elkaar te kun‐ nen laten communiceren, moet de des‐ betreffende Con@ctivity 2.0-stick aangesloten zijn op het kookvlak.
Het kookvlak brengt de informatie over de ingesch gestelde vermogensstanden via een ra‐ dioverbinding over naar de dampkap.
– Wanneer u een kookvlak inschakelt,
wor korte tijd, de ventilator van de damp‐ kap automatisch ingeschakeld.
– Terwijl u kookt, kiest de dampkap au‐
tomatisch de geschikte ventilatie‐ stand. Welke ventilatiestand wordt ingesteld, is afhankelijk van het aan‐ tal ingeschakelde kookzones en de ingestelde kookstanden.
– Wanneer u klaar bent met koken,
wor verlichting automatisch uitgescha‐ keld na de luchtafzuiging achteraf.
Meer informatie over hoe dit werkt, vindt u in de rubriek "Bediening".
akelde kookzones en de in‐
den de kookvlakverlichting en, na
den de ventilator en de kookvlak‐
Ga in de montageaanwijzing van de Con@ctivity 2.0-stick na, of aansluiting op uw k
Om de Con@ctivity 2.0-functie te kun‐ nen ge ding tussen het kookvlak en de damp‐ kap tot stand worden gebracht (zie "Con@ctivity 2.0-functie activeren").
ookvlak mogelijk is.
bruiken, moet een radioverbin‐
15

De dampkap in één oogopslag

16
De dampkap in één oogopslag
a
Panelen voor de randafzuiging Na te bestellen accessoires DRP 2900 DRP 2900 roestvrij staal (4 elementen)
b
Kookplaatverlichting
c
Bedieningselementen
d
Vetfilter
e
Controlelampje
f
Toets van de kookplaatverlichting
g
Toetsen voor het instellen van het afzuigvermogen Deze toetsen dienen op de afstandsbediening ook voor het in- en uitschakelen van de afzuiging.
h
Toets van de uitlooptijdfunctie
i
Toetsen voor het programmeren
j
Aan/uit-toets voor de afzuiging
k
Toets van de urenteller
glas (4 elementen)
17

Bediening (automatische werking)

Wanneer Con@ctivity 2.0 geactiveerd is, werkt d matische functie (zie "Con@ctivity 2.0­functie activeren").
Voor het manueel bedienen van de dampkap Con@ctivity 2.0-functie".
Koken met de Con@ctivity 2.0­functie (aut
Schakel op het kookvlak een kookzo‐
ne in en stel deze in op een bepaalde vermogensstand.
De verlichting van de dampkap gaat aan.
Na enkele seconden wordt ook de ven‐
or ingeschakeld. Deze staat eerst
tilat heel even op stand 2 en wordt vervol‐ gens op stand 1 gezet.
Terwijl u kookt, kiest de dampkap auto‐ matisch
Dit is gebaseerd op het totale vermo‐ gen dat op dat vlak is ingeschakeld, te weten het aan‐ tal ingeschakelde kookplaten en de in‐ geschakelde kookstanden.
e dampkap altijd in de auto‐
zie paragraaf "Koken zonder
omatische werking)
de geschikte ventilatiestand.
moment voor het kook‐
Voorbeelden voor de ventilatiestanden 1 t
4

Reactietijd

De dampkap reageert met vertraging. Een wijziging in de vermogensstand van
het kookvlak hoeft namelijk niet meteen tot meer of minder dampont‐ wikkeling te leiden.
De vertraging is ook toe te schrijven aan het feit dat het k matie met tussenpozen naar de damp‐ kap verzendt.
De reactie van de dampkap volgt na enk
ele seconden of enkele minuten.
ot
ookvlak de infor‐
anneer u een hogere vermogens‐
W
stand instelt op het kookvlak of meer kookzones inschakelt, wordt de dampkap automatisch op een hogere ventilatiestand gezet.
telt u een lagere vermogensstand in
S
op het kookvlak of schakelt u kook‐ zones uit, dan wordt de ventilatie‐ stand van de ventilator automatisch aangepast.
18
Bediening (automatische werking)

Braadproces

anneer u, bijv. voor het verhitten
W
van een pan, een kookvlak op de hoogste stand inschakelt en na ca. 60 tot 90 seconden* op een lagere stand zet, gaat de dampkap ervan uit dat u aan het braden bent (*60 se‐ conden tot 5 minuten bij een High‐ light-kookvlak).
De dampkap gaat aan. Nadat het kook‐ vlak op een lag de dampkap naar stand 3 teruggescha‐ keld en blijft ca. 5 minuten op deze stand staan.
Daarna wordt het ventilatiestanden van de dampkap weer door de Con@ctivity­functie
Indien gewen
gestuurd.
handmatig eerder op een andere ven‐ tilatiestand zetten.
ere stand is gezet, wordt
st kunt u de ventilator

Uitschakelen

Schak De afzuiging van de dampkap wordt in
de minut een lagere stand gezet en tenslotte he‐ lemaal uitgeschakeld.
In die tijd wordt de keukenlucht gezui‐ ver dampen en geurtjes.
– Van de intensiefstand wordt de afzui‐
– Van stand 3 wordt de afzuiging na
– Van stand 2 wordt de afzuiging na 2
– Van stand 1 wordt het afzuigvermo‐
– Na nog eens 30 seconden wordt de
el alle kookzones uit.
en daarna stap voor stap op
d van eventueel nog aanwezige
ng direct teruggeschakeld naar
gi stand 3.
ca. 1 minu stand 2.
min
uten teruggeschakeld naar stand
1.
gen
na 2 minuten uitgeschakeld.
kookplaatverlichting uitgeschakeld.
ut teruggeschakeld naar
We zijn klaar met koken.
19
Bediening (automatische werking)
De automatische functie tijde‐ lij
k uitschakelen
U kunt de automatische functie tijdens
oken tijdelijk uitschakelen, en wel
het k als volgt:
Kies man
stand, of
schakschak
de dampkap in. De afzuiging gaat na de gekozen uitlooptijd uit. De verlich‐ ting blijft ingeschakeld.
De functies van de dampkap kunnen nu manue "Koken zonder Con@ctivity 2.0-func‐ tie".
ueel een andere ventilatie‐
el de dampkap manueel uit, of el de uitlooptijdfunctie van
el worden bediend. Zie paragraaf
Terugkeer naar de automa‐ tische functie
U kunt weer terug naar de automa‐ tische functie en wel als volgt.
Kies manueel een ventilatiestand en
wacht ca. 5 minut dampkap weer gaat bedienen, of
kies manueel een ventilatiestand die
over
eenkomt met de automatische
vermogensstand, of
g ervoor dat de ventilator van de
zor
dampkap en het kookvlak minstens 30 seconden uitgeschakeld zijn ge‐ weest. De eerstvolgende keer dat u het kookvlak weer inschakelt, start deze weer in de automatische functie.
W
ilt u de dampkap tijdens het koken geheel manueel bedienen, schakel de ventilator van de dampkap dan in voordat u het kookvlak inschakelt. Indien de dampkap en het kookvlak na het kookproces minstens 30 se‐ conden uitgeschakeld zijn geweest, start het kookvlak de eerstvolgende keer dat u deze inschakelt weer in de automatische functie.
en voordat u de
20

Bediening (handmatige werking)

Koken zonder Con@ctivity 2.0­functie (handmatige werking)
Onder de volgende voorwaarden kunt u de dampkap manueel bedienen:
– De Con@ctivity 2.0-functie is niet ge‐
active
erd.
– U hebt de Con@ctivity 2.0-functie
gedeac tomatische functie tijdelijk uitscha‐ kelen".
tiveerd. Zie paragraaf "De au‐

Afstandsbediening

De belangrijkste functies kunt u zowel met de bedienin dampkap als met de afstandsbediening bedienen. Als u een functie bedient met de afstandsbediening, gaat het contro‐ lelampje op de afstandsbediening kort aan.
Het maximale bereik van de afstands‐ bediening (bijv. meubels, wanden) kunnen het be‐ reik beperken.
De achterkant van de afstandsbedie‐ ning
is magnetisch. Zo kunt u deze be‐ vestigen op tal van metalen oppervlak‐ ken.
gselementen op de
bedraagt ca. 10 m. Obstakels

De ventilator inschakelen

Druk op de aan/ui De ventilator wordt ingeschakeld op
stand 2. Het symbool en de 2 ventilatiestandindicator branden.
ttoets .
op de

Een vermogensstand kiezen

Voor normaal gebruik kunt u kiezen tus‐ sen de vermogensstanden 1 t
3. Schakel bij het begin van een braadpro‐
ces of bij een k sterke geurontwikkeling even de inten‐ sieve stand IS in.
tel met de toets een lagere en
S
met de toets een hogere vermo‐ gensstand in.
Intensieve stand op een lagere stand z
etten
Is het Powermanagement System van
evoren ingeschakeld, wordt het afzuig‐
t vermogen na 5 minuten automatisch te‐ ruggeschakeld naar stand 3.
ookproces met zeer
ot en met
21
Bediening (handmatige werking)

Luchtafzuiging achteraf

Het is aan te bevelen om de afzuiging
enkele minuten te laten werken.
nog Dan wordt de keukenlucht gezuiverd van eventueel nog aanwezige dampen en geurtjes. De afzuiging wordt na de gekozen tijd automatisch uitgeschakeld.
Druk na
tor ingeschakeld is, op de nawerk‐ toets 5 15
– 1 x drukken: de ventilator wordt na 5
min
– 2 x drukken: de ventilator wordt na
15 min brandt).
– Wanneer u opnieuw op de nawerk‐
t
oets 5 15 drukt, blijft de ventilator
ingeschakeld (5 15 gaat uit).
het koken, terwijl de ventila‐
uten uitgeschakeld (5 brandt).
uten uitgeschakeld (15

De ventilator uitschakelen

Schak
Het symbool gaat uit.
el de ventilator uit met de toets
aan/uit .
Kookvlakverlichting in-/ uitschak
De ventilator hoeft niet aan te zijn om de k kelen.
elen
ookvlakverlichting in of uit te scha‐
Druk op de verlich Wanneer de verlichting ingeschakeld is,
andt het symbool .
br
22
tingstoets .
Bediening (handmatige werking)

Powermanagement

De dampkap beschikt over een Power‐ manag worden bespaard. Het systeem zorgt ervoor dat het afzuigvermogen automa‐ tisch op een lagere stand wordt gezet en de verlichting wordt uitgeschakeld.
– Als de intensiefstand ingesteld is,
– Als stand 3, 2 of 1 ingesteld is, wordt
– Als de kookvlakverlichting ingescha‐
U kunt het Powermanagement deacti‐ veren. Dit is alleen via het bedieningspaneel van de dampkap mogelijk en niet via de afstandsbediening. Bedenk wel dat dit tot een stijging in het energieverbruik kan leiden.
ement, waarmee energie kan
wordt de afzuiging na 5 minuten au‐ tomatisch naar stand 3 teruggescha‐ keld.
het afzui tisch één stand lager gezet en daarna per 30 minuten uitgeschakeld.
eld is, wordt deze na 12 uur auto‐
k matisch uitgeschakeld.
gvermogen na 2 uur automa‐
– de "" – toets van de verlichting. Als het Powermanagement ingescha‐
k
eld is, branden de standen 1 en IS continu. Is het uitgeschakeld, dan knipperen de standen 1 en IS.
Druk op de "" toets om het Power‐
management uit te schakelen. De standen 1 en IS knipper Druk op de ""
management in te schakelen. De standen 1 en IS branden continu. Druk op t
tijd om de procedure te bevestigen. Alle lampjes gaan uit. Bevestigt u de procedure niet binnen 4
minu toestel automatisch de oude instelling over.
toets en weer op
en.
toets om het Power‐
oets 5 15 van de uitloop‐
ten na het instellen, dan neemt het

Powermanagement uit-/inschakelen

U kunt het Powermanagement deacti‐
en.
ver Bedenk wel dat dit tot een stijging in het energieverbruik kan leiden.
Schak
Druk ca. 10 seconden op toets 515
Druk ach
– de toets van de verlichting,
el de afzuiging en de verlich‐
ting uit.
van de uitlooptijd, totdat stand 1 van het afzuigvermogen gaat branden.
ter elkaar op
23

Bediening (automatische en handmatige werking)

Bedrijfsurenteller

De tijd dat de dampkap werkt wordt in het geh gen.
De bedrijfsurentellers melden door mid‐ del van het oplich symbool of het symbool voor de ac‐ tievekoolstoffilter wanneer de filters moeten worden gereinigd of vervangen. Informatie over het reinigen en vervan‐ gen van de filters en over hoe u de be‐ drijfsurentellers terug in hun beginstand kunt zetten vindt u in het hoofdstuk "Reiniging en onderhoud".
De hierna beschreven instellingen van de b het bedieningspaneel van de dampkap, niet met de afstandsbediening.
De bedrijfsurenteller voor de vetfil‐ t
ers wijzigen
Het maximale aantal bedrijfsuren kunt u aan uw k
eugen van het toestel opgesla‐
ten van het vetfilter‐
edrijfsurenteller kunt u uitvoeren op
ookgewoontes aanpassen.
Druk t
Het vetfiltersymbool en één van de ventilatiestanden gaan knipperen.
De controlelampjes 1 t ingestelde bedrijfsduur aan:
Controlelampje 1 .........................
Controlelampje 2 .........................
Controlelampje 3 .........................
Controlelampje IS........................
Druk op het symbool "" om een
Bevesti
Nu gaan alle lampjes uit. Als u niet binnen de 4 minuten beves‐
tigt, blijft de oude inst
egelijk op de nawerktoets
515 en de bedrijfsurentoets .
ot IS geven de
20 uur 30 uur 40 uur 50 uur
k
ortere bedrijfsduur in te stellen of op het symbool "" om een langere be‐ drijfsduur in te stellen.
g uw keuze met de bedrijfs‐
urentoets .
elling behouden.
In de fabriek is een reinigingsinterval van 30 uu
– Stel een korter reinigingsinterval van
20 uur in als u dikwijls braadt of vaak de friteuse gebruikt.
– Als u slechts af en toe kookt, kiest u
het best een k Zo voorkomt u dat het verzamelde vet hard wordt. Ook zorgt dit ervoor dat de vetfilters gemakkelijk te reini‐ gen zijn.
– Als u vaak erg vetarm kookt, kunt u
een of 50 uur instellen.
Schak
aan/uit .
24
r ingesteld.
ort reinigingsinterval.
langer reinigingsinterval van 40
el de ventilator uit met de toets
Bediening (automatische en handmatige werking)
Uren voor de actievekoolstoffilters
ellen / wijzigen
inst
De actievekoolstoffilters zijn nodig voor
tcirculatie.
luch De urenteller is voor de actievekoolstof‐
filt
ers vanuit de fabriek niet geactiveerd. U stelt het aantal uren, na afloop waar‐ van de actievekoolstoffilters moeten worden vervangen, zelf in.
Schak
Druk t
Het - actievek één van de vermogensstanden gaan knipperen.
De standen 1 t hoeveel uren zijn ingesteld:
Stand 1......................................
Stand 2......................................
Stand 3......................................
Stand IS .......................
Kies met de ""
Bevesti
el de afzuiging met de Aan/Uit-
toets uit.
egelijk op de "" toets en op
de  toets van de urenteller.
oolstoffiltersymbool en
ot en met IS geven aan
120 uur 180 uur 240 uur
niet geactiveerd
toets een lager en met de "" toets een hoger aantal uren.
g de procedure met de 
toets.

De bedrijfsurenteller opvragen

Voor de ingestelde tijd verstreken is, kunt u afle bedrijfsduur reeds verlopen is.
Schak
aan/uit. Druk op de bed – 1 keer voor de vetfilters. Het vetfilter‐
symbool br
– 2 keer voor de actievekoolstoffilter.
Het symbool filter brandt.
Op de ventilatiestandindicator knippe‐ ren een of meer controlelampjes tege‐ lijk.
Het aantal knipperende controlelampjes st
emt overeen met het percentage ver‐
streken bedrijfsuren. Controlelampje 1
Controlelampjes 1 en 2.................
Controlelampjes 1 tot 3................. 75 %
Controlelampjes 1 t
Bij het uitschakelen van de dampkap of na een str de afgelopen bedrijfsuren in het ge‐ heugen van het toestel opgeslagen.
zen hoeveel procent van de
el de ventilator in met de toets
rijfsurentoets 
andt.
voor de actievekoolstof‐
.......................... 25 %
50 %
ot IS ............ 100 %
oomonderbreking blijven
Alle controlelampjes gaan uit. Bevestigt u de procedure niet binnen 4
minu
ten na het instellen, dan neemt het toestel automatisch de oude instelling over.
25

Tips om energie te besparen

Deze dampkap werkt zeer efficiënt en ener
giebesparend. Volgende maatre‐ gelen ondersteunen u bij het spaarza‐ me gebruik:
– Zorg bij het koken voor een goede
latie van de keuken. Stroomt bij
venti luchtafvoer niet voldoende lucht, dan werkt de dampkap niet efficiënt en zijn er verhoogde werkingsgeluiden.
– Kook op een zo laag mogelijke kook‐
stand. W nen een lage vermogensstand aan de dampkap en hierdoor ook minder stroomverbruik.
– Gebruik de Con@ctivity-functie. De
dampkap w uitgeschakeld. U kiest de optimale vermogensstand voor de kooksitua‐ tie en zorgt hiermee voor een laag stroomverbruik.
– Als u de dampkap handmatig be‐
dient, let dan op het volgende:
– Controleer op de dampkap de ge‐
– Schakel bij sterke kookdampen al
– Let erop dat u de dampkap na het
einig kookdampen beteke‐
ordt automatisch in- en
k
ozen vermogensstand. Meestal is een lage vermogensstand vol‐ doende. Gebruik de intensiefstand alleen als het noodzakelijk is.
vr
oeg op een hoge stand. Dat is efficiënter dan de kookdampen nadien proberen op te vangen.
k
oken weer uitschakelt. Moet na het koken de keukenlucht nog worden gereinigd van reste‐ rende wasem en geuren, gebruik dan de naloopfunctie. De afzuiging wordt na de gekozen nalooptijd automatisch uitgeschakeld.
– Maak de filters geregeld schoon of
ver
vang ze. Door erg vette filters wordt het vermogen verlaagd en de bestaat er brandgevaar. Voorts be‐ staat dan een risico voor het hygiëne.
26
Let bij het reinigen van de dampkap op het volgende:
Gebruik een stabiele ladder. Let erop dat de ladder stevig staat. Ga nooit over de kookplaat gebogen
staan. Ga nooit op het werkoppervlak of de
ookplaat staan.
k

Reiniging en onderhoud

Behuizing

Algemeen

Het oppervlak en de bedieningsele‐ ment
en zijn gevoelig voor krassen en
kerven. Neem dus de volgende tips in acht.
Maak al
ningselementen enkel schoon met een vaatdoekje, afwasmiddel en warm water.
Let erop dat er geen water in de dampkap k
Reinig vooral het gedeelte met de bedienin iets vochtige doek.
W
een zachte doek droog.
Niet te gebruiken zijn:
le oppervlakken en bedie‐
omt.
gselementen alleen met een
rijf het oppervlak vervolgens met
– reinigingsmiddel dat soda, zuur,
chloor of oplosmiddelen bevat,
– schurend reinigingsmiddel zoals
schu
urpoeder of -crème, schuur‐ sponsjes of gebruikte sponsen waar‐ in restjes schuurmiddel zitten.
27
Reiniging en onderhoud
Tips voor het reinigen van roestvrij‐ stalen opper
(deze tips gelden niet voor de bedie‐
selementen)
ning Om de
te reinigen is niet-schurend reini‐ gingsmiddel voor roestvrij staal ge‐ schikt.
Gebruik ook een middel voor het on‐
derhou dit middel met een zachte doek ge‐ lijkmatig en in kleine dosering aan. Dit middel is verkrijgbaar bij de afde‐ ling Onderdelen van Miele België.

Bedieningselementen

De bedieningselementen kunnen verkl
euren wanneer er vuil op blijft zitten. Verwijder vuil daarom direct.
m de algemene regels in acht.
Nee
Gebruik geen reinigingsmiddel voor r
oestvrij staal.
vlakken
roestvrijstalen oppervlakken
d van roestvrij staal en breng
Vetfilter en panelen voor rand‐ afzuiging
De panelen van de randafzuiging en de
pnieuw te gebruiken metalen vetfilters
o in het toestel nemen de vaste bestand‐ delen van de kookdampen op (vet, stof e.d.). Ze verhinderen daardoor dat de dampkap vuil wordt.
Over
gevaar op voor brand.

Reinigingsinterval

Het is aan te raden om de panelen van de r 3-4 weken te reinigen. Het verzamelde vet wordt na langere tijd hard. De vetfil‐ ters en de panelen van de randafzuiging kunnen dan minder vlot worden schoongemaakt.
De bedrijfsurenteller voor de vetfilters meldt door middel van het oplicht van het vetfiltersymbool wanneer de panelen van de randafzuiging en de vetfilters moeten worden gereinigd.
verzadigde vetfilters leveren
andafzuiging en de vetfilters om de
en
28
P
as de reinigingsfrequentie aan uw kookgewoonten aan. Zie hoofdstuk "Bediening".

Panelen en vetfilter uitnemen

Verwijder de panelen en de vetfilters voor he ces ontstaat er condenswater op de panelen, dat daarna verdampt. Om te voorkomen dat het condenswater op de kookplaat druppelt, kunt u de pane‐ len het beste ongeveer twee uur nadat u klaar bent met koken uit het apparaat halen.
t reinigen. Tijdens het kookpro‐
Vetfilter en panelen kunnen makkelijk uit uw handen glippen.
Dit kan tot beschadigingen leiden. Houd panelen en vetfilters bij het
ver
wijderen, reinigen en terug‐
plaatsen daarom goed vast.
Reiniging en onderhoud
Ontgr

Panelen met de hand reinigen

Neem de aanwijzingen onder "Om‐

De vetfilters met de hand reinigen

Rein
endel de vetfilters, klap ze iets naar beneden en haal ze uit het ap‐ paraat.
mant
eling" in acht.
ig de vetfilters in warm water met een afwasborstel en een zacht hand‐ afwasmiddel. Gebruik het handaf‐ wasmiddel niet geconcentreerd.
P
ak de panelen aan de zijkant vast, trek ze uit de vergrendeling aan de voorkant, haak ze aan de achterkant los en neem ze uit het toestel.

Ongeschikte reinigingsmiddelen

Vetfilters kunnen beschadigd raken
einigingsmiddelen die daarvoor
door r niet geschikt zijn. De volgende reinigingsmiddelen mogen niet worden gebruikt:
– kalkoplossende reinigingsmiddelen – schuurpoeder of schuurcrème – agressieve allesreinigers en veto‐
plosspr
– ovenspray
ays
29
Reiniging en onderhoud

Panelen en vetfilters reinigen in de afwasmachine

Plaats de p
recht in het onderrek of horizontaal met de vette kant naar beneden. Let er daarbij op dat de sproeiarm vrij kan bewegen.
Gebruik een hu
middel voor de afwasmachine.
Kies een
ratuur tussen 50 °C en 65 °C.
Reinigt u de vetfilters in de afwasauto‐ maat, dan kan het inwendige pervlak naar gelang van het gebruikte afwasmiddel op de duur verkleuren. Dit schaadt de werking van de vetfil‐ ters echter niet.

Na het reinigen

eg de vetfilters na het schoonmaken
L
nog op een vochtopnemend voor‐ werp te drogen.
anelen en vetfilters lood‐
ishoudelijk reinigings‐
programma met een tempe‐
filterop‐
Als er eens een
ontgrendel die dan langs de uitspa‐ ringen met behulp van een kleine schroevendraaier.
ak de panelen met beide handen
P
stevig vast, haak ze aan de achter‐ kant in de stang.
Klik ze aan de voorkant vast.
vetfilter verkeerd zit,
anneer de panelen en vetfilters uit‐
W
genomen zijn, kan u de bereikbare onderdelen van de behuizing van vet ontdoen. Op die manier voorkomt u brandgevaar.
et er bij het monteren van de vetfil‐
L
ters op dat de vergrendeling naar het kookvlak toe wijst.
30
Reiniging en onderhoud
Bedrijfsurenteller voor de vetfilters
erug in zijn beginstand zetten
t
Na de reiniging moet de urenteller wor‐
eruggezet.
den t Druk, t
Het vetfiltersymbool gaat uit. Reinigt u de vetfilters voordat de be‐
drijfsur Druk ca.6 seconden op de bedrijfs‐
erwijl de ventilator is ingescha‐ keld, ca. 3 seconden op de bedrijfs‐ urentoets , totdat alleen nog de 1 knippert.
en afgelopen zijn:
ur
entoets , totdat alleen nog de
1 knippert.

Actievekoolstoffilter

Wanneer de dampkap werkt met lucht‐ cir
culatie, moeten er naast de vetfilters ook nog twee actievekoolstoffilters wor‐ den geplaatst. Deze filters nemen alle kookluchtjes op. Ze worden in de aparte luchtcirculatie­eenheid geplaatst.
De bedrijfsurenteller voor de actieve‐
oolstoffilter terug in zijn beginstand
k brengen
Na de vervanging moet de urenteller
den teruggezet.
wor Druk hi
geschakeld, 2 keer op de bedrijfs‐ urentoets  en hou deze ca. 3 se‐ conden ingedrukt, totdat alleen nog de 1 knippert. Het symbool voor de actievekoolstoffilter gaat uit.
Als u de actievekoolstoffilter vervangt voordat de bedrijfsuren verstreken zijn, gaat u als volgt te werk:
Druk 2 k
 en hou deze ca. 6 seconden in‐ gedrukt, totdat alleen nog de 1 knip‐ pert.

Actievekoolstoffilter weggooien

De gebrui
mag u met het huisvuil meegeven.
ertoe, terwijl de ventilator is in‐
eer op de bedrijfsurentoets
kte actievekoolstoffilters
Activee
het eerst een actievekoolstoffilter plaatst. Zie hoofdstuk "Bediening".

Vervangingsfrequentie

Vervang de actievekoolstoffilters tel‐
kens als de geuren niet meer vol‐ doende worden tegengehouden. Vervang de filter in ieder geval 2 keer per jaar.
De urenteller geeft aan wanneer de ac‐ tievek gen. Het symbool voor de actievekool‐ stoffilter gaat dan branden.
Activee
hoofdstuk "Bediening".
r de urenteller wanneer u voor
oolstoffilter moet worden vervan‐
r daarvoor de urenteller. Zie
31
Reiniging en onderhoud

Afstandsbediening

Reiniging van de afstandsbediening

Rei
nig het oppervlak alleen met een vochtige doek. Gebruik niet te veel water. Zo voorkomt u dat er vocht in de behuizing binnendringt.

Batterij vervangen

U mag alleen de aangegeven batterij
bruiken.
ge U mag geen herlaadbare batterijen gebruiken.
De afstandsbediening heeft één batterij: een knoopcel van 3 volt (CR2032).
U moet de batterij vervangen wanneer u de functies van de dampkap niet meer met de afstandsbediening kunt kie
zen. Door drukken op een toets gaat het controlelampje op de afstandsbe‐ diening niet meer branden of het brandt zwak. U kunt de functies van de dampkap echter ook verder met behulp van het bedieningspaneel van de dampkap kie‐ zen.
Maak met een schroevendraaier de
beide schroeven op de achterzijde los en verwijder de afdekking.
Nee
m de batterij uit en plaats een nieuwe. Zorg ervoor dat de polen juist worden aangesloten.
Plaats de afdekking t
eng de lege batterij naar een inza‐
Br
melpunt voor batterijen of het dichtst‐ bijzijnde containerpark.
erug.
32

Voor de montage

Montage

Neem voor
begint de informatie in dit hoofdstuk en in het hoofdstuk "Opmerkingen omtrent uw veiligheid" in acht.
dat u met monteren

Montageschema

De montage vindt u op de bijgeleverde
ntageschema beschreven.
mo
33
Montage

Afmetingen van het toestel

34
Montage
a
Aanzuigkant
b
De motor van de afzuiging is draaibaar; de luchtafvoertuit kan aan de boven‐ kant of aan een
c
De afzuigeenheid kan vrij worden geplaatst. Zij is via een luchtafvoerleiding en een verbindingskabel met het toestel verbonden. Lengte van de verbindingska‐ bel: max. 1800 mm.
d
Bij montage vlak bij de muur moet een afstand van minstens 50 mm worden aang
ehouden, zodat de panelen en de vetfilters zonder problemen kunnen
worden verwijderd.
e
De dampkap wordt met behulp van klemmen in de uitsparing bevestigd. Hier‐ voor is ee draagkracht hebben. Bij de klemmen moeten onderdelen zoals steunen of lei‐ dingen zich op een afstand van minstens 40 mm van de uitsparing bevinden.
zijkant worden gemonteerd.
n stevig plafond nodig, bijv. van hout. De constructie moet voldoende
Afwijkende afmetingen van het toestel DA 2906 EXT
35
Montage

Afstand tussen kookplaat en dampkap (S)

Tussen de onderkant van de dampkap en de plek waar gekookt, gebakken, ge‐ br
aden, gegrilleerd of gefrituurd wordt, moet een minimumafstand worden aan‐ gehouden. Deze kunt u hieronder vinden. Geeft de fabrikant echter een grotere afstand aan, houd dan deze aan.
Neem ook de veiligheidsinstructies en waarschuwingen in het gelijknamige hoofdstuk in acht.
Kooktoestel Mini‐
mum
afstand S Elektrische kookplaat 450 mm Grill en friteuse (elektrisch) 650 mm Een gaskookplaat met verschillende branders met een
t
otale capaciteit van 12,6 kW,
waarbij geen brander een capaciteit van > 4,5 kW heeft. Een gaskookplaat met verschillende branders met een
totale capaciteit van >12,6 kW en > 21,6 kW, waarbij geen brander een capaciteit van 4,8 kW heeft.
Een gaskookplaat met verschillende branders met een
otale capaciteit van >21,6 kW,
t of met bij één brander een capaciteit van > 4,8 kW.
Een losse gaskookplaat met een capaciteit van Een losse gaskookplaat met een capaciteit van > Een losse gaskookplaat met een capaciteit van >
6 kW 6 kW en 8,1 kW 8,1 kW
650 mm
760 mm
niet mo‐
gelijk
650 mm 760 mm
niet mo‐
gelijk
36

Montagetips

– We raden een afstand aan van mini‐
maal 700 mm en maximaal 1300 mm.
– Houd er rekening mee dat hoe groter
afstand tussen de dampkap en het k
ookvlak is, hoe minder gemakkelijk
de kookdampen opgenomen worden.
– Om ervoor te zorgen dat de kook‐
dampen optimaal wor men, moet u erop letten dat de dampkap het kookvlak overdekt. Centreer de dampkap daarom boven het kookvlak en niet zijdelings of naar achteren verschoven.
– Zorg ervoor dat het kookvlak niet
oter is dan de dampkap, liefst klei‐
gr ner.
den opgeno‐
Montage
– Als de dampkap in een verlaagd pla‐
fond gemo bouwruimte om de afzuigkap heen minstens 300 mm groter zijn dan de afzuigkap.
– De plaats waar de dampkap komt te
gen moet makkelijk toegankelijk
han zijn. In geval van een storing moet een technicus makkelijk bij de damp‐ kap kunnen komen en deze ongehin‐ derd kunnen demonteren. Let bij het monteren van de dampkap dus ook op de plaatsing van kasten, planken, plafond- of decorelementen in de omgeving van de dampkap.
nteerd wordt, moet de in‐
37

Luchtafvoerleiding

Gelijktijdig gebruik van de damp‐
ka
p en een toestel dat lucht in die‐ zelfde ruimte verbruikt kan gevaarlijk zijn! Er kunnen giftige gassen vrijko‐ men.
Neem beslist de veiligheidsinstruc‐ ties en waarschuwingen in het gelijk‐ namige hoofdstuk in acht.
Laat in ieder geval door de plaatse‐ li
jke schoorsteenveger controleren of een veilig gebruik van de luchtafvoer gewaarborgd is.
Gebruik voor de aansluiting van de
luc
htafvoerleiding enkel gladde bui‐ zen of soepele slangen van onbrand‐ baar materiaal.
werking met een externe ventilator
Bij
moet u ervoor zorgen dat de luchtaf‐ voerleiding voldoende stijf is. Door de externe ventilator kan namelijk een onderdruk ontstaan, waardoor de luchtafvoerleidingen vervormd kun‐ nen raken.
Om er
– De diameter van de luchtafvoerlei‐
– Als platte luchtafvoertuiten worden
– De luchtafvoerleiding dient zo kort en
voor te zorgen dat uw damp‐ kap optimaal werkt en zo weinig mo‐ gelijk geluid maakt wanneer deze aanstaat, dient u de volgende punten in acht te nemen:
ding mag niet kleiner zijn dan 150 mm.
gebrui
kt, mag de diameter niet klei‐ ner zijn dan de diameter van de luchtafvoertuit.
echt mogelijk te zijn.
r
– De luchtafvoerleiding mag niet wor‐
den geknikt of samengedrukt.
– Zorg ervoor dat alle verbindingen
vast en dicht zijn.
Iedere barrière in de luchtstroming
ndert de afzuigcapaciteit en
vermi verhoogt het geluidsniveau.
ordt de lucht naar buiten afge‐
W
voerd, dan kunt u het best een tele‐ scopisch muurkastje of een dakdoor‐ voer (mits toeslag verkrijgbaar toebe‐ horen) installeren.
Moet de lucht door een schouw wor‐
den afgevo buis verticaal worden gebogen.
Als u de luchtafvoerleiding horizon‐
taal mo verval van 1 cm per meter te voor‐ zien. Daarmee wordt voorkomen dat er condenswater in de dampkap loopt.
Als de luchtafvo
vertrekken, zolders e.d. wordt aange‐ legd, kan er tussen de afzonderlijke vertrekken een groot temperatuurver‐ schil ontstaan. Hierdoor kan er con‐ denswater ontstaan. In zo'n geval dient u de luchtafvoerleiding voldoen‐ de te isoleren.
erd, dan moet de invoer‐
nteert, dient u een minimum‐
erleiding door koele
– Pas enkel wijde bochten toe.
38
Luchtafvoerleiding

Geluidsdemper

In de luchtafvoerleiding kan een ge‐ luidsdemper wor toeslag verkrijgbaar). Deze zorgt voor bijkomende geluidsdemping.

Werking met luchtafvoer

den gemonteerd (mits
Luchtafvoer met een externe ventila‐
or
t
Om ventilatorgeluiden in de keuken te mini
maliseren, moet de geluidsdemper indien mogelijk voor de externe ventila‐ tor worden gemonteerd , bij een lan‐ ge luchtafvoerleiding bij de luchtafvoer‐ tuit van de dampkap . Als een ex‐ terne ventilator in het huis is geïnstal‐ leerd, kunt u de ventilatorgeluiden naar buiten toe verminderen door een ge‐ luidsdemper na de externe ventilator te monteren.
De geluidsdemper dempt zowel de ven‐ tilat
orgeluiden naar buiten toe als de buitengeluiden die via de luchtafvoerlei‐ ding in de keuken komen (bijv. straatla‐ waai). Hiertoe wordt de geluidsdemper zo dicht mogelijk bij de luchtafvoertuit gemonteerd.
39

Elektrische aansluiting

Door ondeskundig uitgevoerde in‐ stallatie-, onderhouds- of reparatie‐ werken kunnen er voor de gebruiker aanzienlijke risico's ontstaan waar‐ voor de fabrikant niet aansprakelijk kan worden gesteld.
De aansluiting van uw toestel op het str
oomnet kunt u het best aan een gekwalificeerd elektricien toevertrou‐ wen. Die dient de plaatselijke regle‐ mentering te kennen en nauwgezet te volgen.
De dampkap mag alleen worden aan‐
oten op een volgens de voor‐
gesl schriften geïnstalleerd elektrisch net. De elektrische installatie moet volgens VDE 0100 uitgevoerd zijn!
Om de veiligheid te verhogen, is het
aadzaam een verliesstroomschakelaar
r met een uitschakelstroom van 30 mA (DIN VDE 0664) voor het toestel te schakelen (VDE in de richtlijn DIN VDE 0100 deel 739).
Wanneer u een flexibele aansluitkabel gebruikt voor de aansluiting op het elektri
citeitsnet, moeten de afzonder‐ lijke aders een aderdoorsnede hebben tussen 0,75 mm² en 1,5 mm².
Aan installatiezijde moet een schei‐ dingsin handen zijn. Als stroomonderbrekers kunnen er schakelaars worden gebruikt met een contactopening van minstens 3 mm. Bijvoorbeeld automatische scha‐ kelaars, smeltstoppen en contactslui‐ ters (EN 60335).
De vereiste aansluitgegevens vindt u op het typeplaatje (zie hoo nische Dienst van Miele en garantie"). Ga na of deze gegevens overeenstem‐ men met de spanning en de frequentie van het net.
40
richting voor elke pool voor‐
fdstuk "Tech‐

Con@ctivity 2.0-functie activeren

De Con@ctivity 2.0-stick instal‐ l
eren
Om de Con@ctivity 2.0-functie te kun‐ nen gebruik den uitgerust met de Con@ctivity 2.0­stick.
Neem voor de installatie de montage‐
handleiding van de Con@ctivity 2.0­stick in acht.
en, moet het kookvlak wor‐
Con@ctivity 2.0-functie active‐ r
en
Om de Con@ctivity 2.0-functie te kun‐ nen gebruik tussen het kookvlak en de dampkap worden geactiveerd.
Daartoe moeten beide toestellen geïn‐ stalleer
De radioverbinding moet aan de damp‐ kap en aan het kookvlak tegelijkertijd worden geactiveerd. Hierna wordt de activering van de dampkap beschreven. De activering van het kookvlak is be‐ schreven in de bijbehorende gebruiks‐ handleiding. Maak u vooraf vertrouwd met de informatie. Start vooreerst met de activering op de dampkap, daarna op het kookvlak.
en, moet de radioverbinding
d en gebruiksklaar zijn.

Functie bij de dampkap activeren

(alleen op het bedieningspaneel van de dampkap, niet met de afstandsbe‐ diening)
K
ookplaat en dampkap moeten zijn
uitgeschakeld.
Druk ca. 10 seconden op de 515
toets van de uitlooptijd, totdat stand 1 van de vermogensweergave gaat
branden. Druk ach – de - t – de "" – en daarna de t
ting.
Als de afstandsbediening geactiveerd is, br continu. Is er nog geen draadloze ver‐ binding, dan knipperen de controle‐ lampjes 2 en 3 gelijktijdig.
Druk op de ""
2.0 te activeren.
Het toestel zoekt naar een draadloze verbinding.
Beg
van de functie op de kookplaat.
ter elkaar op
oets,
toets
oets van de verlich‐
anden de controlelampjes 2 en 3
toets om Con@ctivity
in ondertussen met het activeren
41
Con@ctivity 2.0-functie activeren

Functie aan het kookvlak activeren T

erwijl de dampkap bezig is met het
zoeken naar de radioverbinding, start u de activering op het kookvlak. Informatie hieromtrent vindt u in de handleiding van het kookvlak.
W
anneer aan het kookvlak de mel‐ ding verschijnt dat de radioverbinding tot stand is gekomen, bevestigt u de activering aan de dampkap met de nawerktoets 515. Nu gaan alle controlelampjes uit.
Bevesti
vlak.
De Con@ctivity 2.0-functie is nu ge‐ bruiksklaa
Als u niet binnen de 4 minuten na het inst niet uitgevoerd.
Het activeren hoeft maar één keer te gebeur elektriciteitsnet worden losgekoppeld, bijv. bij een stroomonderbreking, blijft de activering behouden.
g de activering op het kook‐
r.
ellen bevestigt, wordt de activering
en. Als de toestellen van het

Activering mislukt

Als de r
kan worden gebracht hoewel de dampkap en het kookvlak geacti‐ veerd zijn, moeten beide toestellen eerst worden gedeactiveerd en ver‐ volgens opnieuw worden geacti‐ veerd.
adioverbinding niet tot stand

Con@ctivity 2.0 deactiveren

He
t deactiveren bij de dampkap gaat op dezelfde manier als het activeren. Kies in de aan-/afmeldmodus in plaats van de "" toets, de "" toets.
Raadpleeg
het kookvlak de gebruiksaanwijzing van dit toestel.
Houd er rekening mee dat wanneer de dr
aadloze verbinding wordt verbroken, er dan ook een eventuele afstandsbe‐ diening wordt gedeactiveerd en dus opnieuw moet worden geactiveerd.
voor het deactiveren van
42

Afstandsbediening af-/aanmelden

Wanneer de afstandsbediening de ver‐ binding met de dampkap heeft, moet deze weer worden aange‐ meld. Hiervoor dient vooreerst de af‐ standsbediening aan de dampkap en aan de afstandsbediening te worden af‐ gemeld.
verloren
Het aan- en afmelden moet tegelijkertijd aan de dampkap en aan de afstandsbe‐ dienin
g gebeuren. Roep vooreerst de aan-/afmeldmodus aan de dampkap op en daarna aan de afstandsbediening.
Aan-/afmeldmodus aan de dampkap op
roepen
Druk ca. 10 seconden op de nawerk‐
t
oets 515, totdat de 1 op de venti‐
latiestandindicator brandt. Druk ver – de toets "", – de toets "", – de verlichtingstoets . Roe
modus aan de afstandsbediening op.
Aan-/afmeldmodus aan de afstands‐ bedienin
Druk t
seconden op de beide pijltoetsen
 tot de LED van de afstandsbe‐
diening knippert.
volgens na elkaar op
p direct daarbij aansluitend de
g oproepen
egelijkertijd gedurende ca. 5
Druk op de verlich
Afmelden
Druk in de aan-/afmeldmodus op de
dampkap en daarna op de afstands‐
bedienin De LED van de afstandsbediening knip‐
per
t gelijkmatig.
Na ca. 10 seconden knippert de LED van de afstandsbediening in grotere af‐ standen 2 keer. De afstandsbediening afgemeld. Na korte tijd gaat de LED uit.
g op de toets "".
tingstoets .
43
Afstandsbediening af-/aanmelden
Bevestig de afmelding op de damp‐
kap met de nawerkt gaan alle controlelampjes uit.
Houd er rekening mee dat bij het ver‐
eken van de radioverbinding ook
br een voorhanden Con@ctivity 2.0-func‐ tie wordt gedeactiveerd en dus op‐ nieuw moet worden geactiveerd.
Aanmelden starten Druk in de aan-/afmeldmodus voor‐
eerst op de dampkap en daarna op
de afstandsbediening "".
Het zoeken naar een radioverbinding star
t. De LED van de afstandsbediening
knippert gelijkmatig. Na ca. 30 seconden knippert de LED
van de afstandsbed standen 4 keer. De afstandsbediening is tot stand gekomen. Na korte tijd gaat de LED uit.
oets 515. Nu
op de toets
iening in korte af‐
V
ervolgens moet de aanmelding wor‐ den herhaald. Hiervoor moeten dampkap en afstandsbediening eerst worden afgemeld.
Bevestig de aanmelding op de damp‐
kap met de nawerktoets 515. Nu gaan alle controlelampjes uit.
De afstandsbediening is nu gebruiks‐ klaar
.
Als u niet binnen de 4 minuten na het
ellen bevestigt, wordt de activering
inst niet uitgevoerd.
Aanmelden afbreken
Als geen aanmelding mogelijk is, kan
de pr
ocedure door drukken van de nawerktoets 515 op de dampkap en op de afstandsbediening worden afgebroken.
44

Technische Dienst van Miele en garantie

Neem bij storingen die u niet zelf kan oplossen, contact op met uw Miele­handela Miele.
Het telefoonnummer van de Technische Dienst van Miele vindt u aan het einde van de
Zorg dat u het toesteltype en het serie‐ nummer van uw dampkap bij de hand hebt, w Miele heeft deze gegevens nodig. Beide gegevens vindt u op het typepla‐ tje.

Positie van het typeplaatje

Het typeplaatje is zichtbaar nadat u (af‐ hank de vetfilters heeft verwijderd.

Duur en voorwaarden van de garantie

De duur van de garantie bedraagt 2 jaar
ar of de Technische Dienst van
ze gebruiksaanwijzing.
ant de Technische Dienst van
elijk van het model) het vetfilter of
.
Meer informatie vindt u in de meegele‐ ver
de garantievoorwaarden.
45

Technische gegevens

Motor van de afzuiging* 130 W Kookplaatverlichting 4 x 3 W Totale aansluitwaarde* 142 W Netspanning, frequentie AC 230 V, 50 Hz Zekering 10 A Gewicht DA 2906 25 kg DA 2906 EXT 22 kg
*Toestellen van het type ...EXT: aansluitwaarde en luchtafvoervermogen zijn afhankelijk van de aangesl Lengte van de verbindingskabel naar de externe ventilator: 1,85 m
Luchtcirculatie met luchtcirculatie-eenheid DUU 2900 (na te bestellen accessoire)

Verklaring van overeenstemming

Miele verklaart dat de dampkappen die worden vermeld op de voorpagina van de‐ z
e gebruiksaanwijzing, in overeenstemming zijn met de essentiële eisen en de
overige relevante bepalingen van de Richtlijn 1999/5/EG. Een volledige verklaring van overeenstemming is verkrijgbaar via het adres dat u
vindt op d
oten externe afzuiginstallatie.
e rugzijde van deze gebruiksaanwijzing.
46
Technische gegevens

Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen

volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE Identificatie van het model DA 2906
Jaarlijks energieverbruik (AEC Energie-efficiëntieklasse A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt) A+ Energie-efficiëntie-index (EEI Hydrodynamische efficiëntie (FDE Hydrodynamische-efficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) A Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) C Vetfilteringsefficiëntie 59,6 % Vetfilteringsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) E Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt 316 Pa A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid) 42 dB A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid) 57 dB A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus 69 dB Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt 108,0 W Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po) W Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps) 0,15 W Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem 12,0 W Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐
vlak Tijdstoenamefactor 0,7
) 36,1 kWh/jaar
afzuigkap
) 44,4
afzuigkap
) 36,3
afzuigkap
) 16,7 lx/W
447,1 m3/h
220 m3/h
450 m3/h
740 m3/h
740 m3/h
200 Ix
47
Technische gegevens

Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen

volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE Identificatie van het model DA 2906 EXT
Jaarlijks energieverbruik (AEC Energie-efficiëntieklasse A+ (meest efficiënt) tot F (minst efficiënt) A+ Energie-efficiëntie-index (EEI Hydrodynamische efficiëntie (FDE Hydrodynamische-efficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) ­Verlichtingsefficiëntie (LE
afzuigkap
Verlichtingsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) C Vetfilteringsefficiëntie % Vetfilteringsefficiëntieklasse A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt) ­Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
max
)
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt Pa A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid) dB A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid) 0 dB A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus dB Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt W Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po) W Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps) 0,15 W Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem 12,0 W Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookopper‐
vlak Tijdstoenamefactor
) 8,8 kWh/jaar
afzuigkap
) 40,0
afzuigkap
)
afzuigkap
) 16,7 lx/W
m3/h
m3/h
m3/h
m3/h
m3/h
200 Ix
48
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480 1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be Internet: www.miele.be
Duitsland Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29 33332 Gütersloh
49
DA 2906 DA 2906 EXT
M.-Nr. 10 112 900 / 01nl-BE
Loading...