LIEBHERR SBS57I3 User Manual [fr]

Page 1
ICB/ICBN...6 0507
7082 530-00
Gebruiksaanwijzing en inbouwvoorschrift
voor koel-vries-combinatie met BioFresh-gedeelte, integreerbaar
NL
Page 2
44 * afhankelijk van model en uitvoering
Vriesgedeelte
1 Alarm-uit-toets voor waarschuwingssignaal 2 SuperFrost-toets, met LED-waarschuwingslampje,
lampje aan = ingeschakelde functie
3 Hoofd aan/uit-toets apparaat 4 Insteltoetsen voor temperatuur: linker toets = warmer,
rechter toets = kouder, aanbevolen instelling: -18 °C
5 Temperatuur- en insteldisplay
Koelgedeelte
6 Temperatuur- en insteldisplay 7 Kinderbeveiliging (indicator voor koel- en vriesdeel) 8 Insteltoetsen voor temperatuur: linker toets = warmer,
rechter toets = kouder, aanbevolen instelling: 5 °C
9 Uit-toets koelgedeelte bl SuperCool-toets, met LED-waarschuwingslampje,
lampje aan = ingeschakelde functie
Luchtvochtigheidinstelling in de BioFresh-schuiflade, Afb. A2: Schuifdeel naar links = droog-, naar rechts = vochtig opslagklimaat
Het apparaat in vogelvlucht
Vriesgedeelte, ca. -18 °C
Typeplaatje
Overzicht apparaat en uitrusting, Afb. A Koelgedeelte, ca. 5 °C
Bedienings- en controle-elementen
Eiervak*
Verplaatsbare schappen
Dooiwaterafvoer
Koudeaccu*
Schuiflade met info-systeem*
IJsblokjesbereider*
Schuiflade met regelbare luchtvochtigheid
Schuiflade voor droge of verpakte levensmiddelen
BioFresh-gedeelte, net boven 0 °C
Ventilator
Bergvak voor hoge flessen en dranken
Geïntegreerd flessenrek of glasplaat, variabel te gebruiken
LED-lichtkolom*
LED-verlichting in het vriesgedeelte*
LED-verlichting in het BioFresh-gedeelte*
Typeplaatje, Afb. A3
1 Typeaanduiding van het
apparaat
2 Servicenummer 3 Serienummer 4 Vriesvermogen in kg/24
uur
1 2 3 4 5 6 7 8 9
bl bm bn bo bp
bq br bs bt bu cl
Boter- en kaasvak
Deelbare en onderschuifbare* schap
Schuiflade met info-systeem*
VarioSpace door vergroting van vakken*, Invriesblad*, koudeaccu (bij NoFrost-apparaten)
Page 3
45
NL
* afhankelijk van model en uitvoering
Bestemmingen
• Het apparaat is bestemd voor het koelen, invriezen en be­waren van levensmiddelen en voor het maken van ijs. Het apparaat is ontworpen voor huishoudelijk gebruik. Bij een andere toepassing kan een probleemloze werking niet worden gegarandeerd.
• Het apparaat is, afhankelijk van de klimaatklasse, geschikt voor het gebruik binnen gelimiteerde omgevingstemperaturen. Deze mogen niet worden onder- of overschreden! De voor uw apparaat geldende klimaatklasse is op het typeplaatje aangegeven. De betekenis:
Klimaatklasse voor omgevingstemperaturen van
SN +10 °C tot +32 °C N +16 °C tot +32 °C ST +18° C tot +38 °C T +18 °C tot +43 °C
- Het koudemiddelcircuit is gecontroleerd op lekkages.
- Het apparaat voldoet in ingebouwde toestand aan de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften en de EG-richtlijnen 73/23/EWG en 89/336/EWG.
Inhoudsopgave
Het apparaat in vogelvlucht ..............................................44
Bestemmingen ..................................................................45
Tips voor het besparen van energie .................................45
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen ....................45
Afvalverwerking/Recycling ................................................45
Technische veiligheid ........................................................ 45
Veiligheid tijdens het gebruik ............................................45
Inbouw- en ventilatievoorschriften ..................................... 46
Aansluiten .........................................................................46
In gebruik nemen en controle-elementen ..........................46
In- en uitschakelen ...........................................................46
De temperatuur instellen .................................................. 46
Temperatuurdisplay ..........................................................47
Alarm - waarschuwingssignaal .........................................47
SuperCool ........................................................................47
Netstoring-/”FrostControl”-displaymelding ....................... 47
Aanvullende functies .........................................................47
Net@Home .......................................................................47
Koelgedeelte .....................................................................48
Indelen van de levensmiddelen ......................................... 48
Aanwijzingen voor het koelen ...........................................48
Uitrusting veranderen ........................................................ 48
BioFresh-gedeelte ............................................................48
Richtwaarden voor de bewaarduur ...................................49
Vriesgedeelte ....................................................................49
SuperFrost ........................................................................49
Invriezen met SuperFrost ..................................................49
Aanwijzingen voor het invriezen en het bewaren ...............49
Het Info-System* ...............................................................50
Het invriesblad ..................................................................50
De koudeaccu’s ...............................................................50
VarioSpace* ......................................................................50
Verlichting vriesgedeelte ................................................... 50
Ontdooien, reinigen ..........................................................51
Aanwijzingen voor het ontdooien ......................................51
Reinigen ...........................................................................51
Storingen - problemen? ....................................................52
Klantendienst en typeplaatje .............................................53
Inbouwvoorschrift .............................................................53
Deurdraairichting veranderen ...........................................54
Bevestiging en montage ...................................................55
Deurpanelen monteren .....................................................56
Afvalverwerking/Recycling
De verpakking is samengesteld uit herbruikbare mate­rialen.
- Golfkarton/Karton
- Gevormde delen van geschuimd polystyreen
- Folies uit polyetheen
- Spanbanden uit polypropeen
Verpakkingsmateriaal is geen speelgoed voor kinde-
ren - verstikkingsgevaar door folie!
Breng het verpakkingsmateriaal naar een officieel inzamel-
punt.
Het afgedankte apparaat: bevat nog waardevolle
materialen en moet gescheiden van het huishoudelijk afval worden afgevoerd naar een recyclingbedrijf.
Maak een afgedankt apparaat onbruikbaar. Trek de
stekker uit het stopcontact, snijd het netsnoer door en maak de deursluiting onbruikbaar, zodat kinderen zich niet kunnen insluiten.
Let er op dat het koelcircuit van het afgedankte apparaat
tijdens het transport niet wordt beschadigd.
Nadere informatie over het gebruikte koudemiddel vindt u op
het typeplaatje.
De afvalverwerking/recycling van afgedankte apparaten moet
vakkundig en volgens de lokaal geldende voorschriften en wetgeving plaatsvinden.
Technische veiligheid
• Om persoonlijk letsel en materiële schade te voor­komen, het apparaat alleen verpakt transporteren en met twee personen plaatsen.
• Het gebruikte koudemiddel R 600a is milieuvriendelijk, maar brandbaar.
• Leidingen van het koelcircuit niet beschadigen. Eruit spuitend koudemiddel kan oogletsel veroorzaken of ontbranden.
• Wanneer er koudemiddel vrijkomt, open vuur of ontstekings­bronnen in de nabijheid van het lekpunt verwijderen, stekker uit het stopcontact trekken en de ruimte goed ventileren.
• Neem bij beschadiging van het apparaat onmiddellijk - vóór het aansluiten - contact op met de leverancier.
• Om een veilig gebruik te waarborgen, het apparaat alleen volgens de informatie in de gebruiksaanwijzing monteren en aansluiten.
• Koppel het apparaat bij een storing los van de netspanning. Netstekker uit het stopcontact trekken (hierbij niet aan het netsnoer trekken) of zekering uitschakelen resp. uitdraaien.
Reparaties en ingrepen aan het apparaat alleen door de
klantendienst laten uitvoeren, anders kunnen er aanzien­lijke gevaren voor de gebruiker ontstaan. Dit geldt
eveneens voor het vervangen van het netsnoer.
Veiligheid tijdens het gebruik
• Bewaar geen explosieve stoffen of spuitbussen met brandbare drijfgassen, zoals butaan, propaan, pentaan enz., in het apparaat. Eventueel vrijkomende gassen kunnen door elektrische onderdelen worden ontstoken. U herkent dergelijke spuitbussen aan de opgedrukte vermelding van de inhoud of aan een vlamsymbool.
• Producten met een hoog alcoholpercentage alleen goed afgesloten en rechtop bewaren.
• Gebruik binnenin het apparaat nooit open vuur of ontstekings­bronnen.
• Geen elektrische apparaten binnenin het apparaat gebruiken (bijv. stoomreiniger, verwarmingsapparatuur).
• Plint, schuifladen, deuren enz. niet misbruiken als opstap of om op te leunen.
• Dit apparaat is niet bedoeld voor personen (ook kinderen) met fysieke, sensorische of mentale gebreken of personen, die niet over voldoende ervaring en kennis beschikken, tenzij
Bewaar de gebruiksaanwijzing zorgvuldig en geef deze eventueel door aan de volgende eigenaar. De gebruiksaanwijzing is geldig voor meerdere modellen, afwijkingen zijn dus mogelijk.
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen
Page 4
46 * afhankelijk van model en uitvoering
Aansluiten
Stroomsoort (wisselstroom) en spanning
op de plaatsingslocatie moeten overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje. Deze bevindt zich op de linker binnenwand van het apparaat, afb. A.
Het apparaat alleen op een volgens de voorschrif-
ten geïnstalleerd randaardestopcontact aansluiten.
• Het stopcontact moet d.m.v. een zekering van 10 A of zwaarder beveiligd zijn, buiten de achterzijde van het apparaat liggen en goed toegankelijk zijn.
• Het apparaat niet
- aansluiten op spanningsomvormers,
- in combinatie met zogenaamde energiebesparingsstekkers gebruiken - hierdoor kan de elektronica worden bescha­digd,
- samen met andere apparaten aansluiten op een verlengsnoer
- gevaar voor oververhitting.
• Bij het losnemen van het netsnoer van de achterzijde van het apparaat de kabelhouder verwijderen - anders ontstaan er trillingsgeluiden!
In gebruik nemen en controle-elementen
zij door een persoon die voor hun veiligheid verantwoordelijk is, in het gebruik van het apparaat worden geïnstrueerd of die aanvankelijk toezicht uitoefent. Kinderen mogen niet zonder toezicht achterblijven om te voorkomen dat ze met het apparaat spelen.
• Voorkom langdurig huidcontact met koude oppervlakken of de te koelen/in te vriezen levensmiddelen. Dit kan leiden tot pijn, een verdooft gevoel en bevriezingen. Bij langdurig huidcon­tact beschermingsmaatregelen treffen, bijv. handschoenen dragen.
• Consumptieijs, vooral waterijsjes of ijsblokjes, niet direct na het uit het apparaat nemen en te koud consumeren. Door de lage temperaturen bestaat er “verbrandingsgevaar”.
• Consumeer geen levensmiddelen die over de houdbaarheidsdatum heen zijn, u kunt hierdoor een voedselvergiftiging oplopen.
Inbouw- en ventilatievoorschriften
• Let er bij het plaatsen/inbouwen op dat de leidingen van het koelcircuit niet beschadigd worden.
De oppervlaktematen van de ventilatieopeningen mogen
niet worden gewijzigd. Zorg altijd voor een goede aan- en afvoer van ventilatielucht!
• Binnen de ruimte waarin uw apparaat moet worden geplaatst moet volgens de norm EN 378 per 8 g koudemiddelmassa R 600a een volume van 1 m3 beschikbaar zijn, zodat er in geval van een lekkage in het koelcircuit geen ontvlambaar gas-luchtmengsel in de plaatsingsruimte van het apparaat kan ontstaan. De opgave van de hoeveelheid koudemiddel vindt u op het typeplaatje binnenin het apparaat.
• Volg de aanwijzingen uit de inbouwvoorschriften op.
• Na de inbouw: alle transportbeveiligingsonderdelen verwij­deren,
- Plakband en afstandshouders* van de schappen trekken en deze op de gewenste inschuifhoogten plaatsen.
- Alle beschermfolie wegtrekken: van de sierstrips en schuifla­denfronten.
Het wordt aanbevolen het apparaat vóór het in gebruik nemen te reinigen, zie daarvoor het hoofdstuk “Reinigen”. Neem het apparaat ca. 2 uur vóór de eerste vulling met diepvries­producten in gebruik. Plaats de diepvriesproducten pas nadat er een temperatuur van ten minste -18 °C wordt aangegeven.
In- en uitschakelen
Met de hoofd-aan/uit-toets 3 schakelt u altijd het complete apparaat in of uit, vries- en koelgedeelte.
W
Inschakelen: aan/uit-toets 3 indrukken, zodat de tempera-
tuurdisplays branden/knipperen.
- Koelgedeelte met BioFresh-gedeelte: de binnenverlichting
brandt bij geopende deur.
- Vriesgedeelte: bij het in gebruik nemen en bij een warm ap­paraat worden in het display van het vriesgedeelte strepen weergegeven, totdat er een temperatuur onder 0 °C is be­reikt.
W
Uitschakelen: Hoofd-aan/uit-toets 3 ca. één seconde indruk-
ken, zodat de temperatuurdisplays uit zijn.
W
Wilt u alleen het koel- /BioFresh-gedeelte uitschakelen
(vriesgedeelte blijft ingeschakeld - geschikt voor bijv. vakan­tietijd), dan moet u de aan/uit-toets 9 indrukken, zodat de temperatuurdisplay van het koelgedeelte 6 en de binnenver­lichting uit zijn. De temperatuurdisplay van het vriesgedeelte
5
moet branden.
Temperatuur instellen
Het apparaat is seriematig ingesteld voor normaal gebruik, voor het koelgedeelte wordt +5 °C en voor het vriesgedeelte -18 °C aanbevolen. Temperatuur verlagen/kouder: Betreffende Down-insteltoets indrukken, links voor koelgedeelte: 8, rechts voor vriesgedeelte: 4. Temperatuur verhogen/warmer: betreffende Up-insteltoets
indrukken.
- Tijdens het instellen wordt de instelwaarde knipperend weergegeven.
- Bij de eerste keer indrukken van de temperatuur-insteltoets verschijnt in de display de op dat moment actuele laatste instelwaarde (= gewenste waarde).
- Door het vervolgens steeds kort indrukken verandert de instel­waarde in stappen van 1 °C; door het langer ingedrukt houden gaat dit doorlopend.
- Ca. 5 sec. na de laatste bediening van de toetsen schakelt de elektronica automatisch om en wordt de werkelijke vries- resp. koeltemperatuur (= actuele waarde) weergegeven.
De temperatuur is instelbaar in het
W
koelgedeelte: van 9 °C tot 4 °C, in het
W
vriesgedeelte: van -16 °C tot -26 °C.
Het bereiken van de laagste temperatuur is afhankelijk van de
plaatsingslocatie en bij hoge omgevingstemperatuur niet in alle gevallen bereikbaar.
W
In het BioFresh-gedeelte wordt de temperatuur automatisch
geregeld, tussen 0 en 3 °C.
Als u het hier warmer of kouder wilt hebben, bijv. voor het
bewaren van vis, dan kunt u de insteltemperatuur voor het BioFresh-gedeelte veranderen. Meer informatie hierover kunt u vinden in de paragraaf “aanvullende functies”.
1
2
3
4
5
6
8
9
10
7
Tips voor het besparen van energie
• Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen volledig vrij blijven.
• Open de deur van het apparaat zo kort mogelijk.
• Leg de levensmiddelen gesorteerd in het apparaat. De aan­gegeven bewaarduur niet overschrijden.
• Alle levensmiddelen goed verpakt en afgedekt bewaren; rijpvorming wordt zo voorkomen.
• Laat warme gerechten eerst tot kamertemperatuur afkoelen, voordat u deze in het apparaat legt.
• Laat diepvriesproducten ontdooien in de koelruimte.
• Houd de deur van het apparaat bij een storing gesloten. Hierdoor wordt het koudeverlies vertraagd. De kwaliteit van de diepvriesproducten blijft zo langer bewaard.
Page 5
47
NL
* afhankelijk van model en uitvoering
Temperatuurdisplay
Tijdens normaal gebruik worden:
- de gemiddelde koelruimtetemperatuur 6 en
-
de warmste diepvriesproducttemperatuur 5 weergegeven.
De display knippert, als u
- de temperatuurinstelling verandert of
- de temperatuur meerdere graden is opgelopen, als aanwijzing voor een koudeverlies. Bijv. bij het in het apparaat leggen van verse “warme” levensmiddelen evenals bij het uitnemen en uit­sorteren van diepvriesgoed, door de instromende warme lucht kan de temperatuur korte tijd oplopen. Na het beëindigen van het in het apparaat leggen of uitsorteren regelt de elektronica de temperatuur automatisch naar de laatste instelling. Een korte verhoging van de temperatuur heeft geen invloed op de diepvriesproducten.
W
Wordt er in de display een “F 0” tot “F 5” weergegeven, dan is
er een storing in het apparaat opgetreden. Neem dan contact op met uw klantendienst en geef deze displaymelding door. Dit maakt een snelle en doelgerichte serviceverlening mogelijke.
Alarm - waarschuwingssignaal
Het waarschuwingssignaal helpt u bij het beschermen van de bewaarde diepvriesproducten en het besparen van energie.
W
Het waarschuwingssignaal stopt na het indrukken van de
alarm-uit-toets 1,
- automatisch, als de toereikende koude bewaartemperatuur weer is bereikt of
- de deur wordt gesloten.
Deuralarm (voor koel-/BioFresh- en vriesgedeelte)
-
Dit signaal hoort u als de deur langer dan ca. 60 sec. geopend is.
Het waarschuwingssignaal is te horen zolang de deur geopend
is. Na het sluiten van de deur is de alarm-functie automatisch weer klaar voor gebruik.
Temperatuuralarm (voor vriesgedeelte)
- Dit signaal hoort u altijd als de diepvriestemperatuur niet koud genoeg is (afhankelijk van de temperatuurinstelling).
- Tegelijkertijd knippert de temperatuurdisplay.
De oorzaak hiervan kan zijn
- het in het apparaat leggen van warme verse levensmiddelen,
- het uitsorteren en uitnemen van diepvriesproducten, waarbij teveel warme ruimtelucht ingestroomd is.
De temperatuurdisplay knippert totdat de alarmsituatie is beëin- digd. Daarna schakelt deze om van knipperen naar het doorlopend branden. Daarmee is het waarschuwingssignaal weer klaar voor
gebruik.
SuperCool
Met SuperCool schakelt u het koelgedeelte naar het hoogste koelvermogen. W Inschakelen: SuperCool-toets bl kort indrukken, zodat het
lampje in de toets gaat branden.
De koeltemperatuur zakt naar de koudste waarde. Opmerking: “SuperCool” geeft een iets hoger energieverbruik.
Echter, na ca. 6 uur schakelt de elektronica automatisch terug naar het energiesparende normale gebruik.
W Uitschakelen: opnieuw kort indrukken, zodat het lampje in de
toets weer uit is.
Netstoring-/”FrostControl”-displaymel­ding
Verschijnt de displaymelding “nA”, dan betekent dit dat: De vriestemperatuur is door een netstoring of een stroomonder­breking gedurende de laatste uren of dagen te hoog (te warm) geweest. W Als u tijdens de nA-displaymelding de alarm-uit-toets 1
indrukt, dan verschijnt in de display de hoogste (warmste) temperatuur, die is opgetreden tijdens de netstoring.
Afhankelijk van de opwarming of zelfs ontdooiing moet de
kwaliteit van de levensmiddelen worden gecontroleerd en over het verdere gebruik worden beslist!
Aanvullende functies
Via de instelmodus kunt u de kinderbeveiliging gebruiken, de lichtsterkte van de display* veranderen en de tempera-
tuur in het BioFresh-gedeelte iets kouder of warmer instellen. Instelmodus activeren:
W SuperFrost-toets ca. 5 sec indrukken - de SuperFrost-toets
knippert - het display toont c voor kinderbeveiliging.
Opmerking: de betreffende te veranderen waarde knippert. W Door het indrukken van de up/down-toets de gewenste functie
kiezen;
c = kinderbeveiliging, h = lichtsterkte of b = BioFresh-temperatuur. W Vervolgens door kort indrukken van de SuperFrost-toets de
functie kiezen/bevestigen:
• Bij c = kinderbeveiliging door indrukken van de up/down-toets c1 = kinderbeveiliging aan of c0 = kinderbeveiliging uit kiezen en met de SuperFrost-toets bevestigen. Brandt symbool 6 dan is de kinderbeveiliging actief.
• Bij h = lichtsterkte door indrukken van de up/down-toets h1= minimale tot h5 = maximale lichtsterkte kiezen en met de SuperFrost-toets bevestigen.
• Bij b = BioFresh-temperatuur door indrukken van de up/down-toets tussen b1= koudste tot b9 = warmste niveau­waarde kiezen en met de SuperFrost-toets bevestigen. De veranderde BioFresh-temperatuur zal zich langzaam instellen op de nieuwe waarde.
Opmerking: b5 = fabrieksinstelling. Bij het verande-
ren richting kouder, b4 tot b1, kunnen temperaturen onder het vriespunt worden bereikt en kunnen de levensmiddelen in het BioFresh-deel licht bevriezen.
Instelmodus verlaten:
W Door het indrukken van de aan/uit-toets kunt u de instelmodus
beëindigen; na 2 min. schakelt de elektronica automatisch om.
- Het normale regelbedrijf is weer actief.
Net@Home
Afhankelijk van het model en de uitrusting kan het apparaat worden uitgerust met een extra aansluiting voor een Net@Home-uitbreidings­module. U kunt naar keuze een TeleSafe-module of een huisbus-module aansluiten. Deze modules kunt u verkrijgen bij uw vakhandel. De module mag vanwege garantietechnische redenen alleen worden aangesloten door de klantendienst.
Meer informatiehierover kunt u vinden op internet onder www.liebherr.com
- Deze “warmste temperatuur” wordt ca. één minuut lang weer­gegeven. Daarna geeft de elektronica weer de werkelijk aan­wezige vriestemperatuur aan. Door het herhaald drukken op de alarm-uit-toets wordt de “warmste temperatuur”-weergave voortijdig gewist.
Na beëindiging van de stroomonderbreking werkt het apparaat verder met de laatste temperatuurinstelling.
Page 6
48 * afhankelijk van model en uitvoering
Koelgedeelte
Indelen van de levensmiddelen
In het bovenste voorgedeelte en in de deur is het het warmst (geschikt voor bijv. smeerbare boter en kaas).
Aanwijzingen voor het koelen
- Levensmiddelen zodanig bewaren, dat de lucht goed kan circuleren, dus niet te dicht op elkaar stapelen. Ventilatielucht­spleten* in de achterwand niet afdekken - dit is belangrijk voor de koelprestatie!
- Levensmiddelen die makkelijk reuk of smaak geven of aanne­men, evenals vloeistoffen, altijd in gesloten bakken of afgedekt bewaren.
Uitrusting veranderen
W Het conservenopbergvak* kunt u verzetten en alle deurop-
bergvakken zijn uitneembaar voor het reinigen. Opbergvakken omhoogschuiven, naar voren uit­nemen en in omgekeerde volgorde weer plaatsen.
W Door verschuiven van de flessen-
houder en conservenhouder
kunt u ervoor zorgen dat flessen niet omvallen bij het openen van de deur, daarbij altijd het dragend kunststofdeel vastpakken! Voor het reinigen kan de houder worden verwijderd: de voorste rand van de houder naar voren trekken en uit de vergrendeling trekken.
W De schappen/glasplaten* kunt u
afhankelijk van de hoogte van de te koelen producten verzetten.
- Glasplaat optillen, uitsparing over de dragers trekken en hoger of lager weer inschuiven.
- De glasplaten* zijn tegen onbe­doeld uittrekken beveiligd door uittrekstops.
W In de vloer van het koelgedeelte
kunt u naar keuze het geïntegreerde flessenrek voor extra dranken of de glasplaat als extra schap gebruiken.
- Als u het flessenrek gebruikt, dan kunt u ruimte besparen door de glasplaat onder het flessenrek te bewaren.
Als de flessen aan de voorzijde buiten het geïntegreerde fles-
senrek uitsteken, dan moet u het onderste opbergvak in de deur één positie hoger plaatsen! De flessen steeds zo neerleggen, dat deflesbodems richting achterwand wijzen.
- Gebruik het voorste gedeelte van de vloer van het koelgedeelte alleen voor het tijdelijk plaatsen van koelproducten, bijv. als u de kast herinricht of de inhoud uitsorteert. Laat de koelproducten daar echter niet staan, omdat deze anders bij het sluiten van de deur naar achter kan worden geschoven of kunnen omvallen.
BioFresh-gedeelte
Het BioFresh-gedeelte maakt voor verschillende verse levens­middelen een tot wel driemaal zo lange bewaartijd mogelijk bij
gelijkblijvende kwaliteit, in vergelijking tot het gebruikelijke koelen. Smaak, versheid, genots- en voedingswaarde (vitaminegehalte, C- en B-groepen) blijven in hoge mate behouden. De automatisch geregelde bewaartemperatuur constant net boven 0 °C en de zich instellende luchtvochtigheid, maakt optimale bewaarcondities mogelijk voor de verschillende levensmiddelen.
De bovenste schuiflade,
is geschikt voor het bewaren van droge of verpakte levensmid- delen (bijv. melkproducten, vlees, vis, worst). Hier ontstaat een relatief droog opslagklimaat.
De verstelbare schuiflade,
is bij “vocht”-instelling geschikt voor het bewaren van sla, groente en fruit. Bij goed gevulde schuiflade ontstaat er een dauwvers klimaat, met een luchtvochtigheid tot max. 90 %. Afhankelijk van de behoefte kunt u dit vak naar keuze gebruiken met droog of vochtig klimaat.
Vochtigheid instellen, afb. A2:
“droog”: klein vochtigheidssymbool
- schuifdeel naar links schuiven. Hier le­vensmiddelen leggen die geschikt zijn voor het droog bewaren.
“vochtig”: hoge relatieve luchtvochtigheid van max. 90 %, groot vochtigheidssymbool - schuifdeel geheel naar rechts schuiven. Geschikt voor onverpakt te bewaren levensmiddelen met een hoge eigen vochtigheid, bijv. bladsla.
Opmerkingen
• De luchtvochtigheid in het vak is afhankelijk van het vochtge­halte van de hierin gelegde koelproducten en van het aantal keren dat de deur wordt geopend.
• Let bij het kopen op de “versheid” van de levensmiddelen. De versheid en de kwaliteit zijn bepalend voor de bewaarduur.
• Onverpakte dierlijke en plantaardige levensmiddelen geschei­den bewaren, sorteren en in de schuifladen rangschikken. Als deze uit ruimtebehoefte samen moeten worden bewaard, bewaar deze dan verpakt! Verschillende vleessoorten niet direct met elkaar in aanraking brengen, altijd door verpakking scheiden; een voortijdig bederven door het overdragen van ziektekiemen wordt zo voorkomen.
• Let er op dat eiwitrijke levensmiddelen sneller bederven. D.w.z. schaal- en weekdieren bederven sneller dan vis, vis sneller dan vlees.
• Levensmiddelen enige tijd voor het consumeren uit de vakken halen. Pas bij kamertemperatuur ontplooien aroma en smaak zich, de genotswaarde wordt daardoor verhoogd.
W Het plaatsen van hoge bakken of vaatwerk is mogelijk door
de halve glasplaten: Meegeleverde schapdragers, op de ge- wenste hoogte rechts en links op de draagnoppen vastklikken, let daarbij op rechter (R) en linker (L) deel! De glasplaten 1/2. De glasplaat 2 met aanslagrand moet achteraan liggen!
1
2
3
L
R
R
L
1
2
1
2
Page 7
49
NL
* afhankelijk van model en uitvoering
Richtwaarden voor de bewaarduur
voor enkele levensmiddelen in het BioFresh-gedeelte:
Bij “droog” bewaren
Boter, kaas, zacht tot 30 dagen Melk, vers tot 7 dagen
Worst, gesneden vleeswaren tot 7 dagen Vis tot 4 dagen Schaaldieren tot 3 dagen Gevogelte tot 5 dagen Varkensvlees in grotere porties tot 7 dagen kleingesneden tot 5 dagen Rundvlees, wild tot 7 dagen
Bij “vochtig” bewaren
Artisjokken tot 21 dagen Bleekselderij tot 30 dagen Bloemkool tot 21 dagen Broccoli tot 14 dagen Witlof/Brussels lof tot 30 dagen Chinese kool tot 14 dagen IJsbergsla, andijvie, veldsla tot 21 dagen Erwten tot 10 dagen Venkel tot 21 dagen Groene kool tot 14 dagen Wortels/penen tot 150 dagen Knoflook tot 180 dagen Koolrabi tot 14 dagen Kropkool tot 180 dagen Kropsla tot 10 dagen Keukenkruiden tot 30 dagen Look/prei tot 60 dagen Sla-uien tot 7 dagen Paddenstoelen/champignons tot 7 dagen Radicchiosla tot 21 dagen Radijsjes tot 14 dagen Spruitjes tot 30 dagen Asperges tot 14 dagen Spinazie tot 7 dagen Savooiekool tot 60 dagen
Abrikozen tot 14 dagen Appels tot 180 dagen Peren tot 120 dagen Bramen tot 8 dagen Dadels (vers) tot 60 dagen Aardbeien tot 5 dagen Vijgen (vers) tot 7 dagen Bosbessen tot 14 dagen Frambozen tot 5 dagen Aalbessen tot 21 dagen Kersen tot 14 dagen Kiwi tot 120 dagen Perziken tot 30 dagen Pruimen tot 21 dagen Kweeperen tot 90 dagen Rabarber tot 21 dagen Kruisbessen tot 21 dagen Wijndruiven tot 90 dagen
SuperFrost
De verse levensmiddelen moeten zo snel mogelijk tot in de kern worden diepgevroren en al bewaarde bevroren producten worden voorzien van een “koudereserve”.
• U kunt maximaal het aantal kg verse levensmiddelen binnen 24
uur invriezen, dat is aangegeven op het typeplaatje bij “invriesca­paciteit” ... kg/24h”, afb. A3, Pos. 4. De maximale hoeveelheid diepvriesproducten verschilt afhankelijk van het model en de klimaatklasse.
Invriezen met SuperFrost
• SuperFrost-toets 2 kort indrukken, zodat de LED gaat bran­den.
De invriestemperatuur daalt, het apparaat werkt met de grootste
mogelijke koudecapaciteit.
• Bij een kleine in te vriezen hoeveelheid ca. 6 uur wachten/ voorvriezen. Dat is normaal gesproken voldoende. Bij de maximale hoeveelheid, zie typeplaatje bij invriescapaciteit, ca. 24 uur wachten.
• Daarna de verse levensmiddelen plaatsen, bij voorkeur in de bovenste vakken.
- SuperFrost schakelt zichzelf automatisch uit. Naar behoefte, afhankelijk van de geplaatste hoeveelheid, op z’n vroegst na 30 en op z’n laatst na 60 uur. Het invriesproces is beëindigd
- de SuperFrost-LED is uit - het apparaat werkt weer in het energiebesparende normale bedrijf.
Opmerking: SuperFrost moet u niet inschakelen:
- bij het plaatsen van al bevroren diepvriesproducten,
- bij het invriezen van niet meer dan ca. 2 kg verse levensmid­delen per dag.
Aanwijzingen voor het invriezen en het bewaren
Geschikt voor het invriezen zijn: vlees, wild, gevogelte, verse vis, groente, fruit, zuivelproducten, brood, bakwaren, kant-en-klare gerechten.
Niet geschikt zijn: kropsla, radijsjes, wijndruiven, hele appels
en bessen, vet vlees.
Geschikt als verpakkingsmateriaal zijn in de handel ver­krijgbare diepvrieszakken, herbruikbare bakken van kunststof, metaal en aluminium.
• Vers in te vriezen levensmiddelen niet in contact laten komen met al bevroren levensmiddelen. De verpakkingen altijd droog in het apparaat plaatsen, zodat ze niet aan elkaar vastvriezen.
• Op de verpakkingen steeds de datum en de inhoud schrijven en de aanbevolen bewaarduur van de bevroren producten niet overschrijden, zo wordt kwaliteitsverlies voorkomen.
• Levensmiddelen die u zelf invriest steeds per portie voor de omvang van uw huishouding verpakken. Om ze snel tot op de kern te laten bevriezen moet u de volgende hoeveelheden per verpakking niet overschrijden:
- fruit, groente tot 1 kg,
- vlees tot 2,5 kg.
Groenten na het wassen en het in porties verdelen blancheren (2-3 minuten in kokend water dompelen, daarna eruit halen en snel in koud water laten afkoelen. Als u met een stomer of mag­netron blancheert, volg dan de betreffende aanwijzingen op).
• Verse levensmiddelen en geblancheerde groenten vóór het invriezen niet zouten of kruiden. Andere gerechten slechts licht zouten en kruiden. De smaakintensiteit van verschillende kruiden verandert.
• Flessen en dozen met koolzuurhoudende dranken niet laten bevriezen. Ze kunnen anders uit elkaar spatten. Bij het snel afkoelen van dranken de flessen binnen één uur weer uit het vriesgedeelte halen!
Vriesgedeelte
Niet in BioFresh-gedeelte horen: koudegevoelige groenten
zoals komkommers, paprika’s, aubergines, avocado’s, halfrijpe tomaten, bonen, zucchini en alle koudegevoelige zuidvruch­ten.
Page 8
50 * afhankelijk van model en uitvoering
Het Info-System*
De ingevroren levensmiddelen moeten binnen de aangegeven bewaartijden worden verbruikt. De getallen tussen de symbolen geven de bewaarduur in maanden aan voor meerdere soorten diepvriesproducten. De aangegeven bewaartijden zijn richtwaarden voor vers in te vriezen levensmiddelen. Of de onderste of bovenste waarde geldig is, hangt af van de kwaliteit van de levensmiddelen en de voorbehandeling vóór het invriezen. Voor vettere levensmiddelen gelden steeds de onderste waarden.
Het invriesblad*
maakt het individueel invriezen van bessen, kruiden, groenten en ander kleine diepvriesproducten mogelijk. Deze verhindert het aan elkaar vastvriezen. Het vorm van het diepvriesgoed blijft bewaard en het later verdelen in porties wordt vereenvoudigd.
W Diepvriesproducten los over het invriesblad verdelen W Diepvriesproducten 10 tot 12 uur laten doorvriezen, dan in een
diepvrieszak of bak vullen en in een schuiflade opbergen.
W Bij het ontdooien het diepvriesgoed weer los naast elkaar
uitspreiden.
Het bewaren: De individuele schuifladen en de schappen kun- nen worden beladen met max. 25 kg diepvriesproducten.
• Gelijksoortige diepvriesproducten altijd samen bewaren, daar­mee wordt een onnodig lang openen van de deur vermeden en wordt energie bespaard.
• De aangegeven bewaarduur niet overschrijden.
Pak voor het ontdooien steeds de hoeveelheid die u direct nodig heeft. Ontdooide levensmiddelen zo snel mogelijk ver­werken tot een kant-en-klaar gerecht.
Diepvriesproducten kunt u ontdooien:
- in de oven/heteluchtoven
- in de magnetron
- bij kamertemperatuur
- in de koelkast; de door de diepvriesgoed afgegeven koude wordt gebruikt voor het koelen van de andere levensmiddelen.
Kant-en-klare
maaltijden
Roomijs
Vis
Varkensvlees
Fruit
Groenten
Worst Brood
Paddenstoelen/ champignons
Wild
Gevogelte
Rund/kalf
De koudeaccu’s*
verhinderen bij stroomuitval een te snel oplopende tem­peratuur - de kwaliteit van de levensmiddelen blijft beter behouden. De koudeaccu’s kunt u op het invriesblad of in het plafond van de vriesruimte* laten be­vriezen en opbergen.
W Koudeaccu’s plaatsen:
Debovenste schuiflade ver­wijderen. Koudeaccu boven achterin het plafond van de vriesruimte schuiven en aan de voorzijde vastklikken.
W Koudeaccu’s verwijde­ren:
Debovenste schuiflade ver­wijderen. De koudeaccu aan de zijkant vastpakken en naar beneden eruit drukken.
VarioSpace*
- Door het verwijderen van een schuiflade en de schap krijgt
u meer dan 2 schuiflade-hoogten plaats voor groot diep- vriesgoed. Zo kunnen bijv. gevogelte, vlees en grote stukken wild ongedeeld worden ingevroren en “aan één stuk” verder worden bereid. Hoog bakgoed en ijsverpakkingen kunnen zo opgeslagen worden.
- Schuiflade verwijderen door deze tot aan de aanslag eruit te trekken en aan de voorzijde op te tillen .
- Schappen verwijderen door deze aan de voorzijde op te tillen en eruit te trekken .
- Voor het terugplaatsen: In omgekeerde volgorde te werk gaan; schap eenvoudig tot aan de aanslag inschuiven .
- Bij apparaten met NoFrost*: de onderste schuiflade altijd in het apparaat laten zitten.
- Bij verwijderde bovenste schuiflade de ventilatieluchtspleten in de achterwand niet afdekken, dit is belangrijk voor een probleemloze werking
Verlichting vriesgedeelte*
De verlichting van het vriesdeel schakelt zichzelf bij geopende deur na ca. 15 minuten automatisch uit. Brandt deze bij het kort openen van de deur niet, maar brandt de temperatuurdisplay wel, dan is de LED-verlichting mogelijk defect. De verlichtingseenheid kunt u zelf vervangen. Het betreffende reserveonderdeel kan worden verkregen via de klantendienst. Meer informatie hierover kunt u vinden in het bijgevoegde klantendienstoverzicht.
Page 9
51
NL
* afhankelijk van model en uitvoering
Ontdooien, reinigen
Aanwijzingen voor het ontdooien
Het NoFrost-systeem* ontdooit het apparaat automatisch. Het ontstane vocht slaat neer op de verdamper en wordt periodiek ontdooit en verdampt. Door het automatische ontdooiprincipe blijft de vriesruimte steeds ijsvrij, de werk- en tijdsinspanning voor het handmatig ontdooien vervalt.
Vriesruimte
Bij apparaten zonderNoFrost-systeemvormt zich na langere gebruiksduur een rijp- resp. ijslaag, afhankelijk van het aantal keren dat de deur wordt geopend en de ingelegde “warme” le­vensmiddelen. Dit is heel normaal. Een dikkere ijslaag verhoogt echter het energieverbruik. Daarom moet u het apparaat regel­matig ontdooien: Gebruik voor het ontdooien geen elektrische verwarmingsapparaten of stoomreinigers, ontdooisprays, open vuur of metalen voorwerpen voor het verwijderen van ijs. Gevaar op letsels en beschadigingen! Eén dag vóór het ontdooien “SuperFrost” inschakelen, de diep­vriesproducten krijgt daardoor een “koudereserve”. Ontdooien: Netstekker uit het stopcontact trekken of aan/uit-toets vriesgedeelte indrukken, zodat de temperatuurdisplay uit gaat. Als de display niet uit gaat, dan is de kinderbeveiliging actief. Deuren van vakken en de apparaatdeur tijdens het ontdooien open laten staan. Dooiwater met een spons of doek opnemen.
Reinigen
W Vóór het reinigen het apparaat altijd uit zetten.
De netstekker uit het stopcontact trekken of de zekeringen verwijderen resp. uitschakelen.
W De binnenruimte en uitrustingsdelen met de hand
reinigen met lauw water en wat afwasmiddel. Geen stoomreinigers gebruiken - gevaar op letsels en schade!
W Aanbevolen worden zachte poetsdoeken en een allesreiniger
met een neutrale pH-waarde.
- Gebruik geen schurende/krassende sponsen, geen geconcen­treerde reinigingsmiddelen en in geen geval zand-, chloride- of zuurhoudende reinigingsmiddelen resp. chemische oplosmid­delen.
W Let er op dat er geen reinigingswater in het afvoergootje, het
ventilatierooster of elektrische onderdelen dringt. Apparaat­droog maken.
- Het typeplaatje aan de binnenzijde van het apparaat niet bescha­digen of verwijderen - het is belangrijk voor de klantendienst.
W De boterdoos* kan kan in de afwasmachine worden gereinigd;
de schappen, glasplaten en andere uitrustingsdelen met de hand reinigen.
W De schappen volgens de afbeelding verwijderen:
- Glasplaat optillen, de uitsparing over de dragers trekken, naar de zijkant laten zakken en schuin uitnemen.
- Schuif de schappen altijd met de aan­slagrand aan de achterzijde en boven gericht terug, omdat de levensmiddelen anders aan de achterwand vast kunnen vriezen.
W Als u het bovenste deurvak (boter- en
kaasvak) eruit wilt nemen, dan deze altijd samen met het deksel* eruit tillen! Daarna één zijdeel van de schap voorzichtig naar buiten drukken, tot de scharnierpen van het deksel vrij komt en het deksel naar de zijkant toe kan worden verwijderd.
- Schappen en deurvakken kunnen voor het reinigen uit elkaar worden gehaald - strips
1
2
1
2
3
en zijdelen van de glasplaten lostrekken.
- Beschermfolie van alle sierstrips verwijderen, afb. W De BioFresh-schuifladen 1 voor het reinigen er geheel uit
trekken en optillen (afb. L).
Let op: om beschadigingen te voorkomen moeten deuitge­trokken schuifrails 3direct weer worden ingeschoven.
- Vóór het weer terugplaatsen, schuifladen op de uitgetrokken
rails zetten en eenvoudig weer inschuiven (afb. M).
Afb. L Afb. M
- De schuifladedeksel met vochtigheidsregeling 2 bij uitgeno-
men schuiflade voorzichtig naar voren trekken en neerwaarts verwijderen.
Bij het weer terugplaatsen in omgekeerde volgorde te werk gaan,
de scharnierpennen van de deksel in de houders schuiven en vastklikken.
W Reinig de afvoeropening in de ach-
terwand, achter het 2e BioFresh-vak wat vaker, zie pijl in afb.. Eventueel
met een dun hulpmiddel, bijv. een wattenstaafje of iets dergelijks rei­nigen.
Als het apparaat langere tijd buiten werking gesteld moet worden, maak dan het apparaat leeg, trek de netstekker uit het stopcontact en reinig het apparaat zoals beschreven.. Deappa­raatdeur open laten staan, om geurontwikkeling te voorkomen.
1
1
2
3
2
Page 10
52 * afhankelijk van model en uitvoering
Uw apparaat is zo geconstrueerd en gefabriceerd, dat de een sto­ringsvrije werking en een lange levensduur gewaarborgd zijn. Treedt er desondanks tijdens het gebruik toch een storing op, controleert u dan of de storing niet wordt veroorzaakt door een bedieningsfout. In dat geval worden de gemaakte kosten u ook tijdens de garantieperiode in rekening gebracht. De volgende storingen kunt u door controle van de mogelijke oorzaken zelf verhelpen:
Storing - mogelijke oorzaak en oplossing
Apparaat werkt niet, het display is uit
- Is het apparaat op de juiste wijze ingeschakeld?
- Zit de stekker goed in het stopcontact?
- Is de (groeps-)zekering van het stopcontact in orde?
Binnenverlichting brandt niet
- Is het koelgedeelte ingeschakeld?
- Is de deur langer dan 15 min. open geweest?
- De gloeilamp is defect.
Netspanning
Let op! Om persoonlijk letsel en materiële schade te
voorkomen, reparaties en het vervangen van de LED­binnenverlichting alleen door de klantendienst laten uitvoeren.
Voorzichtig - laserstraling klasse 1M. Als de afdek­kap geopend is, dan de verlichting niet direct met optische instrumenten bekijken.
Geluiden zijn te hard
- Staat het apparaat op een stevige ondergrond, worden meubels/voorwerpen naast het apparaat door het werkende koelcompressor aan het trillen gebracht?
Evt. flessen en ander vaatwerk van elkaar halen.
- Normaal zijn: stromingsgeluiden, borrelende of kabbelende geluiden, deze zijn afkomstig van het koudemiddel dat door het koelcircuit stroomt.
Een zacht klikken, dit ontstaat telkens wanneer de koelcom-
pressor (de motor) automatisch in- of uitschakelt.
Het brommen van de motor. Het brommen van de motor wordt
korte tijd iets luider als het de compressor wordt ingeschakeld. Bij ingeschakelde SuperFrost, vers geplaatste levensmidde­len of nadat de deur langere tijd open heeft gestaan, wordt het koelvermogen automatisch hoger. Er ontstaat een diepe bromtoon door stromingsgeluiden van de lucht door de ventilator.
Alarm klinkt, de temperatuur is niet laag genoeg
- Zijn er te grote hoeveelheden verse levensmiddelen ingelegd zonder het inschakelen van SuperFrost? (zie paragraaf “Su­perFrost”)
- Sluit de deur van het apparaat goed?
- Is de ventilatie voldoende?
Evt. ventilatieroosters vrijmaken.
- Is de omgevingstemperatuur te hoog? (zie paragraaf “Bestem­mingen”)
- Is het apparaat te vaak of te lang geopend geweest?
- Wacht eventueel om te zien of de vereiste temperatuur zich niet vanzelf herstelt.
verschijnt in het display
- Er is een netuitval/een stroomonderbreking opgetreden, te werk gaan volgens paragraaf “Netstoring-/FrostControl
- displaymelding”.
Storingen - problemen?
De compressor draait lang
- Dat is bij energiebesparende modellen vanuit het oogpunt van hun werking in orde. De toerentalgeregelde* compres­sor schakelt bij geringe koudebehoefte terug naar een lager toerental. Ondanks dat hierdoor de draaitijd wordt verhoogd, tot nagenoeg duurloop, wordt er toch energie bespaard .
F0 - F5 verschijnt in het display
- Er is een storing aanwezig.
- Informeer de klantendienst
Page 11
53
NL
* afhankelijk van model en uitvoering
Inbouwvoorschrift
Klantendienst en typeplaatje
Als geen van de eerder genoemde oorzaken aanwezig is en u de storing niet zelf kunt oplossen of als er in de temperatuurdisplay een “F0” tot “F5” verschijnt, dan betekent dit dat: er is een storing aanwezig. Wendt u zich in dit geval tot uw dichtstbijzijnde klantendienst (zie lijst in bijlage). Geef deze
displaymelding door, evenals typeaanduiding van het apparaat 1 Index/servicenummer 2, Serienummer 3
van het typeplaatje. Dit maakt snelle en doelge­richte service mogelijke. Het typeplaatje bevindt zich op de linker binnen­wand van het apparaat. Laat het apparaat ge­sloten totdat de klanten­dienst bij u aanwezig is, om verder koudeverlies te voorkomen.
Inbouwvoorschriften
W Het apparaat is ook geschikt voor het vervangen van be-
staande inbouwapparatuur.
Demonteer in dat geval het beslag van het deurpaneel van
de keuken en de inbouwnis. Deze zijn niet meer nodig, om­dat het deurpaneel op de apparaatdeur wordt gemonteerd.
C
B
mm
max.
2100
A
539
557
560-570
550
min.
38
min.
38
90°
min.200 cm²
min.200 cm²
110
15
W Inbouwmaten controleren:
A B C
ICB 31 1772-1778 1769,5 549 ICBN 30 1772-1778 1769,5 695
W Keukenmeubel met waterpas en winkelhaak stellen. Indien
nodig door ondervullen stellen. De tussenvloer en zijwanden van het keukenmeubel moeten haaks op elkaar staan.
W Het koel-/vriesapparaat alleen in stabiele keukenmeubelen inbouwen.
W De oppervlaktemaat voor de ventilatieopeningen beslist
aanhouden:
- De diepte van de ventilatieschacht aan de achterzijde van het keukenmeubel moet ten minste 38 mm zijn.
- Als oppervlaktemaat voor de ventilatieopeningen in de keukenplint en bovenin de keukenmeubelombouw is min. 200 cm2 noodzakelijk.Principieel geldt: hoe groter de op­pervlaktemaat van de ventilatieopeningen, hoe zuiniger het apparaat werkt.
Vóór aanvang van de montage:
W Netsnoerhouder van de achterkant verwijderen.
W Netsnoer met behulp van een touw
doorvoeren.
Page 12
54 * afhankelijk van model en uitvoering
- Deuren naar buiten schuiven en loshaken.
W Bevestigingsbouten 9 overzetten naar de tegenoverlig-
gende zijde, iets inschroeven.
W Deurbevestigingsbouten bl eruit draaien en de scharnieren
diagonaal gezien naar de tegenoverliggende zijde overzet­ten.
Let op scharnieren niet dichtklappen -
letselgevaar!
- Voor het vastschroeven van de scharnieren een Accuschroe­vendraaier gebruiken - de bouten bl zijn zelftappend.
W Met de stoppen bm de vrijgekomen bevestigingsgaten dicht
maken.
W Apparaatdeuren aan de voorgemonteerde bouten 9 han-
gen en bouten vastdraaien.
Sluitdemper 2* weer monteren:
W
Bevestigingsdeel 1 vastschroeven
W
Kogelkop 3, samen met de sluitdemper 2, in de nieuwe bevestigingsboring schroeven.
W Alle afdekdelen weer monteren.
Voor het inbouwen heeft u het volgende aanvullende gereed­schap nodig: Accu-schroevendraaier Torx®15, 20, 25, steek­sleutel 13.
Deurdraairichting veranderen
Als dat nodig is kunt u de deurscharnieren verzetten, indien dit niet nodig is kunt u de handleiding verder volgen die gegeven worden na “Inbouwvoorschriften”
W Voor het vereenvoudigen van de montage het apparaat 3/4
in de inbouwnis schuiven. Deur openen.
W
De sluitdemper demonteren:
Let op de sluitdemper trekt zich in gedemonteerde toestand
samen!
W
Bevestigingsdeel 1 losschroeven
W
De kogelkop 3, samen met de sluitdemper 2, van de deur
losschroeven en aan de kant leggen.
Let op: de sluitdemper niet van de kogelkop aftrekken.
Gevaar op beschadiging
W Afdekdelen 5, 6, 7 en 8 met een platte schroe-
vendraaier naar voren trekken en verwijderen.
W Bevestigingsbouten 9 boven en onder op het apparaat-
chassisalleen losdraaien.
5
6
7
8
9
11
10
10
7
9
9
Page 13
55
NL
* afhankelijk van model en uitvoering
Overzicht van de voor de inbouw noodza­kelijke onderdelen en hun positie op het apparaat
23
23
24
27
28
41
292929
29
38
34
35
40
39
39
20
22
41
34
35
40
41
34
35
40
24
29
25
25
30
31
32
33
38
30
31
32
33
Bevestiging en montage
Alle bevestigingsdelen zijn meegeleverd met het apparaat.
W Afdichtstrip cl in het
midden op het appa­raat monteren: in de penopname schuiven en vasthaken in de sleufgaten.
W Bevestigingshoekstuk dp
met zeskantbout dq in de voorgeboorde gaten op de apparaatdeur schroeven.
W Apparaat 3/4 in de inbouwnis
schuiven.
W Rekening houden met de
meubelplaatwanddikte:
Bij 16 mm dikke meubelplaatwanden =
568 mm breedte nis:
- Afdekstrip cn aan de handgreepzijde, vlak met het front op de apparaatzijwand plakken: Be­schermfolie eraf trekken en afdichtstrip opplak­ken; indien nodig afdichtstrip afkorten op nishoogte.
- Afstandhouders co op de betreffende bovenste en cp onderste scharnieren vastklikken.
- Apparaat zover in de nis schuiven, tot de afstandhouders tegen de zijwand van het keukenmeubel komen.
20
23
35
34
34
35
343534
35
6
7
6
8
99979
111111
11
5
22
Page 14
56 * afhankelijk van model en uitvoering
=
=
31
30
W Bevestigingsdwars-
balk dm op het deur- paneel monteren:
- Daarvoor de dwars­balkvia de contra­moeren d n los­schroeven.
- De dwarsbalk met de montagehulpen
dl op de binnen-
zijde van het deur­paneel hangen en in het midden uitlijnen (korte middenlijn op deurpaneel afttekenen, pijlpuntvan de dwarsbalk daarboven plaatsen, afstanden ten opzichte van de buitenrand moeten rechts en links hetzelfde zijn).
W Bevestigingsdwarsbalk dm gecentreerd vastschroeven:
- bij spaanplaatdeuren met ten minste 6 schroeven,
- bij cassettedeuren met 4 schroeven langs de rand.
- montagehulpstukken dl naar boven toe eruit trekken en ge­draaid in de daarnaast gelegen opnameopeningen schuiven.
W Deurpaneel op de apparaatdeur/stelbouten do hangen, contra-
moeren dn losvast op de stelbouten schroeven. Deur sluiten.
W De deurafstanden ten opzichte van de omliggende deurpanelen
controleren.
- Het deurpaneel vlak en uitgelijnd ten opzichte met de omlig­gende deurpanelen stellen: zijkanten stelen X door verschuiven, hoogteverstelling Y en schuinte naar de zijkanten met behulp van de stelbouten do - met behulp van een schroevendraaier
- afstellen.
- contramoeren dn vastdraaien.
W Apparaatdeur met de bevestigingshoek dp aan het deurpaneel
va stsc h roeven
em:
- Op vlak liggen van de metaalkanten letten, symbool
//. Daarna be-
vestigingsgaten voorboren (evt. met een priem voorsteken) en vastschroeven.
X
Y
Z
31
32
41
Bij 19 mm dikke meubelplaat-
wanden = 562 mm breedte nis:
- Apparaat in de nis schuiven, tot de voorkant van de scharnieren vlak ligt met de zijwand van de keukenkast, bij kastenmet deuraanslag-onderdelen (noppen, afdichtstrips, etc.) rekening houden met de extra opbouwdikte! Scharnieren met de extra opbouwdikte laten uitsteken. Apparaat aan de kant van de scharnieren tegen de meubelwand aandrukken.
W Het apparaat via de stelpoten cq met
de meegeleverde steeksleutel cr waterpas stellen. Het apparaatchas­sis parallel met de voorzijde van de kastwand uitlijnen.
W Kunststofhoekstuk cs met M5-schroe-
ven ct aan de kant van de handgreep vastschroeven.
- In de diepte het kunststofhoekstuk cs vlak met de voorzijde van de kastvloer uitlijnen.
Bij deuraanslag-onderdelen (noppen, afdichtstrips, etc.) reke-
ning houden met de extra opbouwdikte en parallel ten opzichte van de voorkant van de scharnieren uitlijnen.
W Apparaat in de nis vast-
schroeven.
- Op de beide deuren met lange spaanplaatschroe­ven cu boven en onder door de scharnierdelen schroeven.
- Met lange schroef cu door het sleufgat in midden van de kunststof­hoek cs voormonteren. Afdekkap van het kunststofhoekprofiel dichtklappen en de apparaatdeur sluiten.
Deurpanelen monteren
Opmerking: de montage hulpstukken dl zijn nodig voor beide deuren. Daarom moet de montage van de deurpanelen na elkaar gebeuren .
W Voorinstelling van 8 mm controleren (afstand tussen apparaat-
deur en onderkant van dwarsbalk).
W Montagehulpstuk dl omhoogschuiven tot deurpaneelhoogte,
onderkant aanslag van de montagehulp = bovenkant van het te monteren deurpaneel.
25
26
27
28
29
29
27
30
31
31
33
32
Page 15
57
NL
* afhankelijk van model en uitvoering
W Alle afdekkingen monteren:
- Bovenste afdekkingen dt plaatsen en
vastklikken.
- Zijafdekkingen du plaatsen, tot aan de
aanslag doorschuiven en daarna de afdekkingen vastdrukken tot deze hoor­baar vastklikken.
- Afdekking el via de zijkant inschuiven,
met een schroevendraaier de afdekking naar voren trekken, zodat deze goed vastklikt.
W De vering van de deur-eind-
aanslag kan worden afgesteld. Naar behoefte afstellen met de meegeleverde inbussleutel 5.
- draaien met de klok mee = ster­kere veerkracht,
- draaien tegen de klok in = geringere veerkracht (levertoe­stand).
W Resterende afdekkappen op de
schanieren drukken
_______________________________________________ De fabrikant werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling van
alle types en modellen. Daarom vragen wij uw begrip voor het feit, dat we ons veranderingen in vorm, uitrusting en techniek moeten voorbehouden.
20
37
32
29
27
40
393838
39
40
W Deurpaneel in de diepte Z afstellen:
- boven: de schroeven dr losdraaien,
- onder: de zeskantbouten dq met mee­geleverde ringsleutel ds losdraaien en de deur verschuiven.
- Tussen deurpaneel en meubelframe een luchtspleet van ca. 2 mm instellen. Noppen, afdichtstrips niet laten raken
- dit is belangrijk voor de werking!
W Bij grote deurpanelen een 3e paar bevesti-
gingshoeken dp monteren.
Daarvoor aan de kant van de greep de
voorgeboorde gaten in de apparaatdeur gebruiken.
W Controleren of de deuren goed vastzitten, evt. nastellen. Alle
schroeven/bouten aandraaien.
- De contramoeren dn met de ringsleutel ds vastdraaien, daarbij de stelbouten do met een schroevendraaier tegen­houden.
W Indien nodig, de afdichtstrip cl door verschuiven parallel
met de kastbodem afstellen. Deze mag niet uitsteken.
W Apparaat onder door kunststofhoekstuk cs met tweede
schroef cu in het ronde gat fixeren.
Z
Z
31
34
36
33
37
35
=
=
=
ca. 2mm
Page 16
LIEBHERR Hausgeräte Ochsenhausen GmbH Memmingerstrasse 77-79 D-88416 Ochsenhausen
Loading...