Menu Help.............................................................................................................................................227
Help bij transport..................................................................................................................................256
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat gemakkelijk
bereikbaar is.
Plaats dit product niet in de buurt van water of in vochtige omgevingen.
LET OP—KANS OP LETSEL: Dit product maakt gebruik van een laser. het toepassen van bedieningswijzen,
aanpassingsmethoden of procedures anders dan in deze publicatie worden beschreven, kan blootstelling aan
gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product maakt gebruik van een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Door de hitte kan het
afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven. Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen
voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken om schadelijke emissies te voorkomen.
Ga voorzichtig te werk bij het vervangen van lithiumbatterijen.
LET OP—KANS OP LETSEL: Wanneer de lithiumbatterij niet juist wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar.
Vervang de batterij alleen door hetzelfde of een vergelijkbaar type lithiumbatterij. Probeer nooit
lithiumbatterijen op te laden, open te maken of te verbranden. Houd u bij het inleveren van gebruikte
batterijen aan de voorschriften van de fabrikant en aan de lokale voorschriften.
LET OP—HEET OPPERVLAK: Het binnenste van de printer is mogelijk erg warm. Om letstel te voorkomen, moet
u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt.
LET OP—KANS OP LETSEL: De printer weegt meer dan 18 kg en moet door twee of meer getrainde
personeelsleden worden opgetild.
LET OP—KANS OP LETSEL: Neem de volgende richtlijnen door voor u de printer verplaatst om te voorkomen dat
u zich bezeert of dat de printer beschadigd raakt:
• Schakel de printer uit met de aan/uit-knop en haal de stekker uit het stopcontact.
• Maak alle snoeren en kabels los van de printer voordat u de printer verplaatst.
• Til de printer van de optionele lade en zet hem opzij, in plaats van de printer en de lade tegelijk te verplaatsen.
Opmerking: Gebruik de handgrepen aan de zijkanten om de printer van de optionele lade te tillen.
Gebruik alleen het netsnoer dat bij dit product is geleverd of een door de fabrikant goedgekeurd vervangend onderdeel.
Gebruik alleen het telecommunicatiesnoer (RJ‑11) dat bij dit product is geleverd of een vervangend snoer met een
minimale dikte van 26 AWG (American Wire Gauge) als u dit product aansluit op een openbaar vast telefoonnetwerk.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of optionele
hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de
printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt
aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: controleer of alle aansluitingen (zoals Ethernet- en
telefoonaansluitingen) correct op de aangegeven poorten zijn aangesloten.
Dit product is samen met specifieke onderdelen van de fabrikant ontwikkeld, getest en goedgekeurd volgens strikte,
wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk
zichtbaar. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
Informatie over veiligheid8
LET OP—KANS OP LETSEL: U moet het netsnoer niet draaien, vastbinden, afknellen of zware objecten op het
snoer plaatsen. Zorg dat er geen schaafplekken op het netsnoer kunnen ontstaan of dat het snoer onder druk
komt te staan. Zorg dat het netsnoer niet bekneld raakt tussen twee objecten, zoals een meubelstuk en een
muur. Als u het netsnoer niet op de juiste wijze gebruikt, is er een kans op brand of elektrische schokken.
Controleer het netsnoer regelmatig op beschadigingen. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
voor u het netsnoer controleert.
Neem contact op met een professionele onderhoudstechnicus voor onderhoud en reparaties die niet in de
gebruikersdocumentatie worden beschreven.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Om het risico op elektrische schokken te vermijden, trekt u de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact en maakt u alle kabels los die op de printer zijn aangesloten voor u de
buitenkant van de printer reinigt.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Tijdens onweer moet u dit
product niet installeren en geen elektrische verbindingen aanleggen, bijvoorbeeld voor de faxfunctie, of kabels
en snoeren aansluiten, zoals een netsnoer of telefoonlijn.
LET OP—KAN OMVALLEN: Voor configuraties die op de grond staan, zijn extra onderdelen nodig ter
bevordering van de stabiliteit. Als u meerdere invoeropties gebruikt, dient u een printerstandaard of een
printerbasis te gebruiken. Ook hebt u mogelijk extra onderdelen nodig voor een multifunctionele printer (MFP)
waarmee u kunt scannen, kopiëren en faxen. Zie
informatie.
www.lexmark.com/multifunctionprinters voor meer
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
Omgaan met de printer9
Omgaan met de printer
Informatie zoeken over de printer
Gewenste informatieBron
Eerste installatie-instructies:
• De printer aansluiten op
• De printersoftware installeren
Extra installatieopties en instructies voor
het gebruik van de printer:
• Papier en speciaal afdrukmateriaal
selecteren en bewaren
• Papier in de printer plaatsen
• Printerinstellingen configureren
• Documenten en foto's weergeven en
afdrukken
• De printersoftware instellen en
gebruiken
• De printer configureren in een
netwerk
• De printer onderhouden
• Problemen oplossen
Instructies voor:
• De printer aansluiten op een
Ethernet-netwerk
• Verbindingsproblemen met de
printer oplossen
Installatiedocumentatie: de installatiedocumentatie wordt bij de printer geleverd en
tevens verkrijgbaar op de website van Lexmark op
Gebruikershandleiding en Naslagkaart: de handleidingen staan op de cd Software en
documentatie.
Ga voor updates naar onze website op
Handleiding netwerken- Open de cd Software en documentatie en ga na ar Documentatie
voor printer en software in de map Pubs. Klik in de lijst met publicaties op de koppeling
Handleiding netwerken.
http://support.lexmark.com.
http://support.lexmark.com.
Hulp bij de printersoftwareHulp voor Windows of Mac: open een printersoftwareprogramma of –toepassing en klik
vervolgens op Help.
?
Klik op
Opmerkingen:
• De Help wordt automatisch geïnstalleerd met de printersoftware.
• De printersoftware bevindt zich in de map van het printerprogramma of op het
bureaublad, afhankelijk van uw besturingssysteem.
om contextgevoelige informatie te bekijken.
Omgaan met de printer10
Gewenste informatieBron
De nieuwste aanvullende informatie,
updates en klantenondersteuning:
• Documentatie
• Stuurprogramma's downloaden
• Ondersteuning via live-chat
• Ondersteuning per e-mail
• Telefonische ondersteuning
Lexmark ondersteuningswebsite—
Opmerking: Selecteer uw land of regio en selecteer vervolgens uw product om de
juiste ondersteuningssite weer te geven.
De telefoonnummers voor ondersteuning en kantooruren voor uw regio of land kunt u
terugvinden op de ondersteuningswebsite of op het garantiebewijs dat u bij de printer
hebt ontvangen.
Noteer de volgende gegevens (deze vindt u op de bon en op de achterkant van de printer)
en houd deze bij de hand wanneer u contact met ons opneemt. We kunnen u dan sneller
helpen.
http://support.lexmark.com
• Typenummer van apparaat
• Serienummer
• Aankoopdatum
• Winkel waar apparaat is aangeschaft
GarantieverklaringGarantie-informatie varieert per land of regio:
• In de VS: zie de beperkte garantievoorwaarden die bij uw printer zijn geleverd of ga
http://support.lexmark.com.
naar
• In andere landen of regio's: raadpleeg de gedrukte garantie die bij de printer is
geleverd.
Printerconfiguraties
Opmerking: De configuratie van de printer kan verschillen afhankelijk van het model printer.
Basismodellen
1
2
7
3
2
4
5
6
1Automatische documentinvoer (ADF)
2Bedieningspaneel van de printer
3Standaarduitvoerlade
4Universeellader
5Lade voor 550 vel (lade 1)
Omgaan met de printer11
6Lade voor 550 vel (lade 2)
7Optionele uitvoerlade
Een locatie voor de printer selecteren
Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is om de laden, kleppen en deuren te openen wanneer u een locatie voor de
printer kiest. Als u van plan bent opties te installeren, dient u hier ook voldoende ruimte voor vrij te houden. Het
volgende is belangrijk:
• Zorg ervoor dat de luchtcirculatie in de ruimte voldoet aan de meest recente aanpassingen aan de ASHRAE 62-
standaard.
• Plaats de printer op een vlakke, stevige en stabiele ondergrond.
• Houd de printer:
– uit de buurt van de directe luchtstroom van airconditioners, warmtebronnen of ventilators;
– uit de buurt van direct zonlicht, extreme vochtigheidswaarden of temperatuurschommelingen;
– schoon, droog en stofvrij.
• Zorg dat er tenminste de onderstaande hoeveelheid ruimte beschikbaar is rondom de printer voor een goede
ventilatie:
5
4
3
2
1Rechterkant 20 cm (8 inch)
2Linkerkant31 cm (12 inch)
3Voorzijde51 cm (20 inch)
4Achter20 cm (8 inch)
5Bovenzijde31 cm (12 inch)
5
4
3
2
1
1
Basisfuncties van de scanner
De scanner is speciaal bedoeld voor grote werkgroepen en biedt mogelijkheden voor kopiëren, faxen en scannen naar
netwerk. Met de MFP kunt u:
• Snel kopieën maken en specifieke kopieertaken uitvoeren door de instellingen op het bedieningspaneel van de
printer aan te passen.
• Een fax verzenden via het bedieningspaneel van de printer.
Omgaan met de printer12
• Een fax naar meerdere faxbestemmingen tegelijkertijd verzenden.
• Documenten scannen en deze naar een computer, een e-mailadres, een flashstation of een FTP-bestemming
verzenden.
• documenten scannen en deze naar een andere printer verzenden (PDF's gaan via een FTP-server).
Informatie over de ADF en de glasplaat
Automatische documentinvoer (ADF)Glasplaat
A
Gebruik de ADF (automatische documentinvoer) voor
documenten met meerdere pagina's.
U kunt de ADF of de glasplaat gebruiken om documenten te scannen.
Gebruik de glasplaat voor één pagina, kleine voorwerpen (zoals
briefkaarten of foto's), transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften of lichte formulieren zonder carbon).
De ADI gebruiken
Met de automatische documentinvoer (ADF) kunt u meerdere pagina's scannen, inclusief dubbelzijdig afgedrukte
pagina's. De ADF gebruiken:
• Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF.
• Plaats maximaal 75 vellen normaal papier in de invoerlade van de ADF.
• Scan formaten van 76,2 x 139,4 mm tot 215,9 x 355,6 mm.
• Scan documenten met verschillende paginagroottes (Letter en Legal).
• Scan afdrukmateriaal met een gewicht van 52 tot 120120 g/m
2
.
• Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal (zoals knipsels uit
tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
De glasplaat gebruiken
De glasplaat kan worden gebruikt voor het scannen en kopiëren van losse pagina's of pagina's uit een boek. Ga als volgt
te werk bij gebruik van de glasplaat:
• Plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
• Scan of kopieer documenten met een formaat van maximaal 215,9 x 355,6 mm.
Omgaan met de printer13
• Kopieer boeken met een dikte van maximaal 25,3 mm.
Informatie over het bedieningspaneel van de printer
1
12
ABC3DEF
6
MNO5JKL4GHI
9
WXYZ8TUV7PQRS
#0
*
8
7
6
OnderdeelBeschrijving
1DisplayScan-, kopieer-, fax- en afdrukopties en de status- en foutberichten bekijken.
2Toetsenblok
12
ABC3DEF
5
4
JKL
GHI
8
7
TUV
PQRS
*
Hiermee voert u getallen of symbolen in op de display.
6
MNO
9
WXYZ
#0
2
3
4
5
3Kiespauze
4Back (Achter)
• Druk op om een pauze in te lassen van twee tot drie seconden bij het kiezen van een
faxnummer. In het veld "Faxen naar:" wordt een pauze weergegeven door een komma (,).
• In het beginscherm kunt u op drukken als u een faxnummer opnieuw wilt kiezen.
• De knop werkt alleen in het menu Faxen of in combinatie met faxfuncties. U hoort een alarmsignaal
als u buiten het menu Faxen, een faxfunctie of het beginscherm op
Druk in het menu Kopiëren op om het meest rechtse cijfer van de waarde voor het aantal te
kopiëren exemplaren te verwijderen. De standaardwaarde 1 wordt weergegeven als het hele getal
wordt verwijderd door meerdere keren op
Druk in de faxbestemmingslijst op
verwijderen. U kunt ook op
om het meest rechtse cijfer van een getal handmatig te
drukken om de snelkoppeling volledig te verwijderen. Als de regel
volledig is verwijderd, kunt u opnieuw op
te drukken.
drukken om de cursor een regel naar boven te
verplaatsen.
Druk in de e-mailbestemmingslijst op
om het teken links van de cursor te verwijderen. Komt het
teken voor in de snelkoppeling, dan wordt de snelkoppeling verwijderd.
drukt.
Omgaan met de printer14
OnderdeelBeschrijving
5Beginscherm
6Starten
Druk op om terug te keren naar het beginscherm.
• Druk op om de huidige taak op het display te starten.
• Druk in het beginscherm op om een kopieertaak met de standaardinstellingen te starten.
• Deze knop heeft geen functie als het apparaat bezig is met scannen.
7IndicatielampjeGeeft de printerstatus aan:
• Off (Uit) - de voeding is uitgeschakeld.
• Blinking green (Knippert groen) - de printer is bezig met opwarmen, met het verwerken van
gegevens of met afdrukken.
• Solid green (Brandt groen) - de printer staat aan, maar is niet actief.
• Blinking red (Knippert rood) - ingrijpen van gebruiker is vereist.
8Stop
Hiermee wordt elke activiteit van de printer gestopt.
Er wordt een lijst met opties weergegeven op het moment dat Gestopt op de display verschijnt.
Informatie over het beginscherm
Nadat de printer is ingeschakeld en een korte opwarmperiode heeft doorlopen, wordt op het display het volgende
beginscherm weergegeven. Gebruik de beginschermknoppen voor het uitvoeren van acties zoals kopiëren, faxen,
scannen, het openen van het menuscherm of het beantwoorden van berichten.
1
2
8
Ready
Touch any button to begin.
34567
Onderdeel van display Beschrijving
1KopiërenHiermee opent u de kopieermenu's.
Opmerking: In het beginscherm kunt u de kopieermenu's ook openen door op een nummer op het
toetsenblok te drukken.
2E-mailenHiermee opent u de e-mailmenu's.
3Menu's
Hiermee opent u de menu's.Deze menu's zijn alleen beschikbaar als de printer in de stand Gereed staat.
Omgaan met de printer15
Onderdeel van display Beschrijving
4FTPOpent de FTP-menu's (File Transfer Protocol).
Opmerking: Deze functie moet door uw systeembeheerder worden ingesteld. Zodra de functie is
ingesteld, verschijnt deze als een onderdeel van het display.
5Statusbalk
• Hiermee wordt de huidige status van de printer weergegeven, zoals Gereed of Bezig.
• Hiermee worden printercondities weergegeven, zoals Toner bijna op.
• Hiermee worden berichten weergegeven waarin wordt aangegeven wat u moet doen om ervoor te
zorgen dat de printer verder kan gaan met verwerken. Bijvoorbeeld Sluit klep of Plaats
tonercartridge.
6Status/supplies Verschijnt op het display als de status van de printer een bericht bevat waarvoor ingrijpen van de gebruiker
vereist is. Raak deze knop aan om het berichtenscherm te openen voor meer informatie over het bericht
en de manier waarop u dit kunt wissen.
7TipsIn alle menu's is de knop Tips aanwezig. Tips is een contextgevoelige Help-functie op de aanraakschermen.
8FaxenHiermee opent u de faxmenu's.
Andere knoppen die op het beginscherm kunnen worden weergegeven:
Onderdeel van
display
Faxen in wachtrij
vrijgeven
Taken in wachtrij
zoeken
Functie
Als deze knop wordt weergegeven, zijn er faxen in de wachtrij met een eerder ingestelde geplande wachttijd.
Raak deze knop aan om de lijst met faxen in de wachtrij weer te geven.
Hiermee kunt u taken zoeken en weergeven op basis van de volgende criteria:
• Gebruikersnamen voor in de wacht geplaatste of vertrouwelijke afdruktaken
• Namen voor taken in wacht, exclusief vertrouwelijke afdruktaken
• Profielnamen
• Bladwijzerhouders of taaknamen
• USB-houder of taaknamen, alleen voor ondersteunde extensies
Taken in wachtrij Hiermee wordt een scherm met alle taken in de wachtrij geopend.
Apparaat
vergrendelen
Apparaat
ontgrendelen
Deze knop wordt op het scherm weergegeven als de printer is ontgrendeld en het persoonlijke identificatienummer (PIN) voor de vergrendeling is ingesteld.
Als u deze knop aanraakt, wordt een invoerscherm voor de PIN geopend. Als u de juiste PIN invoert, wordt het
bedieningspaneel van de printer (de knoppen op het aanraakscherm en de normale knoppen) vergrendeld.
Deze knop wordt op het scherm weergegeven wanneer de printer is vergrendeld. De knoppen en snelkoppelingen van het bedieningspaneel van de printer kunnen niet worden gebruikt zolang de knop wordt weergegeven.
Als u deze knop aanraakt, wordt een invoerscherm voor de PIN geopend. Als u de juiste PIN invoert, wordt het
bedieningspaneel (de knoppen op het aanraakscherm en de normale knoppen) ontgrendeld.
Omgaan met de printer16
Onderdeel van
display
Taken annuleren Hiermee wordt het scherm Taken annuleren geopend. In het scherm Taken annuleren worden drie kopjes
Functie
weergegeven: Afdrukken, Faxen en Netwerk.
De volgende items zijn beschikbaar onder de kopjes Afdrukken, Faxen en Netwerk:
• Afdruktaak
• Kopieertaak
• Faxprofiel
• FTP
• E-mailverzending
Onder elk kopje staat een kolom met een lijst taken. In elke kolom kunnen slechts drie taken per scherm worden
weergegeven. Elke taak wordt weergegeven als een knop die u kunt aanraken om informatie over die taak op
te vragen. Als er meer dan drie taken voorkomen in een kolom, verschijnt een pijl waarmee u door de taken
kunt bladeren.
Knoppen op het aanraakscherm gebruiken
Opmerking: Afhankelijk van uw opties en beheerdersinstellingen wijken uw schermen en knoppen mogelijk af van
de weergegeven schermen en knoppen.
Voorbeeld van aanraakscherm
KnopFunctie
Beginscherm
Omlaag bladeren
Hiermee keert u terug naar het beginscherm.
Hiermee geeft u een vervolgkeuzelijst weer.
Omgaan met de printer17
KnopFunctie
Aflopend naar links bladeren
Oplopend naar rechts bladeren
Pijl naar links
Pijl naar rechts
Indienen
Hiermee kunt u in aflopende volgorde naar een andere waarde bladeren.
Hiermee kunt u in oplopende volgorde naar een andere waarde bladeren.
Hiermee kunt u naar links bladeren.
Hiermee kunt u naar rechts bladeren.
Hiermee wordt een waarde opgeslagen als de nieuwe standaardinstelling van de gebruiker.
Back (Achter)Hiermee navigeert u naar het vorige scherm
Andere knoppen op het aanraakscherm
KnopFunctie
Pijl-omlaag
Pijl-omhoog
Niet-geselecteerd keuzerondje
Hiermee bladert u omlaag naar het volgende scherm.
Hiermee bladert u omhoog naar het volgende scherm.
Dit is een niet-geselecteerd keuzerondje. Het keuzerondje is grijs om aan te geven dat het nietgeselecteerd is.
Omgaan met de printer18
KnopFunctie
Geselecteerd keuzerondje
Taken annuleren
Doorgaan
Dit is een geselecteerd keuzerondje. Het keuzerondje is blauw om aan te geven dat het geselecteerd is.
Hiermee wordt het scherm Taken annuleren geopend. In het scherm Taken annuleren worden
drie kopjes weergegeven: Afdrukken, Faxen en Netwerk.
De volgende items zijn beschikbaar onder de kopjes Afdrukken, Faxen en Netwerk:
• Afdruktaak
• Kopieertaak
• Faxprofiel
• FTP
• E-mailverzending
Onder elk kopje staat een kolom met een lijst taken. In elke kolom kunnen slechts drie taken per
scherm worden weergegeven. Elke taak wordt weergegeven als een knop die u kunt aanraken om
informatie over die taak op te vragen. Als er meer dan drie taken voorkomen in een kolom,
verschijnt een pijl waarmee u door de taken kunt bladeren.
Raak deze knop aan wanneer u nog meer wijzigingen voor een taak wilt uitvoeren of nadat u een
papierstoring hebt verholpen.
Annuleren
Selecteren
• Hiermee annuleert u een actie of een selectie.
• U kunt met deze knop ook een scherm annuleren en naar het vorige scherm terugkeren.
Hiermee selecteert u een menu of menu-item.
Omgaan met de printer19
Functies
FunctieBeschrijving
Menupad:
Menu's >Instel-
lingen >Kopieerinstellingen >
Aantal exemplaren
Waarschuwing interventiebericht
Boven in elk menuscherm wordt een pad weergegeven. De functie toont het pad naar het huidige
menu en de exacte locatie binnen de menu's.
U kunt elk onderstreept woord aanraken om naar het betreffende menu of menu-item terug te
gaan.
"Aantal exemplaren" is niet onderstreept, aangezien dit het actieve scherm is. Als u op het scherm
Aantal exemplaren een onderstreept woord aanraakt voordat het aantal exemplaren is ingesteld
en opgeslagen, wordt de selectie niet opgeslagen en wordt dit niet de standaardinstelling van de
gebruiker.
Als er een interventiebericht wordt weergegeven waardoor een functie als Kopiëren of Faxen wordt
afgesloten, verschijnt er een rood bolletje op de functieknop op het beginscherm. Dit geeft aan
dat er een interventiebericht aanwezig is.
Extra printer instellen20
Extra printer instellen
Interne opties installeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u de systeemkaart opent of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, dient u voordat u doorgaat eerst de printer uit
te schakelen en de stekker uit het stopcontact te halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer,
schakel deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
U kunt de aansluitingsmogelijkheden en de geheugencapaciteit van de printer aanpassen door optionele kaarten toe
te voegen. Volg de instructies in dit gedeelte om de beschikbare kaarten te installeren; de instructies geven tevens aan
waar de kaarten zich bevinden en hoe u ze kunt verwijderen.
Klep van systeemkaart openen voor installatie van interne opties
Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u
optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u
eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt
aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
1 Open de klep van de systeemkaart.
2 Draai de schroef(schroeven) van de klep van de systeemkaart los.
Extra printer instellen22
3 Verwijder de klep van de systeemkaart.
4 Onderstaande illustratie geeft aan waar de juiste connector te vinden is.
Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de
elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.
34
1Connectors voor firmwarekaarten en flashgeheugenkaarten
2Connector voor geheugenkaart
3Connector voor Lexmark Internal Solutions Port of vaste schijf van printer
4Connector faxkaart
1
2
Extra printer instellen23
Een geheugenkaart installeren
Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u
optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u
eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt
aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische
componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.
Een optionele geheugenkaart kan afzonderlijk worden aangeschaft en op de systeemkaart worden bevestigd. U
installeert de geheugenkaart als volgt:
1 De systeemkaart openen.
2
1
2 Haal de geheugenkaart uit de verpakking.
Opmerking: Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan.
3 Open de vergrendelingen van de connector voor de geheugenkaart.
4 Lijn de uitsparingen op de geheugenkaart uit met de ribbels op de connector.
3
1
2
Extra printer instellen24
1Uitsparingen
2Ribbels
5 Duw de geheugenkaart recht in de connector tot de kaart vastklikt.
6 Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.
1
2
3
Een flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren
Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
De systeemkaart heeft twee connectoren voor een optionele flashgeheugenkaart of firmwarekaart. Slechts één van
elk kan worden geïnstalleerd, maar de connectoren zijn uitwisselbaar.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u
optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u
eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt
aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische
componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.
1 De systeemkaart openen.
2
1
2 Pak de kaart uit.
Opmerking: Raak de elektrische onderdelen op de kaart niet aan.
3
Extra printer instellen25
3 Houd de kaart aan de zijkanten vast en breng de pinnen aan de onderkant op gelijke hoogte met de uitsparingen
in de systeemkaart.
1Plastic pinnen
2Metalen pinnen
4 Druk de kaart stevig op zijn plaats.
Opmerkingen:
• De connector van de kaart moet over de gehele lengte in aanraking zijn met de systeemkaart.
• Zorg ervoor dat de aansluitpunten niet beschadigd raken.
Extra printer instellen26
5 Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.
1
2
3
Een Internal Solutions Port installeren
De systeemkaart ondersteunt één optionele Lexmark Internal Solutions Port (ISP). Installeer een ISP voor extra
aansluitingsopties.
Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u
optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u
eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt
aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische
componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.
1 De systeemkaart openen.
1
2 Haal de ISP en het plastic T-stuk uit de verpakking.
Opmerking: Raak de onderdelen op de kaart niet aan.
2
3
Extra printer instellen27
3 Zoek de juiste connector op de systeemkaart.
Opmerking: Als momenteel een optionele vaste schijf van een printer is geïnstalleerd, moet die harde schijf
eerst worden verwijderd. U verwijdert als volgt de vaste schijf:
a Koppel de interfacekabel van de vaste schijf van de printer los van de systeemkaart, maar laat de kabel op de
vaste schijf van de printer aangesloten. Als u de kabel wilt loskoppelen, knijpt u op de peddel aan de plug van
de interfacekabel om de vergrendeling te openen alvorens de kabel eruit te trekken.
b Verwijder de schroeven waarmee de vaste schijf van de printer is vastgezet.
Extra printer instellen28
c Verwijder de vaste schijf van de printer door deze naar boven te tillen zodat de uitsteeksels loskomen.
d Verwijder de duimschroeven waarmee de montagebeugel van de vaste schijf van de printer op die schijf is
bevestigd en verwijder dan de beugel. Zet de vaste schijf van de printer opzij.
Extra printer instellen29
4 Verwijder de metalen klep van de ISP-opening.
2
1
5 Lijn de stukken van het plastic T-stuk uit met de openingen in de systeemkaart en druk het T-stuk dan naar beneden
tot het vastklikt. Controleer of elk stuk van het T-stuk volledig is vastgeklikt en of het T-stuk stevig op de systeemkaart
is bevestigd.
Extra printer instellen30
6 Installeer de ISP op het plastic T-stuk. Houd de ISP schuin boven het plastic T-stuk en laat de ISP dan zodanig zakken
dat alle overhangende connectors door de ISP-opening in de systeemkaartbehuizing kunnen worden geleid.
7 Laat de ISP tot op het plastic T-stuk zakken tot de ISP zich tussen de geleiders van het plastic T-stuk bevindt.
8 Plaats de lange duimschroef en draai deze rechtsom tot de ISP vastzit, maar draai de duimschroef nu nog niet stevig
aan.
Extra printer instellen31
9 Bevestig de twee meegeleverde schroeven om de ISP-montagebeugel op de systeemkaartbehuizing vast te maken.
10 Draai de lange duimschroef stevig aan.
Opmerking: Draai de duimschroef niet te hard aan.
11 Steek de plug van de ISP-interfacekabel in de connector van de systeemkaart.
Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.
12 Als al eerder een vaste schijf van de printer is geïnstalleerd, bevestig dan de vaste schijf van de printer op de ISP.
Zie “Vaste schijf van printer installeren” op pagina 32 voor meer informatie.
Extra printer instellen32
13 Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.
1
2
3
Vaste schijf van printer installeren
De optionele vaste schijf van de printer kan met of zonder een Lexmark Internal Solutions Port (ISP) worden
geïnstalleerd.
Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u
optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u
eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt
aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische
componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.
1 De systeemkaart openen.
1
2 Haal de vaste schijf van de printer uit de verpakking.
Opmerking: Raak de onderdelen op de kaart niet aan.
2
3
Extra printer instellen33
3 Zoek de juiste connector op de systeemkaart.
Opmerking: Als momenteel een optionele ISP is geïnstalleerd, dan moet de vaste schijf van de printer op de ISP
worden geïnstalleerd.
U installeert de vaste schijf van een printer als volgt op de ISP:
a Draai de schroeven los met de schroevendraaier met platte kop. Verwijder de duimschroeven waarmee de
montagebeugel van de vaste schijf van de printer op die schijf is bevestigd en verwijder daarna de beugel.
Extra printer instellen34
b Lijn de uitsteeksels van de vaste schijf van de printer uit met de openingen in de ISP en druk deze dan naar
beneden op de vaste schijf van de printer tot de uitsteeksels stevig op hun plaats zitten.
c Steek de plug van de interfacekabel van de vaste schijf van de printer in de connector van de ISP.
Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.
Extra printer instellen35
U installeert een vaste schijf van de printer als volgt rechtstreeks op de systeemkaart:
a Lijn de uitsteeksels van de vaste schijf van de printer uit met de openingen in de systeemkaart en druk deze dan
naar beneden op de vaste schijf van de printer tot de uitsteeksels stevig op hun plaats zitten.
b Bevestig de twee meegeleverde schroeven om de montagebeugel van de printer van de harde schijf vast te
zetten.
c Steek de plug van de interfacekabel van de vaste schijf van de printer in de connector van de systeemkaart.
Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.
Extra printer instellen36
4 Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.
1
2
3
Faxkaart installeren
Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u
optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u
eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt
aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische
componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.
1 De systeemkaart openen.
2 Pak de faxkaart uit.
2
3
1
Extra printer instellen37
3 Verwijder de metalen klep van de faxkaartopening.
2
1
4 Plaats de faxkaart in de opening en bevestig de montagebeugel van de faxkaart met de twee meegeleverde
schroeven.
Extra printer instellen38
5 Steek de plug van de faxkaartinterfacekabel in de connector van de systeemkaart.
6 Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.
1
2
3
Extra printer instellen39
Kabels aansluiten
Sluit de printer aan op de computer met een USB-kabel of een ethernetkabel.
Zorg dat het volgende overeenkomt:
• Zorg dat het USB-symbool op de kabel overeenkomt met het USB-symbool op de printer.
• Kies de juiste Ethernet-kabel voor de Ethernet-poort.
1USB-poort
2Ethernet-poort
1
2
Extra printer instellen40
Printerconfiguratie controleren
Als alle hardware- en softwareopties zijn geïnstalleerd en de printer is ingeschakeld, controleert u of de printer correct
is ingesteld door het volgende af te drukken: .
• Pagina met menu -instellingen: gebruik deze pagina om te controleren of alle printeropties correct zijn geïnstalleerd.
Onder aan de pagina verschijnt een lijst met geïnstalleerde opties. Als een door u geïnstalleerde optie niet is vermeld,
is deze niet correct geïnstalleerd. Verwijder de optie en installeer deze opnieuw.
• Pagina met netwerkinstellingen: als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkverbinding
controleren door een netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang
is bij de configuratie van het afdrukken via een netwerk.
Pagina met menu-instellingen afdrukken
Druk een pagina met menu-instellingen af om de huidige menu-instellingen te bekijken en te controleren of de
printeropties correct zijn geïnstalleerd.
Opmerking: Als u nog geen wijzigingen hebt aangebracht in de instellingen van de menu-items, worden op de pagina
met menu-instellingen alle standaardinstellingen weergegeven. Als u andere instellingen hebt geselecteerd en
opgeslagen in de menu's, worden de standaardinstellingen vervangen door door de gebruiker gekozenstandaardinstellingen. Standaardinstellingen van de gebruiker blijven van kracht tot u het menu opnieuw opent,
andere waarden selecteert en deze opslaat. Zie “Fabrieksinstellingen herstellen” op pagina 261 als u de
fabrieksinstellingen wilt herstellen.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Raak aan op het beginscherm.
3 Raak Reports (Rapporten) aan.
4 Raak Menu Settings Page (Pagina Menu-instellingen) aan.
De pagina met menu-instellingen wordt afgedrukt en de printer keert terug naar het beginscherm.
Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken
Als de printer op een netwerk is aangesloten, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een
netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij de configuratie van
het afdrukken via een netwerk.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
De pagina met netwerkinstellingen wordt afgedrukt en de printer keert terug naar het beginscherm.
5 Controleer het eerste gedeelte van de netwerkconfiguratiepagina om te zien of bij Status wordt aangegeven dat
de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om dit probleem op te lossen
en druk daarna nog een netwerkconfiguratiepagina af.
Extra printer instellen41
De printersoftware instellen
De printersoftware installeren
Opmerkingen:
• als u de printersoftware eerder hebt geïnstalleerd op deze computer en de software opnieuw moet installeren,
moet u de huidige software eerst verwijderen.
• Sluit alle geopende programma's voor u de printersoftware installeert.
1 Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd.
Wacht totdat het installatievenster wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk als u de cd Software en documentatie gebruikt en het installatievenster niet wordt weergegeven:
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps > Uitvoeren > typ D:\setup.exe > OK.
Windows 7 of lager:
a
Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
Macintosh
Klik op het pictogram van de cd op het bureaublad.
Opmerking: D is de letter van uw cd-rom- of dvd-rom-station.
3 Klik op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
Beschikbare opties bijwerken in het printerstuurprogramma
Nadat de printersoftware en eventuele hardwareopties zijn geïnstalleerd, moet u wellicht de opties handmatig
toevoegen aan het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken.
Voor Windows-gebruikers
1 Open de printermap.
Extra printer instellen42
Windows 8
Vanuit de charm Zoeken, typ uitvoeren, en navigeer dan naar:
Toepassingenlijst >Uitvoeren > typ control printers >OK
Windows 7 of eerdere versies
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ control printers in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
2 Voer een van de volgende handelingen uit, afhankelijk van uw apparaat:
• Houd het pictogram van de printer die u wilt bijwerken ingedrukt.
• Klik met de rechtermuisknop op de printer die u wilt bijwerken.
3 Voer een van de volgende handelingen uit in het menu dat nu verschijnt:
• Voor Windows 7 of latere versies, kies Printereigenschappen.
• Voor eerdere versies, kies Eigenschappen.
4 Klik op het tabblad Configuratie.
5 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Klik op Nu bijwerken - Printer vragen.
• Voeg onder Configuratieopties eventuele handmatig geïnstalleerde hardwareopties toe.
6 Klik op Toepassen.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
2 Voeg eventuele geïnstalleerde hardwareopties toe en klik op OK.
Draadloos afdrukken instellen
Configuratie van printer op een draadloos netwerk voorbereiden
Opmerkingen:
• Controleer of uw draadloze toegangspunt (draadloze router) is ingeschakeld en correct werkt.
• Sluit de installatie- of netwerkkabel niet aan totdat dit wordt aangegeven door de installatiesoftware.
Zorg dat u volgende gegevens bij de hand hebt voor u de printer configureert voor een draadloos netwerk:
• SSID: de SSID wordt ook wel de netwerknaam genoemd.
• Draadloze modus (of netwerkmodus): de modus is infrastructuur of ad-hoc.
Extra printer instellen43
• Kanaal (voor ad-hocnetwerken): het kanaal wordt standaard ingesteld op automatisch voor
infrastructuurnetwerken.
Voor sommige ad-hocnetwerken is de instelling Automatisch ook vereist. Raadpleeg de systeembeheerder als u
niet zeker bent over het kanaal dat u moet selecteren.
• Beveiligingsmethode: er zijn vier opties voor de beveiligingsmethode:
– WEP-sleutel
Als uw netwerk meerdere WEP-sleutels gebruikt, kunt u maximaal vier sleutels opgeven in de daarvoor
bestemde plaatsen. Selecteer de sleutel die momenteel wordt gebruikt op het netwerk door de standaardsleutel
voor WEP-verzending te selecteren.
– Vooraf gedeelde sleutel/wachtwoord voor WPA/WPA2
WPA bevat codering als een extra beveiligingsniveau. U kunt kiezen uit AES of TKIP. Codering moet op de router
en op de printer zijn ingesteld voor hetzelfde type anders kan de printer niet communiceren op het netwerk.
– 802.1X–RADIUS
Als u de printer installeert op een 802.1X-netwerk, hebt u wellicht de volgende gegevens nodig:
• Verificatietype
• Interne-verificatietype
• Gebruikersnaam en wachtwoord van 802.1X
• Certificaten
– Geen beveiliging
Als uw draadloze netwerk geen beveiliging gebruikt, hebt u geen beveiligingsgegevens.
Opmerking: het is onverstandig om een niet-beveiligd draadloos netwerk te gebruiken.
Opmerkingen:
– Als u de SSID van het netwerk waarop de computer is aangesloten niet weet, start u het hulpprogramma voor
de draadloze netwerkadapter van de computer en zoekt u vervolgens de netwerknaam op. Raadpleeg de
documentatie bij het toegangspunt of neem contact op met uw systeembeheerder als u de SSID of de
beveiligingsinformatie van uw netwerk niet kunt vinden.
– Raadpleeg de documentatie of de Embedded Web Server van het toegangspunt of neem contact op met de
systeembeheerder om de vooraf gedeelde sleutel of het wachtwoord voor WPA/WPA2 voor het draadloze
netwerk te achterhalen.
De printer installeren op een draadloos netwerk (Windows)
Voordat u de printer installeert op een draadloos netwerk moet u het volgende controleren:
• Het draadloze netwerk is ingesteld en werkt correct.
• De computer die u gebruikt, is verbonden met draadloze netwerk waarop u de printer wilt installeren.
1 Sluit het netsnoer aan op de printer, steek de stekker in een geaard stopcontact en schakel de stroom in.
Extra printer instellen44
1
2
Opmerking: zorg dat de printer en computer zijn ingeschakeld en klaar zijn voor gebruik.
Let op—Kans op beschadiging: Sluit de USB-kabel niet aan voordat dit wordt aangegeven op het scherm.
2 Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd.
Wacht totdat het installatievenster wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk als u de cd Software en documentatie gebruikt en het installatievenster niet wordt weergegeven:
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ D:\setup.exe >OK
Windows 7 of lager:
a
Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
Opmerking: D is de letter van uw cd-rom- of dvd-rom-station.
Extra printer instellen45
4 Klik op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
5 Als u wordt gevraagd een verbindingstype te selecteren, selecteert u Draadloze verbinding.
6 Selecteer Stapsgewijze configuratie (aanbevolen) in het dialoogvenster Draadloze configuratie.
Opmerking: Selecteer alleen Geavanceerde installatie als u de installatie wilt aanpassen.
7 Sluit tijdelijk een USB-kabel aan tussen de computer op het draadloze netwerk en de printer.
Opmerking: Nadat de printer is geconfigureerd, wordt u gevraagd om de tijdelijke USB-kabel los te maken,
waarna u draadloos kunt afdrukken.
8 Volg de aanwijzingen op het beeldscherm.
Opmerking: Raadpleeg de Handleiding netwerken voor meer informatie over andere computers toestaan op het
netwerk de draadloze printer te gebruiken.
De printer installeren op een draadloos netwerk (Macintosh)
Opmerking: Maak de Ethernet-kabel los voordat u de printer installeert op een draadloos netwerk.
Configuratie van de printer voorbereiden
1
Sluit het netsnoer aan op de printer, steek de stekker in een geaard stopcontact en schakel de stroom in.
Extra printer instellen46
1
2
2 Zoek het MAC-adres van de printer.
a Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Rapporten > >Netwerkconfiguratiepagina >
of
>Rapporten >Netwerkconfiguratiepagina
b Ga in het gedeelte Standaardnetwerkkaart naar UAA (MAC).
Opmerking: U hebt deze informatie later nodig.
Voer de printergegevens in
1
Open de opties voor AirPort:
Mac OS X 10.5 of hoger
Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
• Systeemvoorkeuren >Netwerk >Wi‑Fi
• Systeemvoorkeuren >Netwerk >AirPort
Mac OS X 10.4
Blader in de Finder naar:
Programma's >Internetverbinding >AirPort
2 Selecteer in het voorgrondmenu Netwerknaam afdrukserver [yyyyyy], waarbij de y-tekens staan de laatste zes
cijfers van het MAC-adres aangeven dat u hebt gevonden op het vel met het MAC-adres.
3 Open een webbrowser.
4 Selecteer Toon of Toon alle bladwijzers.
Extra printer instellen47
5 Selecteer Bonjour of Rendezvous bij Collecties en dubbelklik op de printernaam.
Opmerking: de toepassing die Rendezvous werd genoemd in Mac OS X 10.2, wordt nu Bonjour genoemd door
Apple Inc.
6 Blader in de Embedded Web Server naar het gedeelte met informatie over de draadloze instellingen.
De printer configureren voor draadloze toegang
1
Typ de netwerknaam (SSID) in het daarvoor bedoelde veld.
2 Selecteer Infrastructuur als uw netwerkmodus als u een toegangspunt (draadloze router) gebruikt.
3 Selecteer het beveiligingstype voor het draadloze netwerk.
4 Voer de beveiligingsinformatie in die nodig is om de printer verbinding te laten maken met uw draadloze netwerk.
5 Klik op Verzenden.
6 Open de toepassing AirPort op uw computer:
Mac OS X 10.5 of hoger
Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
• Systeemvoorkeuren >Netwerk >Wi‑Fi
• Systeemvoorkeuren >Netwerk >AirPort
Mac OS X 10.4
Blader in de Finder naar:
Programma's >Internetverbinding >AirPort
7 Selecteer in het voorgrondmenu Netwerk de naam van uw draadloze netwerk.
Configureer uw computer voor draadloos gebruik van de printer
Macintosh-gebruikers moeten voor het afdrukken op een netwerkprinter een aangepast
printerstuurprogrammabestand installeren en een afdrukwachtrij te maken in Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
1 Installeer een printerstuurprogramma op de computer:
a Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd.
b Dubbelklik op het installatiepakket van de printer.
c Volg de aanwijzingen op het beeldscherm.
d Kies een bestemming en klik op Ga door.
e Klik in het scherm Eenvoudige installatie op Installeer.
f Voer het gebruikerswachtwoord in en klik vervolgens op OK.
Alle benodigde toepassingen worden op de computer geïnstalleerd.
g Klik op Sluit wanneer de installatie is voltooid.
2 Voeg de printer toe:
a Voor afdrukken via IP:
Extra printer instellen48
Mac OS X 10.5 of hoger
1 Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
• Systeemvoorkeuren >Afdrukken en scannen
• Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
2 Klik op +.
3 Klik zo nodig op Voeg printer of scanner toe of Voeg ander printer of scanner toe.
4 Klik op de tab IP.
5 Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en klik op Voeg toe.
Mac OS X 10.4
1 Blader in de Finder naar:
Programma's >Hulpprogramma's
2 Dubbelklik op Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
3 Klik in de printerlijst op Voeg toe en vervolgens op IP-printer.
4 Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en klik op Voeg toe.
b Voor afdrukken via AppleTalk:
Opmerkingen:
• controleer of AppleTalk is ingeschakeld op de printer.
• Deze functie wordt alleen ondersteund in Mac OS X 10.5 of lager.
Mac OS X 10.5
1 Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
2 Klik op + en ga naar:
AppleTalk > selecteer de printer in de lijst >Voeg toe
Mac OS X 10.4
1 Blader in de Finder naar:
Programma's >Hulpprogramma's
2 Dubbelklik op Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
3 Kies Voeg toe in de printerlijst.
4 Klik op de tab Standaardbrowser >Meer printers.
5 Kies AppleTalk in het eerste voorgrondmenu.
6 Kies Lokale AppleTalk-zone in het tweede voorgrondmenu.
7 Selecteer een printer in de lijst en klik vervolgens op Voeg toe.
Printer installeren op een Ethernet-netwerk
Opmerking: voer eerst de eerste installatie van de printer uit.
Extra printer instellen49
Voor Windows-gebruikers
1 Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd.
Wacht totdat het installatievenster wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk als u de cd Software en documentatie gebruikt en het installatievenster niet wordt weergegeven:
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ D:\setup.exe >OK
Windows 7 of lager:
a
Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
Opmerking: D is de letter van uw cd-rom- of dvd-rom-station.
3 Klik op Installeren en volg de aanwijzingen op het beeldscherm.
Opmerking: Als u de printer wilt configureren voor gebruik met een statisch IP-adres, IPv6 of scripts, kiest u
Geavanceerde opties >Beheerprogramma's.
4 Selecteer Ethernet-verbinding en klik op Doorgaan.
5 Sluit de Ethernet-kabel aan wanneer dit wordt aangegeven.
6 Selecteer de printer in de lijst en klik op Doorgaan.
Opmerking: Als de geconfigureerde printer niet wordt weergegeven in de lijst, klikt u op Zoekopdracht wijzigen.
7 Volg de aanwijzingen op het beeldscherm.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Stel in dat de DHCP-server van het netwerk een IP-adres toewijst aan de printer.
2 Zoek het IP-adres van de printer met een van de volgende manieren op:
• Via het bedieningspaneel van de printer
• Vanuit het gedeelte TCP/IP in het menu Netwerk/poorten
• Door een netwerkconfiguratiepagina of pagina met menu-instellingen af te drukken of en het gedeelte TCP/IP
te controleren
Opmerking: u hebt dit IP-adres nodig bij de toegangsconfiguratie voor computers op een ander subnet dan de
printer.
Extra printer instellen50
3 Installeer het printerstuurprogramma op de computer.
a Dubbelklik op het installatiepakket van de printer.
b Volg de aanwijzingen op het beeldscherm.
c Kies een bestemming en klik op Ga door.
d Klik in het scherm Eenvoudige installatie op Installeer.
e Voer het gebruikerswachtwoord in en klik vervolgens op OK.
Alle benodigde toepassingen worden geïnstalleerd op de computer.
f Klik op Sluit wanneer de installatie is voltooid.
4 Voeg de printer toe.
• Voor afdrukken via IP:
Mac OS X 10.5 of hoger
a
Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
– Systeemvoorkeuren >Afdrukken en scannen
– Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
b Klik op +.
c Klik zo nodig op Voeg printer of scanner toe of Voeg ander printer of scanner toe.
d Klik op de tab IP.
e Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en klik op Voeg toe.
Mac OS X 10.4 en eerder
a
Blader in de Finder naar:
Programma's >Hulpprogramma's
b Dubbelklik op Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
c Klik in de printerlijst op Voeg toe en klik vervolgens op IP-printer.
d Typ het IP-adres van de scanner in het adresveld en klik op Voeg toe.
• Voor afdrukken via AppleTalk:
Opmerkingen:
– controleer of AppleTalk is ingeschakeld op de printer.
– Deze functie wordt alleen ondersteund in Mac OS X 10.5 of lager.
Mac OS X 10.5
a
Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
b Klik op + en ga naar:
AppleTalk > selecteer uw printer >Voeg toe
Mac OS X 10.4 en eerder
a
Blader in de Finder naar:
Programma's >Hulpprogramma's
b Dubbelklik op Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
c Klik op Voeg toe in de printerlijst.
d Klik op de tab Standaardbrowser >Meer printers.
Extra printer instellen51
e Kies AppleTalk in het eerste voorgrondmenu.
f Kies Lokale AppleTalk-zone in het tweede voorgrondmenu.
g Selecteer het apparaat in de lijst en klik vervolgens op Voeg toe.
Opmerking: Als de scanner niet in de lijst verschijnt, moet u deze mogelijk toevoegen met het IP-adres. Neem
contact op met uw systeembeheerder voor meer informatie.
Poortinstellingen wijzigen na het installeren van een nieuw
netwerk Interne 'Solutions' Poort (ISP)
Wanneer een nieuwe Lexmark ISP (Internal Solutions Port) in de printer wordt geïnstalleerd, moeten de
printerconfiguraties worden bijgewerkt op computers die toegang hebben tot de printer omdat de printer een nieuw
IP-adres krijgt toegewezen. Alle computers die toegang tot de printer hebben, moeten worden bijgewerkt met dit
nieuwe IP-adres.
Opmerkingen:
• Als de printer een vast IP-adres heeft, hoeft u geen wijzigingen door te voeren in de configuratie van de diverse
computers.
• Als de computers zijn geconfigureerd om de netwerknaam te gebruiken (en dus niet een IP-adres), hoeft u de
configuratie van de computers niet te wijzigen.
• Als u een draadloze ISP toevoegt aan een printer die daarvoor was geconfigureerd voor een ethernetverbinding,
zorg er dan voor dat het ethernetnetwerk is verwijderd voordat u de printer configureert voor draadloos
gebruik. Als de printer met het ethernetnetwerk is verbonden, zal de draadloze configuratie kunnen worden
voltooid, maar is de draadloze ISP niet actief. Om de draadloze ISP te activeren, verbreekt u de verbinding van
de printer met het ethernetnetwerk en zet u de printer uit en weer aan.
• Er kan maar één netwerkverbinding actief zijn. Om te schakelen tussen de ethernet- en de draadloze verbinding,
moet u de printer uitschakelen en de kabel aansluiten (om over te schakelen naar een ethernetverbinding) of
verwijderen (om over te schakelen naar een draadloze verbinding). Vervolgens zet u de printer weer aan.
Voor Windows-gebruikers
1 Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer op het bedieningspaneel van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Open de printermap.
Windows 8
Vanuit de charm Zoeken, typ Uitvoeren, en navigeer dan naar:
Toepassingenlijst >Uitvoeren > typ control printers >OK
Extra printer instellen52
Windows 7 of eerdere versies
a
Klik op of klik op Start en dan op Uitvoeren.
b Typ control printers in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
3 Voer een van de volgende acties uit om de printer die veranderd is te selecteren:
• Houd het pictogram van de printer ingedrukt, en kies vervolgens Printereigenschappen.
• Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Printereigenschappen (Windows 7 of
latere versies) of Eigenschappen (oudere versies).
Opmerking: Als er meer dan één exemplaar van de printer is, werk dan alle exemplaren bij met het nieuwe IP-
adres.
4 Klik op de tab Ports (Poorten).
5 Selecteer de poort in de lijst en klik op Poort configureren.
6 Typ het nieuwe IP-adres in in het veld “Printernaam of IP-adres”.
7 Klik op OK >Sluiten.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer op het bedieningspaneel van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Voeg de printer toe.
• Voor afdrukken via IP:
a Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
– Systeemvoorkeuren >Afdrukken en scannen
– Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
b Klik op +.
c Klik op de tab IP (Papier/Afwerking).
d Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en klik op Voeg toe.
• Voor afdrukken via AppleTalk:
Opmerkingen:
– controleer of AppleTalk is ingeschakeld op de printer.
– Deze functie wordt alleen ondersteund in Mac OS X 10.5.
a Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
b Klik op + en ga naar:
AppleTalk >en selecteer de printer >Toevoegen
Extra printer instellen53
Serieel afdrukken instellen
Gebruik serieel afdrukken om zelfs af te kunnen drukken als de computer ver uit de buurt van de printer staat of om
met een lagere snelheid af te drukken.
Na installatie van de seriële poort of communicatiepoort (COM-poort), configureert u de computer en de printer. Zorg
ervoor dat u de seriële kabel op de COM-poort van uw printer hebt aangesloten.
1 Stel de parameters op de printer in.
a Via het bedieningspaneel van de printer navigeert u naar het menu voor de poortinstellingen.
b Zoek het menu voor de seriële-poortinstellingen en pas de zo nodig instellingen aan.
c Sla de gewijzigde instellingen op en druk een pagina met menu-instellingen af.
2 Installeer het printerstuurprogramma.
a Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd
Wacht totdat het installatievenster wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk als u de cd Software en documentatie gebruikt en het installatievenster niet wordt
weergegeven:
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ D:\setup.exe >OK
Windows 7 of lager:
1 Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ D:\setup.exe in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
Opmerking: D is de letter van uw cd-rom- of dvd-rom-station.
c Klik op Installeren.
d Volg de instructies op het scherm.
e Selecteer Geavanceerd en klik op Doorgaan.
f Selecteer een poort in het dialoogvenster Printerinstellingen configureren.
g Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst, klikt u op Vernieuwen of bladert u naar:
Poort toevoegen > selecteer een poorttype > voer de vereiste gegevens in >OK
h Klik op Doorgaan >Voltooien.
3 Stel de parameters voor de COM-poort in.
Extra printer instellen54
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u de seriële parameters instellen voor de COM-poort die
is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
Opmerking: De seriële parameters van de COM-poort moeten exact overeenkomen met de seriële parameters
die zijn ingesteld op de printer.
a Open Apparaatbeheer.
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ devmgmt.msc >OK
Windows 7 of lager:
1 Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ devmgmt.msc in het vakje van Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
b Dubbelklik op Poorten (COM LPT) om de lijst met beschikbare poorten uit te breiden.
c Voer een van de volgende handelingen uit:
• Houd de rechtermuisknop ingedrukt op de COM-poort waarop u de seriële kabel hebt aangesloten
(bijvoorbeeld: COM1).
• Klik met de rechtermuisknop op de COM-poort waarop u de seriële kabel hebt aangesloten (bijvoorbeeld:
COM1).
d Kies Eigenschappen in het menu dat wordt weergegeven.
e Stel op het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de parameters die u ook hebt ingesteld op de
printer.
Controleer de seriële instellingen van de pagina met menu-instellingen voor de printerinstellingen.
f Klik op OK en sluit alle dialoogvensters.
g Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
Printer instellen voor faxen
Opmerking: Niet alle printermodellen beschikken over faxfunctionaliteit.
Mogelijk zijn de volgende verbindingsmethoden niet van toepassing voor alle landen of regio's.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Schakel tijdens onweer dit
product niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels aan, zoals de fax, het netsnoer of een
telefoonkabel.
Een faxverbinding kiezen
U kunt de printer aansluiten op apparatuur zoals een telefoon, een antwoordapparaat of een computermodem.
Opmerking: De printer is een analoog apparaat dat het beste werkt als deze rechtstreeks wordt aangesloten op een
wandcontactdoos. Andere apparaten (zoals een telefoon of antwoordapparaat) kunnen worden aangesloten op de
printer en gegevens doorsturen naar de printer, zoals is beschreven in de installatiestappen. Als u een digitale
aansluiting zoals ISDN, DSL of ADSL wilt hebben, hebt u een apparaat van derden (zoals een DSL-filter) nodig.
Extra printer instellen55
U hoeft de printer niet aan te sluiten op een computer, maar u moet deze wel aansluiten op een telefoonlijn als u faxen
wilt verzenden en ontvangen.
U kunt de printer aansluiten op andere apparatuur. Gebruik de volgende tabel om te bepalen op welke manier u de
printer het beste kunt instellen.
ApparatuurVoordelen
• De printer
• Een telefoonkabel
• De printer
• Een telefoon
• Twee telefoonkabels
• De printer
• Een telefoon
• Een antwoordapparaat
• Drie telefoonkabels
• De printer
• Een telefoon
• Een computermodem
• Drie telefoonkabels
Faxen verzenden en ontvangen zonder dat u een computer nodig hebt.
• De faxlijn als een normale telefoonlijn gebruiken.
• Faxen verzenden en ontvangen zonder dat u een computer nodig hebt.
Binnenkomende telefonische berichten en faxen ontvangen.
Faxen verzenden met de computer of de printer.
Een RJ11-adapter gebruiken
Land/regio
• Verenigd Koninkrijk
• Ierland
• Finland
• Noorwegen
• Denemarken
• Italië
• Zweden
• Nederland
• Frankrijk
• Portugal
Als u de printer wilt aansluiten op een antwoordapparaat, telefoon of ander telecommunicatieapparaat, dient u de
telefoonlijnadapter te gebruiken die in sommige landen of regio's bij de printer wordt geleverd.
Opmerking: Als u DSL hebt, kunt u de printer niet aansluiten met een splitter omdat de faxfunctie dan mogelijk niet
juist werkt.
1 Sluit de adapter op de telefoonkabel aan die bij de printer is geleverd.
Opmerking: Op de afbeelding staat een adapter voor het Verenigd Koninkrijk. Uw adapter ziet er misschien
anders uit, maar past op het telefoonstopcontact op uw locatie.
Extra printer instellen56
2 Sluit de telefoonlijn van uw geselecteerde telecommunicatieapparaat aan op het linkerstopcontact van de adapter.
Als uw telecommunicatieapparaat een Amerikaanse (RJ11-)telefoonlijn gebruikt, dient u de onderstaande stappen te
volgen om het apparaat aan te sluiten:
1 Verwijder de plug uit de EXT-poort aan de achterzijde van de printer.
Opmerking: Als de plug is verwijderd, werkt land- of regiospecifieke apparatuur die u als adapter op de printer
hebt aangesloten niet correct.
2 Sluit uw telecommunicatieapparatuur direct aan op de EXT-poort aan de achterzijde van de printer.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels of de printer niet aan in het aangegeven gebied als er een fax
wordt verzonden of ontvangen.
Extra printer instellen57
Land/regio
• Saudi-Arabië
• Verenigde Arabische Emiraten
• Egypte
• Bulgarije
• Tsjechië
• België
• Australië
• Zuid-Afrika
• Griekenland
• Israël
• Hongarije
• Polen
• Roemenië
• Rusland
• Slovenië
• Spanje
• Turkije
U sluit als volgt een telefoon, antwoordapparaat of ander telecommunicatieapparaat op de printer aan:
1 Verwijder de plug uit de achterzijde van de printer.
Extra printer instellen58
2 Sluit uw telecommunicatieapparatuur direct aan op de EXT-poort aan de achterzijde van de printer.
Opmerking: Als de plug is verwijderd, werkt land- of regiospecifieke apparatuur die u als adapter op de printer hebt
aangesloten niet correct.
Land/regio
• Duitsland
• Oostenrijk
• Zwitserland
Er is een plug geïnstalleerd in de EXT-poort van de printer. Deze plug is noodzakelijk voor de correcte werking van
de printer.
Opmerking: Verwijder de plug niet. Als u deze wel verwijdert, werkt mogelijk andere telecommunicatieapparatuur in
uw huis (zoals telefoons of antwoordapparaten) niet.
Extra printer instellen59
De printer rechtstreeks op een telefoonwandcontactdoos aansluiten (Duitsland)
Sluit de printer rechtstreeks op een telefoonwandcontactdoos aan als u faxen wilt verzenden en ontvangen zonder een
computer te gebruiken.
Opmerking: In Duitsland (en in sommige andere landen), wordt er bij de printer een speciale RJ‑11-stekker in de
EXT-poort meegeleverd. Verwijder de RJ‑11-stekker niet. Deze is nodig voor een goede werking van de fax en de
telefoon.
1 Controleer of u beschikt over een telefoonkabel (meegeleverd bij het product) en een telefoonwandcontactdoos.
2 Sluit het ene uiteinde van de telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer.
3 Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op de N-sleuf van een werkende telefoonwandcontactdoos.
4 Als u dezelfde telefoonlijn voor zowel de fax als de telefoon wilt gebruiken, sluit u een tweede telefoonlijn (niet
meegeleverd) aan tussen de telefoon en de F-sleuf van een werkende telefoonwandcontactdoos.
Extra printer instellen60
5 Als u dezelfde telefoonlijn wilt gebruiken voor het opnemen van berichten op uw antwoordapparaat, sluit u een
tweede telefoonlijn (niet meegeleverd) aan tussen het antwoordapparaat en de andere N-sleuf van de
telefoonwandcontactdoos.
Aansluiten op een telefoon
Sluit een telefoon aan op de printer als u de faxlijn wilt gebruiken als een normale telefoonlijn. Installeer vervolgens
de printer (waarbij het niet uitmaakt waar uw telefoon zich bevindt) om kopieën te maken of om faxen te verzenden
en te ontvangen zonder gebruik van een computer.
Opmerking: Welke installatiestappen u precies moet uitvoeren, is afhankelijk van het land of de regio.
1 Controleer of u over het volgende beschikt:
• Een telefoon
• Twee telefoonkabels
• Een telefoonwandcontactdoos
2 Sluit een telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer en sluit de kabel vervolgens aan op een actieve
telefoonwandcontactdoos.
Extra printer instellen61
3 Haal de beschermstekker uit de EXT-poort van de printer.
4 Sluit de andere telefoonkabel aan op een telefoon en sluit de kabel vervolgens aan op de EXT-poort van de
printer.
Aansluiten op een antwoordapparaat
Sluit een antwoordapparaat aan op de printer als u binnenkomende telefonische berichten en faxen wilt ontvangen.
Opmerking: Welke installatiestappen u precies moet uitvoeren, is afhankelijk van het land of de regio.
1 Controleer of u over het volgende beschikt:
• Een telefoon
• Een antwoordapparaat
• Drie telefoonkabels
• Een telefoonwandcontactdoos
Extra printer instellen62
2 Sluit een telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer en sluit de kabel vervolgens aan op een werkende
telefoonwandcontactdoos.
3 Haal de beschermstekker uit de EXT-poort van de printer.
4 Sluit een tweede telefoonkabel aan op de telefoon en het antwoordapparaat.
Extra printer instellen63
5 Sluit een derde telefoonkabel aan op het antwoordapparaat en de EXT-poort van de printer.
Aansluiten op een computer met een modem
Sluit de printer aan op een computer met een modem als u faxen wilt verzenden vanuit de softwaretoepassing.
Opmerking: Welke installatiestappen u precies moet uitvoeren, is afhankelijk van het land of de regio.
1 Controleer of u over het volgende beschikt:
• Een telefoon
• Een computer met een modem
• Drie telefoonkabels
• Een telefoonwandcontactdoos
2 Sluit een telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer en sluit de kabel vervolgens aan op een werkende
telefoonwandcontactdoos.
Extra printer instellen64
3 Haal de beschermstekker uit de EXT-poort van de printer.
4 Sluit een tweede telefoonkabel aan op de telefoon en de computermodem.
5 Sluit een derde telefoonkabel aan op de computermodem en de EXT-poort van de printer.
Extra printer instellen65
De naam en het nummer voor uitgaande faxen instellen
Op de volgende wijze kunt u de toegewezen faxnaam en het faxnummer op uitgaande faxen afdrukken:
1 Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.
Opmerking: Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af en zoekt u het
IP-adres op in het TCP/IP-gedeelte.
2 Klik op Settings (Instellingen).
3 Klik op Fax Settings (Faxinstellingen).
4 Klik op Analog Fax Setup (Analoge faxinstellingen).
5 Klik in het vak Stationsnaam en voer vervolgens de naam in die u op alle uitgaande faxen wilt afdrukken.
6 Klik in het vak Stationsnummer en geef het faxnummer op.
7 Klik op Submit (Verzenden).
De datum en tijd instellen
U kunt de datum en tijd instellen zodat op elke fax die u verzendt, de datum en tijd wordt afgedrukt. Als zich een
stroomstoring voordoet, kan het nodig zijn om de datum en de tijd opnieuw in te stellen. U kunt als volgt de datum en
tijd instellen:
1 Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.
Opmerking: Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af en zoekt u het
IP-adres op in het TCP/IP-gedeelte.
2 Klik op Links & Index (Koppelingen & Index).
3 Klik op Set Date and Time (Datum en tijd instellen).
4 Klik in het vak Manually Set Date & Time (Datum/tijd handmatig instellen) en voer de huidige datum en tijd in.
5 Klik op Submit (Verzenden).
Zomertijd inschakelen
De printer kan zo worden ingesteld dat deze automatisch de tijd aan de zomertijd aanpast:
1 Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.
Opmerking: Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af en zoekt u het
IP-adres op in het TCP/IP-gedeelte.
2 Klik op Links & Index (Koppelingen & index).
3 Klik op Set Date and Time (Datum en tijd instellen).
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de laden voor 250, 500 en 2000 vel en de universeellader moet vullen. Hier vindt
u ook informatie over de papierafdrukstand, het instellen van de papiersoort en het papierformaat en het koppelen
en ontkoppelen van laden.
Papiersoort en papierformaat instellen
De instelling Papierformaat wordt automatisch vastgesteld aan de hand van de positie van de papiergeleiders in de
laden, behalve de universeellader. U dient de instelling Papierformaat voor de universeellader handmatig in te stellen.
De instelling Papierformaat staat standaard ingesteld op Normaal papier. U dient de instelling Papierformaat handmatig
in te stellen voor alle laden waarin geen normaal papier is geplaatst.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Raak aan op het beginscherm.
3 Raak Paper Menu (Menu Papier) aan.
4 Raak Paper Size/Type (Papierformaat/-soort) aan.
5 Druk op de pijlen van de papiersoort voor de gewenste lade tot de juiste instelling voor formaat of soort verschijnt.
6 Raak Submit (Indienen) aan.
7 Druk op om terug te keren naar het beginscherm.
Instellingen voor universeel papier configureren
Universal Paper Size (Universeel papierformaat) is een door de gebruiker gedefinieerde instelling waarmee u kunt
afdrukken op papierformaten die niet vooraf zijn ingesteld in de printermenu's. Stel Paper Size (Papierformaat) voor
de betreffende lade in op Universal (Universeel) als het gewenste formaat niet beschikbaar is in het menu Paper Size
(Papierformaat). Geef vervolgens alle onderstaande instellingen voor het universele formaat voor uw papier op:
• Maateenheden (inch of millimeter)
• Staand breedte
• Staand hoogte
Opmerking: Het kleinste ondersteunde formaat is 76 x 76 mm (3 x 3 inch); het grootste formaat is 216 x 356 mm
(8,5 x 14 inch).
Een maateenheid opgeven
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Raak aan op het beginscherm.
3 Raak Paper Menu (Menu Papier) aan.
4 Druk op de pijltoetsen tot Universal-instelling wordt weergegeven en druk op Universal Setup (Universal-
instelling).
5 Druk op de linker- of rechterpijl om de gewenste maateenheid te selecteren.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen67
6 Druk op Portrait Width (Breedte Staand) of Portrait Height (Hoogte Staand).
7 Raak de pijlen aan om de gewenste breedte of hoogte te selecteren.
8 Raak Submit (Verzenden) aan om uw selectie op te slaan.
Selectie verzenden... verschijnt, gevolgd door het menu Papier.
9 Druk op om terug te keren naar het beginscherm.
Standaardladen of optionele laden voor 250 of 550 vel vullen
De laden voor 250 en 550 vel zien er verschillend uit, maar u moet voor beide laden dezelfde procedure gebruiken om
het papier te plaatsen. Ga als volgt te werk om papier in een van de laden te plaatsen:
1 Trek de lade naar buiten.
Opmerking: Verwijder een lade nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak of als het bericht Bezig op het
bedieningspaneel wordt weergegeven. Dit kan een papierstoring veroorzaken.
2 Druk de breedtegeleiders naar binnen, zoals in de afbeelding wordt aangegeven, en schuif de breedtegeleider naar
de juiste positie voor het formaat papier dat u wilt plaatsen.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen68
3 Ontgrendel de lengtegeleider en druk het lipje ervan naar binnen, zoals op de afbeelding wordt aangegeven, en
schuif de geleider naar de juiste positie voor het formaat papier dat u plaatst.
2
1
3
Opmerkingen:
• Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade.
• Vergrendel de lengtegeleider voor standaardpapierformaten.
4 Buig de vellen enkele malen heen en weer om de vellen los te maken. Waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het
papier niet. Maak op een vlakke ondergrond de stapel recht.
5 Plaats het papier als volgt in de lade:
• Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden als u enkelzijdig wilt afdrukken.
• Plaats het papier met de afdrukzijde omhoog als u dubbelzijdig wilt afdrukken.
Opmerking: de manier waarop u het papier in de laden moet plaatsen, is afhankelijk van of u een optionele
TM
StapleSmart
II-finisher hebt geïnstalleerd.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen69
Zonder optionele StapleSmart II-finisherMet optionele StapleSmart II-finisher
ABC
ABC
Enkelzijdig afdrukken
Enkelzijdig afdrukken
ABC
ABC
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
Opmerking: De lijn voor de maximale hoeveelheid aan de zijkant van de lade geeft de maximumhoogte voor het
geplaatste papier aan. Plaats niet te veel papier in de lade.
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
6 Verstel zo nodig de papiergeleiders zodat deze licht tegen de zijkant van de stapel drukken en vergrendel de
lengtegeleider voor de papierformaten die zijn aangegeven op de lade.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen70
7 Plaats de lade terug.
8 Bij het plaatsen van een andere soort papier dan voorheen moet de instelling Papiersoort voor de lade via het
bedieningspaneel worden gewijzigd.
Lade voor 2000 vel vullen
1 Trek de lade naar buiten.
2 Trek de breedtegeleider omhoog en schuif deze naar de juiste positie voor het formaat papier dat u wilt plaatsen.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen71
3 Ontgrendel de lengtegeleider.
4 Druk de ontgrendelingshendel van de lengtegeleider in om deze te verhogen, schuif de geleider naar de juiste positie
voor het formaat papier dat u wilt plaatsen en vergrendel vervolgens de geleider.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen72
5 Buig de vellen enkele malen heen en weer om de vellen los te maken. Waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het
papier niet. Maak op een vlakke ondergrond de stapel recht.
6 Plaats het papier als volgt in de lade:
• Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden als u enkelzijdig wilt afdrukken.
• Plaats het papier met de afdrukzijde omhoog als u dubbelzijdig wilt afdrukken.
Opmerking: de manier waarop u het papier in de laden moet plaatsen, is afhankelijk van of u een optionele
StapleSmart II-finisher hebt geïnstalleerd.
Zonder optionele StapleSmart II-finisherMet optionele StapleSmart II-finisher
ABC
ABC
Enkelzijdig afdrukken
Enkelzijdig afdrukken
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen73
Zonder optionele StapleSmart II-finisherMet optionele StapleSmart II-finisher
ABC
ABC
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
Opmerking: De lijn voor de maximale hoeveelheid aan de zijkant van de lade geeft de maximumhoogte voor het
geplaatste papier aan. Plaats niet te veel papier in de lade.
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
7 Plaats de lade terug.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen74
De universeellader vullen
1 Trek de klep van de universeellader naar beneden.
2 Trek het verlengstuk van de universeellader uit en gebruik hierbij de hendel.
3 Schuif de breedtegeleider helemaal naar rechts.
4 Bereid het papier of speciale afdrukmateriaal voor om het te plaatsen.
• Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een vlakke ondergrond
de stapel recht.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen75
• Houd transparanten bij de randen vast en waaier ze vervolgens uit. Maak op een vlakke ondergrond de stapel
recht.
Opmerking: Raak de afdrukbare zijde van transparanten niet aan. Zorg dat er geen krassen op komen.
• Buig de stapel enveloppen enkele malen om deze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Maak op een vlakke
ondergrond de stapel recht.
5 Plaats het papier of speciaal materiaal.
Opmerking: Schuif het materiaal voorzichtig in de universeellader tot het niet meer verder kan.
Zonder optionele StapleSmart-finisherMet optionele StapleSmart-finisher
ABC
ABC
Enkelzijdig afdrukken
Enkelzijdig afdrukken
ABC
ABC
Duplex (dubbelzijdig) afdrukken
Duplex (dubbelzijdig) afdrukken
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen76
Opmerkingen:
• Laat de stapel niet boven de maximale stapelhoogte uitkomen door te veel papier onder de indicator te
duwen.
• U dient niet een lade te vullen of te sluiten terwijl er een taak wordt afgedrukt.
• Plaats nooit papier of speciaal afdrukmateriaal van verschillende formaten en soorten tegelijk.
• Plaats enveloppen met de klepzijde omlaag.
Let op—Kans op beschadiging: Gebruik geen enveloppen met postzegels, klemmetjes, drukkers, vensters,
bedrukte binnenzijde of zelfklevende sluitingen. Het gebruik van deze enveloppen kan de printer ernstig
beschadigen.
6 Stel de breedtegeleider bij, zodat hij net tegen de rand van de papierstapel komt.
Opmerking: Zorg ervoor dat het papier losjes in de universeellader past, vlak ligt, en niet is omgebogen of
gekreukt.
7 Stel via het bedieningspaneel van de printer het Papierformaat en de Papiersoort in.
De enveloppenlader vullen
1 Stel de envelopsteun in op de lengte van de te plaatsen enveloppen:
• Korte enveloppen: sluit de envelopsteun volledig.
• Enveloppen met gemiddelde lengte: stel de envelopsteun in op de middelste stand.
• Lange enveloppen: open de envelopsteun volledig.
2 Kantel het envelopgewicht en beweeg het weer terug naar de printer.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen77
3 Schuif de breedtegeleider naar rechts.
4 Zorg dat de enveloppen klaar zijn om te worden geplaatst.
Buig de enveloppen enkele malen heen en weer om de vellen los te maken. Waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk
het papier niet. Maak op een vlakke ondergrond de stapel recht.
5 Plaats de stapel enveloppen met de klepzijde omlaag.
Let op—Kans op beschadiging: Gebruik geen enveloppen met postzegels, klemmetjes, drukkers, vensters,
bedrukte binnenzijde of zelfklevende sluitingen. Het gebruik van deze enveloppen kan de printer ernstig
beschadigen.
Opmerking: Laat de stapel niet boven de maximale stapelhoogte uitkomen door te veel papier onder de
indicator te duwen.
6 Pas de breedtegeleider aan zodat deze licht tegen de rand van de stapel papier drukt.
7 Laat het envelopgewicht op de papierstapel zakken.
8 Stel via het bedieningspaneel van de printer het papierformaat en de papiersoort in.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen78
Laden koppelen en ontkoppelen
Laden koppelen
Het koppelen van laden is handig bij grote afdruktaken of bij het afdrukken van meerdere exemplaren. Als een van de
gekoppelde invoerladen leeg raakt, wordt automatisch de volgende gekoppelde invoerlade gebruikt. Als de instellingen
Papierformaat en Papiersoort voor alle laden hetzelfde zijn, worden de laden automatisch gekoppeld.
De printer detecteert automatisch de instelling Papierformaat aan de hand van de positie van de papiergeleiders in de
laden, behalve de universeellader. De printer kan de papierformaten A4, A5, JIS B5, Letter, Legal, Executive en Universal
detecteren. De universeellader en laden die andere papierformaten gebruiken, kunnen handmatig worden gekoppeld
via het menu Papierformaat in het menu Papierformaat/-soort.
Opmerking: U kunt de universeellader koppelen door Configuratie U‑lader in te stellen op Cassette in het menu
Papier om Formaat U-lader als menu‑instelling weer te geven.
De instelling Papiersoort moet voor alle laden worden ingesteld via het menu Papiersoort in het menu Papierformaat/soort.
Laden ontkoppelen
Ontkoppelde laden hebben instellingen die afwijken van de instellingen van andere laden.
Als u een lade wilt ontkoppelen, wijzig dan de volgende lade-instellingen, zodat deze niet overeenkomen met de
instellingen van andere laden:
• Paper Type (Papiersoort), zoals Plain Paper (Normaal papier), Letterhead (Briefhoofdpapier), Custom Type <x>
(Aangepast <x>)
De papiersoort omschrijft de eigenschappen van het papier. Als de naam die uw papier het beste omschrijft al aan
laden is gekoppeld, wijs dan een andere papiersoortnaam aan de lade toe, zoals Custom Type <x> (Aangepast <x>),
of geef uw eigen aangepaste naam op.
• Paper Size (Papierformaat), bijvoorbeeld Letter, A4 of Statement
Plaats papier van een ander formaat als u de papierformaatinstelling van een lade automatisch wilt wijzigen. U kunt
de papierformaati nstellingen voor de universeellader niet automatisch wijzigen; deze dient u handmatig in te stellen
via het menu Paper Size (Papierformaat).
Let op—Kans op beschadiging: Wijs geen papiersoortnaam toe die de in de lade geplaatste papiersoort niet
nauwkeurig omschrijft. De temperatuur van het verhittingsstation is afhankelijk van de opgegeven papiersoort. Als
een verkeerde papiersoort is geselecteerd, wordt het papier mogelijk niet goed verwerkt.
Een aangepaste papiersoortnaam toewijzen
Wijs een aangepaste papiersoortnaam aan een lade toe bij het koppelen of ontkoppelen van de lade.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Raak aan op het beginscherm.
3 Raak Paper Menu (Menu Papier) aan.
4 Raak Paper Size/Type (Papierformaat/-soort) aan.
5 Druk op de pijlen van de papiersoort voor de gewenste lade tot de juiste aangepaste soort verschijnt.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen79
6 Raak het nummer van de lade of MP Feeder Type (Soort U-lader) aan.
7 Raak Submit (Indienen) aan.
Naam voor Aangepast <x> wijzigen
U kunt de Embedded Web Server of MarkVisionTM gebruiken om een andere naam dan Custom Type <x> (Aangepast
<x>) te definiëren voor elk van de aangepaste papiersoorten die zijn geplaatst. Als een Custom Type <x>-naam wordt
gewijzigd, wordt de nieuwe naam in de menu's weergegeven in plaats van Custom Type <x> (Aangepast <x>).
Een Custom Type <x>-naam (Aangepast <x>-naam) wijzigen vanaf de Embedded Web Server:
1 Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.
Opmerking: Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af en zoekt u het
IP-adres op in het TCP/IP-gedeelte.
2 Klik op Settings (Instellingen).
3 Klik onder Standaardinstellingen op Paper Menu (Menu Papier).
4 Klik op Custom Names (Aangepaste namen).
5 Typ een naam voor de papiersoort in een vak Aangepaste naam <x>.
Opmerking: Deze aangepaste naam komt op de plaats van de naam van een aangepaste papiersoort <x> in de
menu's Custom Types (Aangepaste soorten) en Paper Size/Type (Papierformaat/-soort).
6 Klik op Verzenden.
7 Klik op Custom Types (Aangepaste soorten).
Aangepaste soorten wordt weergegeven, gevolgd door de aangepaste naam.
8 Selecteer een instelling voor Paper Type (Papiersoort) uit de lijst naast de aangepaste naam.
9 Klik op Verzenden.
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal80
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Richtlijnen voor papier
Als u het juiste papier of speciale afdrukmateriaal selecteert, vermindert het aantal afdrukproblemen. Voor optimale
afdrukkwaliteit kunt u het beste eerst een proefafdruk maken op het papier of het speciale afdrukmateriaal dat u wilt
gebruiken voordat u hier grote hoeveelheden van aanschaft.
Papiereigenschappen
De volgende papiereigenschappen zijn van invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de printer. Houd
rekening met deze factoren wanneer u een nieuw type papier overweegt.
Gewicht
De printer kan automatisch papier met een gewicht van 60–176 g/m2 met de vezel in lengterichting invoeren. Papier
dat lichter is dan 60 g/m
kunnen optreden. Het beste resultaat bereikt u met papier van 75 g/m
dat kleiner is dan 182 x 257 mm (7,2 x 10,1 inch) kunt u het beste papier met een gewicht van 90 g/m
2
is mogelijk niet stijf genoeg om correct te worden ingevoerd, waardoor papierstoringen
2
met de vezel in de lengterichting. Voor papier
2
of meer gebruiken.
Krullen
Krullen is de neiging van papier om bij de randen om te buigen. Dit kan invoerproblemen veroorzaken. Papier kan
omkrullen nadat het door de printer is gevoerd en daarbij is blootgesteld aan hoge temperaturen. Als u papier in hete,
vochtige, koude of droge omstandigheden buiten de verpakking of in de laden bewaart, kan het papier omkrullen
voordat erop wordt afgedrukt. Dit kan invoerproblemen veroorzaken.
Gladheid
De gladheid van papier is rechtstreeks van invloed op de afdrukkwaliteit. Als papier te ruw is, wordt toner er niet goed
op gefixeerd. Te glad papier kan invoerproblemen of problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken. Gebruik altijd
papier met een gladheid tussen de 100 en 300 Sheffield-punten. Een gladheid tussen de 150 en 250 Sheffield-punten
geeft de beste afdrukkwaliteit.
Vochtigheidsgraad
De hoeveelheid vocht in papier is van invloed op de afdrukkwaliteit en bepaalt tevens of het papier goed door de printer
kan worden gevoerd. Laat het papier in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Het papier wordt dan niet
blootgesteld aan de negatieve invloed van wisselingen in de luchtvochtigheid.
Laat het papier gedurende 24 tot 48 uur vóór het afdrukken acclimatiseren in de originele verpakking en in dezelfde
omgeving als de printer. Verleng de acclimatiseringperiode met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving erg
verschilde van de printeromgeving. Dik papier kan een langere acclimatiseringsperiode nodig hebben.
Vezelrichting
De vezelrichting heeft betrekking op de uitlijning van de papiervezels in een vel papier. Vezels lopen ofwel in de
lengterichting van het papier of in de breedterichting.
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal81
Voor papier met een gewicht van 60 – 176 g/m2 kunt u het beste papier met de vezel in de lengterichting gebruiken.
Voor papier dat zwaarder is dan 176 g/m
2
verdient de breedterichting de voorkeur.
Glasvezelgehalte
Kwalitatief hoogwaardig xerografisch papier bestaat meestal voor 100% uit chemisch behandelde houtpulp. Dit
materiaal voorziet het papier van een grote mate van stabiliteit, waardoor er minder invoerproblemen optreden en de
afdrukkwaliteit beter is. Als papier andere vezels bevat, bijvoorbeeld van katoen, kan dat eerder leiden tot problemen
bij de verwerking.
Voor gedetailleerde informatie over kringlooppapier met glasvezelgehalte, gaat u naar “Kringlooppapier en ander
kantoorpapier gebruiken” op pagina 82.
Ongeschikt papier
Het gebruik van de volgende papiersoorten in de printer wordt afgeraden:
• Chemisch behandelde papiersoorten waarmee kopieën kunnen worden gemaakt zonder carbonpapier, ook wel
"carbonless copy paper" (CCP) of "no carbon required paper" (NCR) genoemd.
• Voorbedrukt papier dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer.
• Voorbedrukt papier dat niet voldoende bestand is tegen de temperatuur in het verhittingsstation.
• Voorbedrukt papier waarvoor een registrering (nauwkeurige positionering van het afdrukgebied op de pagina) van
meer dan ± 2,3 mm is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character recognition).
In sommige gevallen kan de registrering via een softwaretoepassing worden aangepast, waardoor afdrukken op
• Papier met ruwe randen, papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak, gekruld papier.
• Kringlooppapier dat niet voldoet aan de norm EN12281:2002 (Europa)
• Papier met een gewicht van minder dan 60 g/m
• Formulieren of documenten die uit meerdere delen bestaan.
2
Papier kiezen
Het gebruik van het juiste papier voorkomt storingen en zorgt ervoor dat u probleemloos kunt afdrukken.
U kunt als volgt papierstoringen of een slechte afdrukkwaliteit voorkomen:
• Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
• Voordat u papier plaatst, moet u weten wat de geschiktste afdrukzijde is. Dit staat meestal op de verpakking vermeld.
• Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
• Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron. Dit leidt tot storingen in de
doorvoer.
• Gebruik geen gecoat papier, tenzij het speciaal is ontworpen voor elektrofotografisch afdrukken.
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal82
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier kiezen
Houd u aan de volgende richtlijnen als u voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier kiest:
• Gebruik papier met de vezel in lengterichting voor papier van 60 tot 90 g/m
2
.
• Gebruik alleen formulieren en briefhoofdpapier die zijn gelithografeerd of gegraveerd.
• Gebruik geen papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak.
Gebruik papier dat is bedrukt met hittebestendige inkt en dat geschikt is voor kopieerapparaten. De inkt moet bestand
zijn tegen temperaturen van 230 °C zonder te smelten of schadelijke stoffen af te geven. Gebruik geen inkten die worden
beïnvloed door de hars in de toner. Inktsoorten op basis van water of olie zouden aan deze vereisten moeten voldoen.
Latex-inkt zou echter problemen kunnen opleveren. Neem in geval van twijfel contact op met uw papierleverancier.
Voorbedrukt papier, zoals briefhoofdpapier, moet bestand zijn tegen temperaturen tot 225 °C zonder te smelten of
gevaarlijke stoffen af te scheiden.
Kringlooppapier en ander kantoorpapier gebruiken
Lexmark is een milieubewust bedrijf en stimuleert het gebruik van zakelijk kringlooppapier dat speciaal is geproduceerd
voor gebruik in (elektrofotografische) laserprinters. In 1998 heeft Lexmark een onderzoek gepresenteerd aan de
Amerikaanse overheid waarin werd aangetoond dat kringlooppapier dat door grote papierfabrieken in Amerika is
geproduceerd, net zo goed kan worden ingevoerd door de printer als gewoon papier. Er kan echter geen absolute
garantie worden gegeven dat alle soorten kringlooppapier correct worden ingevoerd.
Lexmark test haar printers voortdurend met kringlooppapier (gemaakt van 20 tot 100% hergebruikt materiaal) en
verschillende soorten testpapier van over de hele wereld. Daarvoor gebruikt Lexmark klimaatkamers (testruimtes) om
te testen bij verschillende temperaturen en vochtigheidsgraden. Lexmark heeft geen enkele reden gevonden om het
gebruik van modern zakelijk kringlooppapier af te raden, maar normaal gesproken zijn de volgende richtlijnen van
toepassing op kringlooppapier.
• Een laag vochtgehalte (4–5%)
• Geschikte gladheid (100-200 Sheffield-punten of 140-350 Bendtsen-punten in Europa)
Opmerking: Bepaalde papiersoorten die veel gladder (bijvoorbeeld premiumlaserpapier, 24 lb, 50-90 Sheffieldpunten) of veel ruwer (bijvoorbeeld premiumkatoenpapier van 200-300 Sheffield-punten) zijn, zijn ontworpen
voor gebruik met laserprinters, ondanks de structuur van het oppervlak. Raadpleeg uw papierleverancier
voordat u deze papiersoorten gebruikt.
• Een geschikte wrijvingscoëfficiënt tussen de vellen (0,4-0,6)
• Voldoende buigweerstand in de invoerrichting
2
Kringlooppapier, licht papier (<60 g/m
printers met staande invoer (korte zijde), hebben mogelijk een lagere buigweerstand dan nodig voor betrouwbare
papierinvoer. Raadpleeg uw papierleverancier voordat u deze papiersoorten gebruikt in uw (elektrofotografische)
laserprinter. Houd er rekening mee dat dit slechts algemene richtlijnen zijn en dat papier dat aan deze richtlijnen voldoet
nog steeds invoerproblemen kan veroorzaken voor een laserprinter, bijvoorbeeld omdat het papier extreem omkrult
bij normale afdrukomstandigheden.
) en/of dun papier (<0,1 mm]) en papier dat in de breedte is gesneden voor
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal83
Papier bewaren
Houd de volgende richtlijnen voor het bewaren van papier aan om een regelmatige afdrukkwaliteit te garanderen en
te voorkomen dat er papierstoringen ontstaan.
• U kunt het papier het beste bewaren in een omgeving met een temperatuur van 21 °C en een relatieve vochtigheid
van 40%. De meeste fabrikanten van etiketten bevelen een omgeving aan met een temperatuur tussen 18 en 24
°C en een relatieve vochtigheid van 40% tot 60%.
• Zet dozen papier, indien mogelijk, liever niet op de vloer, maar op een pallet of een plank.
• Zet losse pakken op een vlakke ondergrond.
• Plaats niets boven op de losse pakken met papier.
Ondersteunde papierformaten, -soorten en -gewichten
In de volgende tabellen vindt u informatie over standaardladen en optionele papierladen en de papiersoorten die de
laden ondersteunen.
Opmerking: Gebruik voor een papierformaat dat niet in de lijst voorkomt een universeel papierformaat.
Voor informatie over karton en etiketten raadpleegt u de Card Stock & Labels Guide op de website van Lexmark op
http://support.lexmark.com.
Papierformaten die door de printer worden ondersteund
Paper size (Papierformaat)
A4210 x 297 mm
A5148 x 210 mm
1,2
A6
JIS B5182 x 257 mm
Letter216 x 279 mm
Legal216 x 356 mm
Executive184 x 267 mm
1
Dit formaat wordt alleen weergegeven in het menu Papierformaat als de papierbron de functie voor het automatisch vaststellen
van het papierformaat niet ondersteunt of als deze functie is uitgeschakeld.
2
Dit formaat wordt alleen ondersteund door de standaarduitvoerlade.
3
Deze instelling past de pagina aan voor 216 x 356 mm (8,5 x 14 inch) behalve als het formaat is opgegeven in de toepassing.
4
U kunt alleen dubbelzijdig afdrukken als de breedte voor Universal is ingesteld op een waarde tussen 148 mm (5,8 inch en 216 mm
(8,5 inch) en de lengte op een waarde tussen 182 mm (7,2 inch) en 356 mm (14 inch).
AfmetingenLaden voor 250 of
550 vel (standaard
of optioneel)
(8,3 x 11,7 inch)
(5,8 x 8,3 inch)
105 x 148 mm
(4,1 x 5,8 inch)
(7,2 x 10,1 inch)
(8,5 x 11 inch)
(8,5 x 14 inch)
(7,3 x 10,5 inch)
XXX
Optionele lade
voor 2000 vel
X
X
X
UniverseelladerDuplexeenheid
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal84
Paper size (Papierformaat)
1
Oficio
1
Folio
Statement
Universal
1
3,4
7 3/4-envelop
(Monarch)
AfmetingenLaden voor 250 of
550 vel (standaard
of optioneel)
216 x 340 mm
(8,5 x 13,4 inch)
216 x 330 mm
(8,5 x 13 inch)
140 x 216 mm
(5,5 x 8,5 inch)
138 x 210 mm
(5,5 x 8,3 inch) tot
216 x 356 mm
(8,5 x 14 inch)
70 x 127 mm
XX
(2,8 x 5 inch) tot
216 x 356 mm
(8,5 x 14 inch)
148 x 182 mm
(5,8 x 7,7 inch) tot
216 x 356 mm
(8,5 x 14 inch)
98 x 191 mm
XXX
(3,9 x 7,5 inch)
Optionele lade
UniverseelladerDuplexeenheid
voor 2000 vel
X
X
XX
XX
X
X
9-envelope 98 x 225 mm
XX
X
(3,9 x 8,9 inch)
10-envelope 105 x 241 mm
XX
X
(4,1 x 9,5 inch)
DL-envelop 110 x 220 mm
XX
X
(4,3 x 8,7 inch)
Andere envelop98 x 162 mm
XX
X
(3,9 x 6,4 inch) tot
176 x 250 mm
(6,9 x 9,8 inch)
1
Dit formaat wordt alleen weergegeven in het menu Papierformaat als de papierbron de functie voor het automatisch vaststellen
van het papierformaat niet ondersteunt of als deze functie is uitgeschakeld.
2
Dit formaat wordt alleen ondersteund door de standaarduitvoerlade.
3
Deze instelling past de pagina aan voor 216 x 356 mm (8,5 x 14 inch) behalve als het formaat is opgegeven in de toepassing.
4
U kunt alleen dubbelzijdig afdrukken als de breedte voor Universal is ingesteld op een waarde tussen 148 mm (5,8 inch en 216 mm
(8,5 inch) en de lengte op een waarde tussen 182 mm (7,2 inch) en 356 mm (14 inch).
Opmerking: er is een aanpasbare lade voor 250 vel beschikbaar voor kleinere papierformaten dan A5, bijvoorbeeld
indexkaarten.
Door de printer ondersteunde papiersoorten en -gewichten
De printer ondersteunt papiergewichten van 60-176 g/m2. De duplexeenheid ondersteunt papiergewichten
van 63-170 g/m
2
.
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal85
PapiersoortLaden voor 250 of 550
vel (standaard of
optioneel)
Papier
Optionele lade voor
2000 vel
UniverseelladerDuplexeenheid
• Normaal
• Bankpost
• Gekleurd
• Aangepast
• Briefhoofdpapier
• Licht
• Zwaar
• Voorbedrukt papier
• Ruw/katoen
• Kringlooppapier
Karton
EnveloppenXXX
Etiketten
1
• Papier
• Vinyl
Transparanten
1
Voor het afdrukken van etiketten is een speciale reiniger voor het verhittingsstation vereist waardoor dubbelzijdig afdrukken
niet mogelijk is. De reiniger wordt geleverd bij de speciale cartridge voor etikettoepassingen.
Door de finisher ondersteunde papiersoorten en -gewichten
Gebruik deze tabel om de mogelijke uitvoerbestemmingen te bepalen van afdruktaken met ondersteunde
papiersoorten en -gewichten. De papiercapaciteit van elke uitvoerlade is tussen haakjes weergegeven. De geschatte
2
papiercapaciteit is gebaseerd op papier van 75 g/m
De finisher ondersteunt papiergewichten van 60-176 g/m
.
2
.
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal86
PapiersoortStandaardlader finisher
(250 of 550 vel)
Optionele uitvoerlader
(550 vel) of Optionele
stapeleenheid met hoge
capaciteit (1850 vel)
5 - Mailbox met 5
laden
(500 vel)
1
StapleSmart-finisher
(500 vel
2
)
Papier
• Normaal
• Bankpost
• Gekleurd
• Aangepast
• Briefhoofdpapier
• Licht
• Zwaar
• Voorbedrukt papier
• Ruw/katoen
• Kringlooppapier
KartonX
EnveloppenXX
Etiketten
3
XX
• Papier
• Vinyl
Transparanten
1
Ondersteunt papiergewichten van 60‑90 g/m2.
2
Maximaal 50 vellen per geniet pakket.
3
Voor het afdrukken van etiketten is een speciale reiniger voor het verhittingsstation vereist waardoor dubbelzijdig afdrukken
XX
niet mogelijk is. De reiniger wordt geleverd bij de speciale cartridge voor etikettoepassingen.
Afdrukken87
Afdrukken
Dit hoofdstuk bevat informatie over afdrukken, printerrapporten en het annuleren van taken. De keuze voor en de
verwerking van papier en speciaal afdrukmateriaal kunnen de betrouwbaarheid van het afdrukken beïnvloeden.
Raadpleeg “Papierstoringen voorkomen” op pagina 137 en “Papier bewaren” op pagina 83 voor meer informatie.
Een document afdrukken
1 Plaats papier in een lade of de lader.
2 Stel in het menu Papier op het bedieningspaneel van de printer de papiersoort en het papierformaat in van het
afdrukmateriaal dat u hebt geplaatst.
3 Voer de volgende stappen uit:
Windows
a Open een document en klik op File (Bestand) >Print (Afdrukken).
b Klik op Properties (Voorkeuren), Preferences (Eigenschappen), Options (Opties) of Setup (Instellingen) en pas
vervolgens de instellingen aan.
Opmerking: Als u wilt afdrukken op een specifiek papierformaat of op een specifieke papiersoort, past u de
instellingen voor papierformaat en papiersoort aan voor het geladen papier of selecteert u de juiste lade of
lader.
c Klik op OK en klik op Print (Afdrukken).
Macintosh
a Pas de instellingen naar wens aan in het dialoogvenster Pagina-instelling:
1 Open een document en selecteer File (Archief) > Page Setup (Pagina-instelling).
2 Selecteer een papierformaat of maak een aangepast formaat dat gelijk is aan het geplaatste papier.
3 Klik op OK.
b Pas de instellingen naar wens aan in het dialoogvenster Druk af:
1 Open het gewenste bestand en kies File (Archief) > Print (Druk af).
Klik zo nodig op een driehoekje om meer opties weer te geven.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Print (Druk af) of in de pop‑upmenu's.
Opmerking: Als u wilt afdrukken op een specifieke papiersoort, past u de instellingen voor de
papiersoort aan voor het geladen papier of selecteert u de juiste lade of lader.
3 Klik op Print (Druk af).
Afdrukken op speciale media
Tips voor het gebruik van briefhoofdpapier
• Gebruik briefhoofdpapier dat speciaal is ontworpen voor laserprinters.
• Maak eerst enkele proefafdrukken op het briefhoofdpapier voordat u grote hoeveelheden ervan aanschaft.
Afdrukken88
• Waaier de stapel uit voordat u het briefhoofdpapier plaatst, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
• Wanneer u wilt afdrukken op briefhoofdpapier, is het belangrijk de juiste afdrukstand in te stellen. Voor meer
informatie over het laden van briefhoofdpapier leest u:
– “Standaardladen of optionele laden voor 250 of 550 vel vullen” op pagina 67
– “Lade voor 2000 vel vullen” op pagina 70
– “De universeellader vullen” op pagina 74
Tips voor het afdrukken op transparanten
Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden transparanten aanschaft.
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u wilt afdrukken op transparanten:
• U kunt transparanten invoeren vanuit een lade voor 250 vel, een lade voor 550 vel of de universeellader.
• Gebruik transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Informeer bij de fabrikant of de leverancier
of de transparanten bestand zijn tegen temperaturen tot 230 °C zonder dat ze smelten, verkleuren, verschuiven of
schadelijke stoffen afgeven.
• Gebruik transparanten die 138–146 g/m
• Zorg ervoor dat er geen vingerafdrukken op de transparanten komen. Dit kan namelijk een slechte afdrukkwaliteit
tot gevolg hebben.
• Waaier de stapel uit voordat u de transparanten plaatst, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
• Wij adviseren Lexmark artikelnummer 12A5010 voor transparanten van het formaat A4 en Lexmark artikelnummer
70X7240 voor transparanten van het formaat Letter.
2
dik zijn.
Tips voor het afdrukken op enveloppen
Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden enveloppen aanschaft.
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u wilt afdrukken op enveloppen:
• Voer enveloppen in langs de universeellader of de optionele enveloppenlader.
• Stel de papiersoort in op Envelop en selecteer het envelopformaat.
• Gebruik enveloppen die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Informeer bij de fabrikant of de leverancier of
de enveloppen bestand zijn tegen temperaturen tot 230 °C zonder dat ze sluiten, kreukelen, buitensporig krullen
of schadelijke stoffen afgeven.
• Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 90 g/m
enveloppen met een gewicht van maximaal 105 g/m
enveloppen mogen niet zwaarder zijn dan 90 g/m
2
, mits het katoengehalte lager is dan 25%. Katoenen
2
.
• Gebruik alleen nieuwe enveloppen.
• Voor de beste prestaties en een minimumaantal papierstoringen wordt u aangeraden geen enveloppen te gebruiken
die:
– gemakkelijk krullen;
– aan elkaar kleven of beschadigd zijn.
– vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
– metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
– zijn samengevouwen;
– zijn voorzien van postzegels;
2
. Gebruik
Afdrukken89
– een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
– gebogen hoeken hebben;
– een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben;
• Pas de breedtegeleider aan zodat deze overeenkomt met de breedte van de enveloppen.
Opmerking: Een combinatie van hoge luchtvochtigheid (boven 60%) en hoge printertemperaturen kunnen de
enveloppen kreuken of sluiten.
Tips voor het gebruik van etiketten
Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft.
Opmerkingen:
• Papier-, dual-web papier-, polyester- en vinyletiketten worden ondersteund.
• Bij het gebruiken van de duplexeenheid, worden speciaal ontworpen, geïntegreerde en dual-web papieren
etiketten ondersteund.
• Voor het afdrukken van etiketten is een speciale reiniger vereist om het etikettenverhittingsstation schoon te
maken. Deze reiniger wordt geleverd bij de speciale cartridge voor etikettoepassingen. Zie “Supplies bestellen”
op pagina 252 voor meer informatie.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken
en het ontwerp van etiketten. U vindt deze publicatie op
Let bij het afdrukken op etiketten op het volgende:
http://support.lexmark.com.
• Voer etiketten in vanuit de lade voor 250 vel, de lade voor 550 vel of vanuit de universeellader.
• Gebruik etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Controleer het volgende bij de fabrikant of
verkoper:
– De etiketten kunnen tegen temperaturen van 230°C en plakken niet vast, krullen niet om of kreuken niet en
geven bij deze temperaturen geen gevaarlijke stoffen af.
– Etikettenlijm, de voorzijde (bedrukbaar materiaal) en coating zijn bestand tegen 25 psi (172 kPa) druk zonder
delaminatie, lekken aan de randen of het vrijkomen van gassen.
• Gebruik geen etiketten met glad rugmateriaal.
• Gebruik geen etiketvellen waarop etiketten ontbreken. Etiketten van onvolledige vellen kunnen losraken tijdens
het afdrukken, waardoor de vellen kunnen vastlopen en de kleefstof de printer en de cartridge kan vervuilen.
Hierdoor kan de garantie voor de printer en de cartridge vervallen.
• Gebruik geen etiketten waarvan de lijm aan de oppervlakte ligt.
• Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket, vanaf de perforaties of tussen de snijranden van de etiketten.
• Controleer of de kleefzijde van de etiketten niet buiten de randen van het vel uitsteekt. Gebruik bij voorkeur vellen
waarop de lijm gericht is aangebracht op minstens 1 mm vanaf de randen. De lijm kan in de printer terecht komen
hetgeen gevolgen kan hebben voor de garantie op de printer.
• Als het gericht aanbrengen van de lijm niet mogelijk is, verwijdert u een strook van 1,6 mm van de voorste (bovenste)
rand en gebruikt u lijm die niet lekt.
• Druk bij voorkeur af in de afdrukstand Staand, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
Afdrukken90
Tips voor het afdrukken op karton
Karton is een zwaar, eenlaags speciaal afdrukmateriaal. Veel variabele kenmerken ervan, zoals vochtgehalte, dikte en
structuur, kunnen de afdrukkwaliteit aanzienlijk beïnvloeden. Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote
hoeveelheden karton aanschaft.
Let bij het afdrukken op karton op het volgende:
• U kunt karton invoeren vanuit een lade voor 250 vel, een lade voor 550 vel of de universeellader.
• Zorg ervoor dat de Papiersoort Karton is.
• Selecteer de juiste instelling voor Papierstructuur.
• Houd er rekening mee dat voorbedrukt, geperforeerd en gekreukt materiaal de afdrukkwaliteit aanzienlijk kan
beïnvloeden en het vastlopen van papier of andere verwerkingsproblemen kan veroorzaken.
• Informeer bij de fabrikant of leverancier of het karton bestand is tegen temperaturen tot 230°C zonder dat er
schadelijke stoffen vrijkomen.
• Gebruik geen voorbedrukt karton dat chemische stoffen bevat die schadelijk kunnen zijn voor de printer.
Voorbedrukt materiaal kan tot gevolg hebben dat halfvloeibare en vluchtige stoffen in de printer terechtkomen.
• Gebruik indien mogelijk karton met vezels in de breedterichting.
Afdrukken van vertrouwelijke taken en andere taken in de
wachtrij
Afdruktaken in de wachtstand zetten
Als u een afdruktaak naar de printer verzendt, kunt u opgeven dat de taak in het printergeheugen moet worden
opgeslagen totdat u de taak start via het bedieningspaneel. Alle afdruktaken die bij de printer zelf kunnen worden
uitgevoerd door de gebruiker, worden taken in wacht genoemd.
Opmerking: Vertrouwelijke, gecontroleerde, gereserveerde en herhaalde afdruktaken kunnen worden verwijderd als
de printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere wachttaken.
Soort taakBeschrijving
VertrouwelijkWanneer u een vertrouwelijke afdruktaak naar de printer verzendt, dient u een pincode via de computer te
maken. De pincode moet bestaan uit vier cijfers van 0 tot en met 9. De afdruktaak wordt vervolgens in het
printergeheugen opgeslagen totdat u de pincode invoert via het bedieningspaneel van de printer en aangeeft
of u de taak wilt afdrukken of verwijderen.
Verify (Gecontroleerd)
Als u een gecontroleerde afdruktaak verzendt, wordt één exemplaar afgedrukt en blijven de overige exemplaren
in het printergeheugen bewaard. U kunt zo controleren of dit eerste exemplaar naar wens is, voordat u de overige
exemplaren afdrukt. Zodra alle exemplaren zijn afgedrukt, wordt de afdruktaak automatisch uit het printergeheugen verwijderd.
Reserve
(Gereserveerd)
Repeat
(Herhaald)
Als u een gereserveerde afdruktaak verzendt, wordt de taak niet onmiddellijk afgedrukt. Deze wordt in het
geheugen opgeslagen zodat u de taak later kunt afdrukken. De taak wordt bewaard in het geheugen totdat u de
taak verwijdert uit het menu Taken in wacht.
Als u een herhaalde afdruktaak naar de printer stuurt, worden alle door u opgegeven exemplaren afgedrukt en
wordt de afdruktaak in het printergeheugen opgeslagen, zodat u later nog meer exemplaren kunt afdrukken. U
kunt exemplaren blijven afdrukken zolang de afdruktaak zich in het printergeheugen bevindt.
Afdrukken91
Andere typen wachttaken zijn:
• Profielen van verschillende bronnen, waaronder Lexmark Document Solutions Suite (LDSS)
• Formulieren uit een kiosk
• Bladwijzers
• Niet-afgedrukte taken, ook wel geparkeerde taken genoemd
Vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij afdrukken via Windows
Opmerking: Vertrouwelijke en gecontroleerde afdruktaken worden automatisch verwijderd uit het geheugen nadat
ze zijn afgedrukt. Herhaalde en gereserveerde taken blijven in de printer bewaard totdat u ze verwijdert.
1 Open het gewenste bestand en klik op File (Bestand) >Print (Afdrukken).
2 Klik op Properties (Eigenschappen), Preferences (Voorkeuren), Options (Opties) of Setup (Instellen).
3 Klik op Other Options (Overige opties) en klik vervolgens op de optie Print and Hold (Afdruk- en wachttaken).
4 Selecteer de soort taak (Vertrouwelijk, Gereserveerd, Herhaald of Gecontroleerd) en wijs er vervolgens een
gebruikersnaam aan toe. Voer voor een vertrouwelijke taak ook een viercijferige PIN-code in.
5 Klik op OK of Print (Afdrukken) en ga naar de printer om de taak vrij te geven.
6 Raak Held jobs (Taken in wacht) aan op het beginscherm.
7 Raak uw gebruikersnaam aan.
Opmerking: er kunnen maximaal 500 resultaten worden weergegeven voor taken in wacht. Als uw naam niet
wordt weergegeven, raakt u de pijl-omlaag aan tot uw naam wordt weergegeven. Als er veel taken in wacht in
de printer zijn opgeslagen, kunt u ook Taken in wacht zoeken aanraken.
8 Raak Confidential Jobs (Beveiligde taken) aan.
9 Voer uw pincode in.
10 Raak de taak aan die u wilt afdrukken.
11 Raak Print (Afdrukken) aan of raak eerst de pijltoetsen aan om het aantal exemplaren te verhogen en raak
vervolgens Print (Afdrukken) aan.
Vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij afdrukken vanaf een
Macintosh-computer
Opmerking: Vertrouwelijke en gecontroleerde afdruktaken worden automatisch verwijderd uit het geheugen nadat
ze zijn afgedrukt. Herhaalde en gereserveerde taken blijven in de printer bewaard totdat u ze verwijdert.
1 Open het gewenste bestand en kies File (Archief) > Print (Druk af).
Klik zo nodig op een driehoekje om meer opties weer te geven.
2 In het pop-upmenu Aantal en pagina's of het pop-upmenu Algemeen selecteert u Job Routing (Taken doorsturen).
3 Selecteer de soort taak (Vertrouwelijk, Gereserveerd, Herhaald of Gecontroleerd) en wijs er vervolgens een
gebruikersnaam aan toe. Voer voor een vertrouwelijke taak ook een viercijferige PIN-code in.
4 Klik op OK of Afdrukken en ga naar de printer om de taak vrij te geven.
5 Raak Held jobs (Taken in wacht) aan op het beginscherm.
Afdrukken92
6 Raak uw gebruikersnaam aan.
Opmerking: er kunnen maximaal 500 resultaten worden weergegeven voor taken in wacht. Als uw naam niet
wordt weergegeven, raakt u de pijl-omlaag aan tot uw naam wordt weergegeven. Als er veel taken in wacht in
de printer zijn opgeslagen, kunt u ook Taken in wacht zoeken aanraken.
7 Raak Confidential Jobs (Beveiligde taken) aan.
8 Voer uw pincode in.
9 Raak de taak aan die u wilt afdrukken.
10 Raak Print (Afdrukken) aan of raak eerst de pijltoetsen aan om het aantal exemplaren te verhogen en raak
vervolgens Print (Afdrukken) aan.
Afdrukken vanaf een mobiel apparaat
Ga naar http://lexmark.com/mobile voor een lijst met ondersteunde mobiele apparaten en om een compatibele
toepassing voor mobiel afdrukken te downloaden.
Opmerking: toepassingen voor mobiel afdrukken zijn mogelijk ook verkrijgbaar bij de fabrikant van uw mobiele
apparaat.
Afdrukken93
Afdrukken vanaf een flashstation
Op het bedieningspaneel van de printer bevindt zich een USB-poort. Sluit een flashstation aan om de ondersteunde
bestandstypen af te drukken. Tot de ondersteunde bestandstypen
behoren: .pdf, .gif, .jpeg, .jpg, .bmp, .png, .tiff, .tif, .pcx, and .dcx.
Er zijn veel flashstations getest en goedgekeurd voor gebruik met de printer. Ga naar de website van Lexmark op
die alleen Low-Speed USB-mogelijkheden ondersteunen worden niet ondersteund.
• USB-apparaten moeten het FAT-systeem (File Allocation Tables) gebruiken. Apparaten die zijn geformatteerd
met NTFS (New Technology File System) of een ander bestandssysteem worden niet ondersteund.
• Als u een gecodeerd PDF-bestand wilt selecteren, dient u het bestandswachtwoord in te voeren via het
bedieningspaneel van de printer.
• Wilt u een gecodeerd PDF-bestand afdrukken, voer dan eerst het bestandswachtwoord in via het
bedieningspaneel van de printer.
• U kunt geen bestanden afdrukken waarvoor u geen afdrukmachtiging hebt.
Afdrukken vanaf een flashstation:
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Plaats een flashstation in de USB-poort.
Opmerkingen:
• Als u het flashstation aansluit wanneer de printer een probleem heeft, zoals een papierstoring, negeert de
printer het flashstation.
• Als u het flashstation aansluit wanneer de printer bezig is met een afdruktaak, zal het bericht Printer is
bezig verschijnen. Nadat de andere taken zijn verwerkt, dient u mogelijk de lijst met wachttaken te
bekijken om documenten vanaf het flashstation af te drukken.
Afdrukken94
3 Raak het document aan dat u wilt afdrukken.
Opmerking: Mappen die zich op het flashstation bevinden, worden als mappen weergegeven. Een
bestandsnaam wordt gevolgd door een extensie, zoals bijv. .jpg.
4 Raak de pijltoetsen aan als u het aantal af te drukken exemplaren wilt verhogen.
5 Raak Print (Afdrukken) aan.
Opmerking: Koppel het flashstation niet van de USB-poort los voordat het document volledig is afgedrukt.
Als u het apparaat in de printer laat nadat u het beginscherm van het menu USB hebt verlaten, kunt u nog steeds
bestanden als wachttaken op het apparaat afdrukken.
Pagina's met informatie afdrukken
Een directorylijst afdrukken
Een directorylijst is een overzicht van alle bronnen die zijn opgeslagen in het flashgeheugen of op de vaste schijf van
de printer.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven.
2 Raak aan op het beginscherm.
3 Raak Reports (Rapporten) aan.
4 Raak de Pijl-omlaag herhaaldelijk aan tot Directory afdrukken wordt weergegeven.
5 Raak Print Directory (Directory afdrukken) aan.
Testpagina’s voor de afdrukkwaliteit afdrukken
Druk de testpagina's voor de afdrukkwaliteit af om problemen met de afdrukkwaliteit op te sporen.
1 Zet de printer uit.
en
6
MNO
ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
2
2 Houd
ABC
3 Laat de knoppen los wanneer het scherm met de voortgangsbalk wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit, waarna het menu Configuratie wordt weergegeven.
4 Raak de Pijl-omlaag herhaaldelijk aan tot Pagina's Afdrukkwaliteit wordt weergegeven.
Afdruktaak annuleren via het bedieningspaneel van de printer
1 Raak Taak annuleren aan op het bedieningspaneel van de printer of druk op op het toetsenblok.
2 Raak de afdruktaak aan die u wilt annuleren en raak vervolgens Geselecteerde taken verwijderen aan.
Opmerking: Als u op
startscherm.
drukt op het toetsenblok, moet u op Hervatten drukken om terug te keren naar het
Afdruktaak annuleren vanaf de computer
Voor Windows-gebruikers
1 Open de printermap.
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ control printers >OK
Windows 7 of lager:
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ control printers in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
2 Dubbelklik op het pictogram van de printer.
3 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
4 Klik op Verwijderen.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
2 Selecteer in het printervenster de afdruktaak die u wilt annuleren en verwijder de taak.
Bezig met kopiëren96
Bezig met kopiëren
ADFGlasplaat
A
Gebruik de ADF (automatische documentinvoer) voor
documenten met meerdere pagina's.
Gebruik de glasplaat voor één pagina, kleine voorwerpen (zoals
briefkaarten of foto's), transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften).
Kopieën maken
Snel kopiëren
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen.
3 Druk op het bedieningspaneel van de printer op .
4 Als u het document op de glasplaat hebt gelegd, raakt u Finish the Job (Taak voltooien) aan om terug te keren naar
het beginscherm.
Kopiëren via de ADF
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF).
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Pas de papiergeleiders aan.
Bezig met kopiëren97
3 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm of voer het aantal kopieën in met het toetsenblok.
Het scherm Kopiëren wordt weergegeven.
4 Geef de gewenste kopieerinstellingen op.
5 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
Kopiëren via de glasplaat
1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
2 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm of voer het aantal kopieën in met het toetsenblok.
Het scherm Kopiëren wordt weergegeven.
3 Geef de gewenste kopieerinstellingen op.
4 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
5 Plaats het volgende document op de glasplaat en raak Scan the Next Page (Volgende pagina scannen) aan als u
nog meer pagina's wilt scannen.
6 Raak Finish the Job (Taak voltooien) aan om terug te keren naar het beginscherm.
Foto's kopiëren
1 Plaats een foto met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
2 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm.
3 Raak Options (Opties) aan.
4 Raak Content (Inhoud) aan.
5 Raak Photograph (Foto) aan.
6 Raak Done (Gereed) aan.
7 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
8 Raak Scan the Next Page (Volgende pagina) of Finish the Job (Taak voltooien) aan.
Kopiëren op speciaal afdrukmateriaal
Transparanten maken
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen.
3 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm.
Bezig met kopiëren98
4 Raak Copy from (Kopiëren van) aan en selecteer het formaat van het origineel.
5 Raak Copy to (Kopiëren naar) aan en raak vervolgens de lade met transparanten aan of raak Manual Feeder
(Handmatige invoer) aan en plaats de transparanten in de universeellader.
6 Raak de gewenste grootte van de transparanten aan en daarna Continue (Doorgaan).
7 Raak de pijl omlaag aan tot Transparency (Transparanten) wordt weergegeven.
8 Raak Transparency (Transparanten) aan en daarna Continue (Doorgaan).
9 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
Kopiëren op briefhoofdpapier
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen.
3 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm.
4 Raak Copy from (Kopiëren van) aan en selecteer het formaat van het origineel.
5 Raak Copy to (Kopiëren naar) aan en daarna Manual Feeder (Handmatige invoer) en plaats het briefhoofdpapier
met de voorbedrukte zijde naar boven en met de bovenkant van het papier eerst in de universeellader.
6 Raak de gewenste grootte van het briefhoofdpapier aan en daarna Continue (Doorgaan).
7 Raak de pijl omlaag aan tot Letterhead (Briefhoofd) wordt weergegeven.
8 Raak Letterhead (Briefhoofd) aan en daarna Continue (Doorgaan).
9 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
Kopieerinstellingen aanpassen
Van het ene formaat naar het andere kopiëren
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen.
3 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm.
4 Raak Copy from (Kopiëren van) aan en selecteer het formaat van het origineel.
Bezig met kopiëren99
5 Raak Copy to (Kopiëren naar) aan en selecteer het gewenste formaat van de kopie.
Opmerking: Als het geselecteerde formaat verschilt van het formaat onder “Kopiëren van”, maakt de printer de
kopie automatisch passend voor het afdrukmateriaal.
6 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
Kopieën maken op papier uit een bepaalde lade
Tijdens het kopieerproces kunt u de lade met het gewenste soort papier selecteren. Als zich in de universeellader
bijvoorbeeld speciaal afdrukmateriaal bevindt waarop u kopieën wilt maken, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen.
3 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm.
4 Raak Copy from (Kopiëren van) aan en selecteer het formaat van het origineel.
5 Raak Kopiëren naar aan en raak vervolgens Manual Feeder (Handmatige invoer) aan of de lade met het gewenste
soort papier.
Opmerking: Als u Manual Feeder (Handmatige invoer) kiest, moet u ook de papiersoort en het papierformaat
selecteren.
6 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
Een document kopiëren dat verschillende papierformaten bevat
Gebruik de ADF om een origineel document te kopiëren dat verschillende papierformaten bevat. Afhankelijk van de
papierformaten die in de laden zijn geplaatst en de instellingen "Kopiëren naar" en "Kopiëren van", wordt elke kopie
afgedrukt op verschillende papierformaten (voorbeeld 1) of passend gemaakt voor één formaat papier (voorbeeld 2).
Voorbeeld 1: kopiëren naar verschillende papierformaten
De printer heeft twee papierladen, één met papier van Letter-formaat en één met papier van Legal-formaat. U wilt een
document kopiëren dat bestaat uit pagina's van Letter-formaat en pagina's van Legal-formaat.
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen.
3 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm.
4 Raak Copy from (Kopiëren van) aan en daarna Auto Size Sense (Automatische formaatdetectie).
Bezig met kopiëren100
5 Raak Copy to (Kopiëren naar) aan en daarna Auto Size Match (Automatische formaataanpassing).
6 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
De scanner herkent de verschillende papierformaten terwijl deze worden gescand. Kopieën worden afgedrukt op
verschillende papierformaten, identiek aan de papierformaten van het originele document.
Voorbeeld 2: kopiëren naar één formaat papier
De printer heeft één papierlade. Deze is gevuld met papier van Letter-formaat. U wilt een document kopiëren dat
bestaat uit pagina's van Letter-formaat en pagina's van Legal-formaat.
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen.
3 Raak Copy (Kopiëren) aan op het beginscherm.
4 Raak Copy from (Kopiëren van) aan en daarna Mixed Letter/Legal (Combinatie Letter/Legal).
5 Raak Copy to (Kopiëren naar) aan en daarna Letter.
6 Raak Copy It (Kopiëren) aan.
De scanner herkent de verschillende papierformaten terwijl deze worden gescand en maakt de pagina's van Legalformaat passend voor Letter-formaat.
Kopiëren op beide zijden van het papier (duplex/dubbelzijdig)
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine voorwerpen, transparanten, fotopapier of dun materiaal
(zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Gebruik in plaats daarvan de glasplaat.
2 Als u een document in de automatische documentinvoer plaatst, dient u de papiergeleiders aan te passen.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak in het gedeelte Zijden (Duplex) de knop aan waarop de gewenste duplexmethode staat aangegeven.
Het eerste cijfer verwijst naar het aantal zijden van het origineel en het tweede cijfer verwijst naar het aantal zijden
van de kopie. Selecteer bijvoorbeeld de optie voor 1-zijdig naar 2-zijdig als de originele documenten enkelzijdig zijn
en u dubbelzijdige kopieën wilt.
5 Raak Kopiëren aan.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.