Aan de slag...............................................................................................................................................................................6
Afdruktaken en aanverwante taken uitvoeren.........................................................................................................10
Aan de slag.............................................................................................................................................................................22
Kopieertaken en aanverwante taken uitvoeren.......................................................................................................26
Aan de slag.............................................................................................................................................................................30
Scantaken en aanverwante taken uitvoeren.............................................................................................................33
Scannen via een netwerk..................................................................................................................................................40
Aan de slag.............................................................................................................................................................................48
Faxtaken en aanverwante taken uitvoeren...............................................................................................................61
Werken met foto's met het bedieningspaneel.........................................................................................................79
Werken met foto's op het bedieningspaneel............................................................................................................86
Informatie over de printer.............................................................95
Informatie over de printeronderdelen.........................................................................................................................95
Informatie over de software..........................................................................................................................................107
Printer aansluiten op een netwerk............................................121
Printer installeren op een netwerk.............................................................................................................................122
Printer installeren op extra netwerkcomputers.....................................................................................................122
De printer delen op een netwerk................................................................................................................................122
Tips voor het gebruik van netwerkadapters...........................................................................................................123
Buitenkant van de printer reinigen............................................................................................................................130
Inktcartridges opnieuw vullen.....................................................................................................................................130
Inktcartridges van Lexmark gebruiken.....................................................................................................................130
Informatie over de printer.............................................................................................................................................132
Contact opnemen met de klantenondersteuning................................................................................................135
Problemen met afdrukken oplossen..........................................................................................................................143
Problemen met kopiëren oplossen............................................................................................................................153
Problemen met scannen oplossen.............................................................................................................................155
Problemen met faxen oplossen...................................................................................................................................159
Problemen met vastgelopen en verkeerd ingevoerd papier oplossen........................................................167
Problemen met geheugenkaartlezers en PictBridge oplossen........................................................................171
Foutberichten op de display van de printer............................................................................................................172
Instellingen worden niet opgeslagen........................................................................................................................178
Standaardfabrieksinstellingen van de printer herstellen...................................................................................178
Software verwijderen en opnieuw installeren.......................................................................................................178
Gebruik alleen de netvoeding en het netsnoer die bij dit product zijn geleverd of een door de fabrikant goedgekeurd
vervangend onderdeel.
LET OP—KANS OP LETSEL: U moet het netsnoer niet draaien, vastbinden, afknellen of zware objecten op het
snoer plaatsen. Zorg dat er geen schaafplekken op het netsnoer kunnen ontstaan of dat het snoer onder druk
komt te staan. Zorg dat het netsnoer niet bekneld raakt tussen twee objecten, zoals een meubelstuk en een
muur. Als u het netsnoer niet op de juiste wijze gebruikt, is er een kans op brand of elektrische schokken.
Controleer het netsnoer regelmatig op beschadigingen. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
voor u het netsnoer controleert.
Sluit het netsnoer aan op een goed geaard en goed toegankelijk stopcontact in de buurt van het product.
Gebruik alleen een telefoonsnoer (RJ-11) met een minimale draaddikte van 26 AWG (American Wire Gauge) wanneer
u dit product aansluit op het openbare telefoonnetwerk.
Neem contact op met een professionele onderhoudstechnicus voor onderhoud en reparaties die niet in de
gebruikersdocumentatie worden beschreven.
Dit product is ontworpen, getest en goedgekeurd volgens de strenge internationale veiligheidsvoorschriften die van
toepassing zijn op het gebruik van specifieke Lexmark onderdelen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde
onderdelen zullen niet altijd duidelijk zichtbaar zijn. Lexmark is niet verantwoordelijk voor het gebruik van
vervangende onderdelen.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Installeer dit product nooit
tijdens onweer en sluit nooit kabels, zoals het netsnoer of de telefoonlijn, aan tijdens onweer.
Veiligheidsinformatie
5
Afdrukken
1
2
Aan de slag
Sensor voor papiersoort gebruiken
De printer is uitgerust met een sensor die automatisch de papiersoort vaststelt. De sensor voor papiersoort stelt
automatisch vast welke papiersoort in de All-In-One is geplaatst en past de instellingen dan voor u aan. Als u
bijvoorbeeld een foto wilt afdrukken, plaatst u fotopapier in de printer. Nadat de printer de papiersoort heeft
vastgesteld, worden de instellingen automatisch aangepast voor optimale resultaten bij het afdrukken van de foto's.
Papier in de printer plaatsen
1 Controleer het volgende:
• U gebruikt papier dat geschikt is voor inkjetprinters.
• Als u fotopapier, glossy papier of extra zwaar, mat papier gebruikt, moet u dit met de glanzende of afdrukzijde
naar u toe plaatsen. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde
de afdrukzijde is.)
• Het papier is niet reeds gebruikt of beschadigd.
• U hebt voor speciaal papier de bijbehorende instructies doorgenomen.
• U hebt het papier niet te ver in de printer geduwd.
2 Schuif de papiergeleiders naar buiten tegen de randen van de papiersteun voordat u de eerste keer papier in de
printer plaatst. Plaats niet meer dan de volgende aantallen vellen in de printer:
• 100 vellen normaal papier
• 25 vellen extra zwaar, mat papier
• 25 vellen fotopapier
• 25 vellen glossy papier
Opmerking: Foto's moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke foto's zodra ze uit de printer komen en laat
ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.
3 Plaats het papier verticaal in het midden van de papiersteun en schuif de papiergeleiders tegen de randen van
het papier.
Opmerking: zorg dat het papier niet omkrult als u de papiergeleiders verschuift om papierstoringen te
voorkomen.
Verwante onderwerpen:
• “Compatibele, speciale papaiersoorten selecteren” op pagina 10
Afdrukken
6
Bannerpapier in de printer plaatsen
U kunt maximaal 20 vellen bannerpapier per keer in de printer plaatsen.
1 Verwijder al het papier van de papiersteun voordat u het bannerpapier in de printer plaatst.
2 Scheur alleen het aantal pagina's af dat u nodig hebt om de banner af te drukken.
3 Plaats de stapel bannerpapier op de bovenklep.
4 Zorg dat de vrije rand van het bannerpapier wordt ingevoerd in de printer.
5 Controleer het volgende:
• Het papier is in het midden van de papiersteun geplaatst.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven.
Verwante onderwerpen:
• “Banners afdrukken” op pagina 14
Papier met aangepast formaat in de printer plaatsen
U kunt maximaal 100 vellen papier met aangepast formaat per keer in de printer plaatsen.
1 Plaats het papier met de afdrukzijde naar u toe in de printer.
2 Controleer het volgende:
• Het papierformaat valt binnen de volgende afmetingen:
Breedte:
– 76,0–216,0 mm
– 3,0–8,5 inch
Lengte:
– 127,0–432,0 mm
– 5,0–17,0 inch
• De stapel is niet hoger dan 10 mm.
• Het papier is in het midden van de papiersteun geplaatst.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven.
Afdrukken
7
Enveloppen in de printer plaatsen
1
2
2
1
U kunt maximaal 10 enveloppen per keer in de printer plaatsen.
Let op—Kans op beschadiging: gebruik geen enveloppen met sluitkoordjes en metalen klemmetjes of sluitingen.
1 Plaats de enveloppen in het midden van de papiersteun met de locatie voor de postzegel in de linkerbovenhoek.
2 Controleer het volgende:
• De afdrukzijde van de enveloppen is naar u toe gericht.
• De enveloppen die u gebruikt, zijn geschikt voor inkjetprinters.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de enveloppen geschoven.
Opmerkingen:
• Gebruik geen enveloppen met gaten, perforaties, uitsparingen of reliëf.
• Gebruik geen enveloppen met naar boven gevouwen plakranden.
• Enveloppen moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke enveloppen zodra ze uit de printer komen en
laat ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.
Verwante onderwerpen:
• “Enveloppen afdrukken” op pagina 13
Wenskaarten, indexkaarten, fotokaarten en briefkaarten in de
printer plaatsen
U kunt maximaal 25 wens-, index-, foto- of briefkaarten per keer in de printer plaatsen.
1 Plaats de kaarten met de afdrukzijde naar u toe in de printer.
2 Controleer het volgende:
• De kaarten zijn in het midden van de papiersteun geplaatst.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de kaarten geschoven.
Opmerking: Fotokaarten moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke fotokaarten zodra ze uit de printer
komen en laat ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.
Afdrukken
8
Verwante onderwerpen:
• “Kaarten afdrukken” op pagina 12
Opstrijktransfers in de printer plaatsen
U kunt maximaal 10 opstrijktransfers per keer in de printer plaatsen, maar voor optimale resultaten kunt u het beste
één opstrijktransfer per keer plaatsen.
1 Plaats de opstrijktransfers met de afdrukzijde naar u toe in de printer.
2 Controleer het volgende:
• U hebt de instructies op de verpakking voor het plaatsen van opstrijktransfers gevolgd.
• De opstrijktransfers zijn in het midden van de papiersteun geplaatst.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de transfers geschoven.
Verwante onderwerpen:
• “Afdrukken op opstrijktransfers” op pagina 13
Etiketvellen in de printer plaatsen
U kunt maximaal 25 etiketvellen per keer in de printer plaatsen.
1 Plaats de vellen met de afdrukzijde naar u toe in de printer en zorg dat bovenkant van het vel als eerste wordt
ingevoerd in de printer.
2 Controleer het volgende:
• De afdrukzijde van de etiketten is naar u toe gericht.
• De bovenkant van de etiketten wordt eerst ingevoerd.
• Er is een marge van minimaal 1 mm tussen de plakrand en de rand van de etiketten.
• U gebruikt volledige etiketvellen. Bij gedeeltelijke vellen (met ontbrekende etiketten) kunnen de etiketten
tijdens het afdrukken losraken, waardoor het papier kan vastlopen.
• De etiketvellen zijn in het midden van de papiersteun geplaatst.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de etiketvellen geschoven.
Opmerking: Etiketten moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke etiketvellen zodra ze uit de printer komen en
laat ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.
Transparanten in de printer plaatsen
U kunt maximaal 25 transparanten per keer in de printer plaatsen.
1 Plaats de transparanten met de ruwe zijde naar u toe in de printer. Als de transparanten een verwijderbare strip
hebben, moet de strip van u af en naar beneden (ten opzichte van de printer) gericht zijn.
2 Aandachtspunten:
• De transparanten zijn in het midden van de papiersteun geplaatst.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de transparanten geschoven.
Afdrukken
9
Opmerkingen:
• U kunt het beste geen transparanten met achtervellen gebruiken.
• Transparanten moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen
en laat ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.
Verwante onderwerpen:
• “Transparanten afdrukken” op pagina 15
Compatibele, speciale papaiersoorten selecteren
• Extra zwaar, mat papier: mat fotopapier dat wordt gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen van hoge
kwaliteit.
• Glossy/fotopapier: fotopapier met een speciale coating. Deze papiersoort wordt gebruikt voor het afdrukken
van foto's met heldere, scherpe afbeeldingen.
• Lexmark fotopapier: zwaar fotopapier dat speciaal is ontworpen voor Lexmark inkjetprinters, maar dat geschikt
is voor alle inkjetprinters. Het papier is niet duur en kleurvast en levert uitmuntende afdrukkwaliteit voor
alledaagse fotoprojecten.
• Lexmark premiumfotopapier: zwaarder fotopapier dat speciaal is ontworpen voor een goede hechting met
Lexmark inkten voor oogverblindende resultaten. Het papier droogt snel en levert zelfs bij verzadigde
afbeeldingen geen uitloop op.
• Transparanten: doorzichtig, plastic afdrukmateriaal dat vooral wordt gebruikt voor overheadprojectors.
• Wenskaarten: erg dik papier dat wordt gebruikt voor het afdrukken van stugge items, zoals wenskaarten.
• Opstrijktransfer: afdrukmateriaal waarop een omgekeerde afbeelding kan worden afgedrukt, die vervolgens
op stof kan worden gestreken.
Afdruktaken en aanverwante taken uitvoeren
Documenten afdrukken
1 Plaats papier in de printer.
2 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
3 Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
4 Selecteer in derde voorgrondmenu van boven de instellingen die u wilt aanpassen en pas de instellingen aan.
U kunt de afdrukkwaliteit, het aantal af te drukken exemplaren en de soort papier waarop u wilt afdrukken,
opgeven. U kunt ook opgeven hoe u wilt dat de pagina's worden afgedrukt.
5 Klik op Druk af.
Verwante onderwerpen:
• “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Afdrukken
10
Foto's afdrukken met de computer
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie voor meer informatie “Papier in
de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Selecteer in het voorgrondmenu Papierformaat het formaat van het papier in de printer.
d Selecteer een richting voor afdrukken.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Afdrukken.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Voor Mac OS X 10.4 en hoger klikt u op Geavanceerd. Anders gaat u verder met de volgende stap.
d Geef in het voorgrondmenu Aantal en pagina's het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken.
e Selecteer in hetzelfde voorgrondmenu de optie Kwaliteit & media.
• Selecteer in het menu Papiersoort de soort papier die u gebruikt.
• Kies Automatisch of Foto in het gedeelte Afdrukkwaliteit.
f Klik op Druk af.
Opmerking: Zorg ervoor dat u de afdrukzijde niet aanraakt met uw vingers of scherpe voorwerpen om vlekken en
krassen te voorkomen. Voor de beste resultaten verwijdert u elk afgedrukt vel meteen uit de papieruitvoerlade en
laat u de afdrukken ten minste 24 uur drogen voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
Verwante onderwerpen:
• “Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software” op pagina 93
Foto's zonder rand afdrukken
Stel in de toepassing de marges in op nul en pas de afbeelding aan op het scherm zodat deze de volledige pagina
bedekt.
Opmerking: in sommige toepassingen kunt u de marge-instelling niet aanpassen.
1 Plaats fotopapier of glossy papier verticaal in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe.
(Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie
voor meer informatie “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Selecteer in het voorgrondmenu Papierformaat het formaat van het papier in de printer.
Opmerking: Selecteer een optie met (Zonder rand). Als u bijvoorbeeld fotopapier van het formaat Letterplaatst, selecteert u US Letter (zonder rand).
Afdrukken
11
d Selecteer een richting voor afdrukken.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Druk af.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Voor Mac OS X 10.4 en hoger klikt u op Geavanceerd. Anders gaat u verder met de volgende stap.
d Geef in het voorgrondmenu Aantal en pagina's het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken.
e Selecteer in hetzelfde voorgrondmenu de optie Kwaliteit & media.
• Selecteer in het menu Papiersoort de soort papier die u gebruikt.
• Kies Automatisch of Foto in het gedeelte Afdrukkwaliteit.
f Klik op Druk af.
Opmerking: Zorg ervoor dat u de afdrukzijde niet aanraakt met uw vingers of scherpe voorwerpen om vlekken en
krassen te voorkomen. Voor de beste resultaten verwijdert u elk afgedrukt vel meteen uit de papieruitvoerlade en
laat u de afdrukken ten minste 24 uur drogen voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
Verwante onderwerpen:
• “Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software” op pagina 93
• “Dialoogvenster Pagina-instelling gebruiken” op pagina 108
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Kaarten afdrukken
1 Plaats wenskaarten, indexkaarten of briefkaarten in de printer.
Opmerkingen:
• Zorg dat elke kaart niet dikker is dan 0.50 mm.
• Zorg dat de afdrukzijde van de kaart naar u toe is gericht.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Kies een kaartformaat in het voorgrondmenu Papierformaat.
d Selecteer een richting voor afdrukken.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Klik in het programma op Archief Afdrukken.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Klik op Druk af.
Opmerkingen:
• Duw de kaarten niet te ver in de printer om te voorkomen dat het papier vastloopt.
• Verwijder de afzonderlijke kaarten zodra ze uit de printer komen en laat de kaarten drogen voordat u ze op elkaar
legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de kaarten.
Afdrukken
12
Verwante onderwerpen:
• “Wenskaarten, indexkaarten, fotokaarten en briefkaarten in de printer plaatsen” op pagina 8
Enveloppen afdrukken
1 Plaats de enveloppen in de printer.
Opmerkingen:
• Plaats geen enveloppen met gaten, perforaties, uitsparingen, reliëf, sluitkoordjes, metalen klemmetjes of
sluitingen, of naar boven gevouwen plakranden.
• Zorg ervoor dat de afdrukzijde van de enveloppen naar u toe is gericht.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Kies in het voorgrondmenu Papierformaat het formaat van de enveloppen in de printer.
d Selecteer een richting voor afdrukken.
Opmerkingen:
• Voor de meeste enveloppen wordt de afdrukstand Liggend gebruikt.
• Zorg dat u in de toepassing dezelfde afdrukstand hebt geselecteerd.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Klik in het programma op Archief Druk af.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Klik op Druk af.
Verwante onderwerpen:
• “Enveloppen in de printer plaatsen” op pagina 8
Afdrukken op opstrijktransfers
1 Plaats opstrijktransfers in de printer.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open het gewenste bestand en klik op Bestand Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Kies Paginakenmerken in het voorgrondmenu Instellingen.
d Papierformaat selecteren.
e Selecteer een richting voor afdrukken.
f Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Klik in het programma op Archief Druk af.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
Afdrukken
13
c Selecteer Kwaliteit & media in het derde voorgrondmenu van boven.
d Selecteer Opstrijktransfer in het voorgrondmenu Papiersoort.
Opmerking: als u Opstrijktransfer selecteert, wordt de afbeelding die u wilt afdrukken automatisch
gespiegeld.
e Selecteer een andere afdrukkwaliteit dan Snel afdrukken. De instelling Best wordt aanbevolen.
4 Klik op Druk af.
Opmerking: Verwijder de afzonderlijke opstrijktransfers zodra ze uit de printer komen en laat de opstrijktransfers
drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de opstrijktransfers.
Verwante onderwerpen:
• “Opstrijktransfers in de printer plaatsen” op pagina 9
• “Dialoogvenster Pagina-instelling gebruiken” op pagina 108
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Banners afdrukken
1 Verwijder al het papier uit de papiersteun.
2 Scheur alleen het aantal pagina's af dat u nodig hebt voor de banner (maximaal 20 vellen).
3 Plaats de stapel bannerpapier op de bovenklep.
4 Plaats alleen het eerste vel van het bannerpapier in de papiersteun met de vrije rand van de banner in de printer.
5 Pas de linker- en rechterpapiergeleider aan.
6 Pas de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies Paginakenmerken in het voorgrondmenu Instellingen.
c Selecteer de printer in het voorgrondmenu Stel in voor.
d Selecteer A4 (banner) of US Letter (banner) in het voorgrondmenu Papierformaat.
e Selecteer een afdrukstand bij Richting.
f Klik op OK.
7 Pas de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
b Selecteer de printer in het voorgrondmenu Printer.
Afdrukken
14
c Selecteer Kwaliteit & Media in het derde voorgrondmenu van boven.
• Selecteer Normaal in het voorgrondmenu Papiersoort.
• Een afdrukkwaliteit selecteren.
Opmerking: met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit,
maar het afdrukken van deze documenten duurt langer.
d Klik op OK.
Verwante onderwerpen:
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
• “Bannerpapier in de printer plaatsen” op pagina 7
Transparanten afdrukken
1 Plaats transparanten in de printer.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Selecteer in het voorgrondmenu Papierformaat het papierformaat dat u wilt gebruiken.
d Selecteer een richting voor afdrukken.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Klik in het programma op Archief Druk af.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Selecteer Kwaliteit & media in het derde voorgrondmenu van boven.
• Selecteer Transparant in het voorgrondmenu Papiersoort.
• Selecteer een afdrukkwaliteit.
Opmerking: met de instellingen voor hoge afdrukkwaliteit krijgt u documenten van betere kwaliteit, maar het
afdrukken van deze documenten duurt langer.
d Klik op Druk af.
Opmerking: Verwijder de afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen en laat de transparanten drogen
voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de transparanten. De transparanten moeten ongeveer
15 minuten drogen.
Verwante onderwerpen:
• “Transparanten in de printer plaatsen” op pagina 9
Meerdere pagina's afdrukken op één vel
1 Plaats papier in de printer.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
Afdrukken
15
c Kies Paginakenmerken in het voorgrondmenu Instellingen.
d Papierformaat selecteren.
e Selecteer een richting voor afdrukken.
f Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Afdrukken.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Selecteer Layout in het derde voorgrondmenu van boven.
• Geef in het pop-upmenu Pagina's per vel het aantal pagina's op dat op één vel papier moet worden
afgedrukt.
• Klik bij Lay-outrichting op het pictogram dat de volgorde weergeeft waarin de pagina's moeten worden
afgedrukt op het vel.
• Als u een rand wilt afdrukken rond elke pagina-afbeelding, kiest u een optie in het voorgrondmenu Rand.
d Klik op Druk af.
Verwante onderwerpen:
• “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6
• “Dialoogvenster Pagina-instelling gebruiken” op pagina 108
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Kleurenafbeeldingen in zwart-wit afdrukken
Deze instelling is alleen beschikbaar als er een zwarte inktcartridge is geïnstalleerd.
1 Plaats papier in de printer.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
3 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
4 Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
5 Selecteer Kleuropties in het derde voorgrondmenu van boven.
6 Kies Alleen zwart in het voorgrondmenu Documentkleur.
7 Klik op Druk af.
Verwante onderwerpen:
• “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6
Meerdere exemplaren van een opgeslagen document afdrukken
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
2 Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
3 Selecteer in het derde voorgrondmenu de optie Aantal en pagina's.
4 Geef het aantal gewenste exemplaren op.
Afdrukken
16
Verwante onderwerpen:
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Laatste pagina eerst afdrukken (omgekeerde paginavolgorde)
Voor Mac OS X 10.4.2 of hoger:
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
2 Selecteer in het derde voorgrondmenu de optie Papierafhandeling.
3 Selecteer Omgekeerd in het menu Paginavolgorde.
4 Klik op Druk af.
Voor Mac OS X 10.3.9:
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
2 Selecteer in het derde voorgrondmenu de optie Papierafhandeling.
3 Selecteer Omgekeerde volgorde.
4 Klik op Druk af.
Verwante onderwerpen:
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Afdruktaken beheren
Afdruktaken onderbreken
1 Terwijl het document wordt afgedrukt, klikt u op het printerpictogram in het Dock.
2 Selecteer de taak die u wilt onderbreken in het wachtrijvenster.
3 Klik op het pictogram Stel uit.
Opmerking: u kunt ook op het pictogram Stop taken klikken om alle afdruktaken te onderbreken.
Verwante onderwerpen:
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
• “Afdruktaken hervatten” op pagina 18
• “Afdruktaak annuleren” op pagina 17
Afdruktaak annuleren
U annuleert als volgt een afdruktaak vanaf het bedieningspaneel:
1 Druk op .
Het afdrukken wordt stopgezet en de inktcartridgehouder keert terug naar de uitgangspositie.
2 Druk op om de printer uit te zetten.
Afdrukken
17
U annuleert als volgt een afdruktaak vanaf de computer:
1 Terwijl het document wordt afgedrukt, klikt u op het printerpictogram in het Dock.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren in het wachtrijvenster.
3 Klik op het pictogram Verwijder.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Afdruktaken onderbreken” op pagina 17
Afdruktaken hervatten
1 Selecteer in de Finder Programma's Hulpprogramma's Print Center/Printerconfiguratie.
2 Dubbelklik op de printer in de lijst met printers.
3 Klik in het voorgrondmenu van de printer op Start taken als u alle afdruktaken in de wachtrij wilt hervatten. Als
u een bepaalde afdruktaak wilt hervatten, selecteert u de documentnaam en klikt u op Hervat.
Verwante onderwerpen:
• “Afdruktaken onderbreken” op pagina 17
• “Afdruktaak annuleren” op pagina 17
Meer informatie over de afdrukopties van de All-In-Onesoftware
Papierformaat selecteren
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling.
2 Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
Opmerking: Als u geen specifieke printer opgeeft, zijn er slechts een beperkt aantal opties voor papierformaat
beschikbaar. Als u de naam van de printer selecteert, zijn er meer opties voor papierformaat beschikbaar.
3 Selecteer bij Papierformaat de grootte van het papier dat u wilt gebruiken.
4 Klik op OK.
Verwante onderwerpen:
• “Dialoogvenster Pagina-instelling gebruiken” op pagina 108
Papiersoort selecteren
De sensor voor papiersoort is standaard ingesteld op Automatisch. Met deze sensor kan automatisch worden
vastgesteld of de printer normaal papier, extra zwaar, mat papier, glossy papier, fotopapier of transparanten bevat,
waarna de instellingen voor papiersoort kunnen worden aangepast. U wijzigt als volgt handmatig de papiersoort:
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
2 Selecteer in het voorgrondmenu Aantal & pagina's de optie Kwaliteit & media.
Afdrukken
18
3 Selecteer in het voorgrondmenu Papiersoort de gewenste papiersoort.
4 Klik op Druk af.
Opmerkingen:
• Als u handmatig een papiersoort opgeeft, wordt de sensor voor papiersoort uitgeschakeld voor de huidige
afdruktaak.
• Als u taken met meerdere pagina's afdrukt, wordt ervan uitgegaan dat de volgende pagina's gelijk zijn aan het
eerste vel dat is gedetecteerd.
Verwante onderwerpen:
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Afdrukkwaliteit selecteren
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
2 Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
3 Kies Kwaliteit & Media in het voorgrondmenu in het midden.
4 Selecteer in het menu Afdrukkwaliteit de juiste afdrukkwaliteit voor het document:
• Automatisch: de printer stelt de afdrukkwaliteit in voor de papiersoort die in de printer is geplaatst
(standaardinstelling).
• Snel afdrukken: deze instelling is het meest geschikt voor documenten met alleen tekst. Het document wordt
met verminderde afdrukkwaliteit afgedrukt maar met een hogere snelheid.
• Normaal: aanbevolen voor de meeste soorten documenten.
• Foto: aanbevolen voor foto's en documenten met afbeeldingen.
5 Klik op Druk af.
Verwante onderwerpen:
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Kopieën sorteren
Als u meerdere exemplaren van een document afdrukt, kunt u ervoor kiezen om elk exemplaar als een set (gesorteerd)
af te drukken of de exemplaren af te drukken als groepen van dezelfde pagina's (niet gesorteerd).
GesorteerdNiet gesorteerd
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Kopiëren.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Sorteren wordt weergegeven.
Afdrukken
19
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste aantal exemplaren wordt weergegeven.
8 Druk op Kleur of Zwart.
Opmerking: als u de glasplaat gebruikt, wordt een bericht weergegeven wanneer u de volgende te scannen
pagina moet plaatsen.
Verwante onderwerpen:
• “Kopieën maken” op pagina 26
• “Exemplaren sorteren met de computer” op pagina 27
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Afbeeldingen vergroten of verkleinen
1 Plaats papier in de printer.
Opmerking: Gebruik fotopapier of extra zwaar, mat papier als u foto's kopieert en zorg dat u het papier met de
glanzende zijde of de afdrukzijde naar u toe in de printer plaatst. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn
geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.)
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats dergelijke items op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Kopiëren.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Formaat wijzigen wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
Opmerking: als u een aangepast formaat wilt opgeven, drukt u op
gewenste formaat op.
en geeft u met het toetsenblok het
8 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Afbeelding verscherpen
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik in het dialoogvenster Scannen op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
Afdrukken
20
5 Klik op de tab Aanpassingen.
6 Sleep in het gedeelte Vervagen/verscherpen de regelaar om de scherpte van de gescande afbeelding aan te
passen.
Verwante onderwerpen:
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
• “Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software” op pagina 93
Standaardinstellingen van de All-In-One-software herstellen
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik op Standaard.
Verwante onderwerpen:
• “Takencentrum gebruiken” op pagina 114
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
Afdrukken
21
Kopiëren
1
2
Aan de slag
Papier in de printer plaatsen
1 Controleer het volgende:
• U gebruikt papier dat geschikt is voor inkjetprinters.
• Als u fotopapier, glossy papier of extra zwaar, mat papier gebruikt, moet u dit met de glanzende of afdrukzijde
naar u toe plaatsen. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde
de afdrukzijde is.)
• Het papier is niet reeds gebruikt of beschadigd.
• U hebt voor speciaal papier de bijbehorende instructies doorgenomen.
• U hebt het papier niet te ver in de printer geduwd.
2 Schuif de papiergeleiders naar buiten tegen de randen van de papiersteun voordat u de eerste keer papier in de
printer plaatst. Plaats niet meer dan de volgende aantallen vellen in de printer:
• 100 vellen normaal papier
• 25 vellen extra zwaar, mat papier
• 25 vellen fotopapier
• 25 vellen glossy papier
Opmerking: Foto's moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke foto's zodra ze uit de printer komen en laat
ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.
3 Plaats het papier verticaal in het midden van de papiersteun en schuif de papiergeleiders tegen de randen van
het papier.
Opmerking: zorg dat het papier niet omkrult als u de papiergeleiders verschuift om papierstoringen te
voorkomen.
Verwante onderwerpen:
• “Compatibele, speciale papaiersoorten selecteren” op pagina 10
Sensor voor papiersoort gebruiken
De printer is uitgerust met een sensor die automatisch de papiersoort vaststelt. De sensor voor papiersoort stelt
automatisch vast welke papiersoort in de All-In-One is geplaatst en past de instellingen dan voor u aan. Als u
bijvoorbeeld een foto wilt afdrukken, plaatst u fotopapier in de printer. Nadat de printer de papiersoort heeft
vastgesteld, worden de instellingen automatisch aangepast voor optimale resultaten bij het afdrukken van de foto's.
Kopiëren
22
Originele documenten op de glasplaat plaatsen
U kunt foto's, tekstdocumenten en artikelen uit tijdschriften, kranten en andere publicaties scannen en afdrukken.
U kunt een document scannen voor faxen.
1 Controleer of de computer en printer zijn ingeschakeld.
2 Open de bovenklep.
3 Plaats het originele document of item met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de
glasplaat.
Kopiëren
23
4 Sluit de bovenklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding.
1
2
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
Originele documenten in de automatische documentinvoer
plaatsen
U kunt maximaal 15 vellen van een origineel document in de automatische documentinvoer (ADI) plaatsen om ze
te scannen, te kopiëren of te faxen. U kunt papier van het formaat A4, Letter of Legal in de automatische
documentinvoer (ADI) plaatsen.
Opmerkingen:
• Gebruik alleen nieuw en ongekreukeld papier dat niet is omgekruld.
• Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit
tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
1 Als u papier van het formaat A4 of Letter gebruikt, klapt u de papierstopper van de automatische documentinvoer
omhoog.
2 Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het originele document.
3 Waaier het originele document los.
Kopiëren
24
4 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden en de bovenzijde naar voren in de ADI tot u
een pieptoon hoort.
Document geplaatst verschijnt op de display en het document wordt in de ADI gevoerd.
Opmerking: De functie Voorbeeld wordt niet ondersteund als u de automatische documentinvoer gebruikt.
Wanneer u de scanner gebruikt, kunt u één voorbeeldpagina per keer weergeven.
Papiercapaciteit van de automatische documentinvoer (ADI)
MaximumaantalAandachtspunten
15 vellen:
• Letter-papier
• A4-papier
• Legal-papier
• Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het
originele document.
• Het originele document is met de bedrukte zijde naar beneden en
de bovenzijde naar voren in de ADI geplaatst tot er een pieptoon
werd weergegeven.
Kopiëren
25
MaximumaantalAandachtspunten
15 vellen:
• Aangepast papier
• Voorgeperforeerd papier
• Kopieerpapier met versterkte randen
• Voorgedrukte formulieren
• Briefhoofdpapier
• Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het
originele document.
• Het originele document is met de bedrukte zijde naar beneden en
de bovenzijde naar voren in de ADI geplaatst tot er een pieptoon
werd weergegeven.
• Het papierformaat valt binnen de volgende afmetingen:
Breedte:
– 210,0 mm-215,9 mm
– 8,25 inch-8,5 inch
Lengte:
– 279,4 mm-355,6 mm
– 11,0 inch-14,0 inch
• U hebt het voorgedrukte materiaal goed laten drogen voordat u het
in de automatische documentinvoer plaatst.
• Het papier is niet bedrukt met metaalhoudende inkt.
• U gebruikt geen papier met reliëfdruk.
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
Kopieertaken en aanverwante taken uitvoeren
Kopieën maken
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats dergelijke items op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Kopiëren.
4 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Kopiëren
26
Foto's kopiëren
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.)
2 Plaats een foto met de afdrukzijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Zie voor meer informatie
“Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23.
3 Selecteer zo nodig de modus Kopiëren.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Kwaliteit verschijnt.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Foto verschijnt.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot Papierformaat verschijnt.
10 Druk op .
11 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste formaat wordt weergegeven.
12 Druk op .
13 Druk herhaaldelijk op of tot Origineel verschijnt.
14 Druk op .
15 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste formaat wordt weergegeven.
16 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Exemplaren sorteren met de computer
Met de printer kunt u kopieertaken met meerdere pagina's sorteren. Als u bijvoorbeeld twee kopieën maakt van een
document met drie pagina's en deze niet sorteert, worden de pagina's als volgt afgedrukt: 1, 1, 2, 2, 3, 3. Stelt u
sorteren in, dan worden de pagina's als volgt afgedrukt: 1, 2, 3, 1, 2, 3.
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
2 Geef in het veld Aantal het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken.
3 Kies Gesorteerd.
Verwante onderwerpen:
• “Kopieën sorteren” op pagina 19
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Kopiëren
27
Afbeelding meerdere keren herhalen op een pagina
U kunt dezelfde afbeelding meerdere keren afdrukken op één vel papier. Deze optie is handig bij het maken van
etiketten, plakplaatjes, pamfletten en hand-outs.
1 Plaats papier in de printer.
Opmerking: Gebruik fotopapier of extra zwaar, mat papier als u foto's kopieert en zorg dat u het papier met de
glanzende zijde of de afdrukzijde naar u toe in de printer plaatst. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn
geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.)
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Kopiëren.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Afbeelding herhalen wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot het aantal afbeeldingen dat u op één pagina wilt afdrukken, wordt weergegeven.
8 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
Afbeeldingen vergroten of verkleinen
1 Plaats papier in de printer.
Opmerking: Gebruik fotopapier of extra zwaar, mat papier als u foto's kopieert en zorg dat u het papier met de
glanzende zijde of de afdrukzijde naar u toe in de printer plaatst. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn
geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.)
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats dergelijke items op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Kopiëren.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Formaat wijzigen wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
Opmerking: als u een aangepast formaat wilt opgeven, drukt u op
gewenste formaat op.
8 Druk op Kleur of Zwart.
en geeft u met het toetsenblok het
Kopiëren
28
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Kopieertaken beheren
Kopieertaak annuleren
1 Druk op .
Het scannen wordt stopgezet en de scannerbalk keert terug naar de uitgangspositie.
2 Druk op om de printer uit te zetten.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Kopiëren
29
Scannen
Aan de slag
Originele documenten op de glasplaat plaatsen
U kunt foto's, tekstdocumenten en artikelen uit tijdschriften, kranten en andere publicaties scannen en afdrukken.
U kunt een document scannen voor faxen.
1 Controleer of de computer en printer zijn ingeschakeld.
2 Open de bovenklep.
3 Plaats het originele document of item met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de
glasplaat.
Scannen
30
4 Sluit de bovenklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding.
1
2
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
Originele documenten in de automatische documentinvoer
plaatsen
U kunt maximaal 15 vellen van een origineel document in de automatische documentinvoer (ADI) plaatsen om ze
te scannen, te kopiëren of te faxen. U kunt papier van het formaat A4, Letter of Legal in de automatische
documentinvoer (ADI) plaatsen.
Opmerkingen:
• Gebruik alleen nieuw en ongekreukeld papier dat niet is omgekruld.
• Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit
tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
1 Als u papier van het formaat A4 of Letter gebruikt, klapt u de papierstopper van de automatische documentinvoer
omhoog.
2 Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het originele document.
3 Waaier het originele document los.
Scannen
31
4 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden en de bovenzijde naar voren in de ADI tot u
een pieptoon hoort.
Document geplaatst verschijnt op de display en het document wordt in de ADI gevoerd.
Opmerking: De functie Voorbeeld wordt niet ondersteund als u de automatische documentinvoer gebruikt.
Wanneer u de scanner gebruikt, kunt u één voorbeeldpagina per keer weergeven.
Papiercapaciteit van de automatische documentinvoer (ADI)
MaximumaantalAandachtspunten
15 vellen:
• Letter-papier
• A4-papier
• Legal-papier
• Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het
originele document.
• Het originele document is met de bedrukte zijde naar beneden en
de bovenzijde naar voren in de ADI geplaatst tot er een pieptoon
werd weergegeven.
Scannen
32
MaximumaantalAandachtspunten
15 vellen:
• Aangepast papier
• Voorgeperforeerd papier
• Kopieerpapier met versterkte randen
• Voorgedrukte formulieren
• Briefhoofdpapier
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het
originele document.
• Het originele document is met de bedrukte zijde naar beneden en
de bovenzijde naar voren in de ADI geplaatst tot er een pieptoon
werd weergegeven.
• Het papierformaat valt binnen de volgende afmetingen:
Breedte:
– 210,0 mm-215,9 mm
– 8,25 inch-8,5 inch
Lengte:
– 279,4 mm-355,6 mm
– 11,0 inch-14,0 inch
• U hebt het voorgedrukte materiaal goed laten drogen voordat u het
in de automatische documentinvoer plaatst.
• Het papier is niet bedrukt met metaalhoudende inkt.
• U gebruikt geen papier met reliëfdruk.
Scantaken en aanverwante taken uitvoeren
Documenten scannen
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
3 Selecteer de modus Scannen.
4 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste bestemming voor de scan wordt weergegeven.
5 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Afbeeldingen scannen voor bewerking
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een originele afbeelding met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
Scannen
33
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Kies Foto of Tijdschrift of krant in het menu Wat wordt gescand?.
6 Selecteer Voor afdrukken of Voor weergeven op een monitor/webpagina in het voorgrondmenu Waarvoor
wordt gescande afbeelding gebruikt?.
7 Selecteer een doelmap of toepassing voor de gescande foto in het voorgrondmenu Stuur gescand beeld naar.
8 Selecteer Prompt voor meerdere pagina's als u meerdere foto's wilt scannen.
9 Klik op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen en de instellingen aan te passen.
Op het tabblad Instellingen kunt u een voorgedefinieerde scaninstelling selecteren, scans uit tijdschriften of
kranten ontrasteren en achtergrondruis verminderen.
Vanaf het tabblad Aanpassingen kunt u de instellingen aanpassen.
10 Snijd de foto's zo nodig bij. Zie voor meer informatie “Foto's bijsnijden met de software” op pagina 43.
11 Klik op .
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Tekstdocumenten scannen
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Kies Zwarte tekst in het voorgrondmenu Wat wordt gescand?.
6 Pas de instellingen indien nodig aan.
7 Klik op Scannen.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Documenten met tekst en afbeeldingen scannen
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
Scannen
34
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Kies Gemengde afbeeldingen en tekst in het voorgrondmenu Wat wordt gescand?.
6 Pas de instellingen indien nodig aan.
7 Klik op Scannen.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Item scannen voor weergave op een webpagina
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Kies Voor weergeven op een monitor/webpagina in het voorgrondmenu Waarvoor wordt gescande afbeelding
gebruikt?.
6 Pas de instellingen indien nodig aan.
7 Klik op Scannen.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Gedeelte van een afbeelding scannen
U kunt bepaalde gedeeltes van een afbeelding of document scannen met de bijsnijdfunctie van het dialoogvenster
Scannen. Deze optie is goed voor het scannen van logo's, gedeeltes van een pagina in een tijdschrift of gedeeltes
van een foto.
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document of originele afbeelding met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Klik op Voorbeeld/bewerken.
6 Klik in het document of de afbeelding in het voorbeeldgebied.
7 Sleep de grepen van het bijsnijdgebied om het gedeelte van de afbeelding te selecteren dat u wilt scannen.
Opmerking: sleep de grepen op de gestippelde rand om het bijsnijdgebied te vergroten of te verkleinen.
Scannen
35
8 Klik op .
9 Klik op . Alleen het ingestelde bijsnijdgebied wordt opgeslagen of verzonden naar een toepassing.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
Meerdere pagina's scannen met de automatische documentinvoer
1 Plaats originele documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de automatische documentinvoer (ADI).
2 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
3 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
4 Selecteer Prompt voor meerdere pagina's. Met deze optie worden alle documenten in de ADI automatisch
gescand en wordt een genummerde bestandsnaam gemaakt op basis van de bestandsnaam die u hebt
opgegeven.
Opmerkingen:
• Asl u elk gescand item met een adere bestandsnaam wilt opslaan, selecteert u Vragen om elke pagina een
naam te geven.
• Als een scantaak wordt opgeslagen als PDF, wordt het dialoogvenster Bewaar één keer weergegeven en alle
gescande pagina's worden opgeslagen in één bestand.
5 Klik op Scan.
6 Geef in het dialoogvenster Bewaar een bestandsnaam op voor de scantaak.
7 Selecteer in het voorgrondmenu Locatie een bestemming voor de gescande items.
8 Selecteer een bestandstype in het voorgrondmenu Stel in voor.
9 Klik op OK.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Scannen
36
Meerdere pagina's scannen met de glasplaat
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
3 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
4 Selecteer Prompt voor meerdere pagina's.
5 Klik op Scan.
6 Geef in het dialoogvenster Opslaan een bestandsnaam op voor de scantaak.
7 Selecteer in het voorgrondmenu Locatie een bestemming voor de gescande items.
8 Selecteer een bestandstype in het voorgrondmenu Stel in voor.
9 Klik op OK.
10 Plaats het volgende item op de glasplaat als dit gevraagd wordt en klik op Scan in het dialoogvenster. Herhaal
dit voor elk originele document dat u wilt scannen.
11 Klik op Gereed als u alle items hebt gescand.
Opmerkingen:
• U kunt ook Vragen om elke pagina een naam te geven inschakelen als u elke gescand item met een andere
naam wilt opslaan. Anders krijgen gescande items de bestandsnaam die u hebt opgegeven en worden deze
dienovereenkomstig genummerd.
• Als een scantaak wordt opgeslagen als PDF, wordt het dialoogvenster Bewaar slechts één keer weergegeven.
Alle gescande pagina's worden opgeslagen naar één PDF-bestand aangezien de instelling PDF scannen van
meerdere pagina's ondersteunt.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Scannen
37
Heldere afbeeldingen in tijdschriften of kranten scannen
Met de functie voor effenen kunt u golvende patronen in items uit tijdschriften of kranten verwijderen.
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Selecteer Tijdschrift of krant in het menu Wat wordt er gescand?.
6 Klik op Voorbeeld/bewerken.
7 Klik op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
8 Selecteer Tijdschrift of Krant in het voorgrondmenu Ontrasteren op het tabblad Instellingen.
9 Klik op .
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Tekst scannen voor bewerken
Met de softwarefunctie voor OCR (Optical Character Recognition) kunt u een document scannen en een tekst maken
die u kunt bewerken met een tekstverwerkingstoepassing.
Opmerking: deze functie werkt alleen als ABBYY FineReader 5 Sprint X is geïnstalleerd.
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
2 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
3 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
4 Selecteer een ander type dan Foto in het menu Wat wordt gescand?.
5 Kies Voor bewerken (OCR) in het voorgrondmenu Waarvoor wordt gescande afbeelding gebruikt?.
6 Selecteer een tekstverwerkingsprogramma in het menu Gescande afbeelding verzenden naar.
7 Klik op Scannen.
8 Open het gescande document vanuit de tekstverwerkingstoepassing om een voorbeeld weer te geven en de
tekst te bewerken.
9 Bewerk het document en sla het op.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Scannen
38
Documenten of afbeeldingen scannen voor e-mailen
Ga als volgt te werk wanneer u een nieuw item wilt scannen en e-mailen:
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
2 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
3 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
4 Selecteer een ander type dan Foto in het menu Wat wordt gescand?.
5 Kies Voor weergeven op een monitor/webpagina in het menu Waarvoor wordt gescande afbeelding gebruikt?.
6 Selecteer een toepassing in het menu Gescande afbeelding verzenden naar.
7 Klik op Scannen.
8 Sla de afbeelding op met de toepassing en de verzend deze als bijlage van een e-mail.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Gescande afbeeldingen opslaan
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Kies de toepassing waarin u de gescande afbeelding wilt opslaan in het voorgrondmenu Stuur gescand afbeeld
naar.
6 Pas de instellingen indien nodig aan.
7 Klik op Scannen. De gescande afbeelding wordt geopend in de opgegeven toepassing.
8 Klik in het programma op Archief Opslaan als als u de scan wilt opslaan.
9 Geef de bestandsnaam, bestandsindeling en locatie op voor de gescande afbeelding die moet worden
opgeslagen.
10 Klik op Opslaan.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Scannen
39
Scannen via een netwerk
Netwerkprinter instellen voor scannen
Naam toewijzen aan de computer
U kunt een naam toewijzen aan de computer wanneer u de printersoftware voor de eerste keer installeert. Selecteer
deze naam wanneer u een item scant op de netwerkprinter en de gescande afbeelding naar uw computer wilt
verzenden. De naam van de computer kan worden gewijzigd.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Selecteer in het menu de opties Geavanceerd Instellingen voor scannen via het netwerk.
4 Typ de naam van de computer in het veld Computernaam.
5 Klik op Bewaar.
Pincode instellen voor scannen via een netwerk
Als u een pincode toewijst voor scannen via een netwerk, kunt u het verzenden van gescande items naar uw computer
beheren. U kunt pincode toewijzen voor scannen via een netwerk wanneer u de printersoftware voor de eerste keer
installeert. Zo nodig kunt u de code later wijzigen.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Selecteer in het menu de opties Geavanceerd Netwerkscaninstellingen.
4 Schakel het selectievakje in om een pincode op te geven.
5 Geef een viercijferige pincode op. Gebruik een combinatie van cijfers van 1 tot 9.
6 Klik op Bewaar.
Printers selecteren waarmee u kunt scannen naar de computer
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Selecteer in het menu de opties Geavanceerd Netwerktoegang voor scannen.
Het dialoogvenster Netwerktoegang voor scannen wordt weergegeven.
4 Druk op + om te zoeken naar printers die zijn aangesloten op het lokale subnet.
Het dialoogvenster All-In-One in netwerk selecteren wordt weergegeven.
5 Typ het IP-adres van de afdrukserver in het zoekveld. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor informatie over het
IP-adres van de afdrukserver.
Als u de zoekactie wilt beperken tot een bepaald subnet, geeft u het IP-adres van de afdrukserver en het
subnetmasker in CIDR-notatie op.
6 Druk op return op het toetsenbord.
Scannen
40
7 Selecteer in het dialoogvenster All-In-One in netwerk selecteren de printer waarmee u wilt scannen naar de
computer.
8 Klik op Selecteren.
9 Herhaal stap 4 tot en met stap 8 voor elke printer waarmee u wilt scannen naar de computer.
10 Klik op OK als u klaar bent.
Opmerking: als u een printer uit de lijst wilt verwijderen, selecteert u de printer en klikt u vervolgens op —.
Scannen naar een computer via een netwerk
1 Controleer het volgende:
• De printer is aangesloten op het netwerk via een afdrukserver en de printer, de afdrukserver en de computer
waarop u de scan wilt ontvangen, zijn ingeschakeld.
• De printer is geconfigureerd voor scannen via een netwerk (rechtstreeks afdrukken via IP).
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Scannen.
4 Druk herhaaldelijk op of tot de computer waarnaar u wilt scannen, is gemarkeerd.
5 Als u een pincode hebt ingesteld tijdens de netwerkinstallatie, geeft u de pincode op met het toetsenblok en
drukt u op
6 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste scanbestemming wordt weergegeven.
7 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Netwerkprinter instellen voor scannen” op pagina 0
.
Scantaken beheren
Scantaken annuleren
U annuleert als volgt een scan met het bedieningspaneel:
1 Druk op .
Het scannen wordt stopgezet en de scannerbalk keert terug naar de uitgangspositie.
2 Druk op om de printer uit te zetten.
U annuleert als volgt een scan met de software:
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik in het voortgangsvenster op Annuleer.
Scannen
41
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Meer informatie over de scanopties van het Takencentrum
Helderheid van een afbeelding aanpassen
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik in het Takencentrum op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
5 Selecteer het tabblad Aanpassingen.
6 Verschuif de regelaar in het gedeelte Helderheid om de afbeelding lichter of donkerder te maken.
Verwante onderwerpen:
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
• “Kleurinstellingen aanpassen bij het scannen” op pagina 42
Kleurinstellingen aanpassen bij het scannen
U kunt de kleurinstellingen handmatig aanpassen voor de beste kleurenuitvoer.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik in het Takencentrum op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik in het dialoogvenster Scannen op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
5 Vanaf het tabblad Instellingen:
• Selecteer een voorgedefinieerde scaninstelling die geschikt is voor het document.
• Als u niet tevreden bent met een voorgedefinieerde instelling, past u de scaninstellingen aan door de
kleurdiepte en resolutie aan te passen en een optie voor ontrasteren te kiezen als u golvende patronen wilt
verwijderen uit gescande afbeeldingen uit tijdschriften of kranten.
• Verminder zo nodig de achtergrondruis. Selecteer Achtergrondruis verminderen en sleep de schuifregelaar
om de achtergrondruis te verminderen.
6 Vanaf het tabblad Aanpassingen:
• Pas helderheid, contrast en gamma (kleurcorrectiecurve) aan. Pas de niveaus aan met de schuifregelaars.
• Verscherp de afbeelding. Sleep de schuifregelaar om de scherpte van de afbeelding aan te passen.
• Keer de afbeeldingskleuren om. Selecteer Kleuren omkeren om de kleuren in de afbeelding om te keren.
Hierdoor lijkt de afbeelding op het negatief van een foto.
Verwante onderwerpen:
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
• “Helderheid van een afbeelding aanpassen” op pagina 42
Scannen
42
Bepalen waarnaar u gescande afbeeldingen wilt verzenden
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Selecteer de scanbestemming in het voorgrondmenu Stuur gescand beeld naar.
• Bestand: de gescande afbeelding opslaan in een bestand dat u later kunt openen.
• Klembord: de gescande afbeelding op het klembord plaatsen zodat u de afbeelding in een ander document
kunt plakken. Grote scans passen wellicht niet op het klembord.
Opmerking: Voor scans met hoge resolutie is veel systeemgeheugen nodig. Dit heeft veel invloed op de
prestaties van het systeem.
• Een toepassing: de gescande afbeelding wordt geopend in de opgegeven toepassing.
Verwante onderwerpen:
• “Gescande afbeeldingen opslaan” op pagina 39
• “Takencentrum gebruiken” op pagina 114
Foto's bijsnijden met de software
U kunt de functie Automatisch bijsnijden gebruiken om bepaalde belangrijke gedeelten te benadrukken of alleen
een bepaald gedeelte van een afbeelding weer te geven.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik in het dialoogvenster van het Takencentrum op Voorbeeld/bewerken.
4 Selecteer Gevoel. autom. bijsnijden.
Opmerking: als u Gevoel. autom. bijsnijden selecteert, wordt het gebied dat moet worden gescand,
automatisch geselecteerd.
5 Als u tevreden bent met de bijgesneden afbeelding, klikt u op .
Als u niet tevreden bent met de bijgesneden afbeelding, past u deze verder aan.
a Pas de afbeelding op een van de volgende manieren aan:
• Verplaats de schuifregelaar.
Opmerking: Met de schuifregelaar kunt u de bestandsgrootte, breedte en hoogte van de afbeelding
aanpassen. Als de selectierand verdwijnt, is het ingestelde bijsnijdgebied groter dan het formaat van
de afbeelding.
• Klik op de grepen en versleep deze om het bijsnijdgebied te vergroten of te verkleinen.
• Sleep het bijsnijdgebied naar een gedeelte van de afbeelding dat u wilt kopiëren.
Opmerking: met deze acties wordt Gevoel. autom. bijsnijden uitgeschakeld.
b Klik op om een voorbeeld van de afbeelding weer te geven.
c Klik op om de afbeelding te scannen.
Verwante onderwerpen:
• “Takencentrum gebruiken” op pagina 114
Scannen
43
Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen
U kunt de scaninstellingen aanpassen en creatieve scantaken uitvoeren in het dialoogvenster Scannen.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen en de instellingen aan te passen.
Het dialoogvenster Scannen bestaat uit drie hoofdgedeelten: het tabblad Instellingen, het tabblad Aanpassingen
en het voorbeeldgedeelte.
LocatieOptieFunctie
Tabblad InstellingenInstellingen voor scannenEen vooringestelde scaninstelling selecteren
volgens de kleur en het documenttype van de scan.
Opmerking: Selecteer Aangepaste instellingen om
de scaninstellingen handmatig aan te passen in
plaats van een vooringestelde scaninstelling te
gebruiken.
Achtergrondruis verminderenVlekken en lichte achtergrondarcering verwijderen
uit kleurendocumenten.
Scannen
44
LocatieOptieFunctie
Tabblad Aanpassingen HelderheidDe helderheid van de gescande afbeelding
aanpassen.
ContrastDe kleurschakering van de afbeelding op een lichte
of donkere achtergrond aanpassen.
GammaDe kleurcorrectiecurve aanpassen. Wanneer u
gammacorrectie inschakelt, kunt u de hoeveelheid
inkt op de pagina aanpassen.
Vervagen/verscherpenDe scherpte van de gescande afbeelding
aanpassen.
Afbeelding draaienDe afbeelding 90 graden rechtsom draaien met elke
muisklik.
Kleuren omkerenDe kleuren van de afbeelding omdraaien door rood,
groen en blauw om te draaien. Hierdoor lijkt de
afbeelding op het negatief van een foto.
SpiegelEen gespiegelde kopie maken van het document.
StandaardDe standaardinstellingen voor de aanpassings-
knoppen herstellen.
VoorbeeldgedeelteEen voorbeeld weergeven van de afbeelding.
Sommige instellingen in het dialoogvenster zijn
interactief. Dit houdt in dat u de wijzigingen in de
afbeelding direct kunt bekijken als u de instellingen
aanpast. Als u op
document nogmaals gescand en worden de wijzigingen weergegeven in het voorbeeldgedeelte.
klikt, wordt het originele
Gevoel. autom. bijsnijdenDeze optie in- of uitschakelen om automatisch
bijsnijden in of uit te schakelen. Sleep de schuifregelaar om automatisch bijsnijden aan te passen.
Breedte, hoogte en bestandsgrootte De afmetingen van de gescande afbeelding
bekijken. Selecteer de gewenste maateenheid in
het voorgrondmenu.
De volgende knoppen bevinden zich boven aan het voorbeeldgedeelte:
Knop Functie
Het voorgrondmenu voor scaninstellingen weergeven of verbergen.
De afbeelding in het voorbeeldgedeelte vernieuwen.
Scannen starten.
Verwante onderwerpen:
• “Takencentrum gebruiken” op pagina 114
Scannen
45
Aangepaste lijst bewerken
De lijst met toepassingen in Lijst aanpassen wordt gegenereerd wanneer u de All-In-One-software installeert. Deze
lijst kan maximaal 50 toepassingen bevatten. Met Lijst aanpassen kunt u een toepassing toevoegen, verwijderen of
aanpassen.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Blader naar beneden in het voorgrondmenu Stuur gescand beeld naar en kies Lijst aanpassen. Het
dialoogvenster Lijst aanpassen wordt weergegeven met de beschikbare toepassingen.
U voegt als volgt een toepassing toe aan de lijst:
1 Klik op +.
2 Klik op Bladeren om door de lijst met beschikbare toepassingen op de computer te bladeren. Klik op de
toepassing die u wilt toevoegen aan de lijst Beschikbare toepassingen.
3 Klik op OK.
4 Selecteer in het voorgrondmenu Bestandtype het gewenste bestandstype voor de toepassing.
5 Eventueel kunt u de weergavenaam wijzigen. Dit is de naam die wordt weergegeven in het voorgrondmenu
Stuur gescand beeld naar.
6 Klik op OK.
U verwijdert als volgt een toepassing uit de lijst:
1 Klik in de lijst op de toepassing die u wilt verwijderen.
2 Klik op -.
3 Als u zeker weet dat u de toepassing wilt verwijderen, klikt u op OK. Klik anders op Annuleer.
U wijzigt als volgt een toepassing in de lijst:
1 Klik in de lijst op de toepassing die u wilt aanpassen.
2 Klik op Bewerk.
3 Bewerk de naam die wordt weergegeven in het voorgrondmenu Stuur gescand beeld naar.
• Klik op Bladeren om een nieuw pad naar de toepassing te kiezen.
• Selecteer in het voorgrondmenu Bestandtype het gewenste bestandstype voor de toepassing. U kunt slechts
één bestandstype selecteren.
• Klik op OK.
Verwante onderwerpen:
• “Instelling Voorkeuren van het Takencentrum selecteren” op pagina 118
Afbeelding verscherpen
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
Scannen
46
3 Klik op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik in het dialoogvenster Scannen op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
5 Klik op de tab Aanpassingen.
6 Sleep in het gedeelte Vervagen/verscherpen de regelaar om de scherpte van de gescande afbeelding aan te
passen.
Verwante onderwerpen:
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
• “Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software” op pagina 93
Standaardinstellingen van de All-In-One-software herstellen
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik op Standaard.
Verwante onderwerpen:
• “Takencentrum gebruiken” op pagina 114
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
Scannen
47
Faxen
Aan de slag
Printer voorbereiden voor faxen
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Installeer dit product nooit
tijdens onweer en sluit nooit kabels, zoals het netsnoer of de telefoonlijn, aan tijdens onweer.
Faxverbinding kiezen
U kunt de printer aansluiten op apparatuur zoals een telefoon, antwoordapparaat of computermodem. Zie
“Installatieproblemen oplossen” op pagina 137 als er problemen optreden.
Opmerking: De printer is een analoog apparaat dat het beste werkt als u het apparaat rechtstreeks aansluit op de
wandaansluiting. Andere apparaten (zoals een telefoon of antwoordapparaat) kunnen vervolgens worden
aangesloten op de printer. Dit wordt uitgelegd in de installatieprocedure. Wilt u een digitale verbinding zoals ISDN,
DSL of ADSL gebruiken, dan hebt u een apparaat van derden (bijvoorbeeld een DSL-filter) nodig.
De printer hoeft niet aangesloten te worden op een computer, maar u moet de printer aansluiten op een telefoonlijn
om faxen te verzenden en ontvangen.
U kunt de printer aansluiten op andere apparatuur. Gebruik de volgende tabel om te bepalen hoe u de printer het
beste kunt instellen.
ApparatuurVoordelenMeer informatie
• De printer
• Een telefoonsnoer
• De printer
• Een telefoon
• Twee telefoonsnoeren
• De printer
• Een telefoon
Faxen verzenden en ontvangen zonder een
computer te gebruiken.
• De faxlijn gebruiken als een normale
telefoonlijn.
• Faxen verzenden en ontvangen zonder
een computer te gebruiken.
Binnenkomende gesproken berichten en
faxen ontvangen.
“Rechtstreeks aansluiten op een
wandaansluiting voor telefoons” op
pagina 52
“Aansluiten op een telefoon” op
pagina 53
“Aansluiten op een antwoordapparaat”
op pagina 54
• Een antwoordapparaat
• Drie telefoonsnoeren
• De printer
• Een telefoon
Faxen verzenden met de computer of de
printer.
“Aansluiten op een computer met een
modem” op pagina 55
• Een computermodem
• Drie telefoonsnoeren
Verwante onderwerpen:
• “Installatieproblemen oplossen” op pagina 137
Faxen
48
RJ11-adapter gebruiken
Land/regio
• Verenigd Koninkrijk
• Ierland
• Finland
• Noorwegen
• Denemarken
Als u de printer op een antwoordapparaat of ander telecommunicatieapparaat wilt aansluiten, gebruikt u de adapter
voor de telefoonlijn die in de doos bij de printer is geleverd.
• Italië
• Zweden
• Nederland
• Frankrijk
• Portugal
1 Sluit het ene uiteinde van het telefoonsnoer aan op de Line-poort van de printer.
2 Sluit de adapter aan op de telefoonlijn die bij de printer is geleverd.
Opmerking: De adapter voor het Verenigd Koninkrijk wordt weergegeven. Uw adapter ziet er mogelijk anders
uit, maar past in de telefooncontactdoos die op uw locatie wordt gebruikt.
3 Sluit de telefoonlijn van het gewenste telecommunicatieapparaat aan op het linkeraansluiting van de adapter.
Faxen
49
Als uw telecommunicatieapparaat een telefoonlijn met een Amerikaanse RJ11-aansluiting heeft, volgt u de
onderstaande stappen voor het aansluiten van het apparaat:
1 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort achter op de printer.
Opmerking: wanneer u deze afdekplug eenmaal hebt verwijderd, functioneren land- of regiospecifieke
apparaten die u op de aangegeven wijze via de adapter op de printer aansluit, niet correct.
2 Sluit uw telecommunicatieapparaat rechtstreeks aan op de EXT-poort achter op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: raak de kabels of het aangegeven gedeelte van de printer niet aan wanneer
er een fax wordt verzonden of ontvangen.
Land/regio
• Saoedi-Arabië
• Verenigde Arabische Emiraten
• Egypte
• Bulgarije
• Tsjechië
• België
• Australië
• Zuid-Afrika
• Israël
• Hongarije
• Polen
• Roemenië
• Rusland
• Slovenië
• Spanje
• Turkije
• Griekenland
Faxen
50
U sluit als volgt een antwoordapparaat of andere telecommunicatieapparaten op de printer aan:
1 Verwijder de afdekplug uit de achterzijde van de printer.
Opmerking: wanneer u deze afdekplug eenmaal hebt verwijderd, functioneren land- of regiospecifieke
apparaten die u op de aangegeven wijze via de adapter op de printer aansluit, niet correct.
2 Sluit uw telecommunicatieapparaat rechtstreeks aan op de EXT-poort achter op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: raak de kabels of het aangegeven gedeelte van de printer niet aan wanneer
er een fax wordt verzonden of ontvangen.
Land/regio
• Duitsland
• Oostenrijk
• Zwitserland
Faxen
51
In de EXT-poort aan de achterzijde van de printer bevindt zich een afdekplug. Deze afdekplug is nodig voor het
correct functioneren van de printer.
Opmerking: Verwijder de afdekplug niet. Als u deze verwijdert, functioneren andere telecommunicatieapparaten
in uw huis (zoals telefoons of antwoordapparaten) mogelijk niet.
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
Rechtstreeks aansluiten op een wandaansluiting voor telefoons
Sluit de printer rechtstreeks aan op een wandaansluiting voor telefoons om kopieën te maken en faxen te verzenden
of ontvangen zonder een computer.
1 U hebt een telefoonsnoer en een wandaansluiting voor telefoons nodig.
2 Sluit het ene uiteinde van het telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer.
3 Sluit het andere uiteinde van het telefoonsnoer aan op een werkende wandaansluiting voor telefoons.
Verwante onderwerpen:
• “Printer voorbereiden voor faxen” op pagina 48
Faxen
52
Aansluiten op een telefoon
Sluit een telefoon aan op de printer om de faxlijn te gebruiken als een gewone telefoonlijn. Plaats de printer
vervolgens bij de telefoon om kopieën te maken of faxen te verzenden of ontvangen zonder een computer.
Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen. Zie het verwante on derwerp RJ11-adapter
gebruiken voor meer informatie over het aansluiten van de printer op telecommunicatieapparaten.
1 Controleer of u beschikt over het volgende:
• Een telefoon
• Twee telefoonsnoeren
• Een wandaansluiting voor telefoons
2 Sluit een telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer en op een werkende wandaansluiting voor
telefoons.
3 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort van de printer.
Faxen
53
4 Sluit het andere telefoonsnoer aan op een telefoon en op de EXT-poort van de printer.
Verwante onderwerpen:
• “Printer voorbereiden voor faxen” op pagina 48
Aansluiten op een antwoordapparaat
Sluit een antwoordapparaat aan op de printer als u gesproken berichten en faxen wilt ontvangen.
Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen. Zie het verwante on derwerp RJ11-adapter
gebruiken voor meer informatie over het aansluiten van de printer op telecommunicatieapparaten.
1 Controleer of u beschikt over het volgende:
• Een telefoon
• Een antwoordapparaat
• Drie telefoonsnoeren
• Een wandaansluiting voor telefoons
2 Sluit een telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer en op een werkende wandaansluiting voor
telefoons.
Faxen
54
3 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort van de printer.
4 Sluit een tweede telefoonsnoer aan op de telefoon en het antwoordapparaat.
5 Sluit een derde telefoonsnoer aan op het antwoordapparaat en op de EXT-poort van de printer.
Verwante onderwerpen:
• “Printer voorbereiden voor faxen” op pagina 48
Aansluiten op een computer met een modem
Sluit de printer aan op een computer met een modem om faxen te verzenden met de software.
Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen. Zie het verwante on derwerp RJ11-adapter
gebruiken voor meer informatie over het aansluiten van de printer op telecommunicatieapparaten.
1 Controleer of u beschikt over het volgende:
• Een telefoon
• Een computer met een modem
• Twee telefoonsnoeren
• Een wandaansluiting voor telefoons
Faxen
55
2 Sluit een telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer en op een werkende wandaansluiting voor
telefoons.
3 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort van de printer.
4 Sluit een tweede telefoonsnoer aan op de computermodem en op de EXT-poort van de printer.
Verwante onderwerpen:
• “Printer voorbereiden voor faxen” op pagina 48
Faxen
56
Originele documenten op de glasplaat plaatsen
U kunt foto's, tekstdocumenten en artikelen uit tijdschriften, kranten en andere publicaties scannen en afdrukken.
U kunt een document scannen voor faxen.
1 Controleer of de computer en printer zijn ingeschakeld.
2 Open de bovenklep.
3 Plaats het originele document of item met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de
glasplaat.
Faxen
57
4 Sluit de bovenklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding.
1
2
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
Originele documenten in de automatische documentinvoer
plaatsen
U kunt maximaal 15 vellen van een origineel document in de automatische documentinvoer (ADI) plaatsen om ze
te scannen, te kopiëren of te faxen. U kunt papier van het formaat A4, Letter of Legal in de automatische
documentinvoer (ADI) plaatsen.
Opmerkingen:
• Gebruik alleen nieuw en ongekreukeld papier dat niet is omgekruld.
• Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit
tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
1 Als u papier van het formaat A4 of Letter gebruikt, klapt u de papierstopper van de automatische documentinvoer
omhoog.
2 Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het originele document.
3 Waaier het originele document los.
Faxen
58
4 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden en de bovenzijde naar voren in de ADI tot u
een pieptoon hoort.
Document geplaatst verschijnt op de display en het document wordt in de ADI gevoerd.
Opmerking: De functie Voorbeeld wordt niet ondersteund als u de automatische documentinvoer gebruikt.
Wanneer u de scanner gebruikt, kunt u één voorbeeldpagina per keer weergeven.
Papiercapaciteit van de automatische documentinvoer (ADI)
MaximumaantalAandachtspunten
15 vellen:
• Letter-papier
• A4-papier
• Legal-papier
• Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het
originele document.
• Het originele document is met de bedrukte zijde naar beneden en
de bovenzijde naar voren in de ADI geplaatst tot er een pieptoon
werd weergegeven.
Faxen
59
MaximumaantalAandachtspunten
15 vellen:
• Aangepast papier
• Voorgeperforeerd papier
• Kopieerpapier met versterkte randen
• Voorgedrukte formulieren
• Briefhoofdpapier
• Pas de papiergeleider van de ADI-lade aan op de breedte van het
originele document.
• Het originele document is met de bedrukte zijde naar beneden en
de bovenzijde naar voren in de ADI geplaatst tot er een pieptoon
werd weergegeven.
• Het papierformaat valt binnen de volgende afmetingen:
Breedte:
– 210,0 mm-215,9 mm
– 8,25 inch-8,5 inch
Lengte:
– 279,4 mm-355,6 mm
– 11,0 inch-14,0 inch
• U hebt het voorgedrukte materiaal goed laten drogen voordat u het
in de automatische documentinvoer plaatst.
• Het papier is niet bedrukt met metaalhoudende inkt.
• U gebruikt geen papier met reliëfdruk.
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
Faxen
60
Faxtaken en aanverwante taken uitvoeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Installeer dit product nooit
tijdens onweer en sluit nooit kabels, zoals het netsnoer of de telefoonlijn, aan tijdens onweer.
Faxen verzenden
Faxnummer opgeven
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Geef een faxnummer op met:
Het tekstvak
Snelkeuze of groepskeuze
Geef een faxnummer op met het toetsenblok.
Opmerkingen:
• U kunt een telefoonkaartnummer opnemen als onderdeel van het faxnummer.
• U kunt maximaal 64 cijfers gebruiken.
• Druk op Onderbreken/Opnieuw kiezen om een onderbreking van drie
seconden in te voegen in het nummer dat u opgeeft om te wachten op een
buitenlijnen of om verbinding te maken met een geautomatiseerd antwoordsysteem.
a Druk op Telefoonboek.
b Geef een snelkeuzenummer of groepskeuzenummer op.
• Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste snelkeuzenummer of
groepskeuzenummer wordt weergegeven.
• Geef met het toetsenblok het nummer van het snelkeuze-item (1-89) of
groepskeuze-item (90-99) op.
Opmerkingen:
• Zie voor informatie over het toevoegen van snelkeuze- of groepssnel-
keuze-items met de computer “Snelkeuze instellen met de computer” op
pagina 66.
• Zie voor informatie over het toevoegen van snelkeuze- of groepssnel-
keuze-items met het bedieningspaneel “Telefoonboek gebruiken” op
pagina 67.
3 Verzend als volgt een fax naar een groep ontvangers (groepsfax):
a Druk op .
b Herhaal stap 2 met een van de voorgaande methoden tot u maximaal 30 faxnummers hebt opgegeven.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Faxen
61
Faxen verzenden met het bedieningspaneel
1 Controleer of de printer is ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
4 Voer een faxnummer in of druk op Telefoonboek om een nummer te selecteren in de snelkeuzelijst of
groepskeuzelijst. Zie voor meer informatie “Faxnummer opgeven” op pagina 61.
Opmerking: als u de snelkeuzefunctie wilt instellen, zie “Snelkeuze instellen met de computer” op
pagina 66.
5 Verzend als volgt een fax naar een groep ontvangers (groepsfax):
a Druk op .
b Herhaal stap 4 en druk op tot u maximaal 30 faxnummers hebt opgegeven.
6 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Groepsfax verzenden op een opgegeven tijdstip
U kunt een fax naar dertig personen of groepen tegelijkertijd verzenden.
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
2 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
3 Druk op .
4 Druk herhaaldelijk op of tot Fax uitstellen wordt weergegeven.
5 Druk op .
6 Druk herhaaldelijk op of tot Uitstellen tot wordt weergegeven.
7 Druk op .
8 Geef de tijd op waarop u de fax wilt verzenden.
9 Druk op .
10 Als de 24-uurs notatie niet is ingesteld op de printer, drukt u herhaaldelijk u of om a.m. of p.m. te selecteren.
11 Druk op om de instellingen op te slaan.
12 Voer een faxnummer in of druk op Telefoonboek om een nummer te selecteren in de snelkeuzelijst of
groepskeuzelijst. Zie voor meer informatie “Faxnummer opgeven” op pagina 61.
Faxen
62
13 Herhaal zo nodig stap 12 en druk op tot u maximaal 30 faxnummers hebt opgegeven.
14 Druk op Kleur of Zwart.
Opmerking: De faxnummers worden op het ingestelde tijdstip gekozen en de fax wordt verzonden naar alle
opgegeven faxnummers. Als een fax niet kan worden verzonden naar bepaalde nummers, wordt voor die nummers
een nieuwe poging gedaan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Fax verzenden terwijl u een gesprek voert (Kiezen hoorn op haak)
De functie voor handmatig kiezen kunt u gebruiken om een telefoonnummer te kiezen terwijl u naar een gesprek
luistert via een luidspreker op de printer. Deze functie is handig als u een geautomatiseerd antwoordsysteem moet
doorlopen of een telefoonkaartnummer moet opgeven voor u een fax kunt verzenden.
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Kiezen hoorn op haak wordt weergegeven.
4 Druk op .
U hoort nu de kiestoon van de telefoon.
5 Voer een faxnummer in of druk op Telefoonboek om een nummer te selecteren in de snelkeuzelijst of
groepskeuzelijst. Zie voor meer informatie “Faxnummer opgeven” op pagina 61.
Opmerking: gebruik het toetsenblok om een geautomatiseerd antwoordsysteem te doorlopen.
6 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
Faxen ontvangen
Faxen automatisch ontvangen
1 Controleer of het lampje Fax aut beantw. van de printer brandt.
2 Zie voor meer informatie over het aantal belsignalen dat u moet instellen om faxen automatisch te ontvangen
op de printer “Aantal belsignalen instellen voordat een fax automatisch wordt ontvangen” op pagina 68.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Faxen ontvangen met een antwoordapparaat
Opmerking: zie “Aansluiten op een antwoordapparaat” op pagina 54 voor de juiste installatie van de apparatuur.
Faxen
63
U kunt als volgt faxen ontvangen terwijl een antwoordapparaat is aangesloten op de printer:
1 Controleer of het lampje Fax aut beantw. van de printer brandt.
Als er wordt gebeld, wordt het gesprek aangenomen door het antwoordapparaat.
• Als er een fax wordt vastgesteld, wordt deze door de printer ontvangen en wordt de verbinding verbroken.
• Als de printer geen fax herkent, ontvangt het antwoordapparaat het gesprek.
2 Stel het antwoordapparaat in om binnenkomende gesprekken te beantwoorden voordat de printer dit doet.
Stelt u voor het antwoordapparaat bijvoorbeeld in dat gesprekken na drie belsignalen worden beantwoord, dan
moet u de printer instellen op vijf belsignalen.
3 Zie “Aantal belsignalen instellen voordat een fax automatisch wordt ontvangen” op pagina 68 voor meer
informatie over het aantal belsignalen dat u moet instellen om faxen automatisch te ontvangen op de printer.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Handmatig een fax ontvangen
1 Controleer of het lampje Automatisch beantwoorden niet brandt.
2 De fax ontvangen:
• Druk op Kleur of Zwart.
of
• Druk op * 9 * op de telefoon wanneer u opneemt en faxtonen hoort.
3 Leg de hoorn op de haak. De printer ontvangt de fax.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Nummerweergave gebruiken
Nummerweergave is een dienst die door bepaalde telefoonbedrijven wordt geleverd, waarmee het telefoonnummer
(en mogelijk de naam) van de beller wordt herkend. Als u zich op deze dienst abonneert, kunt u deze gebruiken met
de printer. Wanneer u een fax ontvangt, verschijnt op de display het telefoonnummer van de persoon die u de fax
heeft gestuurd.
Opmerking: nummerweergave is alleen beschikbaar in sommige landen.
De printer ondersteunt twee soorten nummerweergave: Patroon 1 (FSK) en Patroon 2 (DTMF). Afhankelijk van het
land of de regio waar u woont en de telecomaanbieder die u gebruikt, moet u mogelijk overschakelen naar een ander
patroon om nummerweergave te activeren.
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk herhaaldelijk op of tot Extra verschijnt.
3 Druk op .
4 Druk herhaaldelijk op of tot App.instlng wordt weergegeven.
5 Druk op .
6 Druk herhaaldelijk op of tot Patroon nummerweergave verschijnt.
Faxen
64
7 Druk op .
8 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
9 Druk op om de instelling op te slaan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Informatie over het menu Faxen” op pagina 102
Faxen doorsturen
De functie voor het doorsturen van faxen kunt u gebruiken om faxen te ontvangen wanneer u zich niet in de buurt
van de printer bevindt. Er zijn drie instellingen beschikbaar voor het doorsturen van faxen:
• Uit: (standaardinstelling).
• Doorsturen: de fax wordt doorgestuurd naar het opgegeven faxnummer.
• Afdrukken en doorsturen: de fax wordt afgedrukt en vervolgens verzonden naar het opgegeven faxnummer.
U stelt als volgt het doorsturen van faxen in:
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstellingen wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en antwoorden verschijnt.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Fax doorsturen wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
10 Druk op .
11 Geef het nummer op waarnaar u de fax wilt doorsturen.
12 Druk op om de instelling op te slaan.
Opmerking: Als u Doorsturen of Afdrukken en doorsturen selecteert, wordt Doorsturen weergegeven in de
linkerbenedenhoek van het menu met standaardinstellingen voor faxen. Druk herhaaldelijk op
geselecteerde instelling te bekijken.
Verwante onderwerpen:
om de
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Rapporten met faxgebeurtenissen afdrukken
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
Faxen
65
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstellingen wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Rapporten wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste rapporttype wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
10 Druk op om het rapport af te drukken.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Snelkeuze instellen met de computer
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram van het hulpprogramma Faxconfiguratie.
3 Selecteer het tabblad Snelkeuzenummers.
4 Stel de snelkeuzelijst in.
U geeft als volgt afzonderlijke contactpersonen op:
a Selecteer het tabblad Personen.
b Dubbelklik op een regel in de kolom Contactpersoon.
c Typ de naam van de contactpersoon.
d Dubbelklik op de regel naast de naam van de contactpersoon (in de kolom Faxnummer).
e Typ het faxnummer van de contactpersoon.
U geeft als volgt een groep met contactpersonen op:
a Selecteer het tabblad Groepen.
b Dubbelklik op een regel in de kolom Groepsnaam.
c Typ de naam van de groep.
d Klik in het gedeelte Groepsleden op + om de namen en de faxnummers van de contactpersonen in deze
groep op te geven.
Opmerking: U kunt ook contactpersonen uit het adresboek toevoegen aan uw snelkeuzelijst. Zie voor meer
informatie “Contacten toevoegen uit het adresboek” op pagina 69.
Als u een item uit de snelkeuzelijst wilt verwijderen, selecteert u het item en klikt u op -.
5 Klik op Instellingen opslaan.
Verwante onderwerpen:
• “Instellingen aanpassen met het Faxconfiguratieprogramma” op pagina 73
Faxen
66
Telefoonboek gebruiken
Het telefoonboek is een lijst met snelkeuze-items (1-89) en groepskeuze-items (90-99).
U opent als volgt een item in het menu Telefoonboek:
1 Druk op het bedieningspaneel op Telefoonboek.
2 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste item verschijnt.
of
Geef met het toetsenblok het nummer van het snelkeuze-item of groepskeuze-item op.
U opent als volgt het menu Telefoonboek:
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Telefoonboek wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
6 Druk op en volg de aanwijzingen op de display.
OptieHandeling
Weergeven Telefoonboekitems weergeven.
Toevoegen Een nieuw snelkeuze-item of groepskeuze-item maken.
Verwijderen Een snelkeuze-item of groepskeuze-item verwijderen.
AanpassenEen snelkeuze-item of groepskeuze-item bewerken.
AfdrukkenAlle snelkeuze-items en groepskeuze-items in het telefoonboek afdrukken.
Opmerking: zie voor meer informatie over het toevoegen van snelkeuze-items en groepskeuze-items aan het
telefoonboek “Snelkeuze instellen met de computer” op pagina 66.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Faxtaken beheren
Kiesinstellingen aanpassen
Kiesvoorvoegsel instellen
U kunt een kiesvoorvoegsel van maximaal acht tekens toevoegen aan het begin van elk nummer dat u kiest. U kunt
cijfers, komma's en/of de symbolen * en # gebruiken.
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstellingen wordt weergegeven.
Faxen
67
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en verzenden verschijnt.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Voorv. kzn wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Als u de instelling wilt wijzigen, drukt u herhaaldelijk op of tot Maken wordt weergegeven.
10 Druk op .
11 Geef het kiesvoorvoegsel op dat voorafgaand aan elk telefoonnummer moet worden gekozen.
12 Druk op om de instelling op te slaan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Speciaal belsignaal instellen
Speciaal belsignaal is een dienst die door bepaalde telefoonbedrijven wordt geleverd waarmee meerdere
telefoonnummers kunnen worden toegewezen aan één telefoonlijn. Als u geabonneerd bent op deze dienst, kunt
u de printer programmeren met een telefoonnummer en speciaal belsignaal voor binnenkomende faxen.
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstelling wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en antwoorden wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Belsignaal wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste belsignaal verschijnt.
10 Druk op om de instelling op te slaan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Aantal belsignalen instellen voordat een fax automatisch wordt ontvangen
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstellingen wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en antwoorden verschijnt.
Faxen
68
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Opnemen na wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
10 Druk op om de instelling op te slaan.
11 Controleer of het lampje Fax aut beantw. van de printer brandt.
Als het aantal belsignalen dat u hebt ingesteld is bereikt, wordt de fax automatisch ontvangen door de printer.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Instellingen aanpassen om een fax te verzenden achter een PBX
Als de printer wordt gebruikt in een bedrijfs- of kantooromgeving, is het apparaat wellicht aangesloten op een PBXtelefoonsysteem (Private Branch Exchange). Bij het kiezen van faxnummers wacht de printer doorgaans tot de
kiestoon is herkend voordat het faxnummer wordt gekozen. Deze methode werkt mogelijk niet voor een PBXtelefoonsysteem als dit systeem een kiestoon gebruikt die niet herkenbaar is voor de meeste faxapparaten. De functie
voor het kiezen van faxnummers achter een PBX kunt u gebruiken om de printer zo in te stellen dat niet wordt
gewacht tot de kiestoon herkend is voordat het faxnummer wordt gekozen.
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstellingen wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en verzenden verschijnt.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Belmethode wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot Achter PBX verschijnt.
10 Druk op om deze instelling op te slaan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Contacten toevoegen uit het adresboek
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Faxconfiguratieprogramma.
3 Selecteer het tabblad Snelkeuze.
4 Klik op .
Faxen
69
5 Klik in het adresboek op de contactpersoon die u wilt toevoegen en sleep deze naar de snelkeuzelijst van de
printer.
Opmerking: Alleen de faxnummers die zijn opgegeven bij de contactpersoon in het adresboek worden
weergegeven in de snelkeuzelijst. Als een contactpersoon meerdere faxnummers heeft, maakt de toepassing
automatisch aparte items.
6 Klik op Instellingen opslaan.
Faxinstellingen aanpassen
Koptekst voor faxen instellen
Tijdens de installatie van de printer wordt u gevraagd uw naam, het faxnummer, de datum en de tijd op te geven.
Deze informatie wordt gebruikt voor de koptekst van de faxen die u verzendt.
Ga als volgt te werk als u deze informatie nog niet hebt opgegeven:
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstellingen wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en verzenden verschijnt.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Naam op fax verschijnt.
8 Druk op .
9 Geef uw naam op met het toetsenblok.
Opmerking: u kunt maximaal 20 tekens opgeven.
10 Druk op om de instelling op te slaan.
11 Druk herhaaldelijk op of tot Faxnummer verschijnt.
12 Druk op .
13 Geef het faxnummer op met het toetsenblok.
Opmerking: u kunt maximaal 64 nummers opgeven.
14 Druk op om de instelling op te slaan.
15 Druk twee keer op .
16 Druk herhaaldelijk op of tot Extra verschijnt.
17 Druk op .
18 Druk herhaaldelijk op of tot App.instlng wordt weergegeven.
19 Druk op .
20 Druk herhaaldelijk op of tot Datum/tijd verschijnt.
Faxen
70
21 Druk op .
22 Geef de datum op met het toetsenblok.
23 Druk op .
24 Geef de tijd op met het toetsenblok.
25 Druk op .
26 Als de waarde voor het uur dat u opgeeft 12 of lager is, drukt u herhaaldelijk op of tot AM, PM of 24uur
verschijnt.
27 Druk op om de instelling op te slaan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Voettekst voor faxen instellen
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstellingen wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Fax afdrukken wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot Voettekst fax wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot Aan wordt weergegeven.
10 Druk op .
11 Tijdens de installatie van de printer wordt u gevraagd de datum en de tijd op te geven. Ga als volgt te werk als u
deze informatie nog niet hebt opgegeven:
a Druk twee keer op .
b Druk herhaaldelijk op of tot Extra verschijnt.
c Druk op .
d Druk herhaaldelijk op of tot App.instlng wordt weergegeven.
e Druk op .
f Druk herhaaldelijk op of tot Datum/tijd verschijnt.
g Druk op .
h Geef de datum op met het toetsenblok.
i Druk op .
j Geef de tijd op met het toetsenblok.
k Druk op .
Faxen
71
l Als de waarde voor het uur dat u opgeeft 12 of lager is, drukt u herhaaldelijk op of tot AM, PM of
24uur verschijnt.
m Druk op om de instelling op te slaan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Ongewenste wijzigingen van de faxinstellingen blokkeren
Met deze functie kunt u voorkomen dat netwerkgebruikers de faxinstellingen wijzigen.
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Hulpmiddelen wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot App.instlng wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk op of tot Faxinst. van de host verschijnt.
8 Druk op .
9 Druk op of tot Blokkeren verschijnt.
10 Druk op om deze instelling op te slaan.
Verwante onderwerpen:
• “Ongewenste faxen blokkeren” op pagina 72
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Ongewenste faxen blokkeren
Als u beschikt over de functie voor nummerweergave, kunt u faxen blokkeren die afkomstig zijn van bepaalde
nummers en/of faxen blokkeren waarop geen nummer wordt weergegeven.
1 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2 Druk op .
3 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstelling wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Fax blokkeren wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot AAN/UIT wordt weergegeven.
8 Druk op .
9 Druk herhaaldelijk op of tot Aan wordt weergegeven.
10 Druk op .
Faxen
72
11 Faxen van bepaalde telefoonnummers blokkeren:
a Druk herhaaldelijk op of tot Toevoegen wordt weergegeven.
b Druk op .
c Voer een telefoonnummer in.
Opmerking: U kunt maximaal 64 nummers invoeren.
d Druk op .
e Als u een bijbehorende naam wilt opgeven, gebruikt u hiervoor het toetsenblok.
f Druk op .
g Aanvullende nummers opgeven:
1 Druk op .
2 Herhaal de handeling stap c tot en met stap f.
Opmerking: u kunt maximaal 50 telefoonnummers opgeven.
h Geen aanvullende nummers opgeven:
1 Druk herhaaldelijk op of tot Nee wordt weergegeven.
2 Druk op .
12 Alle faxen zonder nummerweergave blokkeren:
a Druk herhaaldelijk op of tot Zonder id blokkeren wordt weergegeven.
b Druk op .
c Druk herhaaldelijk op of tot Aan wordt weergegeven.
d Druk op om de instelling op te slaan.
13 Een lijst met alle geblokkeerde faxen afdrukken:
a Druk herhaaldelijk op of tot Afdrukken wordt weergegeven.
b Druk op om de lijst af te drukken.
Verwante onderwerpen:
• “Ongewenste wijzigingen van de faxinstellingen blokkeren” op pagina 72
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Instellingen aanpassen met het Faxconfiguratieprogramma
U kunt de faxinstellingen aanpassen in het Faxconfiguratieprogramma. Deze instellingen zijn van toepassing op alle
faxen die u verzendt of ontvangt.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Faxconfiguratieprogramma.
3 Selecteer de printer in het voorgrondmenu Apparaat in het dialoogvenster Faxconfiguratieprogramma.
Opmerking: Als u een netwerkprinter gebruikt om een fax te verzenden, wordt het MAC-adres van de printer
weergegeven in het voorgrondmenu Apparaat. Als dit niet het geval is, wordt alleen de printernaam
weergegeven.
Faxen
73
LocatieHandelingen
Verzenden
• De kiesmethode selecteren die u wilt gebruiken.
• Een voorvoegsel invoeren.
• Een belvolume selecteren.
• Instellen hoe vaak een nummer opnieuw moet worden gekozen als de fax niet kan
worden verzonden tijdens de eerste poging, en de wachttijd tussen die pogingen
instellen.
• Instellen of het hele document wordt gescand voordat het nummer wordt gekozen.
• De maximale verzendsnelheid en de afdrukkwaliteit voor uitgaande faxen selec-
teren.
• De afdrukkwaliteit van de faxtaak selecteren.
• Verzendkwaliteit voor faxen automatisch converteren selecteren om dezelfde
instelling voor de resolutie op te geven als is ingesteld op het ontvangende faxapparaat.
• Uw naam en faxnummer opgeven.
Opmerkingen:
– U kunt een telefoonkaartnummer opnemen als onderdeel van het faxnummer.
– U kunt maximaal 64 cijfers gebruiken.
Faxen
74
LocatieHandelingen
Ontvangen
• Opties selecteren voor binnenkomende gesprekken.
• Opties voor automatisch beantwoorden opgeven.
• Selecteren of u een fax wilt doorsturen of wilt afdrukken en vervolgens wilt
doorsturen.
• Een faxnummer voor doorsturen opgeven.
• Geblokkeerde faxen beheren.
Fax/rapport afdrukken
• Selecteren of een binnenkomende fax aangepast moet worden aan het papier-
formaat dat is geplaatst of de fax op twee vellen moet worden afgedrukt.
• Bepalen of een voettekst (datum, tijd en paginanummer) moet worden afgedrukt
op elke pagina die u ontvangt.
• Selecteren wanneer rapporten met faxgebeurtenissen en bevestigingen moeten
worden afgedrukt.
SnelkeuzeItems in de snelkeuzelijst, inclusief items in groepslijsten, maken, toevoegen, bewerken
of verwijderen.
4 Klik op Instellingen opslaan nadat u de instellingen hebt aangepast. Als u de instellingen wilt herstellen naar
de standaardfabrieksinstellingen, klikt u op Standaardinst.. Als u de opgeslagen instellingen wilt laden, klikt u
op Opgeslagen instellingen herstellen.
5 Sluit het Faxconfiguratieprogramma.
Verwante onderwerpen:
• “Faxconfiguratieprogramma weergeven” op pagina 116
Faxen
75
Werken met foto's
Foto-opslagapparaten aansluiten
Geheugenkaart in de printer plaatsen
1 Plaats een geheugenkaart in de printer.
• Plaats de kaart met het naamlabel naar boven.
• Als de kaart gemarkeerd is met een pijl, zorgt u dat de pijl naar de printer is gericht.
• Plaats zo nodig de kaart in de bijbehorende adapter voordat u deze in de sleuf plaatst.
Sleuf Geheugenkaart
1
• xD Picture-kaart
• Secure Digital (SD)
• Secure Digital High Capacity (SDHC)
• Mini Secure Digital (met adapter)
• Micro Secure Digital (met adapter)
• MultiMedia Card (MMC)
• RS-MMC-kaart (met adapter)
• MultiMedia Card Mobile (with adapter)
• Memory Stick (MS)
• Memory Stick PRO
• Memory Stick Duo (met adapter) of Memory Stick Duo PRO (met adapter)
2
• CompactFlash Type I en Type II
• Microdrive
2 Wacht tot het lampje rechts naast de sleuven op de printer gaat branden. Het lampje knippert om aan te geven
dat de geheugenkaart wordt gelezen of dat gegevens worden verzonden of ontvangen.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels, netwerkadapter, geheugenkaart of het aangegeven gedeelte
van de printer niet aan terwijl er wordt afgedrukt vanaf, gelezen van of geschreven naar een geheugenkaart. Er
kunnen gegevens verloren gaan. Verwijder ook de geheugenkaart niet terwijl er wordt afgedrukt vanaf, gelezen
van of geschreven naar een geheugenkaart.
Werken met foto's
76
Wanneer de printer de geheugenkaart detecteert, wordt het bericht Geheugenkaart gevonden
weergegeven op de display van het bedieningspaneel.
Als de printer de geheugenkaart niet leest, verwijdert u de kaart en plaatst u deze opnieuw in de printer.
Opmerkingen:
• De printer herkent per keer slechts één geheugenkaart. Als u meerdere geheugenkaarten plaatst, verschijnt een
bericht op de display dat u alle geheugenkaarten moet verwijderen die in de printer zijn geplaatst.
• Als een flashstation en een geheugenkaart in de printer zijn geplaatst, wordt een bericht weergegeven op de
display dat u moet kiezen welk opslagapparaat u wilt gebruiken.
Verwante onderwerpen:
• “Flashstation aansluiten” op pagina 77
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Geheugenkaart kan niet worden geplaatst” op pagina 171
• “Er gebeurt niets als de geheugenkaart is geplaatst” op pagina 172
Flashstation aansluiten
1 Sluit het flashstation aan op de PictBridge-poort aan de voorkant van de printer.
Opmerking: mogelijk moet u een adapter gebruiken als het flashstation niet in de poort past.
2 Als het flashstation een lampje heeft, knippert het lampje om aan te geven dat het station wordt gelezen of
gegevens verzendt. Wacht tot het lampje niet meer knippert.
Let op—Kans op beschadiging: maak geen kabels of media-apparaten los en raak het aangegeven gebied van
de printer niet aan als het lampje knippert.
Werken met foto's
77
3 Als de afbeeldingen zijn ingelezen, wordt het aantal gevonden afbeeldingen weergegeven op de display.
Opmerking: De printer herkent per keer slechts één opslagmedium. Als u meer dan één opslagmedium plaatst,
verschijnt een bericht op de display waarin u wordt gevraagd aan te geven welk medium moet worden herkend
door de printer.
Verwante onderwerpen:
• “Geheugenkaart in de printer plaatsen” op pagina 76
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Foto's op een opslagmedium overbrengen naar de computer met
het bedieningspaneel
Als de printer rechtstreeks is aangesloten op een computer, kunt u de foto's vanaf een geheugenkaart of flashstation
overbrengen naar de computer.
Opmerking: u kunt foto's niet vanaf een opslagmedium overbrengen naar de computer via een externe
netwerkadapter.
1 Plaats een geheugenkaart of flashstation met de gewenste afbeeldingen in de printer. Zie voor meer informatie
“Geheugenkaart in de printer plaatsen” op pagina 76 of “Flashstation aansluiten” op pagina 77.
2 Druk herhaaldelijk op of tot Foto's opslaan wordt weergegeven.
3 Druk op .
4 Druk zo nodig herhaaldelijk op of tot Computer wordt weergegeven.
5 Volg de instructies op het scherm.
Verwante onderwerpen:
• “Foto-opslagapparaten aansluiten” op pagina 76
Foto's op een geheugenkaart overbrengen naar een flashstation
1 Plaats een geheugenkaart met de gewenste afbeeldingen in de printer. Zie voor meer informatie “Geheugenkaart
in de printer plaatsen” op pagina 76.
2 Sluit een flashstation aan. Zie voor meer informatie “Flashstation aansluiten” op pagina 77.
Welk apparaat weergeven? verschijnt op de display.
Werken met foto's
78
3 Druk herhaaldelijk op of tot Camerakaart of het specifieke type camerakaart wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Foto's opslaan verschijnt.
6 Druk op .
7 Druk zo nodig herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling wordt weergegeven.
Opmerkingen:
• Als de foto's op de geheugenkaart op verschillende dagen zijn opgenomen, kunt u kiezen uit Laatste
datum en Datumbereik.
• Als u een datumbereik wilt selecteren, drukt u op en vervolgens herhaaldelijk op of tot de gewenste
datum wordt weergegeven. Datumbereiken worden op maand en jaar weergegeven met de recentste
maand eerst.
8 Druk op Kleur of Zwart.
Opmerking: als er onvoldoende geheugen beschikbaar is op het flashstation, wordt er een melding
weergegeven op de display.
Verwante onderwerpen:
• “Foto-opslagapparaten aansluiten” op pagina 76
Werken met foto's met het bedieningspaneel
Opmerking: Zorg ervoor dat u de afdrukzijde niet aanraakt met uw vingers of scherpe voorwerpen om vlekken en
krassen te voorkomen. Voor de beste resultaten verwijdert u elk afgedrukt vel meteen uit de papieruitvoerlade en
laat u de afdrukken ten minste 24 uur drogen voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
Alle foto's afdrukken
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie voor meer informatie “Papier in
de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Plaats een geheugenkaart of flashstation met de gewenste afbeeldingen in de printer. Zie voor meer informatie
“Geheugenkaart in de printer plaatsen” op pagina 76 of “Flashstation aansluiten” op pagina 77.
3 Druk herhaaldelijk op of tot Foto's afdrukken wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Alle foto's afdrukken wordt weergegeven.
6 Druk op Kleur of Zwart.
De instellingen die worden gebruikt voor de afdruktaak, worden opeenvolgend weergegeven op de tweede
regel op de display.
7 Druk nogmaals op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Werken met foto's
79
Informatie over het menu PictBridge
In het menu Standaardinstellingen PictBridge kunt u printerinstellingen opgeven als u deze instellingen niet opgeeft
op de digitale camera. Raadpleeg de documentatie bij de camera voor meer informatie over instellingen.
1 Sluit een digitale PictBridge-camera aan op de printer.
a Sluit één uiteinde van de USB-kabel aan op de camera.
Opmerking: gebruik alleen de USB-kabel die bij de digitale camera is geleverd.
b Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de PictBridge-poort op de voorkant van de printer.
Opmerking: de PictBridge-poort wordt aangegeven met het PictBridge-symbool
.
Het bericht PictBridge-camera gevonden. Druk op om instellingen te wijzigen.
verschijnt op de display.
2 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste menu-item wordt weergegeven.
3 Druk op .
4 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste submenu-item of de gewenste instelling wordt weergegeven.
5 Druk op .
Opmerking: Als u op
drukt, wordt een instelling geselecteerd. Naast de geselecteerde instelling wordt een
sterretje (*) wordt weergegeven.
6 Voor andere submenu's en instellingen, herhaalt u stap 4 en stap 5 indien nodig.
7 Druk zo nodig herhaaldelijk op om terug te keren naar de vorige menu's en andere instellingen op te geven.
Menu-itemActie
1, 2
Papierformaat
Fotoformaat
Layout
1
1
De instelling wordt hersteld naar de standaardfabrieksinstelling wanneer de digitale PictBridge-camera wordt
Het formaat van het geplaatste papier opgeven.
1, 2
Het formaat van de afgedrukte foto's opgeven.
Eén foto centreren op een pagina of het aantal foto's opgeven dat u wilt afdrukken op een pagina.
verwijderd.
2
De instelling moet apart worden opgeslagen. Zie voor meer informatie “Instellingen opslaan” op pagina 105.
Werken met foto's
80
Menu-itemActie
Kwaliteit
Papiersoort
1
De instelling wordt hersteld naar de standaardfabrieksinstelling wanneer de digitale PictBridge-camera wordt
verwijderd.
2
De instelling moet apart worden opgeslagen. Zie voor meer informatie “Instellingen opslaan” op pagina 105.
1
De afdrukkwaliteit van foto's aanpassen.
1, 2
De soort opgeven van het papier in de printer.
Opmerking: De printer is uitgerust met een sensor die automatisch de papiersoort vaststelt. De
sensor voor papiersoort stelt automatisch vast welke papiersoort in de All-In-One is geplaatst en
past de instellingen dan voor u aan.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Foto's op een opslagapparaat afdrukken met het controlevel
1 Plaats normaal A4- of Letter-papier in de printer.
2 Plaats een geheugenkaart of flashstation met de gewenste afbeeldingen in de printer.
3 Druk herhaaldelijk op of tot Controlevel verschijnt.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Controlevel afdrukken verschijnt.
6 Druk op .
7 Druk op of om op te geven welke categorie met foto's u wilt afdrukken.
U kunt voor de volgende groepen foto's een controlevel afdrukken:
• Voor alle foto's op de geheugenkaart
• Voor de 20 recentste foto's, als er meer dan 20 foto's op de kaart staan
• Voor op datum gesorteerde foto's als de foto's op de kaart niet allemaal op dezelfde dag zijn gemaakt
8 Druk op .
9 Druk nogmaals op .
Er worden een of meer controlevellen afgedrukt.
10 Volg de aanwijzingen op het controlevel om op te geven welke foto's u wilt afdrukken en om het aantal
exemplaren, de rode-ogenreductie, pagina-indeling, afdrukopties, kleureneffecten en het papierformaat te
selecteren.
Opmerking: zorg dat u de cirkels volledig invult.
11 Plaats het controlevel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
12 Druk zo nodig herhaaldelijk op of tot Controlevel scannen verschijnt.
13 Druk op .
14 Druk op Kleur of Zwart om het controlevel te scannen.
Werken met foto's
81
15 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.)
Opmerking: controleer of het papier overeenkomt met het formaat dat u hebt geselecteerd op het controlevel.
16 Druk op Kleur of Zwart om de foto's af te drukken.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6
• “Geheugenkaart in de printer plaatsen” op pagina 76
• “Flashstation aansluiten” op pagina 77
Foto's afdrukken op datumbereik
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie voor meer informatie “Papier in
de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Plaats een geheugenkaart of flashstation met de gewenste afbeeldingen in de printer. Zie voor meer informatie
“Geheugenkaart in de printer plaatsen” op pagina 76 of “Flashstation aansluiten” op pagina 77.
3 Druk herhaaldelijk op of tot Foto's afdrukken wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Fotobereik afdrukken wordt weergegeven.
6 Druk op .
Datums worden op maand en jaar weergegeven met de recentste maand eerst.
7 Druk op of om de gewenste maand te selecteren.
8 Druk op .
9 Druk op Kleur of Zwart.
De instellingen die worden gebruikt voor de afdruktaak, worden opeenvolgend weergegeven op de tweede
regel op de display.
10 Druk nogmaals op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Werken met foto's
82
Foto's afdrukken op fotonummer
U kunt foto's afdrukken met de fotonummers die zijn toegewezen op een fotocontrolevel. Als u foto's wilt afdrukken
op fotonummer, moet u eerst een controlevel afdrukken. Zie voor meer informatie “Foto's op een opslagapparaat
afdrukken met het controlevel” op pagina 81.
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie voor meer informatie “Papier in
de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Plaats een geheugenkaart of flashstation met de gewenste afbeeldingen in de printer. Zie voor meer informatie
“Geheugenkaart in de printer plaatsen” op pagina 76 of “Flashstation aansluiten” op pagina 77.
3 Druk herhaaldelijk op of tot Foto's afdrukken wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Fotonummer wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Geef het nummer van de foto die u wilt afdrukken op met het toetsenblok.
Controleer het nummer van een foto op het controlevel.
Opmerking: Als u het nummer van de foto die u hebt opgegeven wilt wissen of wijzigen, drukt u op
werkt als u niet op
hebt gedrukt na het opgeven van de foto.
. Dit
8 Druk op om een foto te selecteren.
9 Als u nog meer foto's wilt selecteren, geeft u met het toetsenblok het nummer van de gewenste foto op en drukt
u op
.
10 Druk op Kleur of Zwart.
11 Druk nogmaals op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Foto's op een opslagapparaat afdrukken met het controlevel” op pagina 81
• “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6
Foto's met kleureffecten afdrukken
U kunt met het bedieningspaneel kleureffecten toepassen op foto's.
Opmerking: U kunt ook foto's met kleureffecten afdrukken met een controlevel. Zie voor meer informatie “Foto's
op een opslagapparaat afdrukken met het controlevel” op pagina 81.
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie voor meer informatie “Papier in
de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Plaats een geheugenkaart of flashstation met de gewenste afbeeldingen in de printer. Zie voor meer informatie
“Geheugenkaart in de printer plaatsen” op pagina 76 of “Flashstation aansluiten” op pagina 77.
3 Druk herhaaldelijk op of tot Foto-effecten verschijnt.
4 Druk op .
Werken met foto's
83
5 Druk herhaaldelijk op of tot het gewenste kleureffect verschijnt.
Opmerking: met de functie voor kleureffecten kunt u kiezen uit Sepia, Antiekgrijs en Antiekbruin.
6 Druk op .
Opmerking: het kleureffect is van toepassing op alle foto's die u afdrukt tot de actieve geheugenkaart of het
actieve flashstation wordt verwijderd.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Foto's afdrukken vanaf een digitale camera met DPOF
DPOF (Digital Print Order Format) is een functie die op bepaalde digitale camera's beschikbaar is. Als uw camera
ondersteuning voor DPOF biedt, kunt u opgeven welke foto's, en hoeveel exemplaren, met bepaalde
afdrukinstellingen moeten worden afgedrukt terwijl de geheugenkaart nog in de camera is geplaatst. Deze
instellingen worden herkend wanneer u de geheugenkaart in de printer plaatst.
Opmerking: Controleer of de afdrukinstellingen voor de foto's die u selecteert in de camera overeenkomen met de
huidige printerinstellingen.
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.)
2 Een geheugenkaart in de printer plaatsen.
3 Druk herhaaldelijk op of tot Foto's afdrukken wordt weergegeven.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot DPOF afdrukken wordt weergegeven.
6 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Werken met foto's
84
PictBridge-camera gebruiken om het afdrukken van foto's te
beheren
U kunt een PictBridge-camera aansluiten op d e p r i nt e r e n de k no p p en o p d e ca m e ra g eb r ui k e n o m fo t o' s t e s e le c te r e n
en af te drukken.
1 Sluit één uiteinde van de USB-kabel aan op de camera.
Opmerking: gebruik alleen de USB-kabel die bij de digitale camera is geleverd.
2 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de PictBridge-poort op de voorkant van de printer.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de USB-kabel, de netwerkadapter of het aangegeven gedeelte van de
printer niet aan terwijl u afdrukt vanaf een digitale PictBridge-camera. Er kunnen gegevens verloren gaan.
Verwijder de USB-kabel of netwerkadapter niet wanneer u afdrukt vanaf een digitale PictBridge-camera.
Werken met foto's
85
Opmerkingen:
• Controleer of de PictBridge-camera is ingesteld op de juiste USB-modus. Raadpleeg de documentatie bij de
camera voor meer informatie.
• Er wordt één opslagmedium per keer gelezen. Als u meer dan één opslagmedium plaatst, verschijnt een
bericht op de display waarin u wordt gevraagd aan te geven welk medium moet worden herkend door de
printer.
• Als er een geheugenkaart is geplaatst wanneer u een PictBridge-camera aansluit, wordt een foutbericht
weergegeven waarin u wordt gevraagd een van de apparaten te verwijderen.
• Als de PictBridge-verbinding tot stand is gebracht, wordt het volgende bericht op de display weergegeven:
PictBridge-camera gevonden. Kies
bericht wordt weergegeven “Foutberichten op de display van de printer” op pagina 172.
om instellingen te wijzigen. Zie als een ander
• Waarden geselecteerd in de menuopties zijn instellingen die worden gebruikt voor Pictbridge-afdrukken als
er geen selectie is gemaakt van de camera.
3 Volg de aanwijzingen in de documentatie bij de camera om foto's te selecteren en af te drukken.
Opmerking: als de printer is uitgeschakeld terwijl de camera is aangesloten, moet u de camera losmaken en opnieuw
aansluiten.
Verwante onderwerpen:
• “Foto-opslagapparaten aansluiten” op pagina 76
• “Informatie over het menu PictBridge” op pagina 80
Werken met foto's op het bedieningspaneel
Opmerking: Zorg ervoor dat u de afdrukzijde niet aanraakt met uw vingers of scherpe voorwerpen om vlekken en
krassen te voorkomen. Voor de beste resultaten verwijdert u elk afgedrukt vel meteen uit de papieruitvoerlade en
laat u de afdrukken ten minste 24 uur drogen voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
Foto's afdrukken met de computer
1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij
het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie voor meer informatie “Papier in
de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Selecteer in het voorgrondmenu Papierformaat het formaat van het papier in de printer.
d Selecteer een richting voor afdrukken.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Afdrukken.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Voor Mac OS X 10.4 en hoger klikt u op Geavanceerd. Anders gaat u verder met de volgende stap.
d Geef in het voorgrondmenu Aantal en pagina's het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken.
Werken met foto's
86
e Selecteer in hetzelfde voorgrondmenu de optie Kwaliteit & media.
• Selecteer in het menu Papiersoort de soort papier die u gebruikt.
• Kies Automatisch of Foto in het gedeelte Afdrukkwaliteit.
f Klik op Druk af.
Opmerking: Zorg ervoor dat u de afdrukzijde niet aanraakt met uw vingers of scherpe voorwerpen om vlekken en
krassen te voorkomen. Voor de beste resultaten verwijdert u elk afgedrukt vel meteen uit de papieruitvoerlade en
laat u de afdrukken ten minste 24 uur drogen voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
Verwante onderwerpen:
• “Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software” op pagina 93
Kaarten afdrukken
1 Plaats wenskaarten, indexkaarten of briefkaarten in de printer.
Opmerkingen:
• Zorg dat elke kaart niet dikker is dan 0.50 mm.
• Zorg dat de afdrukzijde van de kaart naar u toe is gericht.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Kies een kaartformaat in het voorgrondmenu Papierformaat.
d Selecteer een richting voor afdrukken.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Klik in het programma op Archief Afdrukken.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Klik op Druk af.
Opmerkingen:
• Duw de kaarten niet te ver in de printer om te voorkomen dat het papier vastloopt.
• Verwijder de afzonderlijke kaarten zodra ze uit de printer komen en laat de kaarten drogen voordat u ze op elkaar
legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de kaarten.
Verwante onderwerpen:
• “Wenskaarten, indexkaarten, fotokaarten en briefkaarten in de printer plaatsen” op pagina 8
Werken met foto's
87
Foto's zonder rand afdrukken
Stel in de toepassing de marges in op nul en pas de afbeelding aan op het scherm zodat deze de volledige pagina
bedekt.
Opmerking: in sommige toepassingen kunt u de marge-instelling niet aanpassen.
1 Plaats fotopapier of glossy papier verticaal in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe.
(Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) Zie
voor meer informatie “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Pagina-instelling.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Stel in voor.
c Selecteer in het voorgrondmenu Papierformaat het formaat van het papier in de printer.
Opmerking: Selecteer een optie met (Zonder rand). Als u bijvoorbeeld fotopapier van het formaat Letterplaatst, selecteert u US Letter (zonder rand).
d Selecteer een richting voor afdrukken.
e Klik op OK.
3 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Druk af.
a Open de gewenste foto en klik op Archief Druk af.
b Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
c Voor Mac OS X 10.4 en hoger klikt u op Geavanceerd. Anders gaat u verder met de volgende stap.
d Geef in het voorgrondmenu Aantal en pagina's het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken.
e Selecteer in hetzelfde voorgrondmenu de optie Kwaliteit & media.
• Selecteer in het menu Papiersoort de soort papier die u gebruikt.
• Kies Automatisch of Foto in het gedeelte Afdrukkwaliteit.
f Klik op Druk af.
Opmerking: Zorg ervoor dat u de afdrukzijde niet aanraakt met uw vingers of scherpe voorwerpen om vlekken en
krassen te voorkomen. Voor de beste resultaten verwijdert u elk afgedrukt vel meteen uit de papieruitvoerlade en
laat u de afdrukken ten minste 24 uur drogen voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
Verwante onderwerpen:
• “Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software” op pagina 93
• “Dialoogvenster Pagina-instelling gebruiken” op pagina 108
• “Dialoogvenster Druk af gebruiken” op pagina 110
Kleurenafbeeldingen in zwart-wit afdrukken
Deze instelling is alleen beschikbaar als er een zwarte inktcartridge is geïnstalleerd.
1 Plaats papier in de printer.
2 Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling.
3 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af.
4 Kies X5400 Series in het voorgrondmenu Printer.
Werken met foto's
88
5 Selecteer Kleuropties in het derde voorgrondmenu van boven.
6 Kies Alleen zwart in het voorgrondmenu Documentkleur.
7 Klik op Druk af.
Verwante onderwerpen:
• “Papier in de printer plaatsen” op pagina 6
Afbeeldingen scannen voor bewerking
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een originele afbeelding met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Kies Foto of Tijdschrift of krant in het menu Wat wordt gescand?.
6 Selecteer Voor afdrukken of Voor weergeven op een monitor/webpagina in het voorgrondmenu Waarvoor
wordt gescande afbeelding gebruikt?.
7 Selecteer een doelmap of toepassing voor de gescande foto in het voorgrondmenu Stuur gescand beeld naar.
8 Selecteer Prompt voor meerdere pagina's als u meerdere foto's wilt scannen.
9 Klik op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen en de instellingen aan te passen.
Op het tabblad Instellingen kunt u een voorgedefinieerde scaninstelling selecteren, scans uit tijdschriften of
kranten ontrasteren en achtergrondruis verminderen.
Vanaf het tabblad Aanpassingen kunt u de instellingen aanpassen.
10 Snijd de foto's zo nodig bij. Zie voor meer informatie “Foto's bijsnijden met de software” op pagina 43.
11 Klik op .
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Documenten of afbeeldingen scannen voor e-mailen
Ga als volgt te werk wanneer u een nieuw item wilt scannen en e-mailen:
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
2 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
3 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
4 Selecteer een ander type dan Foto in het menu Wat wordt gescand?.
5 Kies Voor weergeven op een monitor/webpagina in het menu Waarvoor wordt gescande afbeelding gebruikt?.
Werken met foto's
89
6 Selecteer een toepassing in het menu Gescande afbeelding verzenden naar.
7 Klik op Scannen.
8 Sla de afbeelding op met de toepassing en de verzend deze als bijlage van een e-mail.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Meerdere pagina's scannen met de glasplaat
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
3 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
4 Selecteer Prompt voor meerdere pagina's.
5 Klik op Scan.
6 Geef in het dialoogvenster Opslaan een bestandsnaam op voor de scantaak.
7 Selecteer in het voorgrondmenu Locatie een bestemming voor de gescande items.
8 Selecteer een bestandstype in het voorgrondmenu Stel in voor.
9 Klik op OK.
10 Plaats het volgende item op de glasplaat als dit gevraagd wordt en klik op Scan in het dialoogvenster. Herhaal
dit voor elk originele document dat u wilt scannen.
11 Klik op Gereed als u alle items hebt gescand.
Werken met foto's
90
Opmerkingen:
• U kunt ook Vragen om elke pagina een naam te geven inschakelen als u elke gescand item met een andere
naam wilt opslaan. Anders krijgen gescande items de bestandsnaam die u hebt opgegeven en worden deze
dienovereenkomstig genummerd.
• Als een scantaak wordt opgeslagen als PDF, wordt het dialoogvenster Bewaar slechts één keer weergegeven.
Alle gescande pagina's worden opgeslagen naar één PDF-bestand aangezien de instelling PDF scannen van
meerdere pagina's ondersteunt.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Gescande afbeeldingen opslaan
1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
4 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
5 Kies de toepassing waarin u de gescande afbeelding wilt opslaan in het voorgrondmenu Stuur gescand afbeeld
naar.
6 Pas de instellingen indien nodig aan.
7 Klik op Scannen. De gescande afbeelding wordt geopend in de opgegeven toepassing.
8 Klik in het programma op Archief Opslaan als als u de scan wilt opslaan.
9 Geef de bestandsnaam, bestandsindeling en locatie op voor de gescande afbeelding die moet worden
opgeslagen.
10 Klik op Opslaan.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Kleurinstellingen aanpassen bij het scannen
U kunt de kleurinstellingen handmatig aanpassen voor de beste kleurenuitvoer.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik in het Takencentrum op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik in het dialoogvenster Scannen op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
Werken met foto's
91
5 Vanaf het tabblad Instellingen:
• Selecteer een voorgedefinieerde scaninstelling die geschikt is voor het document.
• Als u niet tevreden bent met een voorgedefinieerde instelling, past u de scaninstellingen aan door de
kleurdiepte en resolutie aan te passen en een optie voor ontrasteren te kiezen als u golvende patronen wilt
verwijderen uit gescande afbeeldingen uit tijdschriften of kranten.
• Verminder zo nodig de achtergrondruis. Selecteer Achtergrondruis verminderen en sleep de schuifregelaar
om de achtergrondruis te verminderen.
6 Vanaf het tabblad Aanpassingen:
• Pas helderheid, contrast en gamma (kleurcorrectiecurve) aan. Pas de niveaus aan met de schuifregelaars.
• Verscherp de afbeelding. Sleep de schuifregelaar om de scherpte van de afbeelding aan te passen.
• Keer de afbeeldingskleuren om. Selecteer Kleuren omkeren om de kleuren in de afbeelding om te keren.
Hierdoor lijkt de afbeelding op het negatief van een foto.
Verwante onderwerpen:
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
• “Helderheid van een afbeelding aanpassen” op pagina 42
Helderheid van een afbeelding aanpassen
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik in het Takencentrum op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
5 Selecteer het tabblad Aanpassingen.
6 Verschuif de regelaar in het gedeelte Helderheid om de afbeelding lichter of donkerder te maken.
Verwante onderwerpen:
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
• “Kleurinstellingen aanpassen bij het scannen” op pagina 42
Foto's bijsnijden met de software
U kunt de functie Automatisch bijsnijden gebruiken om bepaalde belangrijke gedeelten te benadrukken of alleen
een bepaald gedeelte van een afbeelding weer te geven.
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik in het dialoogvenster van het Takencentrum op Voorbeeld/bewerken.
4 Selecteer Gevoel. autom. bijsnijden.
Opmerking: als u Gevoel. autom. bijsnijden selecteert, wordt het gebied dat moet worden gescand,
automatisch geselecteerd.
5 Als u tevreden bent met de bijgesneden afbeelding, klikt u op .
Werken met foto's
92
Als u niet tevreden bent met de bijgesneden afbeelding, past u deze verder aan.
a Pas de afbeelding op een van de volgende manieren aan:
• Verplaats de schuifregelaar.
Opmerking: Met de schuifregelaar kunt u de bestandsgrootte, breedte en hoogte van de afbeelding
aanpassen. Als de selectierand verdwijnt, is het ingestelde bijsnijdgebied groter dan het formaat van
de afbeelding.
• Klik op de grepen en versleep deze om het bijsnijdgebied te vergroten of te verkleinen.
• Sleep het bijsnijdgebied naar een gedeelte van de afbeelding dat u wilt kopiëren.
Opmerking: met deze acties wordt Gevoel. autom. bijsnijden uitgeschakeld.
b Klik op om een voorbeeld van de afbeelding weer te geven.
c Klik op om de afbeelding te scannen.
Verwante onderwerpen:
• “Takencentrum gebruiken” op pagina 114
Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Kies Foto in het menu Wat wordt gescand?.
4 Kies Voor afdrukken of Voor weergeven op een monitor/webpagina in het voorgrondmenu Waarvoor wordt
gescande afbeelding gebruikt?. Op basis van deze selectie worden de optimale scaninstellingen voor de foto
ingesteld.
5 Klik op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
6 Klik in het dialoogvenster Scannen op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
7 Controleer op het tabblad Instellingen of de voorgedefinieerde scaninstellingen geschikt zijn voor uw foto.
U kunt de scaninstellingen ook aanpassen door de kleurdiepte en resolutie te wijzigen en een optie voor
ontrasteren te selecteren.
8 Selecteer het tabblad Aanpassingen en stel de scaninstellingen exact af.
Verwante onderwerpen:
• “Takencentrum gebruiken” op pagina 114
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
Werken met foto's
93
Afbeeldingen vergroten of verkleinen
1 Plaats papier in de printer.
Opmerking: Gebruik fotopapier of extra zwaar, mat papier als u foto's kopieert en zorg dat u het papier met de
glanzende zijde of de afdrukzijde naar u toe in de printer plaatst. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn
geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.)
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden in de ADI of op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats dergelijke items op de glasplaat.
3 Selecteer op het bedieningspaneel de modus Kopiëren.
4 Druk op .
5 Druk herhaaldelijk op of tot Formaat wijzigen wordt weergegeven.
6 Druk op .
7 Druk herhaaldelijk op of tot de gewenste instelling verschijnt.
Opmerking: als u een aangepast formaat wilt opgeven, drukt u op
gewenste formaat op.
en geeft u met het toetsenblok het
8 Druk op Kleur of Zwart.
Verwante onderwerpen:
• “Originele documenten op de glasplaat plaatsen” op pagina 23
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
• “Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen” op pagina 24
Afbeelding verscherpen
1 Kies Bureaublad in de Finder en dubbelklik op de map Lexmark X5400 Series.
2 Dubbelklik op het pictogram Lexmark X5400 Series Takencentrum.
3 Klik op Voorbeeld/bewerken om het dialoogvenster Scannen te openen.
4 Klik in het dialoogvenster Scannen op om het voorgrondmenu voor scaninstellingen te openen.
5 Klik op de tab Aanpassingen.
6 Sleep in het gedeelte Vervagen/verscherpen de regelaar om de scherpte van de gescande afbeelding aan te
passen.
Verwante onderwerpen:
• “Scaninstellingen aanpassen in het dialoogvenster Scannen” op pagina 44
• “Afdrukkwaliteit van foto's verbeteren met de software” op pagina 93
Werken met foto's
94
Informatie over de printer
Informatie over de printeronderdelen
Inhoud van de doos controleren
2
1
7
6
NaamBeschrijving
Zwarte inktcartridgeCartridges die in de printer kunnen worden geplaatst
1
Kleureninktcartridge
2
TelefoonsnoerWordt gebruikt voor faxen. Zie “Faxverbinding kiezen”
3
NetsnoerMoet worden aangesloten op de netvoedingspoort
4
Opmerking: u kunt verschillende cartridgecombinaties
gebruiken, afhankelijk van het product.
op pagina 48 voor meer informatie over het aansluiten
van dit snoer.
achter op de printer.
3
4
1
2
3
5
Handleiding voor snelle installatieInstructies voor eerste installatie
5
Installatie-cd met software
6
• Installatiesoftware voor de printer
• Gebruikershandleiding: uitgebreide versie
Automatische documentinvoer (ADI), uitvoerlade Documenten opvangen wanneer deze uit de ADI
7
worden gevoerd.
Opmerking: u moet wellicht apart een USB-kabel aanschaffen.
Verwante onderwerpen:
• “Onderdelen van de printer” op pagina 96
Informatie over de printer
95
Onderdelen van de printer
8
6
5
7
9
12
11
10
4
3
OnderdeelFunctie
PictBridge-poortEen digitale PictBridge-camera of flashstation
1
Sleuven voor geheugenkaartEen geheugenkaart in de printer plaatsen.
2
BedieningspaneelDe printer bedienen.
3
PapieruitvoerladeHet papier opvangen dat wordt uitgevoerd.
4
Automatische documentinvoer (ADI), papierge-
5
leider
Automatische documentinvoer (ADI)Kopiëren, scannen of faxen van documenten met
6
Automatische documentinvoer (ADI), uitvoerladePapier tegenhouden dat uit de ADI komt.
7
PapiergeleiderHet papier recht houden wanneer het wordt
8
1
2
aansluiten op de printer.
Zie “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
voor meer informatie.
Het papier recht houden wanneer het wordt
ingevoerd in de ADI.
meerdere pagina's van het formaat A4, Letter of Legal.
ingevoerd.
PapiersteunPlaats papier in de printer.
9
Automatische documentinvoer (ADI), papier-
10
stopper
GlasplaatEen item kopiëren, scannen, faxen of verwijderen.
11
BovenklepToegang krijgen tot de glasplaat.
12
Informatie over de printer
• Papier tegenhouden dat uit de ADI komt.
• A4- en Legal-papier opvangen dat wordt uitge-
voerd.
96
1
EXT
LINE
2
3
4
OnderdeelFunctie
ScannereenheidToegang krijgen tot de inktcartridges.
1
CartridgehouderEen inktcartridge installeren, vervangen of verwijderen.
2
USB-poortDe printer rechtstreeks aansluiten op de computer met een USB-kabel.
3
4
5
EXT-poort
LINE-poort
Extra apparaten, zoals een data-/faxmodem, telefoon of antwoordapparaat,
aansluiten op de printer.
Opmerking: verwijder de afdekplug uit de poort.
De printer aansluiten op een werkende telefoonlijn om faxen te verzenden en
ontvangen. De printer moet zijn aangesloten op deze telefoonlijn om binnenkomende faxen te ontvangen.
Opmerking: sluit geen extra apparaten aan op de LINE-poort en sluit geen DSLmodem (digital subscriber line), ISDN-modem (integrated services digital
network) of kabelmodem aan op de printer.
6
5
Netvoedingsaansluiting Printer aansluiten op een voedingsbron.
6
Verwante onderwerpen:
• “Inhoud van de doos controleren” op pagina 95
• “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 98
Informatie over de printer
97
Knoppen en menu's van het bedieningspaneel gebruiken
Bedieningspaneel gebruiken
De volgende informatie wordt weergegeven op de display:
• Printerstatus
• Berichten
• Menu's
KnopHandeling
1
• De printer in- en uitschakelen.
• De afdruk-, kopieer-, scan- of faxtaak stoppen.
Modus KopiërenHet standaardvenster voor kopiëren openen en kopieën maken.
2
Opmerking: de modus is geselecteerd wanneer het lampje brandt.
Scannen (modus) Het standaardvenster voor scannen openen en documenten scannen.
3
Opmerking: de modus is geselecteerd wanneer het lampje brandt.
Modus FaxenHet standaardvenster voor faxen openen en faxen verzenden.
4
Opmerking: de modus is geselecteerd wanneer het lampje brandt.
FotokaartHet standaardvenster voor foto's weergeven en foto's afdrukken.
5
Opmerking: de modus is geselecteerd wanneer het lampje brandt.
Formaat wijzigen
6
• Kopiëren: formaat van een kopie wijzigen
• Fotokaart: formaat van een foto wijzigen.
Lichter/donkerder De helderheid van een kopie, fax of foto aanpassen.
7
8
Het menu Kopiëren, Scannen, Faxen of Fotokaart weergeven, afhankelijk van de
geselecteerde modus.
Informatie over de printer
98
Knop Handeling
1
• Terugkeren naar het vorige venster.
• Een letter of cijfer verwijderen.
2
• Een waarde verlagen.
• Een letter of cijfer verwijderen.
• Bladeren door menu's, submenu's of instellingen op de display.
3
• Een menu- of submenu-item selecteren op de display.
• Papier in- of uitvoeren.
4
• Een waarde verhogen.
• Een spatie opgeven tussen letters en cijfers.
• Bladeren door menu's, submenu's of instellingen op de display.
5
• Een afdruk-, kopieer-, scan- of faxtaak annuleren.
• Faxnummer wissen of het verzenden van een fax beëindigen en terugkeren naar het standaard-
venster voor faxen.
• Een menu of submenu sluiten en terugkeren naar het standaardvenster voor kopiëren, scannen,
faxen of fotokaart.
• Huidige instellingen of foutmeldingen wissen en de standaardinstellingen herstellen.
Informatie over de printer
99
KnopHandeling
Een cijfer of symbool op het toetsenblok Kopiëren of Fotokaart: het aantal gewenste exemplaren
1
opgeven.
In de modus Faxen:
• Faxnummers opgeven.
• Een geautomatiseerd antwoordsysteem doorlopen.
• Letters selecteren bij het maken van een snelkeuzelijst.
• C ij f er s i nv o er e n o m d e d a tu m e n t i jd o p d e d is p la y in t e st e ll e n
of te wijzigen.
Automatisch beantwoordenDe printer instellen zodat alle binnenkomende gesprekken
2
worden beantwoord als het lampje brandt.
Opmerking: zie voor meer informatie over het aantal belsig-
nalen dat u moet instellen om binnenkomende gesprekken aan
te nemen met het apparaat “Faxen automatisch ontvangen” op
pagina 63.
Pauze / Opnieuw kiezenIn de modus Faxen:
3
• Het laatstgekozen nummer weergeven. Druk op of om
de vijf laatstgekozen nummers weer te geven.
• Een onderbreking van drie seconden invoegen in het
nummer dat u wilt kiezen om te wachten op een buitenlijn
of om verbinding te maken met een geautomatiseerd
antwoordsysteem. Voeg alleen een onderbreking toe als u al
bent begonnen met het invoeren van het nummer.
TelefoonboekEen van de geprogrammeerde snelkeuzenummers (1-89) of
4
groepskeuzenummers (90-99) gebruiken.
KleurEen kopieer-, scan-, fax- of fototaak in kleur starten, afhankelijk
5
van de geselecteerde modus.
ZwartEen kopieer-, scan-, fax- of fototaak in zwart-wit starten, afhan-
6
kelijk van de geselecteerde modus.
Verwante onderwerpen:
• “Informatie over het menu Kopiëren” op pagina 101
• “Informatie over het menu Scannen” op pagina 102
Informatie over de printer
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.