Lexmark W840 User Manual [nl]

Page 1
W840
Gebruikershandleiding
maart 2005
Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen. © 2005 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden. 740 West New Circle Road Lexington, Kentucky 40550
www.lexmark.com
Page 2
Uitgave: maart 2005
De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar de v olgende voorwaar den strijdig zijn met de plaatselijke wetgeving:
LEXMARK INTERN ATIONAL, INC. LEVERT DEZE PUBLICATIE IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEERT, ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In bepaalde rechtsgebieden is afwijzing van expliciete of impliciete garanties in bepaalde transacties niet toegestaan; het is daarom mogelijk dat deze verklaring niet op u van toepassing is. Deze publicatie kan technische onjuistheden of typografische fouten bevatten. De inf ormatie in deze publicatie wordt regelmatig herzien; wijzigingen zullen in latere uitgaven worden opgenomen. De producten of programma’s die worden beschreven, kunnen te allen tijde worden verbeterd of gewijzigd. Opmerkingen kunnen worden gestuurd aan Lexmark International, Inc., Department F95/032-2, 740 West New Circle Road, Lexington, Kentucky 40550, Verenigde Staten. Als u in het V erenigd Koninkrijk of Ierland woont, kunt u ev entuele opmerkingen sturen naar Lexmark International Ltd., Marketing and Services Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark behoudt zich het recht voor de door u verstrekte informatie naar eigen goeddunken te gebruiken en te verspreiden, z onder hiermee enige verplichting op zich te nemen tegenover u. Extra exemplaren van aan dit product gerelateerde publicaties kunnen worden verkregen door vanuit de Verenigde Staten of Canada te bellen naar 1-800-553-9727. V an uit het Verenigd K oninkrijk en Ierland belt u +44 (0)8704 440 044. Neem in andere landen contact op met de leverancier. Als in deze publicatie wordt v erwez en naar producten, programma's of diensten, impliceert dit niet dat de producent het voornemen heeft deze beschikbaar te stellen in alle landen waarin de producent actief is. Geen enkele verwijzing naar een product, programma of dienst moet worden opgevat als een v erklaring of suggestie dat alleen dat product, dat programma of die dienst mag worden gebruikt. Het staat u vrij functioneel gelijkwaardige producten, programma's of diensten te gebruiken, mits die geen inbreuk maken op enig bestaand intellectueel eigendomsrecht. Het beoordelen en controleren van de werking in combinatie met andere producten, programma’s of diensten, met uitzondering van die producten, programma’s of diensten die uitdrukkelijk door de producent worden genoemd, behoort t o t de verantwoordelijkheden van de gebruiker.
© 2005 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden. RECHTEN M.B.T. DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en alle bijbehorende documentatie die onder deze overeenkomst worden geleverd, zijn commerciële computersoftware en documentatie die op eigen kosten zijn ontwikkeld.
Handelsmerken
Lexmark, Lexmark met het diamantlogo en MarkVision zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of andere landen. Drag'N'Print en PrintCryption zijn handelsmerken van Lexmark International, Inc.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. PCL is een aanduiding van He wlett-P ackard Company v oor een
PCL verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in haar producten. Deze printer is ontworpen om ondersteuning te bieden voor de PCL-taal. De printer herkent PCL-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten corresponderen. PostScript een verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in softwareproducten van Adobe Systems. Deze printer is compatibel met de PostScript 3-taal. De printer herkent PostScript 3-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten overeenkomen. Raadpleeg de Technical Reference voor meer informatie over compatibiliteit. Overige handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve houders.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. PostScript 3 is een aanduiding van Adobe Systems voor
Veiligheidsinformatie
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat makkelijk bereikbaar is. LET OP: Tijdens onweer moet u dit product niet installeren en geen elektrische verbindingen leggen of kabels en snoeren zoals
een netsnoer of telefoonlijn aansluiten.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
Dit product is samen met specifieke Lexmark onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
Dit product maakt gebruik van een laser. LET OP: Het toepassen van bedieningswijzen, aanpassingsmethoden of procedures anders dan in deze publicatie worden
beschreven, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product maakt gebruik van een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Door de hitte kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven. U moet het gedeelte in de bedieningsinstructies lezen waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken; zo voorkomt u mogelijke afgifte van schadelijke stoffen.
2
Page 3

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Omgaan met de printer .................................... .. ..........................................6
Printeroverzicht ................................................................................................................................................6
Bedieningspaneel ............................................................................................................................................9
Hoofdstuk 2: Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren ............................ 11
Windows ........................................................................................................................................................11
Macintosh ......................................................................................................................................................15
UNIX/Linux .....................................................................................................................................................16
Hoofdstuk 3: Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk ............ 17
Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken .............................................................................................17
Printer-IP-adres toewijzen .............................................................................................................................17
IP-instellingen controleren .............................................................................................................................18
Windows ........................................................................................................................................................18
Macintosh ......................................................................................................................................................23
UNIX/Linux .....................................................................................................................................................26
NetWare .........................................................................................................................................................26
Hoofdstuk 4 : Installati e op t ie s .................................... .. ............... ................ .. ................ .. . 27
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer ......................................................................................28
Geheugenkaart installeren .............................................................................................................................30
Een flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren ....................................................................................31
Optionele kaart installeren .............................................................................................................................32
Vaste schijf installeren ...................................................................................................................................34
Het bedieningspaneel terugplaatsen .............................................................................................................36
Hoofdstuk 5: Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal ..............................37
Ondersteund afdrukmateriaal ........................................................................................................................37
Afdrukmateriaal kiezen ..................................................................................................................................44
Afdrukmateriaal bewaren ...............................................................................................................................50
Papierstoringen voorkomen ...........................................................................................................................50
Hoofdstuk 6: Afdrukken ................................................................................................... 51
Standaardladen of optionele laden voor 500 vel vullen .................................................................................51
De universeellader vullen .......................... ...... ...... ..... ........................................ ..... ......................................54
De lader voor 2000 vel met dubbele invoer vullen .........................................................................................57
De hoge-capaciteitslade r voor 200 0 vel vulle n ............................................. ...... ..... ......................................58
Afdrukmateriaal van Letter- of A4-formaat met de korte zijde naar voren vullen ...........................................60
Laden koppelen .............................................................................................................................................61
3
Page 4
Inhoudsopgave
Uitvoerladen herkennen en koppelen ............................................................................................................62
Afdruktaak naar de printer sturen ..................................................................................................................63
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen ..............................................................................64
Afdruktaak annuleren .....................................................................................................................................65
De pagina met menu-instellingen afdrukken ..................................................................................................67
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken ....................................................................................................67
Een lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken .....................................................................................67
Een directorylijst afdrukken ............................................................................................................................67
Beveiligde taken en wachttaken afdrukken ...................................................................................................68
A5/Statement- of JIS-B5/Executive-formaat afdrukken .................................................................................72
Hoofdstuk 7: De printer onderhouden ............................................................................73
Status van accessoires vaststellen ................................................................................................................74
Fotoconductorkit versleten .............................................................................................................................74
Zuinig omgaan met accessoires ....................................................................................................................75
Supplies bestellen ..........................................................................................................................................76
Hoofdstuk 8: Papierstoringen verhelpen ........................................................................ 77
Storingen identificeren ...................................................................................................................................77
Toegangskleppen en laden ...........................................................................................................................78
Papierstoringsberichten .................................................................................................................................79
Printerstoringen verhelpen .............................................................................................................................79
Nietjesstoringen verhelpen ............................................................................................................................96
Hoofdstuk 9: Problemen oplossen .................................................................................. 98
On line klantenondersteuning ........................................................................................................................98
Bellen voor technische ondersteuning ...........................................................................................................98
Niet-reagerende printer controleren ...............................................................................................................98
Meertalige PDF's afdrukken ...........................................................................................................................99
Printerproblemen oplossen ............................................................................................................................99
Problemen met opties oplossen .................................................................................................................. 101
Problemen met de papierinvoer oplossen ...................................................................................................103
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ................................................................................................104
Hoofdstuk 10: Beheerdersondersteuning .................................................................... 108
Helderheid en contrast op het bedieningspaneel aanpassen ......................................................................108
Menu's op bedieningspaneel uitschakelen ..................................................................................................108
Menu's op bedieningspaneel inschakelen ...................................................................................................109
De fabriekswaarden herstellen ....... ...... ..... ...... ....................................... ...... ...... .........................................109
Spaarstand aanpassen ................................................................................................................................110
Spaarstand uitschakelen .............................................................................................................................110
De schijf coderen ........................................................ ...... ...... ..... ...... ..........................................................111
Beveiliging instellen via de Embedded Web Server (EWS) .........................................................................112
4
Page 5
Inhoudsopgave
Kennisgevingen ............................................................................................................... 116
Index .................................................................................................................................. 122
5
Page 6
1

Omgaan met de printer

Conventies die in dit boek worden aangehouden
Opmerking: Een opmerking be vat nuttige informatie.
VOORZICHTIG: De veiligheidsadviezen hebben betrekking op gevaar voor letsel.
Waarschuwing: Een waarschuwing geeft aan dat het product of de bijbehorende software kan worden beschadigd.

Printeroverzicht

VOORZICHTIG: Tijdens onweer moet u dit product niet ins talleren en geen elektrische v erbi ndingen le ggen of ka bels
en snoeren zoals een netsnoer of telefoonlijn aansluiten.
VOORZICHTIG: De printer weegt 49 kg en moet door ten minste twee mensen worden opgetild.

Basismodel

Op de onderstaande illustratie wordt de printer weergegeven met de basisfuncties.
Universeellader
Standaarduitvoerlade
Bedieningspaneel
Lade 1 en Lade 2
(laden voor 500 vel)
Omgaan met de printer
6
Page 7
Omgaan met de printer

Geconfigureerd model

Op de onderstaande illustratie wordt een volledig geconfigureerde printer weergegeven. Items met een sterretje (*) zijn optioneel.
Brugeenheid* (gebruikt in combinatie met finisher)
(gebruikt in combinatie met duplex-ee nhe id en fini sh er)
Uitvoerlade 2*
Finisher*Duplexeenheid*
Universeellader
Bedieningspaneel
(Hoge-capaciteitslader
Lade 5*
voor 2000 vel)
Lade 1 en Lade 2
(laden voor 500 vel)
Lade 3 en Lade 4*
(laden voor 500 v el of laden voor 2000 vel met dubbele invoer)
Printeroverzicht
7
Page 8
Omgaan met de printer
Er is een aantal menu's beschikbaar waarmee u de printerinstellingen gemakkelijk kunt wijzigen. In het onderstaande diagram wordt het menuoverzicht op h et bedieningspaneel weergegeven, met daaronder de menu's en de beschikbare items onder elk menu. Raadpleeg de Handleiding menu's en berichten op de cd met documentatie voor meer informatie over menu's en menu-items.
Menu
Menu Papier Rapporten Instellingen
Menu Papier
Standaardbron Papierformaat/­soort U-lader config Ander formaat Papierstructuur Papier laden Aangepaste srtn Instell Univrsal Installatie lade
Rapporten
Pagina met menu­instellingen Statistieken van het apparaat Pagina met netwerkinstellingen Pagina met netwerkinstellingen [x] Profiellijst Naslagkaart afdrukken NetWare-install.pag. Lettertypen afdr Directory afdr
Instellingen
Menu Instellingen Menu Afwerking Menu Kwaliteit Menu Extra Menu PDF Menu PostScript Menu PCL Menu HTML Menu Afbeel ding
Netwerk/poorten
TCP/IP IPv6 Standaard netwerk Netwerk [x] Standaard USB USB [x] USB aan de voorzijde Parallel Parallel [x] Serieel [x] NetWare AppleTalk LexLink
Beveiliging
Maximaal aantal ongeldige PIN­codes Afloop taken
Help
Alles afdrukken Afdrukkwaliteit Handleiding voor afdrukken Handleiding voor supplies Afdrukmedia Afdrukstoringen Menu-overzicht Handleiding met informatie Handleiding voor aansluitingen Transport
Printeroverzicht
8
Page 9
Omgaan met de printer

Bedieningspaneel

Het bedieningspaneel heeft de volgende onderdelen:
Een 4-regelig display met achtergrondverlichting waarop zowel afbeeldingen als tekst kunnen worden weergegeven
Acht knoppen: Terug (Back), Menu, Stop, Selecteren ( ), , , en
Indicatielampje
Numeriek toetsenbord
USB-aansluiting (USB Direct interface)
Display
TerugMenu
Indicatielampje
USB Direct-interface Selecteren,
Het gebruik van de knoppen en de indeling van het bedieningspaneel worden in de volgende tabel beschreven.
Knop of item op bedieningspaneel
Terug (Back)
Menu Druk op de knop Menu om het menuoverzicht te openen.
Stop Druk op de knop Stop om de mechanische werking van de printer te stoppen. Nadat u op
Navigatieknoppen De knoppen Omhoog en Omlaag worden gebruikt om door lijsten te bladeren.
Stop Navigatieknoppen Numeriek
knop
Functie
Druk op de knop T erug (Back) om terug te gaan naar het scherm dat als laatste is bekeken. Opmerking: Wijzigingen die zijn aangebracht op een scherm worden niet toegepast als u
op de knop Terug (Back) drukt.
Opmerking: De printer moet in de stand Gereed staan om het menuoverzicht te kunnen
openen. Er vers chij nt een be richt wa arin wo rdt aang ege v e n dat de men u's niet b esch ikbaar zijn als de printer niet gereed is.
Stop hebt gedrukt, verschijnt het bericht Stoppen. Nadat de printer is gestopt, wordt Gestopt weergegeven op de statusregel van het bedieningspaneel en verschijnt een lijst
met opties.
Als u door een lijst navigeert met de knop Omhoog of Omlaag, wordt de cursor telkens één regel tegelijk verplaatst. Als u op de kn op Omlaag onder aan het scherm drukt, wordt de volgende volledige pagina weergegeven op het scherm.
De knoppen Links en Rechts worden gebruikt om binnen een scherm te navigeren, bijvoorbeeld om van het ene item in het menuoverzicht naar een ander item te ga an. O ok w orden z ij ge bruikt om door tekst te bladeren die ni et op het scherm past.
toetsenbord
De knop Selecteren w ordt gebruikt om een ac tie te ini tiëren na ee n select ie. Druk op Selecteren als de cursor naast de gewenste selectie staat, zoals het volgen van een koppeling of het v erzenden van een co nfi guratie-item, of wanneer u een taak wilt starten of annuleren.
Bedieningspaneel
9
Page 10
Omgaan met de printer
Knop of item op bedieningspaneel
Indicatielampje Op het bedieningspa neel is ee n tweekle urige LED (gr oen en rood) b eschikb aar . De lampjes
Functie
geven aan of de printer aan staat, bezig is met afdrukken, inactief is, bezig is met het verwerken van een taak, of dat ingrijpen van de gebruiker is vereist.
Status Betekenis
Uit Voeding is uitgeschakeld Brandt groen De printer staat aan, maar is niet actief Knippert groen De printer is bezig met opwarmen, met het verwerken
van gegevens of met afdrukken
Brandt rood Ingrijpen van gebruiker is vereist
Numeriek toetsenblok Het numerieke toetsenblok bevat cijfers, een hekje (#) en een toets Backspace. De toets 5
is voorzien van reliëf als hulpmiddel bij de oriëntatie. Zo kan de operator zonder op het
2
1
4
3
5
6
toetsenblok te kijken zien of zijn of haar handen goed staan. De cijfers worden gebruikt voor het invoeren van numerieke waarden voor items zoals
aantallen of pincodes. De toets Backspace wordt gebruikt om het cijfer links van de cursor te wissen. Als u meerdere keren op de toets Backspace drukt, wordt ook andere invoer
8
7
9
#
0
verwijderd.
Opmerking: Het hekje (#) wordt niet gebruikt.
Display Op het display worden berichten en afbeeldingen weergegeven over de huidige status van
de printer en over mogelijke problemen die opgelost moeten worden. De bovenste regel van het display is de kopregel. Indien van toepassing bevat het display
de afbeelding die aangeeft dat de kno p Terug (Back) kan worden gebruikt. Ook worden op het displa y de h uidig e statu s en d e stat us v an de su pp lies (w aars chuw ingen ) weerg eg e v en. Als er meerdere waarschuwingen zijn, wordt er een komma weergegeven tussen de verschillende waarschuwingen.
De andere drie regels van het display vormen de hoofdtekst van het scherm. Hier kunt u kijken naar de printerstatus, berichten over supplies en schermen Laten zien. Hier voert u ook selecties uit.
250 Papier vast
Bedieningspaneel
10
Page 11
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken
2
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel of een parallelle kabel is aangesloten op de computer. De lokale printer wordt alleen door de computer gebruikt waarop de printer is aangesloten. Bij het aansluiten van een lokale printer op de computer, dient u het printerstuurprogramma te installeren voordat u de printer kunt instellen.
Een printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer. Welke procedure u moet volgen bij het installeren van de stuurprogramma's, is afhankelijk van het besturingssysteem dat
wordt gebruikt. In de volgende tabel vindt u aanwijzingen voor de installatie van het stuurprogramma op het specifieke besturingssysteem. Zie de documentatie die bij de computer en de software is geleverd voor meer ondersteuning.
Besturingssysteem
Windows 11
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me, Windows NT 4.x 11 Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) 12 Serieel afdrukken 13
Macintosh 15 UNIX/Linux 16
installeren
Ga naar pagina

Windows

Bepaalde Windows-besturingssystemen beschikken mogelijk al over een stuurprogramma dat compatibel is met de printer.
Opmerking: Bij de installatie van een aangepast stuurprogramma wordt het systeemstuurprogramma niet
vervangen. In plaats daarvan wordt een apart printerobject gemaakt dat wordt weergegeven in de map Printers.
Gebruik de cd met stuurprogramma's die wordt meegeleverd bij de printer om het speciale printerstuurprogramma te installeren en toegang te krijgen tot uitgebreide printeropties en -functies.
Stuurprogramma's z ijn ook als onderdeel van een te dow n loa den s oftwarepakket b es chi kb aar op de website van Lexmark, op www.lexmark.com.
Gebruik van Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me of Windows NT
Opmerking: Installeer de printersoftware alvorens de USB-kabel aan te sluiten.
1 Plaats de cd met stuurprogramma's.
Als de cd niet automatisch start, klikt u op Start Uitvoeren (waarbij D staat voor de letter voor het cd-rom-station).
Opmerking: USB-ondersteuning is niet beschikbaar voor Windows NT-besturingssystemen.
Æ Uitvoeren, en typt u D:\Setup.exe in het dialoogvenster

Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

11
Page 12
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
3 Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst. 4 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of de stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
5 Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de aanwijzingen op het beeldscherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
6 Sluit de installatie-toepassing op de cd met stuurprogramma's. 7 Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het Plug-en-Play-scherm wordt weergegeven en in de map Printers op de computer wordt een printerobject gemaakt.

Gebruik van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie)

1 Start de computer op. 2 Plaats de cd met stuurprogramma's. Als de cd automatisch wordt gestart, klikt u op Exit (Afsluiten) om te rug te
keren naar de wizard Printer toevoegen.
3 Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers en dubbelklik op Een printer toevoegen.
Opmerking: USB-ondersteuning is niet beschikbaar voor Windows 98- en Windows 95-(eerste editie).
4 Selecteer Lokale printer wanneer u wordt gevraagd welk type printer u wilt toevoegen. 5 Klik op Diskette.
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
6 Zoek het speciale stuurprogramma op de cd .
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
D:\Drivers\Print\Win_9xMe\<taal>
Waarbij D staat voor de letter voor het cd-rom-station.
7 Klik op OK.
Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
8 Sluit de cd met stuurprogramma's.
Windows
12
Page 13
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

Serieel afdrukken

Bij afdrukken via een seriële aansluiting worden gegevens bit voor bit verzonden. Hoewel serieel afdrukken over het algemeen trager is dan parall el afdrukk en, v erdient het de voo rkeur wan neer er een gr ote afsta nd is tussen de printe r en de computer, of wanneer er geen parallelle interface beschikbaar is.
Opmerking: Een seriële interfacekaart is vereist en kan afzonderlijk worden aangeschaft.
V oordat u afdrukt, moet u de communicatie tussen de printe r en de com pu ter tot stand brengen. U gaat hiertoe als volgt te werk:
1 u stelt seriële parameters in op de printer. 2 u installeert een printerstuurprogramma op de aangesloten computer. 3 u stelt seriële parameters in voor de COM-poort.
Parameters instellen op de printer
1 Druk op op het bedieningspaneel. 2 Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt, en druk vervolgens op . 3 Druk op totdat Serieel optie X verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat <Parameter> verschijnt, en druk vervolgens op (waarbij <Parameter> de benodigde
parameter is als u een wijziging wilt doorvoeren).
5 Druk op totdat <Instelling> verschijnt, e n druk v ervol gens o p (w aarb ij <Instelling> de benod igde
instelling is als u een wijziging wilt doorvoeren). Houd rekening met de volgende beperkingen:
De maximaal ondersteunde baudsnelheid is 115.200.
Databits moet worden ingesteld op 7 of 8.
Pariteit moet worden ingesteld op Even, Oneven of Geen.
Stopbits moet worden ingesteld op 2.
De aanbevolen instelling voor het protocol is Xon/Xoff.
6 Druk herhaaldelijk op zodat de printer terugkeert in de werkstand Gereed. 7 Druk een pagina met menu-instellingen af en controleer of de seriële parameters correct zijn ingesteld.
Opmerking: Bewaar deze pagina, zodat u deze later kunt gebruiken. a Druk op op het bedieningspaneel.
b Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op . c Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt, en druk vervolgens op . d Kijk onder het kopje Std serieel (of Serieel optie X als u een seriële interfacekaart hebt geïnstalleerd) om de
seriële p arameters te vinden.
Windows
13
Page 14
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Printerstuurprogramma installeren
U moet een printerstuurprogramma installeren op de computer die is aangesloten op de printer.
Opmerking: Gebruikers van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) moeten de instructies voor installatie
volgen in Windows 95 en Windows 98 (eerste editie).
1 Plaats de cd met stuurprogramma's. De cd wordt automatisch gestart. Als de cd niet automatisch wordt gestart,
klikt u op Start
D:\Setup.exe
Waarbij D staat voor de letter voor het cd-rom-station.
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren). 3 Klik op Agree (Akkoord) nadat u de licentieovereenkomst voor de software hebt gelezen. 4 Selecteer Custom (Aangepast) en kli k op Next (Volgende). 5 Selecteer Components (Componenten) en klik op Next (Volgende). 6 Selecteer Local (Lokaal) en klik op Next (Volgende). 7 Selecteer de printer en klik op Add Printer (Printer toev oeg en ). 8 Vouw het printer-item uit dat in de lijst onder Selected Components (Geselecteerde componenten) staat. 9 Klik op PORT (POOR T): <LPT1>, en selecteer vervolgens de benodigde communicatiepoort (COM1 of COM2).
10 Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware te voltooien.
Æ Uitvoeren en typt u het volgende in het dialoogvenster Uitvoeren:
Parameters instell envoor de communicatiepoort (COM)
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moeten de seriële parameters worden ingesteld voor de communicatiepoort die is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
De seriële parameters v an de co mmuni catiepoo rt moeten exact ov ereenk omen me t de seriële para meters die op de prin ter zijn ingesteld.
1 Klik op Start Æ Instellingen Æ Configuratiescherm en dubbelklik op Systeem. 2 Klik in het tabblad Apparaatbeheer op + om de lijst van beschikbare poorten uit te vouwen. 3 Selecteer de communicatiepoort die is toegewezen aan de printer (COM1 of COM2). 4 Klik op Eigenschappen. 5 Stel in het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de waarden die u ook hebt ingesteld op de
printer. De seriële parameters zijn te vinden onder het kopje Standaard serieel (of Serieel optie X) op de pagina Menu-
instellingen die u eerder hebt afgedrukt.
6 Klik op OK en sluit alle vensters. 7 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
a Klik op Star t b Selecteer de printer die zojuist is toegevoegd. c Klik op Bestand d Klik op Testpa g ina afdruk ken. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie
voltooid.
Æ Instellingen Æ Printers.
Æ Eigenschappen.
Windows
14
Page 15
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

Macintosh

Voor afdrukken via USB is Mac OS 9.x of een latere versie vereist. Als u lokaal wilt afdrukken op een printer die is aangesloten op een USB-poort, dient u een printerpictogram op het bureaublad te maken (Mac OS 9) of een wachtrij te maken in Afdrukbeheer / Printerconfiguratie (Mac OS X).
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer / Printerconfiguratie (Mac OS X)
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's. b Dubbelklik op het printerinstall ati epa kket.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Klik op Ga door in het welkomstscherm en nogmaals als u het Readme-bestand hebt bekeken. d Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
e Selecteer een bestemming en klik op Ga door. f Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. g Voer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd. h Klik op Sluit als de installatie is voltooid.
2 Open Finder, klik op Programma's en klik op Hulpprogramma's. 3 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
Opmerking: U kunt het PPD-besta nd voor de printer ook als ond erdeel van e en software pakket do wnloaden v anaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
4 Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als de USB-printer wordt weergegeven in de printerlijst, kunt u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie afsluiten.
Voor de printer is een wachtrij gemaakt.
Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst met printers, controleert u of de USB-kabel goed is
aangesloten en de printer is ingeschakeld. Zodra de printer in de lijst wordt weergegeven, kunt u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie afsluiten.
`
Een printerpictogram op het bureaublad maken (Mac OS 9.x)
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's. b Dubbelklik op Classic en dubbelklik vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Kies de benodigde taal en klik vervolgens op Ga door. d Klik na het doorlezen van het Leesmij-bestand op Ga door. e Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
Macintosh
15
Page 16
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
f Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. Alle bestanden die u nodig hebt, worden op de
computer geïnstalleerd.
g Klik op Sluit als de installatie is voltooid. Opmerking: U kunt het PPD-besta nd voor de printer ook als ond erdeel van e en software pakket do wnloaden v anaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
2 Ga op een van de volgende manieren te werk:
Voor Mac OS 9.0: Open Apple LaserWriter.
Voor Mac OS 9.19.x: Open Programma's en klik vervolgens op Hulpprogramma's.
3 Dubbelklik op Desktop Printer Utility. 4 Selecteer Printer (USB) en klik vervolgens op OK. 5 Klik op Wijzig in het gedeelte Selectie USB-printer.
Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst Selectie USB-printer, controleert u of de USB-kabel goed is aangesloten en de printer is ingeschakeld.
6 Selecteer de naam van de printer en klik op OK. De printer wordt nu weergegeven in het oorspronkelijke venster
Printer (USB).
7 Klik in het gedeelte PPD-bestand (P ostScript Printer Description) op Auto Config. Controleer of het PPD-be stand
overeenkomt met de printer.
8 Klik op Maak aan en vervolgens op Bewaar. 9 Geef een printernaam op en klik vervolgens op Bewaar. De printer is nu opgeslagen als bureaubladprinter.

UNIX/Linux

Veel UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat, ondersteunen lokaal afdrukken. De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cdmet stuurprogramma's en op de website van
Lexmark: www.lexmark.com. Elk pakket bevat tevens een UNIX/Linux Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark-printers in UNIX- en Linux-omgevingen.
Alle pakketten met stuurprogramma's ondersteunen lokaal afdrukken via een parallelle aansluiting. Het pakket voor Sun Solaris ondersteunt bovendien USB-aansluitingen met Sun Ray-apparaten en Sun-werkstations.
Op de website van Lexmark (www.lexmark.com) vindt u een compleet overzicht van ondersteunde UNIX- en Linux- platforms.
UNIX/Linux
16
Page 17
Stuurprogramma 's installeren v oor afdrukken
3
via het netwerk

Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken

Als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door via de printer een pagina met netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij het configureren van het afdrukken in een netwerk.
1 Controleer of de printer is ingeschakeld. 2 Druk op op het bedieningspaneel. 3 Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat Pag. Netwerkinstell. verschijnt, en druk vervolgens op .
Opmerking: Als een optionele i nterne printerserver is geïn stalleerd, v erschijnt Ntwrk 1 afdrukken op he t displa y .
5 Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven
dat de printer is aang esloten. Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netw erkkab el n iet g oed func tio neert. Vraag de systeembeheerder om dit pro bleem op te lossen en druk daarna de pagina met netwerkinstellingen opnieuw af om te zien of de status is gewijzigd.

Printer-IP-adres toewijzen

Als het netwerk gebruikm aakt v an DH CP, wordt au tomatisc h een IP-ad res toege w ezen nad at de netw erkkabel op de printer is aangesloten.
1 Zoek in dat ge v al het adre s in het g edeelte "T CP/IP" v an de p agina me t netwerki nstellingen die is afg edrukt in Een
pagina met netwerkinstellingen afdrukken.
2 Ga naar IP-instellingen controleren en begin met stap 2.
Als het netwerk geen gebruik maakt van DHCP, moet het IP-adres handmatig aan de printer worden toegewezen. Met het bedieningspaneel kunt u dit op eenvoudige wijze doen:
1 Druk op op het bedieningspaneel. 2 Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt, en druk vervolgens op . 3 Druk op totdat TCP/IP verschijnt, en druk vervolgens op .
Std-netwerk verschijn t als de printer een netwerk poort heeft op de s ysteemk aart. Als een interne print erserver is geïnstalleerd in de sleuf voor optionele kaarten, verschijnt Networkoptie 1.
4 Druk op totdat Adres verschijnt, en druk vervolgens op . 5 Gebruik het numerieke toetsenblok om het IP-adres in te voeren. Nadat u het adres hebt ingevoerd,
drukt u op . Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
6 Druk op totdat Netmasker verschijnt, en druk vervolgens op .

Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

17
Page 18
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
7 Gebruik het numerieke toetsenblok om het IP-adres in te voeren. Nadat u het adres hebt ingevoerd,
drukt u op . Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
8 Druk op totdat Gateway verschijnt, en druk vervolgens op . 9 Gebruik het numerieke toetsenblok om het IP-adres in te voeren. Nadat u het adres hebt ingevoerd,
drukt u op . Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
10 Druk herhaaldelijk op totdat de printer terugkeert naar de werkstand Gereed.

IP-instellingen controleren

1 Druk opnieuw een pagina met netwerkinstellingen af. Zoek het kopje “TCP/IP” en controleer of voor het IP-adres,
het netmasker en de gateway de correcte waarden worden weergegeven. Zie Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken op pagina 17 voor ondersteuning.
2 Stuur een ping-opdracht naar de printer en controleer of deze reageert. Typ in het opdrachtve nster op een
netwerkcomputer "ping" gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer (bijvoorbeeld 192.168.0.11).
Opmerking: Op een Windows- computer klikt u op Start
accessoires
Als de printer actief is in het netwerk, ontvangt u een antwoord.
Nadat de TCP/IP-instellingen zijn toegewezen en gecontroleerd, kunt u de printer op elke netwerkcomputer installeren.
Æ MS-DOS-prompt als u Windows 2000 gebruikt).
Æ Programma's Æ MS-DOS-prompt (of Bureau-

Windows

In een Windows-netwerkomgeving kunt u netwerkprinters configureren voor rechtstreeks afdrukken of voor gedeeld gebruik. Voor beide manieren van afdrukken via een netwerk is het vereist dat u een printerstuurprogramma installeert en een prin terpoort maakt i n het netwer k .

Ondersteunde printerstuurprogramma's

systeemstuurprogramma van Windows;
speciaal printerstuurprogra mm a van Lexmark.
Systeemstuurprogramma's zijn ingebouwd in de Windows-besturingssystemen. De speciale stuurprogramma's staan op de cd met stuurprogramma's.
De nieuwste versies van de systeemstuurprogramma's en de speciale stuurprogramma's zijn te vinden op de website van Lexmark: www.lexmark.com.

Ondersteunde netwerkprinterpoorten

Microsoft standaard TCP/IP-poort—Windows 2000, Windows XP, en Windows Server 2003
LPR—Windows NT 4.0
Lexmark verbeterde TCP/IP- netwerkpoort—Windows 98/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en
Windows Server 2003
Voor de elementaire printerfuncties kunt u een systeemstuurprogramma installeren en een systeempoort gebruiken, zoals een LPR-poort of een standaard TCP/IP-poort. Met het systeemstuurprogramma hebt u de beschikking over een consistente gebruikersinterface die kan worden gebruikt voor alle printers in het netwerk. Wanneer u een speciaal
IP-instellingen controleren
18
Page 19
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
printerstuurprogramma gebruikt in combinatie met een speciale netwerkpoort, beschikt u over extra functionaliteit, zoals statusmeldingen van de printer.
Configureer de netwerkprinter aan de hand van de stappen die van toepassing zijn op de printerconfiguratie en het besturingsprogramma dat u gebruikt:
Printerconfiguratie Besturingssysteem Pagina
Rechtstreeks
• De printer is rechtstreeks op het netwerk aangesloten via een netwerkkabel (bijv. Ethernet);
• De printerstuurprogramma's worden op elke netwerkcomputer geïnstalleerd.
Gedeeld
• De printer wordt via een lokale kabel (bijv. Ethernet) aangesloten op een van de computers in het netwerk.
• De printerstuu rprogramm a's wo rden geïns talle erd op de comp ute r die is aangesloten op de printer.
• Tijdens de installatie van de stuurprogramma's wordt de computer ingesteld op “delen”, zodat andere computers in het netwerk hun afdruktaken via deze computer kunnen leiden.
Windows 98 SE, Windows NT 4.0, Windows Me, Windows 2000 en Windows XP of Windows Server 2003
Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP, of Windows Server 2003
Rechtstreeks afdrukken onder Windows 98 SE/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
U installeert als volgt een aangepast printerstuurprogramma en een speciale netwerkpoort:
1 Start de cd met stuurprogramma's. 2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software
installeren).
3 Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met
de licentieovereenkomst.
4 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next
(Volgende).
5 Selecteer Network Attach (Aansluiten op netwerk) en klik op Next (Volgende). 6 Selecteer het printermodel in de lijst en klik op Next (Volgende). 7 Selecteer de printerpoort in de lijst en klik op Finish (Voltooien) om de installatie te voltooien.
Als de printerpoort niet in de lijst staat:
a Klik op Add Port (Poort toevoegen). b Selecteer Lexmark Enhanced TCP/IP Port (Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort), en voer de
informatie in die nodig is voor het maken van de poort.
c Geef een poortnaam op.
Dit kan elke willekeurige naam zijn waarmee u de printer associeert, bijvoorbeeld Kleur1-lab4. Nadat de poort is gemaakt, verschijnt deze naam in de lijst van beschikbare poorten.
d Geef het IP-adres op in het tekstvak.
Printer
19
21
Clients
Opmerking: Als u het IP-adres niet w ee t, drukt u een pag ina met netwerkinstellin gen af en kijkt u in het gedeelte
TCP/IP. Zie Een pagina met netwerkinstellingen afdru kke n en IP-instellingen controleren voor meer informatie.
Windows
19
Page 20
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
8 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
Windows
20
Page 21
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Gedeeld afdrukken met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
Opmerking: Installeer de printersoftware alvorens de USB-kabel aan te sluiten.
Sluit de printer aan op een computer met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windo ws Server 2003 (die fungeert als server) en volg deze stappen om uw netwerkprinter te configureren voor gedeeld afdrukken:
1 Aangepast printerstuurprogramma installeren.
a Start de cd met stuurprogramma's. b Klik op Install Printer and Software (Printer en software
installeren).
c Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat
met de licentieov e r een komst.
d Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u hulpprogramm a's w il t i nstalleren, instellin gen w il t w i jz ige n o f d e s tuurprogramma's wilt a anp as sen , s electeert u Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
e Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de aanwijzingen op het beeldscherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
f Sluit de installatie-toepassing op de cd met stuurprogramma's. g Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de map Printers en faxapparaten van de computer. De printer wordt gedeeld in stap 2: “Printer delen in het netwerk”.
h Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
2 Printer delen in het netwerk
a Klik op Star t b Selecteer de printer die zojuist is toegevoegd. c Klik op Bestand Æ Delen. d Schakel het selectievakje Gedeeld als in en typ een naam in het tekstvak. e Selecteer in het gedeelte Alternatieve stuurprogramma's de besturingssystemen van alle netwerkclients die
naar deze printer afdrukken.
f Klik op OK.
Æ Instellingen Æ Printers.
Server
Printer
Clients
Opmerking: Als er bestanden o ntbr ek en, w ordt u mog elijk ge v raagd om de cd met het b esturin gssyste em van de
server te plaatsen.
g Controleer op de volgende wijze of de printer correct is gedeeld.
Het printerpictogram in de map Printers wo rdt nu aangeg ev en al s 'gedeeld'. Dit wordt in Windo ws NT 4.0
bijvoorbeeld weergegeven met een hand onder het pictogram.
Ga naar Netwerkomgeving. Zoek de hostnaam van de server en zoek de gedeelde naam die aan de printer is toegewezen.
Windows
21
Page 22
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Printerstuurprogramma's (of een subset) installeren op netwerkclients
De point-and-print-methode gebruiken
Opmerking: Deze methode is meestal het minst belastend voor de systeembronnen. De server handelt alle
stuurprogramma wijz ig ing en e n de verwerking v a n de a fdrukta ken af. Zo kun nen netwerkclients v ee l sneller terugkeren naar de toepassingen.
Bij deze metho de w ord t een onder dee l v an de stuurprogr amma 's van de server naar d e cl ient g ek opie erd. Dit b e v at preci es genoeg informatie voor het versturen van een afdruktaak naar de printer.
1 Dubbelklik op het Windows-bureaublad van de clientcomputer op Netwerkomgeving. 2 Zoek de hostnaam van de server en dubbelklik daarop. 3 Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik op Installeren.
Wacht to t de stu urprogramma-i nf ormatie v an de se rver naar d e client is gek opieerd e n een ni euw printerpictog ram is toegevoegd aan de map Printers. Dit kan enkele minuten duren. Hoe lang dit duurt, hangt af van het netwerkverkeer en andere factoren.
4 Sluit Netwerkomgeving. 5 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
De peer-to-peer-met hode gebruiken
Met deze methode wordt op elke clientc om puter het volledige stuurprogramma geïnstalleerd. De netwerkclients behoud en de controle over wijzigingen in het stuurprogramma. De clientcomputer handelt het verwerken van de afdruktaken af.
1 Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers. 2 Klik op Printer toevoegen om de gelijknamige wizard te starten. 3 Klik op Volgende. 4 Klik op Netwerkprinter en klik op Volgende. 5 Typ de printernaam of URL (als de printer zich op het internet of op een intranet bevindt) en klik op Volgende.
Als de printernaam of URL onbekend is, laat u het tekstvak leeg en klikt u op Volgende.
6 Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet in de lijst staat, geeft u het pad
naar de printer op. Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
\\<serverhostnaam>\<naam gedeelde printer>
Opmerking: Als dit een nieuwe printer is, wordt u mogelijk gevraagd een printerstuurprogramma te installeren.
Als er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, geeft u het pad naar beschikbare stuurprogramma's op.
De naam van de hostserver is de naam van de server die als host in het netwerk optreedt. De naam van de gedeelde printer is de naam die tijdens de installatie op de server is toegekend.
7 Klik op OK. 8 Geef aan of u deze printer als standaardprinter voor de client wilt instellen en klik vervolgens op Voltooien. 9 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
Windows
22
Page 23
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

Drag‘N’Print configureren

Opmerking: Ondersteuning voor Drag’N’Print™ is niet voor alle printers beschikbaar.
Start de cd met stuurprogramma's, klik op View Documentation (Documentatie weergeven) en klik op Software and utilities (Software en hulpprogramma's) voor gedetailleerde configuratie-instructies.

Macintosh

Opmerking: Een PostScript Printer Description (PPD)-bestand geeft UNIX- of Macintosh-computers
gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Als Macintosh-gebruikers willen afdrukken op een netwerkprinter, moeten zij een speciaal PPD-bestand (PostScript­printerbeschrijvingsbestand) installeren en een bureaubladprinter maken op de computer (Mac OS 9.x), of een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer (Mac OS X).

Mac OS X

Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's. b Dubbelklik op het printerinstallatiepakket.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Klik op Ga door in het welkomstscherm en nogmaals als u het Leesmij-bestand hebt bekeken. d Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
e Selecteer een bestemming en klik op Ga door. f Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. g Voer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd. h Klik op Sluit als de installatie is voltooid.
Stap 2: Een afdrukwachtrij ma ken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie
Afdrukken via AppleTalk gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via AppleTalk.
1 Open Finder, klik op Programma's en klik op Hulpprogramma's. 2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie. 3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers. 4 Kies AppleTalk in het popup-menu.
Opmerking: Zoek op de pagina met netw erkin stelli ngen on der het k o pje Appl eTalk op welke zon e of printer mo et
worden geselecteerd .
Macintosh
23
Page 24
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
5 Selecteer de AppleTalk-zone. 6 Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voeg toe. 7 Printerinstallatie controleren
a Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor. b Kies de optie Print in het menu Archief. c Kies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
Opmerking: Als u niet weet we lke printer u moet sele cteren, zoekt u o p d e p agi na me t n etwerkinstellingen onder
het kopje AppleTalk naar de standaardnaam van de printer.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD- bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de printer, v erwi jdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeh eer of Printerconfigur ati e en herhaalt u Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren.
Afdrukken via IP gebruiken
Voer de volgende stappen uit om met behulp van Afdrukken via IP een afdrukwachtrij te maken. Zie Stap 2: Een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie voor informatie over het maken van een AppelTalk-
afdrukwachtrij.
1 Open Finder, klik op Programma's en klik op Hulpprogramma's. 2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie. 3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers. 4 Kies Afdrukken via IP in het popup-menu. 5 Typ in het vak Printeradres het IP-adres of de DNS-naam van de printer. 6 Kies Lexmark in het pop-upmenu Printermodel. 7 Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voeg toe. 8 Printerinstallatie controleren
a Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor. b Kies de optie Print in het menu Archief. c Kies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's. d Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de
printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD- bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de printer, v erwi jdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeh eer of Printerconfigur ati e en herhaalt u Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren.
Macintosh
24
Page 25
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Mac OS 9.x
Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1 Plaats de cd met stuurprogramma's.
a Dubbelklik op Classic en dubbelklik vervolgens op het installatiepakket voor de printer. Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
b Kies de benodigde taal en klik vervolgens op Ga door. c Klik na het doorlezen van het Leesmij-bestand op Ga door. d Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
e Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. Alle bestanden die u nodig hebt, worden op de
computer geïnstalleerd.
f Klik op Sluit als de installatie is voltooid. Opmerking: U kunt het PPD-besta nd voor de printer ook als ond erdeel van e en software pakket do wnloaden v anaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Stap 2: Een bureaubladprinter maken
1 Selecteer in de Kiezer het stuurprogramma voor de LaserWriter 8. 2 Als u een netwerk met routers hebt, selecteert u de standaardzone in de lijst. Voor het selecteren van de zone
zoekt u in de pagina met netwerkinstellingen onder AppleTalk naar Zone.
3 Selecteer de nieuwe printer. 4 Voor het selecteren van de printer zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk naar
de standaardnaam van de printer.
5 Klik op Maak aan. 6 Controleer of er in de Kiezer naast de printernaam een pictogram verschijnt. 7 Sluit het venster Kiezer. 8 Controleer de printerinstallatie.
a Klik op het pictogram van de bureaubladprinter dat zojuist is toegevoegd. b Kies Afdrukken Æ Wijzig configuratie. – Als in het gedeelte van het menu over het PPD-bestand (PostScript Printer Description) het juiste bestand
voor de printer wordt weergegeven, is de printerinstallatie voltooid.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het gedeelte PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD)
van het menu niet overeenkomt met uw printer, herhaalt u Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren.
Macintosh
25
Page 26
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

UNIX/Linux

De printer ondersteunt vele UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat. Bezoek de website van Lexmark op
www.lexmark.com voor een volledige lijst met ondersteunde UNIX- en Linux-platforms.
Opmerking: De softwarepakk etten v oor Sun Solaris en Lin ux zijn bes chikbaar op de c d met stuurprogr amma's en
op de website van Lexm ark op www.lexmark.com.
Wij leveren een pakket met printerstuurprogramma's voor elk ondersteund UNIX-platform. Elk pakket bevat tevens een Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark printers in UNIX- en Linux-omgevingen.
U kunt deze pakketten downloaden via de website van Lexmark. U kunt het pakket met de benodigde stuurprogramma's ook vinden op de cd met stuurprogramma's.

NetWare

De printer ondersteunt Nov ell Distribu ted Print Services (NDPS/iPrint). De meest recente inf ormatie ov er het installere n van een netwerkprinter in een NetWare-omgeving vindt u op de cd met stuurprogramma's. Klik op View Documentation (Documentatie weergeven).
UNIX/Linux
26
Page 27
4

Installatieopties

VOORZICHTIG: Als u geheugenkaarten of optionele kaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt
gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen.
U kunt de geheugenca paciteit v an de printer aanpasse n en de aanslu itingsm ogelijkh eden v ergrote n door optione le kaarten toe te voegen. Dit gedeelte bevat instructies voor het installeren van de volgende opties:
Geheugenkaarten Printergeheugen Flashgeheugen
Firmwarekaarten Streepjescode Formulieren IPDS en SCS/TNe PRESCRIBE PrintCryption™
Andere opties Vaste schijf van printer Externe ser iële adapter Tri-port-adapter Infraroodadapter USB/parallelle 1284-C interfacekaart Coax/twinax-adapter Interne printerservers (ook wel interne netwerkadapters of INA's genoemd)
Installatieopties
27
Page 28
Installatieopties

Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer

Als u printergeheugen, flashgeheugen, een optionele kaart of een vaste schijf wilt installeren, moet u toegang hebben tot de printersysteemkaart.
VOORZICHTIG: Zet de printer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
1 Maak achterop de printer de schroeven van het bedieningspaneel los.
2 Verwijder het paneel van de printer en zet het apart.
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer
28
Page 29
Installatieopties
Zoek aan de hand van de afbeelding de connector voor de optie die u wilt installeren.
Connector voor vaste schijf
Connector voor optionele
kaart
Connectors voor Flashgeheugen of firmwarekaart
Connector voor printergeheugenkaart
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer
29
Page 30
Installatieopties

Geheugenkaart installeren

Volg de volgende instructies voor het installeren van printergeheugenkaarten.
Opmerking: Geheugenkaarten die zijn ontworpen voor andere Lexmark-printers, werken mogelijk niet met uw
printer.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart. (Raadpleeg Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer.) 2 Open de vergrendelingen aan beide uiteinden van de geheugenkaartconnector. 3 Pak de geheugenkaart uit.
Waarschuwing: Geheugenkaarten kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom
eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een geheugenkaart aanraakt.
Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan. Bewaar de verpakking.
4 Breng de uitsparingen aan de onderkant van de kaart op één lijn met de uitsparingen op de connector. 5 Druk de geheugenkaart ste v ig op d e co nne ctor totdat de verg ren de lin gen aan beide zijden van de connector vast
klikken. U zult wellicht enige kracht moeten uitoefenen om de kaart volledig in de connector te drukken.
6 Zorg ervoor dat beide vergrendelingen in de uitsparingen aan beide zijden van de kaart passen.
Geheugenkaart installeren
30
Page 31
Installatieopties

Een flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren

Opmerking: Firmware- en flashgeheugenkaarten die zijn ontworpen voor andere Lexmark-printers, werken
mogelijk niet met uw printer.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart. (Raadpleeg Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer.) 2 Haal de flashgeheugenkaart of de firmwarekaart uit de verpakking.
Waarschuwing: Flashgeheugenkaarten en firmwarekaarten kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische
elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een geheugenkaart aanraakt.
3 Houd de flashgeheugen kaart of de firmwarekaart vast bij de v erg rendeli ngsc lips en bre ng de pla stic pin nen op de
kaart op één lijn met de gaten op de systeemkaart.
4 Druk de flashgeheugenkaart of firmwarekaart stevig op zijn plek en maak de vergrendelingsclips los.
De flashgeheugenkaart of firmwarekaart moet over de gehele lengte de systeemkaart raken en vastzitten in de connector.
Pas op dat u de connectors van de kaa rt niet beschadigt.
Een flashgeheugenkaart of firmwarekaa rt installeren
31
Page 32
Installatieopties

Optionele kaart installeren

Waarschuwing: Optionele kaarten zijn uitermate ge v oelig v oor statisch e elektriciteit. Raak daarom eerst ee n metalen
onderdeel van de printer aan voordat u een geheugenkaart aanraakt.
Opmerking: U hebt een kleine kruiskopschroevendraaier nodig om de flashgeheugenkaart of firmwarekaart te
bevestigen op de systeemkaar t.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart. (Raadpleeg Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer.) 2 Open de klep van de systeemkaart.
3 Kijk waar de connector voor de kaart zich bevindt op de systeemkaart. 4 Verwijder de twee schroeven en de afdekplaat en bewaar deze.
5 Pak de kaart uit. Bewaar de verpakking.
Optionele kaart installeren
32
Page 33
Installatieopties
6 Lijn de aansluitpunten op de kaart uit met de connector op de systeemkaart en duw de kaart stevig in de
connector op de systeemkaart.
7 Bevestig de schroeven uit het afdekplaatje die u hebt bewaard (of de extra schroeven die zijn meegeleverd met de
kaart).
8 Zet de kaart vast door de schroeven aan te draaien.
Optionele kaart installeren
33
Page 34
Installatieopties

Vaste schijf installeren

Opmerking: U hebt een kleine kruiskopschroevendraaier nodig om de vaste schijf te bevestigen op de
montageplaat.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart. (Raadpleeg Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer.) 2 Haal de montageplaat, vaste schijf, lintkabel en bevestigingsschroeven uit de verpakking. 3 Lijn de connector op de lintkabel uit met de connectorpinnen op de vaste schijf. 4 Sluit de lintkabel aan op de vaste schijf.
Vaste schijf
Lintkabel
5 Breng de schroefgaten in de montageplaat op één lijn met de uitsparingen in de vaste schijf. 6 Draai de schroeven vast om de montageplaat te bevestigen aan de vaste schijf.
Vaste schijf installeren
34
Page 35
Installatieopties
7 Druk de connector op de lintkabel in de connector op de systeemkaart.
8 Druk de drie staafjes op de mon tagepl aat voo rzi chtig in de gaatj es in de s ystee mkaa rt. De vaste schij f klikt op zijn
plaats.
Vaste schijf installeren
35
Page 36
Installatieopties

Het bedieningspaneel terugplaatsen

Nadat u opties op de systeemkaart van de printer hebt geïnst all eerd, voert u de volgende stap pe n uit om d e bes c hermkap weer aan te brengen.
1 Lijn de nokjes aan de rechterkant van het bedieningspaneel uit met de sleuven in de printer. 2 Schuif het bedieningspaneel naar rechts en naar de printer toe.
3 Draai de schroeven aan.
4 Sluit het netsnoer van de printer weer aan op een geaard stopcontact en zet de printer aan.
Het bedieningspaneel terugplaatsen
36
Page 37
Richtlijnen voor papier en speciaal
5
De term Afdrukmateriaal omvat papier, karton, transparanten, etiketten en enveloppen. De laatste vier soorten afdrukmateriaal worden soms speciaal afdrukmateriaal genoemd. De printer kan kwalitatief hoogwaardige afdrukken maken op allerlei afdrukmateriaal. Er zijn diverse aspecten van afdrukmateriaal die u moet overwegen voordat u gaat afdrukken. In dit hoofdstuk vindt u informatie over het kiezen en bewaren van afdrukmateriaal.
Ondersteund afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal kiezen
Afdrukmateriaal bewaren
Papierstoringen voorkomen
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide die u kunt vinden op de Lexmark website op www.lexmark.com voor meer informatie over welk afdrukmateriaal geschikt is voor de printer.
We raden u aan papier of speciaal afdrukmateriaal in kleine hoeveelheden uit te proberen voordat u grote hoeveelheden aanschaft.
afdrukmateriaal

Ondersteund afdrukmateriaal

De onderstaande tabe llen be v atten in f ormatie ov er st andaard en o ptioneel afdrukmateriaal v oor d e ve rschille nde in v oer- en uitvoerladen.
Formaten van afdrukmateriaal
Formaten die worden ondersteund in de finisher
Invoerkenmerken per formaat
Soorten afdrukmateriaal
Gewichten van afdrukmateriaa l
Gewichten die worden ondersteun d in the finish er Opmerking: Als u een formaat afdrukmateriaal gebruikt dat niet wordt vermeld, selecteert u een groter formaat
dat het dichtst in de buurt komt.

Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal

37
Page 38
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Formaten van afdrukmateriaal
— geeft ondersteuning aan
3
Formaat afdrukmateriaal
A3 297 x 420 mm ✓✓ ✓✓✓ A4 210 x 297 mm ✓✓✓✓✓✓✓
1
A5 JIS B4 257 x 364 mm ✓✓ ✓✓✓
1
JIS B5 Letter 215,9 x 279,4 mm ✓✓✓✓✓✓✓
Afmetingen
Laden voor 500 vel
(standaard en optioneel)
Universeellader
Lader voor 2000 vel
met dubbele invoer
(optioneel)
Hoge-capaciteitslader
voor 2000 vel
(optioneel)
Duplexeenheid
(optioneel)
Standaarduitvoerlade
voor 500 vel
Tweede uitvoerlade
voor 300 vel
148 x 210 mm ✓✓ ✓✓✓
182 x 257 mm ✓✓✓✓✓✓✓
Legal 215,9 x 355,6 mm ✓✓ ✓✓✓ Executive
1
184,2 x 266,7 mm ✓✓✓✓✓✓✓
Folio 216 x 330 mm ✓✓ ✓✓✓ Statement
1
139,7 x 215,9 mm ✓✓ ✓✓✓
Tabloid 279 x 432 mm ✓✓ ✓✓✓ Universal
2
98,4 x 89,0mm tot
✓✓ ✓✓✓
297,0 x 431,8 mm
7 ¾-envelop 98,4 x 190,5 mm ✓✓ 10-envelop 104,8 x 241,3 mm ✓✓ DL-envelop 110 x 220 mm ✓✓ C5-envelop 162 x 229 mm ✓✓ Overige
enveloppen
1
Dit formaat wordt alleen weergegeven in het menu Papierformaat als de optie voor automatische formaatdetectie is
98,4 x 89,0mm tot 297,0 x 431,8 mm
✓✓
gewijzigd. Meer informatie vindt u in A5/Statement- of JIS-B5/Executive-formaat afdrukken op pagina 72.
2
Met deze formaatinstelling wordt de pagina ingedeeld op basis van de afmetingen 297,0 x 431,8 mm, tenzij een ander
formaat wordt opgegeven in de toepassing.
3
Deze uitvoerlade is alleen beschikbaar als de finisher is geïnstalleerd.
Ondersteund afdrukmateriaal
38
Page 39
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Formaten die worden ondersteund in de finisher
Uitvoerlade 1 Uitvoerlade 2
Formaat
A3 ✓✓ A4 ✓✓ A5 JIS B4 ✓✓ JIS B5 ✓✓ Letter ✓✓ Legal ✓✓ Executive ✓✓ Folio ✓✓ Statement Tabloid ✓✓ Universal 7 ¾-envelop 10-envelop DL-envelop C5-envelop Overige
enveloppen
*
Papier wordt naar de finisherlade geleid zonder te worden geniet of verschoven.
Standaard*Verschoven Nietjes Perforatie Standaard*Verschoven Nietjes Perforatie
Ondersteund afdrukmateriaal
39
Page 40
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Inv oerkenmerken per formaat
Formaat
afdrukmateriaal
Invoerrichting
1
Afdrukstand
2
Dubbelzijdig afdrukken
ondersteund
A3 Staand Korte zijde A4 Staand of liggend Korte zijde of lange zijde A5 Staand Korte zijde JIS B4 Staand Korte zijde JIS B5 Liggend Lange zijde Letter Staand of liggend Korte zijde of lange zijde Legal Staand Korte zijde Executive Liggend Lange zijde Folio Staand Korte zijde Statement Staand Korte zijde Tabloid Staand Korte zijde Universal Staand
3
Korte zijde
7 ¾-envelop Liggend Lange zijde 10-envelop Liggend Lange zijde DL-envelop Liggend Lange zijde C5-envelop Liggend Lange zijde Overige enveloppen Staand Korte zijde
1
Invoerrichti ng gee ft aan hoe de printer de a fbeeld ing op de pagin a plaa tst, ni et de a fdrukstand (k orte of lange zijde ) v an
de uiteindelijke pagina.
2
Afdrukken korte zijde moet zijn i ngesc hak eld om de printer afdrukm ateriaal v a n Lette r- of A4-formaat met de korte zijde
naar voren te lat en herk ennen . Zie Afdrukmateri aal v an Lette r- of A4-f orm aat met de k orte zijde na ar v oren vu llen
op pagina 60 voor meer informatie.
3
De invoerrichting voor Universal is feitelijk variabel.
Ondersteund afdrukmateriaal
40
Page 41
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Soorten afdrukmateriaal
Finisher
Afdrukmateriaal
Papier ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓ Karton ✓✓ ✓✓✓✓ Transparanten ✓✓ ✓✓ Papieren etiketten ✓✓ ✓✓ Bankpost ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓ Envelop ✓✓ Briefhoofd ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓ Voorbedrukt ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓ Gekleurd papier ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓
Laden voor 500 vel
Universeellader
Lader voor 2000 vel met
dubbele invoer
Hoge-capaciteitslader
voor 2000 vel
Duplexeenheid
Standaarduitvoerlade
Tweede uitvoerlade
Standaard
Verschoven
Geniet
Perforeren
Ondersteund afdrukmateriaal
41
Page 42
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Gewichten va n afdrukmateriaal
Gewicht van afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal Soort
Papier Xerografisch
papier of papier voor zakelij k gebruik
Lade 1: 64 tot 105 g/m2 vezel in lengterichting
Overige laden voor 500 vel: 64 tot 216 g/m
2
vezel in
Laden voor 500 vel
64 tot 216 g/m vezel in lengterichting
2
lengterichting
Karton— maximum
(vezel in lengterichting)
Karton— maximum
(vezel in breedterichting)
Index Bristol 163 g/m Tag 163 g/m
1
Cover 176 g/m Index Bristol 199 g/m Tag 203 g/m
1
Cover 216 g/m
2 2 2 2 2 2
Transparanten Laserprinter 138 tot 146 g/m
Etiketten Papier 180 g/m
Geïntegreerde formulieren
Drukgevoelig gebied (moet
135 tot 140 g/m
2
120 g/m 120 g/m 135 g/m 163 g/m 163 g/m 176 g/m
2
138 tot 146 g/m
163 g/m
2
135 tot 140 g/m
2 2 2 2 2 2
2
2
2
het eerst in de printer worden ingevoerd)
Papierbasis
75 tot 135 g/m
2
75 tot 135 g/m
2
(vezel in lengterichting)
Enveloppen
2
Sulfiet, houtvrij
60 tot 105 g/m
2 3
of maximaal 100% katoen
1
Vezels in de breedterichting genieten de voorkeur voor papier dat zwaarder is dan 135 g/m2.
2
Maximumgewicht voor 100% katoen: 90 g/m2.
3
Enveloppen van 105 g/m2 mogen slechts voor 25% uit katoen bestaan.
Universeellader
Lader voor 2000 vel
met dubbele invoer
Hoge-capaciteitslader
64 tot 105 g/m2 vezel in lengterichting
voor 2000 vel
Duplexeenheid
Ondersteund afdrukmateriaal
42
Page 43
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Gewichten die worden ondersteund in the finisher
Finisher gewicht afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal Soort
Papier Xerografisch papier
of papier voor zakelijk gebruik
Karton—
Index Bristol 163 g/m
maximum
(vezel in lengterichting)
Karton—
Tag 163 g/m Cover 176 g/m Index Bristol 199 g/m
maximum
(vezel in breedterichting)
Tag 203 g/m Cover 216 g/m
Transparanten Laserprinter 138 tot 146 g/m Geïntegreerde
formulieren
Drukgevoelig gebied
Papierbas is (vezel in lengterichting)
Etiketten—
Papier 180 g/m
bovengrens Enveloppen Sulfiet, houtvrij of
maximaal 100% katoen
Uitvoerlade 1
64 tot 105 g/m vezel in lengterichting
2 2 2 2 2 2
140 tot 175 g/m
75 tot 135 g/m
2
60 tot 105 g/m
Uitvoerlade 2 Verschoven Nietjes Perforeren
2
64 tot 216 g/m2 vezel in lengterichting
• 40 vel len 90 g/m2 vezel in lengterichting
• 50 vellen 64 tot 75 g/m
2
vezel in
lengterichting
Niet aanbevolen
Niet aanbevolen
2 2
Niet aanbevolen
2
Niet aanbevolen
Niet aanbevolen
2
Niet aanbevolen
64 tot 216 g/m vezel in lengterichting
2
Ondersteund afdrukmateriaal
43
Page 44
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal

Afdrukmateriaal kiezen

U voorkomt p rob le men bi j het afd rukk en door g eschikt afdrukmate riaal v oor d e printe r te kiez en. In d e v olge nde pa rag r af en vindt u richtlijnen voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal voor de printer.
•Papier
Transparanten
Enveloppen
Etiketten
•Karton

Papier

Voor een optimale afdrukkwaliteit en betrouwbare invoer, moet u kopieerpapier van 90 g/m2 met de vezel in lengterichting gebruiken. Papier voor algemeen zakelijk gebruik kan ook een acceptabele afdrukkwaliteit opleveren.
Wij adviseren Lexmark glossy Letter-papier met artikelnummer 12A5950 en Lexmark glossy A4-papier met artikelnummer 12A5951.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden van een bepaald soort afdrukmateriaal aanschaft. Houd bij het kiezen van afdrukmateriaal rekening met gewicht, vezelgehalte en kleur.
Een laserprinter verwarmt het papier tot een temperatuur van 230 °C voor niet-MICR-toepassingen. Gebruik alleen papier dat dergelijke temper ature n kan v erdr agen z on der te verkleuren, uit te lop en of g e v aa rlijk e stoffen af te scheiden . Informeer bij de fabrikant of leverancier of het papier dat u hebt gekozen geschikt is voor laserprinters.
Let bij het laden van papier op de aanbevolen afdrukzijde en laad het papier dienovereenkomstig. Zie de gedetailleerde instructies voor het vullen van de invoerladen:
Standaardladen of optionele laden voor 500 vel vullen op pagina 51
De universeellader vullen op pagina 54
De lader voor 2000 vel met dubbele invoer vullen op pagina 57
De hoge-capaciteitslader voor 2000 vel vullen op pagina 58
Papierkenmerken
De volgende papierkenmerken zijn van invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de papierinvoer. Wij bevelen u aan deze richtlijnen te volgen wanneer u een nieuw type papier overweegt.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark op
www.lexmark.com/publications.
Gewicht
De printer kan automatisch papier met een gewicht van 60 tot 176 g/m2 (vezel in lengterichting) invoeren vanuit de geïntegreerde en de optionele laden, en papier met een gewicht van 60 tot 135 g/m universeellader. Papier dat lichter is dan 60 g/m papierstoringen kunnen optreden. Gebruik voor de beste prestaties papier van 90 g/m lengterichting lopen. Als u papier wilt ge bruik en dat sm aller is dan 182 x 257 mm, m oet het ge wich t ten mins te 90 g/m
2
is mogelijk niet stevig genoeg om correct te worden ingevoerd, waardoor
Krullen
Krullen is de neiging van afdrukmateriaal om aan de randen om te buigen. Als afdrukmateriaal te veel krult, kan dat problemen opleveren bij het invoeren. Papier kan omkrullen nadat het door de printer is gevoerd en daarbij is blootgesteld aan hoge temper aturen . Als u papi er in hete , vochtige, k ou de of droge omsta ndighe den b ui ten de v erpakking of in de la den bewaart, kan het papier omkrullen voordat erop wordt afgedrukt. Dit kan invoerproblemen veroorzaken.
2
(vezel in lengterichti ng) vanuit de
2
waarvan de vezels in de
2
zijn.
Afdrukmateriaal kiezen
44
Page 45
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Gladheid
De gladheid van papier is rechtstreeks van invloed op de afdrukkwaliteit. Toner wordt niet goed gefixeerd op ruw papier, hetgeen leidt tot een slechte afdrukkwaliteit. Te glad papier kan invoerproblemen of problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken. Het papier moet een za cht hei d hebben van 15 0 to t 30 0 She ffie ld ; een za ch the id tu ss en 100 en 250 Sheffield levert echter de beste afdrukkwaliteit op.
Vochtigheidsgraad
De hoev eel heid v ocht in papi er is v an in vloe d op de afd rukkw alite it en bepaa lt tevens of het papier goed door de p rinter k an worden ge voerd. Laat het pap ier in de originele verpakking to t u he t gaat gebruiken. Het papier wordt dan n ie t blootgesteld aan de negatieve invloed van wisselingen in de luchtvochtigheid.
Acclimatiseer het papie r terw ijl h et nog in d e origine le v e rpakking zi t. U accl imatise ert het papie r door het 2 4 tot 48 uur l ang in dezelfde omgeving als de printer te bewaren, waardoor het papier zich aan de eigenschappen van de nieuwe omgeving kan aanpassen. Verleng de acclimatiseringperiode met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving erg verschilde van de printeromgeving. Vanwege het gewicht van het materiaal kan voor dik papier mogelijk ook een langere acclimatiseringperiode nodig zijn.
Vezelrichting
Deze term heeft betrekking op de richting van de vezels in een vel papier. Vezels lopen ofwel in de lengterichting van het papier of in de breedterichting.
Voor papier van 60 tot 90 g/m2 worden vezels in de lengterichting aanbevolen.
Vezelgehalte
Kwalitatief hoogwaardig xerografisch papier bestaat meestal voor 100% uit chemische houtpulp. Papier met deze samenstelling is zeer stabiel, zodat er minder problemen optreden bij de invoer en de afdrukkwaliteit beter is. Als papier andere vezels bevat, bijvoorbeeld van katoen, kan dat eerder leiden tot p roblemen bij de verwerking.
Ongeschikt papier
Het gebruik van de volgende papiersoorten in de printer wordt afgeraden:
chemisch behandelde papiersoorten waarmee kopieën kunnen worden gemaakt zonder carbonpapier, ook wel "carbonless copy paper" (CCP) of "no carbon required paper" (NCR) genoemd;
voorbedrukt papier dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer;
voorbedrukt papier dat niet voldoende bestand is tegen de temperatuur in het verhittingsstation;
voorbedrukte papiersoorten waarvoor een registrering (nauwkeurige positionering van de afdruk) van meer dan
±0,23 mm is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character recognition); in sommige gevallen ku nt u d e registrering aanpassen me t de to epa ss ing waarmee u afdrukt op deze formuliere n;
coated papier (uitwisbaar bankpostpapier), synthet isc h pap ier, thermisch papier;
papier met ruwe randen, papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak, gekruld papier;
kringlooppapier dat meer dan 25% afvalstoffen bevat en niet voldoet aan de norm;
kringlooppapier met een gewicht van minder dan 60 g/m
meervoudige formulieren en documenten.
2
Afdrukmateriaal kiezen
45
Page 46
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Papier kiezen
Als u papier op de juiste manier laadt, voorkomt dit papierstoringen en kunt u probleemloos afdrukken. U voorkomt als volgt papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit:
Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
Voordat u papier laadt, moet u weten wat de geschiktste afdrukzijde is. Dit staat meestal op de verpakking
vermeld.
Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
Gebruik nooit afdrukmateriaal van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron. Dit leidt tot
storingen in de doorvoer van afdrukmateriaal.
Gebruik geen gecoat papier, tenzij het speciaal is ontworpen voor elektrofotografisch afdrukken.
Vergeet niet om de instelling voor Papierformaat te wijzigen als u een invoerlade gebruikt die geen automatische
formaatdetectie ond ers teunt.
Verwijder laden niet tijdens het uitvoeren van een afdruktaak of wanneer het bericht Bezig versc hi jnt op het display van het bedieningspaneel.
Zorg ervoor dat Pap iersoo rt, Pap ierstructuu r en P api erge wi cht goed zijn inge steld . (Raadplee g Men u Papier in de Handleiding menu's en ber ichten op de cd met documentatie voor meer informatie over deze instellingen.)
Controleer of het papier goed in de lade is geplaatst.
Buig het papier een aantal malen heen en weer. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte ondergrond
een rechte stapel.
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier kiezen
Houd u aan de volgende richtlijnen als u voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteert voor de printer.
Gebruik papier met de ve zel in lengterichting voor het beste resultaat met papier van 60 tot 90 g/m
Gebruik alleen formulieren en briefhoofdpapier die zijn gelithografeerd of gegraveerd.
Gebruik geen papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak.
Gebruik papier dat is bedrukt me t hitte bestendig e inkt e n dat gesc hikt i s v oor xerografische kopieerapp arate n. De ink t moe t bestand zijn tegen temperaturen van 230 °C zonder te smelten of schadelijke stoffen af te scheiden. Gebruik geen inkten die worden beïnvloed door de hars in de toner. Inktsoorten op basis van olie zouden aan deze vereisten moeten voldoen. Latex-inkt zou echter problemen kunnen opleveren. Neem in geval van twijfel contact op met uw papierleverancier.
Voorbedrukt papier, zoals briefhoofdpapier, moet bestand zijn tegen temperaturen tot 225 °C zonder te smelten of gevaarlijke stoffen af te scheiden.
2
.
Afdrukmateriaal kiezen
46
Page 47
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Afdrukken op briefhoofdpapier
Informeer bij de fabrikant of leverancier of het voorbedrukte briefhoofdpapier geschikt is voor gebruik in laserprinters. De stand va n de p agina is belan grijk bi j afdrukk e n op b riefhoof dpapie r. Gebruik de volgende tabel als h ulp b ij het lad en v an
briefhoofdpapier in de bronnen van het afdrukmateriaal.
Bron afdrukmateriaal of proces
Laden voor 500 vel Enkelzijdig afdrukken:
Lader voor 2000 v el met dubbele invoer
Hoge-cap aciteitsl ader voor 2000 vel
Universeellader Invoer lange zijde: Bovenkant van het
Afdrukzijde Bovenkant van pagina
Voorbedrukt briefhoofd naar boven
Duplex (dubbelzijdig)
afdrukken:
Voorbedrukt briefhoofd naar beneden
Enkelzijdig afdrukken: Voorbedrukt briefhoofd naar beneden
Duplex (dubbelzijdig)
afdrukken:
Voorbedrukt briefhoofd naar boven
Invoer lange zijde: Bovenkant van het briefhoofd aan de voorzijde van de lade.
Invoer korte zijde: Bovenkant van het briefhoofd aan de linkerzijde van de lade.
Briefhoofd aan de voorzijde van de lade.
Briefhoofd aan de voorzijde van de lade.
briefhoofd aan de voorzijde van de printer.
Invoer korte zijde: Bovenkant van het briefhoofd wordt het laatst ingevoerd.

Transparanten

V oer tr anspar anten in v an uit de stand aardlade of v anuit d e unive rseellade r . Ma ak altijd e erst enk ele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden transparanten aanschaft.
Let bij het afdrukken op transparanten op het volgende:
Stel de Pa piersoort in op Transparant v ia het printers tuurprogram ma of MarkVisi on™ Prof ess ional om s chade aa n de printer te voorkomen.
Gebruik transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Transparanten moeten temperaturen kunnen weers taan van 230 °C zonder te smelten, te verkleuren, om te krullen of g evaarlijke stoffen af te sc hei den.
Zorg ervoor dat er geen v in gerafdrukken op de tr a nsparanten kom en. Di t kan namelijk een slechte afdrukk waliteit tot gevolg hebben.
Waaier de stapel uit voordat u de transparanten laadt zodat deze niet aan elkaar blijven plakken.
Transparanten kiezen
U kunt rechtstreeks afdrukken op transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. De afdrukkwaliteit en de duurzaamheid zijn afhan k elijk v an h et so ort transpara nt dat wo rdt geb ruikt. Ma ak al tijd e erst en k ele p roef afd rukk en v oo rda t u grote hoeveelheden transparanten aanschaft.
Wij adviseren Lexmark Letter-formaat transparanten met artikelnummer 70X7240 en Lexmark A4-formaat transparanten met artikelnummer 12A5010.
Stel Papiersoort in op Transparanten om papierstoringen te voorkomen. (Raadpleeg Papiersoort op de cd met documentatie voor meer informatie over deze instelling.) Tijdens het afdrukken verhit de printer de transparanten tot 230 °C. Raadpleeg de f ab rikant of de v e rkope r v an de tr an spar anten als u niet we et of uw t rans paran ten be st and z ijn te gen deze temperatuur. Gebruik alleen transparanten die dergelijke temperaturen kunnen verdragen zonder dat ze smelten, verkleuren, besmeurd raken of gevaarlijke stoffen afgeven. Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark op www.lexmark.com/publications.
Transparanten kunnen automatisch worden ingevoerd vanuit de universeellader en vanuit de standaardladen voor 500 vel (lade 1 en lade 2). Zie Soorten afdrukmateriaal op pagina 41 voor informatie over transparanten en optionele uitvoerladen.
Afdrukmateriaal kiezen
47
Page 48
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Wees voorzichtig als u met transparanten werkt. Vingerafdrukken op het oppervlak van een transparant leiden tot een slechte afdrukkwaliteit.

Enveloppen

U kunt maximaal 10 enveloppen laden in de universeellader. Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden enveloppen aanschaft. Zie De universeellader vullen op pagina 54 voor instructies voor het laden van enveloppen.
U drukt als volgt af op enveloppen:
U bereikt de beste resultaten als u enveloppen van goede kwaliteit gebruikt die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Stel de Papi erbron i n het me nu Papier in op basis van de bron die u gebruikt, stel de P api ersoort in op En v elop en selecteer het juiste formaat envelop via het bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision Professional.
Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 90 g/m standaardladen voor 500 vel en in de universeellader kunt u enveloppen gebruiken die zijn gemaakt van papier met een gewicht tot 105 g/m2, mits het papier voor maximaal 25% uit katoen bestaat. Enveloppen met een katoengehalte van 100% mogen niet zwaarder zijn dan 90 g/m
Gebruik alleen nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
Voor de beste prestaties en een minimumaantal papierstoringen wordt u aangeraden geen enveloppen te
gebruiken die:
gemakkelijk kr ullen; aan elkaar kleven of beschadigd zijn; vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten; metalen klemm etjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten; zijn samengevouwen; zijn voorzien van postzegels; een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt; inkepingen of gebogen hoeken hebben; een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
Gebruik alleen enveloppen die bij blootstelling aan temperaturen van 230 °C niet sluiten, omkrullen, kreuken of
gev aarlijke stoff en af scheiden. Raadple eg de le v eran cier v an de e nv elopp en als u n iet ze ker w eet of deze geschikt zijn.
Stel de breedtegeleider in op de breedte van de enveloppen.
Plaats nooit enveloppen van verschillende formaten tegelijk in de invoerlade.
Het is mogelijk dat de hoge temperatuur tijdens het afdrukken in combinatie met een hoge vochtigheid (meer dan
60%) ertoe leiden dat de enveloppen worden dichtgeplakt.
2
.
2
. In de

Etiketten

De printer kan afdrukken op de meeste soorten etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters, behalve etiketten van vinyl. Deze etiketten worden geleverd in vellen met het formaat Letter, A4 of Legal. De lijm, de voorzijde (bedrukbaar materiaal) en de coatings moeten bestand zijn tegen temperaturen van 230 °C en een druk van 25 psi.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft. Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en het ontwerp van
etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark, op www.lexmark.com/publications. Nadat ongeveer 10.000 vellen met etiketten zijn afgedrukt (of elke keer dat u de tonercartridge vervangt), voert u de
volgende stappen uit om de betrouwbaarheid van de printer bij het invoeren van afdrukmateriaal te behouden:
1 Druk vijf vellen papier af. 2 Wacht ongeveer vijf seconden. 3 Druk nog vijf vellen papier af.
Afdrukmateriaal kiezen
48
Page 49
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
U drukt als volgt af op etiketten:
Stel het menu-item Papiersoort in het menu Papier in op Etiketten. Stel de Papiersoort in via het bedieningspanee l, het printers tuu rprogr a mm a of MarkVisi on Professional.
Plaats nooit etiketten samen met p api er o f tr an spa ranten in dezelf de i nvoerbron. Ee n c ombinatie van v ers chillend afdrukmateriaal kan tot invoerproblemen leiden.
Gebruik geen etikettenvellen met glad rugmateriaal.
Plaats geen etikettenvellen waarop een aantal etiketten ontbreekt. Dit kan ertoe leiden dat etiketten losraken
tijdens het afdrukken, waardoor de vellen kunnen vastlopen en de kleefstof de printer en de cartridge kan vervuilen. Hierdoor kan de garantie voor de printer en de cartridge vervallen.
Gebruik alleen etiketten die bij blootstelling aan temperaturen van 230 °C niet vastplakken, omkrullen, kreuken of gevaarlijke stoffen afscheiden.
Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket, vanaf de perforaties of tussen de snijranden van de etiketten.
Gebruik geen etikettenvellen die lijm bevatten aan de rand van de vellen. Gebruik bij voorkeur vellen waarop de lijm gericht is aangebracht op minstens 1 mm vanaf de randen. De lijm kan in de printer terecht komen hetgeen gevolgen kan hebben voor de garanti e op de printer.
Als gericht aangebrac ht e li jm nie t mo gelijk is, moet u een strook van 3 mm verwijderen van de voorste (bovenste) rand en moet u lijm gebruiken die niet lekt.
Verwijder een strook van 3 mm van de voorste strip vanaf de voorrand om te voorkomen dat etiketten loslaten in de printer.
Druk bij voorkeur af in de afdrukstand Staand, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
Gebruik geen etiketten waarvan de lijm aan de oppervlakte ligt.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en het ontwerp van etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark, op www.lexmark.com/publications.

Karton

Karton bestaat uit één laag en heeft een groot aantal eigenschappen. De vochtigheidsgraad, dikte en structuur kunnen grote invloed hebben op de afdrukkwaliteit. Zie Ondersteund afdrukmateriaal op pagina 37 voor informatie over de geschiktste combinatie van gewicht en vezelrichting voor afdrukmateriaal.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden karton aanschaft. Zie Gewic hten va n afdrukm ateriaal o p pag ina 42 voor me er inf o rmatie o v er h et aanb e v ole n ge wi cht v a n afdrukm ateriaal. U drukt als volgt af op karton:
Stel het menu-item Papiersoort in het menu Papier in op Karton via het bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision Professional. Stel het Papiergewicht in op Gewicht karton en selecteer Normaal of Zwaar als waarde. Stel dit in via het bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision Professional. Gebruik Zwaar voor karton dat zwaarder is dan 163 g/m
Houd er rekening mee dat voorbedrukte gedeelten, perforaties en kreuken de afdrukkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden en problemen kunnen veroorzaken bij de verwerking of de doorvoer van het afdrukmateriaal.
Gebruik geen karton dat bij verhitting gevaarlijke stoffen afgeeft.
Gebruik geen voorbedrukt karton waarbij chemische stoffen zijn gebruikt die de printer kunnen beschadigen.
Voorbedrukt materiaal kan tot gevolg hebben dat halfvloeibare en vluchtige stoffen in de printer terecht komen.
Gebruik bij voorkeur karton met de vezel in lengterichting.
2
.
Afdrukmateriaal kiezen
49
Page 50
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal

Afdrukmateriaal bewaren

Houd de volge nde richtl ijnen a an om e en r egelmati ge a fdrukkw alit eit te g arand eren en te v oork ome n da t er prob le men m et papierinv oer onts ta an.
U kunt het afdrukmateriaal het beste bewaren in een omgeving met een temperatuur van rond de 21 °C en een relatieve vochtigheid van 40%.
De meeste fabrika nten v an etik etten be v ele n een omg e ving aan tussen 18 en 24 °C met ee n relatieve vochtigheid van 40% tot 60%.
Bewaar dozen met afdrukmateriaal bij voorkeur op een pallet of een plank en niet op de vloer.
Als u losse pakke n afdrukma teriaal niet in de o orspronk elijk e doos bew aart, leg het dan op een vlakk e onderg rond
zodat de randen niet omkrullen of kreuken.
Plaats nie ts boven op de pakken met afdrukmateriaal.
Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het in de printer gaat gebruiken.

Papierstoringen voorkomen

Gebruik geschikt afdrukmateriaal (papier, transparanten, etiketten en karton) zodat u probleemloos kunt afdrukken. Meer informatie vindt u in Ondersteund afdrukmateriaal op pagina 37.
Opmerking: Probeer altijd eerst een paar testv ellen ui t van h et papier of af drukmateriaal dat u wilt gaan ge bruiken,
voordat u grote hoeveelheden aanschaft.
De meeste storingen kunt u v ermijden door het go ede afdrukmat eriaal te kiez en en h et afdrukmate riaal op de juiste wijz e te laden. Zie de gedetailleerde instructies voor het vullen van de invoerladen:
Standaardladen of optionele laden voor 500 vel vullen op pagina 51
De universeellader vullen op pagina 54
De lader voor 2000 vel met dubbele invoer vullen op pagina 57
De hoge-capaciteitslader voor 2000 vel vullen op pagina 58
De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal.
Plaats nooit te veel afdrukmateriaal in de laden. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de maximale
stapelhoogte die met een lijntje wordt aangegeven op de etiketten in de laden.
Laad nooit gekreukt, gevouwen, vochtig of kromgetrokken afdrukmateriaal.
Buig het afdrukmateriaal, waaier ze uit en maak er een rechte stapel van voordat u het materiaal in de printer
laadt. Als zich storingen met het afdrukmateriaal voordoen wanneer u de universeellader gebruikt, probeert u het materiaal handmatig met één vel tegelijk te laden.
Gebruik geen afdrukmateriaal dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
Laad geen afdrukmateriaal van verschillend formaat, verschillend gewicht of verschillende soorten in dezelfde
lade.
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde voor enkel- of dubbelzijdig afdrukken in de lade is geplaatst.
Bewaar het afdrukmateriaal in een geschikte omgeving. Zie Afdrukmateriaal bewaren op pagina 50.
Verwijder de laden nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak.
Duw alle laden stevig in de printer nadat u deze hebt gevuld.
Zorg ervoor dat de geleiders in de laden zijn ingesteld op het geladen formaat. De geleiders mogen niet te strak
tegen de stapel afdrukmateriaal zijn gedrukt.
Afdrukmateriaal bewaren
50
Page 51
6

Afdrukken

Dit hoofdstuk bevat informatie over het laden van afdrukmateriaal, het koppelen van uitvoerladen, het sturen van afdruktaken naar de printer, het afdrukken van beveiligde taken, het annuleren van afdruktaken, en het afdrukken van een pagina met menu-instellingen, een lijst van lettertypen of een directorylijst. Raadpleeg Papierstoringen voorkomen op pagina 50 of Afdrukmateriaal bewaren op pagina 50 voor ti ps voor het voorkomen van papi erstoringen en d e opslag van afdrukmateriaal.

Standaardladen of optionele laden voor 500 vel vullen

Uw printer heeft twee standa ardl ade n voor 500 vel. Mog el ijk heb t u tevens een opti one le lade voor 2x500 vel, be sta and uit twee laders vo or elk 500 v el, aange scha ft. In alle lad en v oor 50 0 v el word t het afdrukmat eriaal op dezelfd e manie r gela den.
Opmerking: De stappen v oor het vullen van de optio nele lader v oor 2000 v el met dub bele inv oer en v oor het vullen
van de hoge -ca pa cit eit sla de r voor 2000 vel z ijn anders dan de stappen voor het vullen van een lade voor 500 vel.
Het laden van afdrukmateriaal:
Opmerking: Verwijder een lade nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak of als het indicatielampje op het
bedieningspaneel knippert. Dit zou een papierstoring kunnen veroorzaken.
1 Trek de lade uit de printer.
Afdrukken
51
Page 52
Afdrukken
2 Druk de hendel van de papiergeleider aan de zijkant in en schuif de geleider naar de buitenkant van de lade.
3 Druk de hendel van de papiergeleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar de juiste positie voor het
formaat afdrukmateriaal dat u wilt laden.
4 Buig de vellen en k ele malen om ze lo s te mak en en wa aier z e v ervol gens ui t. Vouw of kreukel het afdrukmateriaal
niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
5 Plaats het afdrukmateriaal in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
Raadpleeg Afdrukmateriaal van Letter- of A4-formaat met de korte zijde naar voren vullen op pagina 60 voor informatie over het laden van afdrukmateriaal van Letter- of A4-formaat met de korte zijde naar voren.
Opmerking: Zorg ervoor dat het afdrukmateriaal niet boven de lijntjes uitkomen die de maximale hoogte
aangeven. Een teveel aan papier kan papier doen vastlopen.
Standaardladen of optionele laden voor 500 vel vullen
52
Page 53
Afdrukken
6 Druk de hendel aan de zijkant van de papiergeleider in en schuif de geleider naar binnen, tot deze licht tegen de
zijkant van het afdrukmateriaal rust.
7 Plaats de lade weer in de printer.
Standaardladen of optionele laden voor 500 vel vullen
53
Page 54
Afdrukken

De universeellader vullen

De universeellader is geschikt voor afdrukmateriaal van diverse formaten en soorten, zoals transparanten, briefkaarten, memokaarten en enveloppen. Hij kan worden gebruikt voor het afdrukken van losse pagina's, handmatig afdrukken of als extra lade.
De universeellader heeft een capaciteit van ongeveer:
100 vellen papier van 75 g/m
10 enveloppen
75 transparanten
De afmetingen van afdrukmateriaal in de universeellader moeten binnen de volgende grenzen liggen:
Breedte—89 mm tot 297 mm
Lengte—98 mm tot 432 mm
De pictogrammen op de universeellader geven aan hoe u papier laadt in de universeellader, hoe u een envelop moet draaien waarop u wilt afdrukken en hoe u briefhoofdpapier moet laden als u enkelzijdig of dubbelzijdig wilt afdrukken.
Het laden van afdrukmateriaal:
Opmerking: U mag geen afdrukmateriaal t oe voe gen of v erwijde ren terwij l de printer bez ig is af te d rukken met d e
universeellad er of als het indicatielamp je op het bed ieningspaneel knippert. Dit zou ee n papierstoring kunnen veroorzaken.
2
1 Laat de universeellader zakken.
De universeellader vullen
54
Page 55
Afdrukken
2 Trek de laderverlenging uit.
Opmerking: Plaats geen voorwerpen op de universeellader. Oefen geen kracht uit op de universeellader.
3 Schuif de breedtegeleiders naar de buitenkant van de lader. 4 Buig de vellen of de enveloppen enkele malen om ze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreukel
het afdrukmateriaal niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
5 Plaats het afdrukmateriaal in de lader.
Opmerking: Zorg ervoor dat het afdrukmateriaal niet bo v en de lijnt jes uitk omt die de maximale hoo gte aange v en.
Een teveel aan papier kan papier doen vastlopen.
De universeellader vullen
55
Page 56
Afdrukken
6 Schuif de breedtegeleiders naar binnen totdat deze licht tegen de zijkant van het afdrukmateriaal rusten.
7 Stel de waarden voor formaat en soo rt voo r de universeellader (Formaat U-lader en Soort U-lader) co rrec t i n voor
het afdrukmateriaal dat u hebt geladen.
a Druk op op het bedieningspaneel. b Druk op totdat Menu Papier verschijnt, en druk vervolgens op . c Druk op totdat Papierformaat/-soort verschijnt, en druk vervolgens op . d Druk op totdat Formaat/soort U-lader verschijnt, en druk vervolgens op . e Druk op totdat verschijnt naast het formaat van het afdrukmateriaal dat u hebt geladen, en druk
vervolgens op .
f Druk op totdat het soort afdrukmateriaal verschijnt dat u hebt geladen, en druk vervolgens op . g Druk herhaaldelijk op om terug te keren in de werkstand Gereed.
De universeellader vullen
56
Page 57
Afdrukken

De lader voor 2000 vel met dubbele invoer vullen

De lader voor 2000 v el met du bbele in v oer be v at twee laden : een lade v oor 850 v el en een lad e voo r 1150 v el. Ofschoon de laden er anders uitzien, worden ze beide op dezelfde manier gevuld.
1 Trek de lade uit de printer.
2 Druk de hendel van de papiergeleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar de juiste positie voor het
formaat afdrukmateriaal dat u wilt laden.
De lader voor 2000 vel met dubbele invoer vullen
57
Page 58
Afdrukken
3 Buig de vellen en k ele malen om ze lo s te mak en en wa aier z e v ervol gens ui t. Vouw of kreukel het afdrukmateriaal
niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
4 Plaats het afdrukmateriaal in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
Opmerking: Zorg ervoor dat het afdrukmateriaal niet boven de lijntjes uitkomen die de maximale hoogte
aangeven. Een teveel aan papier kan papier doen vastlopen.
5 Schuif de lade in de printer.

De hoge-capaciteitslader voor 2000 vel vullen

In de hoge-capaciteitslader past 2000 vel van het formaat Letter, A4, Executive of JIS B5 (75 g/m2).
1 Trek de lade uit de printer.
De hoge-capaciteitslader voor 2000 vel vullen
58
Page 59
Afdrukken
2 Als u afdrukmateriaal van een andere breedte of lengte wilt laden, moet u de breedte- en lengtegeleiders
afstellen.
3 Buig de vellen en k ele malen om ze lo s te mak en en wa aier z e v ervol gens ui t. Vouw of kreukel het afdrukmateriaal
niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
4 Plaats het afdrukmateriaal in de lade met de te bedrukken zijde naar beneden.
Plaats geperforeerd papier met de gaatjes naar links.
Plaats het briefhoofd (of de bovenkant van de pagina) naar de voorzijde van de lade.
5 Plaats de lade in de hoge-capaciteitslader.
De hoge-capaciteitslader voor 2000 vel vullen
59
Page 60
Afdrukken

Afdrukmateriaal van Letter- of A4-formaat met de korte zijde naar voren vullen

Om de printer afdrukmateriaal van Letter- of A4-formaat met de korte zijde naar voren te laten herk e nne n, m oe t Afdrukken korte zijde zijn ingeschakeld.
1 Controleer of de prin ter is uitgeschakeld. 2 Houd de knoppen en ingedrukt terwijl u de printer aanzet. 3 Laat beide knoppen los zodra op het display het bericht Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus ui t en vervolgens ve rsc hi jnt het men u Config op de eerste reg el van het display.
4 Druk op totdat Afdrukken korte zijde verschijnt, en druk vervolgens o p .
Uitgeschakeld verschijnt op de tweede regel van het display.
5 Druk op of om de instelling te wijzigen naar Ingeschakeld, en druk vervolgens op .
Selectie verzenden... wordt kort weergegeven op het display en wordt dan vervangen door Config op de eerste regel en Afdrukken korte zijde op de tweede regel.
6 Druk een aantal malen op of totdat Config afsluiten verschijnt, en druk vervolgens op .
Het bericht Menuwijzigingen activeren wordt kort weergegeven op het display, gevolgd door het bericht Zelftest wordt uitgevoerd. De printer keert terug in de werkstand Gereed.

Laden met verschillende afdrukstanden instellen

Wij raden u aan om de instellingen voor aangepaste soorten te gebruiken om afdrukmateriaal van hetzelfde formaat maar met verschillende afdrukstanden van elkaar te onderscheiden. Als u bijvoorbeeld beide standaardladen wilt vullen met papier van Letter-formaat, maar met de lange zijde naar voren in één lade en met de korte zijde naar voren in de andere, kunt u de laden als volgt instellen:
•Lade 1: Invoer lange zijde; Papierformaat=Letter; Papiersoort=Normaal
•Lade 2: Invoer korte zijde; Papierformaat=Letter; Papiersoort=Aangepast 1
Als u de printermenu's op deze manier instelt, kunt u kiezen welke afdrukstand u wilt gebruiken bij een afdruktaak door de gewenste lade te selecteren.
De naam van aangepaste papiersoorten wijzigen
Met behulp van de Embedded Web Server op de printer of MarkVision kunt u alle aangepaste papiersoorten die in de printer zijn geladen een andere naam geven dan "Aangepast [x]". Als een aangepaste papiersoort een aangepaste naam toegewezen krijgt, geeft de printer altijd deze naam weer in plaats van "Aangepast [x]".
Afdrukmateriaal van Letter- of A4-formaat met de korte zijde naar voren vullen
60
Page 61
Afdrukken
Een aangepaste naam invoeren met behulp van de Embedded Web Server:
1 Open de Embedded Web Server op de printer door het IP-adres van de Embedded Web Server in de adresbalk
van uw browser te typen. Bijvoorbeeld:
http://192.168.0.11
2 Klik op Configuratie. 3 Klik op MENU PAPIER. 4 Klik op AANGEPASTE NAMEN. 5 Definieer één of meerdere aangepaste namen.
U zou bijvoorbeeld namen kunnen invoeren zoals “Letter korte zijde” of “Geel glossy”.
6 Klik op Verzenden.

Laden koppelen

U kunt de printer z o instel len dat la den autom atisch w orden gek oppe ld w anneer u a fdrukmateriaal v an h etzel fde f ormaat en dezelfde soort laadt in meerdere invoerbronnen. De printer koppelt de laden automatisch: als de ene lade leeg is, wordt afdrukmateriaal ingevoerd uit de volgende gekoppelde lade.
Als u bijvoorbeeld hetzelfde soort afdrukmateriaal hebt geplaatst in lade 2 en lade 4, gebruikt de printer eerst lade 2. Als deze leeg is, gebruikt de printer automatisch afdrukmateriaal uit de volgende gekoppelde lade, in dit geval lade 4.
Door alle vijf laden te koppelen, beschikt u over een invoerbron met een capaciteit van 4000 vel. Om laden te kunnen koppelen, moet het afdrukmateriaal in elke lade niet alleen van hetzelfde formaat zijn, maar ook van
dezelfde soort. De papiersoort en het papierformaat instellen:
1 Druk op op het bedieningspaneel. 2 Druk op totdat Menu Papier verschijnt, en druk vervolgens op . 3 Druk op totdat Papierformaat/-soort verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat Formaat/soort lade <x> verschijnt, en druk vervolgens op . 5 Druk op totdat verschijnt naa st het f ormaat va n het afdrukmate riaal dat u hebt ge laden, en druk v ervol gens
op .
6 Druk op totdat het soort afdrukmateriaal verschijnt dat u hebt geladen, en druk vervolgens op . 7 Druk herhaaldelijk op om terug te keren in de werkstand Gereed.
Als de geselecteerde laden allemaal zijn voorzien van hetzelfde soort en hetzelfde formaat afdrukmateriaal, selecteert u voor deze laden dezelfde instelling voor Papiersoort in het menu Papier.
Als u de koppeling van de laden wilt uitschakelen, kiest u voor elk van de laden een andere instell ing voor Papiersoo rt. Als de gekoppelde laden niet alle met hetzelfde afdrukmateriaal zijn geladen, is het mogelijk dat een afdruktaak op een verkeerd soort afdrukmateriaal wordt afgedrukt.
Laden koppelen
61
Page 62
Afdrukken

Uitvoerladen herkennen en koppelen

Alle printermodellen hebben een stan daardu itv oerlade . Als u e xtr a uitv o ercapa citei t we nst, bie dt de opt ionele finish er meer dan 3500 vel extra uitvoercapaciteit.
In de onderstaande tabel wordt informatie over de capaciteit van uitvoerladen weergegeven.
Uitvoerlade Lade is geschikt voor Afbeelding van uitvoerlade
Standaarduit­voerlade
•500vel* (75 g/m2) normaal papier
• 300 transparanten
• 200 etiketten
• 50 enveloppen (75 g/m
2
)
Standaarduitvoerlade
2
Finisherlade 1 500 vel (75 g/m
Finisherlade 2 3000 vel
*
Capaciteit van standaarduitvoerlade bij geïnstalleerde finisher: maximaal 300 vel.
De capaciteit kan dalen als afdrukmateriaal van verschillende formaten naar deze lade wordt gestuurd.
papier
papier
) normaal
(75 g/m2) normaal
Uitvoerlade 1 Uitvoerlade 2

Uitvoerladen koppelen

U kunt meerdere uitvoerladen koppelen tot één uitvoercombinatie, zodat de printer de uitvoer automatisch naar de volgende beschikbare lade kan sturen. Raadpleeg de Handleiding menu's en berichten voor meer informatie over de beschikbare waarden om uw uitvoerladen te configureren.
Opmerking: De volgorde w aarin de laden g ek oppe ld w orden , begin t altij d met d e stan daardla de en g aat v an daar
van de la de die zi ch het dichts t bij de v loer be vindt naar d e lade die zich het verst van de vloer be vind t.
Het koppelen van de uitvoerladen:
1 Druk op op het bedieningspaneel. 2 Druk op totdat Menu Papier vers chijnt, en druk vervolgens op .
Uitvoerladen herkennen en koppelen
62
Page 63
Afdrukken
3 Druk op totdat Lade-instelling verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat Laden config verschijnt, en druk vervolgens op . 5 Druk op totdat Koppelen verschijnt, en druk vervolgens op . 6 Druk herhaaldelijk op om terug te keren in de werkstand Gereed.

Afdruktaak naar de printer sturen

Een printerstuurprogramma is software die zorgdraagt voor de communicatie tussen de computer en de printer. Als u in een toepassing Afdrukken kiest, wordt een venster van het printerstuurprogramma geopend. U kunt dan de instellingen selecteren die nodig zijn voor de afdruktaak. Afdrukinstellingen die in het printerstuurprogramma worden geselecteerd, schakelen de vanaf het printerbedieningspaneel ingestelde standaardinstellingen uit.
Wellicht moet u in het venster Afdrukken op Eigenschappen of Instellingen klikken voor een overzicht van alle beschikbare printerinstellingen die u kunt veranderen. Als u niet bekend bent met een van de opties in het venster van het printerstuurprogramma, opent u de on line Help voor meer informatie.
Als u de meegeleverde speciale printerstuurprogramma's van Lexmark gebruikt, worden alle voorzieningen van de printer ondersteund. De recentste versies van de stuurprogramma's en een volledige beschrijving van de stuurprogrammapakketten en stuurprogram m aon der steuning van Lexmark vindt u op de webs ite van Lex ma rk. U ku nt ook de systeemstuurprogramma's gebruiken die zijn ingebouwd in het besturingssysteem.
Vanuit een normale Windows-toepassing drukt u een afdruktaak als volgt af:
1 Open het bestand dat u wilt afdrukken. 2 Selecteer in het menu Bestand de optie Afdrukken. 3 Selecteer in het dialoogvenster de juiste printer. Wijzig eventueel de printerinstellingen (het aantal af te drukken
pagina's of het aantal exemplaren).
4 Klik op Eigenschappen of Opties als u printerinstellingen wilt wijzigen die in het eerste venster niet beschikbaar
zijn en klik vervolgens op OK.
5 Klik op OK of Afdrukken om de afdruktaak naar de geselecteerde printer te sturen.
Afdruktaak naar de printer sturen
63
Page 64
Afdrukken

Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen

Op het bedieningspaneel bevindt zich een USB-aansluiting (USB Direct interface), zodat u een apparaat met USB­flashgeheugen kunt aansluiten en PDF-documenten kunt afdrukken. Een document afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen lijkt op het afdrukken van een wachttaak.
Voor informatie over geteste en goedgekeurde apparaten met USB-flashgeheugen, kunt u op de website van Lexmark op http://support.lexmark.com kl ikken op KnowledgeBase om naar Direct USB printing (afdrukken vanaf USB-aansluiting) te zoeken.
Houd rekening met het volgende als u een apparaat met USB-flashgeheugen op de USB-aansluiting van uw printer aansluit:
USB-apparaten moeten compatibel zijn met de USB 2.0-standaard.
High speed (hoge snelheid) USB-apparaten moeten tevens de full speed (volle snelheid) standaard
ondersteunen. USB-apparaten met alleen low speed (lage snelheid) mogelijkheden worden niet ondersteund.
USB-apparaten moeten het FAT-bestandssysteem gebruiken. Apparaten die zijn geformatteerd met NTFS of een ander bestandssysteem worden niet ondersteund.
Gecodeerde bestanden of bestanden waarvoor u geen afdrukmachtiging hebt kunnen niet worden afgedrukt.
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen:
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed of Bezig wordt weergegeven. 2 Sluit een apparaat met USB-flashgeheugen aan op de USB-aansluiting.
Opmerking:
De printer negeert het geheugenapparaat als u het aansluit terwijl de printer een probleem
heeft, zoals een papierstoring.
Het bericht Printer is bezig v erschijn t als u het ge heugenapp araa t aansluit terwijl de prin ter bezig is met het afdrukken van andere taken. Selecteer Doorgaan, en uw taak zal worden afgedrukt nadat de andere afdruktaken voltooid zijn.
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen
64
Page 65
Afdrukken
3 Druk op totdat verschijnt naast het document dat u wilt afdrukken, en druk vervolgens op .
Er verschijnt een scherm met de vraag hoeveel exemplaren u wilt afdrukken.
USB-station
Exemplaren
Mijn_document_01 Mijn_document_02
1
4 Druk op om één exemplaar af te drukken of voer het aantal exemplaren handmatig in via het numerieke
toetsenblok. Druk vervolgens op . Opmerking: Wacht tot de afdruktaak volto oid is voo rdat u het appar aat met USB-flashgeh eugen loskopp elt van de
USB-aansluiting.
Het document wordt afgedrukt.
Als u het apparaat in de printer laat zitten nadat u het menu USB-station hebt verlaten, kunt u nog steeds PDF's als wachttaken afdrukken vanaf het apparaat. Zie Beveiligde taken en wachttaken afdrukken op pagina 68.

Afdruktaak annuleren

U kunt een afdruktaak op verschillende manieren annuleren.
Afdruktaken annuleren via het bedieningspaneel van de printer
Afdruktaken annuleren via een Windows-computer – Afdruktaken annuleren via de taakbalk
Afdruktaken annuleren via het bureaublad
Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer – Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS 9.x
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS X.

Afdruktaken annuleren via het bedieningspaneel van de printer

Opmerking: Raadpleeg Bedieningspaneel op pagina 9 voor meer informatie over het bedieningspaneel.
Als u een afdruktaak wilt annuleren terwijl deze wordt afgedrukt, en op het display wordt Bezig weergegeven, drukt u dan op totdat Taak annuleren verschijnt. Druk vervolgens op . Het bericht Taak wordt geannuleerd verschijnt totdat de taak is geannuleerd.
Afdruktaak annuleren
65
Page 66
Afdrukken

Afdruktaken annuleren via een Windows-computer

Afdruktaken annuleren via de taakbalk
V oor e lk e afdrukta ak die u naa r de prin ter stuu rt, wordt rechts i n de ta akbal k een kle in pic togr a m in d e v orm va n een p rinter weergegeven.
1 Dubbelklik op dit pictogram.
Een venster met een lijst van afdruktaken wordt weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren. 3 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Afdruktaken annuleren via het bureaublad
1 Minimaliseer alle programma's, zodat het bureaublad wordt weergegeven. 2 Dubbelklik op Deze computer. 3 Dubbelklik op het pictogram Printers.
Er wordt nu een lijst van beschikbare printers weergegeven.
4 Dubbelklik op de printer die u hebt gekozen toen u de afdruktaak verstuurde.
Een venster met een lijst van afdruktaken wordt weergegeven.
5 Selecteer de taak die u wilt annuleren. 6 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.

Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer

Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS 9.x
Als u een afdruktaak naar de printer stuurt, wordt op het bureaublad een pictogram weergegeven dat de geselecteerde printer aangeeft.
1 Dubbelklik op dit pictogram op het bureaublad.
Een venster met een lijst van afdruktaken wordt weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren. 3 Klik op het pictogram Prullenmand.
Afdruktaken annuleren via een Macintosh-computer met Mac OS X.
1 Open Programma's Æ Hulpprogramma's, en dubbelklik vervolgens op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie. 2 Dubbelklik op de printer waarnaar u de afdruktaak hebt verstuurd. 3 Selecteer in het printervenster de afdruktaak die u wilt annuleren. 4 Druk op Delete.
Afdruktaak annuleren
66
Page 67
Afdrukken

De pagina met menu-instellingen afdrukken

U kunt een pagina met menu-instellingen afdrukken om de standaardinstellingen van de printer te bekijken en te controleren of de printeropties correct zijn geïnstalleerd.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt weergegeven. 2 Druk op op het bedieningspaneel. 3 Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt, en druk vervolgens op .
Het bericht Menu-instellingen worden afgedrukt verschijnt op het display. Zodra de pagina met menu-instellingen is afgedrukt, keert de printer terug in de werkstand Gereed.

Pagina met netwerkinstellingen afdrukken

U kunt een pagina met netwerkinstellingen afdrukken om de standaardinstellingen van de printer te bekijken en te controleren of de printeropties correct zijn geïnstalleerd. Ga naar Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken op pagina 17.

Een lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken

U kunt als volgt voorbeelden afdrukken van de lettertypen die op dit moment beschikbaar zijn voor de printer:
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display wordt weergegeven. 2 Druk op op het bedieningspaneel. 3 Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat Lettertypen afdr verschijnt, en druk vervolgens op . 5 Druk op totdat naast PCL-emulatie-lettertypen, PostScript-lettertypen of PPDS-lettertypen
verschijnt, en druk vervol gens op .

Een directorylijst afdrukken

Een directorylijst is een overzicht van alle bronnen die zijn opgeslagen in het flashgeheugen of op de vaste schijf. U drukt als volgt deze lijst af:
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display wordt weergegeven. 2 Druk op op het bedieningspaneel. 3 Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat Directory afdrukken verschijnt, en druk vervolgens op .
Het bericht Directorylijst wordt afgedrukt verschijnt op het display. Zodra de directorylijst is afgedrukt, keert de printer terug naar de werkstand Gereed.
De pagina met menu-instellingen afdrukken
67
Page 68
Afdrukken

Beveiligde taken en wachttaken afdrukken

De term wachttaak heeft betrekking op alle printtaken, ongeacht het type, die door de gebruiker bij de printer zelf uitgevoerd kunnen worden. Hieronder vallen bijvoorbeeld beveiligde taken, gecontroleerde afdruktaken, gereserveerde afdruktaken, bladwijzers, profielen, of bestanden op een apparaat met USB-flashgeheugen.
Wanneer u een taak naar de printer verstuurt, kunt u in het stuurprogramma opgeven dat de taak in het printergeheugen moet worden opgeslagen. Als de taak is opgeslagen, ga dan naar de printer en gebruik het bedieningspaneel van de printer om op te geven wat u met de afdruktaak wilt doen.
Aan alle beveiligde afdruktaken en wachtstandtaken is een gebruikersnaam gekoppeld. Om toegang te krijgen tot beveiligde afdruktaken of wachttaken moet u eerst het soort taak (beveiligd of wachttaak) selecteren, en vervolgens in de lijst met gebruikersnamen uw gebruikersnaam selecteren. Nadat u uw gebruikersnaam hebt geselecteerd, kunt u al uw bev eiligd e tak en afdrukk en, of u k unt éé n afdrukta ak sel ectere n. Vervolgens kunt u select eren ho e v eel e x e mplare n u we nst of u kunt de afdruktaak annuleren.

Beveiligde taak afdrukken

Wanneer u een beveiligde taak naar de printer stuurt, dient u via het stuurprogramma een PIN-code (persoonlijk identificatienummer) in te voeren. De PIN-code moet bestaan uit vier cijfers van 0 tot en met 9. De afdruktaak wordt vervolgens in het printerg eheugen opgeslagen to tda t u d ezelfde viercijferige PIN-code in voert via het bedieningspaneel en aangeeft of u de taak wilt afdrukken of verwijderen. Zo weet u zeker dat de afdruktaak niet wordt uitgevoerd voordat u zelf bij de printer bent g ea r riv e erd om d e a fged rukt e exemplaren o p te h ale n. Geen enkele an dere g ebruiker van de p rint er kan de taak uitvoeren zonder de PIN-code.
Beveiligde taken en wachttaken afdrukken
68
Page 69
Afdrukken
Windows
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken. 2 Klik op Eigenschappen. (Als u geen knop Eigenschappen ziet, klikt u op Instellingen en daarna op
Eigenschappen.)
3 Afhankelijk van het besturingssysteem, is het mogelijk dat u op het tabblad Overige opties moet klikken, en
vervolgens op de optie voor afdruk- en wachtstandtaken. Opmerking: Als u de opties v oor Afdruk- en wachttak en
op Help en raadplee g het gedee lte o v er be v ei ligde afd ruktak en o f wa cht tak en e n v ol g v ervo lgens de instruc ties van het stuurprogramma.
Æ Beveiligde afdruktaken niet kunt vinden, kl ik dan
4 Voer een gebruikersnaam en een PIN-code in. 5 Verstuur uw afdruktaak naar de printer.
Ga naar de printer als u klaar bent om de af ged rukt e beveiligde taak op te hal en en volg de stappen onder Bij de printer op pagina 69.
Macintosh
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Druk af. 2 Selecteer de optie voor het doorsturen van afdruktaken in het pop-upmenu Aantal en pagina's of het pop-
upmenu Algemeen.
a Als u Mac OS 9 gebruikt en het doorsturen van afdruktaken geen optie in het popup-menu is, selecteer dan
Plugin-voorkeuren
b Kijk vervolgens onder de kop Afdruktijdstipfilters, en selecteer de optie voor het doorsturen van
afdruktaken.
c Selecteer vervolgens de optie voor het doorsturen van afdruktaken in het pop-upmenu.
3 Selecteer de optie voor beveiligde afdruktaken. 4 Voer een gebruikersnaam en een PIN-code in. 5 Verstuur uw afdruktaak naar de printer.
Ga naar de printer als u klaar bent om de af ged rukt e beveiligde taak op te hal en en volg de stappen onder Bij de printer op pagina 69.
Æ Afdruktijdstipfilters.
Bij de printer
1 Druk op totdat Taken in wacht verschijnt, en druk vervolgens op . 2 Druk op tot Beveiligde taken. verschijnt, en druk vervolgens op . 3 Druk op totdat verschijnt naast uw gebruikersnaam, en druk vervolgens op . 4 V o er uw PIN- co de in.
Zie PIN (persoonlijk identificatienummer) invoeren op pagina 70 voor meer informatie.
5 Druk op totdat verschijnt naast de taak die u wilt afdrukken, en druk vervolgens op .
Opmerking: Nadat de taak is afgedrukt, wordt deze verwijderd uit het printergeheugen.
Beveiligde taken en wachttaken afdrukken
69
Page 70
Afdrukken
PIN (persoonlijk identificatienummer) invoeren
Als u in het menu Wachttaak het menu-item Beveiligde taak selecteert en vervolgens uw gebruikersnaam selecteert, verschijnt de volgende prompt op het display:
Voer PIN in
*
1 Gebruik het numerieke toetsenblok om de viercijferige PIN-code in te voeren die is gekoppeld aan uw beveiligde
afdruktaak. Opmerking: Tijdens het inv oere n v an de PIN-cod e worden o p het dis pla y sterretj es weerge ge ve n, zod at nieman d
de code kan zien.
Als u een ongeldige PIN-code invoert, verschijnt een scherm met een waarschuwing.
Als u de PIN-code nogmaals wilt invoeren, wacht u tot het bericht Probeer het opnieuw verschijnt. Vervolgens drukt u op .
Om te annuleren, drukt u op totdat Annuleren verschijnt. Vervolgens drukt u op .
2 Druk op totdat verschijnt naast de taak die u wilt afdrukken, en druk vervolgens op .
Opmerking: Nadat de taak is afgedrukt, wordt deze verwijderd uit het printergeheugen.

Taken in wacht afdrukken en verwijderen

Wachttaken zoals gecontroleerde, gereserveerde of herhaalde afdruktaken, bladwijzers en USB-flashgeheugentaken functioneren anders en h eb be n ge en PIN -c od e no dig om te worden afgedrukt. Deze taken worden afgedrukt of ge w i st van het bedieningspaneel van de printer.
Gecontroleerde afdruktaken
Als u een gecontroleer de afd ruktaa k verzendt, wordt éé n exemplaar a fgedrukt en blijven de overige e xemplaren die u hebt opgegeven in het printergeheugen bewaard. U kunt zo controleren of dit eerste exemplaar naar wens is, voordat u de overige exemplaren afdrukt. Zodra alle exemplaren zijn afgedrukt, wordt de gecontroleerde afdruktaak automatisch uit het printergeheugen verwijderd.
Gereserveerde afdruk taken
Als u een gereserveerde afdruktaak verzendt, wordt de taak niet onmiddellijk afgedrukt. Deze wordt in het geheugen opgeslagen zoda t u de taak later k unt a fdrukk en. D e taak w ordt be w a ard in he t geheug en totda t u de taa k v erwij dert uit het menu Taken in wacht. Gereserveerde afdruktaken kunnen worden verwijderd als de printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere wachtstandtaken.
Herhaalde afdruktaken
Als u een herhaalde afdruktaak naar de printer stuurt, worden alle door u opgegeven exemplaren afgedrukt en wordt de afdruktaak in het printergeheugen opgeslagen, zodat u later nog meer exemplaren kunt afdrukken. U kunt exemplaren blijven afdrukken zolang de afdruktaak zich in het printergeheugen bevindt.
Opmerking: Herhaalde afdruktak en worden automatisch u it het printergeheu gen verwij derd op het m oment dat de
printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere afdruktaken.
Beveiligde taken en wachttaken afdrukken
70
Page 71
Afdrukken
Windows
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken. 2 Klik op Eigenschappen. (Als u geen knop Eigenschappen ziet, klikt u op Instellingen en daarna op
Eigenschappen.)
3 Afhankelijk van het besturingssysteem, is het mogelijk dat u op het tabblad Overige opties moet klikken, en
vervolgens op de optie voor afdruk- en wachtstandtaken. Opmerking: Als u de optie voor A fdruk- en w ach ttaken
Raadpleeg het gedee lte ov er Taken in w acht of Afdruk- en wac httak en, en v olg d e instructies va n het stuurprogramma.
Æ Tak en in wac ht niet kunt vi nden, kl ik dan o p Help.
4 Selecteer de gewenste soort wachtstandtaak en stuur de afdruktaak dan naar de printer.
Ga naar de printer als u klaar bent om de af ged rukt e beveiligde taak op te hal en en volg de stappen onder Bij de printer op pagina 71.
Macintosh
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Druk af. 2 In het pop-upmenu Aantal en pagina's of he t pop- upm en u Algemeen selecteert u de optie voor het doorsturen
van afdruktaken. a Als u Mac OS 9 gebruikt en het doorsturen van afdruktaken geen optie in het pop-upmenu is, selecteer dan
Plugin-voorkeuren
b Kijk vervolgens onder de kop Afdruktijdstipfilters, en selecteer de optie voor het doorsturen van
afdruktaken.
c Selecteer vervolgens de optie voor het doorsturen van afdruktaken in het pop-upmenu.
Æ Afdruktijdstipfilters.
3 Selecteer het gewenste soort wachtstandtaak, voer een gebruikersnaam in en stuur vervolgens de afdruktaak
naar de printer. Ga naar de printer als u klaar bent om de af ged rukt e beveiligde taak op te hal en en volg de stappen onder Bij de
printer op pagina 71.
Bij de printer
1 Druk op totdat Taken in wacht verschijnt, en druk vervolgens op . 2 Druk op totdat verschijnt naast uw gebruikersnaam, en druk vervolgens op . 3 Druk op totdat verschijnt naast het type actie dat u wilt uitvoeren:
Alle opdr. afdr. Alle taken verw Opdracht afdrukken Opdracht verw. Exemplaren
4 Druk op . 5 Druk op totdat verschijnt naast de taak die u zoekt, en druk vervolgens op .
Afhankelijk van het soort afdruktaak en de opdracht die u hebt geselecteerd zal de taak worden afgedrukt of verwijderd.
Beveiligde taken en wachttaken afdrukken
71
Page 72
Afdrukken

A5/Statement- of JIS-B5/Executive-formaat afdrukken

Als Automatische formaatdetectie is ingeschakeld, kan de printer geen onderscheid maken tussen Statement- en A5­formaat of tussen Executive- en JIS-B5-formaat. Volg de onderstaande instructies om de Formaatdetectie-instelling te wijzigen.
Opmerking: Dit is niet nodig als u vanuit de universeellader afdrukt.
1 Controleer of de prin ter is uitgeschakeld. 2 Houd de knoppen en ingedrukt terwijl u de printer aanzet. 3 Laat beide knoppen los zodra op het display het bericht Zelftest wordt uitgevoerd wordt weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus ui t en vervolgens ve rsc hi jnt het men u Config op de eerste reg el van het display.
4 Druk op totdat Formaatdetectie verschijnt, en druk vervolgens op .
Lade (1): Formaatdetectie verschijnt op de tweede regel van het display.
5 Druk op of om de invoeroptie te selecteren die is gevuld met A5/Statement of JIS-B5/Executive, en druk
vervolgens op . Op de eerste regel van het display wordt de g es ele cte erde invoeropti e w ee r ge geven en op de tweede regel wordt
de huidige instelling weergegeven.
6 Druk op of om de instelling te wijzigen naar Detectie A5/Detectie Statement of Detectie JIS-B5/
Detectie Executive, en druk vervolgens op . Selectie verzenden... wordt kort weergegeven op het display en wordt dan vervangen door Config op de
eerste regel en Formaatdetectie op de tweede regel.
7 Druk een aantal malen op of totdat Config afsluiten verschijnt, en druk vervolgens op .
Het bericht Menuwijzigingen activeren wordt kort weergegeven op het display, gevolgd door het bericht Zelftest wordt uitgevoerd. De printer keert terug in de werkstand Gereed.
A5/Statement- of JIS-B5/Executive-formaat afdrukken
72
Page 73
7

De printer onderhouden

U moet af en toe bepaalde handelingen uitvoeren om ervoor te zorgen dat de afdrukkwaliteit optimaal blijft. Deze handelingen worden in dit hoofdstuk besproken.
Als meerdere mensen gebruikmaken van de printer, kunt u een van hen vragen of hij/zij verantwoordelijk wil zijn voor installatie en onderhoud. Andere gebruikers kunnen dan bij deze persoon terecht voor afdrukproblemen en onderhoudstaken.
In de VS belt u 1-800-539-6275 voor informatie over geautoriseerde dealers van Lexmark-supplies in uw omgeving. In andere landen of regio's bezoekt u de website van Lexmark op www.lexmark.com of neemt u contact op met de leverancier van de pr inter.

Supplies bewaren

Bewaar suppl ies in een k oele , schone ruimte . Supp lies moete n altijd rech top in de originele v erpakking worden be waa rd tot het moment dat ze moeten worden geïnstalleerd.
Stel de printersupplies niet bloot aan:
direct zonlicht;
temperaturen boven 35 °C;
hoge vochtigheidsgraad (boven 80%);
zilte lucht;
corroderende gassen;
grote hoeveelheden stof.
De printer onderhouden
73
Page 74
De printer onderhouden

Status van accessoires vaststellen

U wordt via het bedieningspaneel van de printer gewaarschuwd als supplies moeten worden vervangen of als onderhoud nodig is. Op het bed ie nin gs pan eel k unt u tevens de status van supplies in de printer beki jken, tenzij de printer bezig is met afdrukken of in de werkstand Bezig staat. In het grijze gebied boven aan het display wordt aangegeven of de printer
Gereed is en of er eventueel laden leeg zijn. Als u Status / Supplies op het display selecteert, wordt het scherm Status / Supplies geopend, waarin u de status van de verschillende laden kunt bekijken en het suppliesscherm kunt
openen met de huidige status van de tonercartridge.
Gereed. Lade 1 bijna leeg,
Lade 2 bijna leeg...
Status / Supplies T aken in wacht
Status / Supplies
Supplies weergeven Gereed Lade 1 bijna leeg
Supplies weergeven
Toner bijna op Nietjes bijna op

Fotoconductorkit versleten

Voor het behoud van consistente afdrukkwaliteit en ter voorkoming van schade aan de printer stopt de printer met afdrukken nadat de fotoconductorkit ca. 60.000 pagina's heeft afgedrukt (op A4-/Letter-formaat). Zodra de printer dit punt heeft bereikt, wordt het bericht 84 Vervang fc-eenheid weergegeven. Als het toneralarm is ingesteld op Eén keer of Continu (standaa rdin ste lli ng is Uit), geeft de printer auto ma tis ch een waarschuwingsbericht weer voordat de fotoconductor het aantal van 60.000 pagina's heeft bereikt. Het bericht 84 Fc-eenh. bijna versl. wordt weergegeven. Om het afdrukken te laten doorgaan, dient u de fotoconductorkit te vervangen wanneer het bericht 84 Fc-eenh. bijna ver sl. voor de eerste keer wordt weergegeven. Zodra de fotoconductorkit is vervangen, wordt het normale afdrukproces hervat.
Status van accessoires vaststellen
74
Page 75
De printer onderhouden

Zuinig omgaan met accessoires

Met een aantal ins tel lingen - via de softw a re van uw toepassi nge n o f v ia he t be di eningspaneel van de printer - kunt u tone r en papier besparen. Raadpleeg de Handleiding menu's en berichten voor meer informatie over het wijzigen van deze instellingen.
Supply Te selecteren menu-item Werking
Toner Tonerintensiteit in het menu
Afdrukma­teriaal
Standaardinstellingen Kwaliteit
N/vel afdrukken in het menu Standaardinstellingen Æ Afwerking
Dubbelzijdig in het menu
Standaardinstellingen Afwerking
Gebruik de toepassing of het printerstuurprogramma om een gecontroleerde afdruktaak te verzenden.
Æ
Æ
Hiermee past u de hoeveelheid toner aan die op een vel afdrukmateriaal wordt aangebracht. De wa arde kan v ariëren v an 1 (li chtste instel ling) tot 10 (donkerste instelling).
Met deze instelling worden twee of meer pagina’s afgedrukt op één zijde van een vel. Mogelijke waarden voor deze optie zijn 2, 3, 4, 6, 9, 12 en 16 per vel. In combinatie met de instelling voor dubbelzijdig afdrukken kunt u met N/vel afdrukken maximaal 32 pagina’s op één vel papier afdrukken (16 pagina’s aan de voorzijde en 16 pagina’s aan de achterzijde).
Dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar als u de optionele duplexeenheid aansluit. Hiermee kunt u op beide zijden van een vel papier afdrukken.
Hiermee kunt u het eerste exemplaar van een taak met meerdere exemplaren bekijken om te controleren of de afdruk klopt voordat u de overige exemplaren afdrukt. Als de taak niet in orde is, kunt u deze annuleren.
Zie Taken in wacht afdrukken en verwijderen op pagina 70 voor meer informatie over gecontroleerde afdruktaken.
Zuinig omgaan met accessoires
75
Page 76
De printer onderhouden

Supplies bestellen

Bezoek de website van Lexmark op www.lexmark.nl (Zoek een dealer/verkooppunt) voor informatie over geautoriseerde dealers van Lexmark supplies in uw omgeving, of bel met Lexmark (035 699 46 99). In andere landen of regio's bezoekt u de website van Lexmark op www.lexmark.com of neemt u contact op met de leverancier van de printer.

Een tonercartridge bestellen

Wanneer het berich t 88 Toner bijna op verschijnt, is het tijd om een nieuwe tonercartridge te bestellen. Nadat het bericht 88 Toner bijna op is verschenen, kunt u nog een paar honderd pagina's afdrukken. U dient over een nieuwe tonercartridge te beschikken als de huidige geen goede afdrukken meer maakt.
Bestel Lexmark artikelnummer W84020H.

Een fotoconductor bestellen

Als het bericht 84 Fc-eenh. bijna versl. wordt weergegeven, moet u een nieuwe fotoconductor bestellen. Als het bericht 84 FC-eenh. bijna versl. wordt weergegeven, kunt u nog een paar honderd pagina's afdrukken.
Bestel Lexmark artikelnummer W84030H.

Onderhoudskit

Op het displa y v erschi jnt de teks t 80 Onderhoud gepland nadat er 300 .000 pagin a’ s zi jn afged rukt om aan te ge v en da t er printeronderdelen moeten worden vervangen. Bestel een onderhoudskit als de tekst 80 Onderhoud gepland voor de eerste keer op het display verschijnt. De onderhoudskit bevat alle onderdelen die nodig zijn om de grijprol, het verhittingsstation en de overdrachtsrol te vervangen.
Raadpleeg de volgende tabel voor de artikelnummers voor uw printer.
Apparaatspanning Artikelnummers
110 V 40X0956 220 V 40X0957 100 V 40X0958

Nietjeshouders bestellen

Nietjeshouders bevatten 3000 nietjes. Gebrui k artikeln umm er 25A0 013 om een p akk et van drie nietjeshoud ers te bestel len. Wanneer h et b ericht Nietjes bij na op of Nietjes op op het display van het bed ie ningspaneel versc hij nt, p laa ts t u ee n
nieuwe nietjeshouder in de finisher. Raadpleeg de illustraties aan de binnenzijde van de klep voor het nietapparaat voor meer informatie.
Als Nietjesalarm is ingesteld op Eén keer, stopt de printer met afdrukken en verschijnt het bericht Nietjes laden. Plaats een nieuwe nietjeshouder of druk op
afdrukken.
Als Nietjesalarm is ingesteld op Continu, wordt het bericht Nietjes laden weergegeven en gaat de printer door met afdrukken. Als dit bericht verschijnt, bevindt zich een gedeeltelijk vel met nietjes in de behuizing van de nietjeshouder. Verwijder dit vel niet. Plaats een nieuwe nietjeshouder om het gedeeltelijke vel met nietjes aan te vullen.
Start [Go] om het bericht te wissen en door te gaan met
Supplies bestellen
76
Page 77
8

Papier storingen verhelpen

De meeste papierstoringen kunt u vermijden door zorgvuldig het afdrukmateriaal waarop u afdrukt te kiezen en dit afdrukmateriaal op de juiste wijze te plaatsen. Raadpleeg Papierstoringen voorkomen op pagina 50 voor meer informatie over het vermijden van papierstoringen. Als er toch papier vastloopt, voert u de stappen uit die in dit gedeelte worden beschre ven.
Als het foutbericht Papier vast wordt weergegeven, verwijdert u eerst alle vastgelopen papier uit de gehele papierbaan en drukt u vervolgens op om het bericht te verwijderen en het afdrukken te hervatten. De printer drukt een nieuw exemplaar af van de pagina die is vastgelopen als Herstel na storing is ingesteld op Aan of Auto. De instelling Auto garandeert echter niet dat de pagina opnieuw wordt afgedrukt.

Storingen identificeren

Als het papier in de printer v astlo opt, word t het bijbe hor ende sto ringsbericht w eergegeven op het bedieningspaneel va n de printer. Als u Toon gebieden selecteert op het bedieningspaneel, kunt u een of meer afbeeldingen bekijken die u kunnen helpen bij het opheffen van de storing.
23<x> Papier vast,
3 pagina's vastgelopen
Doorgaan Toon gebieden A, C, F
1. Open de klep
Gebieden weergeven
To on A To on C To on F
van de
handinvoer.
Papierstoringen verhelpen
77
Page 78
Papierstoringen verhelpen

Toegangskleppen en laden

In de volgende afbeeldingen ziet u in welke gebieden papier kan vastlopen.
E A
D
B C
F
K
Laden 1–4
H
G
J
Toegangskleppen en laden
78
Page 79
Papierstoringen verhelpen

Papierstoringsberichten

In de onderstaande tabel wordt een lijst weergegeven met de storingsberichten die kunnen optreden en de actie die nodig is om het bericht te verwijderen. Het storingsbericht geeft het gebied aan waar het papier is vastgelopen. Het verdient echter aanbeveling de gehele papierbaan vrij te maken om er zeker van te zijn dat alle storingen zijn verholpen.
Bericht Oplossing
200, 201 en 202 Pap ier vast - Controleer klep A Open de zijklep en verwijder het vastgelopen papier. 203 Papier vast - Controleer <gebieden A/E> Open de zijklep en de klep v an uitv oergebie d 2. V erwijder v ervolg ens
het vastgelopen papier.
230 Papier vast - Controleer klep <A, E, D> Laat de duplexeenheid zakken en verwijder het vastgelopen papier.
231 Papier vast - Controleer <A, D> Laat de duplexeenheid zakken en verwijder het vastgelopen papier.
24x Papier vast - Controleer lade x Open elke lade en verwijder vastgelopen afdrukmateriaal. 250 Papier vast - Controleer U-lader Verwijder al het afdrukmateriaal uit de universeellader, buig en
28x Papier vast – Controleer fin isher Open de klep van de finisher, de brugeenheid of de uitvoerlade en
Open de zijklep en de klep van uit voe rgebied2. V e rwijder v ervolgen s het vastgelopen papier.
Open de zijklep en verwijder het vastgelopen papier.
waaier het afdrukmateriaal, plaats het vervolgens terug in de universeella der en pas de gelei der aan .
verwijder het vastgelopen papier.

Printerstoringen verhelpen

Hoewel op v ersch ill ende p laatsen pap iersto ringen k unnen optred en, is het vrijmak en v an d e pap ierbaan relati ef eenvoudig , afhankelijk van het storingsbericht of de storingsberichten op het bedieningspaneel.
Opmerking: De volgende instructies voor het verhelpen van papierstoringen lijken niet in de juiste volgorde te
worden weergegeven. Zij zijn echter gegroepeerd om u te helpen snel de papierbaan weer vrij te maken.

250 Papier vast - Controleer U-lader

1 Verwijder het papier uit de universeellader.
2 Buig, waaier en stapel het afdrukmateriaal opnieuw, waarna u dit in de universeellader plaatst. 3 Plaats het afdrukmateriaal. 4 Schuif de papiergeleider aan de zijkant naar de binnenkant van de lade tot de geleider licht tegen de zijkant van
het afdrukmateriaal rust.
5 Druk op .
Papierstoringsberichten
79
Page 80
Papierstoringen verhelpen

24x Papier vast - Controleer lade x

Papierstoringen in deze gebieden kunnen plaatsvinden op het hellende vlak van een lade of over meerdere laden heen. U kunt als volgt papierstoringen verhelpen in deze gebieden:
1 Open de lade. Verwijder indien nodig de lade uit de printer.
2 Verwijder het afdrukmateriaal uit de sleuf van de printerlade.
3 Verwijder eventueel gekreukeld papier uit de lade. 4 Schuif de lade in de printer. 5 Druk op .
Printerstoringen verhelpen
80
Page 81
Papierstoringen verhelpen
Vastgelopen papier verwijderen uit de hoge-capaciteitslader voor 2000 vel (lade 5)
1 Sluit indien nodig de universeellader. 2 Schuif de hoge-capaciteitslader weg van de printer.
3 Til de bovenste klep op en open de toegangsklep voor papierstoringen.
Printerstoringen verhelpen
81
Page 82
Papierstoringen verhelpen
4 Verwijder het vastgelopen papier.
5 Sluit de toegangsklep en de bovenste klep.
Printerstoringen verhelpen
82
Page 83
Papierstoringen verhelpen
6 Schuif de lader tegen de printer en zorg dat de lader goed vastzit.
7 Druk op .

200, 201 en 202 Papier vast - Controleer klep A

1 Druk de ontgrendelingshendel in om klep A te openen en laat de klep zakken.
VOORZICHTIG: Het binnenste van de printer is mogelijk erg warm.
Printerstoringen verhelpen
83
Page 84
Papierstoringen verhelpen
2 Trek het afdrukmateriaal omhoog en naar u toe.
Waarschuwing: Stop met trekken als het afdrukmateriaal niet meteen in beweging komt wanneer u trekt. Druk de
groene hendel omlaag en trek era an zoda t het af drukmateriaal gem akkelijk er v erwijderd k an word en. Zorg dat alle papierstukjes zijn verwijderd.
3 Sluit klep A. 4 Druk op .

203 Papier vast - Controleer <gebieden A/E>

1 Druk de ontgrendelingshendel in om klep A te openen en laat de klep zakken.
VOORZICHTIG: Het binnenste van de printer is mogelijk erg warm.
Printerstoringen verhelpen
84
Page 85
Papierstoringen verhelpen
2 Druk de ontgrendelingshendel in om klep E te openen en laat de klep zakken.
3 Trek het afdrukmateriaal omhoog.
4 Sluit klep E. 5 Sluit klep A. 6 Druk op .
Printerstoringen verhelpen
85
Page 86
Papierstoringen verhelpen

230 Papier vast - Controleer klep <A, E, D>

1 Open klep D via de achterste klep van de duplexeenheid.
2 Verwijder het vastgelopen papier.
3 Sluit klep D. 4 Druk de ontgrendelingshendel in om klep A te openen en laat de klep zakken.
VOORZICHTIG: Het binnenste van de printer is mogelijk erg warm.
Printerstoringen verhelpen
86
Page 87
Papierstoringen verhelpen
5 Druk de ontgrendelingshendel in om klep E te openen en laat de klep zakken.
6 Trek het afdrukmateriaal omhoog.
7 Sluit klep E. 8 Sluit klep A. 9 Druk op .
Printerstoringen verhelpen
87
Page 88
Papierstoringen verhelpen

231 Papier vast - Controleer <A, D>

1 Open klep D via de achterste klep van de duplexeenheid.
2 Verwijder het vastgelopen papier.
3 Sluit klep D. 4 Druk de ontgrendelingshendel in om klep A te openen en laat de klep zakken.
VOORZICHTIG: Het binnenste van de printer is mogelijk erg warm.
Printerstoringen verhelpen
88
Page 89
Papierstoringen verhelpen
5 Trek het afdrukmateriaal omhoog.
Waarschuwing: Stop met trekken als het afdrukmateriaal niet meteen in beweging komt wanneer u trekt. Druk de
groene hendel oml aag zodat h et afdrukma teriaal gemakk elijk er v erwijderd kan wor den. Zorg dat al le papierstukjes zijn verwijderd.
6 Sluit klep A. 7 Druk op .

Vastgelopen papier verwijderen uit gebied B

1 Als de printer geconfi gure erd is me t ee n hoge-capaciteitslader van 2000 vel , s chu ift u de lader weg van de printer.
Printerstoringen verhelpen
89
Page 90
2 Open klep B.
3 Verwijder het vastgelopen papier.
Papierstoringen verhelpen
4 Sluit klep B.
Printerstoringen verhelpen
90
Page 91
Papierstoringen verhelpen
5 Schuif de lader tegen de printer en zorg dat de lader goed vastzit.
6 Druk op .
Printerstoringen verhelpen
91
Page 92
Papierstoringen verhelpen

Vastgelopen papier verwijderen uit gebied C

1 Als de printer geconfi gure erd is me t ee n hoge-capaciteitslader van 2000 vel , s chu ift u de lader weg van de printer.
2 Open klep C.
Printerstoringen verhelpen
92
Page 93
Papierstoringen verhelpen
3 Verwijder het vastgelopen papier.
4 Sluit klep C. 5 Schuif de lader tegen de printer en zorg dat de lader goed vastzit.
6 Druk op .
Printerstoringen verhelpen
93
Page 94
Papierstoringen verhelpen

28x Papier vast – Controleer finisher

Er zijn drie gebieden die van toepassing zijn op de finisher. Volg de juiste instructies om vastgelopen papier uit de finisher te verwijderen.
Vastgelopen papier verwijderen uit gebied F
1 Til de klep van de brugeenheid op.
2 Verwijder het vastgelopen papier.
3 Sluit de klep. 4 Druk op .
Printerstoringen verhelpen
94
Page 95
Papierstoringen verhelpen
Vastgelopen papier verwijderen uit gebied G
1 Open de klep van de finisher.
2 Verwijder het vastgelopen afdrukmateriaal zoals wordt aangegeven op het bedieningspaneel. 3 Sluit de klep. 4 Druk op .
Vastgelopen papier verwijderen uit gebied H
1 Til klep H op.
2 Verwijder het vastgelopen papier.
3 Sluit de klep. 4 Druk op .
Printerstoringen verhelpen
95
Page 96
Papierstoringen verhelpen

Nietjesstoringen verhelpen

Het bericht Nietjes op/onjuist gevuld geeft aan dat er ni etj es zij n vastgelopen in de nietjes hou der. De behuizing van de nietjeshouder moet uit de printer worden verwijderd.
1 Zorg dat de printer geen taken meer uitvoert en open klep G (voorklep) van de finisher. 2 Houd de hendel van de nietjeshouder ingedrukt en verplaats de nietjeshouder naar rechts (naar u toe).
3 Trek flink aan de gekleurde tab om de nietcassette te verwijderen.
Nietjesstoringen verhelpen
96
Page 97
Papierstoringen verhelpen
4 Til de nietbescherming aan het metalen nokje omhoog en verwijder het blok nietjes.
Gooi het hele blok nietjes weg.
5 Verwijder eventuele losse nietjes uit de nietbescherming. 6 Controleer de bodem van de nietjeshouder om te zien of er geen nietjes vastzitten in de invoermond. 7 Druk de nietbescherming omlaag totdat deze vastklikt.
8 Druk de nietjeshouder stevig in het nietapparaat totdat de houder vastklikt.
9 Sluit klep G.
Op het display van het bedieningspaneel verschijnt het bericht Nietapparaat gestart. Hierbij wordt gecontroleerd of het nietapparaat naar behoren werkt.
Nietjesstoringen verhelpen
97
Page 98
9

Problemen oplossen

On line klantenondersteuning

Klantenondersteuning is beschikbaar op de website van Lexmark op www.lexmark.com.

Bellen voor technische ondersteuning

Als u voor te chnis che on derste uning b elt , m oet u he t v o lgend e bij d e hand hebb en: een besc hrijvi ng v an het prob l eem, he t bericht op het display en een beschrijving van wat u al hebt gedaan om een oplossing te vinden.
U hebt ook de modelnaam en het serienummer van de printer nodig. Deze informatie kunt u vinden op het etiket op de printer.
Het serienummer staat ook op de pagina met menu-instellingen. Meer informatie vindt u in De pagina met menu- instellingen afdrukken op pagina 67.
In de Ve renigde Staten of Canada belt u voor technische ondersteuning 1-800-Lexmark (1-800-539-6275). Voor andere landen en regio's vindt u de telefoonnummers op de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Opmerking: Als u belt voor technisc he onde rsteuni ng, moet u bellen v an af de plaats waar de prin ter zich be vind t.

Niet-reagerende printer controleren

Als de printer niet reageert, controleer dan eerst of:
het netsnoer goed is aangesloten op de printer en op een geaard stopcontact;
het stopcontact is niet uitgeschakeld met behulp van een schakelaar of een stroomonderbreker;
de printer niet is aangesloten op een spanningsbeveiliger, een UPS of een verlengsnoer;
er zijn geen problemen met andere elektrische apparatuur die op het stopcontact wordt aangesloten;
de printer aan staat;
de printerkabel goed is aangesloten op de printer en op de hostcomputer, printerserver, optie of ander
netwerkapparaat.
Als u dit alles hebt gecontroleerd, zet u de printer uit en vervolgens weer aan. In veel gevallen is het probleem dan verdwenen.
Problemen oplossen
98
Page 99
Problemen oplossen

Meertalige PDF's afdrukken

Symptoom Oorzaak Oplossing
Bepaalde documenten worden niet afgedrukt.
De documenten be vatten lettertypen die niet beschikbaar zijn.
1 Open het document dat u wilt afdrukken in Adobe Acrobat. 2 Klik op het printerpictogram.
Het dialoogvenster Afdrukken verschijnt.
3 Schakel het vakj e Print as image (A fdrukken als afbeelding ) i n. 4 Klik op OK.

Printerproblemen oplossen

Symptoom Oorzaak Oplossing
Het display op het bedieningspaneel is leeg of er worden alleen ruitjes weergegeven.
Het bericht USB-
apparaat niet ondersteund verschijnt
wanneer u een USB­apparaat gebruikt.
Taken worden niet afgedrukt.
De zelftest v an de printer is mislukt.
Uw USB-apparaat wordt mogelijk niet ondersteund of is def ec t. Alleen bepaalde apparaten met USB­flashgeheugen worden ondersteund.
De printer is niet gereed om gegevens te ontvangen.
Zet de printer uit, wacht ongeveer 10 seconden en zet de printer weer aan.
Als de berichten Zelftest wordt uitgevoerd en Gereed niet verschijnen, zet u de printer uit en belt u voor service.
Voor informatie over geteste en goedgekeurde apparaten met USB-flashgeheugen, kunt u op de website van Lexmark op http://support.lexmark.com klikken op KnowledgeBase om naar Direct USB printing (afdrukken vanaf USB-aansluiting) te zoeken.
Controleer of Gereed of Spaarstand op het display wordt weergegeven voordat u een afdruktaak naar de printer stuurt. Druk op zodat de printer terugkeert in de werkstand Gereed.
De aangegeven uitvoerlade is vol.
De aangegeven lade is leeg.
U gebruikt het verke erde printerstuurprogramma of u drukt af naar een bestand.
Uw interne printerserver is niet goed ingesteld of verkeerd aangesloten.
U gebruikt een verkeerde interfacekabel of de kabel is niet correct aangesloten.
Verwijder de stapel papier uit de uitvoerlade en druk vervolgens op .
Vul de lade met papier.
• Controle er of u he t ges chikte stuurprogramma ge bruikt voor de printer.
• Als u via een USB-aansluiting (USB Direct interface) werkt, moet u Windows98/Me, Windows 2000 of Windows XP of Windows Server 2003 gebruiken als besturingssysteem en moet u een printerstuurprogra mma ge bruik en dat co mpati bel is met Windows 98/Me, Windows 2000 of Windows XP of Windows Server 2003.
Controleer of de printer correct is geconfigureerd voor afdrukken via het netwerk.
Raadpleeg de cdmet stuurprogramma's of de website van Lexmark voor meer informatie.
Gebruik alleen een van de aanbevolen interfacekabels. Controleer de aansluiting.
Meertalige PDF's afdrukken
99
Page 100
Problemen oplossen
Symptoom Oorzaak Oplossing
Taken in de wacht worden niet afgedrukt.
Het duurt heel lang voordat de taak is afgedrukt.
De printer gebruikt papier uit de verkeerde lade of drukt op het verkeerde papier of afdrukmateriaal af.
Er worden verkeerde tekens afgedrukt.
Laden koppelen lukt niet. De functie voor het
Grote afdruktaken worden niet gesorteerd.
Er komen onverwachte pagina-einden voor.
Er is een formatteringsfout opgetreden.
De printer heeft onvold oen de geh eug en.
De printer heeft ongeldige gegevens ontvangen.
De afdruktaak is te complex.
Paginabeveiliging is ingeschakeld.
De menu-instellingen op het bedieningspaneel zijn niet geschik t voor he t afdrukmateriaal dat zich in de lade bevind t.
U gebruikt een parallelle kabel die niet com patibel is.
De printer staat in de werkstand Hex Trace.
koppelen van invoerladen is niet correct geconfigureerd.
Sorteren is niet ingeschakeld.
De afdruktaak is te complex.
De printer heeft onvold oen de geh eug en.
Er is een time-out opgetreden bij het afdrukken van de taak.
• Druk de taak af . (H et is mog eli jk dat de taak slec hts ged eeltel ijk wordt afgedrukt.)
• Verwijder de taak.
• Maak extra printergeheugen vrij door de lijst met wachtstandtaken te doorlopen en nog meer taken te verwijderen die u naar de printer hebt gestuurd.
Verwijder de taak.
Maak de taak minder complex door het aantal verschillende lettertypen en lettergrootten te reduc eren, het aa ntal afbe eldin gen te beperken en eenvoudigere afbeeldingen te gebruiken of door minder pagina's tegelijk te laten afdrukken.
Schakel Paginabeveiliging in het menu Inst ellin gen uit. Raadpleeg de Handleiding menu's en berichten voor meer
informatie. Controleer of het Papierformaat en de Papiersoort die zijn
opgegeven in het printerstuurprogramma overeenkomen met het formaat van en het soort papier in de lade.
Als u een paral lel le in terface gebruikt, moet u controleren of u een IEEE 1284-compatibele parallelle kabel gebruikt. U wordt aangeraden een Lexmark kabel, artikelnummer 1329605 (3 m) of 1427498 (6 m), te gebruiken voor de standaard parallelle poort.
Als Hex gereed op het display wordt weergegeven, moet u de werkstand Hex Trace verlaten voordat u de taak kunt afdrukken. Zet de printer uit en weer aan om de werkstand Hex Trace uit te schakelen.
• Controleer of beide laden gevuld zijn met afdrukmateriaal van hetzelfde formaat en soort.
• Controleer of de papiergeleiders in de laden zijn ingesteld voor het juiste papierformaat.
• Controleer of de waarden voor formaat en soort juist zijn ingesteld in het menu Papier.
• Raadpleeg Laden koppelen op pagina 61 of de Handleiding menu's en berichten voor meer informatie.
Schakel Sorteren in via het menu Afwerking of via het printerstuurprogramma.
Opmerking: Als u Sorteren uitschakelt in het printerstuurprogramma, wordt de instelling in het menu Afwerking overschreven.
Raadpleeg de Handleiding menu's en berichten voor meer informatie.
Maak de taak minder complex door het aantal verschillende lettertypen en lettergrootten te reduc eren, het aa ntal afbe eldin gen te beperken en eenvoudigere afbeeldingen te gebruiken of door minder pagina's tegelijk te laten afdrukken.
Voeg extra geheugen toe of installeer een optionele vaste schijf.
Stel een hogere waarde in voor Afdruktime-out vi a het menu Instellingen.
Raadpleeg de Handleiding menu's en berichten voor meer informatie.
Printerproblemen oplossen
100
Loading...