Lexmark W840 User Manual [nl]

W840
Gebruikershandleiding
maart 2005
Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen. © 2005 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden. 740 West New Circle Road Lexington, Kentucky 40550
www.lexmark.com
Uitgave: maart 2005
De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar de v olgende voorwaar den strijdig zijn met de plaatselijke wetgeving:
LEXMARK INTERN ATIONAL, INC. LEVERT DEZE PUBLICATIE IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEERT, ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In bepaalde rechtsgebieden is afwijzing van expliciete of impliciete garanties in bepaalde transacties niet toegestaan; het is daarom mogelijk dat deze verklaring niet op u van toepassing is. Deze publicatie kan technische onjuistheden of typografische fouten bevatten. De inf ormatie in deze publicatie wordt regelmatig herzien; wijzigingen zullen in latere uitgaven worden opgenomen. De producten of programma’s die worden beschreven, kunnen te allen tijde worden verbeterd of gewijzigd. Opmerkingen kunnen worden gestuurd aan Lexmark International, Inc., Department F95/032-2, 740 West New Circle Road, Lexington, Kentucky 40550, Verenigde Staten. Als u in het V erenigd Koninkrijk of Ierland woont, kunt u ev entuele opmerkingen sturen naar Lexmark International Ltd., Marketing and Services Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark behoudt zich het recht voor de door u verstrekte informatie naar eigen goeddunken te gebruiken en te verspreiden, z onder hiermee enige verplichting op zich te nemen tegenover u. Extra exemplaren van aan dit product gerelateerde publicaties kunnen worden verkregen door vanuit de Verenigde Staten of Canada te bellen naar 1-800-553-9727. V an uit het Verenigd K oninkrijk en Ierland belt u +44 (0)8704 440 044. Neem in andere landen contact op met de leverancier. Als in deze publicatie wordt v erwez en naar producten, programma's of diensten, impliceert dit niet dat de producent het voornemen heeft deze beschikbaar te stellen in alle landen waarin de producent actief is. Geen enkele verwijzing naar een product, programma of dienst moet worden opgevat als een v erklaring of suggestie dat alleen dat product, dat programma of die dienst mag worden gebruikt. Het staat u vrij functioneel gelijkwaardige producten, programma's of diensten te gebruiken, mits die geen inbreuk maken op enig bestaand intellectueel eigendomsrecht. Het beoordelen en controleren van de werking in combinatie met andere producten, programma’s of diensten, met uitzondering van die producten, programma’s of diensten die uitdrukkelijk door de producent worden genoemd, behoort t o t de verantwoordelijkheden van de gebruiker.
© 2005 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden. RECHTEN M.B.T. DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en alle bijbehorende documentatie die onder deze overeenkomst worden geleverd, zijn commerciële computersoftware en documentatie die op eigen kosten zijn ontwikkeld.
Handelsmerken
Lexmark, Lexmark met het diamantlogo en MarkVision zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of andere landen. Drag'N'Print en PrintCryption zijn handelsmerken van Lexmark International, Inc.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. PCL is een aanduiding van He wlett-P ackard Company v oor een
PCL verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in haar producten. Deze printer is ontworpen om ondersteuning te bieden voor de PCL-taal. De printer herkent PCL-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten corresponderen. PostScript een verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in softwareproducten van Adobe Systems. Deze printer is compatibel met de PostScript 3-taal. De printer herkent PostScript 3-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten overeenkomen. Raadpleeg de Technical Reference voor meer informatie over compatibiliteit. Overige handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve houders.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. PostScript 3 is een aanduiding van Adobe Systems voor
Veiligheidsinformatie
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat makkelijk bereikbaar is. LET OP: Tijdens onweer moet u dit product niet installeren en geen elektrische verbindingen leggen of kabels en snoeren zoals
een netsnoer of telefoonlijn aansluiten.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
Dit product is samen met specifieke Lexmark onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
Dit product maakt gebruik van een laser. LET OP: Het toepassen van bedieningswijzen, aanpassingsmethoden of procedures anders dan in deze publicatie worden
beschreven, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product maakt gebruik van een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Door de hitte kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven. U moet het gedeelte in de bedieningsinstructies lezen waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken; zo voorkomt u mogelijke afgifte van schadelijke stoffen.
2

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Omgaan met de printer .................................... .. ..........................................6
Printeroverzicht ................................................................................................................................................6
Bedieningspaneel ............................................................................................................................................9
Hoofdstuk 2: Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren ............................ 11
Windows ........................................................................................................................................................11
Macintosh ......................................................................................................................................................15
UNIX/Linux .....................................................................................................................................................16
Hoofdstuk 3: Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk ............ 17
Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken .............................................................................................17
Printer-IP-adres toewijzen .............................................................................................................................17
IP-instellingen controleren .............................................................................................................................18
Windows ........................................................................................................................................................18
Macintosh ......................................................................................................................................................23
UNIX/Linux .....................................................................................................................................................26
NetWare .........................................................................................................................................................26
Hoofdstuk 4 : Installati e op t ie s .................................... .. ............... ................ .. ................ .. . 27
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer ......................................................................................28
Geheugenkaart installeren .............................................................................................................................30
Een flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren ....................................................................................31
Optionele kaart installeren .............................................................................................................................32
Vaste schijf installeren ...................................................................................................................................34
Het bedieningspaneel terugplaatsen .............................................................................................................36
Hoofdstuk 5: Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal ..............................37
Ondersteund afdrukmateriaal ........................................................................................................................37
Afdrukmateriaal kiezen ..................................................................................................................................44
Afdrukmateriaal bewaren ...............................................................................................................................50
Papierstoringen voorkomen ...........................................................................................................................50
Hoofdstuk 6: Afdrukken ................................................................................................... 51
Standaardladen of optionele laden voor 500 vel vullen .................................................................................51
De universeellader vullen .......................... ...... ...... ..... ........................................ ..... ......................................54
De lader voor 2000 vel met dubbele invoer vullen .........................................................................................57
De hoge-capaciteitslade r voor 200 0 vel vulle n ............................................. ...... ..... ......................................58
Afdrukmateriaal van Letter- of A4-formaat met de korte zijde naar voren vullen ...........................................60
Laden koppelen .............................................................................................................................................61
3
Inhoudsopgave
Uitvoerladen herkennen en koppelen ............................................................................................................62
Afdruktaak naar de printer sturen ..................................................................................................................63
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen ..............................................................................64
Afdruktaak annuleren .....................................................................................................................................65
De pagina met menu-instellingen afdrukken ..................................................................................................67
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken ....................................................................................................67
Een lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken .....................................................................................67
Een directorylijst afdrukken ............................................................................................................................67
Beveiligde taken en wachttaken afdrukken ...................................................................................................68
A5/Statement- of JIS-B5/Executive-formaat afdrukken .................................................................................72
Hoofdstuk 7: De printer onderhouden ............................................................................73
Status van accessoires vaststellen ................................................................................................................74
Fotoconductorkit versleten .............................................................................................................................74
Zuinig omgaan met accessoires ....................................................................................................................75
Supplies bestellen ..........................................................................................................................................76
Hoofdstuk 8: Papierstoringen verhelpen ........................................................................ 77
Storingen identificeren ...................................................................................................................................77
Toegangskleppen en laden ...........................................................................................................................78
Papierstoringsberichten .................................................................................................................................79
Printerstoringen verhelpen .............................................................................................................................79
Nietjesstoringen verhelpen ............................................................................................................................96
Hoofdstuk 9: Problemen oplossen .................................................................................. 98
On line klantenondersteuning ........................................................................................................................98
Bellen voor technische ondersteuning ...........................................................................................................98
Niet-reagerende printer controleren ...............................................................................................................98
Meertalige PDF's afdrukken ...........................................................................................................................99
Printerproblemen oplossen ............................................................................................................................99
Problemen met opties oplossen .................................................................................................................. 101
Problemen met de papierinvoer oplossen ...................................................................................................103
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ................................................................................................104
Hoofdstuk 10: Beheerdersondersteuning .................................................................... 108
Helderheid en contrast op het bedieningspaneel aanpassen ......................................................................108
Menu's op bedieningspaneel uitschakelen ..................................................................................................108
Menu's op bedieningspaneel inschakelen ...................................................................................................109
De fabriekswaarden herstellen ....... ...... ..... ...... ....................................... ...... ...... .........................................109
Spaarstand aanpassen ................................................................................................................................110
Spaarstand uitschakelen .............................................................................................................................110
De schijf coderen ........................................................ ...... ...... ..... ...... ..........................................................111
Beveiliging instellen via de Embedded Web Server (EWS) .........................................................................112
4
Inhoudsopgave
Kennisgevingen ............................................................................................................... 116
Index .................................................................................................................................. 122
5
1

Omgaan met de printer

Conventies die in dit boek worden aangehouden
Opmerking: Een opmerking be vat nuttige informatie.
VOORZICHTIG: De veiligheidsadviezen hebben betrekking op gevaar voor letsel.
Waarschuwing: Een waarschuwing geeft aan dat het product of de bijbehorende software kan worden beschadigd.

Printeroverzicht

VOORZICHTIG: Tijdens onweer moet u dit product niet ins talleren en geen elektrische v erbi ndingen le ggen of ka bels
en snoeren zoals een netsnoer of telefoonlijn aansluiten.
VOORZICHTIG: De printer weegt 49 kg en moet door ten minste twee mensen worden opgetild.

Basismodel

Op de onderstaande illustratie wordt de printer weergegeven met de basisfuncties.
Universeellader
Standaarduitvoerlade
Bedieningspaneel
Lade 1 en Lade 2
(laden voor 500 vel)
Omgaan met de printer
6
Omgaan met de printer

Geconfigureerd model

Op de onderstaande illustratie wordt een volledig geconfigureerde printer weergegeven. Items met een sterretje (*) zijn optioneel.
Brugeenheid* (gebruikt in combinatie met finisher)
(gebruikt in combinatie met duplex-ee nhe id en fini sh er)
Uitvoerlade 2*
Finisher*Duplexeenheid*
Universeellader
Bedieningspaneel
(Hoge-capaciteitslader
Lade 5*
voor 2000 vel)
Lade 1 en Lade 2
(laden voor 500 vel)
Lade 3 en Lade 4*
(laden voor 500 v el of laden voor 2000 vel met dubbele invoer)
Printeroverzicht
7
Omgaan met de printer
Er is een aantal menu's beschikbaar waarmee u de printerinstellingen gemakkelijk kunt wijzigen. In het onderstaande diagram wordt het menuoverzicht op h et bedieningspaneel weergegeven, met daaronder de menu's en de beschikbare items onder elk menu. Raadpleeg de Handleiding menu's en berichten op de cd met documentatie voor meer informatie over menu's en menu-items.
Menu
Menu Papier Rapporten Instellingen
Menu Papier
Standaardbron Papierformaat/­soort U-lader config Ander formaat Papierstructuur Papier laden Aangepaste srtn Instell Univrsal Installatie lade
Rapporten
Pagina met menu­instellingen Statistieken van het apparaat Pagina met netwerkinstellingen Pagina met netwerkinstellingen [x] Profiellijst Naslagkaart afdrukken NetWare-install.pag. Lettertypen afdr Directory afdr
Instellingen
Menu Instellingen Menu Afwerking Menu Kwaliteit Menu Extra Menu PDF Menu PostScript Menu PCL Menu HTML Menu Afbeel ding
Netwerk/poorten
TCP/IP IPv6 Standaard netwerk Netwerk [x] Standaard USB USB [x] USB aan de voorzijde Parallel Parallel [x] Serieel [x] NetWare AppleTalk LexLink
Beveiliging
Maximaal aantal ongeldige PIN­codes Afloop taken
Help
Alles afdrukken Afdrukkwaliteit Handleiding voor afdrukken Handleiding voor supplies Afdrukmedia Afdrukstoringen Menu-overzicht Handleiding met informatie Handleiding voor aansluitingen Transport
Printeroverzicht
8
Omgaan met de printer

Bedieningspaneel

Het bedieningspaneel heeft de volgende onderdelen:
Een 4-regelig display met achtergrondverlichting waarop zowel afbeeldingen als tekst kunnen worden weergegeven
Acht knoppen: Terug (Back), Menu, Stop, Selecteren ( ), , , en
Indicatielampje
Numeriek toetsenbord
USB-aansluiting (USB Direct interface)
Display
TerugMenu
Indicatielampje
USB Direct-interface Selecteren,
Het gebruik van de knoppen en de indeling van het bedieningspaneel worden in de volgende tabel beschreven.
Knop of item op bedieningspaneel
Terug (Back)
Menu Druk op de knop Menu om het menuoverzicht te openen.
Stop Druk op de knop Stop om de mechanische werking van de printer te stoppen. Nadat u op
Navigatieknoppen De knoppen Omhoog en Omlaag worden gebruikt om door lijsten te bladeren.
Stop Navigatieknoppen Numeriek
knop
Functie
Druk op de knop T erug (Back) om terug te gaan naar het scherm dat als laatste is bekeken. Opmerking: Wijzigingen die zijn aangebracht op een scherm worden niet toegepast als u
op de knop Terug (Back) drukt.
Opmerking: De printer moet in de stand Gereed staan om het menuoverzicht te kunnen
openen. Er vers chij nt een be richt wa arin wo rdt aang ege v e n dat de men u's niet b esch ikbaar zijn als de printer niet gereed is.
Stop hebt gedrukt, verschijnt het bericht Stoppen. Nadat de printer is gestopt, wordt Gestopt weergegeven op de statusregel van het bedieningspaneel en verschijnt een lijst
met opties.
Als u door een lijst navigeert met de knop Omhoog of Omlaag, wordt de cursor telkens één regel tegelijk verplaatst. Als u op de kn op Omlaag onder aan het scherm drukt, wordt de volgende volledige pagina weergegeven op het scherm.
De knoppen Links en Rechts worden gebruikt om binnen een scherm te navigeren, bijvoorbeeld om van het ene item in het menuoverzicht naar een ander item te ga an. O ok w orden z ij ge bruikt om door tekst te bladeren die ni et op het scherm past.
toetsenbord
De knop Selecteren w ordt gebruikt om een ac tie te ini tiëren na ee n select ie. Druk op Selecteren als de cursor naast de gewenste selectie staat, zoals het volgen van een koppeling of het v erzenden van een co nfi guratie-item, of wanneer u een taak wilt starten of annuleren.
Bedieningspaneel
9
Omgaan met de printer
Knop of item op bedieningspaneel
Indicatielampje Op het bedieningspa neel is ee n tweekle urige LED (gr oen en rood) b eschikb aar . De lampjes
Functie
geven aan of de printer aan staat, bezig is met afdrukken, inactief is, bezig is met het verwerken van een taak, of dat ingrijpen van de gebruiker is vereist.
Status Betekenis
Uit Voeding is uitgeschakeld Brandt groen De printer staat aan, maar is niet actief Knippert groen De printer is bezig met opwarmen, met het verwerken
van gegevens of met afdrukken
Brandt rood Ingrijpen van gebruiker is vereist
Numeriek toetsenblok Het numerieke toetsenblok bevat cijfers, een hekje (#) en een toets Backspace. De toets 5
is voorzien van reliëf als hulpmiddel bij de oriëntatie. Zo kan de operator zonder op het
2
1
4
3
5
6
toetsenblok te kijken zien of zijn of haar handen goed staan. De cijfers worden gebruikt voor het invoeren van numerieke waarden voor items zoals
aantallen of pincodes. De toets Backspace wordt gebruikt om het cijfer links van de cursor te wissen. Als u meerdere keren op de toets Backspace drukt, wordt ook andere invoer
8
7
9
#
0
verwijderd.
Opmerking: Het hekje (#) wordt niet gebruikt.
Display Op het display worden berichten en afbeeldingen weergegeven over de huidige status van
de printer en over mogelijke problemen die opgelost moeten worden. De bovenste regel van het display is de kopregel. Indien van toepassing bevat het display
de afbeelding die aangeeft dat de kno p Terug (Back) kan worden gebruikt. Ook worden op het displa y de h uidig e statu s en d e stat us v an de su pp lies (w aars chuw ingen ) weerg eg e v en. Als er meerdere waarschuwingen zijn, wordt er een komma weergegeven tussen de verschillende waarschuwingen.
De andere drie regels van het display vormen de hoofdtekst van het scherm. Hier kunt u kijken naar de printerstatus, berichten over supplies en schermen Laten zien. Hier voert u ook selecties uit.
250 Papier vast
Bedieningspaneel
10
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken
2
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel of een parallelle kabel is aangesloten op de computer. De lokale printer wordt alleen door de computer gebruikt waarop de printer is aangesloten. Bij het aansluiten van een lokale printer op de computer, dient u het printerstuurprogramma te installeren voordat u de printer kunt instellen.
Een printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer. Welke procedure u moet volgen bij het installeren van de stuurprogramma's, is afhankelijk van het besturingssysteem dat
wordt gebruikt. In de volgende tabel vindt u aanwijzingen voor de installatie van het stuurprogramma op het specifieke besturingssysteem. Zie de documentatie die bij de computer en de software is geleverd voor meer ondersteuning.
Besturingssysteem
Windows 11
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me, Windows NT 4.x 11 Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) 12 Serieel afdrukken 13
Macintosh 15 UNIX/Linux 16
installeren
Ga naar pagina

Windows

Bepaalde Windows-besturingssystemen beschikken mogelijk al over een stuurprogramma dat compatibel is met de printer.
Opmerking: Bij de installatie van een aangepast stuurprogramma wordt het systeemstuurprogramma niet
vervangen. In plaats daarvan wordt een apart printerobject gemaakt dat wordt weergegeven in de map Printers.
Gebruik de cd met stuurprogramma's die wordt meegeleverd bij de printer om het speciale printerstuurprogramma te installeren en toegang te krijgen tot uitgebreide printeropties en -functies.
Stuurprogramma's z ijn ook als onderdeel van een te dow n loa den s oftwarepakket b es chi kb aar op de website van Lexmark, op www.lexmark.com.
Gebruik van Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me of Windows NT
Opmerking: Installeer de printersoftware alvorens de USB-kabel aan te sluiten.
1 Plaats de cd met stuurprogramma's.
Als de cd niet automatisch start, klikt u op Start Uitvoeren (waarbij D staat voor de letter voor het cd-rom-station).
Opmerking: USB-ondersteuning is niet beschikbaar voor Windows NT-besturingssystemen.
Æ Uitvoeren, en typt u D:\Setup.exe in het dialoogvenster

Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

11
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
3 Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst. 4 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of de stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
5 Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de aanwijzingen op het beeldscherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
6 Sluit de installatie-toepassing op de cd met stuurprogramma's. 7 Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het Plug-en-Play-scherm wordt weergegeven en in de map Printers op de computer wordt een printerobject gemaakt.

Gebruik van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie)

1 Start de computer op. 2 Plaats de cd met stuurprogramma's. Als de cd automatisch wordt gestart, klikt u op Exit (Afsluiten) om te rug te
keren naar de wizard Printer toevoegen.
3 Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers en dubbelklik op Een printer toevoegen.
Opmerking: USB-ondersteuning is niet beschikbaar voor Windows 98- en Windows 95-(eerste editie).
4 Selecteer Lokale printer wanneer u wordt gevraagd welk type printer u wilt toevoegen. 5 Klik op Diskette.
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
6 Zoek het speciale stuurprogramma op de cd .
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
D:\Drivers\Print\Win_9xMe\<taal>
Waarbij D staat voor de letter voor het cd-rom-station.
7 Klik op OK.
Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
8 Sluit de cd met stuurprogramma's.
Windows
12
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

Serieel afdrukken

Bij afdrukken via een seriële aansluiting worden gegevens bit voor bit verzonden. Hoewel serieel afdrukken over het algemeen trager is dan parall el afdrukk en, v erdient het de voo rkeur wan neer er een gr ote afsta nd is tussen de printe r en de computer, of wanneer er geen parallelle interface beschikbaar is.
Opmerking: Een seriële interfacekaart is vereist en kan afzonderlijk worden aangeschaft.
V oordat u afdrukt, moet u de communicatie tussen de printe r en de com pu ter tot stand brengen. U gaat hiertoe als volgt te werk:
1 u stelt seriële parameters in op de printer. 2 u installeert een printerstuurprogramma op de aangesloten computer. 3 u stelt seriële parameters in voor de COM-poort.
Parameters instellen op de printer
1 Druk op op het bedieningspaneel. 2 Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt, en druk vervolgens op . 3 Druk op totdat Serieel optie X verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat <Parameter> verschijnt, en druk vervolgens op (waarbij <Parameter> de benodigde
parameter is als u een wijziging wilt doorvoeren).
5 Druk op totdat <Instelling> verschijnt, e n druk v ervol gens o p (w aarb ij <Instelling> de benod igde
instelling is als u een wijziging wilt doorvoeren). Houd rekening met de volgende beperkingen:
De maximaal ondersteunde baudsnelheid is 115.200.
Databits moet worden ingesteld op 7 of 8.
Pariteit moet worden ingesteld op Even, Oneven of Geen.
Stopbits moet worden ingesteld op 2.
De aanbevolen instelling voor het protocol is Xon/Xoff.
6 Druk herhaaldelijk op zodat de printer terugkeert in de werkstand Gereed. 7 Druk een pagina met menu-instellingen af en controleer of de seriële parameters correct zijn ingesteld.
Opmerking: Bewaar deze pagina, zodat u deze later kunt gebruiken. a Druk op op het bedieningspaneel.
b Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op . c Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt, en druk vervolgens op . d Kijk onder het kopje Std serieel (of Serieel optie X als u een seriële interfacekaart hebt geïnstalleerd) om de
seriële p arameters te vinden.
Windows
13
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Printerstuurprogramma installeren
U moet een printerstuurprogramma installeren op de computer die is aangesloten op de printer.
Opmerking: Gebruikers van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) moeten de instructies voor installatie
volgen in Windows 95 en Windows 98 (eerste editie).
1 Plaats de cd met stuurprogramma's. De cd wordt automatisch gestart. Als de cd niet automatisch wordt gestart,
klikt u op Start
D:\Setup.exe
Waarbij D staat voor de letter voor het cd-rom-station.
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren). 3 Klik op Agree (Akkoord) nadat u de licentieovereenkomst voor de software hebt gelezen. 4 Selecteer Custom (Aangepast) en kli k op Next (Volgende). 5 Selecteer Components (Componenten) en klik op Next (Volgende). 6 Selecteer Local (Lokaal) en klik op Next (Volgende). 7 Selecteer de printer en klik op Add Printer (Printer toev oeg en ). 8 Vouw het printer-item uit dat in de lijst onder Selected Components (Geselecteerde componenten) staat. 9 Klik op PORT (POOR T): <LPT1>, en selecteer vervolgens de benodigde communicatiepoort (COM1 of COM2).
10 Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware te voltooien.
Æ Uitvoeren en typt u het volgende in het dialoogvenster Uitvoeren:
Parameters instell envoor de communicatiepoort (COM)
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moeten de seriële parameters worden ingesteld voor de communicatiepoort die is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
De seriële parameters v an de co mmuni catiepoo rt moeten exact ov ereenk omen me t de seriële para meters die op de prin ter zijn ingesteld.
1 Klik op Start Æ Instellingen Æ Configuratiescherm en dubbelklik op Systeem. 2 Klik in het tabblad Apparaatbeheer op + om de lijst van beschikbare poorten uit te vouwen. 3 Selecteer de communicatiepoort die is toegewezen aan de printer (COM1 of COM2). 4 Klik op Eigenschappen. 5 Stel in het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de waarden die u ook hebt ingesteld op de
printer. De seriële parameters zijn te vinden onder het kopje Standaard serieel (of Serieel optie X) op de pagina Menu-
instellingen die u eerder hebt afgedrukt.
6 Klik op OK en sluit alle vensters. 7 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
a Klik op Star t b Selecteer de printer die zojuist is toegevoegd. c Klik op Bestand d Klik op Testpa g ina afdruk ken. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie
voltooid.
Æ Instellingen Æ Printers.
Æ Eigenschappen.
Windows
14
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren

Macintosh

Voor afdrukken via USB is Mac OS 9.x of een latere versie vereist. Als u lokaal wilt afdrukken op een printer die is aangesloten op een USB-poort, dient u een printerpictogram op het bureaublad te maken (Mac OS 9) of een wachtrij te maken in Afdrukbeheer / Printerconfiguratie (Mac OS X).
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer / Printerconfiguratie (Mac OS X)
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's. b Dubbelklik op het printerinstall ati epa kket.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Klik op Ga door in het welkomstscherm en nogmaals als u het Readme-bestand hebt bekeken. d Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
e Selecteer een bestemming en klik op Ga door. f Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. g Voer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd. h Klik op Sluit als de installatie is voltooid.
2 Open Finder, klik op Programma's en klik op Hulpprogramma's. 3 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
Opmerking: U kunt het PPD-besta nd voor de printer ook als ond erdeel van e en software pakket do wnloaden v anaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
4 Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als de USB-printer wordt weergegeven in de printerlijst, kunt u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie afsluiten.
Voor de printer is een wachtrij gemaakt.
Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst met printers, controleert u of de USB-kabel goed is
aangesloten en de printer is ingeschakeld. Zodra de printer in de lijst wordt weergegeven, kunt u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie afsluiten.
`
Een printerpictogram op het bureaublad maken (Mac OS 9.x)
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's. b Dubbelklik op Classic en dubbelklik vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Kies de benodigde taal en klik vervolgens op Ga door. d Klik na het doorlezen van het Leesmij-bestand op Ga door. e Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
Macintosh
15
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
f Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. Alle bestanden die u nodig hebt, worden op de
computer geïnstalleerd.
g Klik op Sluit als de installatie is voltooid. Opmerking: U kunt het PPD-besta nd voor de printer ook als ond erdeel van e en software pakket do wnloaden v anaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
2 Ga op een van de volgende manieren te werk:
Voor Mac OS 9.0: Open Apple LaserWriter.
Voor Mac OS 9.19.x: Open Programma's en klik vervolgens op Hulpprogramma's.
3 Dubbelklik op Desktop Printer Utility. 4 Selecteer Printer (USB) en klik vervolgens op OK. 5 Klik op Wijzig in het gedeelte Selectie USB-printer.
Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst Selectie USB-printer, controleert u of de USB-kabel goed is aangesloten en de printer is ingeschakeld.
6 Selecteer de naam van de printer en klik op OK. De printer wordt nu weergegeven in het oorspronkelijke venster
Printer (USB).
7 Klik in het gedeelte PPD-bestand (P ostScript Printer Description) op Auto Config. Controleer of het PPD-be stand
overeenkomt met de printer.
8 Klik op Maak aan en vervolgens op Bewaar. 9 Geef een printernaam op en klik vervolgens op Bewaar. De printer is nu opgeslagen als bureaubladprinter.

UNIX/Linux

Veel UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat, ondersteunen lokaal afdrukken. De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cdmet stuurprogramma's en op de website van
Lexmark: www.lexmark.com. Elk pakket bevat tevens een UNIX/Linux Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark-printers in UNIX- en Linux-omgevingen.
Alle pakketten met stuurprogramma's ondersteunen lokaal afdrukken via een parallelle aansluiting. Het pakket voor Sun Solaris ondersteunt bovendien USB-aansluitingen met Sun Ray-apparaten en Sun-werkstations.
Op de website van Lexmark (www.lexmark.com) vindt u een compleet overzicht van ondersteunde UNIX- en Linux- platforms.
UNIX/Linux
16
Stuurprogramma 's installeren v oor afdrukken
3
via het netwerk

Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken

Als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door via de printer een pagina met netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij het configureren van het afdrukken in een netwerk.
1 Controleer of de printer is ingeschakeld. 2 Druk op op het bedieningspaneel. 3 Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op . 4 Druk op totdat Pag. Netwerkinstell. verschijnt, en druk vervolgens op .
Opmerking: Als een optionele i nterne printerserver is geïn stalleerd, v erschijnt Ntwrk 1 afdrukken op he t displa y .
5 Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven
dat de printer is aang esloten. Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netw erkkab el n iet g oed func tio neert. Vraag de systeembeheerder om dit pro bleem op te lossen en druk daarna de pagina met netwerkinstellingen opnieuw af om te zien of de status is gewijzigd.

Printer-IP-adres toewijzen

Als het netwerk gebruikm aakt v an DH CP, wordt au tomatisc h een IP-ad res toege w ezen nad at de netw erkkabel op de printer is aangesloten.
1 Zoek in dat ge v al het adre s in het g edeelte "T CP/IP" v an de p agina me t netwerki nstellingen die is afg edrukt in Een
pagina met netwerkinstellingen afdrukken.
2 Ga naar IP-instellingen controleren en begin met stap 2.
Als het netwerk geen gebruik maakt van DHCP, moet het IP-adres handmatig aan de printer worden toegewezen. Met het bedieningspaneel kunt u dit op eenvoudige wijze doen:
1 Druk op op het bedieningspaneel. 2 Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt, en druk vervolgens op . 3 Druk op totdat TCP/IP verschijnt, en druk vervolgens op .
Std-netwerk verschijn t als de printer een netwerk poort heeft op de s ysteemk aart. Als een interne print erserver is geïnstalleerd in de sleuf voor optionele kaarten, verschijnt Networkoptie 1.
4 Druk op totdat Adres verschijnt, en druk vervolgens op . 5 Gebruik het numerieke toetsenblok om het IP-adres in te voeren. Nadat u het adres hebt ingevoerd,
drukt u op . Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
6 Druk op totdat Netmasker verschijnt, en druk vervolgens op .

Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

17
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
7 Gebruik het numerieke toetsenblok om het IP-adres in te voeren. Nadat u het adres hebt ingevoerd,
drukt u op . Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
8 Druk op totdat Gateway verschijnt, en druk vervolgens op . 9 Gebruik het numerieke toetsenblok om het IP-adres in te voeren. Nadat u het adres hebt ingevoerd,
drukt u op . Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
10 Druk herhaaldelijk op totdat de printer terugkeert naar de werkstand Gereed.

IP-instellingen controleren

1 Druk opnieuw een pagina met netwerkinstellingen af. Zoek het kopje “TCP/IP” en controleer of voor het IP-adres,
het netmasker en de gateway de correcte waarden worden weergegeven. Zie Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken op pagina 17 voor ondersteuning.
2 Stuur een ping-opdracht naar de printer en controleer of deze reageert. Typ in het opdrachtve nster op een
netwerkcomputer "ping" gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer (bijvoorbeeld 192.168.0.11).
Opmerking: Op een Windows- computer klikt u op Start
accessoires
Als de printer actief is in het netwerk, ontvangt u een antwoord.
Nadat de TCP/IP-instellingen zijn toegewezen en gecontroleerd, kunt u de printer op elke netwerkcomputer installeren.
Æ MS-DOS-prompt als u Windows 2000 gebruikt).
Æ Programma's Æ MS-DOS-prompt (of Bureau-

Windows

In een Windows-netwerkomgeving kunt u netwerkprinters configureren voor rechtstreeks afdrukken of voor gedeeld gebruik. Voor beide manieren van afdrukken via een netwerk is het vereist dat u een printerstuurprogramma installeert en een prin terpoort maakt i n het netwer k .

Ondersteunde printerstuurprogramma's

systeemstuurprogramma van Windows;
speciaal printerstuurprogra mm a van Lexmark.
Systeemstuurprogramma's zijn ingebouwd in de Windows-besturingssystemen. De speciale stuurprogramma's staan op de cd met stuurprogramma's.
De nieuwste versies van de systeemstuurprogramma's en de speciale stuurprogramma's zijn te vinden op de website van Lexmark: www.lexmark.com.

Ondersteunde netwerkprinterpoorten

Microsoft standaard TCP/IP-poort—Windows 2000, Windows XP, en Windows Server 2003
LPR—Windows NT 4.0
Lexmark verbeterde TCP/IP- netwerkpoort—Windows 98/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en
Windows Server 2003
Voor de elementaire printerfuncties kunt u een systeemstuurprogramma installeren en een systeempoort gebruiken, zoals een LPR-poort of een standaard TCP/IP-poort. Met het systeemstuurprogramma hebt u de beschikking over een consistente gebruikersinterface die kan worden gebruikt voor alle printers in het netwerk. Wanneer u een speciaal
IP-instellingen controleren
18
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
printerstuurprogramma gebruikt in combinatie met een speciale netwerkpoort, beschikt u over extra functionaliteit, zoals statusmeldingen van de printer.
Configureer de netwerkprinter aan de hand van de stappen die van toepassing zijn op de printerconfiguratie en het besturingsprogramma dat u gebruikt:
Printerconfiguratie Besturingssysteem Pagina
Rechtstreeks
• De printer is rechtstreeks op het netwerk aangesloten via een netwerkkabel (bijv. Ethernet);
• De printerstuurprogramma's worden op elke netwerkcomputer geïnstalleerd.
Gedeeld
• De printer wordt via een lokale kabel (bijv. Ethernet) aangesloten op een van de computers in het netwerk.
• De printerstuu rprogramm a's wo rden geïns talle erd op de comp ute r die is aangesloten op de printer.
• Tijdens de installatie van de stuurprogramma's wordt de computer ingesteld op “delen”, zodat andere computers in het netwerk hun afdruktaken via deze computer kunnen leiden.
Windows 98 SE, Windows NT 4.0, Windows Me, Windows 2000 en Windows XP of Windows Server 2003
Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP, of Windows Server 2003
Rechtstreeks afdrukken onder Windows 98 SE/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
U installeert als volgt een aangepast printerstuurprogramma en een speciale netwerkpoort:
1 Start de cd met stuurprogramma's. 2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software
installeren).
3 Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met
de licentieovereenkomst.
4 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next
(Volgende).
5 Selecteer Network Attach (Aansluiten op netwerk) en klik op Next (Volgende). 6 Selecteer het printermodel in de lijst en klik op Next (Volgende). 7 Selecteer de printerpoort in de lijst en klik op Finish (Voltooien) om de installatie te voltooien.
Als de printerpoort niet in de lijst staat:
a Klik op Add Port (Poort toevoegen). b Selecteer Lexmark Enhanced TCP/IP Port (Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort), en voer de
informatie in die nodig is voor het maken van de poort.
c Geef een poortnaam op.
Dit kan elke willekeurige naam zijn waarmee u de printer associeert, bijvoorbeeld Kleur1-lab4. Nadat de poort is gemaakt, verschijnt deze naam in de lijst van beschikbare poorten.
d Geef het IP-adres op in het tekstvak.
Printer
19
21
Clients
Opmerking: Als u het IP-adres niet w ee t, drukt u een pag ina met netwerkinstellin gen af en kijkt u in het gedeelte
TCP/IP. Zie Een pagina met netwerkinstellingen afdru kke n en IP-instellingen controleren voor meer informatie.
Windows
19
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
8 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
Windows
20
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Gedeeld afdrukken met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
Opmerking: Installeer de printersoftware alvorens de USB-kabel aan te sluiten.
Sluit de printer aan op een computer met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windo ws Server 2003 (die fungeert als server) en volg deze stappen om uw netwerkprinter te configureren voor gedeeld afdrukken:
1 Aangepast printerstuurprogramma installeren.
a Start de cd met stuurprogramma's. b Klik op Install Printer and Software (Printer en software
installeren).
c Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat
met de licentieov e r een komst.
d Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u hulpprogramm a's w il t i nstalleren, instellin gen w il t w i jz ige n o f d e s tuurprogramma's wilt a anp as sen , s electeert u Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
e Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de aanwijzingen op het beeldscherm. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
f Sluit de installatie-toepassing op de cd met stuurprogramma's. g Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de map Printers en faxapparaten van de computer. De printer wordt gedeeld in stap 2: “Printer delen in het netwerk”.
h Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
2 Printer delen in het netwerk
a Klik op Star t b Selecteer de printer die zojuist is toegevoegd. c Klik op Bestand Æ Delen. d Schakel het selectievakje Gedeeld als in en typ een naam in het tekstvak. e Selecteer in het gedeelte Alternatieve stuurprogramma's de besturingssystemen van alle netwerkclients die
naar deze printer afdrukken.
f Klik op OK.
Æ Instellingen Æ Printers.
Server
Printer
Clients
Opmerking: Als er bestanden o ntbr ek en, w ordt u mog elijk ge v raagd om de cd met het b esturin gssyste em van de
server te plaatsen.
g Controleer op de volgende wijze of de printer correct is gedeeld.
Het printerpictogram in de map Printers wo rdt nu aangeg ev en al s 'gedeeld'. Dit wordt in Windo ws NT 4.0
bijvoorbeeld weergegeven met een hand onder het pictogram.
Ga naar Netwerkomgeving. Zoek de hostnaam van de server en zoek de gedeelde naam die aan de printer is toegewezen.
Windows
21
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Printerstuurprogramma's (of een subset) installeren op netwerkclients
De point-and-print-methode gebruiken
Opmerking: Deze methode is meestal het minst belastend voor de systeembronnen. De server handelt alle
stuurprogramma wijz ig ing en e n de verwerking v a n de a fdrukta ken af. Zo kun nen netwerkclients v ee l sneller terugkeren naar de toepassingen.
Bij deze metho de w ord t een onder dee l v an de stuurprogr amma 's van de server naar d e cl ient g ek opie erd. Dit b e v at preci es genoeg informatie voor het versturen van een afdruktaak naar de printer.
1 Dubbelklik op het Windows-bureaublad van de clientcomputer op Netwerkomgeving. 2 Zoek de hostnaam van de server en dubbelklik daarop. 3 Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik op Installeren.
Wacht to t de stu urprogramma-i nf ormatie v an de se rver naar d e client is gek opieerd e n een ni euw printerpictog ram is toegevoegd aan de map Printers. Dit kan enkele minuten duren. Hoe lang dit duurt, hangt af van het netwerkverkeer en andere factoren.
4 Sluit Netwerkomgeving. 5 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
De peer-to-peer-met hode gebruiken
Met deze methode wordt op elke clientc om puter het volledige stuurprogramma geïnstalleerd. De netwerkclients behoud en de controle over wijzigingen in het stuurprogramma. De clientcomputer handelt het verwerken van de afdruktaken af.
1 Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers. 2 Klik op Printer toevoegen om de gelijknamige wizard te starten. 3 Klik op Volgende. 4 Klik op Netwerkprinter en klik op Volgende. 5 Typ de printernaam of URL (als de printer zich op het internet of op een intranet bevindt) en klik op Volgende.
Als de printernaam of URL onbekend is, laat u het tekstvak leeg en klikt u op Volgende.
6 Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet in de lijst staat, geeft u het pad
naar de printer op. Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
\\<serverhostnaam>\<naam gedeelde printer>
Opmerking: Als dit een nieuwe printer is, wordt u mogelijk gevraagd een printerstuurprogramma te installeren.
Als er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, geeft u het pad naar beschikbare stuurprogramma's op.
De naam van de hostserver is de naam van de server die als host in het netwerk optreedt. De naam van de gedeelde printer is de naam die tijdens de installatie op de server is toegekend.
7 Klik op OK. 8 Geef aan of u deze printer als standaardprinter voor de client wilt instellen en klik vervolgens op Voltooien. 9 Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
Windows
22
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

Drag‘N’Print configureren

Opmerking: Ondersteuning voor Drag’N’Print™ is niet voor alle printers beschikbaar.
Start de cd met stuurprogramma's, klik op View Documentation (Documentatie weergeven) en klik op Software and utilities (Software en hulpprogramma's) voor gedetailleerde configuratie-instructies.

Macintosh

Opmerking: Een PostScript Printer Description (PPD)-bestand geeft UNIX- of Macintosh-computers
gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Als Macintosh-gebruikers willen afdrukken op een netwerkprinter, moeten zij een speciaal PPD-bestand (PostScript­printerbeschrijvingsbestand) installeren en een bureaubladprinter maken op de computer (Mac OS 9.x), of een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer (Mac OS X).

Mac OS X

Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's. b Dubbelklik op het printerinstallatiepakket.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
c Klik op Ga door in het welkomstscherm en nogmaals als u het Leesmij-bestand hebt bekeken. d Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
e Selecteer een bestemming en klik op Ga door. f Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. g Voer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd. h Klik op Sluit als de installatie is voltooid.
Stap 2: Een afdrukwachtrij ma ken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie
Afdrukken via AppleTalk gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via AppleTalk.
1 Open Finder, klik op Programma's en klik op Hulpprogramma's. 2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie. 3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers. 4 Kies AppleTalk in het popup-menu.
Opmerking: Zoek op de pagina met netw erkin stelli ngen on der het k o pje Appl eTalk op welke zon e of printer mo et
worden geselecteerd .
Macintosh
23
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
5 Selecteer de AppleTalk-zone. 6 Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voeg toe. 7 Printerinstallatie controleren
a Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor. b Kies de optie Print in het menu Archief. c Kies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
Opmerking: Als u niet weet we lke printer u moet sele cteren, zoekt u o p d e p agi na me t n etwerkinstellingen onder
het kopje AppleTalk naar de standaardnaam van de printer.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD- bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de printer, v erwi jdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeh eer of Printerconfigur ati e en herhaalt u Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren.
Afdrukken via IP gebruiken
Voer de volgende stappen uit om met behulp van Afdrukken via IP een afdrukwachtrij te maken. Zie Stap 2: Een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie voor informatie over het maken van een AppelTalk-
afdrukwachtrij.
1 Open Finder, klik op Programma's en klik op Hulpprogramma's. 2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie. 3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers. 4 Kies Afdrukken via IP in het popup-menu. 5 Typ in het vak Printeradres het IP-adres of de DNS-naam van de printer. 6 Kies Lexmark in het pop-upmenu Printermodel. 7 Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voeg toe. 8 Printerinstallatie controleren
a Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor. b Kies de optie Print in het menu Archief. c Kies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's. d Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de
printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD- bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de printer, v erwi jdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeh eer of Printerconfigur ati e en herhaalt u Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren.
Macintosh
24
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Mac OS 9.x
Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1 Plaats de cd met stuurprogramma's.
a Dubbelklik op Classic en dubbelklik vervolgens op het installatiepakket voor de printer. Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
b Kies de benodigde taal en klik vervolgens op Ga door. c Klik na het doorlezen van het Leesmij-bestand op Ga door. d Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op Akkoord om hiermee akkoord te
gaan.
e Klik in het scherm Standaardinstallatie op Installeer. Alle bestanden die u nodig hebt, worden op de
computer geïnstalleerd.
f Klik op Sluit als de installatie is voltooid. Opmerking: U kunt het PPD-besta nd voor de printer ook als ond erdeel van e en software pakket do wnloaden v anaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Stap 2: Een bureaubladprinter maken
1 Selecteer in de Kiezer het stuurprogramma voor de LaserWriter 8. 2 Als u een netwerk met routers hebt, selecteert u de standaardzone in de lijst. Voor het selecteren van de zone
zoekt u in de pagina met netwerkinstellingen onder AppleTalk naar Zone.
3 Selecteer de nieuwe printer. 4 Voor het selecteren van de printer zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk naar
de standaardnaam van de printer.
5 Klik op Maak aan. 6 Controleer of er in de Kiezer naast de printernaam een pictogram verschijnt. 7 Sluit het venster Kiezer. 8 Controleer de printerinstallatie.
a Klik op het pictogram van de bureaubladprinter dat zojuist is toegevoegd. b Kies Afdrukken Æ Wijzig configuratie. – Als in het gedeelte van het menu over het PPD-bestand (PostScript Printer Description) het juiste bestand
voor de printer wordt weergegeven, is de printerinstallatie voltooid.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het gedeelte PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD)
van het menu niet overeenkomt met uw printer, herhaalt u Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren.
Macintosh
25
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk

UNIX/Linux

De printer ondersteunt vele UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat. Bezoek de website van Lexmark op
www.lexmark.com voor een volledige lijst met ondersteunde UNIX- en Linux-platforms.
Opmerking: De softwarepakk etten v oor Sun Solaris en Lin ux zijn bes chikbaar op de c d met stuurprogr amma's en
op de website van Lexm ark op www.lexmark.com.
Wij leveren een pakket met printerstuurprogramma's voor elk ondersteund UNIX-platform. Elk pakket bevat tevens een Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark printers in UNIX- en Linux-omgevingen.
U kunt deze pakketten downloaden via de website van Lexmark. U kunt het pakket met de benodigde stuurprogramma's ook vinden op de cd met stuurprogramma's.

NetWare

De printer ondersteunt Nov ell Distribu ted Print Services (NDPS/iPrint). De meest recente inf ormatie ov er het installere n van een netwerkprinter in een NetWare-omgeving vindt u op de cd met stuurprogramma's. Klik op View Documentation (Documentatie weergeven).
UNIX/Linux
26
4

Installatieopties

VOORZICHTIG: Als u geheugenkaarten of optionele kaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt
gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen.
U kunt de geheugenca paciteit v an de printer aanpasse n en de aanslu itingsm ogelijkh eden v ergrote n door optione le kaarten toe te voegen. Dit gedeelte bevat instructies voor het installeren van de volgende opties:
Geheugenkaarten Printergeheugen Flashgeheugen
Firmwarekaarten Streepjescode Formulieren IPDS en SCS/TNe PRESCRIBE PrintCryption™
Andere opties Vaste schijf van printer Externe ser iële adapter Tri-port-adapter Infraroodadapter USB/parallelle 1284-C interfacekaart Coax/twinax-adapter Interne printerservers (ook wel interne netwerkadapters of INA's genoemd)
Installatieopties
27
Installatieopties

Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer

Als u printergeheugen, flashgeheugen, een optionele kaart of een vaste schijf wilt installeren, moet u toegang hebben tot de printersysteemkaart.
VOORZICHTIG: Zet de printer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
1 Maak achterop de printer de schroeven van het bedieningspaneel los.
2 Verwijder het paneel van de printer en zet het apart.
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer
28
Installatieopties
Zoek aan de hand van de afbeelding de connector voor de optie die u wilt installeren.
Connector voor vaste schijf
Connector voor optionele
kaart
Connectors voor Flashgeheugen of firmwarekaart
Connector voor printergeheugenkaart
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer
29
Installatieopties

Geheugenkaart installeren

Volg de volgende instructies voor het installeren van printergeheugenkaarten.
Opmerking: Geheugenkaarten die zijn ontworpen voor andere Lexmark-printers, werken mogelijk niet met uw
printer.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart. (Raadpleeg Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer.) 2 Open de vergrendelingen aan beide uiteinden van de geheugenkaartconnector. 3 Pak de geheugenkaart uit.
Waarschuwing: Geheugenkaarten kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom
eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een geheugenkaart aanraakt.
Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan. Bewaar de verpakking.
4 Breng de uitsparingen aan de onderkant van de kaart op één lijn met de uitsparingen op de connector. 5 Druk de geheugenkaart ste v ig op d e co nne ctor totdat de verg ren de lin gen aan beide zijden van de connector vast
klikken. U zult wellicht enige kracht moeten uitoefenen om de kaart volledig in de connector te drukken.
6 Zorg ervoor dat beide vergrendelingen in de uitsparingen aan beide zijden van de kaart passen.
Geheugenkaart installeren
30
Loading...
+ 94 hidden pages