Tips voor kopiëren...................................................................................................................................45
Tips voor scannen....................................................................................................................................51
Scannen naar een lokale computer.........................................................................................................51
Scannen naar een netwerkcomputer......................................................................................................52
Scannen naar een flashstation of geheugenkaart...................................................................................52
Foto's scannen om de foto's te bewerken..............................................................................................53
Documenten scannen om deze te bewerken..........................................................................................54
Rechtstreeks scannen naar e-mail met de printersoftware....................................................................55
Scannen naar een PDF.............................................................................................................................56
Veelgestelde vragen over scannen..........................................................................................................56
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat gemakkelijk
bereikbaar is.
Plaats dit product niet in de buurt van water of in vochtige omgevingen.
LET OP—KANS OP LETSEL: De lithiumbatterij in dit product moet niet worden vervangen. Wanneer de
lithiumbatterij niet juist wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar. Een lithiumbatterij mag niet opnieuw
worden opgeladen, uit elkaar worden gehaald of worden verbrand. Gooi gebruikte lithiumbatterijen weg
volgens de aanwijzingen van de fabrikant en houd hierbij de plaatselijke regelgeving in acht.
Gebruik alleen de netvoeding en het netsnoer die bij dit product zijn geleverd of door de fabrikant goedgekeurde
vervangende onderdelen.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: controleer of alle aansluitingen (zoals Ethernet- en
telefoonaansluitingen) correct op de aangegeven poorten zijn aangesloten.
Dit product is samen met specifieke onderdelen van de fabrikant ontwikkeld, getest en goedgekeurd volgens strikte,
wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk
zichtbaar. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
LET OP—KANS OP LETSEL: U moet het netsnoer niet snijden, draaien, vastbinden, afknellen of zware objecten
op het snoer plaatsen. Zorg dat er geen schaafplekken op het netsnoer kunnen ontstaan of dat het snoer onder
druk komt te staan. Zorg dat het netsnoer niet bekneld raakt tussen twee objecten, zoals een meubelstuk en
een muur. Als een van deze dingen gebeurt, is er een kans op brand of elektrische schokken. Controleer het
netsnoer regelmatig op dergelijke problemen. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voor u het
netsnoer controleert.
Neem contact op met een professionele onderhoudstechnicus voor onderhoud en reparaties die niet in de
gebruikersdocumentatie worden beschreven.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Om het risico op elektrische schokken te vermijden, trekt u de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact en maakt u alle kabels los die op de printer zijn aangesloten voor u de
buitenkant van de printer reinigt.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Tijdens onweer moet u dit
product niet installeren en geen elektrische verbindingen aanleggen, bijvoorbeeld voor de faxfunctie, of kabels
en snoeren aansluiten, zoals een netsnoer of telefoonlijn.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
Over de printer6
Over de printer
Bedankt dat u voor deze printer hebt gekozen
We hebben er hard aan gewerkt om de printer te laten voldoen aan uw wensen.
Als u uw nieuwe printer meteen wilt gaan gebruiken, moet u de installatiehandleidingen gebruiken die bij de printer
zijn geleverd en de Gebruikershandleiding doorbladeren voor informatie over het uitvoeren van standaardtaken. Lees
de Gebruikershandleiding zorgvuldig door en controleer of er nieuwe updates zijn op onze website om optimaal gebruik
te kunnen maken van uw printer.
We vinden het belangrijk om prestaties en waarde te leveren met onze printers. We willen er zeker van zijn dat u
tevreden bent. Als u tijdens het gebruik problemen ondervindt, zal een van onze ervaren ondersteuningsmedewerkers
u graag weer snel op weg helpen. Als u iets tegenkomt dat we beter kunnen doen, horen we dit graag van u. U bent
tenslotte de reden dat we doen wat we doen en uw suggesties helpen ons dit nog beter te doen.
Impact van uw printer op het milieu minimaliseren
We streven ernaar het milieu te beschermen en verbeteren onze printers voortdurend om hun impact op het milieu
te reduceren. Door bepaalde printerinstellingen of -taken te selecteren kunt u de impact van uw printer op het milieu
mogelijk nog verder reduceren.
Stroom besparen
• Schakel de Ecomodus in. Met deze functie wordt een lage schermhelderheid ingesteld en wordt de printer zo
ingesteld dat er wordt overgeschakeld naar de slaapstand als de printer tien minuten niet wordt gebruikt.
• Selecteer de laagste waarde voor de slaaptime-out. Met de slaapstandfunctie wordt de printer in een stand-
bymodus met minimaal stroomverbruik gezet als de printer gedurende een ingestelde periode niet wordt gebruikt
(de time-out voor de slaapstand).
• Deel uw printer. Een draadloze printer of netwerkprinter kunt u delen met meerdere computers, waardoor stroom
en andere bronnen worden bespaard.
Papier besparen
• Druk meer dan één pagina af op één zijde van het papier. Met de functie Pagina's per vel kunt u meerdere pagina's
op één vel afdrukken. U kunt maximaal zestien pagina's afdrukken op één zijde van een vel papier.
• Druk af op beide zijden van het papier. Met dubbelzijdig afdrukken kunt u handmatig of automatisch afdrukken
op beide zijden van het papier (afhankelijk van uw printermodel).
• Bekijk een voorbeeld van afdruktaken voordat u ze afdrukt. Gebruik de afdrukvoorbeeldfuncties op de w erkbalken,
in de dialoogvensters voor afdrukken of afdrukvoorbeelden en op de printerdisplay (afhankelijk van het
printermodel).
• Gebruik gerecycled papier.
• Verklein de marges van de documenten die moeten worden afgedrukt.
• Scan en sla op. Om te voorkomen da t u meerdere exem plaren moet afdrukken, kunt u documenten of foto's scannen
en deze voor weergave opslaan in een programma of toepassing of op een flashstation.
Over de printer7
Inkt besparen
• Gebruik de modus Snel afdrukken of Concept. Deze modi kunnen worden gebruikt om documenten af te drukken
met minder inkt dan normaal en zijn ideaal voor het afdrukken van documenten die grotendeels uit tekst bestaan.
• Gebruik lettertypen en lettertype-instellingen waarvoor minder inkt is vereist. U kunt in de meeste programma's
de helderheid van kleuren aanpassen.
• Gebruik cartridges met hoog rendement. U kunt met de inkt in cartridges met een hoog rendement meer pagina's
afdrukken.
Recycling
• Retourneer cartridges voor hergebruik of recycling via het Lexmark Retourneerprogramma voor cartridges. Als
u een inktcartridge wilt retourneren, gaat u naar www.lexmark.com/recycle. Volg de aanwijzingen om een
gefrankeerde retourzak aan te vragen.
• Recycle de productverpakking.
• Recycle uw oude printer en gooi deze niet weg.
• Recycle papier van afgebroken afdruktaken.
• Gebruik gerecycled papier.
Op www.lexmark.com/environment kunt u het Lexmark Environmental Sustainability Report (Lexmark rapport over
duurzaam ondernemen) lezen.
Opmerking: afhankelijk van de functies van de printer die u gebruikt, zijn sommige programma's of sommige
functies van deze programma's wellicht niet aanwezig.
Informatie over de printer
Publicaties
Gewenste informatieLocatie
Aanwijzingen voor de eerste installatie:
• Printer aansluiten
• Printersoftware installeren
Installatiedocumentatie
De installatiedocumentatie is bij de printer geleverd en is ook beschikbaar op de
website van Lexmark op http://support.lexmark.com.
Over de printer8
Gewenste informatieLocatie
Aanvullende installatie-instructies voor het
gebruik van de printer.
Gebruikershandleiding
De Gebruikershandleiding is beschikbaar op de cd met installatiesoftware.
• Papier en speciaal materiaal selecteren
en bewaren
• Papier in de printer plaatsen
• Afdruk-, kopieer-, scan- en faxtaken
uitvoeren, afhankelijk van het printermodel
• Printerinstellingen configureren
• Documenten en foto's weergeven en
afdrukken
Bezoek voor updates onze website op http://support.lexmark.com.
• De printersoftware instellen en
gebruiken
• De printer instellen en configureren op
een netwerk, afhankelijk van het
printermodel
• Printer onderhouden
• Problemen oplossen
Printeroplossingen maken en aanpassen,
afhankelijk van uw printermodel
Help met de printersoftwareHelp bij Windows of Mac
Gebruikershandleiding voor SmartSolutions en de Help
Ga naar http://smartsolutions.lexmark.com. Klik op HELP om algemene informatie
over SmartSolutions weer te geven.
Open een printerprogramma en klik op Help.
De nieuwste aanvullende informatie,
updates en online technische ondersteuning:
• Hints en tips voor het oplossen van
problemen
• Veelgestelde vragen
• Documentatie
• Stuurprogrammadownloads
• Ondersteuning via live chat
• Ondersteuning per e-mail
?
Klik op
Opmerkingen:
om contextgevoelige informatie weer te geven.
• De Help wordt automatisch geïnstalleerd met de printersoftware.
• De printersoftware bevindt zich in de map van het printerprogramma of op het
bureaublad, afhankelijk van uw besturingssysteem.
Ga naar onze ondersteuningswebsite op http://support.lexmark.com.Opmerking: selecteer uw regio en uw product om de juiste ondersteuningssite weer
te geven.
Noteer de volgende gegevens (deze vindt u op de bon en op het label binnen in de
printer) en houd deze bij de hand wanneer u contact met ons opneemt. We kunnen
u dan sneller helpen.
• MAC-adresnummer
• Serienummer
• Aankoopdatum
• Winkel van aankoop
Opmerking: Til de scannerklep op zodat u het label voor klantenondersteuning kunt
lezen.
Over de printer9
Gewenste informatieLocatie
Telefonische ondersteuningIn de VS belt u met:
1‑800‑332‑4120
Maandag–vrijdag(8:00 a.m.–11:00 p.m. ET), zaterdag en zondag (11:00 a.m.–
8:00 p.m. ET)
Telefoonnummers en openingstijden voor uw land of regio kunt u vinden op de ondersteuningssite (http://support.lexmark.com) of op de gedrukte garantie die bij de
printer is geleverd.
Garantie-informatie
• In de VS: raadpleeg de beperkte garantieverklaring bij deze printer of op
http://support.lexmark.com.
• In andere landen of regio's: raadpleeg de gedrukte garantie die bij de printer is
geleverd.
Opmerking: afhankelijk van de functies van de printer die u gebruikt, zijn sommige programma's of sommige
functies van deze programma's wellicht niet aanwezig.
Over de printer10
Onderdelen van de printer
9
8
7
6
1
2
5
3
4
OnderdeelFunctie
1PapiersteunPapier in de printer plaatsen.
2Hendel voor papieraanpassingDe papiergeleiders aanpassen.
3PictBridge- en USB-poortEen digitale PictBridge-camera of een flashstation aansluiten op de printer.
4PapieruitvoerladeHet papier opvangen dat wordt uitgevoerd.
5Verlengstuk voor ladePapier op de juiste plaats houden als het uit de printer komt.
6Bedieningspaneel van de printer De printer bedienen.
7ScannerklepToegang krijgen tot de glasplaat.
8PapierbaanbeschermerVoorkomen dat onderdelen in de papiersleuf vallen.
Over de printer11
OnderdeelFunctie
9PapiergeleidersHet papier recht houden wanneer het wordt ingevoerd.
10
17
16
15
14
11
12
13
OnderdeelFunctie
10GlasplaatDocumenten of foto's scannen en kopiëren.
11NetvoedingsaansluitingSluit het netsnoer aan op de printer.
12Duplexeenheid
• Afdrukken op beide zijden van een vel papier.
• Vastgelopen papier verwijderen.
13USB-poortDe printer rechtstreeks aansluiten op de computer met een USB-kabel.
Let op—Kans op beschadiging: raak het aangegeven gedeelte niet aan, tenzij u een USB- of
installatiekabel aansluit of losmaakt.
14Toegangsgedeelte voor
printerkop
15papierstoringen, klep voor Toegang tot vastgelopen papier en papierstoringen verhelpen.
16Toegangsgedeelte voor
inktcartridges
De printerkop installeren.
Opmerking: de houder wordt verplaatst naar het toegangsgedeelte voor de printerkop als
er geen printerkop is geïnstalleerd in de printer.
Inktcartridge installeren, vervangen of verwijderen.
17Scannereenheid
• Toegang tot de inktcartridges en printerkop.
• Vastgelopen papier verwijderen.
Supplies bestellen en vervangen12
Supplies bestellen en vervangen
Inktcartridges bestellen
Lexmark S310 Series modellen (behalve Lexmark S319)
Onderdeel
Zwarte inktcartridge150Niet beschikbaar
Zwarte inktcartridge met hoog rendement150XL150XLA
Gele inktcartridge150Niet beschikbaar
Gele cartridge met hoog rendement150XL150XLA
Cyaan inktcartridge150Niet beschikbaar
Cyaan cartridge met hoog rendement150XL150XLA
Magenta inktcartridge150Niet beschikbaar
Magenta cartridge met hoog rendement150XL150XLA
1
Met licentie voor eenmalig gebruik. Na gebruik moet deze cartridge worden geretourneerd aan Lexmark voor herfabricage,
opnieuw vullen of recycling.
2
Alleen beschikbaar op de Lexmark website op www.lexmark.com.
Cartridge in retourneerprogramma1Normale cartridge
2
Lexmark S319 modellen
Onderdeel
Zwarte inktcartridge160Niet beschikbaar
Zwarte inktcartridge met hoog rendement160XL160XLA
Cartridge in retourneerprogramma1Normale cartridge
2
Gele inktcartridge160Niet beschikbaar
Gele cartridge met hoog rendement160XL160XLA
Cyaan inktcartridge160Niet beschikbaar
Cyaan cartridge met hoog rendement160XL160XLA
Magenta inktcartridge160Niet beschikbaar
Magenta cartridge met hoog rendement160XL160XLA
1
Met licentie voor eenmalig gebruik. Na gebruik moet deze cartridge worden geretourneerd aan Lexmark voor herfabricage,
opnieuw vullen of recycling.
2
Alleen beschikbaar op de Lexmark website op www.lexmark.com.
Opmerkingen:
• Bestel inktcartridges met hoog rendement om de inkt beter te benutten.
• Afhankelijk van uw land of regio kunt u de inktcartridges los of in verpakkingen met meerdere cartridges
bestellen.
• Afhankelijk van uw wensen kunt u een combinatie van inktcartridge met hoog en standaardrendement
bestellen.
Supplies bestellen en vervangen13
• Ga naar www.lexmark.com/yields voor informatie over paginarendement.
• De cartridges die worden gebruikt om documenten af te drukken, kunnen ook worden gebruikt voor het
afdrukken van foto's.
• Gebruik alleen officiële inktcartridges van Lexmark voor optimale resultaten.
Officiële Lexmark inktcartridges gebruiken
Lexmark printers en inktcartridges zijn ontworpen om gezamenlijk uitmuntende afdrukkwaliteit te leveren. Onze inkten
zijn ontworpen voor gebruik in combinatie met uw printer en dragen bij aan een langere levensduur van uw product.
U kunt het beste alleen officiële Lexmark inktcartridges gebruiken.
De garantievoorwaarden van Lexmark zijn niet van toepassing op schade die is veroorzaakt door het gebruik van andere
inktcartridges of inkt dan Lexmark inktcartridges of inkt.
Inktcartridges vervangen
Zorg dat u over nieuwe cartridges beschikt voordat u begint. U moet nieuwe cartridges meteen installeren nadat u de
oude cartridges hebt verwijderd omdat anders de resterende inkt in de printerkop kan uitdrogen.
Inktcartridges cartridges
1 Zet de printer aan.
2 Open de printer.
Opmerking: De printerkop wordt naar de positie voor cartridge-installatie verplaatst.
Supplies bestellen en vervangen14
3 Druk op het ontgrendelingslipje en verwijder de gebruikte inktcartridge of -cartridges.
1
2
Inktcartridges installeren
1 Verwijder de cartridges uit de verpakking en verwijder de beschermende dop van de inktcartridge.
Als de cartridge wordt geleverd met een afsluitdopje, verwijdert u het dopje.
123
2 Plaats de inktcartridges in de printer. Schuif uw vinger langs de inktcartridge tot de cartridge vastklikt.
3
1
2
Opmerkingen:
• plaats eerst de kleurencartridges en vervolgens de zwarte cartridge.
• Installeer de nieuwe inktcartridges direct nadat u de beschermende dop hebt verwijderd om te voorkomen
dat de inkt wordt blootgesteld aan lucht.
Supplies bestellen en vervangen15
3 Sluit de printer.
Papier en andere supplies bestellen
Bezoek onze website op www.lexmark.com als u supplies wilt bestellen of een leverancier bij u in de buurt wilt zoeken.
OnderdeelArtikelnummer
USB-kabel1021294
Ga naar www.lexmark.com voor meer informatie.
PapierPapierformaat
Lexmark fotopapier
Lexmark PerfectFinish fotopapier
Opmerkingen:
• De beschikbaarheid verschilt per land of regio.
• Als u foto's of andere afbeeldingen van hoge kwaliteit afdrukt, moet u Lexmark fotopapier of Lexmark PerfectFinish
fotopapier gebruiken voor de beste resultaten.
• Ga naar www.lexmark.com voor meer informatie.
• Letter
• A4
• 4 x 6 inch
• L
• Letter
• A4
• 4 x 6 inch
• L
Lexmark producten hergebruiken
U retourneert als volgt Lexmark producten voor hergebruik:
1 Bezoek onze website op www.lexmark.com/recycle.
TM
2 Zoek het producttype dat u wilt recyclen op en selecteer vervolgens uw land of regio in de lijst.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: Printersupplies en -hardware die niet zijn opgenomen in het inzamelingsprogramma van Lexmark kunt u
recyclen via uw plaatselijke recyclingcentrum. Neem contact op met uw plaatselijke recyclingcentrum voor
informatie over de artikelen die hier worden geaccepteerd.
Knoppen en menu's van het bedieningspaneel van de printer gebruiken16
Knoppen en menu's van het bedieningspaneel van
de printer gebruiken
Bedieningspaneel van de printer gebruiken
1
OptieFunctie
1Aan/uit
2Display
Opmerking: in de slaapstand is
de display uitgeschakeld.
2
• De printer in- en uitschakelen.
• Overschakelen naar de slaapmodus.
Opmerking: Als de printer is ingeschakeld, drukt u op
naar de slaapstand. Houd
schakelen.
Op de display wordt het volgende weergegeven:
• Printerstatus
• Berichten
• Menu's
34567 8
101112
drie seconden ingedrukt om de printer uit te
9
om over te schakelen
3PijltoetsenBladeren door menu-items op de display.
4Selecteren
OK
5Startpagina
6Kleur
7Zwart-wit
8Starten
• Menuopties selecteren.
• Instellingen opslaan.
Terugkeren naar het startscherm.
Overschakelen naar de kleurenmodus.
Overschakelen naar de zwart-witmodus.
Een taak starten afhankelijk van de geselecteerde modus.
Knoppen en menu's van het bedieningspaneel van de printer gebruiken17
OptieFunctie
9Annuleren
• Een afdruk-, kopieer- of scantaak annuleren.
• Huidige instellingen of foutmeldingen wissen en de vorige instellingen herstellen.
10Wi-Fi-aanduiding
11Ecomodus
De draadloze status van de printer controleren.
• Overschakelen naar de slaapstand als de printer tien minuten niet wordt gebruikt.
• Verlaag de helderheid van het scherm.
12Terug
• Terugkeren naar het vorige venster.
• Een menuniveau sluiten en naar een hoger niveau gaan.
Time-out van de slaapstand wijzigen
De time-out van de slaapstand is de tijd waarna de printer overschakelt op de slaapstand, als deze niet wordt gebruikt.
De slaapstand optimaliseert energiezuinigheid door het stroomverbruik van de printer te verminderen. Selecteer de
laagste time-out voor de slaapstand als u de meeste energie wilt besparen.
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Apparaatinstelling > OK > Slapen >
OK
2 Druk op de pijl omhoog of omlaag of gebruik het toetsenblok om een time-outwaarde voor de slaapstand te
OK
selecteren en druk op
.
Papier en energie besparen
Als u het papiergebruik en de hoeveelheid papierafval sterk wilt verminderen, activeert u dubbelzijdig afdrukken:
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Afdrukmodus instellen > OK > Dubbelzijdige kopie, zelfstandig >
2 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar Aan en druk op
OK
.
Als u de energie-efficiëntie wilt optimaliseren, verlaagt u de time-out voor de slaapstand en de helderheid van het
scherm:
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Apparaatinstelling > OK > Slapen >
OK
2 Druk op de pijl omhoog of omlaag of gebruik het toetsenblok om een time-outwaarde voor de slaapstand te
OK
selecteren en druk op
.
OK
Knoppen en menu's van het bedieningspaneel van de printer gebruiken18
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Apparaatinstelling > OK > Helderheid van scherm >
OK
4 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar Dimmen en druk op
OK
.
Opmerking: als u Dubbelzijdige kopie, zelfstandig selecteert, drukt de printer kopieer- en faxtaken,
en afdruktaken in Windows en Macintosh, af op beide zijden van het papier (dubbelzijdig), afhankelijk van het
printermodel.
Standaardfabrieksinstellingen herstellen
Als u de standaardfabrieksinstellingen herstelt, worden alle printerinstellingen verwijderd die u eerder hebt
geselecteerd.
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Fabrieksinstellingen herstellen >
2 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar Alle printerinstellingen herstellen en druk op
3 Blader met de pijl naar links of rechts naar Ja en druk op
De printer start automatisch opnieuw op nadat de fabrieksinstellingen van de printer zijn hersteld.
4 Als u wordt gevraagd de eerste instellingen voor de printer op te geven, geeft u de opties op met de knoppen op
het bedieningspaneel van de printer.
Eerste installatie voltooid wordt op de display weergegeven.
OK
OK
OK
.
.
Printersoftware gebruiken19
Printersoftware gebruiken
Minimale systeemvereisten
Voor de printersoftware is maximaal 500 MB vrije schijfruimte vereist.
Ondersteunde besturingssystemen
• Microsoft Windows 7 (SP1)
• Microsoft Windows Server 2008 (R2 SP1)
• Microsoft Windows Server 2008 (SP1)
• Microsoft Windows Server 2003 (SP2)
• Microsoft Windows Vista (SP1)
• Microsoft Windows XP (SP3)
• Macintosh Intel OS X 10.7.0 of hoger
• Macintosh Intel OS X 10.6.0 of hoger
• Macintosh Intel OS X 10.5.0 of hoger
• Macintosh Intel OS X 10.4.4 of hoger
• Macintosh PowerPC OS X 10.5.0 of hoger
• Macintosh PowerPC OS X 10.4.0 of hoger
• Ubuntu Linux 11.04, 10.10, 10.04 en 9.04 LTS
• Red Hat Enterprise Linux WS 6, WS 5 en WS 4
• Red Flag Linux Desktop 6.0
• SUSE Linux Enterprise Server 11 en 10
*
*
• SUSE Linux Enterprise Desktop 11 en 10
• Linux openSUSE 11.4, 11.3 en 11.2
• Linpus Linux Desktop 9.6
• Fedora 14
*
*
• Debian GNU/Linux 6.0 en 5.0
• Mint 10 en 9
• PCLinux OS 2010
*
Het printerstuurprogramma voor dit besturingssysteem is alleen beschikbaar op http://support.lexmark.com.
*
*
*
*
*
*
*
Printersoftware voor Windows gebruiken
Software geïnstalleerd tijdens printerinstallatie
Als u de printer hebt ingesteld met de cd met installatiesoftware, is alle benodigde software geïnstalleerd. U hebt
mogelijk enkele aanvullende programma's geïnstalleerd. In de volgende tabel vindt u een overzicht van de verschillende
programma's en wat u hiermee kunt doen.
Printersoftware gebruiken20
Als u deze extra programma's niet hebt geïnstalleerd tijdens de eerste installatie, plaatst u de cd met installatiesoftware
opnieuw in de computer, voert u de installatiesoftware uit en klikt u op Geavanceerde opties > Extra software
installeren.
Printersoftware
OnderdeelFunctie
TM
Lexmark
(wordt de printerstartpagina
genoemd)
printerstartpagina
• Toepassingen of programma's starten.
• Foto of document scannen of e-mailen.
• Gescande documenten bewerken.
• Documenten scannen naar PDF.
• Instellingen aanpassen voor de printer.
• Supplies bestellen.
• Inktcartridges onderhouden.
• De printer registreren.
• Contact opnemen met technische ondersteuning.
• Open de Gebruikershandleiding.
Lexmark Telefoon
(wordt Telefoonboek
genoemd)
Abbyy Sprint OCRDocumenten scannen en tekst produceren die u kunt bewerken in een tekstverwerkingspro-
PrinterconfiguratieFax- en e-mailinstellingen van de printer configureren.
Hulpprogramma voor statusberichten
Statusbeheerprogramma
Uw faxcontacten beheren.
gramma.
• Draadloze printer installeren op een draadloos netwerk.
• Huidige draadloze instellingen voor de printer wijzigen.
Opmerking: dit programma wordt automatisch geïnstalleerd met de printersoftware als de
printer over draadloze functies beschikt.
Toegang tot uw favoriete instellingen in Microsoft Office 2007.
Meer informatie over de afdrukproblemen die u tegenkomt.
• De status van de printersupplies controleren.
• Online supplies bestellen.
ProductupdatesAutomatische meldingen ontvangen van updates voor de printersoftware als er nieuwe updates
beschikbaar zijn.
Printersoftware gebruiken21
OnderdeelFunctie
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
Opmerking: afhankelijk van de functies van de printer die u gebruikt, zijn sommige programma's of sommige
functies van deze programma's wellicht niet aanwezig.
Wanneer u een document hebt geopend en Bestand > Afdrukken > Eigenschappen kiest, wordt
het dialoogvenster Voorkeursinstellingen voor afdrukken weergegeven. In dit dialoogvenster kunt
u opties voor de afdruktaak selecteren, zoals de volgende opties:
• Het aantal exemplaren opgeven dat moet worden afgedrukt.
• Dubbelzijdige kopieën afdrukken.
• De papiersoort selecteren.
• Een nieuw watermerk toevoegen.
• Afbeelding verbeteren.
• Instellingen opslaan.
Opmerking: Voorkeursinstellingen voor afdrukken wordt automatisch geïnstalleerd met de
printersoftware.
Macintosh-printersoftware gebruiken
Het afdrukdialoogvenster annuleren.
Gebruik het afdrukdialoogvenster om afdrukinstellingen aan te passen en afdruktaken te plannen.
Open het gewenste document of de gewenste foto en klik op Archief > Druk af.
Toepassing starten
1 Blader in de Finder naar:
Programma's > selecteer de printermap
2 Dubbelklik op de toepassing die u wilt gebruiken.
4 Selecteer uw printer op de website en download het stuurprogramma.
5 Installeer aanvullende of optionele software.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Blader in de Finder naar:
Programma's > selecteer de printermap > Webkoppelingen > Software-updates van Lexmark
2 Selecteer uw printer op de website en download het stuurprogramma.
3 Installeer aanvullende of optionele software.
Printersoftware gebruiken23
Printersoftware bijwerken
Voor Windows-gebruikers
1 Klik op of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
3 Selecteer de printer en klik vervolgens op Productupdates.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Blader in de Finder naar:
Programma's > selecteer de printermap > Webkoppelingen > Software-updates van Lexmark
2 Selecteer uw printer op de website en download het stuurprogramma.
PCL- en PS-stuurprogramma's downloaden (alleen Windows)
Universele printerstuurprogramma's (PCL 5-emulatie, PCL XL-emulatie en PS-emulatie) kunnen worden gedownload
van onze website. U moet naar uw printermodel zoeken om de compatibele stuurprogramma's weer te geven.
Printersoftware opnieuw installeren
Als u de printer hebt ingesteld met de cd met installatiesoftware, is alle benodigde software geïnstalleerd. Als u
problemen hebt ondervonden tijdens de installatie of als de printer wordt niet weergegeven in de map Printers of als
printeroptie bij het verzenden van een afdruktaak, kunt u de printersoftware verwijderen en opnieuw installeren.
Printersoftware verwijderen
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
3 Klik op het verwijderprogramma.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm.
5 Als het verwijderen is voltooid, moet u de computer opnieuw opstarten.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Sluit alle geopende toepassingen.
2 Blader in de Finder naar:
Programma's > selecteer de printermap
Printersoftware gebruiken24
3 Dubbelklik op Verwijder.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Printersoftware installeren
Opmerking: als u de printersoftware eerder hebt geïnstalleerd op deze computer en de software opnieuw moet
installeren, moet u de huidige software eerst verwijderen.
Voor Windows-gebruikers
1
Sluit alle geopende programma's.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, start u de cd handmatig:
a Klik op of Start en vervolgens op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het vak Zoekopdracht starten of Uitvoeren, waarbij D de letter van uw cd- of dvd-
station is.
c Druk op Enter of klik op OK.
3 Klik op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
Voor Macintosh-gebruikers
Opmerking: als u optimaal wilt profiteren van uw printer, selecteert u de optie voor aangepaste installatie en
selecteert u vervolgens alle pakketten die worden weergegeven.
1 Sluit alle geopende toepassingen.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, klikt u op het cd-pictogram op het bureaublad.
3 Dubbelklik op het pakket van het software-installatieprogramma en volg de aanwijzingen op het scherm.
Internet gebruiken
1
Ga naar de website van Lexmark op http://support.lexmark.com.
3 Download het stuurprogramma en installeer de printersoftware.
1
2
Papier en originele documenten in de printer plaatsen25
Papier en originele documenten in de printer
plaatsen
Papier in de printer plaatsen
1 Buig de vellen enkele malen om de vellen los te maken.
Vouw of kreuk het papier niet. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
2 Open de papierbaanbeschermer.
3 Plaats het papier in het midden van de papiersteun.
Opmerking: Gebruik de aanduidingen op de papiersteun als u kleinere papierformaten plaatst.
4 Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier.
Opmerking: Duw het papier niet te ver in de printer. Het papier moet vlak in de papiersteun liggen en de randen
moeten langs beide papiergeleiders liggen.
1
2
Papier en originele documenten in de printer plaatsen26
5 Sluit de papierbaanbeschermer.
6 Selecteer of controleer de papierinstellingen op het bedieningspaneel van de printer.
Richtlijnen voor papier en special afdrukmateriaal
MaximumaantalAandachtspunten
100 vellen normaal papier
25 vellen extra zwaar, mat papier
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven.
• Het briefhoofdpapier wordt met de afdrukzijde naar boven en met de bovenkant
naar voren in de printer ingevoerd.
• De afdrukzijde van het papier is naar boven gericht.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven.
Opmerking: de modus Concept is beschikbaar, maar wordt niet aanbevolen voor
gebruik met duur papier zoals extra, zwaar mat papier, etiketten, fotokaarten en
glossy papier.
2
1
1
2
2
1
Papier en originele documenten in de printer plaatsen27
MaximumaantalAandachtspunten
10 enveloppen
25 vellen met etiketten
• De afdrukzijde van de envelop is naar boven en met de flap naar links gericht.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de enveloppen geschoven.
• U hebt de enveloppen in het midden van de papiersteun geplaatst.
• Het juiste envelopformaat is geselecteerd. Selecteer het eerstvolgende grotere
formaat als het juiste envelopformaat niet beschikbaar is.
• U drukt de enveloppen met de liggende afdrukstand af.
Let op—Kans op beschadiging: gebruik geen enveloppen met sluitkoordjes en
metalen klemmetjes of sluitingen.
Opmerkingen:
– Plaats geen enveloppen met gaten, perforaties, uitsparingen of reliëf.
– Gebruik geen enveloppen met naar boven gevouwen plakranden.
• De afdrukzijde van het etiket is naar boven gericht.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven.
Opmerking: de modus Concept is beschikbaar, maar wordt niet aanbevolen voor
gebruik met duur papier zoals extra, zwaar mat papier, etiketten, fotokaarten en
glossy papier.
25 wenskaarten, indexkaarten, briefkaarten
of fotokaarten
• De afdrukzijde van het kaart is naar boven gericht.
• U plaatst het fotopapier in het midden van de lade.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de kaarten geschoven.
Opmerkingen:
– voor optimale resultaten moet u de foto's ten minste 24 uur laten drogen
voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
– de modus Concept is beschikbaar, maar wordt niet aanbevolen voor gebruik
met duur papier zoals extra, zwaar mat papier, etiketten, fotokaarten en
glossy papier.
Papier en originele documenten in de printer plaatsen28
MaximumaantalAandachtspunten
25 vellen glossy of fotopapier
10 opstrijktransfer
50 transparanten
• Het papier is met de glanzende zijde of afdrukzijde naar boven geplaatst.
Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet
welke zijde de afdrukzijde is.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven.
• Raak de glanzende zijde van het onbedrukte papier niet aan om krassen en
vingerafdrukken te voorkomen die vlekken of vegen op de afdrukken kunnen
veroorzaken en de kwaliteit van de afdrukken kunnen verlagen.
Opmerkingen:
– voor optimale resultaten moet u de foto's ten minste 24 uur laten drogen
voordat u ze op elkaar stapelt, laat zien of opbergt.
– de modus Concept is beschikbaar, maar wordt niet aanbevolen voor gebruik
met duur papier zoals extra, zwaar mat papier, etiketten, fotokaarten en
glossy papier.
• U hebt de instructies op de verpakking voor het plaatsen van opstrijktransfers
gevolgd.
• De afdrukzijde van de opstrijktransfer is naar boven gericht.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de opstrijktransfers geschoven.
Opmerking: voor optimale resultaten kunt u het beste één transfer per keer in de
printer plaatsen.
• De ruwe zijde van de transparanten is naar boven geplaatst.
• De papiergeleiders zijn tegen de randen van de transparanten geschoven.
• U hebt de achtervellen van de transparanten verwijderd voordat u deze in de
printer plaatst.
• U gebruikt transparanten van het formaat A4 of Letter.
• Als de transparanten een verwijderbare strip hebben, plaatst u de transparanten
met de strip naar boven gericht.
Opmerking: Transparanten moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen en laat ze drogen voor u ze stapelt of
opbergt. Zo voorkomt u dat de inkt gaat vlekken.
Papierinstellingen opslaan
U kunt de instellingen voor uw afdruk- en kopieertaken afstemmen op het formaat en de soort van het papier dat u in
de printer hebt geplaatst.
1 Druk op het bedieningspaneel van de printer op .
2 Pas de instellingen naar wens aan:
• Als u het papierformaat wilt instellen, bladert u naar:
OK
Instellen >
standaardpapierformaat >
• Als u de papiersoort wilt instellen, bladert u naar:
Instellen >
standaardpapiersoort >
> Papierinstellingen > OK > Papierformaat > OK > selecteer het
OK
OK
> Papierinstellingen > OK > Papiersoort > OK > selecteer de
OK
Papier en originele documenten in de printer plaatsen29
Originele documenten op de glasplaat plaatsen
1 Open de scannerklep en plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Sluit de scannerklep.
Afdrukken30
Afdrukken
Tips voor afdrukken
• Gebruikt het juiste papier voor uw afdruktaak.
• Selecteer een hogere afdrukkwaliteit voor betere afdrukken.
• Controleer of de inktcartridges voldoende inkt bevatten
• Verwijder elk vel zodra het is afgedrukt als u foto's afdrukt of speciaal papier gebruikt.
• Raak de vergrendeling van de duplexeenheid niet aan tijdens het afdrukken.
Standaarddocumenten afdrukken
Documenten afdrukken
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Selecteer de afdrukkwaliteit, het aantal af te drukken exemplaren en de soort papier waarop u wilt afdrukken. Geef
ook op hoe u wilt dat de pagina's worden afgedrukt.
4 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
5 Klik op OK of Afdrukken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open het gewenste bestand en klik op Archief > Pagina-instelling.
2 Stel in het dialoogvenster Pagina-instelling de printer, het papierformaat en de afdrukstand in.
3 Klik op OK.
4 Selecteer in de menubalk Archief > Druk af.
5 Kies uw printer in de printerlijst of het voorgrondmenu met printers.
6 Kies in het voorgrondmenu met afdrukopties de afdrukkwaliteit, het aantal af te drukken exemplaren en de soort
papier waarop u wilt afdrukken. Geef ook op hoe u wilt dat de pagina's worden afgedrukt.
7 Klik op Druk af.
Afdrukken31
Afgedrukte exemplaren sorteren
Als u meerdere exemplaren van een document afdrukt, kunt u ervoor kiezen om elk exemplaar als een set (gesorteerd)
af te drukken of de exemplaren af te drukken als groepen van dezelfde pagina's (niet gesorteerd).
GesorteerdNiet gesorteerd
Opmerkingen:
• De optie Sorteren is alleen beschikbaar als u meerdere exemplaren afdrukt.
• Verwijder de afzonderlijke foto's zodra ze uit de printer komen en laat de foto's drogen voordat u ze op elkaar
legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de foto's.
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
Tabblad Indeling > gedeelte Exemplaren
4 Geef het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken en kies Sorteren.
5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
6 Klik op OK of Afdrukken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open het gewenste bestand en klik op Archief > Pagina-instelling.
2 Stel in het dialoogvenster Pagina-instelling de printer, het papierformaat en de afdrukstand in.
3 Klik op OK.
4 Selecteer in de menubalk Archief > Druk af.
5 Kies uw printer in de printerlijst of het voorgrondmenu met printers.
6 Geef het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken op in het gedeelte Exemplaren en selecteer Gesorteerd.
7 Klik op Druk af.
Afdrukvolgorde van pagina's aanpassen
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
Tabblad Indeling gedeelte > Exemplaren
Afdrukken32
4 Schakel het selectievakje Omgekeerde paginavolgorde in als u de huidige paginavolgorde wilt wijzigen.
5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
6 Klik op OK of Afdrukken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open een bestand en klik op Archief > Pagina-instelling.
2 Stel in het dialoogvenster Pagina-instelling de printer, het papierformaat en de afdrukstand in.
3 Klik op OK.
4 Selecteer in de menubalk Archief > Druk af.
5 Kies uw printer in de printerlijst of het voorgrondmenu met printers.
6 Selecteer Papierafhandeling in het menu met afdrukopties.
7 Selecteer een paginavolgorde in het voorgrondmenu Paginavolgorde:
• Selecteer Normaal om de eerste pagina als eerste af te drukken.
• Selecteer Omgekeerde als u de laatste pagina als eerste wilt afdrukken.
8 Klik op Druk af.
Meerdere pagina's afdrukken op één vel
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
tabblad Indeling > gedeelte Pagina-indelingen > selecteer Meerdere pagina's per zijde (N per vel)
4 Selecteer hoeveel paginabeelden op elke zijde moeten worden afgedrukt.
5 Pas de overige instellingen indien nodig aan.
6 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
7 Klik op OK of Afdrukken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open het gewenste bestand en klik op Archief > Pagina-instelling.
2 Stel in het dialoogvenster Pagina-instelling de printer, het papierformaat en de afdrukstand in.
3 Klik op OK.
4 Selecteer in de menubalk Archief > Druk af.
5 Kies uw printer in de printerlijst of het voorgrondmenu met printers.
6 Selecteer Lay-out in het voorgrondmenu met afdrukopties.
7 Geef in het voorgrondmenu Pagina's per vel het aantal pagina's op dat op één vel papier moet worden afgedrukt.
Afdrukken33
8 Pas de overige instellingen indien nodig aan.
9 Klik op Afdrukken.
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
Enveloppen afdrukken
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
tabblad Papier/afwerking > Lijst Papierformaat > selecteer uw envelopformaat
Als er geen formaat is dat overeenkomt met het formaat van de envelop, klikt u op Beheer aangepaste formaten
en stelt u een aangepast formaat in.
4 Ga naar:
Lijst Papiersoort > selecteer Envelop
5 Ga naar:
Tabblad Indeling > gedeelte Afdrukstand > selecteer een afdrukstand
6 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
7 Klik op OK of Afdrukken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open het gewenste bestand en klik op Archief > Pagina-instelling.
2 Selecteer de printer in het voorgrondmenu Stel in voor.
3 Kies in het voorgrondmenu Papierformaat het formaat van de enveloppen in de printer.
Stel een aangepast envelopformaat in als er geen passend envelopformaat is.
4 Selecteer een richting en klik op OK.
5 Selecteer in de menubalk Archief > Druk af.
6 Kies uw printer in de printerlijst of het voorgrondmenu met printers.
7 Klik op Druk af.
Opmerkingen:
• Voor de meeste enveloppen wordt de afdrukstand Liggend gebruikt.
• Zorg dat u in de toepassing dezelfde afdrukstand hebt geselecteerd.
Afdrukken34
Afdrukken op etiketten
Opmerkingen:
• Zorg dat de bovenkant van het etiketvel als eerste in de printer wordt ingevoerd.
• Zorg dat er een marge van minimaal 1 mm tussen de plakrand en de rand van het etiketvel zit.
• Controleer of de papiergeleider of papiergeleiders tegen de zijkanten van het papier zijn geplaatst.
• Gebruik volledige etiketvellen. Bij gedeeltelijke vellen (met ontbrekende etiketten) kunnen de etiketten tijdens
het afdrukken losraken, waardoor het papier kan vastlopen.
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
Controleer of het flashstation bestanden bevat die worden ondersteund door de printer. Zie “Ondersteunde
bestandstypen” op pagina 35 voor meer informatie.
1 Plaats een flash-station in de USB-poort.
E
V
I
R
D
H
S
A
L
F
Opmerkingen:
• Het flashstation gebruikt de poort die ook wordt gebruikt voor de kabel van een PictBridge-camera.
• Mogelijk moet u een adapter gebruiken als het flashstation niet in de poort past.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels, netwerkadapter, de aansluiting,
geheugenkaart of de aangegeven gedeelten van de printer niet aan terwijl er wordt
afgedrukt vanaf, gelezen van of geschreven naar het opslagapparaat. Er kunnen
anders gegevens verloren gaan.
2 Volg de aanwijzingen of selecteer een van de beschikbare opties op de display van de printer.
Opmerking: Als de printer het opslagapparaat niet herkent, verwijdert u het apparaat en plaatst u het weer
terug in de printer.
Foto's afdrukken vanaf een flashstation
1 Plaats fotopapier in de printer.
2 Plaats een flashstation of sluit een digitale camera aan die is ingesteld voor massaopslag.
3 Druk op de pijl omhoog of omlaag om een instelling voor het afdrukken van foto's te selecteren en druk op
• Selecteren en afdrukken: hiermee kunt u een indeling, het aantal foto's per pagina, papierinstellingen,
het fotoformaat en de fotokwaliteit selecteren en afbeeldingen verscherpen.
• Foto's afdrukken: hiermee kunt u alle foto's of geselecteerde foto's binnen een fotobereik afdrukken en
foto's afdrukken met voorgedefinieerde sjablonen voor fotoformaat.
OK
.
Afdrukken37
4 Als u de afdrukinstellingen wilt aanpassen, bladert u met de pijl omhoog of omlaag naar de gewenste optie en drukt
OK
u op de pijl naar links of rechts om de gewenste instelling op te geven. Druk zo nodig op
maken.
om een selectie te
5 Druk op .
Opmerking: voor de beste resultaten laat u de afdrukken ten minste 24 uur drogen voordat u ze op elkaar
stapelt, laat zien of opbergt.
Foto's afdrukken vanaf een digitale PictBridge-camera
PictBridge is een technologie die wordt gebruikt in de meeste digitale camera's. Hiermee kunt u rechtstreeks vanaf de
digitale camera afdrukken zonder dat u een computer nodig hebt.
1 Sluit één uiteinde van de USB-kabel aan op de camera.
Opmerking: gebruik alleen de USB-kabel die bij de camera is geleverd.
2 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de PictBridge-poort op de voorkant van de printer.
Opmerkingen:
• Controleer of de digitale camera is ingesteld op de juiste USB-modus. Als de USB-selectie op de camera
onjuist is, wordt de camera gedetecteerd als een flashstation of wordt een foutbericht weergegeven op het
bedieningspaneel van de printer. Raadpleeg de documentatie bij de camera voor meer informatie.
• De printer leest per keer slechts één geheugenapparaat.
Let op—Kans op beschadiging: Raak een blootliggende aansluiting, het opslagapparaat of de aangegeven gedeelten van de printer niet aan terwijl er wordt afgedrukt
vanaf, gelezen van of geschreven naar het opslagapparaat. Er kunnen anders
gegevens verloren gaan.
3 Als de PictBridge-verbinding tot stand is gebracht, wordt het volgende bericht op de display weergegeven:
Gebruik PictBridge-apparaat om foto's te selecteren en af te drukken. Kies OK
om standaardafdrukinstellingen te selecteren.
Afdrukken38
4 Als u de standaardafdrukinstellingen wilt wijzigen:
a Druk op
OK
om het menu PictBridge te openen.
b Selecteer met de pijltoetsen de papierbron, de papierinstellingen, het fotoformaat, het aantal foto's per pagina
OK
en de afdrukkwaliteit. Tevens kunt u de kwaliteit van afbeeldingen verbeteren. Druk op
een keuze hebt gemaakt.
Opmerking: de printer gebruikt de standaardafdrukinstellingen tenzij u de afdrukinstellingen wijzigt met de
camera.
elke keer nadat u
5 Raadpleeg de documentatie bij de camera om te beginnen met afdrukken.
Opmerking: als u USB-kabel van de PictBridge-camera aansluit terwijl de printer een andere taak uitvoert, wacht u
tot de taak is voltooid voordat u afdrukt vanaf de camera.
Op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig
afdrukken)
Automatisch op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken)
Opmerkingen:
• De eenheid voor automatisch dubbelzijdig afdrukken ondersteunt papier van het formaat A4 en Letter. De
eenheid ondersteunt ook normaal papier geschikt voor ColorLok en normaal, premium normaal, zwaar normaal
en briefhoofdpapier.
• Verwijder de pagina niet voordat deze volledig is afgedrukt.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de vergrendeling van de duplexeenheid niet aan tijdens het afdrukken.
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
tabblad Indeling > gedeelte Afdrukken op beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) > Afdrukken op beide zijden
• Klik op Lange zijde voor afdruktaken waarvan de pagina's worden ingebonden aan de lange zijde van de pagina's.
• Klik op Korte zijde voor afdruktaken waarvan de pagina's worden ingebonden aan de korte zijde van de pagina.
4 Klik op de tab Papier/afwerking en selecteer een ondersteund papierformaat.
5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
6 Klik op OK of Afdrukken.
Als u enkelzijdig afdrukken weer wilt instellen, herhaalt u stap 1 en 2 en gaat u naar:
tabblad Indeling > gedeelte Afdrukken op beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) > Afdrukken op één zijde
Afdrukken39
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open een bestand en klik op Archief > Pagina-instelling.
2 Stel in het dialoogvenster Pagina-instelling de printer, het papierformaat en de afdrukstand in.
3 Klik op OK.
4 Selecteer in de menubalk Archief > Druk af.
5 Kies uw printer in de printerlijst of het voorgrondmenu met printers.
6 Selecteer Kwaliteit & media in het voorgrondmenu met afdrukopties.
7 Kies een ondersteunde papiersoort in het voorgrondmenu Papiersoort.
8 Selecteer Lay-out in het voorgrondmenu met afdrukopties.
9 Selecteer Inbinden aan lange zijde of Inbinden aan korte zijde in het menu Dubbelzijdig.
• Voor Inbinden aan lange zijde worden pagina's ingebonden langs de lange zijde van de pagina (linkerrand voor
staand, bovenrand voor liggend).
StaandLiggend
2
1
1
2
• Voor Inbinden aan korte zijde worden pagina's ingebonden langs de korte zijde van de pagina (bovenrand voor
staand, linkerrand voor liggend).
StaandLiggend
10 Klik op Afdrukken.
Droogtijd voor dubbelzijdig afdrukken instellen
Bedieningspaneel gebruiken
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Afdrukmodus instellen > OK > Droogtijd voor pagina's >
2 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar de gewenste instelling voor droogtijd en druk op
Opmerking: De droogtijd verschilt afhankelijk van de afdrukkwaliteit die is geselecteerd voor de afdruktaak.
Selecteer Langer om de droogtijd voor de afdrukken te verlengen.
OK
OK
.
Afdrukken40
Printersoftware gebruiken
Voor Windows-gebruikers
1 Klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
Tabblad Indeling > gedeelte Afdrukken op beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) > selecteer een instelling voor
droogtijd
Opmerking: bij hoge luchtvochtigheid, of als de normale droogtijd niet lang genoeg is om de inkt volledig te
laten drogen, kunt u het beste de optie Langer gebruiken.
4 Klik op OK.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen > selecteer uw printer
2 Ga naar:
Open afdrukwachtrij > Printerinstelling > tabblad Stuurprogramma
of
Printerinstelling > Installeerbare opties
3 Kies een instelling in het voorgrondmenu Droogtijd voor dubbelzijdig afdrukken.
Opmerking: bij hoge luchtvochtigheid, of als de normale droogtijd niet lang genoeg is om de inkt volledig telaten drogen, kunt u het beste de optie Langer gebruiken.
4 Klik op OK of Wijzigingen toepassen.
Afdruktaken beheren
Afdrukwachtrij voor uw printer zoeken
Een afdrukwachtrij stelt de printer voor die is aangesloten op uw computer. De naam van de printerwachtrij is meestal
het printermodel of de naam die aan de printer is toegewezen bij het installeren of toevoegen van de printer.
Opmerking: Er wordt mogelijk verschillende afdrukwachtrijen weergegeven in de lijst afhankelijk van de aansluiting
van de printer (USB, Ethernet, draadloos). Zorg ervoor dat u weet hoe de printer is aangesloten op de computer om
de juiste afdrukwachtrij te selecteren.
Voor Windows-gebruikers
1
Open de printermap.
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
2 Ga naar de afdrukwachtrij voor uw printer (netwerk of USB).
Afdrukken41
3 Als de afdrukwachtrij niet in de lijst voorkomt, moet u een nieuwe afdrukwachtrij maken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen > de afdrukwachtrij voor uw printer
2 Als de afdrukwachtrij niet in de lijst voorkomt, moet u een nieuwe afdrukwachtrij maken.
Afdrukwachtrij maken
Voor Windows-gebruikers
1 Klik op Printer toevoegen in het gedeelte voor afdruktaken.
2 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Raadpleeg de documentatie bij uw besturingssysteem voor meer informatie.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Klik in het gedeelte Afdrukken en faxen op +.
2 Klik zo nodig op het tabblad Standaard of Standaardbrowser.
3 Selecteer uw printer in de lijst.
Opmerking: Printers die zijn aangesloten op het netwerk of lokaal zijn aangesloten via een USB-kabel, kunnen
dezelfde standaardprinternaam hebben. Geef in het veld Naam zo nodig een andere printernaam op.
4 Klik op Toevoegen.
Stel de printer in als standaardprinter
De printer moet automatisch worden geselecteerd in het dialoogvens ter Afdrukken wanneer u een afdru ktaak verzendt.
Als u de printer handmatig moet selecteren, is het niet de standaardprinter.
De standaardprinter instellen:
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start en vervolgens op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
De map Printers wordt geopend.
4 Klik met de rechtermuisknop op de printer en kies Als standaardprinter instellen.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen
2 Selecteer de printer in het voorgrondmenu Standaardprinter of selecteer de printer en klik op Maak standaard.
Afdrukken42
Standaardafdrukmodus wijzigen
Als u inkt wilt besparen, kunt u voor alle afdruktaken de standaardafdrukmodus wijzigen in Concept of Snel afdrukken.
In deze modus wordt minder inkt gebruikt en de modus is ideaal voor het afdrukken van documenten met alleen tekst.
Als u een andere afdrukmodus wilt instellen om foto's of andere documenten van hoge kwaliteit af te drukken, kunt u
een andere modus selecteren in het dialoogvenster Afdrukken voordat u de afdruktaak verzendt.
Voor Windows-gebruikers
1
Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
Tabblad Kwaliteit > selecteer een afdrukkwaliteit > OK
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open een document en klik op Archief > Druk af.
2 Kies uw printer in het voorgrondmenu met printers.
3 Selecteer Kwaliteit & media in het voorgrondmenu met afdrukopties.
4 Kies een afdrukkwaliteit in het voorgrondmenu Afdrukkwaliteit.
5 Klik op OK.
Afdruktaken onderbreken
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start en vervolgens op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
De map Printers wordt geopend.
4 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Openen of Afdruktaken weergeven.
5 Onderbreek de afdruktaak:
• Als u een bepaalde afdruktaak wilt onderbreken, klikt u met de rechtermuisknop op de documentnaam en klikt
u op Pauze.
• Als u alle afdruktaken in de wachtrij wilt onderbreken, klikt u op Printer en schakelt u de optie Afdrukken
onderbreken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Klik op het printerpictogram in het Dock.
Het wachtrijvenster wordt weergegeven.
2 Onderbreek de afdruktaak:
• Als u een bepaalde afdruktaak wilt onderbreken, selecteert u de documentnaam en klikt u op Stel uit.
• Als u alle afdruktaken in de afdrukwachtrij wilt onderbreken, klikt u op Stop printer of Stop taken.
Afdrukken43
Afdruktaken hervatten
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start en vervolgens op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
De map Printers wordt geopend.
4 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Openen of Afdruktaken weergeven.
5 Hervat de afdruktaak:
• Als u een bepaalde afdruktaak wilt hervatten, klikt met de rechtermuisknop op de documentnaam en kiest u
Doorgaan of Opnieuw starten.
• Als u alle afdruktaken in de wachtrij wilt hervatten, klikt u op Printer en schakelt u de optie Afdrukken
onderbreken uit.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen > selecteer de printer
2 Klik op Open afdrukwachtrij of Printerconfiguratie.
Het wachtrijvenster wordt weergegeven.
3 Hervat de afdruktaak:
• Als u een bepaalde afdruktaak wilt hervatten, selecteert u de documentnaam en klikt u op Hervat.
• Als u alle afdruktaken in de afdrukwachtrij wilt hervatten, klikt u op Hervat printer of Start taken.
Afdruktaken annuleren
Druk op om een afdruktaak te annuleren vanaf het bedieningspaneel van de printer. U annuleert als volgt een
afdruktaak vanaf de computer:
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start en vervolgens op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
De map Printers wordt geopend.
4 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Openen of Afdruktaken weergeven.
5 De afdruktaak annuleren:
• Als u een bepaalde afdruktaak wilt annuleren, klikt u met de rechtermuisknop op de documentnaam en kiest
u Annuleren.
• Als u alle afdruktaken in de wachtrij wilt annuleren, klikt u op Printer > Alle documenten annuleren.
Afdrukken44
Voor Macintosh-gebruikers
1
Klik op het printerpictogram in het Dock.
Het wachtrijvenster wordt weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren en klik op Verwijderen.
Afdrukken vanaf een mobiel apparaat
Wat is LexPrint?
LexPrint is een gratis toepassing waarmee u eenvoudig foto's kunt afdrukken vanaf uw iPad, iPhone of iPod touch met
een Lexmark printer die is verbonden met hetzelfde draadloze netwerk. U kunt met deze toepassing webpagina's en
foto's uit een fotoalbum afdrukken of foto's die u onlangs hebt gemaakt met de camera van uw mobiele telefoon,
afhankelijk van de functies van de telefoon. U kunt de afdrukinstellingen ook aanpassen vanaf uw mobiele apparaat.
Afhankelijk van het model van uw Lexmark printer moet u mogelijk LexPrint Listener downloaden op onze website op
www.lexmark.com/lexprint.
Ondersteunde printers
Met LexPrint kunnen mobiele apparaten communiceren met Lexmark printers op hetzelfde netwerk.
• Voor bepaalde printermodellen die Direct Image en Zeroconf of Bonjour ondersteunen, kunt u rechtstreeks
afdrukken vanaf uw mobiele apparaat zonder LexPrint Listener te gebruiken. Bezoek www.lexmark.com/lexprint
om te controleren of uw printer deze functies ondersteunt.
• Voor andere Lexmark printers kunt u vanaf uw mobiele apparaat afdruktaken naar de printer verzenden als de
printersoftware en LexPrint Listener zijn geïnstalleerd op de computer waarop de printer is aangesloten.
Opmerking: De toepassing die Rendezvous werd genoemd in Mac OS X 10.2, wordt nu Bonjour genoemd door Apple
Inc.
Kopiëren45
Kopiëren
Glasplaat
Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden bij de plaatsingaanduiding.
Opmerking: de ADI (automatische documentinvoer) is alleen beschikbaar voor bepaalde printermodellen.
Tips voor kopiëren
• Plaats het originele document of de originele foto met de bedrukte zijde omlaag op de plaatsingsaanduiding van
de glasplaat. U kunt briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI plaatsen.
• Sluit de scanklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding.
• Controleer of de papieruitvoerlade volledig is uitgetrokken.
• Als het document dat u wilt kopiëren, is geplaatst met de gewenste instellingen, drukt u op om te beginnen met
kopiëren.
Kopiëren
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Exemplaren
4 Druk op de pijl naar links of rechts om het aantal exemplaren te selecteren.
5 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar gewenste optie in het menuscherm Kopiëren en druk op de pijl naar links
OK
of rechts om de gewenste instelling op te geven. Druk zo nodig op
om een selectie te maken.
Kopiëren46
6 Selecteer de kopieermodus:
• Druk op om over te schakelen naar de kleurenmodus.
• Druk op om over te schakelen naar de zwart-witmodus.
Als u afdrukt in kleur of alleen met zwart, gaat het lampje bij uw keuze branden.
7 Druk op .
Opmerking: de geselecteerde kopieerinstellingen worden teruggezet op de standaardinstellingen als de printer twee
minuten inactief is.
Identiteitskaart kopiëren
1 Plaats normaal A4- of Letter-papier in de printer.
2 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Kopie identiteitskaart
3 Druk op en plaats de identiteitskaart met de voorkant naar beneden op de plaatsingsaanduiding van de glasplaat.
4 Druk op .
5 Blader met de pijl naar links of rechts naar Ja en druk vervolgens op
van de identiteitskaart wilt kopiëren.
OK
als u wordt gevraagd of u de achterkant
6 Plaats de achterkant van de identiteitskaart met de bedrukte zijde naar beneden op de plaatsingsaanduiding van
de glasplaat en druk op
.
Afbeeldingen vergroten of verkleinen
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Schalen
4 Blader met de pijl naar links of rechts naar de gewenste schaalinstelling.
Opmerkingen:
• Als u Aangepast % selecteert, drukt u op
percentage selecteren. Druk op
OK
• Als u Zonder rand selecteert, verkleint of vergroot de printer het document of de foto om een kopie zonder
rand af te drukken op het papierformaat dat u hebt geselecteerd. Voor optimale resultaten met deze
instelling moet u fotopapier gebruiken en de papiersoort instellen op Foto.
• Als u Passend op pagina selecteert, wordt de schaal van het document of de foto proportioneel aangepast
aan het formaat van de pagina.
OK
en vervolgens op de pijl naar links of rechts om een aangepast
om de instelling op te slaan.
5 Druk op .
Kopiëren47
Kopieerkwaliteit aanpassen
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Kwaliteit
4 Druk op de pijl naar links of rechts om de kopieerkwaliteit in te stellen.
5 Druk op .
Kopieën lichter of donkerder maken
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Intensiteit
4 Druk op de pijl naar links of rechts om de juiste intensiteit voor uw afdrukken in te stellen.
• Druk op de pijl naar links om de kopie lichter te maken.
• Druk op de pijl naar rechts om de kopie donkerder te maken.
5 Druk op .
Exemplaren sorteren met het bedieningspaneel van de printer
Als u meerdere exemplaren van een document afdrukt, kunt u ervoor kiezen om elk exemplaar als een set (gesorteerd)
af te drukken of de exemplaren af te drukken als groepen van dezelfde pagina's (niet gesorteerd).
GesorteerdNiet gesorteerd
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Exemplaren
4 Druk op de pijl naar links of rechts om het aantal exemplaren te selecteren.
5 Druk op de pijl omhoog of omlaag tot Sorteren wordt weergegeven.
6 Blader met de pijl naar links of rechts naar Aan en druk op .
Kopiëren48
Scheidingsvellen invoegen tussen exemplaren
Een scheidingsvel is een vel papier dat op basis van de geselecteerde instelling tussen pagina's, exemplaren of taken
wordt geplaatst. Deze functie is handig wanneer u afdrukt op transparanten.
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Scheidingsvellen
Opmerking: Sorteren moet zijn ingeschakeld om scheidingsvellen tussen exemplaren te kunnen invoegen. Als
Sorteren is uitgeschakeld, worden de scheidingsvellen aan het eind van de afdruktaak ingevoegd.
4 Druk op de pijl naar links of rechts om een instelling voor scheidingsvellen te selecteren en druk op .
Meerdere pagina's kopiëren op één vel
U kunt meerdere pagina's kopiëren op één vel door kleinere afbeeldingen van elke pagina af te drukken. U kunt
bijvoorbeeld een document met twintig pagina's verkleinen tot vijf pagina's als u deze instelling gebruikt om vier
paginabeelden per vel af te drukken.
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Pagina's per zijde
4 Druk op de pijl naar links of rechts om het aantal pagina's dat op een vel papier moet worden afgedrukt te selecteren
en de afdrukstand van de pagina's in te stellen. U kunt maximaal vier pagina's afdrukken op één vel papier.
5 Druk op .
Een overlay-bericht boven aan elke pagina afdrukken
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Overlay
4 Blader met de pijl naar links of rechts naar een instelling voor overlay.
Opmerking: Geef voor printermodellen met een toetsenblok de gewenste overlaytekst op met het toetsenblok
OK
en druk op
.
5 Druk op .
Kopiëren49
Achtergrond verwijderen uit een kopie
Met de functie Achtergrond verwijderen kunt u bepalen hoeveel van de achtergrond zichtbaar is op een kopie.
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Achtergrond verwijderen
4 Druk op de pijl naar links of rechts om in te stellen hoeveel van de achtergrond moet worden verwijderd.
5 Druk op .
Dubbelzijdige kopieën maken
Automatisch een dubbelzijdige (tweezijdige) kopie maken
De eenheid voor automatisch dubbelzijdig afdrukken ondersteunt papier van het formaat A4 en Letter. Als u
dubbelzijdige kopieën wilt maken op andere papierformaten, kunt u de instructies voor handmatig dubbelzijdig
kopiëren gebruiken.
Opmerking: u kunt geen dubbelzijdige kopieën maken op enveloppen, karton of fotopapier.
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > 2-zijdige exemplaren
4 Druk op de pijl naar links of rechts om en optie voor dubbelzijdig kopiëren te selecteren:
• Als u een enkelzijdig document kopieert, bladert u met de pijltoetsen naar Enkelzijdig naar
dubbelzijdig.
• Als u een dubbelzijdig document kopieert via de glasplaat van de scanner, bladert u met de pijltoetsen naar 2-
zijdig naar 2-zijdig.
• Als u de afdrukstand en de indeling van het originele document en de kopie wilt opgeven, bladert u met de
OK
pijltoetsen naar Geavanceerd. Druk op
tot het menuscherm Kopiëren wordt weergegeven.
op
Opmerkingen:
elke kaar nadat u een selectie hebt gemaakt en druk vervolgens
• Bij inbinden aan lange zijde worden pagina's ingebonden langs de lange zijde van de pagina (linkerzijde voor
staande afdrukstand, bovenzijde voor liggende afdrukstand).
• Bij inbinden aan korte zijde worden pagina's ingebonden langs de korte zijde van de pagina (bovenzijde voor
staande afdrukstand, linkerzijde voor liggende afdrukstand).
5 Druk op en volg de aanwijzingen op de display.
Kopiëren50
Handmatig een dubbelzijdige (tweezijdige) kopie maken
1 Plaats papier in de printer.
2 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
3 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Kopiëren > OK > Exemplaren
4 Druk op de pijl naar links of rechts om het aantal exemplaren te selecteren.
5 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar gewenste optie in het menuscherm Kopiëren en druk op de pijl naar links
OK
of rechts om de gewenste instelling op te geven. Druk zo nodig op
6 Selecteer de kopieermodus:
• Druk op om over te schakelen naar de kleurenmodus.
• Druk op om over te schakelen naar de zwart-witmodus.
Als u afdrukt in kleur of alleen met zwart, gaat het lampje bij uw keuze branden.
7 Druk op om op de ene zijde van het papier af te drukken.
om een selectie te maken.
8 Plaats de volgende pagina van het document.
• Als u een enkelzijdig document kopieert, plaatst u de volgende pagina met de bedrukte zijde omhoog in de
automatische documentinvoer of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
• Als u een dubbelzijdig document kopieert, draait u het originele document om en plaatst u het opnieuw met
de bedrukte zijde in de automatische documentvoer of met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat.
9 Verwijder het papier uit de papieruitvoerlade en plaats het papier opnieuw in de printer met de bovenrand naar
voren om de andere zijde van het document af te drukken.
Zorg dat de afdrukzijde van het papier naar boven is gericht.
3
2
1
10 Druk op .
Kopieertaken annuleren
Druk op en vervolgens op OK om een afdruktaak te annuleren.
Het scannen wordt gestopt en de printer keert terug naar het vorige menu.
Scannen51
Scannen
Glasplaat
Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden bij de plaatsingaanduiding.
Opmerking: de ADI (automatische documentinvoer) is alleen beschikbaar voor bepaalde printermodellen.
Tips voor scannen
• Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. U kunt briefkaarten, foto's,
kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI plaatsen.
• Sluit de scanklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding.
• Controleer of de papieruitvoerlade volledig is uitgetrokken en het verlengstuk van de lade is uitgeklapt.
• Als het document dat u wilt scannen, is geplaatst met de gewenste instellingen, drukt u op om te beginnen met
scannen.
Scannen naar een lokale computer
1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Scannen > OK > Computer > Aangesloten met USB >
De computer die is aangesloten via USB is de standaardbestemming voor het ontvangen van scans.
OK
Opmerking: Controleer of de scansoftware is geïnstalleerd op de doelcomputer.
3 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar de gewenste scanoptie en druk op de pijl naar links of rechts om de
gewenste instelling op te geven.
Stel de kleur, kwaliteit, het formaat van de originele afbeelding en andere scanopties in. Druk zo nodig op
keer nadat u een selectie hebt gemaakt.
OK
4 Druk op .
elke
Scannen52
Scannen naar een netwerkcomputer
1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Scannen > OK > Computer
3 Druk op de pijl naar links of rechts om de naam van de bestemmingscomputer te selecteren en druk op
Opmerkingen:
OK
.
• U moet wellicht een pincode opgeven als dit vereist is voor de computer.
• Raadpleeg de Help van de printersoftware voor uw besturingssysteem als u een computernaam en een
pincode wilt toewijzen aan de computer.
4 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar de gewenste scanoptie en druk op de pijl naar links of rechts om de
gewenste instelling op te geven.
OK
Stel de kleur, kwaliteit, het formaat van de originele afbeelding en andere scanopties in. Druk zo nodig op
keer nadat u een selectie hebt gemaakt.
elke
5 Druk op .
Opmerking: Voor Macintosh-gebruikers: mogelijk moet u scannen naar uw computer via Fotolader inschakelen als u
documenten wilt scannen met een netwerkprinter en de uitgevoerde scans wilt opslaan.
Scannen naar een flashstation of geheugenkaart
Opmerkingen:
• sommige functies zijn alleen beschikbaar op bepaalde modellen.
• Controleer of uw flashstation of geheugenkaart niet is beveiligd tegen schrijven.
1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Scannen > OK > Geheugenapparaat
3 Plaats het flashstation of geheugenkaart in de printer en druk op
Opmerking: De printer leest per keer slechts één geheugenapparaat.
OK
.
4 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar de gewenste scanoptie en druk op de pijl naar links of rechts om de
gewenste instelling op te geven.
Stel de kleur, kwaliteit, het formaat van de originele afbeelding en andere scanopties in. Druk zo nodig op
keer nadat u een selectie hebt gemaakt.
OK
5 Druk op .
Volg de aanwijzingen op de display.
elke
Scannen53
Foto's scannen om de foto's te bewerken
Voor Windows-gebruikers
1 Plaats een of meer foto's met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Klik op of Start.
3 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
• Als u een losse foto wilt scannen of meerdere foto's wilt scannen als één afbeelding, selecteert u Eén foto.
• Als u meerdere foto's tegelijk wilt scannen en deze wilt opslaan als aparte afbeeldingen, selecteert u Meerdere
foto's.
Opmerking: als u meerdere foto's tegelijk wilt scannen en wilt opslaan als afzonderlijke afbeeldingen, moet
u ten minste een halve centimeter ruimte tussen de foto's laten.
De scan wordt gestart en het voortgangsvenster voor scannen wordt weergegeven.
5 Sla de foto of foto's op en open de foto's een fotobewerkingstoepassing als u ze wilt bewerken.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Plaats een of meer foto's met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Start de gewenste toepassing vanuit de map Programma's van de Finder.
Opmerking: gebruik een toepassing die de printer ondersteunt en die u kunt gebruiken voor foto's, bijvoorbeeld
Fotolader.
3 Selecteer de printer in lijst met apparaten.
Opmerking: Raadpleeg de documentatie bij de toepassing of geef in het zoekveld van het menu Help de tekst
Een afbeelding scannen op voor informatie over het zoeken naar de lijst met apparaten.
4 Pas de scaninstellingen zo nodig aan.
?
Klik zo nodig op
5 Start de scantaak.
6 Sla de gescande afbeelding op en bewerk deze met een fotobewerkingstoepassing.
in het voorbeeldvenster voor meer informatie.
Scannen54
Documenten scannen om deze te bewerken
Met een OCR-toepassing (Optical Character Recognition) kunt u een origineel tekstdocument dat is gescand, bewerken.
Hiervoor moet u een OCR-toepassing hebben geïnstalleerd op een lokale of netwerkcomputer en moet u deze kunnen
selecteren in de lijst met toepassingen wanneer u de scan instelt.
Wanneer u de instellingen voor de scan selecteert, moet u opgeven dat u wilt scannen naar de lokale computer of
netwerkcomputer waarop de OCR-toepassing is geïnstalleerd.
Voor Windows-gebruikers
1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Klik op of Start.
3 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
De scan wordt gestart en het voortgangsvenster voor scannen wordt weergegeven.
5 Sla het document op als de scan is voltooid.
Het bestand wordt geconverteerd naar een bewerkbare indeling.
6 Open het document in de juiste toepassing om het te bewerken.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Start de gewenste toepassing vanuit de map Programma's van de Finder.
Opmerkingen:
• Gebruik een toepassing die de printer ondersteunt en die u kunt gebruiken in combinatie met de OCR-
toepassing ABBYY FineReader.
• Als de OCR-toepassing niet is geïnstalleerd, plaats u de cd met installatiesoftware. Installeer de
printersoftware opnieuw met de optie voor aangepaste installatie zodat u handmatig alle pakketten kunt
selecteren die worden weergegeven.
3 Selecteer de printer in lijst met apparaten.
Opmerking: Raadpleeg de documentatie bij de toepassing of geef in het zoekveld van het menu Help de tekst
Een afbeelding scannen op voor informatie over het zoeken naar de lijst met apparaten.
4 Pas de scaninstellingen zo nodig aan.
?
Klik zo nodig op
in het voorbeeldvenster voor meer informatie.
5 Stel de OCR‑mailtoepassing in als scanbestemming en start de scantaak.
Scannen55
6 Selecteer zo nodig de indeling waarnaar u het bestand wilt converteren.
7 Sla het bestand op.
Opmerking: Afhankelijk van uw instellingen kan het bestand worden geopend in de juiste toepassing en kunt u
het bestand gaan bewerken.
Rechtstreeks scannen naar e-mail met de printersoftware
Zorg dat u de e-mailinstellingen hebt geconfigureerd voordat u doorgaat. Raadpleeg het gedeelte over e-mailen in de
Gebruikershandleiding voor meer informatie.
Voor Windows-gebruikers
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Klik op of Start.
3 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
5 Selecteer Foto e-mailen, Document e-mailen of PDF e-mailen.
Opmerking: u kunt Document e-mailen alleen selecteren als er een OCR-toepassing is geïnstalleerd op uw
computer.
De scan wordt gestart en het voortgangsvenster voor scannen wordt weergegeven. Wanneer de scan is voltooid,
wordt een nieuw e-mailbericht gemaakt waaraan het gescande document automatisch is toegevoegd als bijlage.
6 Stel uw e-mailbericht op.
Opmerking: als uw e-mailprogramma niet automatisch wordt geopend, kunt u het document scannen naar de
computer en het vervolgens als bijlage per e-mail verzenden.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Start de gewenste toepassing vanuit de map Programma's van de Finder.
Opmerking: u kunt elke toepassing gebruiken die ondersteuning biedt voor de printer en een e-mailfunctie
bevat, zoals Fotolader.
3 Selecteer de printer in lijst met apparaten.
Opmerking: Raadpleeg de documentatie bij de toepassing of geef in het zoekveld van het menu Help de tekst
Een afbeelding scannen op voor informatie over het zoeken naar de lijst met apparaten.
4 Pas de scaninstellingen zo nodig aan.
?
Klik zo nodig op
in het voorbeeldvenster voor meer informatie.
5 Stel de e‑mailtoepassing in als scanbestemming en start de scantaak.
6 Stel uw e-mailbericht op.
Scannen56
Scannen naar een PDF
Voor Windows-gebruikers
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Klik op of Start.
3 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
4 Ga naar:
Printerstartpagina > selecteer uw printer > Scannen > PDF
De scan wordt gestart en het voortgangsvenster voor scannen wordt weergegeven.
5 Sla het document op als een PDF.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de ADI of met de bedrukte zijde omlaag op de
glasplaat.
2 Start de gewenste toepassing vanuit de map Programma's van de Finder.
Opmerking: u kunt elke toepassing gebruiken die ondersteuning biedt voor uw printer.
3 Selecteer de printer in lijst met apparaten.
Opmerking: Raadpleeg de documentatie bij de toepassing of geef in het zoekveld van het menu Help de tekst
Een afbeelding scannen op voor informatie over het zoeken naar de lijst met apparaten.
4 Pas de scaninstellingen zo nodig aan.
?
Klik zo nodig op
5 Stel de toepassing die de PDF-indeling ondersteunt, in als scanbestemming en start de scantaak.
6 Sla het document op als een PDF.
in het voorbeeldvenster voor meer informatie.
Veelgestelde vragen over scannen
Hoe kan ik de kwaliteit van een scan verbeteren?
• Zorg ervoor dat de originele documenten van goede kwaliteit zijn.
• Controleer of gebruikte toepassing geschikt is voor het ontvangen van gescande documenten. Als u bijvoorbeeld
een foto scant om deze te bewerken, moet u ervoor zorgen dat u een fotobewerkingsprogramma selecteert voor
het ontvangen van de scan. Als u een document scant om de tekst te bewerken, moet u een OCR-toepassing
selecteren.
• Gebruik een hoge resolutie.
Scannen57
Hoe kan ik scannen in zwart-wit?
Kleur is de standaardinstelling voor alle scans. Druk op op het bedieningspaneel van de printer om in zwart-wit te
scannen.
Waarom moet ik een pincode opgeven?
Pincodes vormen een beveiligingsmaatregel waarmee kan worden voorkomen dat gescande gegevens op bepaalde
locatie terechtkomen of dat anderen de gescande gegevens kunnen weergeven of gebruiken. Mogelijk moet u een
pincode opgeven als dit vereist is voor de netwerkcomputer waarnaar u scant.
Raadpleeg de Help van de printersoftware voor uw besturingssysteem voor informatie over het toewijzen van pincodes
aan netwerkcomputers.
Scantaken annuleren
Druk op op het bedieningspaneel van de printer of klik op Annuleren op het scherm.
E-mailen58
E-mailen
Voordat u e-mailberichten kunt verzenden, moet u eerst de netwerkverbinding en e-mailinstellingen van de printer
configureren.
Printer instellen om e-mailberichten te verzenden
E-mailfunctie instellen
Voor Windows-gebruikers
1
Klik of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
3 Ga naar:
Printerstartpagina > selecteer uw printer > Instellingen > Printer instellen om e-mailberichten te verzenden
De e-mailconfiguratiewizard wordt geopend.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Blader in de Finder naar:
Programma's > selecteer de printermap > Printerinstellingen > E-mail
2 Volg de aanwijzingen op het beeldscherm van de computer en klik vervolgens op Instellingen opslaan.
Lijst met contactpersonen voor e-mail maken met de computer
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
3 Ga naar:
Printerstartpagina > selecteer de printer > tabblad Faxen > Lijst met contactpersonen bewerken > Selecteren uit
telefoonboek
4 Selecteer een telefoonboek in het veld Telefoonboek.
U kunt het telefoonboek van elke e-mailclient selecteren waarin u e-mailadressen hebt opgeslagen.
5 Selecteer de contactpersoon die u wilt toevoegen en klik op Toevoegen aan de lijst of de lijst wijzigen om de
contactpersoon toe te voegen.
6 Klik op OK.
E-mailen59
Voor Macintosh-gebruikers
1
Blader in de Finder naar:
Programma's > selecteer de printermap
2 Dubbelklik op Printerinstellingen.
3 Ga naar:
Tabblad Contacten > tabblad Personen
4 Klik op om het adresboek te openen.
Opmerking: Als u contactpersonen wilt toevoegen, moet u contactpersonen importeren uit het adresboek op
uw Macintosh-computer. Als de contactpersoon niet in het adresboek van de Mac staat, moet u de
contactpersoon eerst toevoegen aan het adresboek en de contactpersoon vervolgens importeren.
5 Klik op de gewenste contactpersonen het adresboek en sleep ze naar de lijst Contactpersonen.
?
Klik op Help of
voor meer informatie over de faxsoftware.
E-mail verzenden
Glasplaat
Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden bij de plaatsingaanduiding.
Opmerking: de ADI (automatische documentinvoer) is alleen beschikbaar voor bepaalde printermodellen.
Tips voor e-mailen
• Geef de gegevens van uw e-mailaccount op en stel de SMTP-server in voordat u een e-mailbericht verzendt.
• Controleer of de printer is aangesloten op een draadloos of Ethernet-netwerk voordat u een e-mailbericht verzendt.
Controleer zo nodig of het netwerk is verbonden met internet zodat de printer kan communiceren met de SMTPserver. Als de printer geen verbinding kan maken met internet, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
De printer ondersteunt slechts één actieve netwerkverbinding (Ethernet of draadloos) tegelijk.
E-mailen60
• Voeg contactpersonen toe aan uw adresboek. Wanneer u een e-mailbericht verzendt, kunt u contactpersonen
gewoon selecteren in uw adresboek en hoeft u hun e-mailadressen niet herhaaldelijk te typen.
• Plaats het originele document of de originele foto met de bedrukte zijde omlaag op de plaatsingsaanduiding van
de glasplaat.
U kunt briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit
tijdschriften) in de ADI plaatsen.
• Sluit de scanklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding.
• Zie “Rechtstreeks scannen naar e-mail met de printersoftware” op pagina 55 voor informatie over het verzenden
van e-mailberichten.
E-mailbericht annuleren
Druk op als u een e-mailbericht wilt annuleren.
Netwerk61
Netwerk
Printer installeren op een draadloos netwerk
Compatibiliteit met draadloze netwerken
De printer bevat een draadloze IEEE 802.11n-afdrukserver. De printer is compatibel met IEEE 802.11 b/g/n-routers die
voldoen aan de Wi-Fi-norm.
Ondersteunde netwerkbeveiligingsopties
De printer ondersteunt drie draadloze beveiligingsopties: WPA2/WPA, WEP en geen beveiliging.
WPA2/WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) en WPA2 (Wi-Fi Protected Access 2) bieden sterkere draadloze netwerkbeveiliging dan
WEP. WPA2 en WPA zijn vergelijkbare typen beveiliging. WPA2 gebruikt een complexere coderingsmethode en is
veiliger dan WPA. WPA2 en WPA gebruiken beide een serie tekens, de vooraf gedeelde WPA-sleutel of het wachtwoord,
om draadloze netwerken te beveiligen tegen niet-geautoriseerde toegang.
WPA2/WPA-wachtwoorden moeten de volgende kenmerken hebben:
• Precies 64 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9.
of
• 8 tot 63 ASCII-tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers, interpunctietekens en symbolen die op het toetsenbord
worden weergegeven. ASCII-tekens in een WPA-wachtwoord zijn hoofdlettergevoelig.
Alle apparaten op het draadloze netwerk moeten hetzelfde WPA-wachtwoord gebruiken. WPA-beveiliging is alleen
een optie voor infrastructuurnetwerken met toegangspunten (draadloze routers) en netwerkkaarten die WPA
ondersteunen. De meeste nieuwere draadloze netwerkapparaten bieden ook WPA2-beveiliging als optie.
Opmerking: Als uw netwerk WPA2- of WPA-beveiliging gebruikt, selecteert u WPA-Personal wanneer u wordt
gevraagd het type beveiliging van uw netwerk te selecteren.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is het eenvoudigste en zwakste type draadloze beveiliging. WEP-beveiliging vertrouwd
op een serie tekens die de WEP-sleutel wordt genoemd.
Alle apparaten op het draadloze netwerk moeten dezelfde WEP-sleutel gebruiken. WEP-beveiliging kan op ad-hoc- en
infrastructuurnetwerken worden gebruikt.
Voor een geldige WEP-sleutel geldt het volgende:
• Exact 10 of 26 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9.
of
• Exact 5 of 13 ASCII-tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers, interpunctietekens en symbolen die op het toetsenbord
worden weergegeven.
Netwerk62
Geen beveiliging
Het wordt niet aanbevolen om geen beveiliging in te stellen op een thuisnetwerk. Als u geen beveiliging gebruikt,
betekent dit dat iedereen binnen het bereik van uw draadloze netwerk uw netwerkbronnen kan gebruiken, waaronder
internettoegang, als uw draadloze netwerk is aangesloten op internet. Het bereik van uw draadloze netwerk kan ver
buiten de muren van uw huis uitstrekken, waardoor er toegang is tot uw netwerk vanaf de straat of vanuit de huizen
van uw buren.
Netwerkconfiguratiepagina afdrukken
Een netwerkconfiguratiepagina bevat de configur atie-instellingen van de printer , waaronder het IP-adres en MAC-adres
van de printer.
1 Plaats normaal papier in de printer.
2 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
Gegevens die vereist zijn om de printer te installeren op een draadloos netwerk
Als u de printer wilt instellen voor draadloos afdrukken, hebt u de volgende gegevens nodig:
• De naam van het draadloze netwerk, ook wel de SSID (Service Set Identifier) genoemd
• Informatie over de codering als die wordt gebruikt voor netwerkbeveiliging
• De beveiligingssleutel (WEP-sleutel of WPA/WPA2-wachtwoord)
Raadpleeg de documentatie of webpagina van het draadloze toegangspunt of neem contact op met de
systeembeheerder om het WPA/WPA2-wachtwoord voor het draadloze netwerk te achterhalen.
Als uw toegangspunt WEP-beveiliging gebruikt, moet de WEP-sleutel de volgende kenmerken hebben:
• Exact 10 of 26 hexadecimale tekens.
of
• Exact 5 of 13 ASCII-tekens.
Als uw toegangspunt WPA- of WPA2-beveiliging gebruikt, moet het WPA/WPA2-wachtwoord de volgende kenmerken
hebben:
• Exact 64 hexadecimale tekens.
of
• 8 tot 63 ASCII-tekens.
Opmerkingen:
• Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9.
• ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord worden weergegeven. ASCII-tekens in een
WPA/WPA2-wachtwoord zijn hoofdlettergevoelig.
Als uw netwerk niet is beveiligd, hebt u geen beveiligingssleutel.
Opmerking: Als u de SSID van het netwerk waarop de computer is aangesloten niet weet, start u het
hulpprogramma voor de draadloze netwerkadapter van de computer en zoekt u de netwerknaam op. Raadpleeg de
documentatie bij het toegangspunt of neem contact op met uw systeembeheerder als u de SSID of de
beveiligingsinformatie van uw netwerk niet kunt vinden.
Netwerk63
Informatie die u nodig hebt tijdens geavanceerde draadloze configuratie
Tijdens de geavanceerde draadloze installatie wordt de SSID van het draadloze netwerk niet automatisch vastgesteld
door Wireless Setup Utility. U moet de volgende gegevens weten voordat u de instellingen voor de draadloze printer
handmatig configureert:
Draadloze modus
Controleer het type draadloze netwerk:
Infrastructuur: alle apparaten op een draadloos netwerk communiceren met elkaar via een toegangspunt
(draadloze router).
Ad-hoc: netwerkapparaten communiceren rechtstreeks met elkaar communiceren, zonder centraal beveiligingsof toegangspunt. De ad-hocmodus is mogelijk alleen beschikbaar voor bepaalde modellen of besturingssystemen.
Opmerking: De netwerkconfiguratie Infrastructuur wordt aanbevolen vanwege de snellere overdrachtssnelheden,
betere beveiligingsmogelijkheden en gemakkelijkere configuratie.
Netwerknaam (SSID)
Dit is de naam die een netwerk onderscheidt van andere netwerken in de omgeving.
Kanaal
Auto is de standaardinstelling en kan niet worden gewijzigd als het netwerk is geconfigureerd in de
infrastructuurmodus.
Opmerkingen:
• De ad-hocmodus is mogelijk alleen beschikbaar voor bepaalde modellen of besturingssystemen.
• Als het netwerk is ingesteld in de ad-hocmodus, moet u het kanaal selecteren dat andere apparaten in het
netwerk gebruiken. Alle apparaten in een ad-hocnetwerk moeten hetzelfde kanaal gebruiken om met elkaar
te communiceren.
• De printer kan niet met meerdere draadloze netwerken tegelijk communiceren. Als u de printer configureert
voor een ad-hoc draadloos netwerk kan deze niet functioneren op andere draadloze netwerken. Dit geld
voor zowel ad-hoc- als infrastructuurnetwerken.
Verificatie
Bepaal of u een infrastructuur- of ad-hocinstallatie hebt en controleer het bijbehorende verificatietype.
Opmerking: sommige verificatietypen zijn mogelijk alleen beschikbaar voor bepaalde modellen of
besturingssystemen.
Draadloze modus Verificatietype
Infrastructuur
• Open modus
• Gedeelde modus
• WPA-Personal
• WPA2‑Personal
• WPA2‑Enterprise
• 802.1X ‑ RADIUS
Ad-hocOpen modus
Netwerk64
Codering
Controleer welke coderingsmethode wordt gebruikt op het netwerk.
Opmerking: sommige verificatietypen zijn mogelijk alleen beschikbaar voor bepaalde modellen of
besturingssystemen.
VerificatietypeCoderingsmethode
Open modus
Gedeelde modusWEP
WPA-PersonalTKIP
WPA2‑Personal
WPA2‑Enterprise
802.1X ‑ RADIUS
• Geen
• WEP
• TKIP
• AES
• TKIP
• AES
• Geen
• WEP‑DynamicKeys
• WEP‑StaticKeys
• WPA‑TKIP
• WPA‑AES
Printer installeren op een draadloos netwerk
Voordat u de printer installeert op een draadloos netwerk, moet u het volgende controleren:
• Uw draadloze netwerk is ingesteld en werkt correct.
• De computer die u gebruikt, is aangesloten op hetzelfde draadloze netwerk waarop u de printer wilt installeren.
Voor Windows-gebruikers
1
Sluit alle geopende programma's.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, start u de cd handmatig:
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het vak Zoekopdracht starten of Uitvoeren, waarbij D de letter van uw cd- of dvd-
station is.
c Druk op Enter of klik op OK.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: Als u wordt gevraagd een verbindingstype te selecteren, selecteert u Draadloze verbinding.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Sluit alle geopende toepassingen.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, klikt u op het cd-pictogram op het bureaublad.
Netwerk65
3 Dubbelklik op het pakket van het software-installatieprogramma en volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: Als u wordt gevraagd een verbindingstype te selecteren, selecteert u Draadloze verbinding.
Printer installeren op andere computers
Nadat de printer is geconfigureerd op het draadloze netwerk, heeft elke computer op het netwerk draadloos toegang
tot de printer. U moet echter wel het printerstuurprogramma installeren op elke computer waarvoor u de printer wilt
gebruiken. U hoeft de printer niet opnieuw te configureren, maar u moet wel de installatiesoftware uitvoeren op de
afzonderlijke computers om het stuurprogramma te installeren.
Voor Windows-gebruikers
1
Sluit alle geopende programma's.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, start u de cd handmatig:
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het vak Zoekopdracht starten of Uitvoeren, waarbij D de letter van uw cd- of dvd-
station is.
c Druk op Enter of klik op OK.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm om een geconfigureerde printer te installeren op een nieuwe computer.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Sluit alle geopende toepassingen.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, klikt u op het cd-pictogram op het bureaublad.
3 Dubbelklik op het installatiepakket.
4 Selecteer De printer is al geconfigureerd. Ik installeer de printer op een nieuwe computer.
5 Klik op Doorgaan en volg de aanwijzingen op het scherm om een geconfigureerde printer te installeren op een
nieuwe computer.
Printerstatus bepalen met het netwerkindicatielampje
Het Wi-Fi- of Ethernet-indicatielampje geeft de netwerkstatus van de printer aan.
Opmerkingen:
• Het netwerkindicatielampje bevindt zich op het bedieningspaneel van de printer. Mogelijk beschikt uw printer
over een indicatielampje voor draadloze en/of Ethernet-netwerken, afhankelijk van het printermodel.
Raadpleeg de Beknopte referentiehandleiding of neem contact op met de systeembeheerder om te achterhalen
of uw printer over draadloze en/of Ethernet-functies beschikt.
• De printer kan tegelijk één lokale verbinding (USB) en één netwerkverbinding (Ethernet of draadloos)
ondersteunen. Het is niet mogelijk om tegelijk een draadloze en Ethernet-verbinding te gebruiken.
Netwerk66
Indicatielampje
Uit
Knippert
groen
Brandt groen
Printerstatus
• De printer is uitgeschakeld of aan het opwarmen.
• De printer is niet verbonden met een draadloos of Ethernet-netwerk en bevindt zich in de slaapstand.
• De printer is niet geconfigureerd voor gebruik op een draadloos of Ethernet-netwerk.
• De printer is geconfigureerd voor een ad-hocverbinding, maar communiceert momenteel niet met een ander
ad-hocapparaat.
• De printer is geconfigureerd voor een Ethernet-verbinding, maar kan geen netwerkverbinding instellen.
• De printer bevindt zich buiten het bereik van het toegangspunt (draadloze router).
• De printer probeert te communiceren met het toegangspunt, maar het toegangspunt is uitgeschakeld of werkt
niet correct.
• Het toegangspunt is uitgeschakeld en weer ingeschakeld en de printer probeert verbinding met het netwerk
tot stand te brengen.
• De draadloze instellingen van de printer zijn wellicht niet langer geldig.
Controleer of de ingestelde printerwaarden voor SSID, WEP-sleutel of vooraf gedeelde sleutel/wachtwoord voor
WPA/WPA2-wachtwoord, beveiligingstype en IP-adres nog steeds correct zijn.
• De printer is verbonden met een draadloos of Ethernet-netwerk en gereed is voor gebruik.
• De printer is aangesloten op de computer of een mobiel apparaat via een ad-hocverbinding.
Speciale installatieaanwijzingen voor draadloze aansluitingen
De volgende aanwijzingen zijn van toepassing op klanten buiten Noord-Amerika die een draadloze breedbandbox
gebruiken. Dit zijn onder andere LiveBox, AliceBox, N9UF Box, FreeBox en Club Internet.
Voor u begint
•
Zorg ervoor dat de draadloze functies zijn ingeschakeld en geactiveerd voor gebruik op een draadloos netwerk.
Raadpleeg de documentatie bij de box voor meer informatie over het configureren voor draadloos gebruik.
• Controleer of de box en de computer zijn ingeschakeld en zijn aangesloten op uw draadloze netwerk.
Printer toevoegen aan het draadloze netwerk
1
Volg de aanwijzingen om de printer in te stellen voor uw draadloze netwerk.
Stop wanneer u wordt gevraagd een netwerk te selecteren.
2 Als de box over een knop voor koppeling/registratie beschikt op de achterkant, moet u op deze knop drukken
voordat u een netwerk selecteert.
Opmerking: nadat u op de knop hebt gedrukt, hebt u vijf minuten de tijd om de printerinstallatie te voltooien.
3 Ga nu verder met de aanwijzingen op het computerscherm.
Selecteer uw netwerk in de lijst met draadloze netwerken die wordt weergegeven en klik op Doorgaan.
Als uw draadloze netwerk niet wordt weergegeven in de lijst:
a Maak verbinding met een ander draadloos netwerk.
Voor Windows-gebruikers
Klik op Netwerk niet in lijst.
Netwerk67
Voor Macintosh-gebruikers
Selecteer Ander draadloos netwerk en de lijst en klik op Ga door.
b Voer de gegevens van uw draadloze netwerk in.
Opmerking: De WEP-, WPA- of WPA2-sleutel vindt u op de onderzijde van de box of in de documentatie van
de box, of u kunt de sleutel verkrijgen via de webpagina van de box. Als u de sleutel voor het draadloze
netwerk al hebt aangepast, gebruikt u de sleutel die u hebt gemaakt.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Een statisch IP-adres toewijzen
Op de meeste draadloze netwerken wordt via DHCP automatisch een IP-adres toegewezen aan de printer.
1 Voltooi de draadloze installatie waardoor de printer een DHCP-adres ontvangt van een DHCP-server op het netwerk.
2 Druk een netwerkconfiguratiepagina af om het huidige IP-adres van de printer te controleren.
3 Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk. Druk op Enter.
Opmerking: Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina van de
printer correct kan worden geladen.
4 Klik op Configuratie > TCP/IP > Statisch IP-adres instellen.
5 Typ het gewenste IP-adres in het adresveld en klik op Verzenden.
Typ het statische IP-adres in het adresveld van de webbrowser en druk op Enter om het adres te controleren.
Neem contact op met uw systeembeheerder voor meer informatie.
Draadloze instellingen wijzigen na de installatie
U wijzigt als volgt draadloze instellingen van de printer, zoals het geconfigureerde netwerk en de beveiligingssleutel:
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
Dubbelklik op de printermap op het bureaublad of in de map Programma's van de Finder.
2 Dubbelklik op Assistent voor draadloze configuratie.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Netwerk68
Geavanceerde draadloze installatie
Draadloos ad-hocnetwerk instellen
U kunt een ad-hocnetwerk instellen als u:
• geen toegangspunt of draadloze router hebt;
• geen draadloos netwerk hebt (maar wel beschikt over een draadloze netwerkadapter voor uw computer);
• een zelfstandig netwerk wilt instellen tussen de printer en de computer met een draadloze netwerkadapter.
Opmerkingen:
• Controleer voor u begint of de draadloze netwerkadapter correct is aangesloten op de computer en of de
adapter werkt.
• U kunt het beste uw draadloze netwerk instellen met een toegangspunt (draadloze router). Deze
netwerkconfiguratie wordt een infrastructuurnetwerk genoemd.
• Als uw computer beschikt over My Wi
printer instellen. Raadpleeg de documentatie bij de computer voor meer informatie.
• De printer kan niet met meerdere draadloze netwerken tegelijk communiceren. Als u de printer configureert
voor een ad-hoc draadloos netwerk kan deze niet functioneren op andere draadloze netwerken. Dit geld voor
zowel ad-hoc- als infrastructuurnetwerken.
‑
Fi of Wi‑Fi Direct, kunt u rechtstreekse verbindingen met uw draadloze
In Windows Vista of later
1
Klik op > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2 Klik op Verbinding of netwerk instellen > Een ad-hoc (computer-naar-computer) netwerk instellen > Volgende.
3 Volg de aanwijzingen voor het instellen van een draadloos ad-hocnetwerk.
Tijdens de installatie:
a Maak een netwerknaam of SSID voor het netwerk met de computer en de printer.
b Schrijf de naam van uw draadloze netwerk op. Noteer de gegevens nauwkeurig, inclusief eventuele hoofdletters.
c Selecteer WEP of WPA2‑Personal in de lijst Beveiligingstype en maak een WEP-sleutel of vooraf gedeelde
sleutel/wachtwoord voor WPA/WPA2.
WEP-sleutels moeten de volgende kenmerken hebben:
• Exact 10 of 26 hexadecimale tekens.
of
• Exact 5 of 13 ASCII-tekens.
Een vooraf gedeelde sleutel/wachtwoord voor WPA/WPA2 moet bestaan uit het volgende:
• Exact 64 hexadecimale tekens.
of
• 8 tot 63 ASCII-tekens.
Opmerkingen:
• Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9.
Netwerk69
• ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord worden weergegeven. ASCII-tekens
in een vooraf gedeelde sleutel/wachtwoord voor WPA/WPA2 zijn hoofdlettergevoelig.
d Schrijf het wachtwoord van uw draadloze netwerk op. Noteer de gegevens nauwkeurig, inclusief eventuele
hoofdletters.
Windows Vista schakelt het ad-hocnetwerk in. Het netwerk wordt weergegeven bij de beschikbare netwerken in
het dialoogvenster Verbinding met een netwerk maken. Dit geeft aan dat de computer is geconfigureerd voor het
ad-hocnetwerk.
4 Sluit het Configuratiescherm van Windows en eventuele andere vensters.
5 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer en volg de aanwijzingen voor draadloze installatie.
Opmerking: sluit de installatie- of netwerkkabel niet aan totdat dit wordt aangegeven door de
installatiesoftware.
6 Wanneer de beschikbare netwerken worden weergegeven, geeft u de netwerknaam en beveiligingsgegevens op
die u hebt gemaakt. Het installatieprogramma configureert de printer voor gebruik met de computer.
7 Bewaar een kopie van de netwerknaam en de beveiligingsgegevens op een veilige plaats, zodat u deze in d e toekomst
weer kunt gebruiken.
Opmerking: mogelijk moet u op een computer met Windows Vista opnieuw verbinding maken met het adhocnetwerk nadat de computer opnieuw is opgestart.
Windows XP:
1
Klik op Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen > Netwerkverbindingen.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de draadloze netwerkverbinding.
3 Klik op Inschakelen als deze optie wordt weergegeven in het voorgrondmenu.
Opmerking: als Uitschakelen wordt weergegeven, is de draadloze verbinding al ingeschakeld.
4 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Draadloze netwerkverbinding.
5 Klik op Eigenschappen > tab Draadloze netwerken.
Opmerking: Als de tab Draadloze netwerken niet wordt weergegeven, is er software van derden op de
computer geïnstalleerd waarmee de instellingen voor draadloze netwerken wordt beheerd. U moet deze
software gebruiken om het draadloze ad-hocnetwerk in te stellen. Raadpleeg de documentatie bij deze software
van derden voor meer informatie.
6 Schakel het selectievakje Draadloos netwerk automatisch configureren in.
7 Verwijder eventueel bestaande netwerken onder Voorkeursnetwerken.
Selecteer een netwerk en klik op Verwijderen als u het netwerk wilt verwijderen uit de lijst.
8 Klik op Toevoegen om een ad-hocnetwerk te maken.
9 Voer in het vak Netwerknaam (SSID) de naam in voor het draadloze netwerk.
10 Noteer de netwerknaam zodat u deze bij de hand hebt tijdens het uitvoeren van de draadloze configuratie. Noteer
de gegevens nauwkeurig, inclusief eventuele hoofdletters.
11 Als Netwerkverificatie wordt weergegeven in de lijst, selecteert u Openen.
12 Selecteer WEP in de lijst Gegevenscodering.
13 Schakel zo nodig het selectievakje De sleutel wordt mij automatisch aangeleverd uit.
Netwerk70
14 Geef een WEP-sleutel op in het vak Netwerksleutel.
15 Noteer de WEP-sleutel zodat u deze bij de hand hebt tijdens het uitvoeren van de draadloze configuratie. Noteer
de gegevens nauwkeurig, inclusief eventuele hoofdletters.
16 Geef dezelfde beveiligingssleutel op in het vak Bevestig de WEP-sleutel.
17 Selecteer Dit is een computer-naar-computer netwerk. Er worden geen draadloze toegangspunten gebruikt.
18 Klik twee keer op OK om de twee geopende vensters te sluiten.
19 Het kan enkele minuten duren voordat de computer de nieuwe instellingen heeft herkend. U controleert als volgt
de status van uw netwerk:
a Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Draadloze netwerkverbindingen.
b Selecteer Beschikbare draadloze netwerken weergeven.
• Als het netwerk wordt weergegeven maar de computer heeft geen verbinding, selecteert u het ad-
hocnetwerk en klikt u op Verbinden.
• Als het netwerk niet wordt weergegeven, wacht u even en klikt u op de knop Netwerklijst vernieuwen.
20 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer en volg de aanwijzingen voor draadloze installatie.
Opmerking: sluit de installatie- of netwerkkabel niet aan totdat dit wordt aangegeven door de
installatiesoftware.
21 Wanneer de beschikbare netwerken worden weergegeven, geeft u de netwerknaam en beveiligingsgegevens op
die u hebt gemaakt. Het installatieprogramma configureert de printer voor gebruik met de computer.
22 Bewaar een kopie van de netwerknaam en de beveiligingsgegevens op een veilige plaats, zodat u deze in de toekomst
weer kunt gebruiken.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Geef de Airport-instellingen als volgt weer:
Mac OS X 10.5 of hoger
Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Netwerk > AirPort
Mac OS X 10.4 en eerder
Blader in de Finder naar:
Programma's > Internetverbinding > AirPort
2 Klik in het menu Netwerk of Netwerknaam op Maak netwerk aan.
3 Geef een naam op voor het ad-hocnetwerk en klik op OK.
Opmerking: bewaar de netwerknaam en het wachtwoord op een veilige plaats, zodat u deze in de toekomst weer
kunt gebruiken.
Netwerk71
Printer toevoegen aan een bestaand, draadloos ad-hocnetwerk
Opmerking: De printer kan niet met meerdere draadloze netwerken tegelijk communiceren. Als u de printer
configureert voor een ad-hoc draadloos netwerk wordt deze van eventuele andere draadloze netwerken verwijderd.
Dit geld voor zowel ad-hoc- als infrastructuurnetwerken waar de printer voor is geconfigureerd.
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
Opmerking: computers met Windows Vista moeten mogelijk opnieuw verbinding maken met het ad-hocnetwerk
nadat de computer opnieuw is opgestart.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Dubbelklik op de printermap op het bureaublad of in de map Programma's van de Finder.
2 Dubbelklik op Assistent voor draadloze configuratie.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Printer draadloos configureren met WPS (alleen Windows)
Met Wi‑Fi Protected Setup (WPS) kunt u eenvoudig computers of printers toevoegen aan uw draadloze netwerk om de
SSID en het WPA-wachtwoord automatisch worden vastgesteld en geconfigureerd.
1 Controleer of het toegangspunt (draadloze router) WPS ondersteunt.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer en volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerkingen:
• Als u de pincodemethode gebruikt om de printer toe te voegen via WPS, moet u ervoor zorgen dat u alle acht
cijfers invoert wanneer u wordt gevraagd uw pincode in te voeren.
• Als u WPS wilt gebruiken om de printer draadloos te configureren, moeten alle apparaten op uw draadloze
netwerk WPS ondersteunen. Als een apparaat op uw netwerk WPS niet ondersteunt, moet u de SSID en
beveiligingsgegevens invoeren wanneer daarom wordt gevraagd.
Netwerk72
Wi‑Fi Protected Setup handmatig configureren
Opmerking: Controleer of het toegangspunt (draadloze router) gecertificeerd is voor WPS (Wi‑Fi Protected Setup).
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
Als uw printer of apparaat nog niet is geconfigureerd voor een draadloze verbinding en u wilt de configuratie uitvoeren
met WPS, drukt u op knop WPS op de draadloze router. Controleer of er een bericht wordt weergegeven op het
bedieningspaneel van de printer dat u de WPS-configuratie moet opgeven. Het kan enige tijd duren voor het bericht
wordt weergegeven. Als er na 30 seconden niets is gebeurd, voert u een van de volgende handelingen uit:
CONFIGURATIEMETHODEMETDRUKKNOPGEBRUIKEN
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
Schakelen tussen een draadloze, USB- en Ethernet-verbinding (alleen Windows)
Afhankelijk van uw wensen kunt u de methode wijzigen waarmee u toegang krijgt tot de printer. In de volgende
procedures wordt ervan uitgegaan dat u de printer hebt geconfigureerd voor één type verbinding en dat de
printerstuurprogramma's zijn geïnstalleerd op de computer. Raadpleeg de onderwerpen over het oplossen van
problemen met de specifieke verbinding als u problemen ondervindt tijdens de configuratie.
Opmerking: De printer kan tegelijk één actieve lokale verbinding (USB) en één actieve netwerkverbinding (Ethernet
of draadloos) ondersteunen. Het is niet mogelijk om de printer tegelijkertijd op een draadloos en Ethernet-netwerk
aan te sluiten.
Printer draadloos gebruiken
Selecteer het verbindingstype dat beschrijft hoe u momenteel verbinding maakt met de printer:
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor lokaal gebruik (via een USB-verbinding)
1 Klik op of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
Selecteer het verbindingstype dat beschrijft hoe u momenteel verbinding maakt met de printer:
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een Ethernet-verbinding
1 Sluit een USB-kabel aan op de printer en de computer.
2 Wacht een ogenblik tot Windows het stuurprogramma heeft gevonden en voltooi het instellen van de printer.
3 Selecteer de USB-printer. Zie “De printer selecteren” op pagina 74.
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een draadloos netwerk
1 Sluit een USB-kabel aan op de printer en de computer.
2 Wacht een ogenblik tot Windows het stuurprogramma heeft gevonden en voltooi het instellen van de printer.
3 Selecteer de USB-printer. Zie “De printer selecteren” op pagina 74.
Opmerking: u kunt de printer blijven gebruiken via een draadloze of Ethernet-verbinding.
De printer gebruiken via een Ethernet-netwerk
Selecteer het verbindingstype dat beschrijft hoe u momenteel verbinding maakt met de printer:
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een draadloos netwerk
1 Sluit een Ethernet-kabel aan op de printer en op een beschikbare poort op een switch of wandaansluiting.
2 Wacht één minuut totdat de Ethernet-netwerkadapter wordt geactiveerd en een IP-adres ophaalt van het netwerk.
3 Selecteer de netwerkprinter. Zie “De printer selecteren” op pagina 74.
Opmerking: de draadloze adapter van de printer is uitgeschakeld wanneer de printer is aangesloten op een
Ethernet-netwerk.
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor lokaal gebruik (via een USB-verbinding)
1 Sluit een Ethernet-kabel aan op de printer en op een beschikbare poort op een switch of wandaansluiting.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer waarmee u de printer wilt configureren.
Netwerk74
3 Volg de aanwijzingen op het scherm om een printer te configureren op een Ethernet-netwerk.
4 Selecteer de netwerkprinter. Zie “De printer selecteren” op pagina 74.
Opmerking: u hebt een USB-kabel nodig om de configuratie te voltooien.
De printer selecteren
1 Open de printermap.
a Klik op of Start.
b Typ control printers in het vak Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
2 Klik met de rechtermuisknop op de printer die u wilt gebruiken (Netwerk of USB).
3 Selecteer Als standaardprinter instellen in het menu.
4 Sluit het venster Printers of Printers en faxapparaten.
Schakelen tussen een draadloze, USB- en Ethernet-verbinding (alleen Macintosh)
Afhankelijk van uw wensen kunt u de methode wijzigen waarmee u toegang krijgt tot de printer. In de volgende
procedures wordt ervan uitgegaan dat u de printer hebt geconfigureerd voor één type verbinding en dat de
printerstuurprogramma's zijn geïnstalleerd op de computer. Raadpleeg de onderwerpen over het oplossen van
problemen met de specifieke verbinding als u problemen ondervindt tijdens de configuratie.
Opmerking: De printer kan tegelijk één actieve lokale verbinding (USB) en één actieve netwerkverbinding (Ethernet
of draadloos) ondersteunen. Het is niet mogelijk om de printer tegelijkertijd op een draadloos en Ethernet-netwerk
aan te sluiten.
Printer draadloos gebruiken
Selecteer het verbindingstype dat beschrijft hoe u momenteel verbinding maakt met de printer:
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor lokaal gebruik (via een USB-verbinding)
1 Sluit alle geopende toepassingen.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, klikt u op het cd-pictogram op het bureaublad.
3 Dubbelklik op Lexmark Extra's > Lexmark Configuratie-assistent.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: u hoeft tijdens de draadloze configuratie de USB-kabel waarmee de printer is aangesloten op de
computer, niet los te maken.
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een Ethernet-verbinding
1 Maak de Ethernet-kabel los van de printer.
2 Plaats de printer dicht bij de computer waarmee u de printer wilt configureren voor draadloze toegang.
Opmerking: U moet de printer met een USB-kabel aansluiten op de computer. Controleer of de printer dicht
genoeg bij de computer staat zodat de USB-kabel op beide apparaten kan worden aangesloten.
Netwerk75
3 Sluit alle geopende toepassingen.
4 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer.
Als het installatievenster niet wordt weergegeven na een minuut, klikt u op het cd-pictogram op het bureaublad.
5 Dubbelklik op Lexmark Extra's > Lexmark Configuratie-assistent.
6 Volg de aanwijzingen op het scherm.
7 Er wordt een tweede afdrukwachtrij gemaakt. Verwijder de Ethernet-wachtrij als u de printer niet weer wilt
gebruiken via een Ethernet-verbinding.
Printer lokaal gebruiken (USB)
Selecteer het verbindingstype dat beschrijft hoe u momenteel verbinding maakt met de printer:
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een Ethernet-verbinding
1 Sluit het vierkante uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de aansluiting achter op de printer.
2 Sluit het rechthoekige uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de USB-poort van de computer.
3 Voeg de printer toe. Zie “Printer toevoegen” op pagina 76.
4 Er wordt een tweede afdrukwachtrij gemaakt. Verwijder de Ethernet-wachtrij als u de printer niet weer wilt
gebruiken via een Ethernet-verbinding.
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een draadloos netwerk
1 Sluit een USB-kabel aan op de printer en de computer.
2 Voeg de printer toe. Zie “Printer toevoegen” op pagina 76.
3 Er wordt een tweede afdrukwachtrij gemaakt. Verwijder de wachtrij voor draadloos afdrukken als u de printer niet
weer wilt gebruiken via een draadloze verbinding.
De printer gebruiken via een Ethernet-netwerk
Selecteer het verbindingstype dat beschrijft hoe u momenteel verbinding maakt met de printer:
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een draadloos netwerk
1 Sluit een Ethernet-kabel aan op de printer en op een beschikbare poort op een switch of wandaansluiting.
2 Wacht een minuut totdat de Ethernet-netwerkadapter wordt geactiveerd en een IP-adres ophaalt van het netwerk.
3 Voeg de printer toe. Zie “Printer toevoegen” op pagina 76.
4 Er wordt een tweede afdrukwachtrij gemaakt. Verwijder de wachtrij voor draadloos afdrukken als u de printer niet
weer wilt gebruiken via een draadloos netwerk.
Als de printer momenteel is geconfigureerd voor lokaal gebruik (via een USB-verbinding)
1 Sluit een Ethernet-kabel aan op de printer en op een beschikbare poort op een switch of wandaansluiting.
2 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer waarmee u de printer wilt configureren.
3 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: u hebt een USB-kabel nodig om de configuratie te voltooien.
Netwerk76
Printer toevoegen
In Mac OS X versie 10.5 of later
1 Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen
2 Klik op +.
3 Klik op de tab Standaard of Standaardbrowser en selecteer uw printer.
4 Klik op Voeg toe.
In Mac OS X versie 10.4 en eerder
1 Selecteer in de Finder Hulpprogramma's.
2 Dubbelklik op Printerconfiguratie of Afdrukbeheer.
3 Selecteer de gewenste printer in het dialoogvenster met de printerlijst en klik op Voeg toe.
4 Selecteer de printer in de printerbrowser en klik op Voeg toe.
Printer delen in een Windows-omgeving
1 Bereid de computers voor op het delen van de printer:
a Schakel in het Configuratiescherm de optie Bestands- en printerdeling in bij Netwerk om ervoor te zorgen dat
alle computers waarvoor de printer wordt gebruikt, toegankelijk zijn. Raadpleeg de documentatie bij Windows
voor informatie over het inschakelen van Bestands- en printerdeling.
b Installeer de printersoftware op alle computers waarvoor de printer wordt gebruikt.
2 Identificeer de printer:
a Open de printermap op de computer die is aangesloten op de printer:
1 Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
b Klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer.
c Klik op Delen of Printereigenschappen.
d Selecteer Deze printer delen of Gedeeld als op het tabblad Delen.
e Geef de printer een herkenbare naam en klik op OK.
3 Zoek de printer vanaf de externe computer:
Opmerking: de externe computer is de computer die niet is aangesloten op de printer.
a Open de map Printers:
1 Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
b Klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer.
c Klik op Eigenschappen of Printereigenschappen.
d Klik op Poorten > Poort toevoegen > Lokale poort > Nieuwe poort.
Netwerk77
e Typ de UNC-naam voor de poort (Universal Naming Convention; uniforme naamgevingsregels). Deze bestaat
uit de naam van de server en de naam van de printer die is opgegeven in stap 2 op pagina 76. De naam moet
de volgende notatie hebben: \\server\printer.
f Klik op OK.
g Klik op Sluiten in het dialoogvenster Printerpoorten.
h Controleer of de nieuwe poort is geselecteerd op het tabblad Poorten en klik op Toepassen.
i Klik op OK.
Printer delen in een Macintosh-omgeving
1 Kies in de Finder Help > Mac Help.
2 Typ printer delen op een netwerk in het zoekvak en druk op return.
3 Selecteer een van de volgende opties:
• Printer delen met andere Mac OS X-gebruikers: hiermee kunt u andere Macintosh-computers met Mac OSX
10.4 of hoger op het netwerk toegang geven tot een printer die is aangesloten op uw Macintosh-computer.
• Printers delen met Windows-gebruikers: hiermee kunt u Windows-computers op het netwerk toegang geven
tot een printer die is aangesloten op uw Macintosh-computer.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking: Windows-gebruikers moeten de Windows-documentatie raadplegen voor informatie over het
toevoegen van een netwerkprinter die is aangesloten op een Macintosh-computer.
Beveiliging configureren
Eenvoudige draadloze netwerken vereisen WEP-sleutels of een vooraf gedeelde WPA/WPA2-sleutel. Mogelijk hebben
deze netwerken zelfs helemaal geen beveiliging. Geavanceerdere draadloze netwerkbeveiliging vereist mogelijk een
of meer certificaten en een verificatieserver. Als voor het netwerk een certificaat vereist is en u dit niet hebt, vult u het
formulier voor certificaataanvraag in van het hulpprogramma voor draadloze configuratie en volgt u de procedures
van uw bedrijf voor het aanvragen van een certificaat voor netwerktoegang.
Hieronder volgt de lijst met ondersteunde typen beveiliging voor draadloze netwerken en de bijbehorende vereisten.
WEP
•
WEP-sleutel (tot vier sleutels kunnen vereist zijn)
• Standaardsleutel voor WEP-verzending (als meer dan één WEP-sleutel wordt geconfigureerd, wordt hiermee
aangegeven welke moet worden gebruikt)
WPA Personal, WPA2‑Personal of WPA2‑Enterprise
•
Vooraf gedeelde sleutel
• Codering (AES of TKIP)
EAP‑MD5, MSCHAPv2 of LEAP
•
RADIUS-gebruikersnaam
• RADIUS-wachtwoord
Netwerk78
PEAP
•
RADIUS-gebruikersnaam
• RADIUS-wachtwoord
• Certificaat van de certificeringsinstantie
EAP‑TLS
•
RADIUS-gebruikersnaam
• RADIUS-wachtwoord
• Certificaat van de certificeringsinstantie
• Ondertekend certificaat
EAP‑TTLS
•
toepasselijke interne verificatie
• RADIUS-gebruikersnaam
• RADIUS-wachtwoord
• Certificaat van de certificeringsinstantie
802.1x-verificatie configureren
Welke informatie u moet invul len, is afhankelijk van het 802.1x-beveiligingsmechanisme dat u selecteert. Voor sommige
mechanismen zijn gebruikersnamen, wachtwoorden en/of certificaten vereist. Als uw netwerk meerdere
toegangspunten bevat met verschillende verificatiemodi, kunt u meer dan één verificatiemechanisme selecteren en
configureren.
1 Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de verificatieserver op in het dialoogvenster 802.1X-verificatie
configureren.
2 Bevestig het wachtwoord en controleer het geselecteerde verificatiemechanisme.
GeselecteerdProcedure
EAP‑MD5, LEAP of
MSCHAPv2
PEAP of EAP‑TTLSKlik op CA-certificaat installeren en typ het pad naar het certificaat van de certificeringsinstantie, of klik
EAP-TLS
3 Klik op OK en volg de aanwijzingen op het scherm.
Ga verder met de volgende stap.
op Bladeren om het certificaatbestand te zoeken.
a Klik op Ondertekend certificaat installeren en typ het pad naar het ondertekende certificaat, of klik
op Bladeren om het certificaatbestand te zoeken.
b Klik op CA-certificaat installeren en typ het pad naar het certificaat van de certificeringsinstantie,
of klik op Bladeren om het certificaatbestand te zoeken.
Netwerk79
Veelgesteld vragen over netwerken
Wat is Wi‑Fi Protected Setup?
Wi‑Fi Protected Setup (WPS) is een eenvoudige en veilige configuratie waarmee u een draadloos thuisnetwerk kunt
opzetten en netwerkbeveiliging kunt inschakelen zonder kennis van de Wi‑Fi-technologie. Het is niet langer nodig om
voor netwerkapparaten de netwerknaam (SSID) en de WEP-sleutel of het WPA-wachtwoord te configureren.
Opmerking: WPS ondersteunt alleen netwerken die communiceren via toegangspunten (draadloze routers).
De printer ondersteunt de volgende verbindingsmethoden voor draadloze netwerken:
• Pincode: bij deze methode wordt de pincode van de printer ingesteld bij de draadloze instellingen van het
toegangspunt.
• Configuratie met drukknop: hierbij moeten binnen een bepaalde periode een knop op de printer en een knop op
het toegangspunt worden ingedrukt.
Zoek naar de volgende aanduiding om na te gaan of uw toegangspunt geschikt is voor WPS:
U vindt deze WPS-logo's aan de zijkant, achterkant of bovenkant van uw toegangspunt.
Raadpleeg de documentatie bij het toegangspunt of neem contact op met de systeembeheerder voor meer informatie
over de toegang tot de draadloze instellingen en het bepalen of uw toegangspunt geschikt is voor WPS.
Waar kan ik mijn WEP-sleutel of WPA/WPA2-wachtwoord vinden?
• Neem contact op met de afdeling voor systeemondersteuning.
– De persoon die het netwerk heeft opgezet, bewaart meestal de WEP-sleutel of het WPA/WPA2-wachtwoord.
– Als uw draadloze netwerk is geïnstalleerd door uw internetaanbieder, kunt u de gegevens mogelijk vinden in
de bijgeleverde documentatie.
• Raadpleeg de documentatie bij uw toegangspunt (draadloze router) is geleverd.
U kunt de informatie in de documentatie vinden als uw toegangspunt de standaardinstellingen gebruikt.
• Controleer de beveiligingsinstellingen van het toegangspunt.
1 Open een webbrowser en geef het IP-adres van het toegangspunt op in de adresbalk. Druk op Enter.
Opmerkingen:
– raadpleeg de documentatie van het toegangspunt of neem contact op met de systeembeheerder als u
niet weet wat het IP-adres van het toegangspunt is.
Netwerk80
– Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan
worden geladen.
2 Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het toegangspunt op wanneer daarom wordt gevraagd.
Opmerking: De WEP-sleutel en het WPA/WPA2-wachtwoord zijn niet hetzelfde als het wachtwoord voor
het draadloze toegangspunt. Met dit wachtwoord hebt u toegang tot de instellingen van het toegangspunt.
U kunt met de WEP-sleutel of het WPA/WPA2-wachtwoord printers en computers aansluiten op het
draadloze netwerk.
3 Zoek het WEP- of WPA/WPA2-wachtwoord op.
Wat is een SSID?
Een SSID (Service Set Identifier) is de naam waarmee een draadloos netwerk wordt aangeduid. Alle apparaten op het
netwerk moeten de SSID kennen van het draadloze netwerk, anders kunnen ze niet met elkaar communiceren Het
draadloze netwerk zendt de SSID meestal uit zodat draadloze apparaten in de omgeving verbinding kunnen maken. De
SSID wordt soms om veiligheidsredenen niet uitgezonden.
Als de SSID van uw draadloze netwerk niet wordt uitgezonden, kan het netwerk niet automatisch worden gedetecteerd
en wordt het niet weergegeven in de lijst met beschikbare draadloze netwerken. U moet in dit geval de netwerkgegevens
handmatig opgeven.
Een SSID kan uit maximaal 32 tekens bestaan. Alfanumerieke tekens zijn een combinatie van letters (A-Z) en cijfers
(0-9).
Waar kan ik de SSID vinden?
• Controleer de instellingen van het toegangspunt (draadloze router).
De meeste toegangspunten hebben een ingebouwde webserver die geopend kan worden met een webbrowser.
• Controleer uw computer om te zien of er een programma is geïnstalleerd met uw draadloze netwerkadapter.
Veel netwerkadapters leveren een programma waarmee u de draadloze instellingen van uw computer, waaronder
de SSID, kunt weergeven.
Als u de SSID niet kunt vinden met deze methoden, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
Wat is een netwerk?
Een netwerk is een verzameling apparaten, zoals computers, printers, Ethernet-hubs, toegangspunten en routers die
met elkaar zijn verbonden via kabels of via een draadloze verbinding zodat ze kunnen communiceren. Een netwerk kan
bedraad of draadloos zijn, of zijn ingesteld voor zowel bedrade als draadloze apparaten.
Hoe bepaal ik welk type beveiliging voor mijn netwerk wordt gebruikt?
• Neem contact op met de afdeling voor systeemondersteuning.
De persoon die het netwerk heeft opgezet, bewaart meestal de gegevens van uw draadloze verbinding.
• Raadpleeg de documentatie bij uw toegangspunt (draadloze router) is geleverd.
• Controleer het wachtwoord dat u gebruikt om toegang te krijgen tot uw draadloze netwerk.
Netwerk81
Als u geen wachtwoord gebruikt, kiest u Geen of Geen beveiliging.
TekensBeveiligingstype
Exact 10 of 26 hexadecimale tekens.
of
Exact 5 of 13 ASCII-tekens.
Exact 64 hexadecimale tekens.
of
8 tot 63 ASCII-tekens.
Opmerkingen:
WEP
WPA of WPA2
– Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9.
– ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord worden weergegeven. ASCII-tekens in
een WPA/WPA2-wachtwoord zijn hoofdlettergevoelig.
• Controleer de beveiligingsinstellingen van het toegangspunt.
1 Open een webbrowser. Typ het IP-adres van het toegangspunt in het adresveld en druk op Enter.
Opmerkingen:
– raadpleeg de documentatie van het toegangspunt of neem contact op met de systeembeheerder als u
niet weet wat het IP-adres van het toegangspunt is.
– Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan
worden geladen.
2 Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het toegangspunt op wanneer daarom wordt gevraagd.
Opmerking: De WEP-sleutel en het WPA/WPA2-wachtwoord zijn niet hetzelfde als het wachtwoord voor
het draadloze toegangspunt. Met dit wachtwoord hebt u toegang tot de instellingen van het toegangspunt.
U kunt met de WEP-sleutel of het WPA/WPA2-wachtwoord printers en computers aansluiten op het
draadloze netwerk.
3 Zoek het WEP- of WPA/WPA2-wachtwoord op.
Hoe worden thuisnetwerken geconfigureerd?
Computers, laptops en printers moeten met elkaar verbonden zijn met kabels en/of moeten beschikken over
ingebouwde of geïnstalleerde netwerkadapters, als u wilt dat ze met elkaar kunnen communiceren.
Een netwerk kan op veel verschillende manieren worden ingesteld. Hieronder worden vier algemene voorbeelden
gegeven.
Opmerking: de printers in de volgende diagrammen stellen printers voor die zijn uitgerust met interne afdrukservers
zodat ze kunnen communiceren via een netwerk.
Voorbeelden van een draadloos netwerk
Scenario 1: Een combinatie van draadloze en bedrade netwerkverbindingen op een netwerk met toegang tot
internet
• Alle computers en printers zijn verbonden met het netwerk via een router met mogelijkheden voor Ethernet en
draadloos.
• Sommige computers en printers zijn draadloos met de router verbonden en anderen via een bedrade verbinding.
Netwerk82
• Het netwerk is aangesloten op internet via een DSL- of een kabelmodem.
Internet
Scenario 2: Draadloos netwerk met toegang tot internet
• Alle computers en printers zijn verbonden met het netwerk via een draadloos toegangspunt of draadloze router.
• Het draadloze toegangspunt verbindt het netwerk met internet via een DSL- of een kabelmodem.
Internet
Scenario 3: Draadloos netwerk zonder toegang tot internet
• Computers en printers zijn verbonden met het netwerk via een draadloos toegangspunt.
• Het netwerk heeft geen verbinding met internet.
Netwerk83
Scenario 4: Computer draadloos verbonden met een printer zonder toegang tot internet
• Een computer is rechtstreeks aangesloten op een printer en wordt niet via een draadloze router geleid.
• Deze configuratie word een ad-hocnetwerk genoemd.
• Het netwerk heeft geen verbinding met internet.
Opmerking: De meeste computers kunnen niet met meerdere draadloze netwerken tegelijk verbinding maken. Als u
verbinding maakt met internet via de draadloze verbinding, verliest u de toegang tot internet als u verbonden bent
met een ad-hocnetwerk.
Wat is een USB-kabel?
Een USB-kabel (Universal Serial Bus) wordt gebruikt om een USB-apparaat aan te sluiten op een host. Veelgebruikte
hosts zijn onder andere computers en gameconsoles. Via de USB-poort en -kabel kunnen randapparaten op de computer
worden aangesloten, zoals aanwijsapparaten, toetsenborden, digitale camera's, printers, mediaspelers, flashstations
en externe vaste schijven. Voor veel van deze apparaten is USB de standaardverbindingsmethoden geworden.
Waarom heb ik een USB-kabel nodig?
Als u de printer installeert op uw draadloze netwerk, moet u de printer tijdelijk aansluiten op een installatiecomputer
met de USB-kabel. Deze tijdelijke aansluiting is nodig om de draadloze instellingen van de printer in te stellen.
Hoe sluit ik de USB-kabel aan?
De USB-kabel moet worden aangesloten op een USB-poort van de computer en op een vierkante aansluiting aan de
achterkant van de printer. Met deze verbinding kunt u de printer configureren voor een netwerkinstallatie of een lokale
USB-installatie.
Netwerk84
De USB-poort op de computer en printer zijn gemarkeerd met het symbool .
Opmerking: Sluit de USB-kabel pas aan als dit wordt aangegeven.
1 Als de USB-poort achter op de printer is afgedekt met een sticker, moet de sticker verwijderen.
2 Sluit het vierkante uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de aansluiting achter op de printer.
Netwerk85
3 Sluit het rechthoekige uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de USB-poort van de computer.
4 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Wat is het verschil tussen infrastructuur- en ad-hocnetwerken?
Er zijn twee soorten draadloze netwerken: infrastructuur en ad-hoc.
In de infrastructuurmodus communiceren alle apparaten op een draadloos netwerk met elkaar via een toegangspunt
(draadloze router).
In de ad-hocmodus communiceert een computer met een draadloze netwerkadapter rechtstreeks met een printer met
een draadloze afdrukserver.
InfrastructuurAd-hoc
Kenmerken
CommunicatieVia een toegangspuntRechtstreeks tussen apparaten
BeveiligingMeer beveiligingsoptiesWEP-beveiliging of geen beveiliging
BereikBepaald door bereik en aantal toegangspunten Beperkt tot het bereik van individuele
apparaten op het netwerk
SnelheidMeestal snellerMeestal langzamer
Vereiste voor alle apparaten
Uniek IP-adres voor elk apparaat JaJa
Modus ingesteld opInfrastructuurmodusAd-hocmodus
Zelfde SSIDJa, inclusief het toegangspuntJa
Zelfde kanaalJa, inclusief het toegangspuntJa
U kunt het beste een netwerk opzetten in infrastructuurmodus met de cd met installatiesoftware die bij de printer is
geleverd. De infrastructuurmodus biedt het volgende:
• Verbeterde netwerkbeveiliging
• Verbeterde betrouwbaarheid
• Snellere prestaties
• Eenvoudigere installatie
Netwerk86
Signaalsterkte bepalen
Aan de signaalsterkte kunt u zien hoe krachtig het draadloze signaal is dat de computer of printer ontvangt van het
draadloze netwerk. Een zwak signaal heeft mogelijk invloed op de verbinding tijdens de configuratie.
Controleer de verbinding van de computer
1
Klik in het systeemvak van de computer op de pictogram van de software waarmee de draadloze netwerkadapter
wordt beheerd.
2 Controleer de kwaliteit van het signaal.
Controleer de verbinding van de printer
•
Druk vanaf de printer een netwerkconfiguratiepagina af.
Zoek in het gedeelte met de draadloze instellingen naar Kwaliteit.
• Controleer de signaalsterkte op het bedieningspaneel van de printer.
Ga naar:
> Instellen > OK > Netwerkconfiguratie > OK > Draadloos 802.11 b/g/n > OK > Netwerkverbinding instellen >
OK
> Draadloos > OK > Signaalsterkte weergeven >
OK
U kunt de kwaliteit van het signaal verbeteren door storingsbronnen te verwijderen of draadloze apparaten dichter bij
het toegangspunt (draadloze router) te plaatsen.
Hoe kan ik de signaalsterkte van het draadloze netwerk verbeteren?
Een veelvoorkomende reden dat draadloze printers niet kunnen communiceren via een netwerk, is een draadloos
signaal van slechte kwaliteit. Als het signaal te zwak is, te vervormd of wordt geblokkeerd door een object, kan het
geen gegevens overdragen tussen het toegangspunt en de printer. Druk een netwerkconfiguratiepagina af om te
controleren of de printer een krachtig signaal ontvangt van het toegangspunt. In het veld voor de kwaliteit wordt de
relatieve sterkte van het draadlo ze signaal weergegeven dat de printer ontvan gt. Afnamen va n de signaalsterkte kunnen
echter tijdelijk zijn. Hoewel de signaalsterkte goed lijkt, kan deze onder bepaalde omstandigheden zwakker worden.
Als u denkt dat de signaalsterkte een probleem is tussen het toegangspunt (draadloze router) en de printer, kunt u een
of meer van de volgende oplossingen proberen:
Opmerkingen:
• De volgende oplossingen zijn van toepassing op infrastructuurnetwerken. Wanneer u een ad-hocnetwerk
gebruikt, moet u de computerinstellingen wijzigen als in de oplossing wordt aangegeven dat u de
toegangspuntinstellingen moet wijzigen.
• Ad-hocnetwerken hebben een veel kleiner bereik dan infrastructuurnetwerken. Plaats de printer dichter bij de
computer als er een communicatieprobleem lijkt te zijn
PLAATSDEPRINTERDICHTERBIJHETTOEGANGSPUNT
Als de printer te ver van het toegangspunt is geplaatst, is communicatie met andere apparaten op het netwerk niet
mogelijk. Voor de meeste draadloze netwerken binnenshuis is de maximale afstand tussen het toegangspunt en de
printer ongeveer 30 meter. Deze afstand kan groter of kleiner zijn, afhankelijk van de indeling van het netwerk en
de beperkingen van het toegangspunt.
Het draadloze si gnaal van uw toegangspunt kan door de meeste objecten heen w orden verzonden. De meeste muren,
vloeren, meubels en andere objecten blokkeren het draadloze signaal niet. Er zijn echter objecten waar het signaal
niet doorheen kan worden verzonden, zoals objecten met metaal en beton. Plaats de printer en het toegangspunt
zo dat het signaal niet wordt geblokkeerd door dergelijke objecten.
VERWIJDERSTORINGSBRONNEN
Andere soorten radiofrequenties kunnen problemen veroorzaken met het draadloze signaal op uw netwerk,
waardoor afdrukproblemen tijdelijk lijken te zijn.
• Schakel mogelijke storingsbronnen uit wanneer dit mogelijk is.
beveiligingsapparatuur of elk apparaat met een motor kan onderbrekingen veroorzaken wanneer deze apparaten
worden gebruikt als u afdrukt via het draadloze netwerk.
• Als een ander draadloos netwerk wordt gebruikt in de nabije omgeving, wijzigt u het draadloze kanaal van het
toegangspunt.
• Plaats het toegangspunt niet op een printer of een ander elektronisch apparaat. Dergelijke apparaten kunnen
ook storing veroorzaken van het draadloze signaal.
Zelfs als het draadloze signaal door een object kan worden verzonden, wordt het signaal een beetje zwakker. Als het
signaal door te veel objecten heen wordt verzonden, kan het erg worden verzwakt. Alle objecten nemen een deel
van het draadloze signaal op wanneer het door de objecten heen wordt verzonden en bepaalde objecten kunnen
zoveel van het signaal opnemen dat er communicatieproblemen optreden. Plaats het toegangspunt zo hoog mogelijk
in de kamer om signaalopname te voorkomen.
Hoe kan ik controleren of mijn computer en printer beide met hetzelfde
draadloze netwerk verbonden zijn?
Als de printer niet is aangesloten op hetzelfde draadloze netwerk als de computer, kunt u niet draadloos afdrukken.
De SSID van de printer moet overeenkomen met de SSID van de computer, als de computer al is aangesloten op het
draadloze netwerk.
Voor Windows-gebruikers
1 Zoek de SSID op van het netwerk waarmee de computer is verbonden:
a Geef het IP-adres van uw toegangspunt (draadloze router) op in het adresveld van uw browser.
Als u het IP-adres van het toegangspunt niet weet:
1 Klik op of Start en vervolgens op Uitvoeren.
2 Typ cmd in het vak Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
4 Typ ipconfig en druk op Enter. Controleer als volgt het gedeelte Draadloze netwerkverbinding:
• Het 'Default Gateway' toegangspunt geeft gewoonlijk het toegangspunt aan.
• Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 192.168.2.134.
b Geef de gebruikersnaam en wachtwoord van de router op als hiernaar wordt gevraagd.
Netwerk88
c Klik op OK.
d Zoek in het gedeelte met de draadloze instellingen naar SSID.
e Noteer de SSID.
Opmerking: noteer de gegevens nauwkeurig, inclusief eventuele hoofdletters.
2 Zoek de SSID op van het netwerk waarmee de printer is verbonden:
a Druk vanaf de printer een netwerkconfiguratiepagina af.
b Zoek in het gedeelte Draadloos naar SSID.
3 Vergelijk de SSID van de computer met de SSID van de printer.
Als de SSID's gelijk zijn, zitten de computer en de printer op hetzelfde draadloze netwerk.
Als de SSID's niet gelijk zijn, voert u het hulpprogramma nogmaals uit om de printer te installeren op het netwerk
dat door de computer wordt gebruikt.
Voor Macintosh-gebruikers met een AirPort-basisstation
Mac OS X 10.5 of hoger
1 Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Netwerk > AirPort
De SSID van het netwerk waarmee de computer is verbonden, wordt weergegeven in het menu Netwerknaam.
2 Noteer de SSID.
Mac OS X 10.4 en eerder
1 Blader in de Finder naar:
Programma's > Internetverbinding > AirPort
De SSID van het netwerk waarmee de computer is verbonden, wordt weergegeven in het menu Netwerk.
2 Noteer de SSID.
Voor Macintosh-gebruikers met een toegangspunt
1 Typ het IP-adres van het toegangspunt in de adresbalk van uw browser en ga verder met stap 2.
Ga als volgt te werk als u het IP-adres van het toegangspunt niet weet:
a Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Netwerk > AirPort
b Klik op Geavanceerd of Configureren.
c Klik op TCP/IP.
Het item Router geeft gewoonlijk het toegangspunt aan.
2 Typ uw gebruikersnaam en wachtwoord en klik op OK.
3 Zoek in het gedeelte met de draadloze instellingen naar SSID.
4 Noteer de SSID, het beveiligingstype en de WEP-sleutel/het WPA-wachtwoord (indien weergegeven).
Opmerkingen:
• noteer de netwerkgegevens nauwkeurig, inclusief eventuele hoofdletters.
Netwerk89
• Bewaar de SSID en de WEP-sleutel of het WPA-wachtwoord op een veilige plaats, zodat u deze in de
toekomst weer kunt gebruiken.
Kan ik mijn printer tegelijkertijd via een USB- en een netwerkverbinding
gebruiken?
Ja, de printer ondersteunt USB- en netwerkverbindingen die tegelijkertijd zijn aangesloten. De printer kan als volgt
geconfigureerd worden:
• Lokaal aangesloten (aangesloten op de computer met een USB-kabel).
• Draadloos netwerk
• Tegelijkertijd draadloos netwerk en lokaal aangesloten
Wat is een MAC-adres?
Een MAC-adres (Media Access Control) is een 48‑bits code die is gekoppeld aan hardware- of netwerkapparaten. Het
MAC-adres wordt ook wel het fysieke adres genoemd omdat het gekoppeld is aan de hardware van een apparaat en
niet aan de software. Het MAC-adres wordt weergegeven als hexadecimaal getal met de volgende indeling:
01-23-45-67-89-AB.
U kunt het MAC-adres van een netwerkapparaat wijzigen, maar dit is niet gebruikelijk. MAC-adressen doorgaans
beschouwd als permanente adressen. Omdat IP-adressen eenvoudig kunnen worden gewijzigd, bieden MAC-adressen
een betrouwbaardere methode voor het identificeren van specifieke apparaten op een netwerk.
Routers met beveiligingsmogelijkheden beschikken mogelijk over een filterfunctie voor MAC-adressen op netwerken.
Hiermee kan een beheerde lijst worden opgesteld met apparaten die toegang krijgen tot het netwerk op basis van hun
MAC-adres en kan toegang door ongewenste apparaten worden voorkomen. Als op uw netwerk een filter voor MACadressen wordt gebruikt, moet u het MAC-adres van de printer opnemen in de lijst van apparaten met netwerktoegang.
Hoe vind ik het MAC-adres?
Netwerkapparatuur beschikt over een unieke hardware-identificatiecode waarmee het betreffende netwerkapparaat
kan worden onderscheiden van andere apparaten op het netwerk. Dit wordt het MAC-adres (Media Access Control)
genoemd. Andere apparaten gebruiken soms een ander type MAC-adres dat Universally Administered Address (UAA)
wordt genoemd.
Netwerk90
Zorg dat de printer met een juist MAC-adres is geselecteerd wanneer u de printer op een netwerk wilt aansluiten.
Het MAC-adres van de interne afdrukserver bestaat uit een reeks letters en cijfers.
MAC: XX XX XX XX XX XX
Opmerkingen:
• Een lijst met MAC-adressen kan worden ingesteld op een toegangspunt (draadloze router) zodat alleen
apparaten met de juiste MAC-adressen het netwerk kunnen gebruiken. Dit wordt filteren op MAC-adres
genoemd. Als filteren op MAC-adres is ingeschakeld in uw toegangspunt en u wilt een printer toevoegen aan uw
netwerk, moet het MAC-adres van de printer zijn opgenomen in de MAC-filterlijst.
• Als u een AirPort-basisstation gebruikt, wordt er mogelijk naar het MAC-adres verwezen met AirPort-id, en is
filteren op MAC-adres mogelijk via MAC Address Access Control.
Wat is een IP-adres?
Een IP-adres is een uniek getal dat wordt gebruikt door apparaten op een IP-netwerk, zoals een draadloze printer,
computer of een draadloos toegangspunt, om andere apparaten te zoeken en hiermee te communiceren. Apparaten
op een IP-netwerk kunnen alleen met elkaar communiceren als ze een uniek en geldig IP-adres hebben. Een uniek IPadres betekent dat apparaten op hetzelfde netwerk niet hetzelfde IP-adres mogen hebben.
Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten. Een voorbeeld van een IP-adres is
192.168.100.110.
Wat is TCP/IP?
Netwerken kunnen functioneren als computers, printers en andere apparaten gegevens naar elkaar kunnen verzenden
via kabels of met draadloze signalen. De overdracht van gegevens wordt mogelijk gemaakt door sets met regels voor
gegevensverzending die protocollen worden genoemd. Een protocol kan worden gezien als een taal met regels
waardoor gebruikers effectief kunnen communiceren met elkaar.
Netwerk91
Verschillende soorten netwerken gebruiken verschillende protocollen, maar TCP/IP (Transmission Control
Protocol/Internet Protocol) is het meest populair. TCP/IP wordt gebruikt om gegevens te verzenden via internet en via
de meeste bedrijfs- en thuisnetwerken.
Elk apparaat op een netwerk dat TCP/IP gebruikt, moet een IP-adres hebben. IP-adressen zijn unieke computernamen
met een numerieke indeling die worden gebruikt om gegevens te verzenden via een netwerk. Met IP-adressen kan
TCP/IP verzoeken bevestigen voor het aanvragen en ontvangen van gegevens door verschillende apparaten in het
netwerk.
Hoe zoek ik IP-adressen?
Voor Windows-gebruikers
1
Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ cmd in het vak Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
4 Typ ipconfig en druk op Enter.
Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 192.168.0.100.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Ga in het Apple-menu naar:
Over deze Mac > Meer Info
2 Selecteer Netwerk in het deelvenster Inhoud.
3 Als u verbinding hebt gemaakt via een draadloos netwerk, kiest u AirPort in de lijst Actieve voorzieningen.
Het IP-adres van de printer zoeken
•
Druk vanaf de printer een netwerkconfiguratiepagina af.
Zoek naar Adres in het gedeelte TCP/IP.
• Controleer de printerinstellingen.
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Netwerkconfiguratie > OK > Draadloos 802.11 b/g/n > OK > Netwerkverbinding instellen >
OK
> TCP/IP > OK > IP-adres >
OK
Hoe worden IP-adressen toegewezen?
Een IP-adres kan automatisch door het netwerk worden toegewezen met DHCP. Nadat de printer is geconfigureerd op
een computer, worden alle afdruktaken op de computer via het netwerk verzonden naar de printer met dit adres.
Als het IP-adres niet automatisch wordt toegewezen tijdens de draadloze installatie, kunt u het adres en andere
netwerkgegevens handmatig opgeven nadat u de printer hebt geselecteerd in de beschikbare lijst.
Netwerk92
Wat is een sleutelindex?
Een toegangspunt (draadloze router) kan met maximaal vier WEP-sleutels worden geconfigureerd. Er wordt op het
netwerk echter maar één sleutel tegelijkertijd gebruikt. De sleutels zijn genummerd en het nummer van de sleutel
wordt de sleutelindex genoemd. Wanneer er meerdere WEP-sleutels geconfigureerd zijn op het toegangspunt, moeten
alle apparaten op het draadloze netwerk geconfigureerd zijn zodat ze dezelfde sleutel gebruiken.
Selecteer dezelfde sleutelindex op de printer als de sleutelindex die u gebruikt voor het toegangspunt.
Wat is het verschil tussen de stapsgewijze en geavanceerde configuratie?
Gebruik de stapsgewijze configuratie in de volgende gevallen:
• De printer en de computer communiceren op hetzelfde draadloze netwerk.
• U wilt het netwerk automatisch zoeken met het hulpprogramma voor draadloze configuratie.
• U wilt de printer met Wi‑Fi Protected Setup (WPS) aansluiten op het draadloze netwerk.
Gebruik de geavanceerde installatie in de volgende gevallen:
• De printer en de computer waarop wordt geïnstalleerd, bevinden zich niet op hetzelfde netwerk of de printer
beschikt niet over draadloze toegang.
• Er zijn certificaten vereist voor het draadloze netwerk.
• Er is beveiliging op bedrijfsniveau ingesteld op het draadloze netwerk.
• U weet de netwerk-SSID en beveiligingsgegevens en wilt deze gegevens in één venster invoeren.
• De printer wordt geconfigureerd voor een extern netwerk.
• U weet de netwerkgegevens en wilt deze gegevens snel invoeren.
• U configureert de printer voor een draadloos netwerk dat 802.1X-verificatie gebruikt.
Printer onderhouden93
Printer onderhouden
Inktcartridges onderhouden
Als de printer is aangesloten op een goed geaard, werkend stopcontact, kunt u naast de volgende printertaken ook
elke week een automatische onderhoudscyclus uitvoeren. Hiervoor wordt de slaapstand tijdelijk uitgeschakeld of wordt
de printer ingeschakeld als deze is uitgeschakeld.
Inktvoorraden controleren
Bedieningspaneel van de printer gebruiken
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK >Onderhoud > OK > Inktvoorraden controleren >
OK
Printersoftware gebruiken
Voor Windows-gebruikers
1 Klik op of Start.
2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen > selecteer uw printer
2 Klik op Opties en toebehoren of Afdrukwachtrij.
3 Klik op Niveau supplies.
Printerkop uitlijnen
Als tekens of lijnen gekarteld of met golvingen zijn afgedrukt, moet u mogelijk de printerkop uitlijnen.
1 Plaats normaal papier in de printer.
2 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK >Onderhoud > OK > Printer uitlijnen >
Er wordt een uitlijningspagina afgedrukt.
Opmerking: Verwijder de uitlijningspagina pas uit de printer als deze volledig is afgedrukt.
Als u de cartridges hebt uitgelijnd om de afdrukkwaliteit te verbeteren, drukt u het document nogmaals af. Als de
afdrukkwaliteit niet is verbeterd, reinigt u de spuitopeningen van de printerkop.
OK
Printer onderhouden94
Spuitopeningen van de printerkop reinigen
Als u de printer langere tijd niet hebt gebruikt, moet u mogelijk de spuitopeningen van de printerkop reinigen om de
kwaliteit van uw afdrukken te verbeteren. Zorg dat de printer aangesloten blijft op een geaard en werkend stopcontact
zodat de automatische onderhoudsprocedures kunnen worden uitgevoerd.
Opmerkingen:
• Bij het reinigen van de spuitopeningen van de printerkop wordt inkt gebruikt, dus reinig de spuitopeningen
alleen wanneer dit nodig is.
• Bij het diep reinigen wordt meer inkt gebruikt, dus probeer eerst de optie Printerkop reinigen om inkt te
besparen.
• Als de inktvoorraad te laag is, moet u de inktcartridges vervangen voordat u de spuitopeningen van de
printerkop kunt reinigen.
1 Plaats papier in de printer.
2 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Onderhoud >
3 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar Printerkop reinigen of Printerkop diep reinigen en
druk op
OK
.
OK
Er wordt een reinigingspagina afgedrukt.
Buitenkant van de printer reinigen
1 Controleer of de printer is uitgeschakeld en dat de stekker van het netsnoer uit het stopcontact is getrokken.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: als u de buitenkant van de printer reinigt, moet u de stekker van
het netsnoer uit het stopcontact trekken en alle kabels losmaken van de printer voordat u doorgaat om
elektrische schokken te voorkomen.
2 Verwijder alle papier uit de printer.
3 Maak een schone, pluisvrije doek vochtig met water.
Let op—Kans op beschadiging: Gebruik geen huishoudelijke schoonmaakmiddelen of afwasmiddelen. Deze
kunnen het oppervlak van de printer beschadigen.
4 Veeg alleen de buitenkant van de printer schoon. Verwijder hierbij eventuele inktresten die zijn achtergebleven op
de papieruitvoerlade.
Let op—Kans op beschadiging: als u een vochtige doek gebruikt om de binnenkant van de printer te reinigen,
kan de printer beschadigd raken.
5 Controleer of de printer droog is voor u een nieuwe afdruktaak start.
Printer onderhouden95
Glasplaat reinigen
Maak de glasplaat van de scanner en verwante onderdelen schoon als afgedrukte pagina's verticale strepen bevatten
of u vlekken of vegen op dergelijke onderdelen ziet.
1 Maak een schone, pluisvrije doek vochtig met water.
2 Veeg de beschermplaat (1) en glasplaat (2) voorzichtig schoon.
1
2
Opmerking: controleer of alle inkt of correctievloeistof op een document droog is voordat u het document op de
glasplaat plaatst.
De printer verplaatsen naar een andere locatie
Als u de printer wilt verplaatsen naar een andere locatie, moet u de volgende voorzorgsmaatregelen nemen:
• Controleer of de printer is uitgeschakeld en alle kabels zijn losgemaakt van de printer.
• Als de printer wordt verplaatst op een transportwagentje, moet de gehele onderzijde van de printer worden
ondersteund.
• Controleer of de papieruitvoerlade helemaal in de printer is geschoven.
• Controleer of het bedieningspaneel van de printer in de verticale stand staat.
Printer onderhouden96
Druk de klem onder het bedieningspaneel van de printer in om het te ontgrendelen en duw het bedieningspaneel
naar achter in de vervoersstand.
1
2
• Houd de printer rechtop om te voorkomen dat de inkt gaat lekken.
• Vermijd schokken.
Problemen oplossen97
Problemen oplossen
Voor u problemen gaat oplossen
Gebruik deze controlelijst om de meeste printerproblemen op te lossen:
• Controleer of het netsnoer is aangesloten op de printer en een goed geaard en werkend stopcontact.
• Controleer of de printer is ingeschakeld.
• Controleer of de printer stevig is aangesloten op de computer, afdrukserver of een ander netwerktoegangspunt.
• Controleer de printer op foutberichten en los eventuele problemen op.
• Controleer op berichten over vastgelopen en verwijder zo nodig vastgelopen papier.
• Controleer de inktcartridges en installeer zo nodig nieuwe cartridges.
• Schakel de printer uit en schakel de printer na 10 seconden weer in.
Opmerking: Controleer of de printer zich niet in de slaapstand bevindt. Houd de knop
ingedrukt om de printer uit te schakelen.
drie seconden
Als uw probleem niet wordt opgelost met Problemen oplossen
Ga naar onze website op http://support.lexmark.com voor de volgende informatie:
• Knowledgebase-artikelen met de nieuwste informatie en aanwijzingen voor het oplossen van problemen voor uw
printer
• Live online technische ondersteuning
• Telefoonnummers voor telefonische technische ondersteuning
Installatieproblemen oplossen
• “Onjuiste taal wordt weergegeven op de display” op pagina 98
• “Software is niet geïnstalleerd” op pagina 98
• “Afdruktaak wordt niet afgedrukt of er ontbreken pagina's” op pagina 99
• “Printer drukt lege pagina's af” op pagina 100
• “Printer is bezet of reageert niet” op pagina 100
• “Kan geen documenten verwijderen uit de printerwachtrij” op pagina 101
• “Kan niet afdrukken via USB” op pagina 101
Problemen oplossen98
Onjuiste taal wordt weergegeven op de display
Als u met de controlelijst Voordat u problemen gaat oplossen het probleem niet kunt oplossen, kunt u een van de
volgende oplossingen controleren:
DETAALWIJZIGENMETDEPRINTERMENU'S
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
> Instellen > OK > Apparaatinstelling > OK > Taal >
OK
2 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar de gewenste taal en druk op
3 Blader met de pijl naar links of rechts naar Ja en druk op
OK
om de instelling te bevestigen.
OK
.
Software is niet geïnstalleerd
Als u problemen hebt ondervonden tijdens de installatie of wanneer de printer wordt niet weergegeven in de
printermap of als printeroptie bij het verzenden van een afdruktaak, kunt u de software verwijderen en opnieuw
installeren.
Voordat u de software opnieuw installeert, moet u als volgt te werk gaan:
1 Controleer of de USB-kabel niet is beschadigd. Als de kabel is beschadigd, moet u een nieuwe aanschaffen.
2 Sluit het vierkante uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de aansluiting achter op de printer.
3 Sluit het rechthoekige uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de USB-poort van de computer.
De USB-poort wordt aangegeven met
Opmerking: Als de problemen zich blijven voordoen, probeert u een andere USB-poort van de computer. Mogelijk
hebt u de kabel aangesloten op een defecte poort.
.
MAAKDENETVOEDINGVANDEPRINTERLOSENSLUITDEZEWEERAAN
1 Schakel de printer uit.
Opmerking: Controleer of de printer zich niet in de slaapstand bevindt. Houd de knop
ingedrukt om de printer uit te schakelen.
2 Haal de stekker uit het stopcontact en koppel het netsnoer los van de voeding.
3 Sluit het netsnoer na één minuut weer aan op de voeding en steek de stekker van het netsnoer in een stopcontact.
4 Zet de printer aan.
drie seconden
Problemen oplossen99
Afdruktaak wordt niet afgedrukt of er ontbreken pagina's
Als u met de controlelijst Voordat u problemen gaat oplossen het probleem niet kunt oplossen, kunt u een van de
volgende oplossingen controleren:
CONTROLEEROFDEINKTCARTRIDGESCORRECTZIJNGEPLAATST
1 Schakel de printer in en open vervolgens de printer.
2 Controleer of de cartridges correct zijn geplaatst.
De cartridges moeten stevig vastklikken in de overeenkomende kleurensleuf van de printerkop.
Opmerking: deze oplossing is alleen van toepassing op Macintosh-gebruikers.
1 Open een document en kies Archief > Druk af.
2 Kies de printer in het voorgrondmenu met printers en klik op Druk af.
Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst, kiest u Voeg printer toe. Selecteer de printer in de lijst op het
tabblad Standaard en klik op Voeg toe.
Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst, probeert u een van de volgende oplossingen:
• Als de printer is aangesloten via een USB-kabel, maakt u de USB-kabel los van de printer en sluit deze weer
aan.
• Als de printer een draadloze verbinding gebru ikt, controleert u de informatie in het gedeelte over het oploss en
Opmerking: Controleer of de printer zich niet in de slaapstand bevindt. Houd de knop
ingedrukt om de printer uit te schakelen.
2 Haal de stekker uit het stopcontact en koppel het netsnoer los van de voeding.
3 Sluit het netsnoer na één minuut weer aan op de voeding en steek de stekker van het netsnoer in een stopcontact.
drie seconden
4 Zet de printer aan.
MAAKDE USB-KABELLOSVANDEPRINTERENSLUITDEZEWEERAAN
Problemen oplossen100
CONTROLEERDE USB-AANSLUITING
1 Controleer of de USB-kabel niet is beschadigd. Als de kabel is beschadigd, moet u een nieuwe aanschaffen.
2 Sluit het vierkante uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de aansluiting achter op de printer.
3 Sluit het rechthoekige uiteinde van de USB-kabel stevig aan op de USB-poort van de computer.
De USB-poort wordt aangegeven met
Opmerking: Als de problemen zich blijven voordoen, probeert u een andere USB-poort van de computer. Mogelijk
hebt u de kabel aangesloten op een defecte poort.
.
VERWIJDERDEPRINTERSOFTWAREENINSTALLEERDEZEOPNIEUW
Printer drukt lege pagina's af
Lege pagina's kunnen worden veroorzaakt door onjuist geplaatste inktcartridges.