The following paragraph does not apply to any country where such provisions are inconsistent with local law: LEXMARK
INTERNATIONAL, INC., PROVIDES THIS PUBLICATION “AS IS” WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESS OR
IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR A PARTICULAR
PURPOSE. Some states do not allow disclaimer of express or implied warranties in certain transactions; therefore, this statement may not
apply to you.
This publication could include technical inaccuracies or typographical errors. Changes are periodically made to the information herein; these
changes will be incorporated in later editions. Improvements or changes in the products or the programs described may be made at any time.
Comments about this publication may be addressed to Lexmark International, Inc., Department F95/032-2, 740 West New Circle Road,
Lexington, Kentucky 40550, U.S.A. In the United Kingdom and Eire, send to Lexmark International Ltd., Marketing and Services
Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark may use or distribute any of the information you supply in
any way it believes appropriate without incurring any obligation to you. To obtain additional copies of publications related to this product, visit
the Lexmark Web site at www.lexmark.com.
References in this publication to products, programs, or services do not imply that the manufacturer intends to make these available in all
countries in which it operates. Any reference to a product, program, or service is not intended to state or imply that only that product,
program, or service may be used. Any functionally equivalent product, program, or service that does not infringe any existing intellectual
property right may be used instead. Evaluation and verification of operation in conjunction with other products, programs, or services, except
those expressly designated by the manufacturer, are the user’s responsibility.
This software and any accompanying documentation provided under this agreement are commercial computer software and documentation
developed exclusively at private expense.
Trademarks
Lexmark, Lexmark with diamond design, and MarkVision are trademarks of Lexmark International, Inc., registered in the United States and/
or other countries.
Drag’N’Print and PrintCryption are trademarks of Lexmark International, Inc.
®
is a registered trademark of the Hewlett-Packard Company. PCL is Hewlett-Packard Company’s designation of a set of printer
PCL
commands (language) and functions included in its printer products. This printer is intended to be compatible with the PCL language. This
means the printer recognizes PCL commands used in various application programs, and the printer emulates the functions corresponding
to the commands.
Details relating to compatibility are included in the Technical Reference.
Other trademarks are the property of their respective owners.
Veiligheidsinformatie
• Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat gemakkelijk bereikbaar is.
LET OP: schakel tijdens onweer dit product niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels
aan, zoals het netsnoer of een telefoonkabel.
• Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een
professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
• Dit product is samen met specifieke Lexmark-onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd
geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is niet
verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
• Dit product maakt gebruik van een laser.
LET OP: het toepassen van bedieningswijzen, aanpassingsmethoden of procedures anders dan in
deze publicatie worden beschreven, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
• Dit product maakt gebruik van een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Door de hitte kan het afdrukmateriaal
bepaalde stoffen afgeven. U moet het gedeelte in de bedieningsinstructies lezen waarin de richtlijnen voor het selecteren van
afdrukmaterialen worden besproken; zo voorkomt u mogelijke afgifte van schadelijke stoffen.
• Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een
professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
• Dit product is samen met specifieke Lexmark onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd geldende
veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmarkis niet
verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
2
Inhoud
Hoofdstuk 1: Omgaan met de printer ................................................................................ 5
Afdruktaak naar de printer sturen .................................................................................................................. 26
De pagina met menu-instellingen afdrukken ..................................................................................................28
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken .................................................................................................... 28
Een lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken ..................................................................................... 29
Taken in wacht afdrukken .............................................................................................................................. 29
Hoofdstuk 5: De printer onderhouden ............................................................................ 37
Status van supplies vaststellen ......................................................................................................................37
Informatie over storingsberichten .................................................................................................................. 46
On line klantenondersteuning ........................................................................................................................52
Bellen voor technische ondersteuning ........................................................................................................... 52
Energieverbruik van het product ....................................................................................................................67
Index .................................................................................................................................... 70
4
1
2
Omgaan met de printer
Printeroverzicht
LET OP: schakel tijdens onweer dit product niet in en sluit geen elektrische kabels of
stroomkabels aan, zoals het netsnoer of een telefoonkabel.
Basismodel
Op de onderstaande illustratie wordt de printer weergegeven met de basisfuncties.
5
6
1
4
1Uitvoerlade voor 150 vel4Lade voor 250 vel
2Bedieningspaneel en navigatieknoppen5Papiersteun
3Handmatige invoer6Voor klep
Omgaan met de printer
5
3
Omgaan met de printer
Onderstaande illustratie geeft de achterkant van de printer weer. Ook worden de basisfuncties aangeduid.
1
2
3
4
5
6
7
1Achterste papieruitvoer5Aansluiting voor USB-kabel
2Aan/uit-knop6Aansluiting voor parallelle kabel
3Aansluiting voor netsnoer7Aansluiting voor Ethernet-kabel
4Stofkap (niet voor alle modellen beschikbaar)
Printeroverzicht
6
Omgaan met de printer
Geconfigureerd model
Op de onderstaande illustratie wordt een volledig geconfigureerde printer weergegeven. Items met een sterretje (*)
zijn optioneel.
1
2
3
5*
1Uitvoerlade voor 150 vel4Lade voor 250 vel
2Bedieningspaneel en navigatieknoppen5Lader voor 550 vel (optioneel)
3Handmatige invoer
4
Printeroverzicht
7
Omgaan met de printer
Met een aantal menu's kunt u op eenvoudige wijze printerinstellingen wijzigen. In het diagram worden het menuoverzicht op
het bedieningspaneel, de menu's en de items die onder elk menu beschikbaar zijn, weergegeven. Raadpleeg de Handleiding voor menu's en berichten op de cd Software en documentatie voor meer informatie over menu's en menu-items.
Menu
Menu Papier
Rapporten
Instellingen
Menu Papier
Standaardbron
Papierformaat/soort
Ander formaat
Papierstructuur
Papiergewicht
Papier plaatsen
Aangepaste soorten
Universal-instelling
Rapporten
Pagina Menu-instellingen
Apparaatstatistieken
Pagina
Netwerkinstellingen
Profielenlijst
Lettertypen afdrukken
Voorbeeld afdrukken
Instellingen
Menu Instellingen
Menu Afwerking
Menu Kwaliteit
Menu Extra
Menu PDF
Menu PostScript
Menu PCL Emul
Help bij afdrukken
Help bij supplies
Help afdrukmat.
Afdrukfouten
Menu Map
Informatie
Aansluit.gids
Help bij transport
Printeroverzicht
8
Omgaan met de printer
Informatie over het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel bestaat uit de volgende onderdelen:
•Een 4-regelig LCD-display (liquid crystal display) waarop zowel afbeeldingen als tekst kunnen worden
weergegeven
•Acht knoppen: Terug, Menu, Stop, Selecteren (), , , en
•Indicatielampje
Opmerking: op de binnenkant van de voorklep bevindt zich een etiket met daarop de knoppen van het
bedieningspaneel in uw taal. In de printerdoos bevindt zich nog een etiket met vertalingen van
knoppen.
BackMenuStop
Voltar
Zp t
ě
Tilbage
Terug
Takaisin
Retour
Zurück
Vissza
Indietro
Tilbake
Wró
aa
Hзд
Atrás
Bakåt
Geri
Menu
Nabídka
Menu
ć
Menu
Valikko
Menu
Menü
Menü
Menu
Meny
Menu
Меню
Menú
Meny
Menü
Parar
Stop
Stop
Stop
Seis
Stop
Stopp
Leállítás
Stop
Stopp
Stop
Стоп
Parar
Stopp
Durdur
Informatie over het bedieningspaneel
9
Omgaan met de printer
Het gebruik van de knoppen en de indeling van het bedieningspaneel worden in de volgende tabel beschreven.
1
7
2
66
3
5
4
Knop of item op
bedieningspaneel
1 Terug Druk op de knop Terug om terug te gaan naar het scherm dat als laatste is bekeken.
2 Menu Druk op de knop Menu om het menuoverzicht te openen.
3 Stop Druk op de knop Stop om de mechanische werking van de printer te stoppen. Nadat u op
Functie
Opmerking: wijzigingen die zijn aangebracht op een scherm worden niet toegepast als u op de knop Teru g drukt.
Opmerking: de printer moet in de stand Gereed staan om het menuoverzicht te kunnen
openen. Er verschijnt een bericht waarin wordt aangegeven dat de menu's niet beschikbaar
zijn als de printer niet gereed is.
Stop hebt gedrukt, wordt het bericht Sto ppen weergegeven. Nadat de printer is gestopt,
wordt Gestopt weergegeven op de statusregel van het bedieningspaneel en verschijnt een
lijst met opties.
Informatie over het bedieningspaneel
10
Omgaan met de printer
Knop of item op
bedieningspaneel
4 IndicatielampjeOp het bedieningspaneel is een tweekleurige LED (groen en rood) beschikbaar. De lampjes
5 en 6 NavigatieknoppenDe knoppen Omhoog en Omlaag worden gebruikt om door lijsten te bladeren.
Functie
geven aan of de voeding van de printer is ingeschakeld, of de printer bezet of inactief is, of
de printer bezig is met het verwerken van een taak en of ingrijpen van de operator is vereist.
StatusBetekenis
AanVoeding is uitgeschakeld.
Brandt groenDe printer staat aan, maar is niet actief.
Knippert groenDe printer is bezig met opwarmen, het verwerken van
gegevens of het afdrukken van gegevens.
Brandt roodIngrijpen van gebruiker is vereist.
Als u door een lijst navigeert met de knop Omhoog of Omlaag, wordt de cursor
telkens één regel tegelijk verplaatst. Als u op de knop Omlaag onder aan het
scherm drukt, wordt de volgende volledige pagina weergegeven op het scherm.
De knoppen Links en Rechts worden gebruikt om binnen een scherm te
navigeren, bijvoorbeeld om van het ene item in het menuoverzicht naar een
ander item te gaan. Ook worden zij gebruikt om door tekst te bladeren die niet
op het scherm past.
De knop Selecteren wordt gebruikt om een actie te initiëren na een selectie.
Druk op Selecteren als de cursor naast de gewenste selectie staat, zoals het
volgen van een koppeling of het verzenden van een configuratie-item, of wanneer
u een taak wilt starten of annuleren.
7 DisplayOp het display worden berichten en afbeeldingen weergegeven over de huidige status van
de printer en mogelijke problemen die opgelost moeten worden.
De bovenste regel van het display is de kopregel. Indien van toepassing bevat het display
de afbeelding die aangeeft dat de knop Teru g kan worden gebruikt. Ook worden op het
display de huidige status en de status van de supplies (waarschuwingen) weergegeven.
Als er meerdere waarschuwingen zijn, wordt er een komma weergegeven tussen de
verschillende waarschuwingen.
De andere drie regels van het display vormen de hoofdtekst van het scherm. Hier kunt u
kijken naar de printerstatus, berichten over supplies en schermen Laten zien. Hier voert u
ook selecties uit.
Informatie over het bedieningspaneel
11
2
De term Afdrukmateriaal omvat papier, karton, transparanten, etiketten en enveloppen. De laatste vier soorten worden
soms speciaal afdrukmateriaal genoemd. De printer kan kwalitatief hoogwaardige afdrukken maken op allerlei
afdrukmateriaal. Er zijn diverse aspecten van afdrukmateriaal die u moet overwegen voordat u gaat afdrukken. In dit
hoofdstuk vindt u informatie over het kiezen en bewaren van afdrukmateriaal.
•Welke soorten afdrukmateriaal kunnen worden geplaatst?
•Tips voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal
•Afdrukmateriaal bewaren
•Papierstoringen voorkomen
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) die u kunt vinden op de Lexmark website op www.lexmark.com voor meer informatie over welk afdrukmateriaal geschikt is voor de printer.
We raden u aan papier of speciaal afdrukmateriaal in kleine hoeveelheden uit te proberen voordat u grote hoeveelheden
aanschaft.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
Welke soorten afdrukmateriaal kunnen worden geplaatst?
Uw printer functioneert optimaal wanneer het afdrukmateriaal correct in de laden wordt geplaatst. Gebruik nooit meerdere
soorten afdrukmateriaal in één lade.
BronFormatenSoortenGewichtCapaciteit* (vellen)
Lade voor 250 vel A4, A5, A6 (alleen vezel
Lader voor 550
vel (optioneel)
Handmatige
invoer
* Capaciteit voor afdrukmateriaal van 75 g/m2, tenzij anders aangegeven.
†
Vezels in de breedterichting genieten de voorkeur. Gebruik de achteruitvoer voor het beste resultaat.
‡
Universele maten:
– handmatige invoer: 76–216 x 127–356 mm (inclusief kaarten van 76 x 127 mm)
in lengterichting), JIS B5,
Letter, Legal, Executive,
Folio, Statement
A4, A5, JIS B5, Letter,
Legal, Executive, Folio,
Statement
A4, A5, A6 (alleen vezel
in lengterichting), JIS B5,
Letter, Legal, Executive,
Folio, Statement
Tips voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal
De kans op problemen bij het afdrukken neemt af wanneer u het juiste papier of ander afdrukmateriaal kiest. Voor optimale
afdrukkwaliteit is het raadzaam een proefafdruk te maken op het papier of het afdrukmateriaal dat u wilt gebruiken voordat
u grote hoeveelheden van het papier of afdrukmateriaal aanschaft.
Opmerking: op bepaalde papiersoorten kan niet op de hoogste snelheid worden afgedrukt.
Raadpleeg voor meer informatie over het optimale afdrukmateriaal voor uw configuratie de Card Stock & Label Guide
(alleen Engelstalig) op de website van Lexmark op dit adres: www.lexmark.com/publications.
Papier
•Gebruik langlopend kopieerpapier van 75 g/m2 voor afdrukken van optimale kwaliteit.
De printer kan automatisch langlopend papier met een gewicht van 60 - 90 g/m
dan 60 g/m
optreden. Papier dat zwaarder is dan 90 g/m2 dient via de handmatige invoer te worden ingevoerd.
•Tijdens het afdrukproces van de laserprinter wordt het papier verwarmd tot een temperatuur van 210 °C . Gebruik
alleen papier dat dergelijke temperaturen kan verdragen zonder te verkleuren, uit te lopen of gevaarlijke stoffen af
te scheiden. Vraag de fabrikant of verkoper of het papier dat u hebt gekozen, geschikt is voor laserprinters.
•De duplexeenheid ondersteunt alleen afdrukmateriaal van bepaalde formaten en bepaalde soorten. U kunt alleen
papier van het formaat A4, Letter, Legal en Folio gebruiken voor dubbelzijdig afdrukken. De printer biedt geen
ondersteuning voor dubbelzijdig afdrukken op andere soorten afdrukmateriaal.
2
is mogelijk niet stevig genoeg om correct te worden ingevoerd, waardoor papierstoringen kunnen
2
invoeren. Papier dat lichter is
Papierkenmerken
De volgende papierkenmerken zijn van invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de papierinvoer.
Wij bevelen u aan deze richtlijnen te volgen wanneer u een nieuw type papier overweegt.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de website
van Lexmark op www.lexmark.com/publications.
Gewicht
De printer kan automatisch papier met een gewicht van 60 tot 90 g/m2 (vezel in de lengterichting) invoeren vanuit de
geïntegreerde en de optionele laden, en papier met een gewicht van 60 tot 163 g/m2 (vezel in de lengterichting) vanuit de
handmatige invoer. Papier dat lichter is dan 60 g/m
papierstoringen kunnen optreden. Het beste resultaat bereikt u met papier van 75 g/m
papier wilt gebruiken dat smaller is dan 182 x 257 mm, moet het gewicht hiervan ten minste 90 g/m
Krullen
Krullen is de neiging van afdrukmateriaal om aan de randen om te buigen. Als afdrukmateriaal te veel krult, kan dat
problemen opleveren bij het invoeren. Papier kan omkrullen nadat het door de printer is gevoerd en daarbij is blootgesteld
aan hoge temperaturen. Als u papier in hete, vochtige, koude of droge omstandigheden buiten de verpakking of in de laden
bewaart, kan het papier omkrullen voordat erop wordt afgedrukt. Dit kan invoerproblemen veroorzaken.
Gladheid
De gladheid van papier is rechtstreeks van invloed op de afdrukkwaliteit. Toner wordt niet goed gefixeerd op ruw papier,
hetgeen leidt tot een slechte afdrukkwaliteit. Te glad papier kan invoerproblemen of problemen met de afdrukkwaliteit
veroorzaken. Het papier moet een zachtheid hebben van 150 tot 300 Sheffield; een zachtheid tussen 100 en 250 Sheffield
levert echter de beste afdrukkwaliteit op.
2
is mogelijk niet stevig genoeg om correct te worden ingevoerd, waardoor
2
met de vezel in de lengterichting. Als u
2
zijn.
Tips voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal
13
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
Vochtigheidsgraad
De hoeveelheid vocht in papier is van invloed op de afdrukkwaliteit en bepaalt tevens of het papier goed door de printer kan
worden gevoerd. Laat het papier in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Het papier wordt dan niet blootgesteld
aan de negatieve invloed van wisselingen in de luchtvochtigheid.
Acclimatiseer het papier terwijl het nog in de originele verpakking zit. U acclimatiseert het papier door het 24 tot 48 uur lang
in dezelfde omgeving als de printer te bewaren, waardoor het papier zich aan de eigenschappen van de nieuwe omgeving
kan aanpassen. Verleng de acclimatiseringperiode met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving erg verschilde
van de printeromgeving. Vanwege het gewicht van het materiaal kan voor dik papier mogelijk ook een langere
acclimatiseringperiode nodig zijn.
Vezelrichting
Deze term heeft betrekking op de richting van de vezels in een vel papier. Vezels lopen ofwel in de lengterichting van het
papier of in de breedterichting.
Voor papier van 60 tot 90 g/m2 worden vezels in de lengterichting aanbevolen.
Vezelgehalte
Kwalitatief hoogwaardig xerografisch papier bestaat meestal voor 100% uit chemische houtpulp. Papier met deze
samenstelling is zeer stabiel, zodat er minder problemen optreden bij de invoer en de afdrukkwaliteit beter is. Als papier
andere vezels bevat, bijvoorbeeld van katoen, kan dat eerder leiden tot problemen bij de verwerking.
Kringlooppapier
Lexmark ondersteunt US executive order (presidentieel besluit) 13101, waarin het gebruik van kringlooppapier in
overheidsinstanties met klem wordt aangeraden. Neem contact op met uw papierleverancier voor informatie over garanties
en prestaties en/of maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden papier aanschaft. Op http://
www.gpo.gov/qualitycontrol/cpypaper.htm vindt u een overzicht van leveranciers en goedgekeurd papier dat door de US
Government Printing Office wordt gebruikt.
Ongeschikt papier
Het gebruik van de volgende papiersoorten in de printer wordt afgeraden:
•chemisch behandelde papiersoorten waarmee kopieën kunnen worden gemaakt zonder carbonpapier, ook wel
"carbonless copy paper" (CCP) of "no carbon required paper" (NCR) genoemd;
•voorbedrukt papier dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer;
•voorbedrukt papier dat niet voldoende bestand is tegen de temperatuur in het verhittingsstation;
•voorbedrukte papiersoorten waarvoor een registrering (nauwkeurige positionering van de afdruk) van meer dan
±0,23 mm is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character recognition).
In sommige gevallen kunt u de registrering aanpassen met de toepassing waarmee u afdrukt op deze formulieren.
•papier met ruwe randen, papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak, gekruld papier;
•kringlooppapier dat meer dan 25% afvalstoffen bevat en niet voldoet aan de norm;
•kringlooppapier met een gewicht van minder dan 60 g/m
•meervoudige formulieren en documenten.
2
;
Papier kiezen
Als u papier op de juiste manier plaatst, voorkomt dit papierstoringen en kunt u probleemloos afdrukken.
U voorkomt als volgt papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit:
•Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
Tips voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal
14
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
•Voordat u papier plaatst, moet u weten wat de geschiktste afdrukzijde is. Dit staat meestal op de verpakking vermeld.
•Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
•Gebruik nooit afdrukmateriaal van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron. Dit leidt tot
storingen in de doorvoer van afdrukmateriaal.
•Gebruik geen gecoat papier, tenzij het speciaal is ontworpen voor elektrofotografisch afdrukken.
•Verwijder laden niet tijdens het uitvoeren van een afdruktaak of wanneer het bericht Bezig verschijnt op het
display van het bedieningspaneel.
•Zorg ervoor dat Papiersoort, Papierstructuur en Papiergewicht goed zijn ingesteld. (Raadpleeg "Menu Papier" in
de Handleiding voor menu's en berichten op de cd Software en documentatie voor meer informatie over deze
instellingen.)
•Controleer of het papier goed in de lade is geplaatst.
•Buig het papier enkele malen, en waaier het vervolgens uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een vlakke
ondergrond de stapel recht.
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier kiezen
Houd u aan de volgende richtlijnen als u voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteert voor de printer.
•Gebruik papier met de vezel in lengterichting voor het beste resultaat met papier van 60 tot 90 g/m2.
•Gebruik alleen formulieren en briefhoofdpapier die zijn gelithografeerd of gegraveerd.
•Gebruik geen papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak.
Gebruik papier dat is bedrukt met hittebestendige inkt en dat geschikt is voor xerografische kopieerapparaten. De inkt moet
bestand zijn tegen temperaturen van 210 °C zonder te smelten of schadelijke stoffen af te geven. Gebruik geen inkten die
worden beïnvloed door de hars in de toner. Inktsoorten op basis van olie zouden aan deze vereisten moeten voldoen.
Latex-inkt zou echter problemen kunnen opleveren. Neem in geval van twijfel contact op met uw papierleverancier.
Voorbedrukt papier, zoals briefhoofdpapier, moet bestand zijn tegen temperaturen tot 210 °C zonder te smelten of
gevaarlijke stoffen af te geven.
Afdrukken op briefhoofdpapier
Informeer bij de fabrikant of leverancier of het voorbedrukte briefhoofdpapier geschikt is voor gebruik in laserprinters.
De stand van de pagina is belangrijk bij afdrukken op briefhoofdpapier. Gebruik de volgende tabel als hulp bij het plaatsen
van briefhoofdpapier in de bronnen van het afdrukmateriaal.
Bron afdrukmateriaal
of proces
Lade voor 250 vel en
lader voor 550 vel
Dubbelzijdig (tweezijdig)
afdrukken vanuit laden
AfdrukzijdeBovenkant van pagina
Voorbedrukte zijde van
briefhoofdpapier naar beneden
gericht
Voorbedrukte zijde van
briefhoofdpapier naar boven
gericht
De bovenste rand van het vel met het logo moet
tegen de voorzijde van de lade worden geplaatst.
De bovenste rand van het vel met het logo moet
tegen de voorzijde van de lade worden geplaatst.
Tips voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal
Voorbedrukte zijde van
briefhoofdpapier naar beneden
gericht
De bovenste rand van het vel met het logo moet
het eerst in de printer worden gevoerd.
De bovenste rand van het vel met het logo moet
het eerst in de printer worden gevoerd.
Transparanten
Voer transparanten in vanuit de lade voor 250 vel of vanuit de handmatige invoer. Maak altijd eerst enkele proefafdrukken
voordat u grote hoeveelheden transparanten aanschaft.
Let bij het afdrukken op transparanten op het volgende:
•Stel de Papiersoort in op Transparant via het printerstuurprogramma of MarkVision™ Professional om schade aan
de printer te voorkomen.
•Gebruik transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Transparanten moeten bestand zijn tegen
temperaturen van 175 °C zonder te smelten, te verkleuren, besmeurd te raken of gevaarlijke stoffen af te geven.
•Zorg ervoor dat er geen vingerafdrukken op de transparanten komen. Dit kan namelijk een slechte afdrukkwaliteit
tot gevolg hebben.
•Waaier de stapel uit voordat u de transparanten plaatst zodat deze niet aan elkaar blijven plakken.
Transparanten kiezen
U kunt rechtstreeks afdrukken op transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. De afdrukkwaliteit en de
duurzaamheid zijn afhankelijk van het soort transparant dat wordt gebruikt. Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat
u grote hoeveelheden transparanten aanschaft.
Wij adviseren Lexmark Letter-formaat transparanten met artikelnummer 70X7240 en Lexmark A4-formaat transparanten
met artikelnummer 12A5010.
Stel Papiersoort in op Transparanten om papierstoringen te voorkomen. (Zie "Papiersoort" op de cd met documentatie voor
meer informatie over deze instelling.) Informeer bij de fabrikant of leverancier of de transparanten geschikt zijn voor
laserprinters die transparanten verwarmen tot 175 °C. Gebruik alleen transparanten die dergelijke temperaturen kunnen
verdragen zonder dat ze smelten, verkleuren, besmeurd raken of gevaarlijke stoffen afgeven. Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark op
www.lexmark.com/publications.
Transparanten kunnen automatisch worden ingevoerd vanuit de papierladen of handmatig vanuit de handmatige invoer. Zie
Welke soorten afdrukmateriaal kunnen worden geplaatst? op pagina 12 voor informatie over transparanten en invoerladen.
Wees voorzichtig als u met transparanten werkt. Vingerafdrukken op het oppervlak van een transparant leiden tot een
slechte afdrukkwaliteit.
Enveloppen
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden enveloppen aanschaft. Zie Papier in de handmatige
invoer plaatsen op pagina 24 voor instructies voor het plaatsen van enveloppen.
U drukt als volgt af op enveloppen:
•U bereikt de beste resultaten als u enveloppen van goede kwaliteit gebruikt die speciaal zijn ontworpen voor
laserprinters.
•Stel de papierbron in het menu Papier in op Handmatig, stel de papiersoort in op Envelop en selecteer het juiste
formaat envelop via het bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision Professional.
Tips voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal
16
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
•Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 90 g/m2. In de
handmatige invoer kunt u enveloppen gebruiken die zijn gemaakt van papier met een gewicht tot 105 g/m2, mits
het papier voor maximaal 25% uit katoen bestaat. Enveloppen met een katoengehalte van 100% mogen niet
zwaarder zijn dan 90 g/m
•Gebruik alleen nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
•Voor de beste prestaties en een minimumaantal papierstoringen wordt u aangeraden geen enveloppen te
gebruiken die:
–gemakkelijk krullen;
–aan elkaar kleven of beschadigd zijn;
–vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
–metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
–zijn samengevouwen;
–zijn voorzien van postzegels;
–een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
–inkepingen of gebogen hoeken hebben;
–een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
•Gebruik alleen enveloppen die bij blootstelling aan temperaturen van 175 °C niet sluiten, omkrullen, kreuken of
gevaarlijke stoffen afscheiden. Raadpleeg de leverancier van de enveloppen als u niet zeker weet of deze geschikt zijn.
•Stel de breedtegeleider in op de breedte van de envelop.
•Plaats nooit meer dan één envelop in de invoerlade.
•Het is mogelijk dat de hoge temperatuur tijdens het afdrukken in combinatie met een hoge vochtigheid (meer
dan 60%) ertoe leiden dat de enveloppen worden dichtgeplakt.
2
.
Etiketten
De printer kan afdrukken op de meeste soorten etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters, behalve etiketten
van vinyl. Deze etiketten worden geleverd in vellen met het formaat Letter, A4 of Legal. De lijm, de voorzijde (bedrukbaar
materiaal) en de coatings moeten bestand zijn tegen temperaturen van 210 °C en een druk van 25 psi.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en
het ontwerp van etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark, op www.lexmark.com/publications.
U drukt als volgt af op etiketten:
•Stel het menu-item Papiersoort in het menu Papier in op Etiketten. Stel de Papiersoort in via het
bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision Professional.
•Plaats nooit etiketten samen met papier of transparanten in dezelfde invoerbron. Een combinatie van verschillend
afdrukmateriaal kan tot invoerproblemen leiden.
•Gebruik geen etikettenvellen met glad rugmateriaal.
•Gebruik geen vinyletiketten.
•Plaats geen etikettenvellen waarop een aantal etiketten ontbreekt. Dit kan ertoe leiden dat etiketten losraken
tijdens het afdrukken, waardoor de vellen kunnen vastlopen en de kleefstof de printer en de cartridge kan
vervuilen. Hierdoor kan de garantie voor de printer en de cartridge vervallen.
•Gebruik etiketten die bij blootstelling aan temperaturen van 210 °C niet vastplakken, omkrullen of kreuken en bij
deze temperaturen geen gevaarlijke stoffen afgeven.
•Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket, vanaf de perforaties of tussen de snijranden van de etiketten.
•Gebruik geen etikettenvellen die lijm bevatten aan de rand van de vellen. Gebruik bij voorkeur vellen waarop de
lijm gericht is aangebracht op minstens 1 mm vanaf de randen. De lijm kan in de printer terecht komen hetgeen
gevolgen kan hebben voor de garantie op de printer.
•Als gericht aangebrachte lijm niet mogelijk is, moet u een strook van 3 mm verwijderen van de voorste (bovenste)
rand en moet u lijm gebruiken die niet lekt.
Tips voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal
17
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
•Verwijder een strook van 3 mm van de voorste strip vanaf de voorrand om te voorkomen dat etiketten loslaten in
de printer.
•Druk bij voorkeur af in de afdrukstand Staand, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
•Gebruik geen etiketten waarvan de lijm aan de oppervlakte ligt.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en
het ontwerp van etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark, op www.lexmark.com/publications.
Karton
Karton bestaat uit één laag en heeft een groot aantal eigenschappen. De vochtigheidsgraad, dikte en structuur kunnen
grote invloed hebben op de afdrukkwaliteit. Zie Welke soorten afdrukmateriaal kunnen worden geplaatst? op pagina 12 voor informatie over de geschiktste combinatie van gewicht en vezelrichting voor afdrukmateriaal.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden karton aanschaft.
U drukt als volgt af op karton:
•U kunt alleen op karton afdrukken wanneer u dit in de handmatige invoer plaatst.
•Stel het menu-item Papiersoort in het menu Papier in op Karton via het bedieningspaneel, het
printerstuurprogramma of MarkVision Professional. Stel het Papiergewicht in op Gewicht karton en selecteer
Normaal of Zwaar als waarde. Stel dit in via het bedieningspaneel, het printerstuurprogramma of MarkVision
Professional. Gebruik Zwaar voor karton dat zwaarder is dan 163 g/m2.
•Houd er rekening mee dat voorbedrukte gedeelten, perforaties en kreuken de afdrukkwaliteit negatief kunnen
beïnvloeden en problemen kunnen veroorzaken bij de verwerking of de doorvoer van het afdrukmateriaal.
•Gebruik geen karton dat bij verhitting gevaarlijke stoffen afgeeft.
•Gebruik geen voorbedrukt karton waarbij chemische stoffen zijn gebruikt die de printer kunnen beschadigen.
Voorbedrukt materiaal kan tot gevolg hebben dat halfvloeibare en vluchtige stoffen in de printer terecht komen.
•Gebruik bij voorkeur karton met de vezel in de breedterichting.
Afdrukmateriaal bewaren
Houd de volgende richtlijnen aan om een regelmatige afdrukkwaliteit te garanderen en te voorkomen dat er problemen met
papierinvoer ontstaan.
•U kunt het afdrukmateriaal het beste bewaren in een omgeving met een temperatuur van rond de 21 °C en een
relatieve vochtigheid van 40%.
De meeste fabrikanten van etiketten bevelen een omgeving aan tussen 18 en 24 °C met een relatieve vochtigheid
van 40% tot 60%.
•Bewaar dozen met afdrukmateriaal bij voorkeur op een pallet of een plank en niet op de vloer.
•Als u losse pakken afdrukmateriaal niet in de oorspronkelijke doos bewaart, leg deze dan op een vlakke
ondergrond zodat de randen niet omkrullen of kreuken.
•Plaats niets boven op de pakken met afdrukmateriaal.
•Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het in de printer gaat gebruiken.
Afdrukmateriaal bewaren
18
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
Papierstoringen voorkomen
Gebruik geschikt afdrukmateriaal (papier, transparanten, etiketten en karton) zodat u probleemloos kunt afdrukken.
Raadpleeg Welke soorten afdrukmateriaal kunnen worden geplaatst? op pagina 12 voor meer informatie.
Opmerking: probeer altijd eerst een paar testvellen uit van het afdrukmateriaal dat u wilt gaan gebruiken, voordat
u grote hoeveelheden aanschaft.
De meeste storingen kunt u vermijden door het goede afdrukmateriaal te kiezen en het afdrukmateriaal op de juiste wijze te
plaatsen. Zie de gedetailleerde instructies voor het vullen van de invoerladen:
•Papier in de lade voor 250 vel plaatsen op pagina 20
•Papier in de handmatige invoer plaatsen op pagina 24
De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
•Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal.
•Plaats nooit te veel afdrukmateriaal in de laden. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de maximale
stapelhoogte die met een lijntje wordt aangegeven op de etiketten in de laden.
•Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig of kromgetrokken afdrukmateriaal.
•Buig het afdrukmateriaal, waaier ze uit en maak er een rechte stapel van voordat u het materiaal in de printer
plaatst. Als er storingen met het afdrukmateriaal optreden, probeer dan om het afdrukmateriaal per vel via de
handmatige invoer in te voeren.
•Gebruik geen afdrukmateriaal dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
•Plaats geen afdrukmateriaal van verschillend formaat, verschillend gewicht of verschillende soorten in dezelfde lade.
•Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde voor enkel- of dubbelzijdig afdrukken in de lade is geplaatst.
•Bewaar het afdrukmateriaal in een geschikte omgeving. Zie Afdrukmateriaal bewaren op pagina 18.
•Verwijder de laden nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak.
•Duw alle laden stevig in de printer nadat u ze hebt gevuld.
•Zorg ervoor dat de geleiders in de laden zijn ingesteld op het geplaatste formaat. De geleiders mogen niet te strak
tegen de stapel afdrukmateriaal zijn gedrukt.
Papierstoringen voorkomen
19
3
Afdrukken
In dit hoofdstuk kunt u informatie vinden over het plaatsen van afdrukmateriaal, het naar de printer sturen van een
afdruktaak, het annuleren van een afdruktaak, het afdrukken van een pagina met menu-instellingen en het afdrukken van
een lettertypelijst. Raadpleeg Papierstoringen voorkomen op pagina 19 of Afdrukmateriaal bewaren op pagina 18
voor tips voor het voorkomen van papierstoringen en de opslag van afdrukmateriaal.
Papier in de lade voor 250 vel plaatsen
Uw printer beschikt over een lade voor 250 vel. Wellicht hebt u ook een optionele lader voor 550 vel aangeschaft.
Het afdrukmateriaal wordt in beide laden op dezelfde manier geplaatst.
Het plaatsen van afdrukmateriaal:
Opmerking: verwijder een lade nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak of als het indicatielampje op het
bedieningspaneel knippert. Dit zou een papierstoring kunnen veroorzaken.
1Verwijder de lade.
Opmerking: als u papier van Legal- of Folio-formaat wilt plaatsen, moet u de papierlade langer maken. Raadpleeg
De lade langer maken voor papier van Legal- of Folio-formaat op pagina 23 voor instructies.
Afdrukken
20
Afdrukken
2Druk de hendel van de papiergeleider aan de zijkant in en schuif de geleider naar de buitenkant van de lade.
3Druk de hendel van de papiergeleider aan de achterkant in en schuif de geleider naar de juiste positie voor het
formaat afdrukmateriaal dat u wilt plaatsen.
4Buig de vellen enkele malen om ze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak
op een vlakke ondergrond de stapel recht.
5Plaats het afdrukmateriaal in de lade.
Opmerking: plaats papier met een briefhoofd in de lade met de voorbedrukte zijde naar beneden. De bovenste
rand van het vel met het logo moet tegen de voorzijde van de lade worden geplaatst.
Zorg ervoor dat het afdrukmateriaal niet boven de aangegeven maximale hoogte uitkomt. Als er te veel papier is
geplaatst, kan het papier in de printer vastlopen.
Papier in de lade voor 250 vel plaatsen
21
Afdrukken
6Druk de hendel aan de zijkant van de papiergeleider in en schuif de geleider naar binnen, tot deze licht tegen de
zijkant van het afdrukmateriaal rust.
7Plaats de lade weer in de printer.
8Schuif de papiersteun voor de uitvoerlade uit.
Papier in de lade voor 250 vel plaatsen
22
Loading...
+ 49 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.