Lexmark C760, C762 Installation manual [nl]

Page 1
C760, C762
Installatiehandleiding
juni 2004
Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen. © 2004 Lexmark International, Inc.
www.lexmark.com
Page 2
Page 3
Nederlands
Page 4
Uitgave: juni 2004
De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar de volgende voorwaarden in strijd zijn met de plaatselijke wetgeving: LEXMARK
INTERNATIONAL, INC. LEVERT DEZE PUBLICATIE IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEERT, ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In bepaalde rechtsgebieden is afwijzing van expliciete of impliciete garanties in bepaalde transacties niet toegestaan; het is daarom mogelijk dat deze verklaring niet op u van toepassing is.
Deze publicatie kan technische onjuistheden of typografische fouten bevatten. De informatie in deze publicatie wordt regelmatig herzien; wijzigingen zullen in latere uitgaven worden opgenomen. De producten of programma’s die worden beschreven, kunnen te allen tijde worden verbeterd of gewijzigd.
Opmerkingen kunnen worden gestuurd aan Lexmark International, Inc, Department F95/032-2, 740 West New Circle Road, Lexington, Kentucky 40550, Verenigde Staten. Vanuit het Verenigd Koninkrijk en Ierland stuurt u eventuele opmerkingen naar Lexmark International Ltd., Marketing and Services Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark behoudt zich het recht voor de door u verstrekte informatie naar eigen goeddunken te gebruiken en te verspreiden, zonder hiermee enige verplichting op zich te nemen tegenover u. Extra exemplaren van aan dit product gerelateerde publicaties kunnen worden verkregen door vanuit de Verenigde Staten of Canada te bellen naar 1-800-553-9727. Vanuit Groot-Brittannië en Ierland belt u 0628+44. Neem in andere landen contact op met de leverancier.
Als in deze publicatie wordt verwezen naar producten, programma's of diensten, impliceert dit niet dat de producent het voornemen heeft deze beschikbaar te stellen in alle landen waarin de producent actief is. Geen enkele verwijzing naar een product, programma of dienst moet worden opgevat als een verklaring of suggestie dat alleen dat product, dat programma of die dienst mag worden gebruik. Het staat u vrij functioneel gelijkwaardige producten, programma's of diensten te gebruiken, mits die geen inbreuk maken op enig bestaand intellectueel eigendomsrecht. Het beoordelen en controleren van de werking in combinatie met andere producten, programma’s of diensten, met uitzondering van die producten, programma’s of diensten die uitdrukkelijk door de producent worden genoemd, behoort tot de verantwoordelijkheden van de gebruiker.
Lexmark, Lexmark met het diamantlogo en MarkNet zijn handelsmerken van Lexmark International, Inc., gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of andere landen.
ImageQuick is een handelsmerk van Lexmark International, Inc. PostScript® is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.
PostScript 3 is een aanduiding van Adobe Systems voor een verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in softwareproducten van Adobe Systems. Deze printer is compatibel met de PostScript 3-taal. De printer herkent PostScript 3­opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten overeenkomen.
Overige handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve houders.
© 2004 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden.
RECHTEN M.B.T. DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en alle bijbehorende documentatie die onder deze overeenkomst worden geleverd, zijn commerciële computersoftware en documentatie die op eigen kosten zijn ontwikkeld.
Verklaring van de Federal Communications Commission (FCC)
Deze printer voldoet aan de normen voor een digitaal apparaat van klasse B (zonder een netwerkkabel of finisher met hoge capaciteit) en voor een digitaal apparaat uit klasse A (met een netwerkkaart of finisher met hoge capaciteit), conform deel 15 van de FCC-voorschriften. Het apparaat moet aan de volgende twee voorwaarden voldoen:
(1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet eventuele interferentie die wordt veroorzaakt door andere
apparatuur accepteren, inclusief interferentie die kan leiden tot een ongewenste werking. Eventuele vragen over deze verklaring kunt u richten aan:
Director of Lexmark Technology & Services Lexmark International, Inc. 740 West New Circle Road Lexington, KY 40550, V.S.A. (859) 232-3000
Raadpleeg voor meer informatie de online documentatie.
Veiligheidsinformatie
Als uw product niet gemerkt is met dit symbool , moet het worden
aangesloten op een correct geaard stopcontact. VOORZICHTIG: Installeer dit apparaat niet en sluit nooit netsnoeren, telefoonsnoeren en dergelijke aan tijdens een onweersbui.
Het netsnoer dient te worden aangesloten op een stopcontact dat zich dicht
in de buurt van het product bevindt en dat makkelijk kan worden bereikt.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de
bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
Dit product is samen met specifieke Lexmark onderdelen ontwikkeld, getest
en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
Dit product maakt gebruik van een laser. VOORZICHTIG: Het toepassen van bedieningswijzen,
aanpassingsmethoden of procedures anders dan die in dit document worden vermeld, kan blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product gebruikt een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal verhit wordt. Hierdoor kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven. U moet het gedeelte in de bedieningsinstructies lezen waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken; zo voorkomt u de mogelijkheid op schadelijke afscheidingen.
Conventies
Opmerking: Een opmerking bevat nuttige informatie. VOORZICHTIG: De veiligheidsadviezen hebben betrekking op gevaar voor letsel. Waarschuwing: Een waarschuwing geeft aan dat het hardwareproduct of de
bijbehorende software beschadigd kan raken.
Kennisgeving over gevoeligheid voor statische electriciteit
Waarschuwing: Dit symbool geeft onderdelen aan die gevoelig zijn
voor statische elektriciteit. Raak onderdelen in de gebieden bij deze symbolen alleen aan nadat u eerst het metalen frame van de printer hebt aangeraakt.
Page 5

Inhoudsopgave

Stap 1: De gewenste installatie kiezen (lokale printer of netwerkprinter) . . . . . . . . 7
Stap 2: Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Stap 3: De printer uitpakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Stap 4: Printer en opties voor papierverwerking installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Stap 5: Supplies installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Lokale printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Netwerkprinter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Windows . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Macintosh . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
UNIX/Linux . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Multifunctionele printer installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Uitpakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Printermodellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Printerinstallatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Lader voor 2000 vel installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Lader voor 500 vel installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Duplexeenheid installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
De printer plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Optionele uitvoerlade installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Mailbox met 5 laden installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Tonercartridges installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Overlay voor bedieningspaneel aanbrengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Stap 6: Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren . . . . 20
Klep van systeemkaart verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Geheugenkaart installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Firmwarekaart installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Vaste schijf installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Optionele kaart installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Klep van systeemkaart terugplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Etiket Option Added aanbrengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Stap 7: Papier laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Laden voor 500 vel vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Lade voor 2000 vel vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
De universeellader vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Stap 8: Kabels en netsnoer aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Kabeltypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Kabels aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Stap 9: Printerconfiguratie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Pagina met menu-instellingen afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Help-menupagina's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Stap 10: Configureren voor TCP/IP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Printer-IP-adres toewijzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
IP-instellingen controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Configureren voor pull-afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Inhoudsopgave
5
Page 6
Stap 11: Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk . . . . . . . . 36
Windows . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Macintosh . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
UNIX/Linux . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
NetWare . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stap 12: Andere informatiebronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Inhoud van de cd met documentatie bekijken en gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Inhoudsopgave
6
Page 7
Stap 1: De gewenste installatie kiezen
(lokale printer of netwerkprinter)

Lokale printer Een lokale printer is een printer die op een computer is aangesloten via een USB-kabel

of parallelle kabel. De lokale printer wordt alleen door de computer gebruikt waarop de printer is aangesloten. Als u een lokale printer op uw computer aansluit, dient u het printerstuurprogramma te installeren voordat u de printer kunt instellen.
Ga verder met Stap 2: “Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren” op pagina 7.

Netwerkprinter Een netwerkprinter is een printer die op een netwerk is aangesloten door middel van

een netwerkkabel (zoals Ethernet) of een server. Als u een netwerkprinter wilt aansluiten, dient u eerst uw printer op het netwerk te installeren, en daarna pas het stuurprogramma.
Ga verder met Stap 3: “De printer uitpakken” op pagina 10.
Stap 2: Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken
installeren
Een printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer.
De installatieprocedure voor stuurprogramma's is afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt. In de volgende tabel vindt u aanwijzingen voor de installatie van het stuurprogramma op uw specifieke besturingssysteem. Voor meer ondersteuning kunt u de documentatie raadplegen die bij de computer en uw software is geleverd.
Besturingssysteem Ga naar pagina...
Windows
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me, Windows NT 4.x
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) 8
Serieel afdrukken 8
Macintosh 9 UNIX/Linux 9
8
De gewenste installatie kiezen (lokale printer of netwerkprinter)
7
Page 8

Windows Bepaalde Windows-besturingssystemen beschikken mogelijk al over een

stuurprogramma dat compatibel is met uw printer. Dit betekent dat de installatie in nieuwere Windows-versies automatisch lijkt te gaan. Systeemstuurprogramma's zijn geschikt voor eenvoudige afdruktaken, maar bieden minder functionaliteit dan onze uitgebreide, aangepaste stuurprogramma's.
Opmerking: Bij de installatie van een
aangepast stuurprogramma wordt het systeemstuurprogramma niet vervangen. In plaats daarvan wordt een apart printerobject gemaakt dat wordt weergegeven in de map Printers.
Installeer het aangepaste printerstuurprogramma vanaf de cd met stuurprogramma's die is meegeleverd met de printer. Hierdoor krijgt u toegang tot alle uitgebreide printeropties en -functies.
Stuurprogramma's zijn ook als downloadbare bestanden te vinden op de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Gebruik van Windows Server 2003, Windows 2000, WindowsXP, Windows98SE, Windows Me en Windows NT
Opmerking: USB-ondersteuning is
niet beschikbaar voor Windows NT­besturingssystemen.
Opmerking: Bij sommige Windows-
besturingssystemen hebt u toegang als beheerder nodig om de printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
Gebruik van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie)
1 Plaats de cd met stuurprogramma's.
Als de cd niet wordt gestart, klikt u op Start
D:\Setup.exe in het dialoogvenster Uitvoeren.
Æ Uitvoeren, en typt u
2 Klik op Install Software (Software installeren).
3 Klik op Printer and Software (Printer en software). 4 Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de
licentieovereenkomst.
5 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of de stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
6 Selecteer Local Attached (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Het kan enige tijd duren voor de stuurprogramma's zijn geladen.
7 Stop de cd met stuurprogramma's. 8 Ga naar “De printer uitpakken” op pagina 10.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor informatie over het installeren van de stuurprogramma's voor Windows 95 en Windows 98 (eerste editie).
Serieel afdrukken Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor meer informatie
over serieel afdrukken.
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
8
Page 9

Macintosh Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor informatie over

het installeren van de Macintosh-stuurprogramma's en het maken van een pictogram voor een bureaubladprinter onder Macintosh 8.6-9.x.
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer (Macintosh OS X)
Opmerking: Een PPD-bestand geeft
Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand
voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf de website van Lexmark:
www.lexmark.com.
1 Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
a Plaats de cd met stuurprogramma's. b Dubbelklik op het printerinstallatiepakket. c Klik in het welkomstscherm op Ga door en klik nogmaals op Ga door nadat
u het Leesmij-bestand hebt gelezen.
d Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op
Akkoord om hiermee akkoord te gaan.
e Kies een Bestemming en klik op Ga door. f Typ uw wachtwoord en klik op OK. g Klik in het scherm Standaard op Installeer. Alle benodigde software wordt
op de computer geïnstalleerd.
h Klik op Sluit wanneer de installatie is voltooid. 2 Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's. 3 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printer Setup Utility. 4 Voer de volgende stappen uit:
Als uw USB-printer wordt weergegeven in de printerlijst, kunt u Afdrukbeheer of
Printer Setup Utility afsluiten. Er is nu een wachtrij voor uw printer gemaakt.
Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst met printers, controleert u of de
USB-kabel goed is aangesloten en de printer is ingeschakeld. Wanneer de
printer in de lijst wordt weergegeven, kunt u Afdrukbeheer of Printer Setup Utility
afsluiten.
5 Nadat u de stuurprogramma's hebt geïnstalleerd, kunt u de printer gaan
instellen. Ga naar “De printer uitpakken” op pagina 10.

UNIX/Linux Veel UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat, ondersteunen lokaal

afdrukken.
De pakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en op de website van Lexmark op www.lexmark.com. De Gebruikershandleiding in elk pakket bevat gedetailleerde aanwijzingen voor de installatie en het gebruik van Lexmark printers in een UNIX- en Linux-omgeving.
Alle pakketten met printerstuurprogramma's ondersteunen lokaal afdrukken via een parallelle aansluiting. Het pakket voor Sun Solaris ondersteunt bovendien USB­aansluitingen met Sun Ray-apparaten en Sun-werkstations.
Op de website van Lexmark op www.lexmark.com vindt u een compleet overzicht van ondersteunde UNIX- en Linux-platforms.
Nadat u de stuurprogramma's hebt geïnstalleerd, kunt u de printer gaan instellen. Ga naar “De printer uitpakken” op pagina 10.
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
9
Page 10
Stap 3: De printer uitpakken

Multifunctionele printer installeren

Opmerking: Meer informatie is
beschikbaar op de website van Lexmark op
www.lexmark.com/multifunctionprinters.

Uitpakken

VOORZICHTIG: De printer weegt
47,7 kg en moet door ten minste twee mensen worden opgetild.
160 cm
38 cm
30 cm
Hebt u een multifunctionele printer waarmee u kunt scannen, kopiëren en faxen, raadpleeg dan de documentatie bij het apparaat en ga na of u eerst meubilair of andere benodigdheden moet installeren.
1 Kies een locatie voor de printer:
Zorg dat er genoeg ruimte is om de laden en kleppen van de printer te
openen, om opties te installeren en om voldoende ventilatie te waarborgen.
Zorg voor de juiste omgeving:een stevige en vlakke ondergrond;plaats de printer niet in de directe luchtstroom van airconditioning,
warmtebronnen of ventilators;
– in de ruimte mag niet extreem warm of koud zijn, niet extreem zonnig en
geen extreme luchtvochtigheid heersen; temperatuur en vochtigheid mogen niet sterk schommelen;
– de omgeving moet schoon, droog en stofvrij zijn.
61 cm
51 cm
Opmerking: Laat de printer in de
doos totdat u deze gaat installeren. Vraag iemand u te helpen om de printer op te tillen. Til de printer op aan de handgrepen (zie “De printer plaatsen” op pagina 14).
1
2
3
4
2 Neem alle onderdelen uit de doos, behalve de printer.
Controleer of de volgende onderdelen aanwezig zijn:
(1) Printer met één lade voor 500 vel (2) Vier tonercartridges (geïnstalleerd) (3) Installatiehandleiding met een cd met documentatie (4) Cd met stuurprogramma's (5) Netsnoer
Als er onderdelen ontbreken of beschadigd zijn, raadpleegt u de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor informatie over hoe u contact kunt opnemen met de afdeling voor technische ondersteuning van Lexmark.
Bewaar de doos en het verpakkingsmateriaal voor het geval u de printer weer moet
5
inpakken.
De printer uitpakken
10
Page 11
Stap 4: Printer en opties voor papierverwerking
installeren

Printermodellen

De printer is beschikbaar in vier modellen:
Lexmark C760, C762basismodel
Mailbox met
5 laden
(zie pagina 16)
of
Optionele
uitvoerlade
(zie pagina 15)
Printer
(zie pagina 14)
Duplexeenheid
(zie pagina 14)
Lader voor
500 vel
(zie pagina 13)
Lader voor
2000 vel
(zie pagina 12)
Resolutie van 1200 dots per inch (dpi)128 MB standaardgeheugenEén lade voor 500 velUSB-connector en parallelle connector
Lexmark C760n, C762nnetwerkmodel
128 MB standaardgeheugenGeïnstalleerde Ethernet 100BaseTx=100BaseTX-printerserverUSB-connector en Ethernet-connector
Lexmark C760dn, C762dnnetwerk, plus:
Duplexeenheid
Lexmark C760dtn, C762dtnnetwerk, plus:
DuplexeenheidEén extra lader voor 500 velGeheugen:
C760dtn = 128 MB standaardgeheugen
C762dtn = 256 MB standaardgeheugen
Voor deze printer zijn diverse opties beschikbaar. Niet alle opties zijn voor elke printer beschikbaar. Raadpleeg de website van Lexmark op www.lexmark.com voor meer informatie.
Hebt u een multifunctionele printer waarmee u kunt scannen, kopiëren en faxen, raadpleeg dan de documentatie bij het apparaat en ga na of u eerst meubilair of andere benodigdheden moet installeren. Meer informatie is beschikbaar op de website van Lexmark op www.lexmark.com/multifunctionprinters.
Als u een finisher hebt aangeschaft voor de printer, raadpleeg dan de bijgeleverde documentatie voor informatie over het instellen van de finisher voor de printer.

Printerinstallatie Als u een basisprinter zonder opties hebt aangeschaft, volgt u de aanwijzingen onder

“De printer plaatsen” op pagina 14.
Opmerking: Installeer de onderdelen
in de volgorde waarin deze in de tabel worden vermeld.
Onderwerp Ga naar pagina...
Lader voor 2000 vel installeren 12
Lader voor 500 vel installeren 13
Duplexeenheid installeren 14
De printer plaatsen 14
Optionele uitvoerlade installeren 15
Mailbox met 5 laden installeren 16
Printer en opties voor papierverwerking installeren
In de volgende tabel ziet u waar u de benodigde instructies vindt voor het installeren van de printer en de papierverwerkingsopties die u hebt aangeschaft.
11
Page 12

Lader voor 2000 vel installeren

De printer ondersteunt één optionele lader voor 2000 vel.
Waarschuwing: Als u een optionele
duplexeenheid en een lader voor 2000 vel hebt, moet u een lader voor 500 vel installeren tussen de duplexeenheid en de lader voor 2000 vel.
Opmerking: Het netsnoer voor de
lader voor 2000 vel sluit u later pas aan.
1 Pak de lader voor 2000 vel uit en verwijder het verpakkingsmateriaal. 2 Plaats de lader op de locatie die u hebt uitgekozen voor de printer. 3 Als u een lader voor 500 vel boven op de lader voor 2000 vel wilt installeren,
bevestigt u de stabilisatorbeugels:
a Plaats de twee stabilisatorbeugels met de smalle kant naar boven op
de grond.
b Plaats de lader voor 2000 vel op de beugels: let erop dat de gaatjes in de
lader op één lijn liggen met de gaatjes in de beugels.
c Bevestig de beugels met vier schroeven (twee schroeven per beugel). 4 Stel zo nodig de vier stabilisatorvoetjes onder aan de lader af. 5 Ga door met “Lader voor 500 vel installeren” op pagina 13 of “De printer
plaatsen” op pagina 14.
Stabilisatorvoetjes
Printer en opties voor papierverwerking installeren
12
Page 13

Lader voor 500 vel installeren

De printer ondersteunt maximaal drie extra laders voor 500 vel. Als u echter een lader voor 2000 vel installeert, kunt u slechts één extra lader voor 500 vel toevoegen.
Waarschuwing: Als u een optionele
duplexeenheid en een lader voor 2000 vel hebt, moet u een lader voor 500 vel installeren tussen de duplexeenheid en de lader voor 2000 vel.
1 Pak de lader voor 500 vel uit en verwijder het verpakkingsmateriaal.
2 Plaats de lader op de locatie die u hebt uitgekozen voor de printer of plaats de
lader boven op een andere lader:
a Breng de gaten in de lader voor 500 vel op één lijn met de staafjes op de
onderliggende lader.
b Laat de lader voor 500 vel op zijn plaats zakken. Zorg dat de lader goed op
de andere lader rust.
3 Als u een lader voor 500 vel boven op een lader voor 2000 vel gaat installeren,
bevestigt u de laders met stabilisatorschroeven op elkaar.
a Steek de schroeven door de gaten naast de staafjes op de lader voor
500 vel.
b Draai de schroeven met de hand vast.
Er blijft enige ruimte tussen de laders, ook als de schroeven helemaal in de gaten steken.
4 Installeer nog een lader voor 500 vel of ga door met “Duplexeenheid installeren”
op pagina 14 of “De printer plaatsen” op pagina 14.
Printer en opties voor papierverwerking installeren
13
Page 14

Duplexeenheid installeren

De printer ondersteunt een optionele duplexeenheid waarmee u op beide kanten van het papier kunt afdrukken.
Waarschuwing: Als u een optionele
duplexeenheid en een lader voor 2000 vel hebt, moet u een lader voor 500 vel installeren tussen de duplexeenheid en de lader voor 2000 vel.
1 Pak de duplexeenheid uit en verwijder het verpakkingsmateriaal.
2 Plaats de duplexeenheid op de locatie die u hebt uitgekozen voor de printer of
plaats de eenheid boven op een lader voor 500 vel:
a Breng de staafjes op de lader op één lijn met de gaten in de duplexeenheid.
b Laat de duplexeenheid op zijn plaats zakken. Zorg ervoor dat de printer goed
op de lader rust.
3 Ga verder met “De printer plaatsen” op pagina 14.

De printer plaatsen Nadat u een locatie hebt uitgekozen en eventuele optionele laders of een

duplexeenheid hebt geïnstalleerd, kunt u de printer plaatsen.
VOORZICHTIG: De printer weegt
47,7 kg en moet door ten minste twee mensen worden opgetild.
1 Laat iemand u helpen de printer uit de doos te tillen.
Gebruik de handgrepen aan de voor- en achterkant van de printer.
Printer en opties voor papierverwerking installeren
14
Page 15
2 Laat iemand u helpen de printer te plaatsen op de locatie die u hebt uitgekozen.
Als u de printer boven op een optionele lader of duplexeenheid installeert,
brengt u de staafjes op de optionele lader of duplexeenheid op één lijn met de
gaten in de printer. Zorg dat de printer goed op de lader of duplexeenheid rust.
3 Verwijder de tape of het verpakkingsmateriaal van de buitenkant van de printer. 4 Als u een optionele uitvoerlade of mailbox hebt aangeschaft, gaat u verder met
dit hoofdstuk.
Anders gaat u door met Stap 5: “Supplies installeren” op pagina 17.

Optionele uitvoerlade installeren

Opmerking: Installeer de optionele
uitvoerlade direct nadat u deze hebt uitgepakt. Anders kunnen de randen van de montagebeugels het tafelblad of bekleding beschadigen.
Waarschuwing: De lade van de
optionele uitvoerlade is alleen berekend op het gewicht van de gemaakte afdrukken. Plaats geen ander materiaal op de lade, omdat deze anders van de uitvoerlade kan losraken.
Uw printer is geschikt voor een optionele uitvoerlade waarmee u maximaal 650 vel papier in één uitvoerlade kunt stapelen.
1 Pak de uitvoerlade uit en verwijder het verpakkingsmateriaal. 2 Verwijder de bovenklep van de printer.
3 Plaats de montagebeugels aan de onderkant van de uitvoerlade op één lijn met
de sleuven boven op de printer.
4 Laat de uitvoerlade op zijn plaats zakken.
Printer en opties voor papierverwerking installeren
15
Page 16
5 Plaats de bovenklep van de printer op de uitvoerlade. 6 Bevestig de papierbeugel van de uitvoerlade aan de bovenklep. 7 Ga naar Stap 5: “Supplies installeren” op pagina 17.

Mailbox met 5 laden installeren

Opmerking: Installeer de mailbox
direct nadat u deze hebt uitgepakt. Anders kunnen de randen van de montagebeugels het tafelblad of bekleding beschadigen.
Waarschuwing: De mailbox is alleen
berekend op het gewicht van de gemaakte afdrukken. Plaats om beschadiging te voorkomen dan ook geen ander materiaal op de mailbox.
Deze printer is geschikt voor een mailbox met 5 laden, waarmee u maximaal 500 vel papier kunt sorteren en stapelen.
1 Pak de mailbox uit en verwijder het verpakkingsmateriaal. 2 Verwijder de bovenklep van de printer.
3 Breng de montagebeugels aan de onderkant van de mailbox op één lijn met de
sleuven boven op de printer.
4 Laat de mailbox op zijn plaats zakken.
Printer en opties voor papierverwerking installeren
16
Page 17
5 Plaats de bovenklep van de printer op de mailbox. 6 Bevestig de papierbeugel van de mailbox aan de bovenklep.
Stap 5: Supplies installeren
Waarschuwing: Verwijder al het
verpakkingsmateriaal om te voorkomen dat de printer beschadigd raakt.

Tonercartridges installeren

In deze stap wordt beschreven hoe u de cartridges gereedmaakt voor gebruik en de verpakkingsmaterialen uit de printer verwijdert.
1 Open de voorklep van de printer. 2 Verwijder het verpakkingsmateriaal van de bovenkant van de cartridges.
Supplies installeren
17
Page 18
3 Verwijder de tonercartridges. Voer voor elke cartridge de volgende stappen uit:
a Trek de cartridge omhoog aan de handgreep.
b Trek de cartridge recht naar buiten en gebruik de hendel om de cartridge van
de geleiders af te tillen.
c Plaats de cartridge rechtop op een stevig, vlak en schoon oppervlak.
b
a
c
Waarschuwing: Raak de
beeldoverdrachtseenheid niet aan.
2
1
b
4 Verwijder het verpakkingsmateriaal van de band van de
beeldoverdrachtseenheid:
a Pak de ontspanner vast die zich aan de rechterkant in de printer bevindt.
b Trek de ontspanner en het vel stevig maar voorzichtig omhoog en uit
de printer.
Ontspanner
1
5 Plaats de cartridges terug. Voer voor elke cartridge de volgende stappen uit:
a Draai de cartridge om, zodat de hendel naar beneden wijst.
b Verwijder het rood plastic verpakkingsmateriaal van de
fotoconductortrommel. Gooi het verpakkingsmateriaal weg.
a
Supplies installeren
18
Page 19
Waarschuwing: De printer raakt
beschadigd als het verpakkingsmateriaal niet van de tonercartridges wordt verwijderd.
Waarschuwing: Raak de trommel
van de fotoconductor aan de onderzijde van de tonercartridge niet aan.
c
d
c Draai de cartridge om, zodat de hendel naar boven wijst.
d Draai de cartridge in alle richtingen om de toner te verdelen.
e Houd de cartridge bij de hendel vast en laat de spaken op de aangegeven
manier op de cartridge rusten. Zorg ervoor dat de kleur van de cartridge overeenkomt met de kleur van het
etiket in de printer.
e
Waarschuwing: Als de voorklep niet
helemaal sluit, opent u de klep weer en drukt u de cartridges stevig aan, zodat ze goed op hun plaats komen.
f Schuif de cartridge zo ver mogelijk naar binnen.
Laat de cartridge op zijn plaats zakken.
6 Sluit de voorklep.
Supplies installeren
19
Page 20
Overlay voor
t 3
Retu
Stop 6
bedieningspaneel aanbrengen
1 Menu 2 Select 3 Return 4
Go 5 Stop 6
Bij de printer kan een zelfklevende overlay voor het bedieningspaneel zijn geleverd waarop de namen van de knoppen op het bedieningspaneel zijn vertaald. U brengt als volgt een overlay aan:
1 De overlay bevindt zich in de verpakking van de printer. 2 Verwijder de beschermende laag op de achterzijde van de overlay. 3 Breng de uitsparingen in de overlay op één lijn met de knoppen op het
bedieningspaneel en druk de overlay op zijn plaats.
4 Verwijder de beschermlaag van de overlay.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor instructies om de taal van de tekst op het display van het bedieningspaneel te wijzigen.
Wat is de volgende stap?
Taa k Ga naar pagina…
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
Papier laden 27
20
Stap 6: Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele
kaarten installeren
Als u geen geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten wilt installeren, slaat u deze stap over en gaat u verder met Stap 7: “Papier laden” op pagina 27.
U kunt de geheugencapaciteit van de printer aanpassen en de aansluitingsmogelijkheden vergroten door optionele kaarten toe te voegen.
Waarschuwing: Als u
geheugenkaarten of optionele kaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen.
Opmerking: U hebt een kleine
kruiskopschroevendraaier nodig om de klep van de systeemkaart te verwijderen en kaarten te installeren.
Dit gedeelte bevat instructies voor het installeren van de volgende opties:
Geheugenkaarten
Printergeheugen
Firmwarekaarten
Extra functionaliteit
Internetmogelijkheden
Flash-geheugen
Optionele kaarten
Vaste schijf met adapterkaart
Interne printerservers van MarkNet™ (ook wel interne netwerkadapters of
INA's genoemd)
Seriële interfacekaart
Parallelle 1284-B-interfacekaart
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
20
Page 21

Klep van systeemkaart verwijderen

1 Zoek de klep aan de achterkant van de printer. 2 Verwijder de vier schroeven van de klep (twee aan de bovenkant en twee aan
de onderkant).
3 Verwijder de klep. 4 Zoek aan de hand van de afbeelding de connector voor de kaart die u wilt
installeren.
Connector voor optionele kaart
Connector voor geheugenkaart
Connectors voor geheugen- en flashgeheugenkaart
Connector voor vaste schijf
5 In de volgende tabel ziet u waar u de benodigde instructies vindt.
Installeren van... Ga naar pagina...
Geheugenkaart 22
Firmwarekaart 23
Vaste schijf 24
Optionele kaart 25
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
21
Page 22

Geheugenkaart installeren

Volg de instructies in dit gedeelte voor het installeren van printergeheugenkaarten. Geheugenkaarten dienen een 168-pins connector te hebben.
Opmerking: Bepaalde
geheugenopties die voor andere Lexmark printers beschikbaar zijn, kunt u niet voor deze printer gebruiken. Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor geheugenspecificaties.
Waarschuwing: Geheugenkaarten
kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een kaart aanraakt.
Vergrendeling
Uitsparing
1 Verwijder de klep van de systeemkaart (zie pagina 21).
2 Pak de geheugenkaart uit.
Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan. Bewaar de
verpakking.
3 Open de vergrendelingen aan beide uiteinden van de geheugenconnector. 4 Breng de uitsparingen aan de onderkant van de kaart op één lijn met de
uitsparingen op de connector.
5 Druk de geheugenkaart stevig op de connector totdat de vergrendelingen aan
beide zijden van de connector vastklikken.
U zult wellicht enige kracht moeten uitoefenen om de kaart volledig in de
connector te drukken.
6 Zorg ervoor dat beide vergrendelingen in de uitsparingen aan beide zijden van
de kaart passen.
Aansluitpunten
Wat is de volgende stap?
Taa k Ga naar pagina…
Firmwarekaart installeren 23
Vaste schijf installeren 24
Optionele kaart installeren 25
Klep van systeemkaart terugplaatsen 26
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
22
Page 23

Firmwarekaart installeren

Volg de instructies in dit gedeelte voor het installeren van optionele firmware- of flash­geheugenkaarten.
Opmerking: Firmware- en
flashgeheugenkaarten die voor andere Lexmark printers worden aangeboden, kunt u niet gebruiken voor deze printer.
Waarschuwing: Firmware- en flash-
geheugenkaarten kunnen snel beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een kaart aanraakt.
Van beide soorten kaarten wordt er maar één ondersteund.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart (zie pagina 21). 2 Pak de kaart uit.
Raak de metalen pinnen aan de onderkant van de kaart niet aan. Bewaar de
verpakking.
3 Houd de kaart aan de zijkanten vast en breng de pinnen aan de onderkant op
gelijke hoogte met de uitsparingen in de systeemkaart.
4 Druk de kaart stevig op zijn plaats.
De connector van de kaart moet over de gehele lengte in aanraking zijn met
de systeemkaart.
Pas op dat u de connectors van de kaart niet beschadigt.
Pinnen
Wat is de volgende stap?
Taa k Ga naar pagina…
Vaste schijf installeren 24
Optionele kaart installeren 25
Klep van systeemkaart terugplaatsen 26
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
23
Page 24

Vaste schijf installeren Volg de instructies in dit gedeelte voor het installeren van een optionele vaste schijf.

U hebt een kleine kruiskopschroevendraaier nodig om de vaste schijf te bevestigen op de montageplaat.
Waarschuwing: Vaste schijven
kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een vaste schijf aanraakt.
Als een optionele kaart is geïnstalleerd, moet u deze mogelijk verwijderen voordat u de vaste schijf installeert.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart (zie pagina 21). 2 Haal de montageplaat, vaste schijf, lintkabel en bevestigingsschroeven uit de
verpakking.
3 Lijn de connector op de lintkabel uit met de connectorpinnen op de vaste schijf. 4 Sluit de lintkabel aan op de vaste schijf. 5 Breng de schroefgaten in de montageplaat op één lijn met de uitsparingen in de
vaste schijf.
6 Draai de schroeven vast om de montageplaat te bevestigen aan de vaste schijf.
Vaste schijf
Lintkabel
Montageplaat
7 Druk de connector op de lintkabel in de connector op de systeemkaart. 8 Draai de vaste schijf om en druk de drie staafjes op de montageplaat in de
gaatjes in de systeemkaart. De vaste schijf klikt op zijn plaats.
Wat is de volgende stap?
Taa k Ga naar pagina…
Optionele kaart installeren 25
Klep van systeemkaart terugplaatsen 26
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
24
Page 25

Optionele kaart installeren

Kaart Functie
MarkNet interne printerserver Hiermee voegt u een Ethernet- of Token-Ring-poort toe, zodat u de printer op een netwerk
kunt aansluiten.
Parallelle 1284-B-interfacekaart Hiermee voegt u een parallelle poort toe.
Seriële interfacekaart Hiermee voegt u een seriële poort toe.
Uw printer heeft een uitbreidingskaartsleuf die geschikt is voor diverse optionele kaarten. In de volgende tabel wordt de functie van deze kaarten beschreven.
Opmerking: Het netwerkmodel wordt
geleverd met een geïnstalleerde Ethernet-printerserver.
Waarschuwing: Optionele kaarten
zijn uitermate gevoelig voor statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een optionele kaart aanraakt.
Voor het installeren van deze opties hebt u een kleine kruiskopschroevendraaier nodig.
1 Verwijder de klep van de systeemkaart (zie pagina 21). 2 Verwijder de schroef van het metalen plaatje dat de connectorsleuf bedekt en
verwijder vervolgens het plaatje.
Bewaar de schroef.
3 Haal de optionele kaart uit de verpakking.
Bewaar de verpakking.
4 Breng de connector op de optionele kaart op één lijn met de connector op
de systeemkaart.
De kabelconnectors aan de zijkant van de optionele kaart moeten in de
connectorsleuf passen.
5 Druk de optionele kaart stevig in de connector. 6 Draai de schroef vast om de kaart aan de systeemkaart te bevestigen.
Connectors
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
25
Page 26

Klep van systeemkaart terugplaatsen

Als u klaar bent met het installeren van kaarten op de systeemkaart van de printer, plaatst u de klep van de systeemkaart terug.
1 Breng de sleuven aan de bovenkant van de klep op één lijn met de schroeven
bij de bovenkant van de printer.
2 Schuif de klep zo ver mogelijk omhoog onder de uitstekende rand van de
bovenklep en draai de schroeven aan de bovenkant van de klep vast.
3 Plaats nu de vier schroeven aan de onderkant en draai ze vast.
Als u een firmwarekaart in de printer installeert, raadpleegt u het volgende gedeelte voor informatie over het aanbrengen van het etiket Option Added (Optie toegevoegd).

Etiket Option Added aanbrengen

Het etiket Option Added (Optie toegevoegd) wijst onderhoudspersoneel erop dat er extra opties zijn geïnstalleerd in de printer.
Het etiket aanbrengen:
1 Verwijder de achterkant van het etiket. 2 Breng het etiket aan naast het etiket met het printermodel en het serienummer.
Geheugenkaarten, firmwarekaarten of optionele kaarten installeren
26
Page 27
Stap 7: Papier laden
Opmerking: Als u speciaal
afdrukmateriaal, zoals transparanten of karton, wilt laden, raadpleegt u de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie.
Bron Ondersteunde papierformaten Ondersteunde papiersoorten Capaciteit Ga naar pagina...
Laden voor 500 vel
Lade voor 2000 vel
Universeel­lader
a
Ondersteund als geselecteerd papier, waarbij formaatdetectie is uitgeschakeld in de desbetreffende laden.
b
Indien geselecteerd, wordt de pagina ingedeeld voor 215,9 x 355,6 mm, tenzij anders opgegeven.
c
Smal afdrukmateriaal laadt u met de lange kant eerst in de invoerrichting (afdrukrichting is staand).
d
Als u grote hoeveelheden etiketten of speciaal glossy afdrukmateriaal bedrukt, moet u een behuizing voor een olierol aanschaffen.
Neem voor meer informatie contact op met de Lexmark leverancier van de printer.
e
De capaciteit hangt af van het gewicht en de samenstelling van het afdrukmateriaal. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor meer
informatie.
f
Het formaat kan variëren van 98,4 x 62 mm tot 176 x 250 mm.
Letter, A4, A5, Legal, Executive, JIS B5, Folioa, Statementa, Universal
Letter, A4, A5, Legal, Executive, JIS B5
Letter, A4, A5, Legal, Executive, JIS B5, Folio, Statement, Universal
7¾, 9, 10, DL, C5, B5, overig
b,c
b,c
In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de pagina’s waarop u instructies kunt vinden voor het vullen van de standaardladen, de optionele laden en de universeellader.
Papier, transparanten, etiketten, karton
Papier 2000 vel papier van 75 g/m
Papier, transparanten, etiketten, karton
f
Enveloppen 10 enveloppen
500 vel papier van 75 g/m
350 transparanten
200 vel etiketten of karton
100 vel papier van 75 g/m
75 transparanten
40 vel etiketten of karton
e
2e
e
d,e
2e
2e
d,e
27
28
30

Laden voor 500 vel vullen Ga als volgt te werk om een lade voor 500 vel te vullen.

Waarschuwing: Trek geen laden uit
de printer tijdens het uitvoeren van een afdruktaak. U kunt zo de lade of de printer beschadigen.
1 Verwijder de lade uit de printer en leg deze op een vlak, horizontaal oppervlak. 2 Druk de hendel van de papiergeleider aan de voorkant in en schuif de geleider
naar de voorzijde van de lade.
3 Druk de hendel van de geleider aan de zijkant in en schuif de geleider naar de
juiste positie voor het papierformaat dat u wilt laden.
Pictogrammen achter in de lade geven de papierformaten aan.
4 Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit.
Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
Papier laden
27
Page 28
Opmerking: Zorg dat de stapel niet
hoger is dan de maximale hoogte die wordt aangegeven op de voorste geleider. Bij een te volle lade kunnen papierstoringen optreden.
5 Plaats het papier tegen de linkerachterhoek van de lade, met de te bedrukken
zijde naar beneden.
Gebruik geen gevouwen of gekreukeld papier.
6 Druk de hendel van de papiergeleider aan de voorkant in en schuif de geleider
naar binnen totdat tegen de zijkant van de stapel papier drukt.
7 Plaats de papierlade terug.
Schuif de lade volledig in de printer.
Aanduiding van de maximumstapelhoogte

Lade voor 2000 vel vullen Ga als volgt te werk om een lade voor 2000 vel te vullen. Vul de lade voor 2000 vel altijd

alleen met papier. Raadpleeg de tabel op pagina 27 voor informatie over papiersoorten
en -formaten.
1 Trek de lade naar buiten. 2 Druk de hendel van de papiergeleider in, til de geleider op en plaats deze in de
juiste sleuf voor het papierformaat dat u wilt laden.
Papier laden
28
Page 29
3 Druk de beide hendels van de geleider aan de voorkant in en schuif de geleider
in de positie voor het papierformaat dat u wilt laden.
4 Schuif de papiersteun aan de onderkant naar voren totdat deze de
papiergeleider raakt.
LT.LG
EX
A4
A5
B5
A5
Opmerking: Zorg dat de stapel niet
hoger is dan de aangegeven maximale hoogte. Bij een te volle lade kunnen papierstoringen optreden.
LT.LG
EX
B5
A4
5 Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit.
Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
6 Plaats het papier tegen de linkerachterhoek van de lade, met de te bedrukken
zijde naar beneden.
Gebruik geen gevouwen of gekreukeld papier.
7 Sluit de lade.
Schuif de lade volledig in de printer.
Papier laden
29
Page 30

De universeellader vullen U kunt de universeellader op twee verschillende manieren gebruiken:

Papierlade—Als u de universeellader als papierlade gebruikt, vult u deze met
papier, met de bedoeling het papier in de lader te laten.
Eenheid voor handmatige invoer—Als u bij een afdruktaak de universeellader
gebruikt voor het handmatig invoeren van afdrukmedia, geeft u via de computer
het type en formaat op van de te gebruiken afdrukmedia. De printer vraagt u
vervolgens om het juiste papier of het juiste afdrukmateriaal te laden, voordat
het afdrukken begint.
Ga als volgt te werk om de universeellader te vullen.
1 Open de universeellader. 2 Druk de hendel van de papiergeleider in en schuif de geleider zo ver mogelijk
naar de voorzijde van de printer.
Opmerking: Zorg dat de stapel niet
hoger is dan de aangegeven maximale hoogte. Bij een te volle lader kunnen vellen afdrukmedia vastlopen.
3 Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit.
Vouw of kreuk het papier of het speciale afdrukmateriaal niet. Maak op een
platte ondergrond een rechte stapel.
4 Plaats de stapel papier of afdrukmedia op de juiste manier voor het
papierformaat en het papiersoort dat u laadt en de afdrukmethode die
ugebruikt.
5 Plaats het papier of de afdrukmedia met de te bedrukken zijde naar boven langs
de linkerkant van de universeellader en druk de stapel zo ver mogelijk naar binnen.
Oefen hierbij geen kracht uit.
6 Druk de hendel van de papiergeleider in en schuif de geleider tegen de stapel aan.
Papier laden
30
Page 31
Stap 8: Kabels en netsnoer aansluiten
VOORZICHTIG: Sluit tijdens hevig
onweer geen kabels aan op een communicatiepoort, een telepoort of andere aansluitingen en verwijder onder dergelijke weersomstandigheden ook geen kabels.

Kabeltypen U kunt de printer aansluiten op een netwerk of direct op een computer voor

lokaal gebruik.
Lokaal Netwerk
USB Parallel Serieel Ethernet
Alle modellen beschikken standaard over een USB-poort.
De besturingssystemen Windows 98 SE, Windows Me, Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 ondersteunen USB­aansluitingen. Op sommige UNIX-, Linux- en Macintosh­computers worden USB­aansluitingen ook ondersteund. Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem van de computer om na te gaan of uw systeem USB ondersteunt.
Voor een USB-poort is een USB-kabel vereist, zoals het Lexmark artikelnummer 12A2405 (2 meter). Zorg dat het USB-symbool op de kabel overeenkomt met het USB­symbool op de printer.
Glasvezel is een soort Ethernet, maar hiervoor worden andere kabels gebruikt. Verschillende glasvezel Ethernet-poorten zijn beschikbaar op optionele MarkNet printerserverkaarten die in de printer kunnen worden geïnstalleerd. Als u een optionele glasvezelkaart hebt aangeschaft, raadpleegt u “Optionele kaart installeren” op pagina 25 voor hardware-instructies.
Draadloze 802.11b-opties
draadloos netwerk. Deze adapter is een hardwareonderdeel dat op de Ethernet-poort op de printer wordt aangesloten. Als u deze adapter hebt aangeschaft voor de printer, vindt u in de documentatie bij de adapter informatie over de installatie en configuratie.
Het basismodel beschikt standaard over een parallelle poort. Voor netwerkmodellen is een parallelle poort verkrijgbaar als optionele kaart. Meer informatie vindt u in “Optionele kaart installeren” op pagina 25.
Als u een optionele kaart voor een parallelle interface installeert in een netwerkmodel, hebt u een parallelle 1284 A-C­kabel nodig, bijvoorbeeld Lexmark artikelnummer 11K4078 (1,8 m).
Als u een optionele kaart voor een seriële interface hebt geïnstalleerd, kunt u de printer lokaal aansluiten met een seriële kabel. Bij serieel afdrukken worden gegevens met één bit tegelijk overgedragen. Hoewel serieel afdrukken over het algemeen trager is dan parallel afdrukken, verdient het de voorkeur wanneer er een grote afstand is tussen de printer en de computer of wanneer er geen parallelle interface beschikbaar is.
Voor een seriële poort is een compatibele seriële kabel vereist, zoals de Lexmark kabel met artikelnummer 1038693 (15 m).
Het netwerkmodel is standaard voorzien van een 10BaseT/ 100BaseTX Fast Ethernet­poort.
U kunt de printer aansluiten op een aansluitpunt van het LAN of een hub met standaardkabels die compatibel zijn met het netwerk. De printer wordt automatisch aangepast aan de netwerksnelheid.
Met behulp van een optionele draadloze 802.11b-printeradapter kunt u de printer gebruiken in een
Kabels en netsnoer aansluiten
31
Page 32

Kabels aansluiten

Parallelle connector Ethernet-connector USB-connector
Opmerking: Niet alle soorten
verbinding zijn voor de printer beschikbaar. Of een verbinding beschikbaar is, hangt af van het printermodel en de beschikbare opties.
1 Sluit de printer aan op de computer met een kabel die geschikt is voor uw
configuratie. Niet alle soorten verbinding zijn voor de printer beschikbaar. Of een verbinding
beschikbaar is, hangt af van het printermodel en de beschikbare opties.
Sluit de printer aan op de computer met een USB-kabel.
Sluit de printer aan op de computer met een parallelle kabel.
Sluit de printer aan op de computer met een seriële kabel.
2 Steek de stekker aan het ene uiteinde van het netsnoer van de printer in de
connector aan de achterkant van de printer en de stekker aan het andere uiteinde in een geaard stopcontact.
Als u een optionele lader voor 2000 vel hebt geïnstalleerd, sluit u het verbindingsnetsnoer van de printer aan op de achterkant van de lader. Vervolgens sluit u het netsnoer van de lader aan op een geaard stopcontact.
3 Schakel de printer in.
Nadat de interne printertests zijn uitgevoerd, wordt met het bericht Gereed aangegeven dat de printer klaar is om taken te ontvangen.
Als de tekst Setup vereist. Druk op Start wordt weergeven in plaats van het bericht Gereed, controleer dan of u al het verpakkingsmateriaal hebt verwijderd. In “Supplies installeren” op pagina 17 vindt u uitvoerige instructies. Druk op Start (Go) om het bericht Setup vereist te wissen.
Als de tekst Verwijder cartr. en ITU-afdekking wordt weergeven in plaats van het bericht Gereed, controleer dan of u al het verpakkingsmateriaal hebt verwijderd. In “Supplies installeren” op pagina 17 vindt u uitvoerige instructies. Druk op Start (Go) om het bericht Setup vereist te wissen.
Als er andere berichten dan Gereed op het display verschijnen, raadpleeg dan de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor instructies om het bericht te wissen. Zoek naar informatie over printerberichten.
4 Ga naar “Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren” op pagina 7.
Start de cd met stuurprogramma's en klik op View Documentation (Documentatie weergeven) als u wilt weten hoe u de printer kunt instellen voor serieel afdrukken.
5 Zet de computer en eventuele randapparatuur aan. 6 Ga verder met “Printerconfiguratie controleren” op pagina 33.
Kabels en netsnoer aansluiten
32
Page 33
Stap 9: Printerconfiguratie controleren
Opmerking: Dit is een goed moment
om de Help-menupagina's en de informatie over Papierstoringen verhelpen af te drukken. Zie “Help­menupagina's afdrukken” op pagina 34.
Pagina met menu­instellingen afdrukken
Opmerking: Meer informatie over het
gebruik van het bedieningspaneel van de printer en het wijzigen van de menu­instellingen vindt u in de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie.
Menu Extra
U controleert de printerinstallatie door pagina's met menu-instellingen af te drukken. Op de pagina met menu-instellingen worden alle opties die u hebt gekocht en/of geïnstalleerd weergegeven. Als een functie of optie niet op deze pagina staat, dient u te controleren of deze goed is geïnstalleerd.
Op de pagina met netwerkinstellingen vindt u informatie die u nodig hebt als u de printer aansluit op een netwerk.
Druk een pagina met menu-instellingen af om de standaardprinterinstellingen te bekijken en om te controleren of de printeropties goed zijn geïnstalleerd.
1 Controleer of de printer is ingeschakeld. 2 Druk op Menu totdat u Menu Extra ziet en druk vervolgens op Selecteren
(Select).
3 Druk éénmaal op Menu totdat u Menu's afdrukken ziet en druk vervolgens
op Selecteren (Select) om de pagina af te drukken. Het bericht Menu-instellingen worden afgedrukt verschijnt op het display.
4 Controleer of de opties die u hebt geïnstalleerd juist worden weergegeven onder
“Geïnstall. functies”. Als een optie die u hebt geïnstalleerd, niet wordt weergegeven, schakelt u de
printer uit, verwijdert u het netsnoer uit het stopcontact en installeert u de optie opnieuw.
5 Controleer of de geïnstalleerde hoeveelheid geheugen juist wordt weergegeven
onder “Printerinformatie”.
6 Controleer of de papierladen zijn geconfigureerd voor de formaten en soorten
papier die u hebt geladen.

Pagina met netwerkinstellingen afdrukken

Opmerking: Als een optionele
MarkNet printerserver is geïnstalleerd, ziet u Ntwrk1 afdrukken op het display.
Als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een pagina met netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij het configureren van het afdrukken in een netwerk.
1 Controleer of de printer is ingeschakeld. 2 Druk op Menu totdat u Menu Extra ziet en druk vervolgens op Selecteren
(Select).
3 Druk enkele malen op Menu totdat u Ntwrk afdrukken ziet en druk
vervolgens op Selecteren (Select). De pagina met netwerkinstellingen wordt afgedrukt en de printer keert terug naar de status Gereed.
4 Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te
zien of bij Status wordt aangegeven dat de printer is aangesloten. Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het
mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor een oplossing en druk daarna de pagina met netwerkinstellingen opnieuw af om te zien of de status is gewijzigd.
Printerconfiguratie controleren
33
Page 34

Help-menupagina's afdrukken

Informatie over het gebruik van de printer en het verhelpen van papierstoringen vindt u op de cd met documentatie die bij de printerdocumentatie is geleverd. Dit is ook in het printergeheugen opgeslagen.
Het is raadzaam deze informatie af te drukken en bij de printer te bewaren.
Help-menu-informatie op de cd afdrukken:
1 Start de cd. 2 Klik op Help-menupagina's. 3 Druk de documenten af.
Help-menupagina's afdrukken die in de printer zijn opgeslagen:
1 Controleer of de printer is ingeschakeld. 2 Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat u Menu Help ziet en druk dan
op Selecteren.
3 Druk enkele malen op Menu totdat u het onderwerp ziet dat u wilt afdrukken en
druk vervolgens op Selecteren (Select).
Stap 10: Configureren voor TCP/IP

Printer-IP-adres toewijzen

Als TCP/IP beschikbaar is in uw netwerk, is het raadzaam een IP-adres toe te wijzen aan de printer.
Als het netwerk gebruikmaakt van DHCP, wordt er automatisch een IP-adres toegewezen nadat u de netwerkkabel op de printer hebt aangesloten.
1 Zoek in dat geval het adres in het gedeelte "TCP/IP" van de pagina met
netwerkinstellingen die u in “Pagina met netwerkinstellingen afdrukken” op pagina 33 hebt afgedrukt.
2 Ga naar “IP-instellingen controleren” op pagina 35 en begin met stap 2.
Als uw netwerk geen gebruik maakt van DHCP, moet het IP-adres handmatig aan de printer worden toegewezen.
Met het bedieningspaneel kunt u dit op eenvoudige wijze doen:
1 Druk op Menu totdat u Menu Netwerk ziet en druk vervolgens op Selecteren
(Select).
2 Druk op Menu totdat u Std-Netwerk ziet en druk vervolgens op Selecteren
(Select). Std-netwerk verschijnt als u een printer hebt aangeschaft met een
netwerkpoort op de systeemkaart. Als u een MarkNet printerserver hebt geïnstalleerd in de sleuf voor optionele kaarten, ziet u Netwerkoptie 1.
3 Druk enkele malen op Menu totdat u Inst Std-Net ziet (of Netwerk inst. 1)
en druk vervolgens op Selecteren (Select).
4 Druk op Menu totdat u TCP/IP ziet en druk vervolgens op Selecteren (Select). 5 Druk op Menu totdat u Instal. IP-adres ziet en druk vervolgens op
Selecteren (Select).
Configureren voor TCP/IP
34
Page 35
6 Wijzig het adres door op Menu te drukken en zo elk nummer hoger of lager te
maken. Druk op Selecteren (Select) om door te gaan naar het volgende segment. Druk wanneer u klaar bent op Selecteren (Select).
Het bericht Opgeslagen wordt kort weergegeven.
7 Druk op Menu totdat u Inst IP-netmask ziet en druk vervolgens op
Selecteren (Select).
8 Herhaal stap 6 om het IP-netmask in te stellen. 9 Druk op Menu totdat u Inst IP-gateway ziet en druk vervolgens op
Selecteren (Select).
10 Herhaal stap 6 om de IP-gateway in te stellen. 11 Wanneer u klaar bent, drukt u op Start (Go) om te zorgen dat de printer
terugkeert in de werkstand Gereed.

IP-instellingen controleren

Opmerking: Op een Windows-
computer klikt u op Start Programma's (of Bureau-accessoires prompt als u Windows 2000 gebruikt).
Æ MS-DOS-prompt
Æ
Æ MS-DOS-

Configureren voor pull-afdrukken

1 Druk opnieuw een pagina met netwerkinstellingen af. Zoek het kopje “TCP/IP”
en controleer of voor IP-adres, -netmask en -gateway de verwachte waarden worden weergegeven. Zie “Pagina met netwerkinstellingen afdrukken” op pagina 33 voor meer informatie.
2 Stuur een ping-opdracht naar de printer en controleer of deze reageert.
Typ bijvoorbeeld in het opdrachtvenster op een netwerkcomputer “ping” gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer (bijvoorbeeld 192.168.0.11):
Als de printer actief is in het netwerk, ontvangt u een antwoord.
Als in uw printer een optionele Lexmark™ ImageQuick™-firmwarekaart is geïnstalleerd, kunt u de printer configureren voor pull-afdrukken, zodra een IP-adres aan de printer is toegewezen.
Op de cd die bij Lexmark ImageQuick-kaart is geleverd vindt u meer informatie over de configuratie.
Configureren voor TCP/IP
35
Page 36
Stap 11: Stuurprogramma's installeren voor afdrukken
via het netwerk
Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u beginnen met het installeren van de printer op elke netwerkcomputer.

Windows In een Windows-omgeving kunt u netwerkprinters configureren voor rechtstreeks

afdrukken of voor gedeeld gebruik. Voor beide manieren van afdrukken via een netwerk is het vereist dat u een printerstuurprogramma installeert en een printerpoort maakt in het netwerk.
Ondersteunde printerstuurprogramma's
Systeemstuurprogramma van Windows
Speciaal printerstuurprogramma van Lexmark
Systeemstuurprogramma's zijn ingebouwd in de Windows-besturingssystemen. De aangepaste stuurprogramma's staan op de cd met stuurprogramma's.
De nieuwste versies van de systeemstuurprogramma's en de aangepaste stuurprogramma's zijn te vinden op de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Ondersteunde printerpoorten
Microsoft IP-poort - Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en
Windows Server 2003;
Lexmark netwerkpoort - Windows 95/98/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000,
Windows XP en Windows Server 2003.
Voor de elementaire printerfunctionaliteit kunt u een systeemstuurprogramma installeren en een systeempoort gebruiken, zoals een LPR-poort of een standaard TCP/IP-poort. Met het systeemstuurprogramma hebt u de beschikking over een consistente gebruikersinterface die kan worden gebruikt voor alle printers in het netwerk. Wanneer u een aangepast printerstuurprogramma gebruikt in combinatie met een speciale netwerkpoort, beschikt u over extra functionaliteit, zoals statusmeldingen van de printer.
Configureer de netwerkprinter aan de hand van de stappen die van toepassing zijn op de printerconfiguratie en het besturingsprogramma dat u gebruikt:
Printerconfiguratie Besturingssysteem Ga naar pagina...
Rechtstreeks
De printer is rechtstreeks op het netwerk aangesloten via een netwerkkabel
(bijv. USB).
De printerstuurprogramma's worden op elke netwerkcomputer geïnstalleerd.
Gedeeld
De printer wordt via een lokale kabel (bijv. Ethernet) aangesloten op een van de
computers in het netwerk.
De printerstuurprogramma's worden geïnstalleerd op de computer die is
aangesloten op de printer.
Tijdens de installatie van de stuurprogramma's wordt de computer ingesteld op
“gedeeld”, zodat andere computers in het netwerk hun afdruktaken via deze computer kunnen leiden.
Windows 98 SE, Windows Me, Windows 2000, Windows XP, of Windows Server 2003
Windows 95, Windows 98 (eerste editie) Windows NT 4.0
Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP, of Windows Server 2003
37
37
37
Configureren voor TCP/IP
36
Page 37
Direct afdrukken met Windows98SE, WindowsMe, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003
Printer
Clients
Opmerking: Als u het IP-adres niet
weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en kijkt u in het gedeelte TCP/IP. Zie “Pagina met netwerkinstellingen afdrukken” op pagina 33 en “IP-instellingen controleren” op pagina 35 voor meer informatie.
Een aangepast printerstuurprogramma en een speciale netwerkpoort installeren:
1 Start de cd met stuurprogramma's. 2 Klik op Install Software (Software installeren). 3 Klik op Printer and Software (Printer en software). 4 Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de
licentieovereenkomst.
5 Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next (Volgende). 6 Selecteer Network Attached (Op netwerk aangesloten) en klik op
Next (Volgende).
7 Selecteer de printer die u aan het instellen bent en klik op Next (Volgende). 8 Klik op Add Port (Poort toevoegen). 9 Selecteer Lexmark Enhanced TCP/IP Network Port (Lexmark verbeterde
TCP/IP-netwerkpoort).
a Geef een poortnaam op.
Dit kan elke willekeurige naam zijn waarmee u de printer associeert, bijvoorbeeld Kleur1-lab4. Nadat de poort is gemaakt, verschijnt deze naam in de lijst van beschikbare poorten.
b Geef het IP-adres op in het tekstvak.
Als u het IP-adres niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en kijkt u in het gedeelte TCP/IP. Zie “Pagina met netwerkinstellingen afdrukken” op pagina 33 voor hulp bij het afdrukken van de pagina met netwerkinstellingen.
10 Klik op Finish (Voltooien) om de installatie af te ronden. 11 Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Rechtstreeks afdrukken onder Windows 95 en Windows 98 (eerste editie)
Gedeeld afdrukken via een server onder Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003
Server
Clients
Printer
Raadpleeg de gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor meer informatie over rechtstreeks afdrukken onder Windows 95 en Windows 98 (eerste editie).
Sluit uw printer aan op een computer met Windows NT 4.0, Windows 2000 Windows XP, of Windows Server 2003 (die fungeert als server) en volg deze stappen om uw netwerkprinter te configureren voor gedeeld afdrukken:
1 Aangepast printerstuurprogramma installeren
a Start de cd met stuurprogramma's. b Klik op Install Software (Software installeren). c Klik op Printer and Software (Printer en software). d Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de
licentieovereenkomst.
e Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik dan op Next (Volgende). f Selecteer Local Attached (Lokaal aangesloten) en klik op Next (Volgende).
In de map Printers op de computer wordt een printerobject gemaakt. U deelt de printer in stap 2 “Printer delen in het netwerk”
g Klik op Finish (Voltooien) om de installatie af te ronden. h Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Configureren voor TCP/IP
37
Page 38
Opmerking: Als er bestanden
ontbreken, wordt u mogelijk gevraagd om de cd met het besturingssysteem van de server te plaatsen.
2 Printer delen in het netwerk
a Klik op Start Æ Instellingen Æ Printers. b Selecteer de printer die u zojuist hebt gemaakt. c Klik op Bestand Æ Delen. d Schakel het selectievakje Gedeeld in en typ een naam bij Gedeeld als. e Selecteer in het gedeelte Alternatieve stuurprogramma's de
besturingssystemen van alle netwerkclients die naar deze printer afdrukken.
f Klik op OK. g Controleer op de volgende wijze of de printer correct is gedeeld.
Het printerpictogram in de map Printers wordt nu aangegeven als
'gedeeld'. Dit wordt in Windows NT 4.0 bijvoorbeeld weergegeven met een hand onder het pictogram.
Ga naar Netwerkomgeving. Zoek de hostnaam van de server en zoek de
gedeelde naam die u aan de printer hebt toegewezen.
Printerstuurprogramma's (of een subset) installeren op netwerkclients
Opmerking: Deze methode is
meestal het minst belastend voor de systeembronnen. De server handelt alle stuurprogrammawijzigingen en de verwerking van de afdruktaken af. Zo kunnen netwerkclients veel sneller terugkeren naar de toepassingen.
Opmerking: Als dit een nieuwe
printer is, wordt u mogelijk gevraagd een printerstuurprogramma te installeren. Als er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, dient u een pad op te geven naar beschikbare stuurprogramma's.
De point-and-print-methode gebruiken
Bij deze methode wordt een onderdeel van de stuurprogramma's van de server naar de client gekopieerd. Dit bevat precies genoeg informatie voor het versturen van een afdruktaak naar de printer.
1 Dubbelklik op het Windows-bureaublad van de clientcomputer op
Netwerkomgeving.
2 Zoek de hostnaam van de server en dubbelklik daarop. 3 Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik
op Installeren.
4 Wacht tot de stuurprogramma-informatie van de server naar de client is
gekopieerd en een nieuw printerpictogram is toegevoegd aan de map Printers. Dit kan enkele minuten duren. Hoe lang dit duurt, hangt af van het netwerkverkeer en andere factoren.
5 Sluit het venster Netwerkomgeving. 6 Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
De peer-to-peer-methode gebruiken
Met deze methode wordt op elke clientcomputer het volledige stuurprogramma geïnstalleerd. De netwerkclients behouden de controle over wijzigingen in het stuurprogramma. De clientcomputer handelt het verwerken van de afdruktaken af.
1 Klik op StartÆ InstellingenÆ Printers. 2 Klik op Printer toevoegen om de gelijknamige wizard te starten. 3 Klik op Netwerkprinter. 4 Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet
in de lijst staat, geeft u het pad naar de printer op. Het pad ziet er ongeveer als volgt uit:
\\<serverhostnaam>\<naam gedeelde printer>
De naam van de hostserver is de naam van de server die als host in het netwerk optreedt. De naam van de gedeelde printer is de naam die tijdens de installatie op de server is toegekend.
5 Klik op OK. 6 Geef aan of u deze printer als standaardprinter voor de client wilt instellen en
klik vervolgens op Voltooien.
7 Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Configureren voor TCP/IP
38
Page 39

Macintosh

Opmerking: Een PostScript-
printerbeschrijvingsbestand (PPD) geeft UNIX- of Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Mac OS X versie 10.1.2 en hoger
Om af te drukken op een netwerkprinter, moeten Macintosh-gebruikers een speciaal PPD-bestand (PostScript-printerbeschrijvingsbestand) installeren en ofwel een bureaubladprinter maken op de computer (Mac OS 8.6 tot 9.x), ofwel een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer (Mac OS X).
Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie voor informatie over het installeren van de Macintosh-stuurprogramma's en het maken van een pictogram voor een bureaubladprinter onder Macintosh 8.6-9.x.
Stap 1: Een aangepast PPD-bestand installeren
Opmerking: Een PPD-bestand
geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Opmerking: U kunt het PPD-
bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Stap 2: Een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printer Setup Utility
Opmerking: Als u niet weet welke
zone of printer u moet selecteren, kijkt u op de pagina met netwerkinstellingen bij AppleTalk.
Opmerking: Als u niet weet welke
printer u moet selecteren, zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk naar de standaardnaam van de printer.
1 Plaats de cd met stuurprogramma's. 2 Dubbelklik op het printerinstallatiepakket. 3 Kies in het venster Identiteitscontrole de optie Klik op het hangslot om de
instellingen te wijzigen.
4 Typ uw wachtwoord en klik op OK. 5 Klik in het welkomstscherm op Ga door en klik nogmaals op Ga door nadat u
het Leesmij-bestand hebt gelezen.
6 Klik na het doorlezen van de licentieovereenkomst op Ga door en klik op
Akkoord om hiermee akkoord te gaan.
7 Kies een Bestemming en klik op Ga door. 8 Klik in het scherm Standaard op Installeer. Alle benodigde software wordt op de
computer geïnstalleerd.
9 Klik op Sluit wanneer de installatie is voltooid.
1 Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's. 2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printer Setup Utility. 3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers. 4 Kies AppleTalk in het popup-menu. 5 Selecteer de AppleTalk-zone. 6 Selecteer de nieuwe printer en klik op Voeg toe. 7 Printerinstallatie controleren
a Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor. b Kies de optie Print in het menu Archief. c Kies Overzicht in het dialoogvenster.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het overzichtsvenster
het juiste bestand is voor uw printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het overzichtsvenster
niet juist is voor uw printer, verwijdert u in Afdrukbeheer of Printer Setup
Utility de printer uit de lijst en herhaalt u “Stap 1: Een aangepast PPD­bestand installeren” op pagina 39.
Configureren voor TCP/IP
39
Page 40
Afdrukken via IP gebruiken Voer de volgende stappen uit om een met behulp van Afdrukken via IP een
afdrukwachtrij te maken. Zie “Stap 2: Een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printer Setup Utility” op pagina 39 voor informatie over het maken van een AppleTalk­afdrukwachtrij.
1 Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's. 2 Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printer Setup Utility. 3 Kies Voeg printer toe in het menu Printers. 4 Kies Afdrukken via IP in het popup-menu. 5 Typ in het adresvak het IP-adres of de DNS-naam van de printer. 6 Kies Lexmark in het popup-menu met printermodellen. 7 Selecteer de nieuwe printer en klik op Voeg toe. 8 Printerinstallatie controleren
a Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor. b Kies de optie Print in het menu Archief. c Kies Overzicht in het dialoogvenster. d Voer de volgende stappen uit:
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het overzicht het juiste
bestand is voor uw printer, is de installatie voltooid.
Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht
niet juist is voor uw printer, verwijdert u in Afdrukbeheer of Printer Setup
Utility de printer uit de lijst en herhaalt u “Stap 1: Een aangepast PPD­bestand installeren” op pagina 39.

UNIX/Linux De printer ondersteunt vele UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat.

Op de website van Lexmark, www.lexmark.com, vindt u een compleet overzicht van ondersteunde UNIX- en Linux-platforms.
Opmerking: De softwarepakketten
voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en op de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Lexmark levert een pakket met printerstuurprogramma's voor elk ondersteund UNIX­en Linux-platform. Elk pakket bevat tevens een Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark printers in UNIX- en Linux-omgevingen.
U kunt deze pakketten met stuurprogramma's downloaden via de website van Lexmark. Het stuurprogrammapakket dat u nodig hebt, is mogelijk ook te vinden op de cd met stuurprogramma's.

NetWare De printer ondersteunt Novell Distributed Print Services (NDPS) en de gewone op

wachtrijen gebaseerde NetWare-omgevingen. Voor de recentste informatie over het installeren van een netwerkprinter in een NetWare-omgeving, start u de cd met stuurprogramma's en klikt u op View Documentation (Documentatie weergeven).
Configureren voor TCP/IP
40
Page 41
Stap 12: Andere informatiebronnen
Als u meer informatie wilt nadat u de installatie hebt voltooid, raadpleegt u de overige documentatie bij de printer.

Inhoud van de cd met documentatie bekijken en gebruiken

Opmerking: De cd met d ocumentatie
bevindt zich bij levering in de Installatiehandleiding.
Op de cd met documentatie vindt u de Gebruikershandleiding, Installatiehandleiding en de Help-menupagina's van de printer.
Op de cd met documentatie vindt u informatie over het laden van afdrukmedia, het verwijderen van foutberichten, het bestellen en vervangen van supplies, het installeren van onderhoudskits en het oplossen van problemen. Ook vindt u er algemene informatie voor systeembeheerders.
U kunt de cd met documentatie aan de systeembeheerder of de medewerkers van de helpdesk geven. U kunt ook de volledige inhoud van de cd (of alleen bepaalde onderwerpen) kopiëren naar een gedeeld netwerkstation of intranetsite.
De documentatie bij de printer en de cd met documentatie zijn ook beschikbaar op de website van Lexmark op www.lexmark.com/publications.
De pagina's van het Help-menu De Help-menupagina's zijn opgeslagen in de printer. Deze pagina's geven informatie
over het laden van afdrukmateriaal, het vaststellen en oplossen van afdrukproblemen, en het verhelpen van printerstoringen.
Opmerking: Wij raden u aan de
informatie over Papierstoringen verhelpen af te drukken en deze bij de printer te bewaren.
U kunt de Help-menupagina's en de informatie over Papierstoringen verhelpen afdrukken en bij de printer bewaren, zodat u er gemakkelijk bij kunt als u deze informatie nodig hebt. De volgende naslagdocumenten zijn beschikbaar vanuit het menu Help:
Afdrukken
Kleurkwaliteit
Afdrukkwaliteit
Aansluitingen
Help-overzicht
Afdrukmedia
Papierstoringen
verhelpen
Afdrukstoringen
Supplies
Transport
U drukt deze documenten als volgt af:
1 Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat u Menu Help ziet en druk dan
op Selecteren (Select).
2 Druk enkele malen op Menu totdat u het onderwerp ziet dat u wilt afdrukken en
druk vervolgens op Selecteren (Select).
Cd met stuurprogramma's De cd met stuurprogramma's bevat alle bestanden die u nodig hebt om de printer
bedrijfsklaar te maken. De cd kan bovendien hulpprogramma's, schermlettertypes en extra documentatie bevatten.
Website van Lexmark Bezoek onze website op www.lexmark.com voor de meest recente versies van
stuurprogramma’s, hulpprogramma’s en andere printerdocumentatie.
Gefeliciteerd! U kunt nu aan de slag met uw nieuwe printer. Bewaar deze handleiding als u van plan
bent in de toekomst printeropties aan te schaffen.
Andere informatiebronnen
41
Loading...