Lexmark C750 Instructions Manual [nl]

Lexmark C750
Handleiding
Augustus 2001

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Printeroverzicht ..........................................................5
Hoofdstuk 2: Bedieningspaneel .......................................................7
Knoppen op het bedieningspaneel ....................................................................... 7
Hoofdstuk 4: Afdruktaak annuleren ..............................................10
Afdruktaken annuleren met behulp van het bedieningspaneel ..........................10
Afdruktaken annuleren met behulp van de taakbalk van Windows .................... 10
Afdruktaken annuleren vanaf het bureaublad van Windows ..............................10
Afdruktaken annuleren op een Macintosh .......................................................... 11
Hoofdstuk 5: Zuinig omgaan met supplies ...................................12
Hoofdstuk 6: Afdruktaak in de wachtstand zetten .......................13
Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen ...................................................... 13
Toegang tot wachtstandtaken via het bedieningspaneel ................................... 14
Opmaakfouten ................... .................... ................... ................... .................... ... 15
Herhaalde afdruktaak .........................................................................................15
Gereserveerde afdruktaak ................................................................................. 15
Gecontroleerde afdruktaak ................................................................................. 15
Vertrouwelijke afdruktaak ...................................................................................16
Hoofdstuk 7: Papier- en mediaspecificaties .................................17
Hoofdstuk 8: Laden vullen .............................................................18
Invoerladen voor 500 vel vullen ......................................................................... 18
Invoerlade voor 2000 vel vullen ......................................................................... 20
Hoofdstuk 9: Universeellader vullen .............................................23
i
Hoofdstuk 10: Laden koppelen ......................................................25
Hoofdstuk 11: Uitvoerladen koppelen ...........................................26
Hoofdstuk 12: Afdruktips ................................................................27
Papier bewaren ..................................................................................................27
Supplies bewaren ...............................................................................................27
Papierstoringen voorkomen ................................................................................27
Hoofdstuk 13: Niet-reagerende printer controleren .....................29
Hoofdstuk 14: Papierstoringsberichten ........................................30
Hoofdstuk 15: Problemen met afdrukkwaliteit oplossen .............32
Hoofdstuk 16: Problemen met opties oplossen ...........................38
Hoofdstuk 17: Uitvoerladerproblemen verhelpen ........................40
Hoofdstuk 18: Problemen met de papierinvoer ............................41
Hoofdstuk 19: Printerproblemen oplossen ...................................43
Hoofdstuk 20: Bellen voor technische ondersteuning ................46
Hoofdstuk 21: Printersignalen configureren .................................47
Hoofdstuk 22: Status van supplies vaststellen ............................49
Hoofdstuk 23: Formaatdetectie ......................................................50
Formaatdetectie inschakelen ..............................................................................50
Formaatdetectie en het koppelen van laden ......................................................51
Formaatdetectie uitschakelen .............................................................................51
Hoofdstuk 24: Supplies en onderdelen bestellen .........................52
Hoofdstuk 25: Supplies en optionele onderdelen recyclen .........54
Hoofdstuk 26: Overige documenten met betrekking
tot onderhoud en probleemoplossing ............................................55
ii
Hoofdstuk 27: Papierstoringen in de
beeldoverdrachteenheid verhelpen ................................................56
Hoofdstuk 28: Geheugenkaarten en
optiekaarten verwijderen .................................................................62
Toegang verkrijgen tot de systeemkaart van de printer ..................................... 62
Geheugenkaarten verwijderen ........................................................................... 63
Optiekaart verwijderen ....................................................................................... 64
Vaste schijf verwijderen ..................................................................................... 65
Firmwarekaart verwijderen .................................................................................65
Klep van de systeemkaart aanbrengen .............................................................. 66
Hoofdstuk 29: Fabriekswaarden herstellen ..................................67
Hoofdstuk 30: Menu's op het bedieningspaneel uitschakelen ...68
Menu's inschakelen ............................................................................................ 68
Hoofdstuk 31: Spaarstand uitschakelen .......................................69
Hoofdstuk 32: Menu-instellingen wijzigen ....................................70
Hoofdstuk 33: Pagina met menu-instellingen afdrukken ............71
Hoofdstuk 34: Lettertypevoorbeelden afdrukken ........................72
Hoofdstuk 35: Printerberichten ......................................................73
Hoofdstuk 36: Printermenu's .......................................................125
Hoofdstuk 37: Menu LocalTalk ....................................................129
Hoofdstuk 38: Menu Taak .............................................................133
Hoofdstuk 39: Menu Infrarood .....................................................137
Hoofdstuk 40: Menu Afwerking ....................................................143
Hoofdstuk 41: Kleurmenu .............................................................150
Hoofdstuk 42: Menu Extra ............................................................153
iii
Hoofdstuk 43: USB-menu .............................................................157
Hoofdstuk 44: Menu Accessoires ................................................161
Hoofdstuk 45: Instellingenmenu ..................................................163
Hoofdstuk 46: Serieelmenu ..........................................................172
Hoofdstuk 47: PostScriptmenu ....................................................179
Hoofdstuk 48: PCL Emul-menu ....................................................181
Hoofdstuk 49: Parallelmenu .........................................................186
Hoofdstuk 50: Papiermenu ...........................................................191
Hoofdstuk 51: Menu Netwerk .......................................................201
Hoofdstuk 52: Lettertypen ............................................................205
Interne lettertypen ............................................................................................ 205
Symbolensets .............. ............. ................... ................... .................... .............. 210
Laadbare lettertypen ........................................................................................ 210
Kennisgevingen ..............................................................................212
Informatie over deze uitgave ............................................................................ 212
Handelsmerken ................................................................................................ 213
Kennisgeving over licentie ............................................................................... 215
Veiligheidsinformatie ... ..................................................................................... 215
Waarschuwingen en veiligheidsadviezen ........................................................ 216
Informatie over elektronische emissie ..............................................................216
Geluidsniveaus ............ ................... ................... .................... ................... ........ 217
Energy star .......................................................................................................217
Laserinformatie ................................................................................................ 217
Index ................................................................................................ 218
iv
1

Printero verzic ht

Hieronder ziet u een afbeelding van de Lexmark™ C750 printer.
Standaarduitv oerlade
Voorklep
Standaardlade
Rechterbovenkl ep (redrive­eenheid)
Toegangsklep rechtsonder (verhittingsstat ion)
5
Hieronder ziet u een afbeelding van de printer, uitgerust met een lade voor dubbelzijdig afdrukken en drie optionele laden voor 500 vel.
Lade voor dubbelzijdig afdrukken
laden voor 500 vel
Hieronder ziet u een afbeelding van de printer, uitgerust met een lade voor dubbelzijdig afdrukken, één optionele lade voor 500 vel en één optionele lade voor 2000 vel.
Lade voor dubbelzijdig afdrukken
Lade voor 500 vel
Lade voor 2000 vel
6
2

Bedieningspaneel

Het bedieningspaneel heeft vijf knoppen, een display en een lampje dat gaat knipperen als de printer bezig is met het verwerken van een afdruktaak. Als de printer bezig is, wordt ook het bericht Bezig weergegeven in de display.
Gereed
Display
1
Menu 2Selecteren3Terug
Start 5Stop

Knoppen op het bedieningspaneel

Knop Functie
Start (Go) Druk op Start (Go) om:
terug te keren naar de stand Gereed als de printer offline is (het bericht Gereed wordt niet weergegeven in de display);
printermenu's af te sluiten en terug te keren naar de werkstand Gereed;
berichten op het bedieningspaneel te wissen;
door te gaan met afdrukken nadat u papier hebt geladen of een papierstoring hebt
verholpen;
de Spaarstand af te sluiten.
Als u printerinstellingen hebt gewijzigd met de menu's van het bedieningspaneel, drukt u op
Start (Go) voordat u een afdruktaak ve rzendt. Afdruktaken kunnen alleen worden uitgevoerd
als op de printer het bericht Geree d wordt weergegeven.
4
6
7
Knop Functie
Menu Druk op Menu om:
de printer off line te z etten (de werkstand Gereed te beëindigen ) en naar het menu systeem te gaan. Als de printer off line is, drukt u op Menu om door de menu’s en menu-items te bladeren.
het menu Taak (in de werkstand Bezig) te openen.
In het gev al v an men u-ite ms me t num eriek e waard en, bijv oorbee ld Ex em plare n, moet u ingedrukt houden om door de waarden te bladeren. Laat de knop los zodra het gewenste getal wordt weergegeven.
Als het bericht Menu's uitgeschakeld wordt weerge ge v e n, kun t u de stan daardi nstellin gen niet wijzigen. U kunt dan nog wel berichten wissen en een keuze maken in het menu Taak wanneer u gaat afdrukken. Als u een afdruktaak naar de printer stuurt, kunt u de printereigenschappen zo instellen dat de taak volgens de gewenste instellingen wordt afgedrukt.
Menu
Selecteren
(Select)
Druk op Selecteren (Select) als u een van de volgende acties wilt uitvoeren:
het menu openen dat wordt weergegeven op de tweede regel van de display;
het weergegeven menu-item opslaan als de nieuwe standaardinstelling;
bepaalde berichten op de display wissen;
doorgaan met afdrukken nadat het bericht Vervang <x> is we erge geven. Raadpleeg
Vervang <x> voor meer informatie.
Terug (Return) Met de knop Terug (Return) keert u terug naar het vorige menuniveau of menu-item. Stop Als u op Stop drukt terwijl het bericht Gere ed, Bezig of Wachten wordt weergegeven, wordt
de printer off line gezet. In plaats van Gereed wordt nu het bericht Niet gereed weergegeven. Er gaan geen gegevens verloren.
Druk op
1, 2, 3, 4, 5, 6 Met behulp van de cijfers die naast de knopnamen staan, kunt u uw PIN-code invoeren als u
Start (Go) om terug te keren naar de stand Gereed, Bezig of Wachten.
een vertrouwelijke afdruktaak naar de printer hebt gestuurd.
Raadpleeg het menu-overzicht voor een samenvatting van alle printermenu's die via het bedieningspaneel kunnen worden gebruikt.
8
3

Afdruktaak naar de printer sturen

Vanuit een normale Windows-toepassing drukt u een afdruktaak als volgt af:
1 Open het bestand dat u wilt afdrukken. 2 Selecteer in het menu Bestand de optie Afdrukken. 3 Controleer of de juiste printer is geselecteerd in het dialoogvenster. 4 Wijzig eventueel de printerinstellingen (het aantal af te drukken pagina's of het aantal
exemplaren).
Opmerking: Klik op Eigenschappen of Opties als u instellingen wilt wijzigen die in het eerste
venster niet beschikbaar zijn en klik vervolgens op OK.
5 Klik op OK of Afdrukken om de afdruktaak naar de geselecteerde printer te sturen.
9
4

Afdruktaak annuleren

Afdruktaken annuleren met behulp van het bedieningspaneel

Als de taak die u wilt annuleren, al wordt afgedrukt en op de display Bezig wordt weergegeven:
1 Druk enkele malen op Menu totdat u het menu Taak ziet en druk vervolgens op Selecteren
(Select).
2 Druk enkele malen op Menu totdat u het menu-item Taak annuleren ziet en druk vervolgens
Selecteren (Select).
op

Afdruktaken annuleren met behulp van de taakbalk van Windows

V oor elke afdruktaak die u naar de printer stuurt, wordt rechts in de taakbalk een klein pictogram in de vorm van een printer weergegeven.
1 Dubbelklik op dit pictogram. Er wordt nu een lijst van afdruktaken weergegeven. 2 Selecteer de taak die u wilt annuleren. 3 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.

Afdruktaken annuleren vanaf het bureaublad van Windows

1 Minimaliseer alle programma's, zodat u de inhoud van het bureaublad kunt zien. 2 Dubbelklik op Deze computer. 3 Dubbelklik op Printers. Er wordt nu een lijst van beschikbare printers weergegeven. 4 Dubbelklik op de printer die u hebt gekozen toen u de afdruktaak verstuurde. Er wordt nu een
lijst van afdruktaken weergegeven.
5 Selecteer de taak die u wilt annuleren. 6 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
10

Afdruktaken annuleren op een Macintosh

Als u een afdruktaak naar de printer stuurt, wordt op het bureaublad een pictogram weergegeven dat de geselecteerde printer aangeeft.
1 Dubbelklik op dit pictogram op het bureaublad. Er wordt nu een lijst van afdruktaken
weergegeven.
2 Houd Control ingedrukt en klik op de afdruktaak die u wilt annuleren. 3 Selecteer de optie voor het stopzetten van de wachtrij in het menu dat nu verschijnt.
11
5

Zuinig omgaan met supplies

Een aantal instellingen die u via de software van uw toepassingen of via het bedieningspaneel van de printer kunt regelen, zorgen voor besparing van toner en papier.
Zie voor meer
Supply Instelling Resultaat van de instelling
Toner Tonerintensiteit in
het menu Kleur
Hiermee stelt u de hoeveelheid toner in die op het papier wordt aangebracht. De mogelijke waarden zijn 1 (lichtste instelling) tot 5 (donkerste instelling).
informatie…
Tonerintensiteit
Papier en speciale media
Papier en speciale media
N/vel: afdrukken in het menu Afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken in het menu Afwerking
Via de toepassing die u gebruikt of met behulp van het printerstuurprogra mma kunt u gecontroleerde afdruktaken naar de printer sturen.
De optie Taken in wacht in het menu Taak geeft toegang tot deze gecontroleerde afdruktaken.
Hiermee kunt u twee of meer pagina's afdrukken op één zijde van een vel papier.
De mogelijke waarden zijn 2, 3, 4, 6, 9, 12 en 16 per vel.
In combinatie met tweezij dig af drukken kunt u op deze manier maximaal 32 pagina's afdrukken o p één vel papier (16 op elke zijde).
Deze instelling is beschikbaar als u de beschikking hebt over een lade voor dubbelzijdig afdrukken.
Deze functie is be doeld v oor afdrukta ken waarbij meerdere exemplaren worden afgedrukt. In eerste instantie wordt er maar één exemplaar afgedrukt en pas als u dit eerste exemplaar hebt gecontroleerd en goedgekeurd, worden de overige exemplaren afgedrukt. Als u niet tevrede n bent me t het result aat, kunt u de taak annuleren.
N/vel: afdrukken
Dubbelzijdig
Gecontroleerde afdruktaak
Afdruktaak annuleren Afdruktaak in de
wachtstand zetten
12
6

Afdruktaak in de wachtstand zetten

Wanneer u een afdruktaak naar de printer verzendt, kunt u in het stuurprogramma opgeven dat de taak in het printergeheugen moet worden opgeslagen, oftewel in de wachtstand moet worden geplaatst. Wanneer u de afdruktaak daadwerkelijk wilt uitvoeren, geeft u via de menu's van het bedieningspaneel op welke wachtstandtaak u wilt uitvoeren.
Opmerking: Voor afdruk- en wachtstandtaken moet minimaal 16 MB printergeheugen
beschikbaar zijn. Het is raadzaam om te werken met minimaal 32 MB printergeheugen en een vaste schijf.
Klik op een onderwerp voor meer informatie.
Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen
Toe g ang tot wachtstandtaken via het bedieningspaneel
Opmaakfouten
Afdruktaken herhalen op
Afdruktaken controleren
Afdruktaken reserveren
een later tijd stip
Vertrouwelijke taken afdrukken

Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen

Nadat wachtstandtaken zijn opgeslagen in het printergeheugen, kunt u via het bedieningspaneel van de printer opgeven wat u met een of meer van deze taken wilt doen. In het Menu Taak selecteert u Vertrouwelijk of Taken in wacht (herhaalde, gereserveerde en gecontroleerde afdruktaken). Als u Vertrouwelijk selecteert, moet u de PIN-code (persoonlijk identificatienummer) invoeren die u in het stuurprogramma hebt opgegeven toen u de taak verzond. Zie Vertrouwelijke afdruktaak voor meer informatie.
13
Zowel voor het menu-item Vertrouwelijk als voor het menu-item Taken in wacht kunt u kiezen uit vijf opties:
Alle taken afdr
Taak afdrukken
Alle taken verw
Taak verwijderen
Exemplaren

Toegang tot wachtstandtaken via het bedieningspaneel

1 U krijgt als volgt via het bedieningspaneel toegang tot wachtstandtaken:
Als de printer in de werkstand Bezig staat, drukt u op Menu om het menu Taak weer te
geven.
Als de printer in de werkstand Gereed staat, gaat u verder met stap 2.
2 Druk op Menu totdat Taken in wacht of Vertrouwelijk op de display van het bedieningspaneel
wordt weergegeven, afhankelijk van de gewenste soort afdruktaak.
3 Druk op Selecteren (Select).
Gebruikersnaam wordt weergegeven op de eerste regel van het bedieningspaneel. Op de tweede regel verschijnen de namen v an de gebruikers die momenteel zijn gekoppeld aan afdruk-/wachtstandtaken.
4 Druk op Menu totdat u uw gebruikersnaam ziet.
Opmerking: Als u op zoek bent naar een vertrouwelijke afdruktaak, wordt u gevraagd een PIN-
code in te voeren. Zie Vertrouwelijke afdruktaak voor meer informatie.
5 Druk op Selecteren (Select). 6 Druk op Menu totdat de actie die u wilt uitvoeren, op de tweede regel van de display wordt
weergegeven (Taak afdrukken, Taa k verwijderen, enzovoort).
7 Druk op Selecteren (Select).
Als u op zoek bent naar een bepaalde afdruktaak, drukt u op Menu om door de lijst met
beschikbare afdruktaken te b laderen. Druk op Selecteren (Select) wanneer de gewenste afdruktaak wordt weergege ven. Naast de naam van de afdruktaak verschijnt een sterretje (*) om aan te geven dat u die taak hebt geko zen om af te drukken of te verwijderen.
Als u moet opgeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken, gebruikt u de knop Menu om
het aantal op de display te v erhogen of te verlagen. Vervolgens drukt u op Selecteren (Select).
8 Druk op Start (Go) om de taken die u hebt gemarkeerd, af te drukken of te verwijderen.
Op de display van het bedieningspaneel worden kort berichten weergegeven die aangeven welke afdruk- en wachtstandtaken worden uitgevoerd.
14

Opmaakfouten

Als het symbool wordt weergegeven op de display van het bedieningspaneel, betekent dit dat er opmaakproblemen zijn opgetreden bij een of meer wachtstandtaken. Deze opmaakproblemen zijn meestal het gevolg van onvoldoende printergeheugen of ongeldige gegevens die ertoe kunnen leiden dat de taak door de printer wordt gewist.
Wanneer het symbool naast een wachtstandtaak wordt weergegeven, hebt u de volgende mogelijkheden:
Druk de taak af. Houd er echter rekening mee dat mogelijk slechts een deel van de taak wordt
afgedrukt.
Verwijder de taak. U kunt eventueel nog meer printergeheugen vrijmaken door de lijst met
wachtstandtaken te doorlopen en nog meer taken te verwijderen die u naar de printer hebt gestuurd.
Als er regelmatig opmaakproblemen optreden bij wachtstandtak en, kan dat betekenen dat u meer printergeheugen nodig hebt.

Herhaalde afdruktaak

Als u een herhaalde afdruktaak naar de printer stuurt, worden alle door u opgegeven exemplaren afgedrukt en wordt de afdruktaak in het printergeheugen opgeslagen, zodat u later nog meer exemplaren kunt afdrukken. U kunt exemplaren blijven afdrukken zolang de afdruktaak zich in het printergeheugen bevindt.
Opmerking: Herhaalde afdruktaken worden automatisch uit het printergeheugen verwijderd op
het moment dat de printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere afdruktaken.

Gereserveerde afdruktaak

Als u een gereserveerde afdruktaak verzendt, wordt de taak niet onmiddellijk afgedrukt, maar wordt deze in het geheugen opgeslagen zodat u de taak later kunt afdrukken. De taak wordt bewaard in het geheugen totdat u de taak verwijdert uit het menu Tak en in wacht. Gereserveerde afdruktaken kunnen worden verwijderd als de printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere wachtstandtaken.
Zie Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen voor meer informatie.

Gecontroleerde afdruktaak

Als u een gecontroleerde afdruktaak verzendt, wordt één exemplaar afgedrukt en blijven de overige exemplaren die u in het stuurprogramma hebt opgegeven, in het printergeheugen bewaard. U kunt zo controleren of dit eerste exemplaar naar wens is, voordat u de overige exemplaren afdrukt.
15
Raadpleeg Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen als u hulp nodig hebt bij het afdrukken van de overige exemplaren die zijn opgeslagen in het geheugen.
Opmerking: Zodra alle exemplaren zijn afgedrukt, wordt de gecontroleerde afdruktaak uit het
printergeheugen verwijderd.

Vertrouwelijke afdruktaak

Wanneer u een afdruktaak naar de printer stuurt, kunt u via het stuurprogramma een PIN-code (persoonlijk identificatienummer) invoeren. De PIN-code moet bestaan uit vier cijfers van 1 tot en met
6. De afdruktaak wordt vervolgens in het printergeheugen opgeslagen totdat u dezelfde viercijferige PIN-code invoert via het bedieningspaneel van de printer en opgeeft dat u de taak wilt afdrukken of verwijderen. Zo weet u zeker dat de afdruktaak niet wordt uitgevoerd voordat u zelf bij de printer bent gearriveerd om de afgedrukte exemplaren op te halen. Geen enkele andere gebruiker van de printer kan de taak uitvoeren.
Als u Vertrouwelijk selecteert in het menu Taak en vervolgens uw gebruikersnaam selecteert, wordt de volgende prompt weergegeven op de display:
Voer PIN in: =____
Gebruik de knoppen op het bedieningspaneel om de viercijferige PIN-code voor de vertrouwelijke taak in te voeren. De cijfers (1–6) die u met de knoppen kunt invoeren, worden weergegeven naast de knopnamen. Tijdens het invoeren van de PIN-code worden op de display sterretjes weergegeven, zodat niemand de code kan zien.
Voer PIN in =****
Als u een ongeldige PIN-code invoert, wordt het bericht Geen taken . Opnieuw? weergegeven. Druk op
Start (Go) als u de PIN-code opnieuw wilt inv oeren of druk op Stop als u het menu V ertrouwelijk wilt
afsluiten. Wanneer u een geldige PIN-code invoert, hebt u toegang tot alle afdruktaken waaraan de ingevoerde
gebruikersnaam en PIN-code zijn gekoppeld. De afdruktaken die zijn gekoppeld aan de PIN-code die u hebt ingevoerd, worden weergegeven op de display wanneer u de menu-items Taak afdrukken, T aak verwijderen en Exemplaren opent. Vervolgens kunt u de taken waaraan de PIN-code is gekoppeld, afdrukken of verwijderen. Raadpleeg Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen voor meer informatie. Nadat de vertrouwelijke afdruktaak is uitgevoerd, wordt deze automatisch uit het printergeheugen verwijderd.
16
7

P apier - en mediaspecificaties

In de volgende tabel vindt u een overzicht van de ondersteunde formaten en soorten papier en medium voor de standaardlade, de optionele laden en de universeellader. Gebruik altijd eerst een paar testvellen van het papier of medium dat u wilt gaan gebruiken voordat u grote hoeveelheden aanschaft.
Ondersteunde
Bron
lade voor 500 vel
lade voor 2000 vel
Universeel­lader
1
Ondersteund als geselecteerd papier, waarbij in de desbetreffende laden formaatdetectie is uitgeschakeld.
2
Indien geselecteerd, wordt de pagina ingedeeld voor 215,9 x 355,6 mm mm, tenzij anders is opgegeven.
3
Smalle afdrukmedia laadt u met de hoogte in de invoerrichting (staand).
4
Voor het bedrukken van grote hoeveelheden etiketten of andere glossy media, moet u de behuizing van het
verhittingsstation vervangen door een web oiler field upgrade kit (artikelnummer 12G6307 voor de 115 V, artikelnummer 12G6308 voor de 220V).
papierformaten
Letter, A4, A5, Legal, Executive, JIS B5, Folio Statement
Letter, A4, A5, Legal, Executive, JIS B5
Letter, A4, A5, Legal, Executive, JIS B5, Folio Statement
7¾, 9, 10, DL, C5, B5, overige
1
, Universal
1
, Universal
2
1
2,3
1
2,3
Ondersteunde papiersoorten
Papier, transparanten,
,
etiketten, karton
Papier 2000 vel papier van 75g/m
Papier, transparanten, etiketten, karton
,
Enveloppen 10 enveloppen
Capaciteit
500 vel papier van 75 g/m2 400 transparanten 250 vel etiketten of karton
100 vel papier van 75 g/m 85 transparanten 85 vel etiketten of kar ton
4
2
Raadpleeg voor meer informatie over voor uw printer geschikt papier en medium de Card Stock & Label Guide die u kunt vinden op de website van Lexmark (www.lexmark.com).
2
17
8

Laden vullen

Invoerladen voor 500 vel vullen

Ga als volgt te werk om een lade voor 500 vel te vullen.
1 Verwijder de papierlade.
2 Druk de hendel van de papiergeleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar de
voorzijde van de lade.
18
Druk de hendel van de geleider aan de zijkant in en schuif de geleider naar de juiste positie
3
voor het papierformaat dat u wilt laden. Pictogrammen achter in de lade geven de papierformaten aan.
4 Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit.
Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
5 Plaats het papier tegen de achterste linkerhoek van de lade, met de te bedrukken zijde naar
beneden. Gebruik geen gevouwen of gekreukeld papier .
Opmerking: Zorg dat de stapel niet hoger is dan de maximumhoogte. Bij een te volle lade
kunnen vellen afdrukmedia vastlopen.
19
Druk de hendel van de papiergeleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar binnen
6
totdat deze de zijkant van de stapel papier raakt.
7 Plaats de papierlade terug.
Schuif de lade volledig in de printer.
Invoerlade voor 2000 vel vullen
Ga als volgt te werk om een lade voor 2000 vel te vullen. Vul de lade voor 2000 vel niet met andere afdrukmedia dan papier.
1 Trek de lade naar buiten.
20
Druk de hendel van de papiergeleider in, til de geleider op en plaats deze in de juiste sleuf
2
voor het papierformaat dat u wilt laden.
3 Druk de beide hendels van de geleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar de juiste
positie voor het papierformaat dat u wilt laden.
4 Schuif de papiersteun aan de onderkant naar voren totdat deze de papiergeleider raakt.
21
Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit.
5
Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
6 Plaats het papier tegen de achterste linkerhoek van de lade, met de te bedrukken zijde naar
beneden. Gebruik geen gevouwen of gekreukeld papier .
7 Sluit de lade.
Schuif de lade volledig in de printer.
Opmerking: Zorg dat de stapel niet hoger is dan de maximumhoogte. Als u te veel papier laadt,
kan dat leiden tot papierstoringen.
22
9

Universeellader vullen

U kunt de universeellader op twee verschillende manieren gebruiken:
Papierlade—Als u de lader gebruikt als papierlade, kunt u er een bepaald soort
afdrukmedium in plaatsen voor permanent gebruik.
Eenheid voor handmatige invoer—Als u de lader voor handmatige invoer gebruikt, geeft u
via de computer het type en formaat van het te gebruiken afdrukmedium op wanneer u een afdruktaak naar de printer stuurt waarvoor de universeellader moet worden gebruikt. De printer vraagt u vervolgens om de juiste afdrukmedia te laden, voordat het afdrukken begint.
Ga als volgt te werk om de universeellader te vullen.
1 Open de universeellader.
2 Druk de hendel van de papiergeleider in en schuif de geleider zo ver mogelijk naar de
voorzijde van de printer.
23
Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit.
3
Vouw of kreukel de afdrukmedia niet. Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
4 Plaats de stapel afdrukmedia op de juiste manier voor het papierformaat en het papiersoort
dat u laadt en de afdrukmethode die u gebruikt.
5 Plaats de afdrukmedia met de te bedrukken zijde naar boven langs de linkerkant van de
universeellader en druk de stapel zo ver mogelijk naar binnen. Forceer de afdrukmedia niet.
Opmerking: Zorg dat de stapel niet hoger is dan de maximumhoogte. Als u te veel papier laadt,
kan dat leiden tot papierstoringen.
6 Druk de hendel van de papiergeleider in en schuif de geleider naar binnen totdat deze de
zijkant van de stapel papier raakt.
24
10

Laden koppelen

Als u hetzelfde type papier of medium in meerdere laden plaatst, worden deze laden
automatisch gekoppeld. Als een lade dan leeg raakt, wordt automatisch de volgende gekoppelde lade gebruikt.
Als u bijvoorbeeld hetzelfde type papier of medium hebt geplaatst in lade 2 en lade 4, gebruikt de printer eerst lade 2. Als deze leeg is, gaat de printer automatisch verder met de volgende lade in de gekoppelde serie, in dit geval lade 4.
Als u hetzelfde formaat papier of medium in de verschillende laden plaatst, moet u ook in alle
laden hetzelfde type papier of medium gebruiken. Anders kunnen de laden niet worden gekoppeld.
Als de geselecteerde laden allemaal zijn voorzien van hetzelfde type en hetzelfde formaat papier of medium, selecteert u voor deze laden dezelfde instelling voor Papiersoort in het
Papiermenu.
Als u de koppeling van de laden wilt uitschakelen, kiest u voor elk van de laden een andere
instelling voor Papiersoort.
Opmerking: Zie Formaatdetectie voor het koppelen van laden met papierformaat Executive,
Legal, JIS B4 of JIS B5.
25
11

Uitv oerladen k oppelen

Als u een optionele afwerkingseenheid of uitvoerlader op de printer aansluit, kunt u uitvoerladen koppelen of anderszins aangeven hoe afdruktaken naar de uitvoerladen moeten worden overgebracht. U doet dit via de instellingen voor Laden config in het menu Papier.
Waarde Beschrijving
Uitvoerlader
Koppelen
Uitvoer is v ol*
Soort toekennen
Hiermee selecteert u een uitvoerlade voor een naar de printer te sturen afdruktaak. (Indien gewenst kunt u ook een standaardlade selecteren die voor alle afdruktaken wordt gebruikt.) U wordt gewaarschu wd als de gese lecte erde uitvoerlade vol begint te raken en de printer stopt met afdrukken totdat u de lade hebt leeggemaakt.
Hiermee koppelt u alle beschikbare uitvoerladen. Als een lade vol raakt, wordt de rest van de afdruktaak automatisch naar de volgende lade gestuurd.
Hiermee worden de nog af te drukken pagina's van een afdruktaak automatisch naar een vooraf ingestelde overlooplade gestuurd als de op dat moment gebruikte lade vol begint te raken.
Hiermee kunt u verschillende soorten media toewijzen aan bepaalde uitvoerladen of aan een set gekoppelde uitvoerladen. Afdruktaken die op een bepaald type papier of op een speciaal medium worden afgedrukt, worden dan automatisch naar de opgegeven lade gestuurd.
Deze optie is alleen beschikbaar als u een extra uitvoerlader op de printer hebt aangesloten.
U wijzigt de instellingen voor Laden config als volgt:
1 Druk enkele malen op Menu totdat u het menu Papier ziet en druk vervolgens op Selecteren
(Select)
.
2 Druk enkele malen op Menu totdat u Laden config ziet en druk dan op Selecteren (Select).
Op de tweede regel van de display verschijnt Uitvoerlader.
3 Druk enkele malen op Menu totdat u de gewenste waarde ziet en druk dan op Selecteren
(Select)
om deze waarde op te slaan als standaardinstelling voor ladenconfigur atie.
4 Druk op Start (Go) om te zorgen dat de printer terugkeert in de werkstand Gereed.
Zie voor meer informatie Laden config en Lade <x> vol.
26
12

Afdruktips

Papier bewaren

Houd de volgende richtlijnen aan om een regelmatige afdrukkwaliteit te garanderen en te voorkomen dat er problemen met papierinvoer ontstaan.
Sla papier op in een ruimte waar de temperatuur ongeveer 21ºC is en waar de relatieve
vochtigheid 40% bedraagt.
Bewaar dozen afdrukmateriaal liever niet op de vloer, maar plaats ze op een pallet of een
plank.
Als u losse pakken afdrukmateriaal niet in de oorspronkelijke doos bewaart, leg de pakken dan
op een vlakke ondergrond zodat de randen niet omkrullen of kreuken.
Plaats niets op de pakken afdrukmedia.

Supplies bewaren

Bewaar supplies in een koele, schone ruimte. Bewaar supplies altijd rechtop in de originele verpakking tot het moment dat ze moeten worden geïnstalleerd.
Stel de printersupplies niet bloot aan:
direct zonlicht;
temperaturen boven 35°C;
hoge vochtigheidsgraad (boven 80%);
zilte lucht;
corrosieve gassen;
stof.

Papierstoringen voorkomen

De meeste papierstoringen kunnen worden voorkomen door correcte plaatsing van papier en media. Raadpleeg voor instructies met betrekking tot het laden van papier:
Invoerladen voor 500 vel vullen
Invoerlade voor 2000 vel vullen
Universeellader vullen
27
De volgende tips kunnen ook helpen om papierstoringen te voorkomen:
Gebruik alleen aanbevolen papier. Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer
informatie over de verschillende papiersoorten en met welke soorten u de beste afdrukresultaten kunt behalen. Deze handleiding is beschikbaar op de Lexmark weblocatie:
www.lexmark.com.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide indien u eerst gedetailleerde informatie wilt voordat u
een grote hoeveelheid speciaal papier bestelt.
Laad geen gevouwen, gekreukt of vochtig papier.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer
laadt.
Plaats niet teveel papier of medium in de laden of de universeellader. Zorg ervoor dat de
stapel nooit dikker is dan het aangegeven maximum.
Duw de laden stevig in de printer nadat u het papier hebt geplaatst.
Zorg ervoor dat de papiergeleiders in de laden zijn ingesteld op het geladen papierformaat.
Plaats geen papier in een lade terwijl de printer bezig is met afdrukken. Wacht op het bericht
Lade <x> vullen voordat u de lade uit de printer neemt. Het bovenstaande geldt voor de lade die op dat moment wordt gebruikt. Laden waar geen
papier uit wordt gebruikt voor de op dat moment actieve afdruktaak, kunnen worden uitgenomen en geladen.
Gebruik de functies nieten, perforeren en verschuiven niet voor transparanten, etiketten en
karton.
Het is ook niet aan te bevelen om de optionele uitvoerlader of de optionele afwerkeenheid te
gebruiken voor transparanten, etiketten, karton en enveloppen. U kunt deze speciale media het beste laten uitvoeren in de standaardlade.
Als u een optionele afwerkeenheid of uitvoerlader gebruikt, zorg er dan voor dat de printer en
de optie correct zijn uitgelijnd. Raadpleeg de Installatiehandleiding voor instructies over uitlijnen.
Zorg voor correcte aansluiting van alle kabels die de lade voor dubbelzijdig afdrukken, de
hoge-capacieitslader, de afwerkeenheid of de uitvoerlader verbinden met de printer . Raadpleeg de Installatiehandleiding voor meer informatie.
In het geval van een papierstoring moet u erop letten dat u de gehele papierbaan vrijmaakt.
Raadpleeg Vastgelopen papier uit de papierbaan verwijderen voor meer informatie.
28
Loading...
+ 197 hidden pages