Opmerking: Lees het volgende aandachtig door voordat u deze informatie en het product dat het
ondersteunt, gebruikt:
• Veiligheid en garantie
• Installatiegids
• 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina v
Lenovo brengt continu verbeteringen aan in de documentatie van uw computer, zo ook in deze
Gebruikershandleiding. Voor de meest recente documenten gaat u naar:
https://support.lenovo.com
Afhankelijk van de versie van een besturingssysteem, zijn sommige instructies voor de gebruikersinterface
mogelijk niet van toepassing op uw computer.
KENNISGEVING BEGRENSDE EN BEPERKTE RECHTEN: als gegevens of software word(t)(en) geleverd conform een
'GSA'-contract (General Services Administration), zijn gebruik, vermenigvuldiging en openbaarmaking onderhevig aan
beperkingen zoals beschreven in Contractnr. GS-35F-05925.
Inhoud
Belangrijke veiligheidsvoorschriften . . v
Lees dit eerst. . . . . . . . . . . . . . . . . v
Belangrijke informatie over het gebruik van uw
computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . v
Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is . . . vii
Service en upgrades . . . . . . . . . . . . . viii
Netsnoeren en voedingsadapters . . . . . . . . . ix
Verlengsnoeren en vergelijkbare accessoires . . . . ix
Stekkers en stopcontacten . . . . . . . . . . . x
Kennisgeving voedingseenheid. . . . . . . . . . x
Externe apparatuur . . . . . . . . . . . . . . xi
Algemene waarschuwing over de batterij . . . . . . xi
Opmerking: Lees eerst de belangrijke veiligheidsinformatie.
Lees dit eerst
Deze informatie helpt u uw notebookcomputer veilig te gebruiken. Gebruik en bewaar alle informatie die bij
uw computer is geleverd. De informatie in dit document vormt op geen enkele manier een wijziging van de
voorwaarden in de koopovereenkomst of de Beperkte Garantie. Raadpleeg 'Informatie over de garantie' in
de publicatie Veiligheid en garantie die is meegeleverd met uw computer.
De veiligheid van de klant is belangrijk. Onze producten worden ontworpen met het oog op veiligheid en
effectiviteit. Personal computers zijn echter elektronische apparaten. Netsnoeren, voedingsadapters en
andere onderdelen kunnen een veiligheidsrisico opleveren dat, met name bij onjuist gebruik en misbruik, kan
leiden tot schade en lichamelijk letsel. Om deze risico's te verkleinen, dient u de bij het product geleverde
instructies te volgen, zich te houden aan alle waarschuwingen op het product zelf en in de
bedieningsinstructies, en de informatie in dit document zorgvuldig te lezen. Door de in dit document
opgenomen informatie en de bij het product geleverde instructies nauwkeurig op te volgen, beschermt u
zichzelf tegen gevaren en maakt u de werkomgeving van de computer een stuk veiliger.
Opmerking: Deze informatie bevat verwijzingen naar voedingsadapters en batterijen. Naast
notebookcomputers worden ook andere producten (zoals luidsprekers en beeldschermen) geleverd met een
externe voedingsadapter. Als u een dergelijk product in bezit hebt, is deze informatie ook daarop van
toepassing. Bovendien kunnen er in computerproducten interne batterijen ter grootte van een munt
('knoopcellen') zijn verwerkt, waarmee de systeemklok in stand wordt gehouden wanneer de stekker niet in
het stopcontact zit. De veiligheidsvoorschriften voor batterijen gelden dus voor alle computerproducten.
Belangrijke informatie over het gebruik van uw computer
Als u zich de volgende belangrijke tips ter harte neemt, haalt u het meeste rendement uit uw computer. Doet
u dit niet, dan kan dit leiden tot ongemak en zelfs letsel. Bovendien kan de computer dan storingen vertonen
en schade oplopen.
Bescherm uzelf goed tegen de warmte die door de computer wordt gegenereerd.
Als de computer aan staat of als de batterij wordt opgeladen, kunnen de
onderkant, de polssteun en bepaalde andere onderdelen warm worden. De
temperatuur die wordt bereikt, hangt af van de mate van systeemactiviteit en
het oplaadniveau van de batterij.
Bij langdurig contact met uw lichaam kunnen er, ook door uw kleding heen,
ongemakken en zelfs brandwonden ontstaan.
• Houd de computer niet te lang op schoot en houd uw handen of enig ander
lichaamsdeel niet te lang tegen een warm onderdeel van de computer aan.
• Haal regelmatig uw handen van het toetsenbord door uw handen van de
polssteun te halen.
Bescherm uzelf goed tegen de warmte die door de netvoedingsadapter wordt gegenereerd.
Als de computer via de netvoedingsadapter is aangesloten op het stopcontact,
wordt de adapter warm.
Bij langdurig contact met uw lichaam kunnen er, ook door uw kleding heen,
brandwonden ontstaan.
• Zorg dat de adapter op dergelijke momenten niet tegen uw lichaam komt.
• Gebruik de netvoedingsadapter nooit om u eraan op te warmen.
• Wikkel geen kabels om de netvoedingsadapter wanneer deze in gebruik is.
Zorg dat uw computer niet nat wordt.
Om te voorkomen dat u morst en dat u een elektrische schok krijgt, dient u de
computer uit de buurt te houden van vloeistoffen.
Zorg dat de kabels niet beschadigd raken.
Als er grote kracht op de kabels komt te staan, kunnen ze breken of beschadigd
raken.
Leid de communicatiekabels en de kabels van de netvoedingsadapter, de muis,
het toetsenbord, de printer en alle andere apparaten zodanig dat niemand er op
kan gaan staan of er over kan struikelen, dat ze niet klem komen te zitten en dat
ze niet worden blootgesteld aan een behandeling die de werking van de
computer zou kunnen verstoren.
Als u de computer verplaatst, zorg dan dat deze goed beschermd is (inclusief de gegevens).
Als u een computer verplaatst die is uitgerust met een vaste-schijfstation, doet u
het volgende:
• Zet de computer uit.
• Zet de computer in de slaapstand.
• Zet de computer in de sluimerstand.
Dit helpt om schade aan de computer en verlies van gegevens te voorkomen.
viP52 Gebruikershandleiding
Ga te allen tijde voorzichtig om met uw computer.
Voorkom het vallen, stoten, bekrassen, verdraaien, trillen en indrukken van de
computer, en plaats geen zware voorwerpen op de computer, het beeldscherm of
de externe apparaten.
Wees voorzichtig als u de computer meeneemt.
• Gebruik een hoogwaardige draagtas die voldoende steun en bescherming biedt.
• Stop de computer niet in een overvolle koffer of tas.
• Zorg ervoor dat u de computer uitschakelt of in de sluimer- of slaapstand zet,
voordat u de computer in een tas plaatst. Stop de computer niet in een tas terwijl
de computer gewoon aan staat.
Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is
Door misbruik of achteloosheid kunnen producten beschadigd raken. Bepaalde schade aan
producten is zo ernstig dat het product niet meer mag worden gebruikt voordat het is geïnspecteerd
en, indien nodig, gerepareerd door een geautoriseerde onderhoudstechnicus.
Net als bij andere elektronische producten dient u goed op het product te letten wanneer u het aanzet.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat u een geur waarneemt of rook dan wel vonkjes uit het
product ziet komen. Het kan ook zijn dat u een ploppend, krakend of sissend geluid hoort. Dit kan
erop wijzen dat een van de interne elektronische componenten op een gecontroleerde manier defect
is geraakt. Het kan echter ook een indicatie zijn van een mogelijk gevaarlijke situatie. Neem in
dergelijke gevallen nooit risico's en probeer niet zelf een diagnose te stellen. Neem voor hulp contact
op met het Klantsupportcentrum. Een lijst met telefoonnummer's voor service en ondersteuning vindt
u op de volgende website:
https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist
Controleer de computer en haar componenten regelmatig op schade, slijtage of andere tekenen van
gevaar. Mocht u twijfels hebben over de conditie van een bepaalde component, gebruik het product
dan niet. Neem contact op met het Klantsupportcentrum of met de fabrikant van het product. U krijgt
dan te horen hoe u het product kunt inspecteren en, indien nodig, kunt laten repareren.
In het onwaarschijnlijke geval dat een van de onderstaande omstandigheden zich voordoet of als u
twijfelt aan de veiligheid van het product, stopt u het gebruik van het product, haalt u de stekker uit
het stopcontact en ontkoppelt u de telefoonkabels. Neem voor verdere instructies contact op met het
Klantsupportcentrum.
• Gebroken of beschadigde netsnoeren, stekkers, adapters, verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen of
voedingseenheden.
• Tekenen van oververhitting, rook, vonken of vuur.
• Schade aan een batterij (zoals barsten of deuken), spontane ontlading of lekkage uit de batterij
(herkenbaar aan vreemde stoffen).
• Een krakend, sissend of knallend geluid of een sterke geur afkomstig uit het product.
• Aanwijzingen dat er vloeistof is gemorst of dat er iets op de computer, het netsnoer of de voedingsadapter
is gevallen.
• De computer, het netsnoer of de adapter zijn nat geworden.
• Het product is gevallen of op welke manier dan ook beschadigd.
• Het product werkt niet normaal als u de bedieningsinstructies volgt.
Opmerking: Als u deze situatie constateert bij een product (bijvoorbeeld een verlengsnoer) dat niet is
gefabriceerd voor of door Lenovo
®
, gebruik dit product dan niet meer totdat u advies hebt ingewonnen bij de
fabrikant of totdat u een geschikte vervanging hebt gevonden.
Service en upgrades
Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instructies hebt gekregen van het
Klantsupportcentrum of van de documentatie. Schakel alleen een serviceprovider in die goedkeuring heeft
voor het repareren van het desbetreffende product.
Opmerking: Sommige onderdelen van de computer kunnen door de gebruiker worden uitgebreid of
vervangen. Upgrades worden meestal 'opties' genoemd. Vervangende onderdelen die zijn goedgekeurd om
door de klant zelf te worden geïnstalleerd, worden Customer Replaceable Units of CRU's genoemd. CRU's
zijn door Lenovo voorzien van documentatie met instructies voor vervanging van deze onderdelen door de
klant. Volg bij het installeren of vervangen van dergelijke onderdelen steeds de instructies. Dat het aan/uitlampje niet brandt, betekent niet noodzakelijkerwijs dat het spanningsniveau binnenin een product nul is.
Voordat u de kap opent van een product dat is uitgerust met een netsnoer, dient u altijd te controleren of het
apparaat uit staat en of de stekker van het product uit het stopcontact is gehaald. Bij vragen neemt u contact
op met het Klantsupportcentrum.
Hoewel er geen bewegende onderdelen in uw computer zitten als het netsnoer uit het stopcontact is
gehaald, is het goed om de volgende waarschuwingen, omwille van uw veiligheid, ter harte te nemen:
WAARSCHUWING:
Gevaarlijke bewegende onderdelen. Houd uw vingers en andere lichaamsdelen op afstand.
WAARSCHUWING:
Voordat u de kap van de computer opent, zet u de computer uit en wacht u een paar minuten totdat de
computer is afgekoeld.
viii
P52 Gebruikershandleiding
Netsnoeren en voedingsadapters
GEVAAR
Gebruik alleen netsnoeren en voedingsadapters die door de fabrikant van het product zijn geleverd.
Netsnoeren dienen goedgekeurd te zijn voor veiligheid. Voor Duitsland, is dit H03VV-F, 3G, 0,75 mm
of beter. In andere landen moet aan overeenkomstige veiligheidseisen zijn voldaan.
Wind een netsnoer nooit om een voedingsadapter of een ander voorwerp. Hierdoor kan er een
mechanische spanning op het snoer komen te staan, waardoor het kan rafelen of scheuren. Dit kan
gevaar opleveren.
Plaats netsnoeren altijd zo, dat niemand er op kan gaan staan of over kan vallen en dat er geen
voorwerpen op kunnen worden gezet.
Voorkom dat netsnoeren en voedingsadapters nat worden. Laat een netsnoer of voedingsadapter
bijvoorbeeld niet liggen bij een wasbak of toilet, of op een vloer die wordt schoongemaakt met een
vloeibaar reinigingsmiddel. Vloeistoffen kunnen kortsluiting veroorzaken, met name als het
netsnoer of de voedingsadapter slijtage vertoont ten gevolge van verkeerd gebruik. Bovendien kan
vloeistof corrosie van de stekkers en/of aansluitpunten veroorzaken, hetgeen uiteindelijk kan leiden
tot oververhitting.
Zorg ervoor dat alle netstroomstekkers helemaal in het stopcontact zijn gestoken.
Gebruik geen voedingsadapter die sporen vertoont van corrosie aan de invoerpennen of sporen van
oververhitting (zoals vervormd plastic) bij de aansluiting of op een ander deel van de
voedingsadapter.
Maak nooit gebruik van een netsnoer waarvan de contactpunten sporen van roest, corrosie of
oververhitting vertonen of waarvan het snoer of de stekker op welke manier dan ook beschadigd is.
2
Om mogelijke oververhitting te voorkomen mag u de voedingsadapter niet bedekken met kleding of
andere voorwerpen, wanneer de voedingsadapter in een stopcontact zit.
Verlengsnoeren en vergelijkbare accessoires
Controleer of alle verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen, noodvoedingen en stekkerdozen die u
gebruikt, bestand zijn tegen de elektrische eisen van het product. Overbelast deze apparaten nooit. Als u
stekkerdozen gebruikt, mag de belasting niet hoger zijn dan de invoerspecificatie van die stekkerdoos.
Mocht u vragen hebben over (over)belasting, elektrische eisen en invoerspecificaties, neem dan contact op
met een elektricien.
Als het stopcontact waarop u de computerapparatuur wilt aansluiten, beschadigd of verroest blijkt
te zijn, gebruik het dan niet tot een gekwalificeerde elektricien het heeft vervangen.
Verbuig of verander de stekker niet. Als de stekker beschadigd is, bestel dan een vervangend
exemplaar bij de fabrikant.
Gebruik voor de computer niet hetzelfde stopcontact als voor andere elektrische apparaten die veel
stroom gebruiken. Het voltage kan dan instabiel worden, en dit kan leiden tot schade aan de
computer, de gegevens en/of de aangesloten apparatuur.
Bepaalde producten worden geleverd met een stekker met randaarde. Deze stekker past alleen in
een stopcontact met randaarde. Dit is een veiligheidsvoorziening. Steek dergelijke stekkers alleen
in een geaard stopcontact. Neem, als u de stekker niet in het stopcontact kunt steken, contact op
met een elektricien voor een goedgekeurde stopcontactadapter of vervang het stopcontact door
een exemplaar met deze beveiligingsfunctie. Voorkom overbelasting van het stopcontact. De totale
systeembelasting mag niet hoger zijn dan 80 procent van de specificatie van de groep. Mocht u
vragen hebben over (over)belasting of specificaties van groepen, neem dan contact op met een
elektricien.
Zorg dat het stopcontact dat u gebruikt, correct bedraad is, goed bereikbaar is en zich in de buurt
van de apparatuur bevindt. Zorg dat het netsnoer niet helemaal strak staat, hierdoor kan het slijten.
Controleer of het stopcontact dat u gebruikt, de juiste spanning en stroomsterkte levert voor het
apparaat dat u installeert.
Wees voorzichtig als u de stekker in het stopcontact steekt of eruit haalt.
Kennisgeving voedingseenheid
GEVAAR
Verwijder nooit de kap van een voeding of van andere componenten waarop het volgende label is
bevestigd.
In componenten met dit label, bevinden zich gevaarlijke spannings-, stroom- of energieniveaus.
Deze componenten bevatten geen onderdelen die kunnen worden vervangen of onderhouden. Als u
vermoedt dat er met een van deze onderdelen een probleem is, neem dan contact op met een
onderhoudstechnicus.
x
P52 Gebruikershandleiding
Externe apparatuur
WAARSCHUWING:
Sluit geen andere externe kabels of snoeren aan dan USB- en 1394-kabels als de computer is
ingeschakeld. Anders kan de computer beschadigd raken. Om schade aan de aangesloten apparaten
te voorkomen, dient u na het uitschakelen van de computer minimaal vijf seconden te wachten
voordat u de externe apparaten ontkoppelt.
Algemene waarschuwing over de batterij
GEVAAR
De batterijen die door Lenovo voor uw product worden geleverd, zijn getest op compatibiliteit en
mogen alleen worden vervangen door goedgekeurde onderdelen. Batterijen die niet door Lenovo
worden aanbevolen, die uit elkaar zijn gehaald of die zijn geopend, vallen niet onder de garantie.
Verkeerd gebruik of verkeerde hantering van de batterij kan leiden tot een oververhitting, lekkage
van vloeistof of een explosie. Om mogelijk letsel te voorkomen, doet u het volgende:
• Open en demonteer de batterij niet en probeer hem niet te repareren.
• Plet of doorboor de batterij niet.
• Zorg dat er geen kortsluiting in de batterij optreedt en stel de batterij niet bloot aan water of
andere vloeistoffen.
• Houd de batterij uit de buurt van kinderen.
• Houd de batterij uit de buurt van open vuur.
Staak het gebruik van de batterij als deze is beschadigd of als u ontdekt dat er vloeistof of
opgehoopt onbekend materiaal op de uiteinden van de batterij zit.
Bewaar de oplaadbare batterijen of producten met ingebouwde oplaadbare batterijen op
kamertemperatuur, met een lading van ongeveer 30 tot 50%. Om te voorkomen dat de batterijen te
veel ontladen, is het aan te bevelen deze eens per jaar op te laden.
Gooi de batterij niet bij het normale huisvuil weg. Behandel oude batterijen als klein chemisch afval.
Kennisgeving voor verwijderbare oplaadbare batterij
GEVAAR
Laad de batterij uitsluitend op volgens de instructies in de productdocumentatie.
Als de batterij niet op de juiste manier in het apparaat wordt geïnstalleerd, kan hij ontploffen. De
batterij bevat een kleine hoeveelheid schadelijke stoffen.
Kennisgeving voor niet-oplaadbare knoopcelbatterij
GEVAAR
Als de knoopcelbatterij niet op de juiste manier in het apparaat wordt geïnstalleerd, kan hij
ontploffen. De batterij bevat een kleine hoeveelheid schadelijke stoffen.
Let op dat de batterij niet warmer wordt dan 100 °C.
De volgende verklaring geldt voor gebruikers in de staat Californië, V.S.
Informatie over perchloraat voor Californië:
Producten die zijn uitgerust met lithium-knoopcelbatterijen met mangaandioxide, kunnen
perchloraat bevatten.
Perchloraat materiaal - speciale behandeling kan een vereiste zijn. Zie
hazardouswaste/perchlorate/
https://www.dtsc.ca.gov/
xiiP52 Gebruikershandleiding
Warmte en ventilatie
GEVAAR
Computers, netvoedingsadapters en veel accessoires genereren warmte als ze aan staan en als een
batterij wordt opgeladen. Door hun compacte formaat kunnen notebookcomputers een aanzienlijke
hoeveelheid warmte produceren. Neem daarom altijd de volgende elementaire
voorzorgsmaatregelen:
• Als de computer aan staat of als de batterij wordt opgeladen, kunnen de onderkant, de polssteun
en bepaalde andere onderdelen warm worden. Houd de computer niet te lang op schoot en houd
uw handen of enig ander lichaamsdeel niet te lang tegen een warm onderdeel van de computer
aan. Als u het toetsenbord gebruikt, leg uw handen of polsen dan niet gedurende langere tijd op
de polssteun. Tijdens de normale werking produceert de computer enige warmte. De
hoeveelheid warmte hangt af van de mate van systeemactiviteit en het oplaadniveau van de
batterij. Bij langdurig contact met uw lichaam kunnen er, ook door uw kleding heen, ongemakken
en zelfs brandwonden ontstaan. Onderbreek uw werk met het toetsenbord daarom af en toe en
haal uw handen van de polssteun. Let erop dat u het toetsenbord niet te lang gebruikt.
• Gebruik de computer niet en laad de batterijen niet op in de buurt van licht ontvlambare of
explosieve materialen.
• Ventilatieopeningen, ventilatoren en/of koelribben maken deel uit van het product omwille van de
veiligheid, het comfort en een betrouwbare werking. Deze voorzieningen kunnen per ongeluk
geblokkeerd raken als u het product op een bed, zitbank, vloerkleed of andere zachte
ondergrond plaatst. Zorg ervoor dat deze voorzieningen nooit geblokkeerd, bedekt of
uitgeschakeld raken.
• Als de computer via de netvoedingsadapter is aangesloten op het stopcontact, wordt de adapter
warm. Zorg dat de adapter op dergelijke momenten niet tegen uw lichaam komt. Gebruik de
netvoedingsadapter nooit om u eraan op te warmen. Bij langdurig contact met uw lichaam
kunnen er, ook door uw kleding heen, brandwonden ontstaan.
Neem voor uw eigen veiligheid en voor het in stand houden van een optimale werking van de
computer altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen:
• Houd de kap gesloten zolang de stekker in het stopcontact zit.
• Controleer regelmatig of de buitenkant van de computer niet bestoft is.
• Verwijder al het stof uit de ventilatiesleuven en -openingen in de frontplaat. Als de computer in
een stoffige of drukke omgeving staat, kan het nodig zijn de computer vaker schoon te maken.
• Houd de ventilatieopeningen vrij en zorg dat er niets vóór staat.
• Plaats de computer tijdens het gebruik niet in een kast of ander meubelstuk, want dit vergroot de
kans dat de computer oververhit raakt.
• De lucht die in de computer wordt gezogen, mag niet warmer zijn dan 35 °C.
Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk.
Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:
• Gebruik de computer niet tijdens onweer.
• Sluit tijdens onweer geen kabels aan en ontkoppel ze niet. Voer ook geen installatie-,
onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit tijdens onweer.
• Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.
• Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product word en aangesloten aan op een
correct geaard stopcontact.
• Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen van signaalkabels.
• Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont.
• Ontkoppel alle netsnoeren, batterijen en snoeren voordat u de kap van een apparaat opent, tenzij
de installatie- of configuratie-instructies expliciet anders voorschrijven.
• Gebruik de computer niet voordat de behuizingen van de interne onderdelen vastzitten. Gebruik
de computer nooit wanneer interne onderdelen en circuits blootliggen.
GEVAAR
Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent, houd u dan bij het
aansluiten en loskoppelen van de kabels aan de volgende procedures.
Aansluiten:
1. Zet alles UIT.
2. Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten.
3. Sluit de signaalkabels aan.
4. Steek de stekkers van de netsnoeren in het
stopcontact.
5. Zet de apparaten AAN.
Voordat u andere elektrische kabels en snoeren op de computer aansluit, moet u eerst de stekker uit het
stopcontact halen.
De stekker mag pas in het stopcontact worden gestoken nadat u alle andere kabels en snoeren hebt
aangesloten op de computer.
GEVAAR
Ontkoppelen:
1. Zet alles UIT.
2. Haal eerst de stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel de signaalkabels.
4. Ontkoppel alle kabels van de apparaten.
Tijdens onweer dient u geen vervangingen uit te voeren en dient u het telefoonsnoer niet aan te
sluiten of te ontkoppelen.
xiv
P52 Gebruikershandleiding
Kennisgeving LCD (liquid crystal display)
WAARSCHUWING:
Het liquid crystal display (LCD-scherm) is gemaakt van glas, en door een ruwe omgang of het laten
vallen van de computer kan het LCD-scherm kapotgaan. Als het beeldscherm breekt en de vloeistof
uit het scherm in uw ogen of op uw handen komt, moet u de besmette lichaamsdelen onmiddellijk
gedurende minstens 15 minuten met water spoelen. Mocht u klachten krijgen of mochten er andere
symptomen optreden, raadpleeg dan een arts.
Opmerking: Voor producten met fluorescentielampen met kwik (bijvoorbeeld geen LED) bevat de
fluorescentielamp in het liquid crystal display (LCD) kwik. Het scherm moet worden afgedankt met
inachtneming van de lokale, provinciale of nationale wetten.
Hoofdtelefoon of oortelefoon gebruiken
WAARSCHUWING:
Een te hoog geluidsvolume van de hoofdtelefoon of oortelefoon kan leiden tot schade aan het gehoor.
Als u de equalizer op het maximumniveau instelt, wordt de uitvoerspanning verhoogd en het volume
van de hoofdtelefoon of oortelefoon. Om uw gehoor te beschermen stelt u de equalizer in op een
gepast niveau.
Het overmatige gebruik van hoofd- of oortelefoons gedurende een langere tijd bij een hoog volume kan
gevaarlijk zijn als de uitvoer van de hoofd- of oortelefoonaansluitingen niet voldoet aan de specificaties van
EN 50332-2. De uitvoer die uw computer aan de hoofdtelefoon levert, voldoet aan EN 50332-2 Sub 7. Deze
specificatie beperkt de RMS uitvoerspanning van de computer tot 150 mV. Om schade aan het gehoor te
voorkomen, dient u te controleren of de hoofd- of oortelefoon die u gebruikt, eveneens voldoet aan EN
50332-2 (Artikel 7) ten aanzien van een spanning van 75 mV. Gebruik van een hoofd- of oortelefoon die niet
voldoet aan EN 50332-2 kan, ten gevolge van een te hoog geluidsdrukniveau, schadelijk zijn voor het gehoor.
Als uw Lenovo-computer is geleverd met een hoofdtelefoon of oortelefoon, voldoen de computer met
hoofdtelefoon of oortelefoon als set aan de specificaties van EN 50332-1. Gebruikt u een andere hoofd- of
oortelefoon, controleer dan of die voldoet aan EN 50332-1 (Artikel 6.5). Gebruik van een hoofd- of
oortelefoon die niet voldoet aan EN 50332-1 kan, ten gevolge van een te hoog geluidsdrukniveau, schadelijk
zijn voor het gehoor.
Kennisgeving verstikkingsgevaar
VERSTIKKINGSGEVAAR - product bevat kleine onderdelen.
Houd het product uit de buurt van kinderen onder de drie jaar.
Kennisgeving over plastic zakken
GEVAAR
Plastic zakken kunnen gevaarlijk zijn. Houd plastic zakken uit de buurt van baby's en kinderen om
de kans op verstikking te voorkomen.
WAARSCHUWING:
Bepaalde onderdelen van uw product zijn mogelijk van glas. Dit glas kan breken als het product op
een harde ondergrond valt of een grote klap opvangt. Raak het glas niet aan als het breekt en probeer
het niet te verwijderen. Stop met uw product te gebruiken tot het glas door bevoegd
onderhoudspersoneel wordt vervangen.
xvi
P52 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 1.Productoverzicht
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie om u vertrouwd te maken met uw computer.
De knoppen, aansluitingen en lampjes van de computer
In dit gedeelte worden de hardwareonderdelen van de computer beschreven.
1 Infraroodcamera (beschikbaar op bepaalde modellen)2 Conventionele camera (beschikbaar op modellen met
de infraroodcamera)
3 Microfoons
4 Conventionele camera met ThinkShutter (lenskap,
beschikbaar op bepaalde modellen)
5 Aan/uit-knop
7 Vingerafdruklezer
9 Trackpad met knoppen10 TrackPoint
11 TrackPoint-aanwijsknopje12 Luidsprekers
13 Multitouch-scherm (beschikbaar op bepaalde
6 Numeriek toetsenblok
8 NFC-label (beschikbaar op bepaalde modellen)
®
-knoppen
modellen)
2P52 Gebruikershandleiding
1 Infraroodcamera (beschikbaar op bepaalde modellen)
De infraroodcamera biedt een persoonlijke en veilige manier voor aanmelding bij uw computer met
gezichtsverificatie. Nadat u de infraroodcamera voor gezichtsverificatie hebt ingesteld, kunt u uw computer
ontgrendelen door uw gezicht te scannen, in plaats van een wachtwoord te gebruiken. Meer informatie vindt
u in 'De camera's gebruiken' op pagina 34.
2 Conventionele camera (beschikbaar op modellen met de infraroodcamera)
Met de camera kunt u foto's maken of een videoconferentie houden. Het kan ook worden gebruikt met de
infraroodcamera voor gezichtsverificatie. Meer informatie vindt u in 'De camera's gebruiken' op pagina 34.
3 Microfoons
Met de microfoons kunt u geluiden en spraak vastleggen met een softwareprogramma voor audio.
4 Conventionele camera met ThinkShutter (beschikbaar op bepaalde modellen)
Met de camera kunt u foto's maken of een videoconferentie houden. U kunt ThinkShutter gebruiken om de
cameralens te bedekken (schuif naar rechts) of te onthullen (schuif naar links). Meer informatie vindt u in 'De
camera's gebruiken' op pagina 34.
5 Aan/uit-knop
U kunt op de aan/uit-knop drukken om de computer in te schakelen of de computer in de slaapstand te
zetten.
Als u de computer wilt uitschakelen, opent u het menu Start, klikt u op het
Aan/uit en klikt u vervolgens op
Afsluiten.
Als de computer niet reageert, kunt u de computer uitzetten door de aan/uit-knop vier of meer seconden
ingedrukt te houden. Als de computer niet kan worden uitgeschakeld, zie 'De computer reageert niet meer'
op pagina 84.
U kunt ook bepalen wat de aan/uit-knop doet. Als u bijvoorbeeld op de aan/uit-knop drukt, kunt u de
computer uitschakelen of in de slaap- of de sluimerstand zetten. Voer de volgende stappen uit om het
gedrag van de aan/uit-knop te wijzigen:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen of
Kleine pictogrammen.
2. Klik op Energiebeheer ➙ Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
6 Numeriek toetsenblok
Met het numerieke toetsenblok kunt u snel getallen invoeren.
7 Vingerafdruklezer
Vingerafdrukverificatie zorgt voor een eenvoudige en veilige toegang tot het systeem door uw vingerafdruk
aan een wachtwoord te koppelen. Meer informatie vindt u in 'De vingerafdruklezer gebruiken' op pagina 55.
8 NFC-label (beschikbaar op bepaalde modellen)
NFC (near field communication) is een draadloze communicatietechnologie met kort bereik en hoge
frequentie. Door gebruik te maken van de NFC-functie kunt u de radiocommunicatie tussen uw computer en
een ander NFC-apparaat (op een paar centimeter afstand) tot stand brengen. Meer informatie vindt u in 'De
NFC-apparaten gebruiken' op pagina 32.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht3
ThinkPad®-aanwijsapparaat
9 Trackpad met knoppen
10 TrackPoint-knoppen
11 TrackPoint-aanwijsknopje
Uw computer is uitgerust met het speciaal door Lenovo ontworpen ThinkPad-aanwijsapparaat. Meer
informatie vindt u in 'Overzicht van het ThinkPad-aanwijsapparaat' op pagina 22.
12 Luidsprekers
Uw computer is uitgerust met twee stereo luidsprekers.
13 Multitouch-scherm
Met het multi-touchscherm kunt u de computer met eenvoudige aanraakbewegingen gebruiken. Meer
informatie vindt u in 'Werken met het multitouch-scherm' op pagina 18.
Linkerkant
1 Ventilatieopeningen
3 SD-kaartsleuf4 Smartcardsleuf (beschikbaar op bepaalde modellen)
1 Ventilatieopeningen
2 Always On USB 3.1 Gen 1-aansluiting
De ventilatieopeningen en interne ventilator laten lucht in de computer circuleren en zorgen voor een goede
koeling, met name om de microprocessor te koelen.
Opmerking: Voor een goede luchtcirculatie plaatst u geen obstakels voor de ventilatieopeningen.
2 Always On USB 3.1 Gen 1-aansluiting
Met de Always On USB 3.1 Gen 1-aansluiting kunt u USB-compatibele apparaten opladen in de volgende
situaties:
• Als de computer is ingeschakeld of in de slaapstand staat
• Als de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, maar is aangesloten op de netvoeding
Attentie: Wanneer u een USB-kabel op deze connector aansluit, zorg er dan voor dat de USB-markering
naar boven wijst. Als u de kabel verkeerd aansluit, kan de aansluiting beschadigd raken.
Als u deze apparaten wilt opladen als de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat en de
computer niet op de netvoeding is aangesloten, doet u het volgende:
1. Start het programma Lenovo Vantage. Zie 'Lenovo-programma's openen' op pagina 15.
2. Klik op Hardware-instellingen ➙ Energie.
3. Ga naar het gedeelte Always On USB en volg de aanwijzingen op het scherm om de gewenste instelling
te kiezen.
4
P52 Gebruikershandleiding
3 SD-kaartsleuf
U kunt een SD-kaart in de SD-kaartsleuf plaatsen voor toegang tot gegevens of voor opslag. Meer informatie
vindt u in 'Een SD-kaart of een smartcard gebruiken' op pagina 35.
4 Smartcardsleuf (beschikbaar op bepaalde modellen)
U kunt smartcards gebruikt voor verificatie, gegevensopslag en de verwerking van toepassingen. In grote
organisaties kunt u ook smartcards gebruiken voor een sterke beveiligingsverificatie van eenmalige
aanmeldingen (SSO). Meer informatie vindt u in 'Een SD-kaart of een smartcard gebruiken' op pagina 35.
Rechterkant
1 Audio-aansluiting
3 Mini DisplayPort
5 Sleuf voor veiligheidsslot
1 Audio-aansluiting
®
-aansluiting4 Ventilatieopeningen
2 USB 3.1 Gen 1-aansluitingen
U kunt een hoofdtelefoon of een headset met een vierpolige 3,5 mm-stekker aansluiten op de audioaansluiting om naar geluid op de computer te luisteren.
Als u een headset met een functieschakelaar gebruikt, druk dan niet op die schakelaar terwijl u de headset
gebruikt. Als u dat wel doet, wordt de microfoon van de headset uitgeschakeld en wordt in plaats daarvan de
interne microfoon van de computer ingeschakeld.
Opmerking: Op de audio-aansluiting kan geen conventionele microfoon worden aangesloten. Meer
informatie vindt u in 'De audiovoorzieningen gebruiken' op pagina 33.
2 USB 3.1 Gen 1-aansluitingen
U kunt de USB 3.1-aansluitingen gebruiken om USB-compatibele apparaten aan te sluiten, zoals een USBtoetsenbord, USB-muis, USB-opslagapparaat of USB-printer.
Attentie: Wanneer u een USB-kabel op deze connector aansluit, zorg er dan voor dat de USB-markering
naar boven wijst. Als u de kabel verkeerd aansluit, kan de aansluiting beschadigd raken.
3 Mini DisplayPort-aansluiting
Met de Mini DisplayPort-aansluiting kunt u uw computer op een compatibele projector, een extern
beeldscherm of een HDTV (High-Definition Television) aansluiten. Deze compacte aansluiting maakt een
plug-and-play-setup mogelijk en ondersteunt adapters die in DVI-poorten (Digital Visual Interface), VGApoorten (Video Graphics Array) of HDMI™-poorten (High-Definition Multimedia Interface) kunnen worden
geplaatst. De Mini DisplayPort-aansluiting ondersteunt zowel audio- als videostreaming.
4 Ventilatieopeningen
De ventilatieopeningen en interne ventilator laten lucht in de computer circuleren en zorgen voor een goede
koeling, met name om de microprocessor te koelen.
Opmerking: Voor een goede luchtcirculatie plaatst u geen obstakels voor de ventilatieopeningen.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht5
5 Sleuf voor veiligheidsslot
Om uw computer tegen diefstal te beschermen kunt u de computer aan een bureau, tafel of ander vast
voorwerp vastmaken met een veiligheidskabelslot dat in de slotsleuf in de computer past.
Opmerking: U bent zelf verantwoordelijk voor de keuze en toepassing van het specifieke slot en andere
beveiligingsvoorzieningen. Lenovo geeft geen oordeel, commentaar of garantie met betrekking tot de
functionaliteit, kwaliteit of prestaties van het slot en de beveiligingsvoorziening. Kabelsloten voor uw product
zijn verkrijgbaar bij Lenovo op
https://www.lenovoquickpick.com/.
Achterkant
1 Ventilatieopeningen2 Ethernetpoort
3 HDMI-aansluiting
5 Voedingsaansluiting
1 Ventilatieopeningen
4 USB-C™-aansluitingen (compatibel met Thunderbolt™
3)
De ventilatieopeningen en interne ventilator laten lucht in de computer circuleren en zorgen voor een goede
koeling, met name om de microprocessor te koelen.
Opmerking: Voor een goede luchtcirculatie plaatst u geen obstakels voor de ventilatieopeningen.
2 Ethernetpoort
Via de Ethernet-poort kunt u de computer aansluiten op een LAN (local area network).
GEVAAR
Om te voorkomen dat u een elektrische schok krijgt, dient u de telefoonkabel niet aan te sluiten op
de ethernetpoort. U kunt op deze aansluiting uitsluitend de Ethernet-kabel aansluiten.
De Ethernet-poort heeft twee netwerkstatuslampjes. Als het groene lampje brandt, is de computer
aangesloten op een LAN. Wanneer het gele lampje knippert, worden er gegevens overgedragen.
Opmerking: Als de computer op een dockingstation is aangesloten, moet u de Ethernet-poort van het
dockingstation gebruiken, niet die op de computer.
3 HDMI-aansluiting
De HDMI-aansluiting is een digitale audio- en video-interface. Hiermee kunt u uw computer op een
compatibel digitaal audioapparaat of een digitaal beeldscherm aansluiten, zoals een (HDTV).
6
P52 Gebruikershandleiding
4 USB-C-aansluitingen (compatibel met Thunderbolt 3)
De USB-C aansluitingen op uw computer ondersteunen zowel de USB Type-C™ standaard als de
Thunderbolt 3-technologie. Als een geschikte USB-C-kabel wordt aangesloten, kunt u de aansluiting
gebruiken om gegevens over te brengen, het apparaat op te laden of de computer aan te sluiten op externe
beeldschermen.
Lenovo heeft diverse USB-C-accessoires om de functionaliteit van uw computer uit te breiden. Ga voor meer
informatie naar:
https://www.lenovo.com/accessories
Opmerking: Als de hoeveelheid resterende energie in de batterij minder dan 10% is, werken USB-Caccessoires die op de USB-C-aansluiting zijn aangesloten, mogelijk niet correct.
5 Voedingsaansluiting
Via de netvoedingsaansluiting kunt u de computer op de netvoeding aansluiten.
Onderkant
1 Ventilatieopeningen
3 Verwisselbare batterij
1 Ventilatieopeningen
2 Afvoergat toetsenbord
De ventilatieopeningen en interne ventilator laten lucht in de computer circuleren en zorgen voor een goede
koeling, met name om de microprocessor te koelen.
Opmerking: Voor een goede luchtcirculatie plaatst u geen obstakels voor de ventilatieopeningen.
2 Afvoergaten toetsenbord
Via de afvoergaten van het toetsenbord kan vloeistof uit uw computer worden afgevoerd als u per ongeluk
water of een drankje over het toetsenbord morst.
3 Verwisselbare batterij
U kunt de computer op batterijvoeding laten werken als er geen netvoeding beschikbaar is.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht7
Statuslampjes
In dit onderwerp vindt u informatie over de plaats van en het opsporen van de verschillende statuslampjes op
uw computer.
Opmerking: Afhankelijk van het model kan uw computer er anders uitzien dan in de volgende afbeelding.
8P52 Gebruikershandleiding
1 Camerastatuslampje
Als dit lampje brandt, is de camera in gebruik.
2 12 Systeemstatuslampjes
Het lampje in het ThinkPad-logo op de buitenklep en het lampje in de aan/uit-knop geven de systeemstatus
van uw computer aan.
• Knippert drie keer: de voeding naar de computer wordt voor de eerste keer ingeschakeld.
• Aan: de computer staat aan (in de normale werkstand).
• Uit: de computer staat uit of staat in de sluimerstand.
• Knippert snel: de computer gaat naar de sluimerstand of naar de slaapstand.
• Knippert langzaam: de computer staat in de slaapstand.
3 Num Lock-lampje
Als dit lampje brandt, kunt u het numerieke toetsenblok gebruiken om nummers in te voeren.
4 Indicatielampje van de vingerafdruklezer
Dit lampje toont de status van de vingerafdruklezer. Meer informatie vindt u in 'De vingerafdruklezer
gebruiken' op pagina 55.
5 Caps Lock-lampje
Als dit lampje brandt, kunt u hoofdletters typen door direct op de lettertoetsen te drukken.
6 Indicator voor dempen microfoon
Als dit lampje brandt, zijn de microfoons gedempt.
7 FN Lock-lampje
Dit lampje toont de status van de Fn Lock-functie. Meer informatie vindt u in 'De speciale toetsen gebruiken'
op pagina 20.
8 Indicator voor dempen geluid
Als dit lampje brandt, zijn de luidsprekers gedempt.
9 Indicator voor de status van de draadloze verbinding
Als dit lampje brandt, kunt u de computer verbinden met een draadloos netwerk of een draadloos apparaat.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht9
10 Statuslampje Apparaat in gebruik
Als dit lampje knippert, worden door het opslagapparaat van uw computer gegevens geschreven of gelezen.
In deze periode moet u de computer niet in de slaapstand plaatsen, het opslagapparaat verwijderen of de
computer uitschakelen.
11 Statuslampje van de netvoeding
Dit lampje geeft de status van de netvoeding en van de batterij aan.
• Wit: aangesloten op netvoeding (batterijvoeding 90%–100%)
• Oranje: aangesloten op netvoeding (batterijvoeding 0%–90%)
• Uit: niet aangesloten op netvoeding
Belangrijke productinformatie
In dit gedeelte vindt u informatie over de plaats van het volgende:
• Informatie over machinetype en modelnummer
• Informatie over FCC ID en IC-certificering
• Informatie over Windows-besturingssystemen
Informatie over machinetype en modelnummer
Wanneer u Lenovo belt om hulp, kunnen de technici van Lenovo aan de hand van het machinetype en de
modelinformatie precies vaststellen welk type computer u hebt, zodat zij de snelste service kunnen verlenen.
In de volgende afbeelding ziet u de locatie van de informatie over het machinetype en het modelnummer van
uw computer.
10P52 Gebruikershandleiding
Informatie over FCC ID en IC-certificering
De informatie over de FCC- en IC-certificering vindt u op een label dat op de computer is aangebracht, zoals
te zien is in de volgende afbeelding.
Opmerking: Mogelijk ziet uw computer er anders uit dan op de volgende afbeelding. Dit hangt af van het
model.
• Voor een in de fabriek geïnstalleerde draadloze module wordt op dit label het feitelijke FCC ID- en IC
Certification-nummer voor de door Lenovo geïnstalleerde draadloze module weergegeven.
Opmerking: Verwijder of vervang zelf geen in de fabriek geïnstalleerde draadloze module. Voor
vervanging moet u eerst contact opnemen met de service-afdeling van Lenovo. Lenovo is niet
verantwoordelijk voor eventuele schade die wordt veroorzaakt door niet-geautoriseerde vervanging.
• Voor een draadloos-WAN-module die door de gebruiker kan worden geïnstalleerd, zijn het feitelijke FCC
ID en IC-certificeringsnummer aangebracht op de draadloos WAN-module
1 die in de computer is
geïnstalleerd. Om het FCC ID en IC-certificeringsnummer te kunnen bekijken, moet u het toetsenbord
verwijderen. Zie 'Het toetsenbord vervangen' op pagina 117 voor instructies.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht11
Opmerking: Zorg ervoor dat u voor de draadloze module die door de gebruiker kan worden geïnstalleerd
alleen een door Lenovo goedgekeurde draadloze module gebruikt die speciaal is getest voor dit
computermodel. Anders genereert de computer een geluidssignaal dat een foutcode aangeeft wanneer u
de computer aanzet.
Labels voor de Windows-besturingssystemen
Windows® 10 Legitiem Microsoft®-label: op de kap van uw computer is mogelijk een Legitiem Microsoft-
label aangebracht, afhankelijk van de volgende factoren:
• Uw geografische locatie
• De fabricagedatum van de computer
• De versie van Windows 10 die vooraf is geïnstalleerd
Zie
https://www.microsoft.com/en-us/howtotell/Hardware.aspx voor afbeeldingen van de verschillende typen
Legitiem Microsoft-labels.
• In de Volksrepubliek China is het Legitiem Microsoft-label verplicht op alle computermodellen waarop
vooraf een versie van Windows 10 is geïnstalleerd (ongeacht welke).
• In andere landen en regio's is het Legitiem Microsoft-label alleen verplicht op computermodellen met een
licentie voor Windows 10 Pro.
De afwezigheid van een Legitiem Microsoft-label geeft niet aan dat een vooraf geïnstalleerde Windows-versie
niet legitiem is. Raadpleeg de informatie van Microsoft op de volgende website voor meer details om na te
gaan of uw vooraf geïnstalleerde Windows-product legitiem is:
Er zijn geen externe, visuele indicaties van de product-id of de Windows-versie waarvoor de computer een
licentie heeft. In plaats daarvan is de product-id vastgelegd in de computerfirmware. Het
installatieprogramma controleert of er een geldige, bijbehorende product-id in de computerfirmware
aanwezig is om de activering te voltooien, ongeacht of er een Windows 10-product is geïnstalleerd.
In sommige gevallen kan er onder de voorwaarden van downgraderechten van een Windows 10 Pro-licentie
een oudere Windows-versie zijn geïnstalleerd.
Computerfuncties
De functies van de computer die in dit onderwerp worden besproken, zijn van toepassing op verschillende
modellen. Sommige computerfuncties zijn mogelijk alleen beschikbaar op bepaalde modellen.
Microprocessor
Als u de informatie over de microprocessor van uw computer wilt bekijken, klikt u met de rechtermuisknop
op de knop Start en klikt u vervolgens op Systeem.
Geheugen
• DDR4 SODIMM (double data rate 4 small outline dual inline memory module)
Opslagapparaat
• Vaste-schijfstation van 2,5-inch (met hoogte van 7 mm)
• M.2 SSD-station met Intel
• M.2 SSD-station zonder Intel Optane-technologie (beschikbaar op bepaalde modellen)
®
Optane™-technologie (beschikbaar op bepaalde modellen)
12
P52 Gebruikershandleiding
Beeldscherm
• Helderheidsregeling
• Kleurbeeldscherm met IPS-technologie (In-Plane Switching)
• Schermgrootte: 396,2 mm
• Schermresolutie: 1920 x 1080 pixels of 3840 x 2160 pixels
• Multitouch-technologie (beschikbaar op bepaalde modellen)
• NVIDIA
®
Optimus Graphics of afzonderlijke grafische kaart
Toetsenbord
• Toetsenbord met zes rijen (met achtergrondverlichting)
• Functietoetsen
• Numeriek toetsenblok
• ThinkPad-aanwijsapparaat (inclusief het TrackPoint-aanwijsapparaat en trackpad met knoppen)
Aansluitingen en sleuven
• Netvoedingsaansluiting
• Audioaansluiting
• Ethernet-poort
• HDMI-aansluiting
• Mini DisplayPort-aansluiting
• Sleuf voor nano-SIM-kaart (in het batterijcompartiment) (beschikbaar op bepaalde modellen)
• SD-kaartsleuf
• Smartcardsleuf (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Drie USB 3.1 Gen 1-aansluitingen (inclusief één Always On USB 3.1 Gen 1-aansluiting)
• Twee USB-C-aansluitingen (compatibel met Thunderbolt 3)
Beveiligingsvoorzieningen
• Conventionele camera met ThinkShutter (beschikbaar op bepaalde modellen)
• Gezichtsverificatie (beschikbaar op bepaalde modellen met de infraroodcamera)
• Vingerafdruklezer
• Wachtwoord
• Sleuf voor veiligheidsslot
• TPM (Trusted Platform Module) (beschikbaar op bepaalde modellen)
Draadloze voorzieningen
• Bluetooth
• GPS-satellietontvanger (Global Positioning System) (beschikbaar op modellen met de draadloos-WANkaart)
• NFC (beschikbaar op sommige modellen)
• Draadloos LAN
• Draadloos WAN (beschikbaar op bepaalde modellen)
Overige
• Conventionele camera of infraroodcamera (beschikbaar op bepaalde modellen)
Hoofdstuk 1. Productoverzicht13
• Microfoons
Verklaring op USB overdrachtssnelheid
Afhankelijk van vele factoren, zoals de verwerkingscapaciteit van de host en randapparaten,
bestandseigenschappen en andere factoren die betrekking hebben op de systeemconfiguratie en
gebruiksomgevingen, kan de feitelijke overdrachtssnelheid met behulp van de verschillende USBaansluitingen op dit apparaat variëren en langzamer zijn dan de opgegeven gegevenssnelheid voor elk
onderstaand overeenkomstig apparaat.
USB-apparaatGegevenssnelheid (Gbit/s)
3.1 Gen 1
3.1 Gen 2
3.220
5
10
Computerspecificaties
Formaat
• Breedte: 377,4 mm
• Diepte: 252,3 mm
• Dikte:
– Modellen zonder aanraakscherm: 24,5 tot 32,7 mm
– Modellen met aanraakscherm: 25,85 tot 34,05 mm
Maximale warmteafgifte (afhankelijk van het model)
• 170 W
Voedingsbron (netvoedingsadapter)
• Sinus-invoer bij 50 tot 60 Hz
• Ingangsspanning van de netvoedingsadapter: 100 tot 240 volt wisselstroom, 50 tot 60 Hz
Gebruiksomgeving
Maximumhoogte (zonder kunstmatige druk)
• 3048 m
Temperatuur
• Op hoogten tot 2438 m
– In bedrijf: 5 °C tot 35 °C
– Opslag en transport: 5 °C tot 43 °C
• Op hoogten boven 2438 m
– Maximumtemperatuur bij werking zonder kunstmatige druk: 31,3 °C
Opmerking: Bij het opladen van de batterij moet de temperatuur minimaal 10 °C zijn.
14
P52 Gebruikershandleiding
Relatieve vochtigheid
• In bedrijf: 8% tot 95% bij een natteboltemperatuur van 23 °C
• Opslag en transport: 5% tot 95% bij een natteboltemperatuur van 27 °C
Plaats uw computer indien mogelijk in een goed geventileerde, droge ruimte en zet hem niet in de zon.
Attentie:
• Houd huishoudelijke apparaten zoals elektrische ventilatoren, radio's, airconditioners en magnetrons uit
de buurt van de computer. De sterke magnetische velden die deze apparaten genereren, kunnen het
beeldscherm en de gegevens op het interne opslagstation beschadigen.
• Plaats nooit vloeistoffen op of naast de computer of de aangesloten apparatuur. Als er vloeistof op de
computer of een aangesloten apparaat wordt gemorst, kan er kortsluiting ontstaan, met alle desastreuze
gevolgen van dien.
• Blijf, als u aan het eten of roken bent, uit de buurt van het toetsenbord. Er kan namelijk schade ontstaan
door kruimels die op het toetsenbord vallen.
Lenovo-programma's
In de fabriek zijn sommige Lenovo-programma's al op uw computer geïnstalleerd, zodat u eenvoudig en
veilig aan de slag kunt.
Lenovo-programma's openen
Als u Lenovo-programma's op uw computer wilt openen, doet u het volgende:
1. Open het menu Start en zoek een programma op de programmanaam.
2. Als u het programma niet in de lijst met programma's kunt vinden, zoekt u het programma in het
zoekveld.
Kennismaking met Lenovo-programma's
In dit onderwerp vindt u een korte introductie van Lenovo-programma's. Afhankelijk van uw computermodel
zijn sommige programma's mogelijk niet beschikbaar.
De beschikbare programma's kunnen zonder aankondiging worden gewijzigd. Klik op de volgende koppeling
als u meer wilt weten over de programma's en andere oplossingen van Lenovo:
https://support.lenovo.com
Hoofdstuk 1. Productoverzicht15
Hotkey Features IntegrationMet deze software zijn de speciale toetsen F1-F12 en de speciale knoppen op
uw computer beschikbaar. Als u bijvoorbeeld op de knop of toets voor het
dempen van de microfoon drukt, schakelt de status van de microfoon tussen
aan en uit. Het statuslampje voor geluid aan/uit wordt weergegeven op het
scherm als de status wordt gewijzigd.
Lenovo VantageDe beste functies en mogelijkheden van uw computer moeten eenvoudig
toegankelijk en makkelijk te begrijpen zijn. Met Lenovo Vantage zijn ze dat.
Met Lenovo Vantage kunt u het volgende doen:
• Updates beheren, de meest recente stuurprogramma's ophalen en de
software op uw computer up-to-date houden.
• Uzelf beschermen tegen schadelijke Wi-Fi-netwerken.
• De prestaties van uw computer optimaliseren, de status van uw computer in
de gaten houden.
• Open de gebruikershandleiding, controleer de garantiestatus en bekijk
accessoires die speciaal voor uw computer geschikt zijn.
• Lees instructieartikelen, verken Lenovo-forums en blijf op de hoogte van
technologienieuws via artikelen en blogs van betrouwbare bronnen.
• Configureer hardware-instellingen.
• Maak en beheer uw Lenovo ID.
Deze app is gevuld met exclusieve Lenovo-content die u helpt meer te weten te
komen over wat u kunt doen met uw Lenovo-computer.
16P52 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2.De computer gebruiken
Dit hoofdstuk biedt informatie om u te helpen bij het gebruik van de diverse functies van uw computer.
De computer registreren
Als u uw computer registreert, worden gegevens ingevoerd in een database. Lenovo kan dan contact met u
opnemen als producten worden teruggehaald of er andere ernstige problemen zijn opgetreden. Ook bieden
sommige locaties uitgebreide voordelen en services aan geregistreerde gebruikers.
Als u uw computer registreert bij Lenovo, kunt u ook profiteren van de volgende voordelen:
• U krijgt sneller service als u Lenovo belt voor hulp
• U wordt op de hoogte gehouden van het uitkomen van gratis software en speciale aanbiedingen
Ga naar
computer bij Lenovo te registreren.
https://support.lenovo.com/productregistration en volg de aanwijzingen op het scherm om uw
Veelgestelde vragen
In dit onderwerp vindt u enkele tips die u helpen uw ThinkPad-notebookcomputers optimaal te gebruiken.
Kan ik mijn gebruikershandleiding in een andere taal krijgen?
Als u de gebruikershandleiding in een andere taal wilt downloaden, gaat u naar
Volg daarna de aanwijzingen op het scherm.
Hoe kan ik hulp krijgen voor het Windows-besturingssysteem?
Het Help-informatiesysteem van Windows geeft gedetailleerde informatie over het gebruik van het Windowsbesturingssysteem om het beste uit uw computer te halen. Als u het Help-informatiesysteem van Windows
wilt openen, klikt u op de knop Start om het menu Start te openen en klik vervolgens op Hulp vragen. U kunt
bovendien de persoonlijke assistent Cortana
enzovoort te zoeken.
Hoe open ik het Configuratiescherm?
Klik op de knop Start om het menu Start te openen en klik vervolgens op Windows-systeem ➙
Configuratiescherm.
Hoe schakel ik de computer uit?
®
gebruiken om naar hulp, apps, bestanden, instellingen
https://support.lenovo.com.
Open het menu Start, klik op het
Hoe partitioneer ik mijn opslagstation?
Als u het opslagstation in uw computer wilt partitioneren in het Windows-besturingssysteem, raadpleegt u
https://support.lenovo.com/solutions/ht503851.
Hoe kan ik het batterijvermogen effectiever gebruiken als ik onderweg ben?
• Als u energie wilt besparen of de werking van de computer wilt onderbreken zonder programma's af te
sluiten of bestanden op te slaan, raadpleegt u 'Spaarstanden' op pagina 29.
• Om de beste balans te verkrijgen tussen snelheid van de computer en een lange werkingsduur van de
batterij, kunt u een energiebeheerschema maken en toepassen. Zie 'Energiebeheer' op pagina 29.
• Als u verwacht dat de computer lange tijd niet gebruikt gaat worden, kunt u voorkomen dat de batterij
leegloopt.
Hoe kan ik gegevens die op het interne opslagstation zijn opgeslagen, op een veilige manier wissen?
• In het hoofdstuk Hoofdstuk 5 'Beveiliging' op pagina 51 wordt beschreven hoe u de computer beschermt
tegen diefstal en gebruik door onbevoegden.
• Lees, voordat u gegevens van het interne opslagstation wist, eerst het gedeelte 'Gegevens verwijderen
van een opslagstation' op pagina 57.
Hoe kan ik een extern beeldscherm aansluiten?
• Raadpleeg 'Een extern beeldscherm gebruiken' op pagina 37.
• Met de functie voor beeldschermuitbreiding kunt u computeruitvoer tegelijkertijd op het beeldscherm van
de computer en op een extern beeldscherm weergeven.
Hoe moet ik een apparaat aansluiten of vervangen?
Raadpleeg het desbetreffende onderwerp in Hoofdstuk 10 'Apparaten vervangen' op pagina 103.
Ik gebruik de computer inmiddels al een tijdje en de computer wordt steeds trager. Wat moet ik doen?
• Raadpleeg de 'Algemene voorzorgsmaatregelen' op pagina 83.
• Met behulp van vooraf geïnstalleerde software kunt u zelf de oorzaak van een probleem opsporen. Zie 'De
oorzaak van een probleem opsporen' op pagina 83.
• Controleer of er hersteloplossingen zijn in Hoofdstuk 9 'Informatie over systeemherstel' op pagina 101.
Druk de volgende onderwerpen af en bewaar ze bij uw computer als u geen toegang meer kunt
krijgen tot deze elektronische gebruikershandleiding.
• 'Het besturingssysteem Windows 10 installeren' op pagina 59
• 'De computer reageert niet meer' op pagina 84
• 'Problemen met de voeding' op pagina 97
Werken met het multitouch-scherm
In dit onderwerp vindt u instructies voor het gebruik van het multitouch-scherm dat beschikbaar is op
bepaalde modellen.
Opmerkingen:
• Mogelijk ziet uw computerscherm er enigszins anders uit dan in de volgende afbeeldingen wordt getoond.
• Afhankelijk van het programma dat u gebruikt, zijn sommige bewegingen mogelijk niet beschikbaar.
In de volgende tabel wordt een aantal veelgebruikte gebaren weergegeven.
18
P52 Gebruikershandleiding
Beweging op het
aanraakscherm (alleen
aanraakmodellen)
Beschrijving
Aanraken: tikken.
Muisactie: klik op.
Functie: open een toepassing of voer een actie uit op een geopende toepassing, zoals Kopiëren, Opslaan en Verwijderen, afhankelijk van de toepassing.
Aanraken: tikken en vasthouden.
Muisactie: rechtsklikken.
Functie: een menu met meerdere opties openen.
Aanraken: schuiven.
Muisactie: beweeg het muiswiel, beweeg de schuifbalk of klik op het pijltje
omhoog/omlaag bladeren.
Functie: blader door items, zoals lijsten, webpagina's en foto's.
Aanraken: sleep een item naar de gewenste locatie.
Muisactie: een item aanklikken, vasthouden en slepen.
Functie: een voorwerp verplaatsen.
Aanraken: beweeg twee vingers dichter bij elkaar.
Muisactie: houdt de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u het muiswiel achteruit beweegt.
Functie: uitzoomen.
Aanraken: beweeg twee vingers verder uit elkaar.
Muisactie: houdt de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u het muiswiel vooruit beweegt.
Functie: inzoomen.
Aanraken: veeg met uw vingers vanaf de rechterrand.
Muisactie: klik op het pictogram van het Actiecentrum
in het systeemvak van
Windows.
Functie: open het actiecentrum om de meldingen en snelle acties te bekijken.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken19
Beweging op het
aanraakscherm (alleen
aanraakmodellen)
Beschrijving
Aanraken: veeg met uw vingers vanaf de linkerrand.
Muisactie: klik op het taakweergavepictogram
Functie: bekijk alle openstaande vensters in de taakweergave.
• Kort vegen voor het weergeven van de toepassing in volledig scherm of als
de computer zich in de tabletwerkstand bevindt
Aanraken: veeg met uw vingers kort van boven naar beneden.
Muisactie: beweeg de aanwijzer naar de bovenrand van het scherm.
Functie: geef een verborgen titelbalk weer.
• Lang vegen als de computer zich in de tabletwerkstand bevindt
Aanraken: veeg met uw vingers vanaf de bovenrand naar beneden.
Muisactie: klik, houd vast en beweeg de aanwijzer vanaf de bovenrand van het
scherm naar de onderrand van het scherm en laat de aanwijzer dan los.
Functie: sluit de huidige toepassing.
op de taakbalk.
Tips voor het werken met het multitouch-scherm
• Het multitouch-scherm is gemaakt van glas met daar overheen een plastic film. Oefen nooit druk uit op of
plaats geen metalen voorwerp op het scherm omdat het multitouch-scherm beschadigd of defect kan
raken.
• Voer geen handelingen op het scherm uit met nagels of vingers in handschoenen of dode voorwerpen.
• Kalibreer de nauwkeurigheid van de vinger regelmatig om discrepanties te voorkomen.
Tips voor het schoonmaken van het multitouch-scherm
• Zet de computer uit voordat u het multitouch-scherm schoonmaakt.
• Verwijder met een droge, zachte, pluisvrije doek of een absorberend stuk kantoen vingerafdrukken of stof
van het multitouch-scherm. Gebruik geen oplosmiddelen.
• Veeg het scherm voorzichtig van boven naar beneden af. Oefen geen druk uit op het scherm.
De speciale toetsen gebruiken
De computer heeft verschillende speciale toetsen, zodat u gemakkelijker en effectiever kunt werken.
20P52 Gebruikershandleiding
1 Numeriek toetsenblok
U kunt dit speciaal numeriek toetsenblok gebruiken om snel getallen in te voeren.
2 Toets met het Windows-logo
Druk op de toets met het Windows-logo om het menu Start te openen. Raadpleeg de Help-informatie van het
Windows-besturingssysteem voor informatie over het gebruik van de toets met het Windows-logo met
andere knoppen.
3 4 Fn-toets en functietoetsen
U kunt de Fn-toets en functietoetsen als volgt configureren:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen of
Kleine pictogrammen.
2. Klik op Lenovo - Toetsenbordbeheer om het venster Toetsenbordbeheer weer te geven.
3. Selecteer de gewenste opties.
•
+Schakel tussen de standaardfuncties van F1-F12 en de speciale functies die als pictogram
op elke toets zijn aangegeven. Als het Fn Lock-lampje uit is, kunt u de standaardfunctie gebruiken. U kunt
de standaardfunctie wijzigen in het venster Eigenschappen van Toetsenbord.
•
Luidsprekers dempen of dempen ongedaan maken.
Als u het geluid uitzet en uw computer uitschakelt, is het geluid nog steeds uit als u de computer de
volgende keer weer inschakelt. Als u het geluid wilt inschakelen, drukt u op de
•
•
•
•
Verlaag het volume van de luidspreker.
Verhoog het volume van de luidspreker.
Schakel de microfoons in of uit.
Hiermee maakt u het computerbeeldscherm donkerder.
of op de .
• Hiermee maakt u het computerbeeldscherm lichter.
• Externe beeldschermen beheren.
•
•
•
Hiermee kunt u de ingebouwde functies voor draadloos netwerk in- of uitschakelen.
Hiermee opent u het instellingenvenster.
Hiermee kunt u de ingebouwde Bluetooth-functies in- of uitschakelen.
•
•
Open een pagina met toetsenbordinstellingen.
Roep de door u zelf gedefinieerde functie aan. Ga als volgt te werk om de actie voor de toets F12 te
definiëren of te wijzigen:
1. Open Lenovo Vantage. Zie 'Lenovo-programma's openen' op pagina 15.
2. Klik op Hardware-instellingen en klik vervolgens op Invoer.
3. Zoek het gedeelte Toetsenbord: Door gebruiker gedefinieerde toets en volg de instructies op het
scherm om de instelling te voltooien.
Op deze pagina met instellingen kunt u ook andere functies definiëren voor de toetscombinaties met F12,
zoals Shift + F12, Alt + F12 of Ctrl + F12.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken21
Toetsencombinaties
•
•
•
• Fn+Spatiebalk: Als de computer achtergrondverlichting van het toetsenbord ondersteunt, drukt u op Fn
• Fn+B: Deze toetscombinatie heeft dezelfde functie als de toets Break op een conventioneel extern
• Fn+K: Deze toetsencombinatie heeft dezelfde functie als de toets ScrLK of Scroll Lock op een
• Fn+P: Deze toetsencombinatie heeft dezelfde functie als de toets Pause op een conventioneel extern
• Fn+S: Deze toetsencombinatie heeft dezelfde functie als de toets SysRq op een conventioneel extern
• Fn+4: Druk op Fn+4 om de computer in de slaapstand te zetten. Druk op de Fn-knop of de aan/uit-knop
• Fn+pijl naar links: deze toetsencombinatie heeft dezelfde functie als de toets Home.
• Fn+pijl naar rechts: Deze toetsencombinatie heeft dezelfde functie als de toets End.
+: De rekenmachine openen.
+: De computer in de sluimerstand zetten.
+: het Knipprogramma openen.
+spatiebalk om de status van de achtergrondverlichting te kiezen.
toetsenbord.
conventioneel extern toetsenbord.
toetsenbord.
toetsenbord.
om de computer uit de slaapstand te halen.
Het ThinkPad-aanwijsapparaat gebruiken
In dit gedeelte krijgt u informatie over het gebruik van het ThinkPad-aanwijsapparaat.
Overzicht van het ThinkPad-aanwijsapparaat
Met het ThinkPad-aanwijsapparaat kunt u alle functies van een traditionele muis uitvoeren, zoals het
aanwijzen, klikken en bladeren. Met het ThinkPad-aanwijsapparaat kunt u ook een aantal
aanraakbewegingen uitvoeren, zoals draaien en in- of uitzoomen.
Het ThinkPad-aanwijsapparaat bestaat uit de volgende apparaten:
1 TrackPoint-aanwijsapparaat
2 Trackpad met knoppen
Opmerking: Afhankelijk van het model kunnen uw TrackPoint-aanwijsapparaat en de trackpad afwijken van
de illustratie in dit onderwerp.
22
P52 Gebruikershandleiding
Standaard zijn zowel het TrackPoint-aanwijsapparaat als de trackpad met knoppen actief met de
aanraakbewegingen ingeschakeld. Ga naar 'Het ThinkPad-aanwijsapparaat aanpassen' op pagina 26 om de
instellingen te wijzigen.
Het TrackPoint-aanwijsapparaat gebruiken
Met het TrackPoint-aanwijsapparaat kunt u alle functies van een traditionele muis uitvoeren, zoals het
aanwijzen, klikken en bladeren.
Het TrackPoint-aanwijsapparaat bestaat uit de volgende componenten:
1 Aanwijsknopje
2 Linksklikknop (primaire klikknop)
3 Rechtsklikknop (secundaire klikknop)
4 Middelste knop
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken23
Volg de onderstaande instructies om het TrackPoint-aanwijsapparaat te gebruiken:
Opmerking: Plaats uw handen in de positie voor typen en gebruik uw wijsvinger of middelvinger om druk uit
te oefenen op het antislipdopje van het aanwijsknopje. Gebruik uw duim om op de linker- of rechtermuisknop
te drukken.
• Aanwijzen
Gebruik het aanwijsknopje
1 om de aanwijzer op het scherm te verplaatsen. Om het aanwijsknopje te
gebruiken, oefent u druk uit op het antislipdopje van het aanwijsknopje in een richting parallel aan het
toetsenbord. De aanwijzer beweegt naar behoren, maar het aanwijsknopje zelf wordt niet verplaatst. De
snelheid waarmee de aanwijzer wordt verplaatst, wordt bepaald door de hoeveelheid druk die op de knop
wordt uitgeoefend.
• Klikken met de linkerklikknop
Druk op de linksklikknop
2 om een item te selecteren of te openen.
• Klikken met de rechterklikknop
Druk op de rechtsklikknop
3 om een snelmenu weer te geven.
• Bladeren
Houd de gestippelde middelste knop
4 ingedrukt terwijl u in verticale of horizontale richting druk uitoefent
op het aanwijsknopje. Vervolgens kunt u door het document, de website of toepassingen bladeren.
De trackpad met knoppen gebruiken
De trackpad met knoppen bestaat uit de volgende componenten:
1 Trackpad
2 Rechtsklikknop (secundaire klikknop)
3 Middelste klikknop
4 Linksklikknop (primaire klikknop)
24
P52 Gebruikershandleiding
Om de aanwijzer over het scherm te verplaatsen, schuift u met uw vingertop over het trackpad 1 in de
bijbehorende richting. De functies van de rechterklikknop
2 , de midden-klikknop 3 en de linkerklikknop 4
komen overeen met die van de rechter- en linkerknop en middelste knop op een conventionele muis.
Als er olie op het oppervlak van de trackpad zit, zet dan eerst de computer uit. Veeg daarna het oppervlak
van de trackpad schoon met een zachte, pluisvrije doek die vochtig is gemaakt met lauw water of
reinigingsmiddel voor computers.
De aanraakbewegingen van trackpad gebruiken
Het hele oppervlak van de trackpad is gevoelig voor aanraken en bewegingen. U kunt de trackpad gebruiken
om aanwijs- en klikacties uit te voeren, zoals bij een traditionele muis. Met de trackpad kunt u ook diverse
aanraakbewegingen uitvoeren.
In het volgende gedeelte worden enkele veelgebruikte aanraakbewegingen zoals tikken, slepen en bladeren
geïntroduceerd. Voor meer bewegingen kunt u help-informatie van het ThinkPad-aanwijsapparaat
raadplegen.
Opmerkingen:
• Als u twee of meer vingers gebruikt, moet u ervoor zorgen dat uw vingers enigszins uit elkaar staan.
• Sommige gebaren zijn niet beschikbaar als de laatste actie met het TrackPoint-aanwijsapparaat is
uitgevoerd.
• Sommige gebaren zijn alleen beschikbaar als u bepaalde toepassingen gebruikt.
• Mogelijk ziet het trackpad op uw computer er anders uit dan de computer die in dit onderwerp wordt
getoond. Dit hangt af van het model.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken25
Tikken
Tikken met twee vingers
Tik met één vinger op een
willekeurige plek op de trackpad
om een item te selecteren of te
openen.
Bladeren met twee vingers
Plaats twee vingers op de
trackpad en beweeg ze in
verticale of horizontale richting.
Met deze actie kunt u door
documenten, websites en apps
bladeren.
Inzoomen met twee vingers
Plaats twee vingers op de
trackpad en beweeg ze verder
van elkaar af om in te zoomen.
Omlaag vegen met drie vingers
Plaats drie vingers op de
trackpad en beweeg ze omlaag
om het bureaublad weer te
geven.
Tik met twee vingers op een
willekeurige plek op de trackpad
om een snelmenu weer te geven.
Uitzoomen met twee vingers
Plaats twee vingers op de trackpad
en beweeg ze vervolgens dichter
naar elkaar toe om uit te zoomen.
Omhoog vegen met drie vingers
Plaats drie vingers op de trackpad
en beweeg ze omhoog om de
taakweergave te openen, zodat u
alle geopende vensters kunt zien.
Het ThinkPad-aanwijsapparaat aanpassen
U kunt het ThinkPad-aanwijsapparaat aanpassen, zodat u deze aangenamer en efficiënter kunt gebruiken. U
kunt er bijvoorbeeld voor kiezen het TrackPoint-aanwijsapparaat, het trackpad of beide in te schakelen. U
kunt ook de tikgebaren in- of inschakelen.
Ga als volgt te werk om het TrackPoint-aanwijsapparaat aan te passen:
1. Open het menu Start en klik dan op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Muis.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om TrackPoint aan te passen.
Ga als volgt te werk om het trackpad aan te passen:
1. Open het menu Start en klik dan op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Touchpad.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om het trackpad aan te passen.
Het dopje op het aanwijsknopje vervangen
Het dopje 1 bovenop het aanwijsknopje kan worden verwijderd. Nadat u het dopje voor een langere periode
hebt gebruikt, moet u deze mogelijk vervangen door een nieuwe.
Opmerkingen:
• Zorg ervoor dat u een dop met groeven gebruikt
• Afhankelijk van het model kan het toetsenbord er anders uitzien dan in de illustratie in dit onderwerp.
a , zoals in de volgende afbeelding wordt weergegeven.
26
P52 Gebruikershandleiding
Energiebeheer
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u netvoeding en batterijvoeding moet gebruiken om de beste balans
tussen snelheid en energiebeheer te vinden.
De netvoedingsadapter gebruiken
De energiebron voor uw computer kan van de batterij of van de netvoedingsadapter komen. Terwijl u
gebruikmaakt van de netvoedingsadapter, wordt de batterij automatisch opgeladen.
Uw computer wordt geleverd met een netvoedingsadapter en een netsnoer.
• Wisselstroomadapter: zet wisselstroom om voor notebookcomputergebruik.
• Netsnoer: verbindt het stopcontact met de netvoedingsadapter.
De netvoedingsadapter aansluiten
Voer de volgende stappen in de aangegeven volgorde uit om de computer op de netvoeding aan te sluiten:
Attentie: Wanneer u een netsnoer gebruikt dat niet geschikt is, kan dit grote schade aan de computer
toebrengen.
1. Verbind het netsnoer met de netvoedingsadapter.
2. Sluit de voedingsadapter aan op de netvoedingsaansluiting op de computer.
3. Sluit het netsnoer aan op een werkend stopcontact.
Tips voor het gebruik van de netvoedingsadapter
• Haal de stekker uit het stopcontact als de netvoedingsadapter niet in gebruik is.
• Wikkel het netsnoer niet strak om de transformator van de netvoedingsadapter als het op de
transformator is aangesloten.
De batterij gebruiken
Als u met uw computer wilt werken terwijl er geen stopcontact in de buurt is, bent u voor de voeding van uw
computer afhankelijk van de batterij. Verschillende componenten van de computer hebben een verschillend
stroomverbruik. Als u componenten met een hoog stroomverbruik vaker gebruikt, raakt de batterij uiteraard
sneller leeg.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken27
Doe meer en werk langer op de batterijen van uw ThinkPad. Mobiliteit heeft een revolutie teweeggebracht
doordat mensen hun werk overal mee naar toe kunnen nemen. Met ThinkPad-batterijen kunt u langer werken
zonder gebonden te zijn aan een stopcontact.
De oplaadstatus van de batterij controleren
Beweeg de muisaanwijzer naar het batterijstatuspictogram in het systeemvak van Windows om de
batterijstatus te controleren. Het batterijstatuspictogram geeft het percentage resterend batterijvermogen
aan en toont hoe lang u de computer kunt gebruiken voordat u de batterij moet opladen.
De snelheid waarmee de batterijspanning terugloopt, bepaalt uiteindelijk hoe lang u de computer kunt
gebruiken voordat u de batterij weer moet opladen. Omdat iedere computergebruiker anders werkt en
andere eisen stelt, is het bijzonder moeilijk te voorspellen hoe lang een opgeladen batterij meegaat. De twee
belangrijkste factoren zijn:
• De hoeveelheid energie in de batterij op het moment dat u begint met werken
• De manier waarop u uw computer gebruikt, zoals bijvoorbeeld:
– Hoe vaak u het opslagstation opent
– Hoe helder u het computerscherm maakt
– Hoe vaak u de functie voor draadloze communicatie gebruikt
De batterij opladen
Wanneer u merkt dat het resterende vermogen van de batterij laag is, raden we u aan de batterij op te laden
of de batterij te vervangen door een opgeladen batterij.
Als er een stopcontact in de buurt is, sluit de computer dan aan op netvoeding. Het duurt ongeveer vier tot
acht uur om de batterij volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd is afhankelijk van de batterijgrootte, de
fysieke omgeving en of u de computer al dan niet gebruikt. U kunt op elk gewenst moment de laadstatus van
de batterij op het batterijstatuspictogram in het Windows-systeemvak controleren.
Opmerking: Om de levensduur van de batterij te maximaliseren, begint de computer pas met opladen als
de hoeveelheid resterende energie van de batterij onder de 95% komt.
Wanneer u de batterij moet opladen
• Het opladen van de batterij wordt beïnvloed door de temperatuur. Het aanbevolen temperatuurbereik voor
het opladen van de batterij ligt tussen 10 °C en 35 °C.
Opmerking: U kunt de temperatuur van de batterij als volgt controleren:
1. Open Lenovo Vantage. Zie 'Lenovo-programma's openen' op pagina 15.
2. Klik op Hardware-instellingen ➙ Energie.
3. Zoek het gedeelte Energiestatus en klik op Details weergeven om de temperatuur van de batterij
weer te geven.
• De batterij opladen in de volgende situaties:
– Een nieuwe batterij is geïnstalleerd.
– Het percentage batterijstroom blijft laag.
– De batterij is lange tijd niet gebruikt.
De werkingsduur van de batterij verlengen
Voor een maximale werkingsduur van de batterij houdt u zich aan de volgende richtlijnen:
• Gebruik de batterij totdat deze leeg is.
28
P52 Gebruikershandleiding
• Laad de batterij helemaal op voordat u hem gebruikt. Klik op het batterijstatuspictogram in het
systeemvak van Windows om te controleren of de batterij volledig geladen is.
• Maak altijd gebruik van de voorzieningen voor energiebeheer, zoals energiebesparende standen.
Energiebeheer
Wijzig de instellingen van uw energiebeheerschema om de beste balans te vinden tussen snelheid en
energiebesparing. Ga als volgt te werk om de instellingen van het energieschema aan te passen:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen of
Kleine pictogrammen.
2. Klik op Energiebeheer.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Voor meer informatie kunt u het Help-informatiesysteem van Windows raadplegen.
Spaarstanden
Er zijn diverse spaarstanden beschikbaar die u kunt gebruiken om energie te besparen. In dit gedeelte maakt
u kennis met elk van die spaarstanden en vindt u tips voor het zo effectief mogelijk werken op batterijenergie.
• Slaapstand
In de slaapstand wordt uw werk opgeslagen in het geheugen en worden het opslagstation en het
beeldscherm vervolgens uitgeschakeld. Zodra de computer ontwaakt, wordt het werk binnen enkele
seconden weer geladen.
Als u de computer in de slaapstand wilt zetten, opent u het menu Start, klikt u op
op Slaapstand.
• Sluimerstand
Met behulp van deze werkstand kunt u de computer volledig uitschakelen zonder dat u bestanden hoeft
op te slaan of programma´s hoeft af te sluiten die worden uitgevoerd. Wanneer de computer naar de
sluimerstand gaat, worden alle geopende programma's, mappen en bestanden opgeslagen op de
opslagschijf. Daarna gaat de computer uit.
Als u de computer in de sluimerstand wilt zetten, bepaalt u eerst wat de aan/uit-knop doet en drukt u
vervolgens op de aan/uit-knop om de computer in de sluimerstand te zetten.
Als u uw computer in de sluimerstand zet en daarbij de ontwaakfunctie uitschakelt, verbruikt de computer
geen stroom. De ontwaakfunctie is standaard uitgeschakeld. Als de ontwaakfunctie ingeschakeld is en u
de computer in de sluimerstand zet, gebruikt de computer een klein beetje energie.
Om de ontwaakfunctie in te schakelen, doet u het volgende:
1. Open het Configuratiescherm, geef het Configuratiescherm op categorie weer en klik vervolgens op
Systeem en beveiliging.
2. Klik op Systeembeheer.
3. Dubbelklik op Taakplanner. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
4. Selecteer in het linkerdeelvenster de taakmap waarvoor u de ontwaakfunctie wilt inschakelen. De
geplande taken worden afgebeeld.
5. Klik op een geplande taak en klik op het tabblad Voorwaarden.
6. Selecteer onder Energiebeheer de optie De computer uit de slaapstand halen om deze taak uit te voeren.
• Draadloos uit
Aan/uit en vervolgens
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken29
Wanneer u geen gebruikmaakt van de functies voor draadloze communicatie, zoals Bluetooth of
draadloos LAN, kunt u deze uitschakelen om energie te besparen.
Bekabelde Ethernet-verbindingen
U kunt uw computer met een Ethernet-kabel aansluiten op een lokaal netwerk via de Ethernet-poort op uw
computer.
De Ethernet-poort heeft twee netwerkstatuslampjes. Als het groene lampje brandt, is de computer
aangesloten op een LAN. Wanneer het gele lampje knippert, worden er gegevens overgedragen.
Opmerking: Als u de computer op een ondersteund dockingstation of dock aansluit, gebruik dan de
Ethernet-aansluiting op het dockingstation of het dock in plaats van de Ethernet-poort op de computer.
GEVAAR
Uw computer beschikt over een ethernetpoort. Om te voorkomen dat u een elektrische schok krijgt,
dient u de telefoonkabel niet aan te sluiten op de ethernetpoort.
Draadloze verbindingen
Bij een draadloze verbinding worden er gegevens overgebracht via radiogolven, zonder dat er kabels of
snoeren worden gebruikt.
De draadloos-LAN-verbinding gebruiken
Een draadloos Local Area Network (LAN) bestrijkt een relatief klein gebied, zoals een kantoorgebouw of een
woonhuis. Apparaten die werken op basis van de 802.11-standaarden kunnen verbinding maken met dit
netwerktype.
Uw computer is uitgerust met een draadloos-netwerkkaart waarmee u draadloze verbindingen tot stand kunt
brengen en de status van die verbindingen in de gaten kunt houden.
U kunt als volgt een draadloos-LAN-verbinding tot stand brengen:
1. Schakel de functie voor de draadloze verbinding in. Zie 'De speciale toetsen gebruiken' op pagina 20.
2. Klik op het statuspictogram voor draadloze netwerkverbindingen in het systeemvak van Windows. Er
wordt een lijst met beschikbare draadloze netwerken weergegeven.
3. Selecteer een netwerk om verbinding mee te maken. Verstrek indien nodig de vereiste informatie.
Opmerking: Afhankelijk van het model, als u de draadloos LAN-apparaatstatus wijzigt van Enabled naar
Disabled in het BIOS-menu wordt ook het Bluetooth-apparaat uitgeschakeld.
De computer maakt automatisch verbinding met een beschikbaar draadloos netwerk dat wordt herkend als
de locatie verandert. Als het beschikbare draadloze netwerk is beveiligd, geeft u het vereiste wachtwoord op.
Voor meer informatie kunt u het Help-informatiesysteem van Windows raadplegen.
Tips voor het gebruik van de draadloos-LAN-functie
Houd u aan de volgende richtlijnen om de beste verbinding te verkrijgen:
• Positioneer uw computer dan zodanig dat er zich zo weinig mogelijk obstakels bevinden tussen het
toegangspunt van het draadloos LAN en de computer.
• Open de computerkap in een hoek van iets meer dan 90 graden.
30
P52 Gebruikershandleiding
De status van de draadloze LAN-verbinding controleren
U kunt de status van de draadloze LAN-verbinding controleren via het statuspictogram voor draadloze
netwerkverbinding in het systeemvak van Windows. Hoe meer balken, des te beter het signaal is.
De draadloos-WAN-verbinding gebruiken
Een draadloos WAN (Wide Area Network) dat gebruik maakt van mobiele netwerken voor datatransmissies,
maakt het mogelijk om draadloos verbinding te maken via niet-lokale openbare of particuliere netwerken.
Deze verbindingen kunnen worden onderhouden over grote geografische gebieden. Dit kan dankzij de
aanwezigheid van antenne- en satellietsystemen die worden onderhouden door serviceproviders van
draadloze netwerken.
Sommige ThinkPad-notebookcomputers worden geleverd met een geïnstalleerde draadloos-WAN-kaart met
bepaalde draadloos-WAN-technologieën, zoals HSPA, 3G, 4G of LTE. U kunt met de draadloos-WAN-kaart
draadloos-WAN-verbindingen tot stand brengen.
Opmerking: De draadloos-WAN-service wordt in sommige landen of regio's aangeboden door
geautoriseerde serviceproviders.
Tips voor het gebruik van de draadloos-WAN-functie
Houd u aan de volgende richtlijnen om de beste verbinding te verkrijgen:
• Houd de computer niet te dicht bij uw lichaam.
• Plaats uw computer op een vlak oppervlak en open het beeldscherm van de computer in een hoek van
iets meer dan 90 graden.
• Zet de computer niet te dicht bij stenen of betonnen muren, deze kunnen het signaal blokkeren.
• De beste ontvangst hebt u meestal in de buurt van ramen en op plaatsen waar u ook met uw mobieltje het
beste bereik hebt.
De status van de draadloos-WAN-verbinding controleren
U kunt de status van de draadloos-WAN-verbinding controleren via het pictogram voor draadloze
netwerkverbinding in het systeemvak van Windows. Hoe meer balken, des te beter het signaal is.
De Bluetooth-verbinding gebruiken
Met Bluetooth kunnen apparaten over korte afstand met elkaar communiceren. Bluetooth wordt veel
gebruikt in de volgende situaties:
• Voor het maken van een verbinding tussen randapparatuur en een computer
• Voor het overbrengen van gegevens tussen draagbare apparaten en een personal computer
• Voor het op afstand beheren van en communiceren met apparaten zoals mobiele telefoons
Afhankelijk van het model biedt uw computer mogelijk ondersteuning voor de Bluetooth-functie. U kunt als
volgt gegevens overdragen via de Bluetooth-functie:
Opmerkingen:
• Het wordt niet aangeraden om de functie voor draadloze communicatie (de 802.11-standaarden) van uw
computer gelijktijdig met een Bluetooth-optie te gebruiken. De snelheid van de gegevensoverdracht kan
worden vertraagd en de prestaties van de functie voor draadloze communicatie kunnen aanzienlijk lager
zijn.
• Afhankelijk van het model, als u de draadloos LAN-apparaatstatus wijzigt van Enabled naar Disabled in
het BIOS-menu wordt ook het Bluetooth-apparaat uitgeschakeld.
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken31
• Druk op de toets voor Bluetooth-besturing en schakel de Bluetooth-functie in.
• Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Bluetooth en andere apparaten. Schakel de schakelaar Bluetooth in om de Bluetooth-functie in te schakelen.
2. Klik met de rechtermuisknop op de apparaten die u wilt versturen.
3. Selecteer Verzenden naar ➙ Bluetooth-apparaat.
4. Selecteer een Bluetooth-apparaat en volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg het Help-informatiesysteem van Windows en het Bluetooth-apparaat voor meer informatie.
De NFC-apparaten gebruiken
Als uw computer de NFC-functie ondersteunt, ziet u een NFC-logo of -label in de buurt van de trackpad.
NFC is een draadloze communicatietechnologie met kort bereik en hoge frequentie. Door gebruik te maken
van de NFC-functie, kunt u de radiocommunicatie tussen uw computer en een ander NFC-apparaat (op een
paar centimeter afstand) tot stand brengen.
In dit gedeelte vindt u de instructies voor het koppelen van uw computer met een NFC-apparaat. Raadpleeg
de documentatie bij het NFC-apparaat voor meer informatie over gegevensoverdracht.
Attentie:
• Raak, voor u de NFC-kaart vastpakt, eerst een metalen tafel of een geaard metalen voorwerp aan. Anders
kan de kaart beschadigd raken door de statische elektriciteit van uw lichaam.
• Als u gegevens overbrengt, plaats uw computer of smartphone met NFC-functie dan niet in de slaapstand
omdat anders uw gegevens beschadigd kunnen raken.
De NFC-functie inschakelen
De NFC-functie is standaard ingeschakeld. Ga als volgt te werk om de NFC-functie in te schakelen, als de
NFC-functie niet is ingeschakeld:
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Vliegtuigstand.
2. Schakel de vliegtuigstand uit.
3. Schakel de NFC-functie in.
De computer met een NFC-kaart koppelen
Zorg er voordat u begint voor dat de kaart in NDEF-indeling (NFC Data Exchange Format) is, anders kan de
kaart niet worden gedetecteerd. Daarna doet u het volgende:
1. Plaats de kaart dicht boven het NFC-label zoals afgebeeld. Breng de korte rand van de kaart op één lijn
met de horizontale extensielijn voor het midden van het NFC-label.
2. Verplaats de kaart langzaam maximaal 0,5 cm in de richting van het computerscherm. Houd de kaart
vervolgens gedurende enkele seconden vast totdat u de melding krijgt dat de kaart is gedetecteerd.
32P52 Gebruikershandleiding
De computer met een smartphone met NFC-functie koppelen
Controleer voor u begint of het smartphonescherm naar boven is gericht. Daarna doet u het volgende:
1. Plaats de smartphone dicht boven het NFC-label zoals afgebeeld. Breng de korte rand van de
smartphone op één lijn met de horizontale extensielijn voor het midden van het NFC-label.
2. Verplaats de smartphone langzaam 5 cm in de richting van het computerscherm. Houd de smartphone
vervolgens gedurende enkele seconden vast totdat u de melding krijgt dat de smartphone is
gedetecteerd.
De vliegtuigstand gebruiken
Als de vliegtuigstand is ingeschakeld, zijn alle functies voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
Doe het volgende om de vliegtuigstand in- of uit te schakelen:
1. Open het menu Start.
2. Klik op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Vliegtuigstand.
3. Verschuif de knop voor de Vliegtuigstand om deze in of uit te schakelen.
De optie NVIDIA Optimus Graphics gebruiken
Sommige ThinkPad-notebooks bieden ondersteuning aan NVIDIA Optimus Graphics.
Het actieve programma en de instellingen van het energiebeheerschema die u op uw computer gebruikt,
vereisen een grafische kaart met specifieke kwaliteiten. Om de beste balans te verkrijgen tussen de
computerprestaties en een lange werkingsduur van de batterij, schakelt de functie NVIDIA Optimus Graphics
automatisch tussen Grafische weergave met hoge prestaties en Grafische weergave met energiebesparing.
U hoeft de computer niet opnieuw op te starten, programma's af te sluiten of handmatig instellingen te
wijzigen.
De audiovoorzieningen gebruiken
Uw computer is uitgerust met de volgende items:
• Audioaansluiting met een diameter van 3,5 mm
• Microfoons
• Luidsprekers
De computer beschikt tevens over een audiochip waarmee u kunt genieten van allerhande
multimediamogelijkheden, zoals de volgende:
• Compatibel met High Definition Audio
• Afspelen van MIDI- en MP3-bestanden
• Opnemen en weergeven van PCM- en WAV-bestanden
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken33
• Opnemen van diverse typen geluidsbronnen, bijvoorbeeld een aangesloten hoofdtelefoon
In de volgende lijst krijgt u informatie over ondersteunde functies van de audioapparaten die op uw computer
of dockingstation worden aangesloten.
• Headset met vierpolige plug van 3,5 mm: hoofdtelefoon- en microfoonfuncties
Opmerking: De conventionele microfoon wordt niet ondersteund.
De slimme audiovoorziening gebruiken
De slimme audiovoorziening wordt ondersteund op bepaalde computermodellen. Ter bescherming tegen
gehoorverlies beperkt deze voorziening de RMS-uitvoerspanning van de computer tot 130 mV wanneer een
headset of hoofdtelefoon is aangesloten.
U kunt de instelling als volgt wijzigen:
1. Ga naar het Configuratiescherm en geef grote pictogrammen weer.
2. Klik op SmartAudio. Klik in het venster dat wordt weergegeven, op het pictogram
Hoofdtelefoonbeperking uitschakelen. Volg de aanwijzingen op het scherm.
De camera's gebruiken
Afhankelijk van het model is uw computer mogelijk uitgerust met een conventionele camera met
ThinkShutter of ondersteunt uw computer mogelijk een infraroodcamera en een conventionele camera.
De conventionele camera met ThinkShutter gebruiken
Als u de conventionele camera met ThinkShutter wilt gebruiken om foto's te maken en video's op te nemen,
schuift u eerst ThinkShutter naar links om de cameralens te onthullen. Open vervolgens het Startmenu en klik
op Camera in de lijst met programma's. Als u andere programma's gebruikt die functies bieden zoals
fotograferen, videocapturing en videoconferencing, wordt de camera automatisch gestart wanneer u een
functie inschakelt waarvoor de camera is vereist. Wanneer de camera wordt gestart, gaat het statuslampje
branden om aan te geven dat de camera in gebruik is. Als u de cameralens wilt bedekken, schuift u
ThinkShutter naar rechts.
Als u de camera-instellingen wilt configureren, opent u het menu Start en klikt u vervolgens op Lenovo Vantage ➙ Hardware-instellingen ➙ Audio/Visueel. Ga naar het gedeelte Camera en volg de instructies
op het scherm om de camera-instellingen te configureren.
De conventionele camera gebruiken
Als u de conventionele camera wilt gebruiken om foto's en video's te maken, opent u het menu Start en klikt
u op Camera in de lijst met programma's. Als u andere programma's gebruikt die functies bieden zoals
fotograferen, videocapturing en videoconferencing, wordt de camera automatisch gestart wanneer u een
functie inschakelt waarvoor de camera is vereist. Wanneer de camera wordt gestart, gaat het statuslampje
groen branden om aan te geven dat de camera in gebruik is.
Als u de camera-instellingen wilt configureren, opent u het menu Start en klikt u vervolgens op Lenovo Vantage ➙ Hardware-instellingen ➙ Audio/Visueel. Ga naar het gedeelte Camera en volg de instructies
op het scherm om de camera-instellingen te configureren.
De infraroodcamera gebruiken
De infraroodcamera biedt een persoonlijke en veilige manier voor aanmelding bij uw computer met
gezichtsverificatie. Nadat u de infraroodcamera voor gezichtsverificatie hebt ingesteld, kunt u uw computer
ontgrendelen door uw gezicht te scannen, in plaats van een wachtwoord te gebruiken.
34
P52 Gebruikershandleiding
De infraroodcamera bestaat uit de volgende onderdelen:
1 3 Infrarood-LED (Light-Emitting Diode)
De infrarood-LED zendt infraroodlicht uit. Het infraroodlicht is normaal gesproken niet zichtbaar voor het
blote oog.
2 Lens van infraroodcamera
De lens van de infraroodcamera wordt gebruikt om de afbeelding van het gezicht van een gebruiker te
maken.
4 Cameralampje
Als het cameralampje brandt, betekent dit dat de infraroodcamera zich in de herkenningsmodus bevindt.
Ga als volgt te werk om de infraroodcamera voor gezichtsverificatie in te stellen:
1. Open het menu Start en klik op Instellingen ➙ Accounts ➙ Aanmeldingsopties.
2. Blader naar beneden tot het gedeelte Wachtwoord en klik op Toevoegen om een wachtwoord te
maken.
3. Volg de instructies op het scherm om een PIN-code (Personal Identification Number) te maken.
4. Zoek het gedeelte Windows Hello en klik op Installatie onder Gezichtsherkenning. Klik vervolgens op Aan de slag.
5. Voer de PIN in die u eerder hebt ingesteld. Het cameravoorbeeld wordt gestart.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm om het instellen te voltooien.
7. Klik op Herkenning verbeteren om de afbeelding te verbeteren, zodat Windows Hello u kan herkennen
in verschillende lichtomstandigheden of wanneer uw uiterlijk is veranderd.
Ga als volgt te werk om de infraroodcamera te gebruiken om uw computer te ontgrendelen:
1. Selecteer op het vergrendelingsscherm van Windows het pictogram met het glimlachende gezicht bij de
aanmeldingsopties.
2. Volg de instructies op het scherm, zorg dat uw gezicht zich in het midden bevindt en kijk recht naar de
camera. Als het programma uw gezicht herkent, wordt het scherm automatisch ontgrendeld en wordt u
aangemeld bij het Windows-besturingssysteem.
Een SD-kaart of een smartcard gebruiken
Uw computer heeft een SD-kaartsleuf. Afhankelijk van het model kan uw computer ook een sleuf voor een
smartcard hebben.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken35
Ondersteund SD-kaarttype
De SD-kaartsleuf van uw computer ondersteunt alleen de volgende SD-kaarten:
Opmerking: Uw computer ondersteunt de functie Content Protection for Recordable Media (CPRM) voor de
SD-kaart niet.
• Secure Digital (SD)-kaart
• Secure Digital eXtended-Capacity (SDXC)USH-1-kaart
• Secure Digital High-Capacity (SDHC) USH-1-kaart
Ondersteund smartcardtype
U kunt smartcards gebruikt voor verificatie, gegevensopslag en de verwerking van toepassingen. In grote
organisaties kunt u ook smartcards gebruiken voor een sterke beveiligingsverificatie van eenmalige
aanmeldingen (SSO). De smartcardlezer op uw computer ondersteunt alleen de smartcard van de volgende
specificaties:
• Lengte: 85,60 mm
• Breedte: 53,98 mm
• Dikte: 0,76 mm
Attentie: Smartcards met spleten worden niet ondersteund. Plaats een dergelijke smartcard niet in de
smartcardlezer van uw computer. Als u dit wel doet, kan de lezer beschadigd raken.
Een SD-kaart of een smartcard installeren
Attentie: Raak altijd een geaard metalen voorwerp aan voordat u een kaart gaat installeren. Op die manier
kunt u statische elektriciteit uit uw lichaam laten wegvloeien. Door statische elektriciteit kan de kaart
beschadigd raken.
Ga als volgt te werk om de kaart te installeren:
1. Zoek naar het juiste type kaartsleuf. Zie 'De knoppen, aansluitingen en lampjes van de computer' op
pagina 1.
2. Houd de kaart in de juiste richting:
• Voor de SD-kaart: de metalen contactpunten van de kaart zijn omlaag gericht en wijzen naar de
kaartsleuf.
• Voor de smartcard: de metalen contactpunten van de kaart zijn omhoog gericht en wijzen naar de
kaartsleuf.
3. Druk de kaart stevig in de kaartsleuf.
36
P52 Gebruikershandleiding
Als de functie plug-and-play niet is ingeschakeld voor de geïnstalleerde SD-kaart, doet u het volgende om de
functie in te schakelen:
1. Ga naar het Configuratiescherm.
2. Geef het Configuratiescherm op categorie weer. Klik op Hardware en geluiden.
3. Klik op Apparaatbeheer. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
4. Selecteer in het menu Actie de optie Oudere hardware toevoegen. De Wizard Hardware Toevoegen
wordt gestart.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Een SD-kaart of een smartcard verwijderen
Attentie:
• Voordat u een kaart verwijdert, dient u de kaart eerst te stoppen. Als u dat niet doet, kunnen de gegevens
op de kaart beschadigd raken of verloren gaan.
• Wanneer u gegevens overbrengt van of naar een SD-kaart of een smartcard, plaats de computer dan niet
in de sluimerstand of de slaapstand voordat de gegevensoverdracht voltooid is; anders kunnen uw
gegevens beschadigd raken.
• Verwijder nooit een kaart wanneer de computer in de slaapstand (stand-by) of in de sluimerstand staat.
Anders loopt het systeem mogelijk vast, wanneer u het later weer in gebruik neemt.
U verwijdert een kaart als volgt:
1. Klik op het driehoekige pictogram in het systeemvak van Windows om verborgen pictogrammen weer te
geven. Klik dan met de rechtermuisknop op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen.
2. Selecteer het corresponderende item om de kaart uit het Windows-besturingssysteem te verwijderen.
3. Druk op de kaart om deze uit de computer te verwijderen.
4. Haal de kaart uit de computer en bewaar deze op een veilige plek.
Opmerking: Als u de kaart niet uit de computer hebt verwijderd nadat u de kaart uit het Windowsbesturingssysteem hebt verwijderd, is de kaart niet meer toegankelijk. Als u weer toegang wilt krijgen tot de
kaart, moet u hem eerst verwijderen en weer installeren.
Een extern beeldscherm gebruiken
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een extern beeldscherm aansluit, weergavemodussen kiest en
beeldscherminstellingen wijzigt.
U kunt een extern beeldscherm zoals een projector of een beeldscherm gebruiken om presentaties te geven
of om uw werkruimte uit te breiden.
Uw computer ondersteunt de volgende beeldschermresolutie, mits het externe beeldscherm die resolutie
ook ondersteunt.
• Tot 5120 x 2880 pixels/60 Hz, met extern beeldscherm aangesloten op de USB-C-aansluiting
(Thunderbolt 3-compatibel) of de Mini DisplayPort-aansluiting
• Maximaal 3840 x 2160 pixels/30 Hz als er een extern beeldscherm op de HDMI-aansluiting is aangesloten
Raadpleeg voor meer informatie over het externe beeldscherm de handleidingen die bij het beeldscherm zijn
geleverd.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken37
Een extern beeldscherm aansluiten
U kunt een bekabeld beeldscherm of een draadloos beeldscherm gebruiken. Het bekabelde beeldscherm
kan met een kabel op een video-aansluiting worden aangesloten, zoals de HDMI- of Mini DisplayPortaansluiting. Het draadloze beeldscherm kan worden toegevoegd met de functie Miracast
®
.
• Een bekabeld beeldscherm aansluiten
Opmerking: Wanneer u een extern beeldscherm aansluit, hebt u een video-interfacekabel met een
ferrietkern nodig.
1. Sluit het externe beeldscherm aan op een passende video-aansluiting op uw computer, zoals de
HDMI-aansluiting of Mini DisplayPort-aansluiting.
2. Sluit het externe beeldscherm aan op een stopcontact.
3. Zet het externe beeldscherm aan.
Als uw computer het externe beeldscherm niet detecteert, klik dan met de rechtermuisknop op het
bureaublad en klik vervolgens op Beeldscherminstellingen ➙ Detecteren.
• Een draadloos beeldscherm aansluiten
Opmerking: Als u een draadloos beeldscherm wilt gebruiken, zorg dan dat uw computer en het externe
beeldscherm de functie Miracast ondersteunen.
Voer een van de volgende handelingen uit:
– Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Verbonden apparaten ➙
Een apparaat toevoegen.
– Klik op het pictogram van het Actiecentrum
in het systeemvak van Windows. Klik op Verbinden.
Selecteer het draadloze beeldscherm en volg de instructies op het scherm.
Voor meer informatie kunt u het Help-informatiesysteem van Windows raadplegen.
Een weergavestand kiezen
U kunt uw bureaublad en toepassingen op het beeldscherm van de computer, op het externe beeldscherm
of op beide laten weergeven. Als u wilt kiezen hoe de video-uitvoer wordt weergegeven, drukt u op de
wisselknop van de weergavemodus
en selecteert u vervolgens een weergavemodus naar keuze.
Er zijn vier weergavemodussen:
• Alleen computerbeeldscherm: geeft de video-uitvoer alleen weer op het beeldscherm van de computer.
Opmerking: Afhankelijk van de situatie, kunt u Verbinding verbreken, Alleen PC-scherm, Alleen
computer of Verbinding met projector verbreken zien.
• Dupliceren: geeft dezelfde video-uitvoer op het beeldscherm van de computer en een extern
beeldscherm.
• Uitbreiden: breidt de video-uitvoer van het beeldscherm van de computer uit naar een extern
beeldscherm. U kunt items slepen en verplaatsen tussen de twee beeldschermen.
• Alleen tweede scherm: geeft de video-uitvoer alleen weer op een extern beeldscherm.
Opmerking: Afhankelijk van de situatie, kunt u Alleen projector of Alleen tweede scherm zien.
Als u programma's weergeeft die gebruikmaken van DirectDraw of Direct3D
®
in Volledig scherm, verschijnt
de video-uitvoer alleen op het hoofdbeeldscherm.
38
P52 Gebruikershandleiding
De instellingen van het beeldscherm aanpassen
U kunt de instellingen voor zowel het computerscherm als het externe beeldscherm wijzigen. U kunt
bijvoorbeeld bepalen welk scherm het hoofdscherm is en welke het secundaire beeldscherm is. U kunt ook
de resolutie en oriëntatie wijzigen.
U wijzigt de weergave-instellingen als volgt:
1. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldscherminstellingen.
2. Selecteer het beeldscherm dat u wilt configureren.
3. Breng de gewenste wijzigingen aan in de weergave-instellingen.
Opmerking: Als u een hogere resolutie instelt voor het computerbeeldscherm dan voor het externe
beeldscherm, kan slechts een deel van het scherm op het externe beeldscherm worden afgebeeld.
De computer meenemen op reis
In dit hoofdstuk krijgt u informatie over hoe u met uw computer kunt werken wanneer u op reis gaat.
Als u uw computer meeneemt op reis, kunnen de volgende tips van pas komen.
• Wanneer uw computer door de röntgenapparaten van de beveiliging op een vliegveld gaat, moet u de
computer goed in de gaten houden om diefstal te voorkomen.
• Neem een adapter mee voor gebruik in een vliegtuig of een auto.
• Als u een netvoedingsadapter meeneemt, ontkoppel dan vooraf het netsnoer van de adapter om schade
aan het snoer te voorkomen.
Tips voor reizen met het vliegtuig
Als u de computer meeneemt in het vliegtuig, moet u op het volgende letten:
• Let in het vliegtuig op de stoel voor u. Stel de hoek van het scherm zo in dat het scherm niet klem komt te
zitten als de persoon vóór u achterover leunt.
• Vergeet niet om de computer bij het opstijgen en landen in de sluimerstand te zetten of uit te schakelen.
• Als u uw computer of draadloze services (zoals internet en Bluetooth) aan boord wilt gebruiken, informeer
dan vooraf bij de luchtvaartmaatschappij welke beperkingen er gelden en services er dienaangaande
worden verleend. Als er aan boord van het vliegtuig beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik van
draadloze functies op uw computer, moet u deze beperkingen in acht nemen.
De vliegtuigstand wordt alleen ondersteund in het besturingssysteem Windows 10. In de Vliegtuigstand
alle functies voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk om de Vliegtuigstand in te schakelen:
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Vliegtuigstand.
2. Schuif de knop Vliegmodus naar rechts om deze modus in te schakelen.
Accessoires voor op reis
Als u naar het buitenland reist, zijn de volgende items ook het overwegen waard: een juiste
netvoedingsadapter voor het land van bestemming.
Als u accessoires voor op reis wilt aanschaffen, gaat u naar:
https://www.lenovo.com/accessories
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken39
40P52 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 3.De computer uitbreiden
In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het gebruiken van hardwareapparaten om de mogelijkheden van uw
computer uit te breiden.
Opties voor de ThinkPad zoeken
Als u de mogelijkheden van uw computer wilt uitbreiden, heeft Lenovo allerlei hardwaretoebehoren en
upgrades om aan uw wensen tegemoet te komen. Onder de opties vallen geheugenmodules,
opslagapparaten, netwerkkaarten, port replicators of dockingstations, batterijen, voedingsadapters,
toetsenborden, muizen en meer.
Als u bij Lenovo wilt winkelen, gaat u naar:
https://www.lenovo.com/accessories
ThinkPad Thunderbolt 3 Workstation Dock
Het ThinkPad Thunderbolt 3 Workstation Dock zorgt ervoor dat u de computer snel en gemakkelijk kunt
aansluiten op computeraccessoires.
Overzicht van het ThinkPad Thunderbolt 3 Workstation Dock
1 Statuslampje: Het lampje in het ThinkPad-logo geeft de status van het dock aan. Het lampje brandt als
het dock ingeschakeld is (in de normale werkstand staat).
2 Audioaansluiting: Sluit hierop een hoofdtelefoon of headset met een vierpolige 3,5 mm stekker aan.
3 USB-C-aansluitingen (Thunderbolt 3-compatibel): De USB-C-aansluitingen op uw dockingstation
ondersteunen zowel de standaard USB Type-C™ als de Thunderbolt 3-technologie. Als een geschikte USBC-kabel wordt aangesloten, kunt u de aansluiting gebruiken om gegevens over te brengen, het apparaat op
te laden of het dockingstation aan te sluiten op externe beeldschermen.
4 USB 3.1 Gen 2-aansluiting: De USB 3.1 Gen 2-aansluiting, met een hogere gegevensoverdrachtssnelheid
en een hogere laadsnelheid, wordt gebruikt voor het aansluiten van USB-apparaten, zoals een USBtoetsenbord, USB-muis, USB-opslagapparaat of USB-printer.
1 Sleuf voor veiligheidsslot: Om uw dockingstation tegen diefstal te beschermen kunt u het dockingstation
aan een bureau, tafel of ander vast voorwerp vastmaken met een veiligheidskabelslot dat in de sleuf in het
dockingstation past.
Opmerking: U bent zelf verantwoordelijk voor de keuze en toepassing van het specifieke slot en andere
beveiligingsvoorzieningen. Lenovo geeft geen oordeel, commentaar of garantie met betrekking tot de
functionaliteit, kwaliteit of prestaties van het slot en de beveiligingsvoorziening. Kabelsloten voor uw product
zijn verkrijgbaar bij Lenovo op
2 Aan/uit-knop met lampje: De aan/uit-knop werkt anders in de volgende situaties:
https://www.lenovoquickpick.com/.
• Als u het dockingstation alleen op de netvoeding aansluit en niet op de computer, drukt u op deze aan/uitknop om het dockingstation in of uit te schakelen.
• Als u het dockingstation aansluit op de netvoeding en op de computer, heeft deze knop dezelfde functie
als de aan/uit-knop van de computer.
Het lampje in de aan/uit-knop toont de status van het dockingstation en van de computer:
• Uit: Het dockingstation is uit, de computer is uit of de computer staat in de sluimerstand.
• Wit: De computer staat aan.
• Wit en knippert langzaam: De computer staat in de slaapstand.
• Oranje: Het dockingstation staat aan.
3 8 USB 3.1 Gen 2-aansluiting: De USB 3.1 Gen 2-aansluiting, met een hogere
gegevensoverdrachtssnelheid en een hogere laadsnelheid, wordt gebruikt voor het aansluiten van USBapparaten, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USB-opslagapparaat of USB-printer.
Opmerking: Voor het draadloze toetsenbord of de muis wordt aanbevolen de ontvanger aan te sluiten op de
USB 3.1-aansluiting Gen 2
4 Always On USB 3.1 Gen 2-aansluiting: Voor het aansluiten van USB-compatibele apparaten of om
8a , zoals afgebeeld.
bepaalde mobiele digitale apparaten en smartphones op te laden als de computer in de slaap- of
sluimerstand staat.
5 Ethernet-poort: Sluit het dockingstation aan op een Ethernet LAN met een Ethernet-kabel.
42
P52 Gebruikershandleiding
6 DisplayPort
®
-aansluiting: Hiermee sluit u een high-performance beeldscherm, een direct-drive
beeldscherm of een ander apparaat aan dat gebruikmaakt van een DisplayPort-aansluiting.
7 HDMI-aansluitingen: Sluit een compatibel digitaal audioapparaat of digitale videomonitor zoals een HDTV
aan.
9 Netvoedingsaansluiting: Sluit de netvoedingsadapter aan.
10 Thunderbolt 3-workstationaansluiting: Sluit de Thunderbolt 3-workstationkabel aan op de computer.
Het ThinkPad Thunderbolt 3 Workstation Dock instellen
1. Sluit het ene uiteinde van de Thunderbolt 3-workstationkabel aan op de computer 1 .
2. Sluit het andere uiteinde van de Thunderbolt 3-workstationkabel aan op het dockingstation
3. Verbind de netsnoeren stevig met de netvoedingsadapters
4. Sluit de voedingsadapters aan op de netvoedingsaansluiting op het dockingstation
5. Sluit de netsnoeren aan op stopcontacten
5a en 5b .
3a en 3b .
4a en 4b .
2 .
Voordat u het dockingstation met de computer gebruikt, dient u het meest recente stuurprogramma voor het
dockingstation te installeren. U kunt dit downloaden op:
https://www.lenovo.com/support/docks
Richtlijnen voor het aansluiten van meerdere externe beeldschermen
U kunt meerdere externe beeldschermen aansluiten op het dockingstation. Om ervoor te zorgen dat alle
beeldschermen correct werken, volgt u de volgende richtlijnen en sluit u de externe beeldschermen aan op
de desbetreffende aansluitingen.
• U kunt maximaal drie externe beeldschermen tegelijk op het dockingstation aansluiten en gebruiken.
Hoofdstuk 3. De computer uitbreiden43
• De DisplayPort-aansluiting en de HDMI-aansluiting als afgebeeld kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Alleen het externe beeldscherm aangesloten op de DisplayPort-aansluiting is ingeschakeld wanneer twee
externe beeldschermen op de twee aansluitingen zijn aangesloten.
44P52 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4.Informatie over toegankelijkheid, ergonomie en
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over toegankelijkheid, ergonomie, schoonmaken en onderhoud.
Informatie voor gehandicapten
Lenovo wilt gebruikers met een gehoor- of mobiliteitsbeperking of een visuele beperking meer toegang
bieden tot informatie en technologie. In dit gedeelte vindt u informatie over de manier waarop deze
gebruikers optimaal van hun computerervaring kunnen profiteren. Voor de meest recente informatie over
toegankelijkheid gaat u naar de volgende website:
https://www.lenovo.com/accessibility
Sneltoetsen van het toetsenbord
In de volgende lijst staan sneltoetsen waarmee u uw computer gemakkelijker kunt gebruiken.
Opmerking: Afhankelijk van het toetsenbord zijn sommige van de volgende sneltoetsen mogelijk niet
beschikbaar.
• Toets met Windows-logo+U: Toegankelijkheidscentrum openen
• Acht seconden op rechter Shift-toets drukken: Filtertoetsen in- of uitschakelen
• Shift vijf keer indrukken: Plaknotitietoetsen in- of uitschakelen
• Num Lock vijf seconden indrukken: Wisseltoetsen in- of uitschakelen
• Linker Alt+Linker Shift+Num Lock: Muistoetsen in- of uitschakelen
• Linker Alt+Linker Shift+PrtScn (of PrtSc):Hoog contrast in- of uitschakelen
Ga voor meer informatie naar
volgende trefwoorden: keyboard shortcuts, key combinations, shortcut keys.
Toegankelijkheidscentrum
Met het Toegankelijkheidscentrum van het Windows-besturingssysteem kun u uw computers zo
configureren dat ze aan uw fysieke en cognitieve behoeften voldoen.
U opent het Toegankelijkheidscentrum als volgt:
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Toegankelijkheid ➙ Toegankelijkheidscentrum.
3. Kies het gewenste hulpmiddel door de aanwijzingen op het scherm te volgen.
Het Toegankelijkheidscentrum bevat doorgaans de volgende hulpprogramma's:
• Vergrootglas
Het Vergrootglas is een handig hulpmiddel dat een deel van of uw gehele scherm vergroot zodat u de
items beter kunt zien.
• Verteller
De Verteller is een schermleesprogramma dat hardop voorleest wat er op het scherm wordt weergegeven
en gebeurtenissen, zoals foutmeldingen, beschrijft.
• Schermtoetsenbord
https://windows.microsoft.com/ en voer een zoekopdracht uit met een van de
Als u liever gegevens op uw computer typt of invoert met een muis, joystick of ander aanwijsapparaat in
plaats van een echt toetsenbord te gebruiken, kunt u het Schermtoetsenbord gebruiken. Het
Schermtoetsenbord is een visueel toetsenbord met alle standaardtoetsen. U kunt toetsen selecteren met
de muis of een ander aanwijsapparaat, of u kunt erop tikken om toetsen te selecteren als uw computer
een multitouch-scherm ondersteunt.
• Hoog contrast
Hoog contrast is een functie waarmee het kleurcontrast van bepaalde tekst en afbeeldingen op het
scherm wordt verhoogd. Hierdoor zijn die items beter te onderscheiden en eenvoudiger te herkennen.
• Gepersonaliseerd toetsenbord
Pas de toetsenbordinstellingen aan om het gebruik van het toetsenbord te vereenvoudigen. U kunt het
toetsenbord bijvoorbeeld gebruiken om de aanwijzer te besturen en het invoeren van bepaalde
toetscombinaties met het toetsenbord te vereenvoudigen.
• Persoonlijke muis
Pas de muisinstellingen aan om het gebruik van de muis te vereenvoudigen. U kunt bijvoorbeeld de
weergave van de aanwijzer wijzigen en het beheer van vensters met uw muis vereenvoudigen.
Spraakherkenning
Met spraakherkenning kunt u uw computer besturen met behulp van uw stem.
Alleen al met uw stem kunt u programma's starten, menu's openen, op voorwerpen op het scherm klikken,
tekst dicteren in documenten, en e-mails schrijven en verzenden. Alles wat u doet met het toetsenbord en de
muis kunt u ook met alleen uw stem doen.
U gebruikt Spraakherkenning als volgt:
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Toegankelijkheid ➙ Spraakherkenning.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Schermleestechnologie
Schermleestechnologieën zijn hoofdzakelijk bedoeld voor programma-interfaces, Help-systemen en
verschillende online documenten. Voor aanvullende informatie over schermleesprogramma's raadpleegt u de
onderstaande bronnen:
• Het gebruik van PDF-documenten met schermleesprogramma's:
U kunt de tekst en afbeeldingen op het scherm leesbaarder maken door de schermresolutie van uw
computer aan te passen.
U past de schermresolutie als volgt aan:
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en klik vervolgens op
Beeldscherminstellingen ➙ Beeldscherm.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm.
46
P52 Gebruikershandleiding
Opmerking: Als u een te lage resolutie instelt, passen bepaalde items wellicht niet meer op het scherm.
Aanpasbare itemgrootte
U kunt de items op het scherm leesbaarder maken door de itemgrootte te wijzigen.
• Om de itemgrootte tijdelijk te wijzigen, gebruikt u het vergrootglashulpmiddel in het
Toegankelijkheidscentrum.
• U kunt de waarde van een item als volgt definitief wijzigen:
– Wijzig de grootte van alle items op het scherm.
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en klik vervolgens op
Beeldscherminstellingen ➙ Beeldscherm.
2. Wijzig de itemgrootte volgens de aanwijzingen op het scherm. In sommige toepassingen kan het
zijn dat uw configuratie mogelijk pas actief wordt nadat u zich hebt afgemeld en vervolgens weer
opnieuw hebt aangemeld.
– Wijzig de grootte van de items op een webpagina.
Houd Ctrl ingedrukt en druk vervolgens op de plustekentoets (+) om de tekst te vergroten of de
minustekentoets (–) om de tekst te verkleinen.
– Wijzig de grootte van de items op het bureaublad of in een venster.
Opmerking: Deze functie werkt mogelijk niet in alle vensters.
Als uw muis een wiel heeft, houdt u Ctrl ingedrukt en bladert u met het wieltje om de itemgrootte te
wijzigen.
Aansluitingen met industriële standaard
Uw computer beschikt over aansluitingen met industriële standaard waarop u hulpapparaten kunt aansluiten.
Documentatie in toegankelijke indelingen
Lenovo biedt elektronische documentatie in toegankelijke indelingen, zoals van tags voorziene PDFbestanden of HTML-bestanden (Hypertext Markup Language). Elektronische documentatie van Lenovo
wordt ontwikkeld om te garanderen dat slechtziende gebruikers de documentatie middels een schermlezer
kunnen lezen. Elke afbeelding in de documentatie beschikt ook over voldoende alternatieve tekst zodat
slechtziende gebruikers de afbeelding kunnen begrijpen als ze een schermlezer gebruiken.
Ergonomisch werken
Ergonomische gewoonten zijn belangrijk, niet alleen om zo veel mogelijk uit uw pc te halen, maar vooral ook
om ongemak te voorkomen. Richt uw werkplek zodanig in dat de opstelling van de apparatuur aansluit bij uw
individuele wensen en bij het soort werk dat u doet. Denk bij het werken met de computer aan uw
gezondheid, dat verhoogt uw prestaties én uw comfort.
Werken buiten een vaste kantooromgeving kan betekenen dat u zich regelmatig moet aanpassen aan een
nieuwe omgeving. Het aanpassen van lichtbronnen, een actieve zithouding en de plaatsing van de
computerhardware kunnen u helpen uw prestaties te verbeteren en meer comfort te creëren.
In dit voorbeeld wordt een persoon afgebeeld in een conventionele bureauopstelling. Ook als u niet aan een
bureau werkt, verdient het aanbeveling om deze tips zoveel mogelijk te volgen. Ontwikkel goede gewoonten
en ze zullen je goed van pas komen.
Hoofdstuk 4. Informatie over toegankelijkheid, ergonomie en onderhoud47
Algemene houding: geregeld even gaan verzitten helpt het best tegen het ongemak dat door lang in
dezelfde houding werken wordt veroorzaakt. Vaak even pauzeren is ook heel goed om kleine ongemakken
tegen te gaan die met uw werkhouding te maken hebben.
Beeldscherm: Plaats het beeldscherm op een comfortabele kijkafstand van ongeveer 510 tot 760 mm.
Vermijd reflecties van lampen of zonlicht. Maak het beeldscherm regelmatig schoon en stel de helderheid en
het contrast zo in dat u een goed beeld hebt. Druk op de toetsen voor helderheidregeling om de helderheid
van het beeldscherm aan te passen.
Stand van het hoofd: houd uw hoofd en nek in een comfortabele en neutrale (verticaal of rechtop) stand.
Stoel: gebruik een stoel met verstelbare hoogte die voldoende steun voor uw rug geeft. Stel de stoel in op de
door u gewenste stand.
De plaats van armen en handen: maak gebruik van de armsteunen, indien aanwezig, of van een deel van
het bureaublad om uw armen op te laten rusten. Houd uw onderarmen, polsen en handen in een
ontspannen, neutrale (horizontale) positie. Typ met een zachte aanslag.
Bovenbenen: houd uw bovenbenen horizontaal en zet uw voeten plat op de grond of op een voetensteun.
En onderweg?
Als u onderweg bent of in een minder 'formele' omgeving werkt, is het niet altijd mogelijk de regels voor
prettig en comfortabel werken helemaal na te leven. Probeer dan toch deze ergonomische tips zoveel
mogelijk in acht te nemen. Een juiste houding en gebruik van adequate verlichting zijn uitermate belangrijk
voor uw werktempo, maar ook voor uw comfort. Als u buiten kantoor werkt, let dan extra goed op dat u een
actieve zithouding hebt en regelmatig pauze neemt. Er zijn veel verschillende ThinkPad-opties verkrijgbaar
waarmee u de computer precies aan uw wensen kunt aanpassen. U kunt een aantal van deze opties vinden
op
https://www.lenovo.com/accessories. Bekijk uw opties voor dockingoplossingen en randapparaten die u
de gewenste flexibiliteit en aanpassingsmogelijkheden kunnen bieden.
Vragen op visueel gebied?
De beeldschermen van ThinkPad-notebookcomputers zijn speciaal ontworpen om aan de hoogste eisen te
voldoen. Deze beeldschermen bieden u een duidelijk beeld en een grote, heldere schermen die goed
leesbaar en oogvriendelijk zijn. Het langere tijd geconcentreerd naar het beeldscherm kijken kan vermoeiend
zijn. Als u vragen hebt over vermoeide ogen of ander visueel ongemak, raadpleeg dan een opticien of
oogarts.
Reiniging en onderhoud
Met de juiste zorg en het juiste onderhoud kunt u op uw computer vertrouwen. De volgende onderwerpen
bevatten informatie om u te helpen uw computer in optimale conditie te houden.
48
P52 Gebruikershandleiding
Basisonderhoudstips
Houd u aan de volgende richtlijnen om uw computer optimaal te laten functioneren:
• Bewaar het verpakkingsmateriaal buiten bereik van kinderen, om het gevaar van verstikking in de plastic
zak te voorkomen.
• Houd de computer op minimaal 13 cm afstand van magneten, actieve mobiele telefoons, elektrische
apparaten en luidsprekers.
• Stel de computer niet bloot aan te lage of te hoge temperaturen (onder 5 °C of boven 35 °C).
• Leg nooit iets tussen het beeldscherm en het toetsenbord of de polssteun (ook geen papier).
• Het LCD-scherm is bedoeld om te worden geopend en gebruikt bij een hoek van iets meer dan 90 graden.
Open het LCD-scherm niet verder dan 180 graden. Doet u dat toch, dan kan het scharnier van de
computer beschadigd raken.
• Draai uw computer niet om wanneer de netvoedingsadapter is aangesloten omdat anders de adapterplug
kan afbreken.
• Voordat u de computer verplaatst, moet u alle verwisselbare opslagmedia verwijderen, alle aangesloten
apparatuur uitschakelen en alle kabels en snoeren ontkoppelen.
• Als u de computer in geopende toestand optilt, houd hem dan bij de onderkant vast. Til de computer nooit
op aan het LCD-scherm.
• De computer mag alleen uit elkaar worden gehaald en gerepareerd door een geautoriseerde ThinkPadonderhoudstechnicus.
• Rommel niet met de grendels van het beeldscherm om het scherm open of dicht te houden.
• Voorkom dat de computer en de randapparatuur rechtstreeks wordt blootgesteld aan lucht die afkomstig
is van een apparaat dat negatieve ionen kan produceren. Zorg waar mogelijk voor een goede aarding van
de computer, zodat statische elektriciteit op een veilige manier kan worden afgevoerd.
De computer schoonmaken
Het is een goede gewoonte om de computer regelmatig schoon te maken. Zo beschermt u de oppervlakken
en voorkomt u storingen.
De computerkap schoonmaken: Maak de kap schoon met een pluisvrije doek die in milde zeep en water is
bevochtigd. Breng geen vloeistoffen rechtstreeks op de kap aan.
Het toetsenbord schoonmaken: Maak de toetsen een voor een schoon met een pluisvrije doek die in milde
zeep en water is bevochtigd. Als u meerdere toetsen tegelijk probeert schoon te maken, kan de doek achter
een aangrenzende toets blijven haken, waardoor de toets beschadigd kan raken. Sproei geen
reinigingsmiddel rechtstreeks op het toetsenbord. Als u stof of kruimels onder de toetsen wilt verwijderen,
kunt u gebruikmaken van een cameraborsteltje met blower of koude lucht van een haardroger.
Het computerbeeldscherm schoonmaken: Krassen, vet, stof, chemische producten en ultraviolet licht
kunnen de prestaties van het beeldscherm negatief beïnvloeden. Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon
met een zachte, pluisvrije doek. Als u een kras op het scherm ziet, kan het een vlek zijn. Wrijf de vlek
voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Als de vlek niet verdwijnt, bevochtigt u een zachte, stofvrije
doek met water of een reinigingsmiddel voor brillen. Breng niet rechtstreeks vloeistoffen op het beeldscherm
aan. Zorg ervoor dat het scherm droog is voordat u het scherm sluit.
Hoofdstuk 4. Informatie over toegankelijkheid, ergonomie en onderhoud49
50P52 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5.Beveiliging
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u uw computer beschermt tegen gebruik door onbevoegden.
Wachtwoorden gebruiken
In dit onderwerp vindt u informatie over het gebruik van het systeemwachtwoord, het supervisorwachtwoord
en het vaste-schijfwachtwoord.
Inleiding tot wachtwoorden
U kunt voorkomen dat uw computer ongeoorloofd wordt gebruikt door een wachtwoord te gebruiken. Als u
een wachtwoord hebt ingesteld, verschijnt elke keer als u de computer inschakelt een prompt voor het
wachtwoord. Geef uw wachtwoord op achter de prompt. Als u niet het juiste wachtwoord opgeeft, kunt u de
computer niet gebruiken.
Als u een systeemwachtwoord, een beheerderswachtwoord of een vaste-schijfwachtwoord hebt ingesteld,
wordt het station automatisch ontgrendeld wanneer de computer wordt hervat uit de sluimerstand.
Opmerking: Als u een Windows-wachtwoord hebt ingesteld, wordt u gevraagd dit wachtwoord in te voeren
als de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
Systeemwachtwoord
U kunt een systeemwachtwoord instellen om uw computer te beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Als u een systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt u telkens als u de computer aanzet, gevraagd om dat
wachtwoord te typen. Om de computer te kunnen gebruiken, moet u het juiste wachtwoord invoeren.
Wanneer dit pictogram
supervisorwachtwoord.
Supervisorwachtwoord
Het supervisorwachtwoord beveiligt de systeeminformatie die is opgeslagen in het programma ThinkPad
Setup. Het biedt de volgende bescherming:
• Als er alleen een supervisorwachtwoord is ingesteld, wordt u om dit wachtwoord gevraagd zodra u
probeert het programma ThinkPad Setup te starten. Niet-geautoriseerde gebruikers kunnen de meeste
systeemconfiguratieopties in het programma ThinkPad Setup niet wijzigen zonder het wachtwoord.
• De systeembeheerder kan met het supervisorwachtwoord toegang krijgen tot een computer, zelfs
wanneer de gebruiker van de computer een systeemwachtwoord heeft ingesteld. Het
supervisorwachtwoord gaat namelijk vóór het systeemwachtwoord.
• Om het beheer te vereenvoudigen, kan de systeembeheerder op meerdere ThinkPad-notebookcomputers
hetzelfde supervisorwachtwoord instellen.
Vaste-schijfwachtwoorden
Als u een vaste-schijfwachtwoord instelt, voorkomt u dat onbevoegden toegang tot de gegevens op het
vaste-schijfstation kunnen krijgen. Als er een vaste-schijfwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u
zich toegang tot het vaste-schijfstation verschaft, gevraagd een geldig wachtwoord te typen.
wordt weergegeven, typt u het systeemwachtwoord of het
Voor het opslagstation zijn twee soorten wachtwoorden waarmee de opgeslagen informatie beschermd kan
worden:
• Gebruikerswachtwoord
Als er wel een gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf is ingesteld maar geen masterwachtwoord is
ingesteld, moet het vaste-schijfwachtwoord van de gebruiker worden ingevoerd om toegang te krijgen tot
de bestanden en toepassingen op het opslagstation.
• Masterwachtwoord voor de vaste schijf
Het masterwachtwoord voor de vaste schijf vereist ook een gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf.
Het master hard disk password wordt ingesteld en gebruikt door een systeembeheerder. Met het
masterwachtwoord heeft de systeembeheerder, net als met een mastersleutel, toegang tot alle
opslagstations in een netwerk. De beheerder stelt het masterwachtwoord in en kent vervolgens op iedere
computer in het netwerk een gebruikerswachtwoord toe. De gebruiker kan dit gebruikerswachtwoord
vervolgens zelf wijzigen. De systeembeheerder heeft via het masterwachtwoord nog steeds toegang tot
de vaste schijf.
Wanneer een masterwachtwoord voor de vaste schijf is ingesteld, kan dit alleen door een
systeembeheerder worden verwijderd.
Wanneer dit pictogram
om een masterwachtwoord voor de vaste schijf te typen. Wanneer het pictogram verandert in
een masterwachtwoord voor de vaste schijf. Als u wilt terugkeren naar het
Tips over het gebruik van hard disk passwords:
• U kunt de minimumlengte voor een vaste schijfwachtwoord instellen.
• Als u een vaste-schijfwachtwoord van meer dan zeven tekens instelt, kan het opslagstation alleen worden
gebruikt met een computer die een vaste-schijfwachtwoord van meer dan zeven tekens kan herkennen.
Als u vervolgens het opslagstation installeert in een computer die geen vaste-schijfwachtwoord van meer
dan zeven tekens kan herkennen, kunt u geen toegang krijgen tot het station.
Opmerkingen: De eDrive-opslagstations of opslagstations die voldoen aan TCG Opal (Trusted Computing
Group), bieden eigen versleutelingsfuncties om uw gegevens te beveiligen.
• Als een opslagstation conform TCG Opal en een TCG Opal-beheersoftwareprogramma zijn geïnstalleerd
en de TCG Opal-beheersoftware is geactiveerd, is het vaste-schijfwachtwoord niet beschikbaar.
• Als er een eDrive-opslagstation op de computer is geïnstalleerd en het Windows 10-besturingssysteem
vooraf op de computer is geïnstalleerd, is het vaste-schijfwachtwoord niet beschikbaar.
wordt afgebeeld, typt u een hard disk password voor de gebruiker. Druk op F1
typt u
, drukt u nogmaals op F1.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of verwijderen
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer met behulp van de pijltoetsen Security ➙ Password.
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Power-on Password, Supervisor Password of Hard disk x Password.
4. Volg de instructies op het scherm om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen.
52
P52 Gebruikershandleiding
Noteer alle wachtwoorden en bewaar ze op een veilige plaats. Als u een van uw wachtwoorden vergeet,
vallen eventuele vereiste herstelbewerkingen niet onder de garantie.
Wat u moet doen als u het power-on-wachtwoord vergeet
Als u het power-on-wachtwoord vergeet, doet u het volgende om het power-on password te verwijderen:
• Als u een beheerderswachtwoord hebt ingesteld en onthouden:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt onmiddellijk op F1.
2. Typ het beheerderswachtwoord om het UEFI BIOS-menu te openen.
3. Selecteer Security ➙ Password ➙ Power-On Password met behulp van de pijltoetsen.
4. Typ het huidige beheerderswachtwoord in het veld Enter Current Password. Vervolgens laat u het
veld Enter New Password leeg en drukt u tweemaal op Enter.
5. Tik in het venster Changes have been saved op Enter.
6. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het UEFI BIOS-menu af te sluiten.
• Als u geen beheerderswachtwoord hebt, moet u contact opnemen met een door Lenovo geautoriseerde
serviceprovider om het systeemwachtwoord te verwijderen.
Wat u moet doen als u het harde schijfwachtwoord vergeet
Als u uw gebruikerswachtwoord vergeet of zowel het gebruikerswachtwoord als het masterwachtwoord
vergeet, kan Lenovo die wachtwoorden niet resetten en kunnen de gegevens op het opslagstation niet meer
worden benaderd. Neem contact op met een Lenovo geautoriseerde serviceprovider om het opslagstation te
laten vervangen. Er worden kosten voor de onderdelen en service in rekening gebracht. Als het opslagstation
een CRU (Customer Replaceable Unit) is, kunt u ook contact opnemen met Lenovo om een nieuw
opslagstation aan te schaffen om zelf het oude exemplaar te vervangen. Zie Hoofdstuk 10 'Apparaten
vervangen' op pagina 103 om te controleren of het opslagstation een CRU is en wat de
vervangingsprocedure is.
Wat u moet doen als u het beheerderswachtwoord vergeet
Als u uw supervisorwachtwoord vergeet, is er geen serviceprocedure om het wachtwoord te verwijderen.
Neem contact op met een Lenovo geautoriseerde serviceprovider om de systeemplaat te laten vervangen. Er
worden kosten voor de onderdelen en service in rekening gebracht.
Beveiliging van de vaste schijf
Als u de computer wilt beschermen tegen onbevoegde aanvallen op de beveiliging, raadpleegt u de
volgende tips om de beveiliging te verbeteren:
• Stel een systeemwachtwoord en een hard disk password in. Omwille van de veiligheid wordt u
geadviseerd een langer wachtwoord in te stellen.
• Het vaste-schijfstation dat in de computer is ingebouwd, kan door UEFI BIOS worden beschermd. Om het
UEFI BIOS op een betrouwbare manier te beveiligen, moet u de beveiligings-chip en een
beveiligingsprogramma gebruiken in combinatie met de TPM-beheerfunctie (Trusted Platform Module).
Zie 'De beveiligingschip instellen' op pagina 54.
• Als er in uw computer een opslagstation met schijfversleuteling is geïnstalleerd, zorg er dan voor dat de
inhoud van het computergeheugen afdoende is beschermd tegen toegang door onbevoegden. U kunt
hiervoor software voor stationsversleuteling gebruiken, bijvoorbeeld Microsoft Windows BitLocker
stationsversleuteling.
• Voordat u een computer van de hand doet, op welke manier dan ook, wist u de daarop opgeslagen
gegevens. Meer informatie vindt u in 'Gegevens verwijderen van een opslagstation' op pagina 57.
®
-
Hoofdstuk 5. Beveiliging53
Windows BitLocker-stationsversleuteling gebruiken
Om te helpen de computer te beschermen tegen toegang door onbevoegden gebruikt u software voor
bestandsversleuteling, zoals Windows BitLocker Drive Encryption.
Windows BitLocker-stationsversleuteling (hierna Bitlocker genoemd) is een beveiligingsfunctie die in
sommige versies van het Windows-besturingssysteem is geïntegreerd. U kunt deze functie gebruiken voor
het beveiligen van het besturingssysteem en de gegevens die op uw computer zijn opgeslagen, zelfs als die
is zoek geraakt of is gestolen. BitLocker kan alle gebruikers- en systeembestanden versleutelen, inclusief de
wissel- en slaapstandbestanden.
BitLocker gebruikt de TMP voor een betere beveiliging van uw gegevens en zorgt ervoor dat de integriteit
van de early boot-component blijft behouden. Een compatibele TPM wordt gedefinieerd als een V2.0 TPM.
Als u de status van BitLocker wilt controleren, gaat u naar het Configuratiescherm, geeft u het
Configuratiescherm op categorie weer en klikt u op Systeem en beveiliging ➙ BitLocker- stationsversleuteling.
Voor meer informatie over Windows BitLocker-stationsversleuteling gaat u naar het Help-informatiesysteem
van het Windows-besturingssysteem of zoekt u op de website van Microsoft naar Microsoft Windows
BitLocker Drive Encryption Step-by-Step Guide.
Vaste-schijf- en SSD-station met (schijf) versleuteling
Enkele modellen bevatten een vaste-schijfstation, SSD-station of hybride station met (schijf)versleuteling.
Met deze versleutelingstechnologie kunt u de computer beter beschermen tegen beveiligingsaanvallen op
media-, NAND-flash- of apparaatcontrollers door gebruik te maken van een hardwareversleutelingschip.
Voor een efficiënt gebruik van de versleutelingsfunctie stelt u een vaste-schijfwachtwoord voor het interne
opslagstation in.
De beveiligingschip instellen
Voor netwerkclients die elektronisch vertrouwelijke informatie overbrengen, gelden strenge
beveiligingsvereisten. Afhankelijk van de opties die u hebt besteld, kan het zijn dat uw computer is uitgerust
met een ingebouwde beveiligingschip (een cryptografische microprocessor). Met het beveiligings-chip kunt u
het volgende doen:
• Bescherming van de gegevens en het systeem
• Uitbreiding van de toegangscontrole
• Beveiliging van de communicatie
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
U stelt als volgt een item in het submenu Security Chip in:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer met behulp van de cursortoetsen Security ➙ Security Chip.
3. Druk op Enter. Het submenu Security Chip wordt geopend.
4. Ga met behulp van de cursortoetsen naar de optie die u wilt instellen. Als de geaccentueerd is, drukt u
op Enter.
5. Stel andere gewenste opties in.
6. Druk op F10. Het venster Setup Confirmation wordt geopend. Selecteer Yes om de
configuratiewijzigingen op te slaan en af te sluiten.
54
P52 Gebruikershandleiding
Opmerkingen:
• Het supervisorwachtwoord moet zijn ingesteld in het programma ThinkPad Setup. Als dit niet het geval is,
kan iedereen zomaar de instellingen voor de beveiligingschip wijzigen.
• Wanneer u de beveiligingschip wist, zet u de computer uit en daarna weer aan nadat u de beveiligingschip
hebt ingesteld op Active. Anders wordt de optie Clear Security Chip niet weergegeven.
De vingerafdruklezer gebruiken
Afhankelijk van het model kan uw computer worden geleverd met een vingerafdruklezer.
Vingerafdrukverificatie kan uw wachtwoorden, zoals het Windows-wachtwoord, een systeemwachtwoord en
het vaste-schijfwachtwoord vervangen. Op deze manier kunt u zich eenvoudig en veilig op uw computer
aanmelden.
Uw vingerafdrukken registreren
Om vingerafdrukverificatie in te schakelen moet u uw vingerafdrukken eerst registreren. Tijdens de
inschrijving worden de vingerafdrukken automatisch gekoppeld aan het Windows-wachtwoord. U wordt
aangeraden meer dan één vingerafdruk te registreren in geval van eventueel letsel aan een van uw vingers.
Ga als volgt te werk om uw vingerafdrukken te registreren:
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Accounts ➙ Aanmeldingsopties.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om de inschrijving te voltooien.
Uw vinger scannen
Tik op de vingerafdruklezer met het bovenste vingerkootje om uw vinger te scannen en houd uw vinger een
of twee seconden op de lezer. Gebruik niet teveel druk. Vervolgens tilt u de vinger op om één scan te
voltooien.
Indicatielampje van de vingerafdruklezer
Hoofdstuk 5. Beveiliging55
1 Uit: De vingerafdruklezer is niet klaar om op te tikken.
2 Wit, continu brandend: De vingerafdruklezer is klaar om op te tikken.
3 Oranje, knipperend: De vingerafdruk kan niet worden geverifieerd.
Uw vingerafdrukken aan het systeemwachtwoord en vaste-schijfwachtwoord koppelen
Als u uw vingerafdrukken aan uw systeemwachtwoord en vaste-schijfwachtwoord wilt koppelen, gaat u als
volgt te werk om handmatig een verbinding te maken:
1. Zet de computer uit en daarna weer aan.
2. Scan uw vinger op de vingerafdruklezer op het moment dat hierom wordt gevraagd.
3. Voer uw systeemwachtwoord, harde-schijfwachtwoord of beide (zoals vereist) in. De verbinding is tot
stand gebracht.
Als u de computer opnieuw start, kunt u uw vingerafdrukken gebruiken om u op de computer aan te melden
zonder dat u uw Windows-wachtwoord, systeemwachtwoord of vaste-schijfwachtwoord hoeft in te voeren.
Ga naar het programma ThinkPad Setup als u de instellingen wilt wijzigen. Zie 'Het programma ThinkPad
Setup gebruiken' op pagina 61.
De vingerafdruklezer onderhouden
De volgende acties kunnen ertoe leiden dat de vingerafdruklezer beschadigd raakt of dat de lezer niet meer
goed werkt:
• Krassen op het oppervlak van de lezer met een hard, gepunt voorwerp
• Over het oppervlak van de lezer schuren met uw nagel of een hard voorwerp
• Aanraken of gebruiken van de lezer met een verontreinigde vinger
In de volgende situaties maakt u het oppervlak van de lezer voorzichtig schoon met een droge, zachte,
vezelvrije doek:
• Als het oppervlak van de lezer vuil of gevlekt is.
• Het oppervlak van de lezer is nat.
• De lezer slaagt er vaak niet in uw vingerafdruk te herkennen.
In de volgende gevallen kunt u uw vinger mogelijk niet gebruiken voor vastleggen en verifiëren van uw
vingerafdruk:
• Als uw vinger gerimpeld is.
• Als uw vinger ruw, droog of verwond is.
• Als er vlekken (aarde, olie etc.) op de vinger zitten.
• Als de huid van uw vinger anders is dan op het moment waarop u uw vingerafdruk hebt geregistreerd.
• Als de vinger nat is.
• De vinger die u momenteel gebruikt is nog niet geregistreerd.
Om dit te verbeteren, kunt u het volgende proberen:
• Maak uw handen schoon, om vuil en vocht van uw vingers te verwijderen.
• Registreer een andere vinger voor verificatie.
56
P52 Gebruikershandleiding
Gegevens verwijderen van een opslagstation
Sommige gegevens die op het opslagstation zijn opgeslagen, kunnen gevoelig zijn. Als u uw computer van
de hand doet zonder de geïnstalleerde software te verwijderen, zoals het besturingssysteem en de
programma's, handelt u mogelijk ook in strijd met de licentieovereenkomsten. Zorg ervoor dat u opgeslagen
gegevens op het opslagstation verwijdert voordat u uw computer wegdoet, verkoopt of van de hand doet.
U kunt de volgende methodes gebruiken om gegevens te verwijderen van het opslagstation:
• Verplaats de gegevens naar de prullenbak en maak de prullenbak leeg.
• Formatteer het opslagstation met de software om het station te initialiseren.
• Gebruik het door Lenovo verstrekte herstelprogramma om de fabrieksinstellingen van het opslagstation
terug te zetten.
Deze methoden wijzigen echter alleen de bestandslocatie van de gegevens. De gegevens zelf worden niet
gewist. De gegevens zijn er nog steeds, hoewel het lijkt alsof ze gewist zijn. Met behulp van speciale
software voor gegevensherstel kunnen de gegevens vaak nog worden gelezen. Het risico bestaat dus dat
kwaadwillende personen gevoelige gegevens op opslagstations gebruiken voor ongewenste doeleinden.
Om misbruik van gegevens te voorkomen is het van groot belang dat u alle gegevens van het vasteschijfstation wist, voordat u de computer van de hand doet. U kunt de gegevens fysiek vernietigen door de
vaste-schijfstation met een hamer defect te maken of u kunt de gegevens met een sterke magneet
onleesbaar maken. Wij raden echter aan om commerciële software of betaalde services te gebruiken die
voor dat doel zijn ontwikkeld. Het proces kan meerdere uren duren.
Voor het vernietigen van gegevens op het SSD-station levert Lenovo het hulpprogramma Drive Erase Utility
for Resetting the Cryptographic Key and Erasing the Solid State Drive.
Sommige computers ondersteunen mogelijk een vaste-schijfstation met schijfversleuteling of een SSDstation met versleuteling en hebben een dergelijk station geïnstalleerd. U kunt alle gegevens op de vaste
schijf logisch en snel verwijderen door de codeersleutel (of cryptografische sleutel) te wissen. De gegevens
die met deze sleutel waren beveiligd, worden niet fysiek gewist en blijven gewoon op het station aanwezig,
maar zonder de sleutel kunnen ze niet meer worden gedecodeerd ('decrypted'). Deze functie is ook
beschikbaar in het hulpprogramma Drive Erase Utility for Resetting the Cryptographic Key and Erasing the
Solid State Drive.
Firewalls gebruiken
Als er op uw computer vooraf een firewall-programma is geïnstalleerd, beschermt dit programma uw
computer tegen aanvallen vanuit internet, tegen toegang door onbevoegden, inbreuk of uw privacy. Het
beschermt bovendien uw privacy.
Meer informatie over het gebruik van het firewallprogramma vindt u in het Help-systeem bij het programma.
Gegevens beschermen tegen virussen
Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op uw computer geplaatst en biedt u een gratis
abonnement van 30 dagen aan. Na die 30 dagen moet u de licentie vernieuwen om updates voor de
antivirussoftware te blijven ontvangen.
Meer informatie over uw antivirussoftware vindt u in het Help-systeem van die software.
Hoofdstuk 5. Beveiliging57
58P52 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6.Geavanceerde configuratie
In dit hoofdstuk krijgt u informatie voor het verder configureren van de computer:
Het besturingssysteem Windows 10 installeren
In sommige gevallen moet u mogelijk een nieuw besturingssysteem installeren. In dit onderwerp vindt u
instructies voor het installeren van een Windows 10-besturingssysteem.
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
Attentie:
• Wij raden u aan uw besturingssysteem bij te werken via officiële kanalen. Een onofficiële update kan
beveiligingsrisico's veroorzaken.
• Wanneer u een nieuw besturingssysteem installeert, worden alle gegevens op het interne opslagstation
verwijderd, inclusief de gegevens die in verborgen mappen zijn opgeslagen.
Ga als volgt te werk om het Windows 10-besturingssysteem te installeren:
1. Zorg ervoor dat u de beveiligings-chip hebt ingesteld op TPM 2.0. Meer informatie vindt u in 'De
beveiligingschip instellen' op pagina 54.
2. Voor computermodellen die de Intel Optane-technologie ondersteunen, start u het programma ThinkPad
Setup en selecteert u Config ➙ Storage ➙ Controller Mode. Zorg dat RST mode is geselecteerd.
3. Verbind het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat met de computer.
4. Start het programma ThinkPad Setup. Zie 'Het programma ThinkPad Setup gebruiken' op pagina 61.
5. Selecteer Startup ➙ Boot om het submenu Boot Priority Order weer te geven.
6. Selecteer het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat, bijvoorbeeld
USB HDD. Druk vervolgens op Esc.
7. Selecteer Restart en zorg ervoor dat OS Optimized Defaults is ingeschakeld. Druk vervolgens op F10
om de instellingen op te slaan en het ThinkPad Setup-programma af te sluiten.
8. Volg de aanwijzingen op het scherm om de apparaatstuurprogramma's en de benodigde programma's
te installeren. Zie 'Stuurprogramma's installeren' op pagina 60.
9. Na de installatie van de stuurprogramma's past u Windows Update toe om de nieuwste modules zoals
de beveiligingspatches op te halen.
10. Installeer de gewenste Lenovo-programma's. Voor informatie over Lenovo-programma's raadpleegt u
'Lenovo-programma's' op pagina 15.
Opmerking: Na de installatie van het besturingssysteem, moet u de eerste instelling van UEFI/Legacy Boot
niet wijzigen in het programma ThinkPad Setup. Doet u dat wel, dan start het besturingssysteem niet correct
op.
Voor computermodellen die de Intel Optane-technologie ondersteunen kunt u het Intel Optane-geheugen als
volgt inschakelen:
1. Ga naar
Technology) met stuurprogramma op uw computer.
https://support.lenovo.com. Download en installeer de iRST-console (Intel Rapid Storage
®
Optane™-geheugen en volg de instructies op het scherm om het geheugen in te
Wanneer u het besturingssysteem Windows 10 installeert, hebt u mogelijk een van de volgende land- of
regiocodes nodig:
Land of regio
Vaste land van ChinaSC
DenemarkenDKNoorwegen
FinlandFISpanjeSP
FrankrijkFRZweden
Duitsland
ItaliëIT
JapanJP
Code
GR
Land of regio
NederlandNL
Taiwan en Hongkong
Verenigde StatenUS
Code
NO
SV
TC
Stuurprogramma's installeren
Stuurprogramma's zijn programma's met instructies voor het besturingssysteem die aangeven hoe een
bepaald hardwareonderdeel moet werken of moet worden bestuurd. Alle hardwarecomponenten op uw
computer hebben een eigen stuurprogramma. Als u een nieuwe component toevoegt, moet het
besturingssysteem worden geïnstrueerd over de manier waarop dat hardwareonderdeel moet worden
bestuurd. Vervolgens kunt u het stuurprogramma installeren waardoor het besturingssysteem de
hardwarecomponent herkent en kan gebruiken.
Opmerking: Een stuurprogramma is een programma, zoals alle andere bestanden op uw computer en het is
dan ook gevoelig voor beschadiging. Als het bestand beschadigd is, kan het zijn dat het niet goed meer
functioneert.
Het is niet altijd nodig om de meest recente stuurprogramma's te downloaden. U moet het meest recente
stuurprogramma voor een bepaalde component echter wel downloaden wanneer u merkt dat die component
niet goed meer werkt of wanneer u een nieuwe component installeert. Met deze actie kan wellicht de
mogelijkheid worden uitgesloten dat het probleem door het stuurprogramma wordt veroorzaakt.
De nieuwste stuurprogramma's van de website downloaden
U kunt als volgt bijgewerkte stuurprogramma's ophalen van de website Lenovo Support en deze
stuurprogramma's installeren:
1. Ga naar
https://support.lenovo.com.
2. Selecteer de invoer voor de computer en volg de aanwijzingen op het scherm om de benodigde
software te downloaden en te installeren.
De nieuwste stuurprogramma's downloaden met Lenovo Vantage
De functie voor systeemupdates van Lenovo Vantage helpt u de software op uw computer up-to-date te
houden. Op de servers van Lenovo worden updatepakketten beschikbaar gesteld, deze kunnen worden
gedownload vanaf de website van Lenovo Support. De updatepakketten kunnen volledige programma's,
stuurprogramma's, UEFI BIOS-flashes of andere updates van de software bevatten. Wanneer Lenovo
Vantage verbinding maakt met de ondersteuningswebsite van Lenovo, herkent het programma automatisch
de volgende informatie en bepaalt het welke updates voor uw computer beschikbaar zijn:
• Machinetype en computermodel
• Geïnstalleerde besturingssysteem
• Taal van het besturingssysteem
60
P52 Gebruikershandleiding
Vervolgens geeft het programma Lenovo Vantage een lijst met updatepakketten weer, waarbij voor elk
pakket wordt aangegeven of het cruciaal, aanbevolen of optioneel is; op basis daarvan kunt u het belang van
elke update inschatten. U kunt helemaal zelf bepalen welke updates u wilt downloaden en installeren. Nadat
u de gewenste updatepakketten hebt geselecteerd, downloadt en installeert Lenovo Vantage automatisch de
updates.
Lenovo Vantage is op uw computer vooraf geïnstalleerd en klaar voor gebruik. De enige voorwaarde is dat u
verbinding hebt met internet. U kunt het programma handmatig starten, maar er is ook een planningsfunctie
beschikbaar waarmee u het programma op gezette tijden automatisch kunt laten zoeken naar updates. U
kunt geplande updates ook vooraf definiëren om op de cruciale ernst van het probleem te zoeken, zodat de
lijst alleen die updates bevat die u nodig hebt.
Meer informatie over het gebruik van Lenovo Vantage vindt u in het Help-systeem van het programma.
Het programma ThinkPad Setup gebruiken
Met het programma ThinkPad Setup kunt u de instellingen van uw voorkeur voor uw computer selecteren
door het BIOS te configureren.
ThinkPad Setup configureren
In het menu van het programma ThinkPad Setup worden meerdere items over de systeemconfiguratie
weergegeven.
Attentie: De standaardconfiguraties zijn in de fabriek al voor u gekozen. Verkeerde wijzigingen van de
configuraties kunnen onverwachte gevolgen hebben.
Ga als volgt te werk om ThinkPad Setup te configureren:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1. Het programma ThinkPad
Setup start.
Opmerking: Als u een supervisorwachtwoord moet invoeren, voert u het juiste wachtwoord in. U kunt
ook op Enter drukken om de wachtwoordvraag over te slaan en het ThinkPad Setup-programma te
starten. Als u het wachtwoord niet invoert kunt u de configuraties die door het supervisorwachtwoord
worden beschermd, niet wijzigen.
2. Selecteer een tabblad met de pijltoetsen of zoek met de pijltoetsen naar een item en druk op Enter om
dit te selecteren. Het ondersteunde submenu wordt nu weergegeven.
3. De standaardwaarden zijn vetgedrukt. U kunt als volgt de waarde van een item instellen:
• Druk op F6 op de waarde te verhogen.
• Druk op F5 op de waarde te verlagen.
4. Druk u op de Esc-knop om het submenu af te sluiten en terug te keren naar het hoofdmenu. Gebruik
vervolgens dezelfde, hiervoor genoemde methode om andere configuraties te wijzigen.
5. Als de configuratie is voltooid, drukt u op F10 om de wijzigingen op te slaan en het programma af te
sluiten. U kunt ook het tabblad Restart in het menu ThinkPad Setup selecteren en uw computer via een
van de volgende opties opnieuw opstarten.
U kunt op F9 drukken om de standaardinstellingen te herstellen.
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie61
De opstartvolgorde wijzigen
In bepaalde gevallen moet u de opstartvolgorde wijzigen zodat de computer wordt opgestart vanaf het
gewenste apparaat als dit wordt gestart. Lees dit onderwerp voor meer informatie over hoe u de volgorde
voor het opstarten van de computer kunt wijzigen.
Attentie:
• Nadat u de opstartvolgorde hebt gewijzigd, moet u het juiste apparaat opgeven bij het maken van een
kopie, bij het opslaan van bestanden of bij het formatteren. Als u het verkeerde apparaat selecteert,
kunnen de gegevens op dat apparaat worden gewist of overschreven.
• Als u de Windows BitLocker Drive Encryption-functie gebruikt en uw computer heeft een Trusted Platform
Module, moet u de opstartvolgorde niet wijzigen. BitLocker Drive Encryption vergrendelt de computer
wanneer de wijziging van de opstartvolgorde wordt gedetecteerd.
Om de opstartvolgorde te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1. Open het programma ThinkPad Setup en selecteer Startup ➙ Boot. Druk vervolgens op Enter. De lijst
met de volgorde van apparaten wordt nu weergegeven.
2. Stel de gewenste opstartvolgorde in.
3. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het systeem opnieuw op te starten.
U kunt de opstartvolgorde tijdelijk wijzigen door het volgende te doen:
1. Zet de computer uit.
2. Zet de computer aan. Druk zodra het logoscherm verschijnt op de toets F12.
3. Selecteer het apparaat waarvan u de computer wilt opstarten. Druk vervolgens op Enter.
Opmerking: Het menu Boot wordt weergegeven als de computer niet kan worden opgestart vanaf een
apparaat of als het besturingssysteem niet kan worden gevonden.
De UEFI BIOS bijwerken
De UEFI BIOS is het eerste programma dat op de computer wordt uitgevoerd wanneer de computer aan
staat. Met het UEFI BIOS worden de hardware-onderdelen geïnitialiseerd en worden het besturingssysteem
en andere programma´s geladen.
Wanneer u een nieuw programma, een stuurprogramma of een hardwareonderdeel installeert, wordt u
mogelijk gevraagd het UEFI BIOS bij te werken. U kunt het UEFI BIOS bijwerken door uw computer op te
starten vanaf een flash-updateschijf of een programma voor flash-updates die in de Windows-omgeving kan
worden uitgevoerd.
Hier volgen de vereisten voor flash-updates:
• De computer moet zijn opgestart vanaf het LAN.
• De computer moet zijn opgestart via de Preboot eXecution Environment (PXE).
• Er moet een netwerkbeheerprogramma op de computer van de netwerkbeheerder zijn geïnstalleerd.
Ga voor instructies over het bijwerken van het UEFI BIOS naar
https://support.lenovo.com.
BIOS-menu
In dit onderwerp komen de volgende BIOS-menu's van uw computer aan de orde:
• Menu Main
• Menu Config
62
P52 Gebruikershandleiding
• Menu Date/Time
• Menu Security
• Menu Startup
• Menu Restart
Opmerking: Afhankelijk van het model en het besturingssysteem kunnen de menuopties en de
standaardwaarde zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Menu Main
Wanneer u het programma ThinkPad Setup start, ziet u eerst het menu Main:
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
• UEFI BIOS Version
• UEFI BIOS Date
• Embedded Controller Version
• ME Firmware Version
• Machine Type Model
• System-unit serial number
• System board serial number
• Asset Tag
• CPU Type
• CPU Speed
• Installed Memory
• UUID
• MAC Address (Internal LAN)
• Preinstalled operating system license
• UEFI Secure Boot
• OA3 ID
• OA2
Menu Config
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
Network
• Wake On LAN
Waarden: Disabled, AC only, AC and Battery
Beschrijving: De netwerkbeheerder kan een computer inschakelen vanaf een beheerconsole door gebruik
te maken van de functie Wake on LAN. Als u AC Only selecteert, is de functie Wake on LAN alleen
ingeschakeld, wanneer de netvoedingsadapter is aangesloten. Als u AC and Battery selecteert, is Wake
on LAN ingeschakeld bij elke voedingsbron.
Opmerkingen:
– Het gebruik van netvoeding is vereist voor bestandscodetype (magic) Wake on LAN.
– Wanneer er een hard disk password is ingesteld, werkt de functie Wake on LAN niet.
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie63
• Wake On LAN from Dock
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Het in- of uitschakelen van de functie Wake On LAN from Dock wanneer het ThinkPad USB-
C Dock of het ThinkPad Thunderbolt 3 Workstation Dock is aangesloten.
Opmerking: Wanneer er een hard disk password is ingesteld, werkt de functie Wake on LAN from Dock
niet.
• Ethernet LAN Option ROM
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Met de Ethernet LAN Option ROM kan vanaf een geïntegreerd netwerkapparaat worden
opgestart. Dit menu wordt alleen weergegeven in de opstartmodus Legacy Only of de opstartmodus Both met Legacy first.
• UEFI IPv4 Network Stack
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel Internet Protocol versie 4 (IPv4) network stack in of uit voor de UEFI-omgeving. Dit
menu wordt alleen weergegeven in de opstartmodus UEFI Only of de opstartmodus Both met UEFI first.
• UEFI IPv6 Network Stack
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel Internet Protocol versie 6 (IPv6) network stack in of uit voor de UEFI-omgeving. Dit
menu wordt alleen weergegeven in de opstartmodus UEFI Only of de opstartmodus Both met UEFI first.
• UEFI PXE Boot Priority
Waarden: IPv6 First, IPv4 First
Beschrijving: Selecteer network stack priority voor opstartmodus UEFI PXE. Dit menu wordt alleen
weergegeven in de opstartmodus UEFI Only of de opstartmodus Both met UEFI first wanneer zowel IPv6
als IPv4 stacks zijn ingeschakeld.
• Wireless Auto Disconnection
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: schakel de functie in of uit voor het automatisch uitschakelen van de draadloze verbinding
wanneer de Ethernet-kabel wordt aangesloten. Als u Enabled selecteert, wordt de functie voor het
draadloos LAN automatisch uitgeschakeld wanneer de Ethernet-kabel wordt aangesloten.
Opmerking: Een Ethernet-verbinding via de USB Ethernet-adapter wordt niet ondersteund door deze
functie.
• MAC Address Pass Through
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: schakel de doorgiftefunctie voor het MAC-adres in of uit wanneer een dockingstation wordt
gekoppeld. Als u Enabled selecteert, wordt voor dockingstation-Ethernet hetzelfde MAC-adres gebruikt
als voor het interne Ethernet-LAN. Als u Disabled selecteert, wordt voor dockingstation-Ethernet een
eigen MAC-adres gebruikt.
USB
• USB UEFI BIOS Support
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel de opstartondersteuning voor USB-opslagapparaten in- of uit.
• Always On USB
Waarden: Disabled, Enabled
64
P52 Gebruikershandleiding
Beschrijving: Selecteer Enabled om apparaten via de Always On USB-aansluitingen op te laden, ook als
de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
– Charge in Battery Mode
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Deze optie wordt alleen ondersteund als Always On USB is ingeschakeld. Selecteer
Enabled om apparaten via de Always On USB-aansluiting op te laden, ook als de computer in de
slaapstand staat, is uitgeschakeld of op de batterij werkt.
Keyboard/Mouse
• TrackPoint
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel het ingebouwde TrackPoint-aanwijsknopje in of uit.
• Trackpad
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel de ingebouwde trackpad in of uit.
• Fn and Ctrl Key swap
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Exchange-functies van de Fn-toets en de Ctrl-toets in de linkerbenedenhoek van het
toetsenbord. Als u Enabled selecteert, werkt de Fn-toets als Ctrl-toets en werkt de Ctrl-toets als Fn-toets.
Opmerking: Alleen de fysieke Fn-toets kan het systeem uit de sluimerstand halen.
• Fn Sticky key
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: als u Enabled selecteert, kunt u op de Fn-toets drukken (in plaats van de toets ingedrukt te
houden) om de ingedrukte stand van de toets te behouden. Druk vervolgens op de gewenste functietoets.
Deze actie is gelijk aan het gelijktijdig indrukken van de vereiste functietoets en de Fn-toets. Als u
tweemaal op de Fn-toets drukt, wordt de Fn-toets vergrendeld in de ingeschakelde toestand totdat u
weer op de Fn-toets drukt.
• F1–F12 as Primary Function
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: als u Enabled selecteert, wordt bij het indrukken van de functietoetsen direct F1-F12
ingevoerd. Als u Disabled selecteert, wordt bij het indrukken van de functietoetsen direct de speciale
functie gestart die als pictogram op elke toets is afgedrukt. Druk u op Fn+Esc om de bovenstaande twee
opties tijdelijk om te wisselen.
Display
• Boot Display Device
Waarden: ThinkPad LCD, USB Type-C, Display Port, HDMI
Beschrijving: Selecteer het beeldscherm dat u tijdens het opstarten wilt activeren. External Display heeft
betrekking op een extern beeldscherm voor de USB Type-C-aansluiting of HDMI-aansluiting op de
ThinkPad. Als er meerdere beeldschermen worden aangesloten, wordt het opstartscherm weergegeven
op het eerste herkende beeldscherm.
Opmerking: Deze optie is beschikbaar in de modus Discrete Graphics.
– ThinkPad LCD: komt overeen met het beeldscherm van uw computer.
– USB Type-C: komt overeen met de USB Type-C-aansluiting op uw computer of een dockingstation.
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie65
– Display Port: komt overeen met de Mini DisplayPort-aansluiting op uw computer.
– HDMI: komt overeen met de HDMI-aansluiting op uw computer.
• Graphics Device
Waarden: Discrete Graphics, Hybrid Graphics
Beschrijving: in de werkstand Discrete Graphics zijn de grafische prestaties beter. De werkstand Hybrid
Graphics werkt als een geïntegreerde grafische kaart voor een langere werkingsduur van de batterij.
• Total Graphics Memory
Waarden: 256 MB, 512 MB
Beschrijving: Wijs het totale geheugen toe dat de interne graphics van Intel deelt.
Opmerking: Als u 512 MB selecteert, kan het maximale bruikbare geheugen op het 32-bits
besturingssysteem worden beperkt.
• Boot Time Extension
Waarden: Disabled, 1 second, 2 seconds, 3 seconds, 5 seconds, 10 seconds
Beschrijving: Tijdens het opstartproces, bestaat de kans dat de computer niet de externe beeldschermen
detecteert die meer tijd nodig hebben voordat ze gereed zijn. Selecteer hoe lang u de opstartprocedure
wilt maken.
Power
• Intel (R) SpeedStep technology
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Selecteer de modus van de Intel SpeedStep-technologie tijdens runtime.
– Mode for AC
Waarden: Maximum Performance, Battery Optimized
Beschrijving: Maximum Performance: Altijd de hoogste snelheid
– Mode for Battery
Waarden: Maximum Performance, Battery Optimized
Beschrijving: Battery Optimized: Altijd de laagste snelheid
• Adaptive Thermal Management
Beschrijving: Selecteer het schema voor temperatuurbeheer dat u wilt gebruiken. Het schema is van
invloed op het geluid van de ventilator, de temperatuur en de prestaties.
– Balanced: evenwichtige verdeling tussen geluid, temperatuur en prestaties.
– Maximize Performance: afremmen van CPU beperken.
• CPU Power Management
Waarden: Disabled, Enabled
66
P52 Gebruikershandleiding
Beschrijving: Schakel de energiebesparingsfunctie in of uit, zodat de microprocessorklok automatisch
wordt uitgeschakeld wanneer het systeem niet actief is. Gewoonlijk is het niet nodig om deze instelling te
wijzigen.
• Power On with AC Attach
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel een functie voor het inschakelen van de computer in of uit wanneer de
netvoedingsadapter is aangesloten.
• 8254 Timer Clock Gating
Waarden: Auto, Disabled
Beschrijving: instelling van 8254 Timer Clock Gating selecteren. Als u Auto selecteert, stopt de 8254-
timerklok alleen wanneer de opstartinstelling staat op UEFI Only en CSM Support staat op No. Als u
Disabled selecteert, loopt de 8254-timerklok altijd.
Beep and Alarm
• Password Beep
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel een geluidssignaal in of uit wanneer de computer wacht op invoer van een
systeemwachtwoord, hard disk password of supervisorwachtwoord. De verschillende geluidssignalen
laten u weten of het wachtwoord dat u hebt opgegeven, juist of onjuist is.
• Keyboard Beep
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijving: Schakel een geluidssignaal in of uit wanneer er op niet-gedefinieerde toetscombinaties
wordt gedrukt.
Storage
Deze menuoptie wordt alleen weergegeven als een NVMe SSD-station (Non-Volatile Memory Express) in de
sleuf voor de M.2-opslag is geïnstalleerd.
• Controller Mode
Waarden (voor computermodellen met Intel Optane-geheugen geïnstalleerd): AHCI mode, RST mode
Beschrijving: Als op uw computer een Intel Optane-geheugen is geïnstalleerd, selecteert u de RST mode
zodanig dat u het Intel Optane-geheugen kunt inschakelen in het Windows-besturingssysteem.
Opmerking: Als een hard disk password is ingesteld, kunt u deze instelling pas wijzigen nadat u het hard
disk password hebt verwijderd.
• Intel (R) Rapid Storage Technology
Beschrijving: Open het hulpprogramma voor de configuratie van Intel (R) Rapid Storage Technology om
de volumes op de Intel (R) RAID Controller te beheren.
CPU
• Core Multi-Processing
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijving: selecteer Enable om extra kerneenheden (core units) in een microprocessor in te schakelen.
Selecteer Disable om maar één kerneenheid (core unit) in een microprocessor in te schakelen.
Beschrijving: Enable: met deze keuze schakelt u aanvullende microprocessorthreads in. Deze threads
worden als extra processors weergegeven, maar delen sommige resources met de andere threads in een
microprocessor. Disable: hiermee wordt slechts één thread in elke kerneenheid (core unit) ingeschakeld.
Thunderbolt(TM) 3
• Thunderbolt BIOS Assist Mode
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: de Thunderbolt BIOS Assist-modus in- of uitschakelen. Als u Enabled selecteert, worden
Thunderbolt-poorten door het BIOS beheerd, in plaats van door het besturingssysteem, gaat het
stroomverbruik omhoog en wordt ontwaken vanuit de Modern Standby-modus uitgeschakeld. U kunt dit
alleen op Enabled instellen onder de besturingssystemen Linux en Windows 10 (eerder dan versie 1709).
• Wake by Thunderbolt(TM) 3
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel de ontwaakfunctie van de Thunderbolt(TM) 3-aansluiting in of uit. Als u Enabled
selecteert, kan de levensduur van de batterij wanneer deze de status bijna leeg heeft, korter worden.
• Security level
Waarden: No Security, User Authorization, Secure Connect, Display Port and USB
Beschrijving: Selecteer het beveiligingsniveau:
– No Security: Toestaan dat Thunderbolt-apparaten automatisch worden verbonden.
– User Authorization: Toestaan dat Thunderbolt-apparaten worden verbonden na autorisatie door de
gebruiker.
– Secure Connect: Toestaan dat Thunderbolt-apparaten worden verbonden met een opgeslagen sleutel
die is goedgekeurd door de gebruiker.
– Display Port and USB: Alleen DisplayPort-uitgangen en USB-apparaten mogen worden verbonden.
Thunderbolt-apparaten mogen niet worden verbonden.
• Support in Pre Boot Environment:
– Thunderbolt(TM) device
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: schakel pre-OS ondersteuning in of uit voor Thunderbolt-apparaten die zijn aangesloten
op de Thunderbolt 3-poort. Als u een apparaat in de pre-boot omgeving wilt gebruiken, autoriseert u
het in het besturingssysteem of stelt u het Security level in op No Security. Als u van een apparaat wilt
opstarten, configureert u het door Startup ➙ Boot te selecteren.
Intel AMT
• Intel (R) AMT Control
Waarden: Disabled, Enabled, Permanently Disabled
Beschrijving: als u Enabled selecteert, wordt Intel AMT (Active Management Technology) geconfigureerd
en verschijnen er extra opties in de setup voor MEBx (Management Engine BIOS Extension) Setup. Als u
Permanently Disabled selecteert, kunt u het nooit meer inschakelen. Wees voorzichtig bij het maken van
de selectie.
Opmerking: U kunt het menu MEBx Setup openen door in het venster Startup Interrupt Menu op de
toetscombinatie Ctrl+P te drukken. Druk op de Enter-toets tijdens de zelftest (POST) bij het inschakelen
om het venster Startup Interrupt Menu weer te geven.
• USB Key Provisioning
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: met deze optie wordt USB-sleutelprovisioning in- of uitgeschakeld.
68
P52 Gebruikershandleiding
• CIRA Timeout
Waarden: 0–255
Beschrijving: Stel de time-outoptie voor het tot stand brengen van de CIRA-verbinding in. U kunt een
waarde van 0 tot 255 selecteren. Als u 0 selecteert, wordt 60 seconden gebruikt als de standaard time-
outwaarde. Als u 255 selecteert, is de wachttijd voor het tot stand brengen van een verbinding onbeperkt.
Opmerking: De standaardwaarde is 60 seconden.
• Console Type
Waarden: PC ANSI, VT100, VT100+, VT-UTF8
Beschrijving: Selecteer het type console voor AMT. Dit type console moet overeenkomen met de externe
console van Intel AMT.
Menu Date/Time
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
• System Date
Beschrijving: De datum van het systeem instellen of wijzigen.
• System Time
Beschrijving: De tijd van het systeem instellen of wijzigen.
Menu Security
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
Password
• Supervisor Password
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Stel een supervisorwachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers de
opstartvolgorde, de netwerkinstellingen en de systeemdatum en -tijd wijzigen. Meer informatie vindt u in
'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina 51.
• Lock UEFI BIOS Settings
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel deze optie in om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers instellingen in ThinkPad
Setup wijzigen. Als u deze functie wilt wijzigen, heeft u een supervisorwachtwoord nodig.
• Password at Unattended Boot
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Wanneer deze optie is ingeschakeld, wordt er om het wachtwoord gevraagd als de
computer wordt ingeschakeld of ontwaakt uit de sluimerstand via een gebeurtenis zonder toezicht, zoals
een Wake on LAN-poging. Om toegang door onbevoegden te voorkomen, moet u dan
gebruikersverificatie (een wachtwoord) van het besturingssysteem instellen.
• Password at Restart
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Wanneer deze optie is ingeschakeld, wordt er een wachtwoordprompt weergegeven
wanneer u de computer opnieuw opstart. Om toegang door onbevoegden te voorkomen, moet u dan
gebruikersverificatie (een wachtwoord) van het besturingssysteem instellen.
• Password at Boot Device List
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie69
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als u deze optie inschakelt, is het supervisorwachtwoord vereist als u probeert het menu
Boot te openen door herhaaldelijk op F12 te drukken. Als u deze functie wilt gebruiken, moet er een
supervisorwachtwoord zijn ingesteld.
• Password Count Exceeded Error
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Selecteer deze optie om het foutbericht POST 0199 weer te geven als u meer dan drie keer
een foutief supervisorwachtwoord opgeeft.
• Set Minimum Length
Waarden: Disabled, x characters (4 ≤ x ≤ 12)
Beschrijving: Geef een minimumlengte voor systeemwachtwoorden en vaste-schijfwachtwoorden op. Als
er een supervisorwachtwoord is ingesteld, kunt u de minimumlengte pas wijzigen nadat u zich hebt
aangemeld als supervisor.
• Power-On Password
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Stel een systeemwachtwoord in om de computer te beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Meer informatie vindt u in 'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina 51.
• Hard Disk1 Password
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Stel een vaste-schijfwachtwoord in om te voorkomen dat gebruikers toegang krijgen tot
gegevens op het interne opslagstation. Meer informatie vindt u in 'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina
51.
• Hard Disk2 Password
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Stel een vaste-schijfwachtwoord in om te voorkomen dat gebruikers toegang krijgen tot
gegevens op het interne opslagstation. Meer informatie vindt u in 'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina
51.
• Hard Disk3 Password
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Stel een vaste-schijfwachtwoord in om te voorkomen dat gebruikers toegang krijgen tot
gegevens op het interne opslagstation. Meer informatie vindt u in 'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina
51.
Fingerprint
• Predesktop Authentication
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel vingerafdrukverificatie in of uit voordat het besturingssysteem wordt geladen.
• Reader Priority
Waarden: External ➙ Internal, Internal Only
Beschrijving: Als uw computer een ingebouwde vingerafdruklezer en een aangesloten externe
vingerafdruklezer heeft, gebruikt u deze optie om de prioriteit voor de vingerafdruklezers op te geven.
• Security Mode
Waarden: Normal, High
70
P52 Gebruikershandleiding
Beschrijving: Als de vingerafdruk niet wordt geverifieerd, kunt u in plaats daarvan een wachtwoord
opgeven. Als u Normal hebt geselecteerd, voert u het systeemwachtwoord of het supervisorwachtwoord
in; als u High hebt geselecteerd, voert u het supervisorwachtwoord in.
• Password Authentication
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel deze optie in om wachtwoordverificatie te gebruiken als er geen vingerafdrukken
beschikbaar zijn. Dit item wordt weergegeven als Security Mode op High is ingesteld.
• Reset Fingerprint Data
Waarde: Enter
Beschrijving: Gebruik deze optie om alle vingerafdrukgegevens die in de lezer zijn opgeslagen, te wissen
en de fabrieksinstellingen te herstellen. Hierdoor werken de functies voor de beveiliging bij inschakelen die
eerder waren ingeschakeld, pas weer nadat u deze in de vingerafdruksoftware hebt ingeschakeld.
Security Chip
• Security Chip Type
Waarden: TPM 2.0
Beschrijving: U kunt een Discrete TPM-chip in de TPM 2.0-modus gebruiken.
• Security Chip (for TPM 2.0)
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijving: Schakel de beveiligings-chip in of uit.
• Security Reporting Options
– SMBIOS Reporting
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijving: Als deze optie is ingeschakeld, worden wijzigingen in corresponderende UEFI BIOS-
gegevens geregistreerd op een locatie (PCR1, gedefinieerd in de TCG-standaarden), die andere
geautoriseerde programma's kunnen controleren, lezen en analyseren.
• Clear Security Chip
Beschrijving: Gebruik deze optie om de versleutelingssleutel te wissen. Het is niet mogelijk toegang tot
reeds versleutelde gegevens te krijgen nadat deze sleutels zijn gewist.
• Intel (R) TXT Feature
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel de Intel Trusted Execution Technology in of uit.
• Physical Presence for Clear
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als deze optie is ingeschakeld, wordt er een bevestigingsbericht weergegeven wanneer u de
beveiligings-chip wist.
UEFI BIOS Update Option
• Flash BIOS Updating by End-Users
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunnen alle gebruikers het UEFI BIOS bijwerken. Als u
deze optie uitschakelt, kan alleen de persoon die het supervisorwachtwoord kent, het UEFI BIOS
bijwerken.
• Secure RollBack Prevention
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie71
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als deze optie is uitgeschakeld, kunt u eerdere versies van het UEFI BIOS doorgeven.
Opmerking: Dit optie wordt standaard op Disabled ingesteld als OS Optimized Defaults in het menu
Restart is ingesteld op Disabled. Dit item wordt standaard ingesteld als Enabled wanneer OS Optimized
Defaults als Enabled is ingesteld.
• Windows UEFI Firmware Update
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijving: Schakel de functie Windows UEFI Firmware Update in of uit. Selecteer Enabled om de
Windows UEFI Firmware Update toe te staan. Als u Disabled selecteert, wordt Windows UEFI Firmware
Update overgeslagen in het BIOS.
Memory Protection
• Execution Prevention
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Sommige computervirussen en wormen zorgen ervoor dat geheugenbuffers overlopen. Door
deze optie in te schakelen, kunt u de computer beschermen tegen aanvallen van dergelijke virussen en
wormen. Als de optie is ingeschakeld, maar u ontdekt dat een programma niet correct werkt, schakelt u
eerst deze optie uit en herstelt u vervolgens de instellingen.
Virtualization
• Intel(R) Virtualization Technology
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als deze optie is ingeschakeld, kan een Virtual Machine Monitor (VMM) de extra
mogelijkheden van de hardware gebruiken die de Intel Virtualization Technology biedt. Deze instelling
moet worden ingesteld op Disabled om veiligheidsrisico's te voorkomen als het besturingssysteem geen
VMM ondersteunt.
Opmerking: Dit item wordt standaard op Disabled ingesteld wanneer OS Optimized Defaults in het
menu Restart is ingesteld op Disabled. Dit item wordt standaard ingesteld als Enabled wanneer OS Optimized Defaults als Enabled is ingesteld.
• Intel(R) VT-d Feature
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Intel VT-d staat voor Intel Virtualization Technology for Directed I/O. Als dit ingeschakeld is,
kan een VMM de platforminfrastructuur gebruiken voor I/O-virtualisatie. Deze instelling moet worden
ingesteld op Disabled om veiligheidsrisico's te voorkomen als het besturingssysteem geen VMM
ondersteunt.
Opmerking: Dit item wordt standaard op Disabled ingesteld wanneer OS Optimized Defaults in het
menu Restart is ingesteld op Disabled. Dit item wordt standaard ingesteld als Enabled wanneer OS
Optimized Defaults als Enabled is ingesteld.
I/O Port Access
Beschrijving: Gebruik dit submenu om de volgende hardwarefuncties in of uit te schakelen:
• Ethernet LAN
• Wireless LAN
Opmerking: Afhankelijk van het model, als u Wireless LAN wijzigt naar Disabled, dan wordt Bluetooth
ook automatisch gewijzigd naar Disabled.
• Wireless WAN
72
P52 Gebruikershandleiding
• Bluetooth
• USB Port
• Memory Card Slot
• Smart Card Slot
• Integrated Camera
• Audio
• Microphone
• Fingerprint Reader
• Thunderbolt(TM) 3
• NFC Device
• Touch Panel
Internal Device Access
• Bottom Cover Tamper Detection
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Wanneer deze optie is ingeschakeld, is het supervisorwachtwoord vereist wanneer sabotage
aan de bodemafdekplaat wordt gedetecteerd. Deze optie is pas functioneel als er een
supervisorwachtwoord is ingesteld.
• Internal Storage Tamper Detection
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als deze optie is ingeschakeld, wordt het verwijderen van een intern opslagapparaat
gedetecteerd terwijl uw computer in de slaapstand staat. Als u het interne opslagstation verwijdert terwijl
de computer zich in de slaapstand bevindt, wordt de computer uitgeschakeld wanneer u deze wekt, en
gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Anti-Theft
• Computrace Module Activation
Waarden: Disabled, Enabled, Permanently Disabled
Beschrijving: Schakel de UEFI BIOS-interface in om de Computrace-module te activeren. Computrace is
een optionele bewakingsservice van Absolute Software. Als u Permanently Disabled selecteert, kunt u
deze instelling niet opnieuw inschakelen.
Secure Boot
• Secure Boot
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Selecteer deze optie om te voorkomen dat onbevoegde besturingssystemen worden
geladen wanneer u de computer inschakelt. Als u deze optie wilt inschakelen, stelt u eerst de
opstartinstelling in op UEFI Only en CSM Support op No.
Opmerking: Dit optie wordt standaard op Disabled ingesteld als OS Optimized Defaults in het menu
Restart is ingesteld op Disabled. Dit item wordt standaard ingesteld als Enabled wanneer OS Optimized
Defaults als Enabled is ingesteld.
• Platform Mode
Waarden: Setup Mode, User Mode
Beschrijving: Geef de modus van het besturingssysteem op.
• Secure Boot Mode
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie73
Waarden: Standard Mode, Custom Mode
Beschrijving: Geef de Secure Boot mode op.
• Reset to Setup Mode
Beschrijving: Gebruik deze optie om de huidige platformsleutel te wissen en Platform Mode opnieuw in te
stellen op Setup Mode. U kunt uw eigen platformsleutel installeren en de Secure Boot-
handtekeningdatabases aanpassen in Setup Mode. Secure Boot Mode wordt ingesteld op Custom Mode.
• Restore Factory Keys
Beschrijving: Gebruik deze optie om alle sleutels en certificaten in Secure Boot-databases weer in te
stellen op de fabrieksinstellingen.
• Clear All Secure Boot Keys
Beschrijving: Gebruik deze optie om alle sleutels en certificaten in Secure Boot-databases te wissen en
uw eigen sleutels en certificaten te installeren.
Intel (R) SGX
• Intel (R) SGX Control
Waarden: Disabled, Enabled, Software Controlled
Beschrijving: Schakel de functie Intel Software Guard Extensions (SGX) in of uit. Als u Software
Controlled selecteert, wordt SGX bestuurd door de SGX-toepassing voor het besturingssysteem in de
UEFI-opstartmodus.
• Change Owner EPOCH
Beschrijving: Wijzig Owner EPOCH in een willekeurige waarde. Gebruik deze optie om SGX-
gebruikersgegevens te wissen.
Device Guard
• Device Guard
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Deze optie wordt gebruikt om Microsoft Device Guard te ondersteunen.
Wanneer deze optie is ingeschakeld, worden Intel Virtualization Technology, Intel VT-d Feature, Secure
Boot en OS Optimized Defaults automatisch ingeschakeld. De opstartvolgorde kan niet worden
geselecteerd. Als u de configuratie van Device Guard wilt voltooien, moet u een supervisorwachtwoord
instellen.
Als deze optie is uitgeschakeld, zijn de installatieopties configureerbaar en kunt u een van de
opstartopties kiezen om de computer te starten.
Menu Startup
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
• Boot
Beschrijving: Bepaal de opstartvolgorde.
• Network Boot
Beschrijving: Selecteer het opstartapparaat wanneer het systeem vanuit het LAN ontwaakt. Als Wake On
LAN is ingeschakeld, kan de netwerkbeheerder alle computers in een LAN op afstand starten via de
netwerkbeheersoftware.
• UEFI/Legacy Boot
Waarden: Both, UEFI Only, Legacy Only
74
P52 Gebruikershandleiding
Beschrijving: Bepaal de systeemopstartmogelijkheid.
– UEFI/Legacy Boot Priority
Waarden: Legacy First, UEFI First
Beschrijving: selecteer een prioriteit voor de opstartoptie: UEFI of Legacy.
– CSM Support (voor UEFI Only)
Waarden: Yes, No
Beschrijving: CSM (Compatibility Support Module) is vereist voor het opstarten van het oude
besturingssysteem. Als u UEFI only selecteert, kunt u CSM Support selecteren. Voor de modus Both
of Legacy Only kunt u CSM Support niet selecteren.
• Boot Mode
Waarden: Quick, Diagnostics
Beschrijving: Bepaal welk scherm tijdens de zelftest (POST) wordt weergegeven: het logoscherm of het
berichtscherm.
• Option Key Display
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als u deze optie uitschakelt, wordt het bericht 'To interrupt normal startup, press Enter.' niet
weergegeven tijdens de zelftest (POST).
• Boot Device List F12 Option
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als u deze optie inschakelt, kunt u het venster Boot Menu openen door F12 ingedrukt te
houden wanneer de computer wordt ingeschakeld.
• Boot Order Lock
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel deze optie in om de prioriteitsvolgorde van de opstartapparaten te vergrendelen.
Menu Restart
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
• Exit Saving Changes
Beschrijving: De wijzigingen opslaan en de computer opnieuw opstarten.
• Exit Discarding Changes
Beschrijving: De wijzigingen annuleren en de computer opnieuw opstarten.
• Load Setup Defaults
Beschrijving: De fabrieksinstellingen herstellen.
Opmerking: Schakel OS Optimized Defaults in om aan de eisen voor Windows 10-certificering te
voldoen. Als u deze instelling wijzigt, worden tevens enkele andere instellingen automatisch gewijzigd,
zoals CSM Support, UEFI/Legacy Boot, Secure Boot, Secure RollBack Prevention, Intel Virtualization Technology en Intel VT-d Feature.
• Discard Changes
Beschrijving: De wijzigingen annuleren.
• Save Changes
Beschrijving: De wijzigingen opslaan.
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie75
Systeembeheer gebruiken
Dit onderwerp is vooral bedoeld voor de netwerkbeheerders.
Uw computer is ontworpen voor optimaal beheer. U bent flexibel in het toewijzen van resources, waardoor u
een ideale uitgangspositie hebt om uw computer aan te passen aan de eisen van uw bedrijf.
Via deze beheerfuncties, Total Cost of Ownership (TCO) genoemd, kunt u op dezelfde manier als u uw eigen
computer bedient, clientcomputers op afstand bedienen. Zo kunt u bijvoorbeeld een clientcomputer
inschakelen, een opslagstation formatteren en een programma installeren.
Als de computer eenmaal geconfigureerd en operationeel is, hebt u dankzij de software- en
beheervoorzieningen die al op de clientcomputer en op het netwerk aanwezig zijn, voortdurend controle over
uw gehele systeem.
Desktop Management Interface
Het UEFI BIOS van uw computer biedt ondersteuning voor een interface met de naam System Management
BIOS (SMBIOS) Reference Specification, versie 2.8 of hoger. SMBIOS geeft informatie over de
hardwarecomponenten van de computer. Het UEFI BIOS heeft als taak om informatie over zichzelf en over
de apparatuur op de systeemplaat te leveren. Deze specificatie documenteert de standaarden voor toegang
tot de BIOS-informatie.
PXE-technologie
De Preboot eXecution Environment (PXE)-technologie vereenvoudigt het pc-beheer doordat deze u de
mogelijkheid biedt om computer vanaf een server op te starten. De computer ondersteunt de personal
computer-functies die voor PXE noodzakelijk zijn. Met de juiste LAN-kaart kan uw computer bijvoorbeeld
worden gestart vanaf een PXE-server.
Opmerking: De functie Remote Initial Program Load (RIPL of RPL) kan bij uw computer niet worden
gebruikt.
Wake on LAN
Wake on LAN kan door de netwerkbeheerder worden gebruikt om uw computer op te starten vanaf een
beheersconsole.
Als Wake on LAN is ingeschakeld, kunnen tal van functies op afstand worden uitgevoerd, bijvoorbeeld
gegevensoverdracht, updates van software en flash-updates van het UEFI BIOS. Het updateproces kan na
normale werktijden en in het weekend worden uitgevoerd, zodat de gebruikers tijdens hun werkzaamheden
niet worden gestoord en het LAN-verkeer tot een minimum wordt beperkt. Dit bespaart tijd en verhoogt de
productiviteit.
Als de computer wordt opgestart met de functie Wake on LAN, wordt de opstartvolgorde Network Boot
gebruikt.
Asset ID EEPROM
De Asset ID EEPROM bevat informatie over de computerconfiguratie en de serienummers van de
belangrijkste componenten. Deze EEPROM beschikt ook over een aantal lege velden waarin u zelf informatie
over de eindgebruikers kunt opslaan.
Als u uw computer op afstand door een netwerkbeheerder wilt laten bedienen, moet u de volgende
systeembeheerkenmerken in het ThinkPad Setup-programma instellen:
• Wake on LAN
76
P52 Gebruikershandleiding
• Network Boot sequence
Opmerking: Als er een supervisorwachtwoord is ingesteld, wordt u gevraagd dit wachtwoord in te voeren
wanneer u het programma ThinkPad Setup start.
De functie Wake on LAN in- of uitschakelen
Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de
netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer op
afstand.
U kunt Wake on LAN als volgt in- of uitschakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Config ➙ Network. Het submenu Network wordt weergegeven.
3. Selecteer een overeenkomstige optie voor de Wake on LAN-functie.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Een Network Boot-volgorde opgeven
Wanneer de computer via LAN wordt geactiveerd, start de computer op vanaf het apparaat dat is
gespecificeerd in het menu Network Boot. Daarna wordt de lijst met de opstartvolgorde in het menu Boot
gevolgd.
U kunt als volgt een Network Boot-volgorde definiëren:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Startup ➙ Network Boot. De lijst met opstartapparaten wordt dan afgebeeld.
3. Selecteer een opstartapparaat om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten plaatsvindt
nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
U kunt op F9 drukken om de fabrieksinstellingen te herstellen.
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie77
78P52 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7.RAID configureren
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de vereisten voor opslagstations voor RAID-niveaus (Redundant Array
Of Independent Disks) en instructies voor de configuratie van RAID op uw computer.
Kennismaking met RAID
RAID is een technologie waarmee door redundantie betere opslagfuncties en betrouwbaarheid worden
geleverd.
Als een groep onafhankelijke fysieke opslagstations is ingesteld op het gebruik van RAID-technologie, zijn
deze in een RAID-array geplaatst. Via deze array worden gegevens over meerdere opslagstations verdeeld,
maar de array verschijnt op de hostcomputer als een enkele opslageenheid. RAID-arrays creëren en
gebruiken biedt hoge prestaties, zoals betere I/O-prestaties, omdat verschillende stations tegelijk kunnen
worden gebruikt.
Ook de betrouwbaarheid van de gegevensopslag en de fouttolerantie van RAID-stationsgroepen die zijn
geconfigureerd voor bepaalde RAID-niveaus, zijn beter dan die van opslagsystemen met maar één station.
Gegevensverlies als gevolg van een stationsfout kan worden voorkomen door de ontbrekende gegevens met
behulp van de overgebleven stations opnieuw samen te stellen.
Opmerking: Voor RAID 0 kunnen de ontbrekende gegevens die het resultaat zijn van een stationsfout, niet
worden gereconstrueerd.
Vereisten voor opslagstations voor RAID-niveaus
De computer ondersteunt de volgende interne opslagstations:
• Vaste-schijfstation van 2,5-inch (met hoogte van 7 mm)
Opmerking: Controleer of op de computer twee identieke opslagstations (twee M.2 NVMe SSD-stations
met dezelfde capaciteit) zijn geïnstalleerd voor ondersteunde RAID-niveaus. Als er maar één station is
geïnstalleerd, of twee verschillende typen stations, is de volgende informatie niet van toepassing.
De computer ondersteunt de volgende RAID-niveaus:
• RAID 0: gestreepte schijvenreeks
– Bestaat uit twee identieke opslagstations
– Ondersteunde stripgrootte: 4 KB, 8 KB, 16 KB, 32 KB, 64 KB of 128 KB
– Betere prestaties zonder fouttolerantie
– Grotere kans op gegevensverlies als gevolg van een fout van een lidstation dan bij niet-RAID-
configuratie
• RAID 1: gespiegelde schijvenreeks
– Bestaat uit twee identieke opslagstations
– Verbeterde leessnelheid en 100% redundantie
RAID configureren met het configuratieprogramma Intel RST
In dit onderwerp vindt u de volgende instructies voor het configureren van RAID met het
configuratieprogramma Intel RST:
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u het configuratieprogramma Intel RST kunt openen.
RAID inschakelen vanuit ThinkPad Setup
Als RAID is uitgeschakeld, moet u RAID handmatig inschakelen voordat u het configuratieprogramma Intel
RST opent.
Ga als volgt te werk om RAID in te schakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Config ➙ Storage ➙ Controller Mode ➙ RST mode en druk vervolgens op Enter.
3. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Het configuratieprogramma Intel RST openen
U opent het configuratieprogramma Intel RST als volgt:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Config ➙ Storage ➙ Intel (R) Rapid Storage Technology en druk op Enter om het venster
Intel (R) Rapid Storage Technology te openen.
Als u het configuratieprogramma Intel RST hebt geopend, worden de volgende opties weergegeven:
• Create RAID Volume: met deze optie kunt u een RAID-volume maken. Als er geen interne opslagstations
kunnen worden gebruikt, is deze optie niet beschikbaar.
• RAID Volumes: met deze optie bevestigt u de gegevens van de gemaakte RAID-volumes.
• Non-RAID Physical Disks: met deze optie bevestigt u de gegevens van alle niet-RAID-stations.
Selecteer een optie met de cursortoetsen pijl-omhoog en pijl-omlaag. Druk op Enter om naar het menu voor
de geselecteerde optie te gaan. Druk op Esc om het configuratieprogramma Intel RST af te sluiten.
RAID-volumes maken
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u het configuratieprogramma Intel RST kunt gebruiken voor het
maken van RAID-volumes.
Attentie: Alle bestaande gegevens die op de geselecteerde stations zijn opgeslagen, worden gewist terwijl
het RAID-volume wordt gemaakt.
U maakt een RAID-volume als volgt:
1. Open het configuratieprogramma Intel RST. Zie 'Het configuratieprogramma Intel RST openen' op
pagina 80.
80
P52 Gebruikershandleiding
2. Selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag de optie Create RAID Volume en druk vervolgens op
Enter om het venster CREATE RAID VOLUME te openen.
3. Selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag de opties één voor één om ze te configureren.
a. Name: u kunt de standaardnaam gebruiken of zelf een naam voor het RAID-volume typen.
b. RAID Level: u kunt op Enter drukken om het RAID-niveau te wijzigen:
• RAID0 (Stripe)
• RAID1 (Mirror)
c. Select Disks: selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag een station en druk vervolgens op de
spatiebalk of op Enter om het station aan een groep toe te voegen. Er wordt een X weergegeven
naast het geselecteerde station.
Opmerking: Stations die niet kunnen worden gebruikt om een RAID-volume te maken, kunnen niet
worden geselecteerd.
d. Strip Size: selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag een stripgrootte en druk vervolgens op
Enter om de configuratie te voltooien.
Opmerking: Deze optie is alleen beschikbaar voor RAID 0.
e. Capacity: pas de capaciteit van het RAID-volume aan. Het RAID-standaardvolume is de grootste
waarde.
f. Create Volume: druk op Enter om configuraties van de vorige opties te voltooien en een volume te
maken.
Opmerking: De optie Create Volume kan mogelijk niet worden geselecteerd, bijvoorbeeld als er
verschillende typen stations worden geselecteerd. Als de optie niet kan worden geselecteerd,
raadpleeg dan het bericht dat onder Create Volume wordt weergegeven.
Nadat het RAID-volume is gemaakt, wordt het venster Intel (R) Rapid Storage Technology geopend
waarin het gemaakte volume wordt weergegeven onder RAID Volumes.
4. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
RAID-volumes verwijderen
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u het configuratieprogramma Intel RST kunt gebruiken voor het
verwijderen van RAID-volumes.
Attentie: Alle bestaande gegevens die op de geselecteerde stations zijn opgeslagen, worden gewist zodra u
RAID-volumes hebt verwijderd.
U verwijdert een RAID-volume als volgt:
1. Open het configuratieprogramma Intel RST. Zie 'Het configuratieprogramma Intel RST openen' op
pagina 80.
2. Selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag het volume dat u wilt verwijderen onder RAID Volumes. Druk op Enter om het venster RAID VOLUME INFO te openen.
3. Selecteer Delete en druk op Enter om het uit de lijst RAID Volumes te verwijderen.
4. Selecteer Yes om het verwijderen van het geselecteerde RAID-volume te bevestigen als dat wordt
gevraagd.
Nadat u het RAID-volume hebt verwijderd, wordt het venster Intel (R) Rapid Storage Technology
weergegeven. Lidstations van het verwijderde volume worden weergegeven onder Non-RAID Physical Disks.
5. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Hoofdstuk 7. RAID configureren81
Opslagstations opnieuw instellen op niet-RAID
In dit onderwerp vindt u instructies voor het opnieuw instellen van opslagstations op niet-RAID met het
configuratieprogramma Intel RST.
Attentie: Alle bestaande gegevens die op het geselecteerde station zijn opgeslagen, worden gewist zodra u
een station opnieuw hebt ingesteld op niet-RAID.
Om een opslagstation opnieuw in te stellen op niet-RAID, gaat u als volgt te werk:
1. Open het configuratieprogramma Intel RST. Zie 'Het configuratieprogramma Intel RST openen' op
pagina 80.
2. Selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag het volume dat u opnieuw wilt instellen onder RAID Volumes. Druk op Enter om het venster RAID VOLUME INFO te openen.
3. Selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag het station dat u opnieuw wilt instellen onder RAID Member Disks. Druk op Enter om het venster PHYSICAL DISK INFO te openen.
4. Selecteer Reset to Non-RAID en druk op Enter. Druk op Yes om het opnieuw instellen te bevestigen als
dat wordt gevraagd.
Nadat het opnieuw instellen is voltooid, wordt het venster Intel (R) Rapid Storage Technology
weergegeven. Het opnieuw ingestelde station wordt weergegeven onder Non-RAID Physical Disks.
Het volume van het station wordt nog steeds weergegeven onder RAID Volumes, maar de status is
gewijzigd van Normal in Failed of Degraded.
5. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
RAID 1-volumes herstellen
Als de status van een RAID 1-volume Failed of Degraded is, kunt u het opnieuw opbouwen met het
configuratieprogramma Intel RST. Om een RAID 1-volume opnieuw op te bouwen, dient ten minste één
lidstation van het RAID 1-volume correct te werken. Vervang het defecte station door een nieuw station met
dezelfde capaciteit voordat u een RAID 1-volume opnieuw opbouwt.
U herstelt een RAID 1-volume als volgt:
1. Open het configuratieprogramma Intel RST. Zie 'Het configuratieprogramma Intel RST openen' op
pagina 80.
2. Selecteer met de pijltoetsen Omhoog en Omlaag het volume dat u opnieuw wilt opbouwen onder RAID Volumes. Druk op Enter om het venster RAID VOLUME INFO te openen.
3. Selecteer Rebuild en druk op Enter om het venster Rebuild Volume te openen.
4. Selecteer het station dat u opnieuw wilt opbouwen en druk op Enter om het opbouwproces te starten.
Nadat u het opbouwproces hebt gestart, wordt het venster Intel (R) Rapid Storage Technology
weergegeven. Bij het RAID 1-volume dat opnieuw wordt opgebouwd, wordt onder RAID Volumes de
tekst Rebuilding weergegeven.
5. Wacht enkele minuten. Als het opbouwproces is geslaagd, verandert de tekst Rebuilding in Normal.
6. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
82
P52 Gebruikershandleiding
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.