Lenovo ThinkCentre Edge 7515, ThinkCentre Edge 7523, ThinkCentre Edge 7569, ThinkCentre Edge 7611 User guide [nl]

ThinkCentre Handboek voor de gebruiker
Machinetypen: 7515, 7523, 7569 en 7611
ThinkCentre Handboek voor de gebruiker
Opmerking
Lees eerst de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie en het gedeelte “Kennisgevingen”, op pagina 79 in dit boekje.
Derde uitgave (oktober 2009)

Inhoudsopgave

Belangrijke veiligheidsvoorschriften . . v
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 1
Voorzieningen ..............1
Specificaties ..............4
Overzicht van de software ..........5
Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde
software ...............5
De plaats van de onderdelen .........7
Aansluitingen aan de voorkant van de computer . 7 Aansluitingen aan de achterkant van de computer 8
Componenten ............10
Onderdelen op de systeemplaat.......11
Hoofdstuk 2. Opties installeren en
hardware vervangen .........13
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor stati-
sche elektriciteit .............13
Opties installeren en hardware vervangen ....14
Externe apparaten installeren .......14
De kap van de computer verwijderen.....14
De frontplaat verwijderen en terugplaatsen . . . 15
Interne opties installeren .........16
De voedingseenheid vervangen .......25
De module met het koelelement en de ventilator
vervangen ..............26
De microprocessor vervangen .......28
Het primaire vaste-schijfstation vervangen . . . 31 Het secundaire vaste-schijfstation vervangen . . 33
Het optische-schijfstation vervangen .....35
Het diskettestation vervangen .......36
De ventilatoreenheid vooraan vervangen . . . 38 De ventilatoreenheid achteraan vervangen . . . 39
Het toetsenbord vervangen ........41
De muis vervangen ...........42
Het vervangen van de onderdelen voltooien . . 43
Beveiligingsvoorzieningen installeren ......44
Geïntegreerd kabelslot ..........45
Hangslot ..............45
Wachtwoordbeveiliging .........46
Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen) 46
Hoofdstuk 3. Informatie over systeem-
herstel ...............49
Herstelmedia maken en gebruiken.......49
Herstelmedia maken ..........49
Herstelmedia gebruiken .........50
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren ....51
Een backupbewerking uitvoeren ......51
Een herstelbewerking uitvoeren ......51
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebrui-
ken.................52
Noodherstelmedia maken en gebruiken .....53
Noodherstelmedia maken ........54
Noodherstelmedia gebruiken .......54
Een reparatiediskette maken en gebruiken ....55
Een reparatiediskette maken ........55
Reparatiediskette gebruiken ........55
Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren 55 Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven 56
Herstelproblemen oplossen .........56
Hoofdstuk 4. Werken met het pro-
gramma Setup Utility ........59
Het programma Setup Utility starten ......59
Instellingen bekijken en wijzigen .......59
Wachtwoorden gebruiken..........59
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden 60
Power-On Password (systeemwachtwoord) . . . 60
Beheerderswachtwoord .........60
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen . . 60
Apparaten in- en uitschakelen ........61
Een opstartapparaat kiezen .........61
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen .....61
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen . . . 62
Het programma Setup Utility afsluiten .....62
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bij-
werken...............63
Werken met systeemprogramma’s .......63
Het BIOS bijwerken met een (flash)schijf ....63
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturings-
systeem................64
Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/
BIOS ................64
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleem-
oplossing .............67
Elementaire probleemoplossing ........67
Diagnoseprogramma’s ...........68
Lenovo ThinkVantage Toolbox .......69
Lenovo System Toolbox .........69
PC-Doctor for Rescue and Recovery .....70
PC-Doctor voor DOS ..........70
De muis schoonmaken...........71
Optische muis ............71
Niet-optische muis ...........71
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en ser-
vice ................73
Informatiebronnen ............73
Map Online boeken ...........73
Lenovo ThinkVantage Tools ........73
Lenovo Care .............73
Lenovo Welcome ...........74
Access Help .............74
Veiligheid en garantie ..........74
Lenovo-website (http://www.lenovo.com) . . . 74
© Copyright Lenovo 2009 iii
Hulp en service .............75
Documentatie en diagnoseprogramma’s gebrui-
ken................75
Service aanvragen ...........75
Andere services ............76
Extra services aanschaffen ........76
Bijlage. Kennisgevingen .......79
Kennisgeving televisie-uitvoer ........80
Europees CE-symbool ...........80
Handelsmerken .............80
Trefwoordenregister .........81
iv
Handboek voor de gebruiker

Belangrijke veiligheidsvoorschriften

Let op! Zorg ervoor dat u, voordat u deze handleiding gaat gebruiken, kennis neemt van de veiligheidsvoorschriften voor dit product. Raadpleeg de bij dit product gele­verde publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie voor de meest recente informa- tie op het gebied van veiligheid. Door de veiligheidsvoorschriften goed in u op te nemen, verkleint u de kans op persoonlijk letsel en op schade aan het pro­duct.
Als u geen exemplaar meer hebt van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie, kunt u een PDF-versie downloaden vanaf de Support-website van Lenovo http://www.lenovo.com/support
®
op
© Copyright Lenovo 2009 v
vi Handboek voor de gebruiker

Hoofdstuk 1. Overzicht van het product

In dit hoofdstuk worden de computerfuncties, specificaties, vooraf geïnstalleerde softwareprogramma’s en de locatie van onderdelen en aansluitingen beschreven.

Voorzieningen

In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen van de computer.
Systeeminformatie
De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. Voor infor­matie over uw specifieke model kunt u het programma Setup Utility gebrui­ken. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met het programma Setup Utility”, op pagina
59.
Microprocessor
®
v Intel
v Intel Celeron dual-core processor
v Intel Pentium
v Intel Core
v Intel Core 2 Quad-processor
v Interne cache (grootte verschilt per modeltype)
Celeron®processor
®
dual-core processor
2 Duo-processor
Geheugen
v Ondersteuning voor maximaal twee DDR2 DIMM’s (double data rate 2 dual
inline memory modules)
Interne stations
v Diskettestation of kaartlezer (bepaalde modellen)
v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) intern vaste-schijfstation
v Optisch station
Videosubsysteem
v Geïntegreerde grafische kaart voor een VGA-aansluiting
v Sleuf voor PCI (Peripheral Component Interconnect) Express x16 grafische kaart
op de systeemplaat, voor een afzonderlijke grafische kaart
© Copyright Lenovo 2009 1
Audiosubsysteem
v Geïntegreerde HD-audio
v Microfoon- en hoofdtelefoonaansluitingen op het voorpaneel
v Aansluitingen voor audio lijn-in, audio lijn-uit en microfoon op het achterpaneel
v Interne luidspreker (bepaalde modellen)
Communicatiemogelijkheden
v 10/100/1000 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller
v PCI V.90 Data/Fax-modem (bepaalde modellen)
Voorzieningen voor systeembeheer
v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten
(power-on self-test, POST)
v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten
v Preboot Execution Environment (PXE)
v Beheer op afstand
v System Management (SM) BIOS en bijbehorende software
v Wake on LAN
v Wake on Ring (in Setup Utility heet dit Serial Port Ring Detect)
Input/output-voorzieningen (I/O)
v 9-pens seriële poort (een standaard en een optioneel)
v Ethernet-poort
v Een standaard 25-pens parallelle poort
v Zes USB-poorten (twee op het voorpaneel en vier op het achterpaneel)
v Muisaansluiting (standaard)
v Toetsenbordaansluiting (standaard)
v Twee audioaansluitingen op het voorpaneel (microfoon en hoofdtelefoon)
v Drie audio-aansluitingen (audio lijn-in, audio lijn-uit en microfoon) op het
achterpaneel
v VGA-beeldschermaansluiting
Uitbreidingsmogelijkheden
v Twee compartimenten voor vaste-schijfstations (een standaard en een optioneel)
v Eén compartiment voor een 3,5-inch diskettestation of kaartlezer
v Twee compartimenten voor optische-schijfstations (een standaard en een optio-
neel)
v Twee sleuven voor 32-bits PCI-kaarten
v Eén sleuf voor PCI Express x1-kaart
v Eén sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart
Voeding
v 280 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde model-
len)
v 280 Watt voedingseenheid met automatische detectie
v 320 Watt voedingseenheid met automatische detectie (bepaalde modellen)
v ACPI (Advanced Configuration and Power Interface)
2 Handboek voor de gebruiker
Beveiligingsvoorzieningen
v Computrace
v Aanwezigheidsschakelaar voor kap (ook wel inbraakverklikker genoemd, op
bepaalde modellen)
v Wachtwoord voor vaste schijf
v Systeemwachtwoord (Power-On Password, POP) en beheerderswachtwoord
(Administrator Password) voor toegang tot het BIOS
v I/O-besturing van seriële en parallelle poort
v Instelbare opstartvolgorde
v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis
v Mogelijkheid tot het aanbrengen van een geïntegreerd kabelslot (Kensington-slot)
v Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen
v Toetsenbord met vingerafdruklezer (bepaalde modellen)
v Aan/uit-schakelaars voor USB
Softwareprogramma’s, vooraf geïnstalleerd
Uw computer wordt mogelijk geleverd met vooraf geïnstalleerde software­programma’s. Als dit het geval is, bestaat deze uit het besturingssysteem, stuur­programma’s voor de ingebouwde voorzieningen en overige ondersteunende software. Meer informatie vindt u in “Overzicht van de software” op pagina 5.
Besturingssysteem, vooraf geïnstalleerd
®
v Microsoft
v Microsoft Windows Vista
Windows®7
®
v Microsoft Windows XP Professional
(vooraf geïnstalleerd via downgrademachtigingen in Windows 7 Professional, Windows 7 Ultimate, Windows Vista Business of Windows Vista Ultimate)
1
Gecertificeerde of geteste besturingssystemen
v Linux
1. De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden op het moment dat deze publicatie ter perse gaat, onderworpen aan een compatibiliteitstest of -certificering. Ook kan Lenovo na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om vast te stellen of een bepaald besturingssysteem gecertificeerd of getest is op compatibiliteit, kijkt u op de website of neemt u contact op met de leverancier van het besturingssysteem.
®
(verschilt per model)
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product
3

Specificaties

In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.
Afmetingen
Breedte: 175 mm
Hoogte: 412 mm
Diepte: 442 mm
Gewicht
Maximumconfiguratie bij levering: 11,2 kg
Omgevingsvoorwaarden
Luchttemperatuur:
In bedrijf: 10° tot 35°C
Niet in bedrijf: -40° tot 60°C (in verpakking)
Niet in bedrijf: -10° tot 60°C (niet in verpakking)
Luchtvochtigheid:
In bedrijf: 10% tot 80% (10% per uur, geen condensatie)
Niet in bedrijf: 10% tot 90% (10% per uur, geen condensatie)
Maximumhoogte:
In bedrijf: -15 tot 3048 meter
Niet in bedrijf: -15 tot 10668 meter
Elektrische invoer
Invoerspanning:
Laag:
Minimum: 100 V wisselstroom
Maximum: 127 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50 tot 60 Hz
Instelling voltage-schakelaar: 115 V ac
Hoog:
Minimum: 200 V wisselstroom
Maximum: 240 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50 tot 60 Hz
Instelling voltage-schakelaar: 230 V ac
4 Handboek voor de gebruiker

Overzicht van de software

De computer wordt geleverd met een vooraf geïnstalleerd besturingssysteem en verscheidene vooraf geïnstalleerde toepassingen.

Bij het Windows-besturingssysteem meegeleverde software

In dit gedeelte vindt u een beschrijving van de Windows-programma’s die bij de computer worden geleverd.
Door Lenovo verstrekte software
De volgende softwareprogramma’s worden door Lenovo verstrekt om u te helpen productiever te werken en de kosten voor onderhoud van uw computer tot een minimum te beperken. Welke softwareprogramma’s er precies worden mee­geleverd, is afhankelijk van het type model en het vooraf geïnstalleerde besturings­systeem.
Lenovo ThinkVantage Tools: Het programma Lenovo ThinkVantage u de weg naar een keur aan informatiebronnen en geeft eenvoudig toegang tot ver­schillende tools, zodat u eenvoudiger en veiliger kunt werken. Meer informatie vindt u in “Lenovo ThinkVantage Tools” op pagina 73.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Tools is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Lenovo Care: Het programma Lenovo Care informatie en tools die u helpen uw computer te leren kennen, te installeren, te onderhouden en uit te breiden. Meer informatie vindt u in “Lenovo Care” op pagina 73.
®
Tools wijst
SM
wijst u de weg naar een keur aan
Opmerking: Het programma Lenovo Care is alleen beschikbaar op computers van
Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf is geïnstal­leerd.
Lenovo Welcome: Met het programma Lenovo Welcome maakt u kennis met een aantal innovatieve ingebouwde voorzieningen van Lenovo en wordt u door een aantal belangrijke installatietaken geleid. Hierdoor haalt u het beste uit uw compu­ter.
Opmerking: Het programma Lenovo Welcome is alleen beschikbaar op computers
van Lenovo waarop Windows 7 of Windows Vista vooraf is geïnstal­leerd.
Product Recovery: Met het Herstelprogramma kunt u de inhoud van het vaste­schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen.
®
ThinkVantage Rescue and Recovery: ThinkVantage Rescue and Recovery
(RnR) is een programma waarmee u met één druk op de knop backups kunt maken en herstelbewerkingen kunt uitvoeren. Het programma bevat een set tools waarmee u zelf de oorzaak van problemen kunt opsporen, hulp kunt inroepen en na een systeemcrash snel weer aan de slag kunt, zelfs als het primaire besturingssysteem niet meer opstart.
Password Manager: Met Password Manager kunt u verificatiegegevens automa­tisch vastleggen en invullen voor websites en Windows-toepassingen.
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 5
ThinkVantage System Update: ThinkVantage System Update (TVSU) is een pro­gramma dat u helpt de software op uw systeem actueel te houden door softwarepakketten (TVT-programma’s, stuurprogramma’s, BIOS-flashes en programma’s van andere bedrijven) te downloaden en te installeren. Voorbeelden van software waarvan het raadzaam is steeds de nieuwste versie te installeren, zijn enkele programma’s die door Lenovo worden geleverd, zoals ThinkVantage Rescue and Recovery en het programma Lenovo Care.
ThinkVantage Power Manager: ThinkVantage Power Manager verzorgt eenvou­dig, flexibel en volledig energiebeheer voor uw ThinkCentre ThinkVantage Power Manager kunt u instellingen voor energiebeheer bijstellen om de beste balans te bereiken tussen systeemsnelheid en energiebesparing.
Vingerafdruksoftware: Met een vingerafdruklezer die op bepaalde modellen aan­wezig is, kunt u een vingerafdruk registreren en koppelen aan een systeem­wachtwoord, een vaste-schijfwachtwoord en een Windows-wachtwoord. Hierdoor kan wachtwoordverificatie worden vervangen door verificatie op basis van vinger­afdrukken, voor vereenvoudigde en veilige toegang voor de gebruiker. Een toetsen­bord met vingerafdruklezer is beschikbaar voor bepaalde computers en kan als optie worden aangeschaft voor computers die deze functie ondersteunen.
®
-computer. Met
Lenovo ThinkVantage Toolbox
Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox helpt u bij het onderhoud van uw computer. Het verbetert de beveiliging, maakt een betere opsporing van problemen mogelijk, helpt u vertrouwd te raken met de innovatieve technologie van Lenovo en verschaft u een overvloed aan informatie over uw computer. Zie “Lenovo ThinkVantage Toolbox” op pagina 69 voor meer gedetailleerde informatie.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox is alleen beschikbaar
op computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Lenovo System Toolbox
Het diagnoseprogramma Lenovo System Toolbox is al vooraf op het vaste-schijf­station geïnstalleerd. Dit diagnoseprogramma werkt bij het onderzoeken van de hardware via het besturingssysteem en maakt melding van instellingen die door het besturingssysteem worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroor­zaken. Zie “Lenovo System Toolbox” op pagina 69.
Opmerking: Het programma Lenovo System Toolbox is alleen beschikbaar op
PC-Doctor for Rescue and Recovery
Het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery is al vooraf op het vaste-schijfstation geïnstalleerd. Het maakt deel uit van het werkgebied van Rescue and Recovery op elke Lenovo-computer en helpt bij het onderzoeken van de hard­ware via het besturingssysteem; het maakt melding van instellingen die door het besturingssysteem worden beheerd en die hardwareproblemen kunnen veroorza­ken. U kunt PC-Doctor for Rescue and Recovery ook gebruiken als het niet lukt om Windows op te starten. Zie “PC-Doctor for Rescue and Recovery” op pagina
70.
Adobe Reader
Adobe Reader is een tool voor het lezen, afdrukken en doorzoeken van PDF­documenten.
6 Handboek voor de gebruiker
computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf is geïnstalleerd.
Zie “Map Online boeken” op pagina 73 voor meer informatie over het gebruik van elektronische boeken en de Lenovo-website.
Antivirussoftware
Op uw computer is antivirussoftware geïnstalleerd, voor het detecteren en elimine­ren van virussen. Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op uw vaste schijfstation geplaatst en biedt u een gratis abonnement voor 30 dagen aan. Na 30 dagen moet u de licentie vernieuwen om updates voor het antivirus­programma te blijven ontvangen.
Meer informatie over het bijwerken van de antivirussoftware vindt u in Access Help. Instructies voor het openen van het Help-systeem vindt u in “Access Help” op pagina 74.

De plaats van de onderdelen

Aansluitingen aan de voorkant van de computer

In Figuur 1 ziet u waar de aansluitingen aan de voorkant van de computer zich bevinden.
Opmerking: Niet alle computermodellen beschikken over de volgende aansluitin-
gen.
Figuur 1. Aansluitingen aan de voorkant
1 USB-poort 3Microfoonaansluiting 2Aansluiting voor hoofdtelefoon 4 USB-poort
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 7

Aansluitingen aan de achterkant van de computer

In Figuur 2 ziet u waar de aansluitingen aan de achterkant van de computer zich bevinden. Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de kabels.
Opmerking: Niet alle computermodellen beschikken over de volgende aansluitin-
gen.
Figuur 2. Locatie van aansluitingen achterkant
1 Voltageschakelaar (bepaalde modellen) 9 Ethernet-poort 2 Aansluiting voor netsnoer 10Microfoonaansluiting 3Standaard muisaansluiting 11 Audiolijnuitgang 4Standaard toetsenbordaansluiting 12 Audiolijningang 5 Seriële poort 13 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart 6 Parallelle poort 14 Sleuf voor PCI Express x1-kaart 7VGA-beeldschermaansluiting 15 Sleuven voor PCI-kaarten (2) 8 USB-aansluitingen (4) 16 Seriële poort (bepaalde modellen)
8 Handboek voor de gebruiker
Aansluiting Beschrijving
Audiolijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioap-
paraat, zoals een stereo-installatie. Als u een extern audioap­paraat aansluit, verbindt u de audiolijnuitgang van het apparaat met een kabel met de audiolijningang van de compu­ter.
Audiolijnuitgang Via deze uitgang worden audiosignalen van de computer ver-
zonden naar externe apparaten, zoals actieve stereo luidspre­kers (luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons, multimediatoetsenborden of de audiolijningang van een stereo­systeem of andere externe opnameapparatuur.
Ethernet-poort Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een LAN (local area
network) aansluiten. Opmerking: Om de computer te laten voldoen aan de FCC­richtlijnen (Klasse B), dient u een Ethernet-kabel van categorie 5 te gebruiken.
Microfoonaansluiting Met deze aansluiting kunt u een microfoon met de computer
verbinden voor het opnemen van geluid of het gebruik van spraakherkenningssoftware.
parallelle poort Hierop kunt u een parallelle printer, parallelle scanner of
andere apparaten aansluiten die een 25-pens parallelle poort hebben.
Toetsenbordaansluiting (standaard)
Muisaansluiting (stan­daard)
Hierop kunt u een toetsenbord aansluiten dat een standaard­toetsenbordaansluiting heeft.
Hierop kunt u een muis, trackball of andere aanwijsapparaten aansluiten die geschikt zijn voor een standaardmuisaansluiting.
Seriële poort Hierop kunt u een extern modem, een seriële printer of andere
apparaten aansluiten die een 9-pens seriële aansluiting hebben.
USB-poort Hierop kunt u apparaten aansluiten waarvoor een USB-poort
(Universal Serial Bus) vereist is, bijvoorbeeld een USB-scanner, een USB-toetsenbord, een USB-muis of een USB-printer. Als u meer dan zes USB-apparaten hebt, kunt u een USB-hub kopen, die u kunt gebruiken om extra USB-apparaten op aan te slui­ten.
VGA-beeldscherm­aansluiting
Voor het aansluiten van een VGA-beeldscherm of andere appa­raten die gebruik maken van een VGA-aansluiting.
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 9

Componenten

In Figuur 3 kunt u zien waar de verschillende onderdelen zich bevinden. Hoe u de kap van de computer verwijdert, leest u in “De kap van de computer verwijderen” op pagina 14.
Figuur 3. De plaats van de verschillende componenten
1 Module met koelelement en ventilator 6 Sleuf voor PCI-kaart 2 Geheugenmodules (2) 7 Sleuf voor PCI Express x1-kaart 3 Batterij 8 Aanwezigheidsschakelaar voor kap
(inbraakverklikker, op bepaalde model­len)
4 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart 9 Achterste ventilatoreenheid 5 PCI-kaart 10 Voedingseenheid
10 Handboek voor de gebruiker

Onderdelen op de systeemplaat

In Figuur 4 ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat.
Figuur 4. Plaats van de onderdelen op de systeemplaat
1 Microprocessor 12Aansluiting frontpaneel 2Aansluiting microprocessorventilator 13USB-poorten voorkant (2) 3 Geheugensleuven (2) 14 Seriële poort (COM 2) 4 Aansluiting voor temperatuursensor 15Audioaansluiting vooraan 5 Diskettestationaansluiting 16 Aansluiting interne luidspreker 6 24-pens voedingsaansluiting 17 Sleuven voor PCI-kaarten (2) 7 Batterij 18 Sleuf voor PCI Express x1-kaart 8 Aanwezigheidsschakelaar voor kap
(inbraakverklikker, op bepaalde model­len)
9SATA-aansluitingen (4) 20 Aansluiting systeemventilator 10 Jumper voor wissen van CMOS
(Complementary Metal Oxide Semiconductor)/herstel
11 Voedingsaansluiting ventilator
19 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart
21 4-pens voedingsaansluiting
Hoofdstuk 1. Overzicht van het product 11
12 Handboek voor de gebruiker

Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen

In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het installeren van opties en het vervan­gen van hardware in uw computer. U kunt de mogelijkheden van uw computer gemakkelijk uitbreiden door stations, geheugenmodules of PCI-kaarten toe te voe­gen. Raadpleeg bij het installeren of vervangen van een optie zowel deze instruc­ties als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
Belangrijk: Lees voordat u een optie installeert of vervangt de “Belangrijke
veiligheidsinformatie” in de publicatieThinkCentre Veiligheid en garantie. De voorzorgsmaatregelen en richtlijnen zorgen dat u veilig kunt wer­ken.

Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit

Open de antistatische verpakking met het nieuwe onderdeel pas als het bescha­digde onderdeel uit de computer is verwijderd en u klaar bent om het nieuwe onderdeel te installeren. Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan leiden tot ernstige schade aan de onderdelen van de computer.
Neem bij het omgaan met onderdelen en computercomponenten de volgende voor­zorgsmaatregelen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen:
v Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
v Ga altijd voorzichtig om met onderdelen en andere computercomponenten. Pak
PCI-kaarten, geheugenmodules, systeemplaten en microprocessors bij de rand beet. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan.
v Zorg ook dat anderen de onderdelen en andere computercomponenten niet aan-
raken.
v Voordat u een nieuw onderdeel installeert, houdt u de antistatische verpakking
met dat onderdeel minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een uitbreidingssleuf aan, of tegen een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw lichaam.
v Installeer het nieuwe onderdeel zo mogelijk direct in de computer, zonder het
eerst neer te leggen. Als u het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de verpakking hebt gehaald, leg het dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond.
v Leg het onderdeel niet op de kap van de computer of op een metalen onder-
grond.
© Copyright Lenovo 2009 13

Opties installeren en hardware vervangen

In dit gedeelte vindt u een inleiding op het installeren van opties en het vervangen van hardware in uw computer. Raadpleeg bij het installeren of vervangen van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
Opmerking: >Gebruik uitsluitend onderdelen die door Lenovo zijn verstrekt.

Externe apparaten installeren

U kunt externe luidsprekers, een printer of een scanner op uw computer aanslui­ten. Voor bepaalde externe apparaten moet u aanvullende software installeren. Als u een externe optie toevoegt, kunt u in “Aansluitingen aan de voorkant van de computer” op pagina 7 en “Aansluitingen aan de achterkant van de computer” op pagina 8 zien welke aansluiting u moet gebruiken. Aan de hand van de instructies die bij de externe optie zijn geleverd, kunt u die optie vervolgens aansluiten en de vereiste software of stuurprogramma’s installeren.

De kap van de computer verwijderen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het verwijderen van de kap van de compu­ter.
Let op!
Zet de computer uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer verwijdert.
U verwijdert de kap als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations, sluit het besturingssysteem af en en scha-
kel alle aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel de kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor net-
snoeren, I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels. Zie “Aansluitingen aan de voorkant van de computer” op pagina 7 en “Aansluitin­gen aan de achterkant van de computer” op pagina 8.
14 Handboek voor de gebruiker
4. Verwijder eventueel aanwezige sloten waarmee de computerkap is vastgezet,
zoals een kabelslot.
5. Als de kap vastzit met handschroeven, draai deze dan los.
6. Druk op de ontgrendelknop voor de kap die zich aan de zijkant van de kap
bevindt, schuif de kap naar achteren en neem hem weg.
Figuur 5. De kap van de computer verwijderen

De frontplaat verwijderen en terugplaatsen

In dit gedeelte vindt u instructies voor het verwijderen en weer aanbrengen van de frontplaat.
U kunt als volgt de frontplaat verwijderen en weer aanbrengen:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Verwijder de drie plastic lipjes aan de linkerkant en draai de frontplaat naar
buiten. Verwijder de plaat.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 15
Figuur 6. De frontplaat verwijderen
3. Als u de frontplaat weer wilt aanbrengen, plaatst u de plastic nokjes aan de
rechterkant van de frontplaat in de overeenkomstige gaatjes in het chassis. Ver­volgens draait u de frontplaat naar binnen totdat hij links vastklikt.
4. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

Interne opties installeren

Belangrijk
Lees eerst “Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit” op pagina 13 voordat u de kap van de computer verwijdert.
PCI-kaart installeren of vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een PCI­kaart.
Er zijn twee sleuven voor standaard PCI-kaarten, één voor een PCI Express x1-kaart en één voor een PCI Express x16 grafische kaart.
U installeert of vervangt een PCI-kaart als volgt:
16 Handboek voor de gebruiker
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Druk aan de achterkant van de computer op de ontgrendelknop 1 om de
kaartklem 2 te openen en verwijder het afdekplaatje van de kaartsleuf.
Figuur 7. De kaartklem openen
3. Haal de nieuwe PCI-kaart uit de antistatische verpakking.
4. Installeer de nieuwe kaart in de juiste sleuf op de systeemplaat. Zie “Onderde-
len op de systeemplaat” op pagina 11. Als u een kaart vervangt, verwijdert u de aanwezige kaart voordat u de nieuwe installeert.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 17
Opmerkingen:
a. De kaart zit vrij stevig vast in de kaartsleuf. Indien nodig kunt u elke kant
van de kaart beurtelings iets heen en weer bewegen om hem eruit te halen.
b. Als de kaart vastzit onder een klem, drukt u op de klem 1 zoals afge-
beeld om de vergrendeling te openen. Pak de kaart en trek deze voorzichtig uit de sleuf.
5. Draai de kaartklem dicht om de kaarten vast te zetten.
18 Handboek voor de gebruiker
Figuur 8. De kaartklem sluiten
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.
Geheugenmodules installeren of vervangen
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een geheugenmodule.
De computer beschikt over twee sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR2 DIMM’s. Gebruik bij het installeren of vervangen van een geheugenmodule DDR2 DIMM’s van 1 GB of 2 GB in elke combinatie tot maximaal 4 GB.
U installeert of vervangt een geheugenmodule als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
Opmerking: Bij deze procedure is het handig als u de computer op de zijkant
zet.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 19
2. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen
te komen.
3. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 11.
4. Open de klemmetjes.
Figuur 9. Klemmetjes openen
Als u een geheugenmodule vervangt, opent u de klemmetjes en verwijdert u de module zoals hieronder te zien is.
Figuur 10. De geheugenmodule verwijderen
5. Houd de geheugenmodule boven op de geheugenaansluiting. Zorg dat de inke-
ping 1 in de geheugenmodule zich recht boven het nokje 2 in de aanslui­ting op de systeemplaat bevindt. Duw de geheugenmodule voorzichtig naar beneden tot de klemmetjes vastklikken.
20 Handboek voor de gebruiker
Figuur 11. De geheugenmodule aanbrengen
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 43.
Interne stations installeren
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren van interne stations.
Interne stations zijn apparaten waarmee de computer gegevens leest en opslaat. U kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere typen media. De volgende typen stations zijn beschikbaar:
v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) vaste-schijfstation v SATA optische-schijfstations, zoals CD- en DVD-stations v Stations voor verwisselbare media
Opmerking: Deze typen stations worden ook wel IDE-stations (integrated drive
electronics) genoemd.
Interne stations worden geïnstalleerd in compartimenten. In deze handleiding wordt gesproken van compartiment 1, compartiment 2 enzovoort.
Wanneer u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het comparti­ment dat u daarvoor wilt gebruiken geschikt is voor het desbetreffende type en formaat station. Zorg ook dat de interne stationskabels goed worden aangesloten op het geïnstalleerde station.
Stationsspecificaties: De computer wordt geleverd met de volgende in de fabriek geïnstalleerde stations:
v Een optische-schijfstation in compartiment 1 (bepaalde modellen) v Een 3,5-inch diskettestation of een kaartlezer in compartiment 3 (bepaalde
modellen)
v Een primair 3,5-inch vaste-schijfstation in compartiment 5
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 21
In Figuur 12 kunt u zien waar de verschillende stationscompartimenten zich bevin­den.
Figuur 12. Plaats van stationscompartimenten
Hieronder ziet u een overzicht van het type en de afmeting van het station dat in de verschillende compartimenten kan worden geïnstalleerd:
1Compartiment 1 - Maximumhoogte: 43 mm v Optisch schijfstation zoals een
CD- of DVD-station (vooraf geïnstalleerd in sommige modellen)
v 5,25-inch vaste-schijfstation
2Compartiment 2 - Maximumhoogte: 43 mm v Optische-schijfstation zoals een
CD- of DVD-station
v 5,25-inch station voor verwis-
selbare opslagmedia
3Compartiment 3 - Maximumhoogte: 25,8 mm (1 inch) 3,5-inch diskettestation of kaartle-
zer (in sommige modellen vooraf geïnstalleerd)
4Compartiment 4 - Maximumhoogte: 25,8 mm (1 inch) 3,5-inch secundair SATA vaste-
schijfstation (vooraf geïnstalleerd bij bepaalde modellen)
5Compartiment 5 - Maximumhoogte: 25,8 mm (1 inch) Primair 3,5-inch SATA vaste-
schijfstation (vooraf geïnstalleerd)
22 Handboek voor de gebruiker
Een station installeren in compartiment 1 of 2:
Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren van een station in comparti­ment1of2.
Voer de volgende stappen uit om een station te installeren in compartiment 1 of compartiment 2:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op
pagina 15.
Figuur 13. De frontplaat verwijderen
3. Als er zich in het compartiment een metalen plaatje bevindt, haal dit plaatje
dan uit het compartiment.
4. Installeer de bij het station geleverde beugel aan de zijkant van het station.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 23
Figuur 14. De stationsbeugel installeren
5. Installeer het station in het compartiment.
Figuur 15. Het station installeren
6. Als u de frontplaat weer wilt aanbrengen, plaatst u de plastic nokjes aan de
rechterkant van de frontplaat in de overeenkomstige gaatjes in het chassis. Ver­volgens draait u de frontplaat naar binnen totdat hij links vastklikt.
7. Ga verder met “Een SATA-station aansluiten”.
Een SATA-station aansluiten: Een SATA optisch schijfstation of SATA vaste­schijfstation kan worden aangesloten op elke beschikbare SATA-aansluiting.
U sluit een SATA-station als volgt aan:
1. Zorg dat u de bij het nieuwe station geleverde signaalkabel bij de hand hebt.
2. Zoek een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen
op de systeemplaat” op pagina 11.
3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en sluit het andere
uiteinde aan op de beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat.
4. Zoek een van de extra vijfaderige voedingskabels op en sluit deze aan op het
station.
24 Handboek voor de gebruiker
Figuur 16. Een SATA-station aansluiten
Volgende stappen
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 43.

De voedingseenheid vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de voedingseenheid.
U kunt de voedingseenheid als volgt vervangen:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 14.
2. Ontkoppel de kabels uit de voedingseenheid van de systeemplaat en van alle
stations. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
3. Leg de computer op de zijkant en verwijder de vier schroeven aan de achter-
kant van het chassis waarmee de voedingseenheid is vastgezet.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 25
Figuur 17. Verwijderen van de schroeven voor de voedingseenheid
4. Verwijder de oude voedingseenheid uit het chassis.
5. Controleer of de voedingseenheid wel de juiste vervanging is. Sommige
voedingseenheden kunnen zelf de spanning vaststellen, andere voedings­eenheden zijn vast ingesteld op een bepaalde spanning en weer andere voedingseenheden hebben een voltageschakelaar. Als uw computer een voltageschakelaar heeft, zorg er dan voor dat de instelling van de schakelaar van de nieuwe voedingseenheid overeenkomt met de spanning op het stop­contact. Zet de voltageschakelaar zo nodig om met een balpen.
v Bij een netspanning tussen 100–127 V AC moet de schakelaar op 115 V
staan.
v Bij een netspanning tussen 200–240 V AC moet de schakelaar op 230 V
staan.
6. Plaats de nieuwe voedingseenheid zodanig in het chassis dat de schroefgaten
in de voedingseenheid gelijk liggen met die in het chassis.
7. Breng de vier schroeven aan waarmee de voedingseenheid wordt bevestigd.
Opmerking: Gebruik alleen de schroeven die door Lenovo zijn verstrekt.
8. Sluit de de voedingskabels weer aan op de systeemplaat.
9. Sluit een voedingsaansluiting aan op elk station.
10. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

De module met het koelelement en de ventilator vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
26 Handboek voor de gebruiker
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de module met het koel­element en de ventilator.
Let op!
Het koelelement en de ventilatoreenheid kunnen zeer heet zijn. Zet de computer uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer verwijdert.
U vervangt de module met het koelelement en de ventilator als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 14.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
3. Kijk waar het koelelement met ventilator zich bevindt. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 11.
4. Ontkoppel de kabel van het koelelement met ventilatoreenheid van de aan-
sluiting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat. Zie “Onderde­len op de systeemplaat” op pagina 11.
5. Draai de vier schroeven los 1 waarmee de module met het koelelement en
de ventilator op de systeemplaat is bevestigd.
Opmerking: Verwijder de vier schroeven voorzichtig uit de systeemplaat om
mogelijke schade te voorkomen. De vier schroeven kunnen niet uit het koelelement met ventilator worden verwijderd.
Figuur 18. Het koelelement en de ventilatoreenheid verwijderen
6. Haal de defecte module met het koelelement en de ventilator van de systeem-
plaat.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 27
Opmerkingen:
a. Het kan nodig zijn het koelelement met ventilator voorzichtig te draaien
om het los te maken van de microprocessor.
b. Raak het thermale vet op het koelelement met ventilator niet aan.
7. Plaats het nieuwe koelelement en de ventilatoreenheid zodanig op de
systeemplaat dat de vier schroeven op één lijn liggen met de gaten op de systeemplaat.
Opmerking: Plaats de nieuwe koelelement en de ventilatoreenheid zodanig
dat de kabel van de ventilator zich aan de kant van de aanslui­ting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat bevindt.
8. Draai de schroeven om de beurt iets vaster totdat het koelelement en de
ventilatoreenheid stevig op de systeemplaat zijn bevestigd. Draai de schroeven niet te vast aan.
9. Sluit de kabel van de nieuwe module met het koelelement en ventilator-
eenheid aan op de aansluiting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat.
10. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

De microprocessor vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de microprocessor.
Let op!
Het koelelement en de microprocessor kunnen zeer heet zijn. Zet de computer uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer verwijdert.
Om de microprocessor te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer
verwijderen” op pagina 14.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
3. Verwijder onderdelen en kabels die ervoor zorgen dat u niet bij de systeem-
plaat kunt komen.
4. Ontkoppel de kabel van het koelelement met ventilatoreenheid van de aan-
sluiting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat. Zie “Onderde­len op de systeemplaat” op pagina 11.
5. Verwijder het koelelement met de ventilatoreenheid. Zie “De module met het
koelelement en de ventilator vervangen” op pagina 26.
6. Leg het koelelement met ventilatoreenheid op zijn zijkant zodat het thermi-
sche vet niet ergens mee in contact komt.
28 Handboek voor de gebruiker
7. Til de kleine hendel 3 op en open klem 1 om toegang te krijgen tot de microprocessor 2.
8. Til de microprocessor recht uit de aansluiting.
Opmerkingen:
a. Uw microprocessor en aansluiting zien er mogelijk anders uit dan in de
afbeelding hieronder.
b. Let op de juiste richting van de microprocessor in de aansluiting. Zoek
naar het kleine driehoekje 1 op een van de hoeken van de microproces­sor of let op de positie van de uitsparingen 2 op de microprocessor. Dit is belangrijk wanneer u de microprocessor weer aanbrengt op de systeemplaat.
c. Raak alleen de zijkanten van de microprocessor aan. Raak de gouden con-
tactpunten aan de onderkant niet aan.
d. Zorg dat er niets op de aansluiting van de microprocessor valt zolang deze
open ligt. De contactpunten moeten zo schoon mogelijk blijven.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 29
9. Zorg ervoor dat de kleine hendel omhoog staat.
10. Verwijder het beschermende kapje 2 dat de gouden contactpunten van de
nieuwe microprocessor beschermt 1.
11. Breng de uitsparingen van de nieuwe microprocessor op een lijn met de
nokjes in de aansluiting voor de microprocessor of breng het kleine driehoekje op een van de hoeken ervan bij de afgeschuinde hoek van de microprocessor­aansluiting.
12. Druk de nieuwe microprocessor recht omlaag in de aansluiting op de systeem-
plaat.
13. Sluit het klemmetje en vergrendel de microprocessor met de kleine hendel om
hem vast te zetten.
14. Installeer het koelelement met ventilator. Zie “De module met het koelelement
en de ventilator vervangen” op pagina 26.
15. Sluit de kabel van de module met het koelelement en ventilator weer aan op
de aansluiting voor de microprocessorventilator op de systeemplaat.
16. Installeer andere onderdelen weer of sluit andere kabels aan die u hebt verwij-
derd.
17. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.
30 Handboek voor de gebruiker

Het primaire vaste-schijfstation vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het primaire vaste­schijfstation.
Belangrijk
Wanneer u een nieuw vaste-schijfstation ontvangt, ontvangt u ook een set Herstelschijven. Deze set Product Recovery-schijven stelt u in staat de inhoud van het vaste-schijfstation te herstellen naar de standaard fabrieksinstellingen. Voor meer informatie over het herstellen van in de fabriek geïnstalleerde soft­ware, zie Hoofdstuk 3, “Informatie over systeemherstel”, op pagina 49.
U vervangt het primaire vaste-schijfstation als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen” op pagina 14.
2. Zoek het primaire vaste-schijfstation. Zie “Stationsspecificaties” op pagina 21.
3. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van het vaste-schijfstation.
4. Druk het blauwe nokje 1 naar beneden, schuif de houder 2 van het vaste-
schijfstation terug en draai deze naar buiten.
Figuur 19. Het primaire vaste-schijfstation verwijderen
5. Schuif de houder van het vaste-schijfstation uit het chassis.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 31
6. Trek aan de blauwe hendel 3 om het vaste-schijfstation te ontgrendelen en
het uit de houder te verwijderen.
7. Haal het station uit de plastic beugel door de zijkanten van de beugel zo ver
open te buigen dat u het station eruit kunt schuiven.
8. Plaats het nieuwe vaste-schijfstation in de blauwe beugel door de beugel iets
te verbuigen. Breng daarbij de pen 1, pen 2, pen 3 en pen 4 op één lijn met de gaten in het vaste-schijfstation. Raak de printplaat 5 aan de onderkant van het vaste-schijfstation niet aan.
Figuur 20. Het primaire vaste-schijfstation in de beugel installeren
9. Schuif het nieuwe vaste-schijfstation in de onderste stationshouder totdat het
station op zijn plaats klikt.
10. Houd de draai-as voor de stationshouder precies voor de sleuf 1 in de
bovenste stationshouder en schuif de stationshouder in het chassis.
11. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op de achterkant van het
nieuwe vaste-schijfstation.
12. Druk de metalen grendel 2 naar beneden, draai de stationshouder op zijn
plaats en schuif de stationshouder vervolgens naar voren totdat hij op zijn plaats vastklikt.
Opmerking: Er zijn twee pijlen, één op de bovenste stationshouder en een op
de stationshouder voor het vaste-schijfstation. Als het vaste­schijfstation goed is geplaatst, staan deze twee pijlen op één lijn.
32 Handboek voor de gebruiker
Figuur 21. Installatie van het primaire vaste-schijfstation met de houder voor het vaste-schijfstation
13. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

Het secundaire vaste-schijfstation vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
Opmerking: Afhankelijk van uw modeltype heeft uw computer een tweede com-
partiment voor het installeren of vervangen van een tweede vaste­schijfstation.
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het secundaire vaste­schijfstation.
Belangrijk
Wanneer u een nieuw vaste-schijfstation ontvangt, ontvangt u ook een set Herstelschijven. Deze set Product Recovery-schijven stelt u in staat de inhoud van het vaste-schijfstation te herstellen naar de standaard fabrieksinstellingen. Voor meer informatie over het herstellen van in de fabriek geïnstalleerde soft­ware, zie Hoofdstuk 3, “Informatie over systeemherstel”, op pagina 49.
U vervangt een secundair vaste-schijfstation als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen” op pagina 14.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 33
2. Zoek het secundaire vaste-schijfstation. Zie “Stationsspecificaties” op pagina
21.
3. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van het vaste-schijfstation.
4. Druk op de blauwe ontgrendelknop om de houder van het vaste-schijfstation
uit het chassis te halen.
Figuur 22. Het secundaire vaste-schijfstation verwijderen
5. Schuif de houder van het vaste-schijfstation uit het chassis.
6. Trek aan de blauwe hendel om het vaste-schijfstation te ontgrendelen en het
uit de houder te verwijderen.
7. Haal het station uit de blauwe plastic beugel door de zijkanten van de beugel
zo ver open te buigen dat u het station eruit kunt schuiven.
8. Plaats het nieuwe vaste-schijfstation in de blauwe beugel door de beugel iets
te verbuigen. Breng daarbij de pen 1, pen 2, pen 3 en pen 4 op één lijn met de gaten in het vaste-schijfstation. Raak de printplaat 5 aan de onderkant van het vaste-schijfstation niet aan.
Figuur 23. Het secundaire vaste-schijfstation in de beugel installeren
34 Handboek voor de gebruiker
9. Schuif het nieuwe vaste-schijfstation in de stationshouder totdat het station op zijn plaats vastklikt.
10. Plaats de stationshouder voor de vaste schijf in het chassis zodat deze op zijn
plaats vastklikt onder het metalen plaatje. Zorg dat de stationshouder voor de vaste schijf stevig vastzit in het chassis.
Figuur 24. Het secundaire vaste-schijfstation en de stationshouder installeren
11. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op de achterkant van het
nieuwe vaste-schijfstation.
12. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

Het optische-schijfstation vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het optische-schijf­station.
U vervangt een optisch schijfstation als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op
pagina 15.
3. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van het optische
station.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 35
4. Druk op de blauwe ontgrendelknop en haal het optische-schijfstation aan de
voorkant uit de computer.
Figuur 25. Het optische station verwijderen
5. Verwijder de beugel van het optische station dat u vervangt en bevestig hem
aan het nieuwe optische station.
Figuur 26. Een beugel installeren
6. Schuif het nieuwe optische station van de voorkant in het compartiment, totdat
het station vastklikt.
7. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op het station.
8. Breng de frontplaat weer aan.
9. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

Het diskettestation vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
36 Handboek voor de gebruiker
Afhankelijk van uw model heeft uw computer mogelijk geen diskettestation of kaartlezer. In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het diskette­station.
U vervangt een diskettestation als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op
pagina 15.
3. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van het diskette-
station.
4. Druk op de ontgrendelknop en schuif het diskettestation aan de voorkant uit
de computer.
Figuur 27. Diskettestation verwijderen
5. Verwijder de beugel van het defecte diskettestation en bevestig hem aan het
nieuwe station.
Figuur 28. De stationsbeugel installeren
6. Schuif het nieuwe diskettestation in het stationscompartiment totdat het station
op zijn plaats klikt.
7. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op het nieuwe diskettestation.
8. Breng de frontplaat weer aan.
9. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 37

De ventilatoreenheid vooraan vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de ventilatoreenheid aan de voorzijde.
Opmerking: Afhankelijk van uw model heeft uw computer mogelijk geen
diskettestation of kaartlezer.
Om de voorste ventilator te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op
pagina 15.
3. Ontkoppel de kabel van de aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op
de systeemplaat” op pagina 11.
4. De ventilatoreenheid aan de voorzijde is met vier rubberen nokjes bevestigd in
het chassis. Verwijder de voorste ventilatoreenheid door de rubberen koppelin­gen te breken of door te knippen en hem voorzichtig uit het chassis te trekken.
Figuur 29. Ventilatoreenheid aan voorzijde verwijderen
5. Installeer de nieuwe ventilatoreenheid door de nieuwe rubberen koppelingen
van de nieuwe ventilatoreenheid precies vóór de gaatjes in het chassis te hou­den en de koppelingen door de gaatjes te drukken.
38 Handboek voor de gebruiker
Opmerking: De nieuwe ventilatoreenheid heeft vier nieuwe rubberen koppelin-
gen.
6. Trek de uiteinden van de koppelingen helemaal door de gaatjes, totdat de voor-
ste ventilatoreenheid goed vastzit.
Figuur 30. Ventilatoreenheid aan voorzijde installeren
7. Sluit de kabel van de ventilatoreenheid aan op de aansluiting op de systeem-
plaat.
8. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

De ventilatoreenheid achteraan vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de ventilatoreenheid aan de achterzijde.
Om de achterste ventilator te vervangen, doet u het volgende:
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 39
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Kijk waar de ventilatoreenheid van de achterzijde zich bevindt. Zie
“Componenten” op pagina 10.
3. Ontkoppel de kabel van de ventilatoreenheid aan de achterzijde van de desbe-
treffende aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
4. De achterste ventilatoreenheid zit met vier rubberen koppelingen vast aan het
chassis. Verwijder de achterste ventilatoreenheid door de rubberen koppelingen te breken of door te knippen en hem voorzichtig uit het chassis te trekken.
Figuur 31. De ventilatoreenheid achteraan verwijderen
5. Installeer de nieuwe ventilatoreenheid door de rubberen koppelingen van de
ventilatoreenheid precies vóór de gaatjes in het chassis te houden en de koppe­lingen door de gaatjes te drukken.
Opmerking: De nieuwe ventilatoreenheid heeft vier nieuwe rubberen koppelin-
6. Trek aan de puntjes van de rubberen nokjes totdat de achterste ventilator-
eenheid goed vastzit.
40 Handboek voor de gebruiker
gen.
Figuur 32. De ventilatoreenheid achteraan installeren
7. Sluit de stekker van de ventilatoreenheid aan de achterkant aan op de desbe-
treffende aansluiting op de systeemplaat.
8. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

Het toetsenbord vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het toetsenbord.
Om het toetsenbord te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder alle media uit de stations, sluit het besturingssysteem af en en scha-
kel alle aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Kijk waar de toetsenbordaansluiting zich bevindt.
Opmerking: De kabel van het toetsenbord kan een standaard toetsenbord-
stekker 1 hebben of een USB-stekker (Universal Serial Bus) 2. Zie “Aansluitingen aan de achterkant van de computer” op pagina 8 of “Aansluitingen aan de voorkant van de computer” op pagina 7
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 41
Figuur 33. Toetsenbordaansluitingen
4. Haal de stekker van het defecte toetsenbord uit de aansluiting op de computer.
5. Sluit het nieuwe toetsenbord aan op de juiste aansluiting op de computer.
6. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.

De muis vervangen

Attentie
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support
pagina 7, afhankelijk van waar uw toetsenbord is aangesloten.
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de muis.
Om de muis te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder alle media uit de stations, sluit het besturingssysteem af en en scha-
kel alle aangesloten apparatuur uit. Zet dan de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Kijk waar de aansluiting voor de muis zich bevindt.
Opmerking: De kabel van de muis kan een standaard muisstekker 1 hebben
of een USB-stekker (Universal Serial Bus) 2. Zie “Aansluitingen aan de achterkant van de computer” op pagina 8 of “Aansluitin­gen aan de voorkant van de computer” op pagina 7 afhankelijk van de plaats waar de muis is aangesloten.
42 Handboek voor de gebruiker
Figuur 34. Muisaansluitingen
4. Haal de stekker van de defecte muis uit de aansluiting op de computer.
5. Sluit de kabel van de nieuwe muis aan op de juiste aansluiting op de computer.
6. Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”.

Het vervangen van de onderdelen voltooien

Nadat u de onderdelen hebt vervangen, sluit u de kap van de computer en sluit u alle losgekoppelde kabels weer aan, zoals netsnoeren. Afhankelijk van de onderde­len die u hebt vervangen, kan het nodig zijn om in het programma Setup Utility te bevestigen dat de bijgewerkte informatie correct is. Raadpleeg Hoofdstuk 4, “Wer­ken met het programma Setup Utility”, op pagina 59.
U kunt als volgt de kap van de computer terugplaatsen en de kabels weer aanslui­ten:
1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn
teruggeplaatst en of alle losse schroeven en stukken gereedschap uit de compu­ter zijn verwijderd. Zie “Componenten” op pagina 10 voor de locatie van de verschillende componenten.
2. Plaats de kap op het frame zodat de geleiderails aan de onderkant van de kap
in de rails vallen. Druk daarna de kap dicht totdat hij is vergrendeld.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 43
Figuur 35. De kap van de computer weer aanbrengen
3. Als de kap is vastgezet met handschroeven, breng die dan weer aan.
4. Als de kap voorzien is van een slot, vergrendelt u het slot.
5. Sluit de externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Aansluitin-
gen aan de achterkant van de computer” op pagina 8.
6. Hoe u de configuratie bijwerkt, leest u in Hoofdstuk 4, “Werken met het pro-
gramma Setup Utility”, op pagina 59.
Opmerking: In de meeste landen verlangt Lenovo dat de defecte CRU wordt gere-
tourneerd. Informatie hierover vindt u bij de CRU, of ontvangt u enkele dagen nadat de CRU is afgeleverd.
Stuurprogramma’s
De stuurprogramma’s voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd zijn, kunt u vinden op: http://www.lenovo.com/support Installatie-instructies vindt u in de readme-bestanden van de stuurprogramma’s.

Beveiligingsvoorzieningen installeren

Er zijn verschillende beveiligingsopties beschikbaar om diefstal van hardware en niet-bevoegde toegang tot computers te voorkomen. Naast het aanbrengen van slo­ten kunt u onbevoegd gebruik van software voorkomen door het toetsenbord softwarematig te vergrendelen totdat een correct wachtwoord wordt getypt.
Zorg dat de beveiligingskabels die u aanbrengt geen verbindingen van computer­kabels onderbreken.
44 Handboek voor de gebruiker

Geïntegreerd kabelslot

Met een geïntegreerd kabelslot (ook wel Kensington-slot genoemd) kunt u de com­puter vastmaken aan bijvoorbeeld een bureau of een tafel. Het kabelslot wordt bevestigd in een uitsparing aan de achterkant van de computer en wordt met een sleutel geopend en gesloten. Zie Figuur 36. Met het kabelslot vergrendelt u ook de knoppen waarmee de kap van de computer wordt geopend. Dit is hetzelfde type slot dat ook voor veel notebookcomputers wordt gebruikt. Kabelsloten kunnen rechtstreeks bij Lenovo worden besteld oor te zoeken op Kensington op: http://www.lenovo.com/support
Figuur 36. Geïntegreerd kabelslot

Hangslot

De computer is uitgerust met een oog voor een hangslot. Met een dergelijk slot kan worden voorkomen dat de kap wordt verwijderd.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 45
Figuur 37. Een hangslot aanbrengen

Wachtwoordbeveiliging

Om onbevoegd gebruik van de computer te verhinderen, kunt u met het pro­gramma Setup Utility een wachtwoord instellen. Bij het aanzetten van de computer wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren; hierdoor wordt het toetsenbord ontgrendeld en kunt u de computer normaal gebruiken. Zie Hoofdstuk 4, “Werken met het programma Setup Utility”, op pagina 59 voor meer informatie.
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de
onderdelen voltooien” op pagina 43.

Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen)

In dit gedeelte leest u hoe u verloren of vergeten wachtwoorden kunt wissen, zoals gebruikerswachtwoorden.
Vergeten wachtwoorden wissen:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen”
op pagina 14.
2. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
46 Handboek voor de gebruiker
3. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de positie voor
onderhoud of configuratie (pennetje 2 en 3).
4. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie “Het ver-
vangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.
5. Zet de computer weer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer
weer uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer vijf seconden in te drukken.
6. Herhaal stap 1 en stap 2.
7. Zet de jumper voor CMOS Leegmaken/Herstellen terug in de standaardpositie
(pennetje 1 en 2).
8. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie “Het ver-
vangen van de onderdelen voltooien” op pagina 43.
Hoofdstuk 2. Opties installeren en hardware vervangen 47
48 Handboek voor de gebruiker

Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel

In dit hoofdstuk maakt u kennis met de hersteloplossingen die Lenovo biedt. Uit­gelegd wordt wanneer en hoe u de volgende herstelmethoden kunt gebruiken:
v Herstelmedia maken en gebruiken
v Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
v Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
v Noodherstelmedia maken en gebruiken
v Een reparatiediskette maken en gebruiken
v Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren
v Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde
v Problemen met herstelprocedures oplossen
Opmerkingen:
1. Wanneer u iets wilt herstellen als er een probleem is met de software of hard-
ware, kunt u kiezen uit diverse methoden. Sommige van deze methoden zijn per type besturingssysteem verschillend.
2. Het product op het herstelmedium mag alleen worden gebruikt voor de vol-
gende doeleinden:
v Het herstellen van het vooraf op uw computer geïnstalleerde product
v Het opnieuw installeren van het product
v Het aanpassen van het product met behulp van de extra bestanden

Herstelmedia maken en gebruiken

Met herstelmedia kunt u de vaste schijf herstellen naar de fabrieksinstellingen. Herstelmedia zijn handig als u de computer overbrengt naar een ander gebied, als u de computer verkoopt of recyclet. U kunt deze schijven ook gebruiken om de computer terug te brengen in een operationele status, nadat alle andere herstel­methoden zijn mislukt. Het is verstandig om bij wijze van voorzorgsmaatregel zo snel mogelijk herstelmedia te maken.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de herstelmedia kunt
uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarmee ze zijn gemaakt. Volgens uw Microsoft Windows-licentie mag u slechts één gegevensmedium maken; het is daarom van belang dat u het herstel­medium dat u hebt gemaakt, op een veilige plaats opbergt.

Herstelmedia maken

In dit gedeelte vindt u instructies over het maken van herstelmedia onder verschil­lende besturingssystemen.
v Voor het maken van herstelmedia onder Windows 7 klikt u op Start Alle
programma’s Lenovo ThinkVantage Tools Factory Recovery-schijven. Volg
de instructies op het scherm.
v Om herstelschijven te maken in Windows Vista klikt u op Start Alle
programma’s ThinkVantage Productherstelmedia maken . Volg de instructies
op het scherm.
© Copyright Lenovo 2009 49
v Om herstelschijven te maken in Windows XP klikt u op Start Alle
programma’s ThinkVantage Herstelmedia maken . Volg de instructies op het
scherm.

Herstelmedia gebruiken

In dit gedeelte vindt u instructies over het werken met herstelmedia onder ver­schillende besturingssystemen.
v Om de herstelmedia onder Windows 7 of Windows Vista te gebruiken, doet u
het volgende:
Waarschuwing: Wanneer u herstelmedia onder Windows 7 of Windows Vista gebruikt om de computer te herstellen naar de fabrieksinstellingen, worden alle bestanden die op dat moment op het systeemstation of op de vaste schijf staan gewist en vervangen door de fabrieksinstellingen.
1. Afhankelijk van het type herstelmedium sluit u het opstartmedium (USB-
stick of USB-vaste-schijfstation) aan op de computer of plaatst u de opstart­schijf in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Zodra het
menu Opstartapparaten (Startup Devices) wordt geopend, laat u F12 weer los.
4. Selecteer het juiste opstartapparaat (afhankelijk van het opstartmedium) en
druk op Enter. Na korte tijd wordt het programma Product Recovery geo­pend.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Na het herstellen van de computer naar de fabrieksinstellingen, moet u mogelijk enkele softwareprogramma’s of stuurprogramma’s opnieuw installe­ren. Raadpleeg voor meer informatie “Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren” op pagina 55.
v Om de herstelschijven onder Windows XP te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Wanneer u herstelschijven gebruikt om de computer onder Windows XP te herstellen naar de fabrieksinstellingen, worden alle bestanden die op dat moment op de harde schijf staan gewist en vervangen door de fabrieksinstellingen.Tijdens het herstelproces krijgt u de mogelijkheid om een of meer bestanden die zich op de vaste schijf bevinden op andere media op te slaan voordat de gegevens worden gewist.
1. Plaats uw opstartschijf in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Zodra het
menu Opstartapparaten (Startup Devices) wordt geopend, laat u F12 weer los.
4. Selecteer het CD- of DVD-station dat u als opstartapparaat wilt gebruiken en
druk op Enter. Na enige tijd verschijnt het werkgebied van Rescue and Recovery.
5. Klik in het menu Rescue and Recovery op Systeem herstellen.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm.
50 Handboek voor de gebruiker

Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren

Met het programma Rescue and Recovery kunt u een backup maken van de hele inhoud van uw vaste schijf, inclusief het besturingssysteem, gegevensbestanden, softwareprogramma’s en persoonlijke instellingen. U kunt aangeven waar het pro­gramma Rescue and Recovery de backup opslaat:
v Op een beschermd gebied van het vaste-schijfstation
v Op een tweede vaste-schijfstation dat in de computer is geïnstalleerd
v Op een aangesloten extern USB-vaste-schijfstation
v Op een netwerkstation
v Op beschrijfbare CD’s of DVD’s (een station voor beschrijfbare CD of DVD’s is
hiervoor nodig)
Nadat u een backup hebt gemaakt van het vaste-schijfstation, kun u de complete inhoud van het vaste-schijfstation herstellen, alleen bepaalde bestanden terugzetten of alleen het Windows-besturingssysteem en toepassingen herstellen.

Een backupbewerking uitvoeren

In dit gedeelte vindt u instructies over het uitvoeren van een backup vanuit het programma Rescue and Recovery onder verschillende besturingssystemen.
v Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows 7 doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op Backup van uw vaste schijf maken en selecteer opties voor de
backupbewerking. Volg de aanwijzingen op het scherm.
v Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows Vista of Windows XP doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Rescue and Recovery
geavanceerd starten Backup van uw vaste schijf maken en selecteer opties
voor de backupbewerking.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.

Een herstelbewerking uitvoeren

In dit gedeelte vindt u instructies over het uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het programma Rescue and Recovery onder verschillende besturings­systemen.
v Om een herstelbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows 7 doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Het systeem herstellen vanuit een backup.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 51
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
v Om een herstelbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery onder Windows Vista of Windows XP doet u het volgende:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Rescue and Recovery
geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Het systeem herstellen vanuit een backup.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Meer informatie over het uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het werkge­bied van Rescue and Recovery vindt u in “Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken”.

Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken

Het werkgebied van Rescue and Recovery bevindt zich in een beschermd en ver­borgen gebied op het vaste-schijfstation dat onafhankelijk van het Windows­besturingssysteem werkt. Hierdoor kunt u herstelbewerkingen uitvoeren ook als Windows niet gestart kan worden. U kunt de volgende herstelbewerkingen uitvoe­ren in het werkgebied van Rescue and Recovery:
v Bestanden veiligstellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup
Met het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u bestanden op uw vaste schijf opzoeken en overbrengen naar een netwerkwerkstation of andere beschrijfbare media, zoals een USB-apparaat, een schijf of een diskette. Deze functie is zelfs beschikbaar als u geen backup van uw bestanden hebt gemaakt of als er wijzigingen in de bestanden zijn aangebracht na de laatste backupbewerking. U kunt ook afzonderlijke bestanden van een Rescue and Recovery-backup op het vaste-schijfstation, een USB-apparaat of een netwerk­station veiligstellen.
v Uw vaste-schijfstation herstellen vanuit een Rescue and Recovery-backup
Als u een backup hebt gemaakt van uw vaste-schijfstation vanuit het pro­gramma Rescue and Recovery, kunt u het vaste-schijfstation herstellen vanuit een Rescue and Recovery-backup, zelfs als u het Windows-besturingssysteem niet kunt starten.
v Uw vaste-schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen
Met het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u de volledige inhoud van uw vaste-schijfstation herstellen naar de fabrieksinstellingen. Als het vaste-schijf­station meerdere partities bevat, hebt u de mogelijkheid om de fabrieksin­stellingen te herstellen in partitie C: terwijl de overige partities intact blijven. Omdat bewerkingen vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery onafhan­kelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd, kunt u de fabrieksin­stellingen zelfs herstellen als u het Windows-besturingssysteem niet kunt starten.
Waarschuwing: Als u het vaste-schijfstation herstelt met een Rescue and Recovery-backup of als u vaste-schijfstation herstelt naar de fabrieksinstellingen, worden alle bestanden in de primaire partitie van de vaste schijf (meestal station C:) tijdens het herstelproces gewist. Maak indien mogelijk kopieën van belangrijke bestanden. Als u Windows niet kunt starten, kunt u de functie Bestanden veilig­stellen in het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken om bestanden te kopiëren vanaf uw vaste-schijfstation naar andere media.
52 Handboek voor de gebruiker
Het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u als volgt starten:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 wanneer u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u F11 los.
4. Als er een Rescue and Recovery-wachtwoord is ingesteld, typ dat dan zodra
daarnaar wordt gevraagd. Het werkgebied Rescue and Recovery wordt na enige tijd geopend.
Opmerking: Als u het scherm van Rescue and Recovery niet ziet, gaat u naar
“Herstelproblemen oplossen” op pagina 56.
5. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Om bestanden veilig te stellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup,
klikt u op Bestanden veiligstellen; volg daarna de aanwijzingen op het scherm.
v Om het vaste-schijfstation te herstellen met een Rescue and Recovery-backup
of om de fabrieksinstellingen te herstellen, klikt u op Systeem herstellen en volgt u de instructies op het scherm.
Voor meer informatie over de functies van het werkgebied van Rescue and Recovery klikt u op Help.
Opmerkingen:
1. Nadat u het vaste-schijfstation hebt hersteld naar de fabrieksinstellingen, kan
het nodig zijn om de stuurprogramma’s voor een aantal apparaten opnieuw te installeren. Zie “Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren” op pagina 55.
2. Bij bepaalde computers is Microsoft Office of Microsoft Works bij levering al
geïnstalleerd. Als u de bestanden van Microsoft Office of Microsoft Works opnieuw moet installeren, gebruikt u daarvoor de Microsoft Office CD of Micro- soft Works CD. Deze CD’s worden alleen geleverd bij computers waarop Micro­soft Office of Microsoft Works vooraf is geïnstalleerd.

Noodherstelmedia maken en gebruiken

Met noodherstelmedia, zoals een schijf of een USB-vaste-schijfstation, kunt u fou­ten herstellen die het onmogelijk maken om toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery op het vaste-schijfstation.
Opmerkingen:
1. Welke herstelbewerkingen u met behulp van de noodherstelmedia kunt uitvoe-
ren, hangt af van het besturingssysteem.
2. De noodherstelschijven kunnen in elk type CD- of DVD-station worden gestart.
3. U kunt ook het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery
gebruiken nadat u het hoodherstelmedium hebt gebruikt om de computer te herstellen van storingen en toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 53

Noodherstelmedia maken

In dit gedeelte vindt u instructies over het maken van noodherstelmedia onder verschillende besturingssystemen.
v U maakt als volgt een noodherstelmedium onder Windows 7:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
Lenovo ThinkVantage Tools Enhanced Backup and Restore. Het pro-
gramma Rescue and Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and
Recovery geavanceerd starten.
3. Klik op het pictogram Noodherstelmedia maken. Het venster Rescue and
Recovery-media maken wordt geopend.
4. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt een noodherstelmedium maken met een schijf, een USB­vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation.
5. Klik op OK en volg de instructies op het scherm.
v U maakt als volgt een noodherstelmedium onder Windows Vista of Windows
XP:
1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start Alle programma’s
ThinkVantage herstelmedia maken.Het venster Rescue and Recovery-me-
dia maken wordt geopend.
2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt een noodherstelmedium maken met een schijf, een USB­vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation.
3. Klik op OK en volg de instructies op het scherm.

Noodherstelmedia gebruiken

In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van de noodherstelmedia die u hebt gemaakt.
Opmerking: Controleer of het noodherstelapparaat (optisch station, USB-apparaat
of het tweede interne vaste-schijfstation) is ingesteld als het eerste opstartapparaat in opstartvolgorde van apparaten voordat u deze procedure uitvoert. Zie “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 61.
Om het noodherstelmedium dat u hebt gemaakt te gebruiken, voert u een van de volgende handelingen uit:
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een schijf, controleert u of de
computer aan is en plaatst u de noodherstelschijf. Start de computer vervolgens opnieuw op. Het noodherstelmedium wordt gestart.
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vaste-schijfstation,
sluit dat station dan aan op een van de USB-poorten van de computer. Zet ver­volgens de computer aan. Het noodherstelmedium wordt gestart.
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een tweede intern vaste-schijf-
station, stelt u het tweede interne vaste-schijfstation in als het eerste opstart­apparaat in de opstartvolgorde van apparaten. Vervolgens wordt het nood­herstelmedium gestart.
Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery. Voor elk van de functies in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help­informatie beschikbaar. Volg de instructies om de herstelproces te voltooien.
54 Handboek voor de gebruiker

Een reparatiediskette maken en gebruiken

Als het niet lukt om naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan of om Windows kunt u een reparatiediskette gebruiken om het werkgebied van Rescue and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kunnen gaan. Het is verstandig om een dergelijke reparatiediskette zo spoedig mogelijk te maken, zodat u ingedekt bent tegen alle mogelijke eventuali­teiten.
Opmerking: U moet een diskettestation hebben voor het maken en gebruiken van
een reparatiediskette. Als u geen intern diskettestation hebt, kunt u een extern USB-diskettestation gebruiken.

Een reparatiediskette maken

In dit gedeelte vindt u instructies voor het maken van een reparatiediskette.
U maakt de reparatiediskette als volgt:
1. Zet de computer aan en zorg dat de computer internettoegang heeft.
2. Volg de instructies op de website:
http://www.lenovo.com/think/support/site.wss/document.do?lndocid=MIGR-54483
3. Nadat de reparatiediskette is gemaakt, haalt u de diskette uit het diskettestation
en voorziet u deze van een etiket met de tekst Reparatiediskette. Berg de diskette vervolgens op een veilige plaats op voor toekomstig gebruik.

Reparatiediskette gebruiken

In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van een reparatiediskette.
U gebruikt de reparatiediskette als volgt:
1. Zet de computer uit.
2. Plaats de reparatiediskette in het diskettestation.
3. Zet de computer aan en volg de instructies op het scherm.
Opmerkingen:
1. Als de reparatie zonder fouten wordt voltooid, kunt u toegang tot het werkge-
bied van Rescue and Recovery krijgen door herhaaldelijk op de toets F11 te drukken terwijl u de computer opnieuw opstart. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u F11 los. Na afloop van de reparatie kunt u ook weer naar de Windows-omgeving gaan.
2. Als er tijdens de reparatie een foutbericht verschijnt, en de reparatie niet kan
worden voortgezet, is er wellicht een probleem met de partitie waarop het werkgebied van Rescue and Recovery zich bevindt. Gebruik een noodherstel­medium voor toegang tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Informatie over het maken en gebruiken van noodherstelmedia vindt u in “Noodherstel­media maken en gebruiken” op pagina 53.
Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren
Voordat u stuurprogramma’s installeert of opnieuw installeert, moet er een besturingssysteem vooraf geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en software­media voor het apparaat.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 55
Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich op het vaste-schijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de map SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/ support. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de desbetreffende apparaten.
U installeert een stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat als volgt:
1. Zet de computer aan.
2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vaste-schijfstation op.
3. Ga naar de directory C:\SWTOOLS.
4. Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene sub-
mappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO.
5. Open de map van het gewenste apparaat.
6. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.txt of
een bestand met de extensie .txt op. Dit bestand is vaak genoemd naar een bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.txt. Het TXT-bestand bevat informatie over het installeren van het stuurprogramma. Volg de instructies om de installatie te voltooien.
v Als de submap voor het apparaat een bestand bevat met de extensie .inf en u
wilt het stuurprogramma installeren met het INF-bestand, klikt u op Start Help en ondersteuning om naar Help en ondersteuning van Windows te gaan. Daar vindt u gedetailleerde informatie over het installeren van het stuurprogramma.
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE.
Dubbelklik op het bestand en volg de instructies op het scherm.

Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven

Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een intern vaste-schijf­station, een schijf, een USB-vaste-schijfstation of andere externe apparaten, moet u eerst zorgen dat uw herstelapparaat is ingesteld als het eerste opstartapparaat in de opstartvolgorde van apparaten in het programma Setup Utility. Raadpleeg “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 61 voor gedetailleerde informatie over het tijde­lijk of permanent wijzigen van de opstartvolgorde.
Opmerking: Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzet-
ten voordat u het externe apparaat aansluit.
Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 4, “Wer­ken met het programma Setup Utility”, op pagina 59.

Herstelproblemen oplossen

Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windows­omgeving kunt gaan, kunt u het volgende doen:
v Gebruik een noodherstelmedium om het werkgebied van Rescue and Recovery
te starten. Zie “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 53.
56 Handboek voor de gebruiker
v Gebruik een reparatiediskette om het werkgebied van Rescue and Recovery te
repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kun­nen gaan. Zie “Een reparatiediskette maken en gebruiken” op pagina 55.
v Gebruik een herstelmedium als u het systeemstation of het vaste-schijfstation
wilt herstellen naar de fabrieksinstellingen. Zie “Herstelmedia maken en gebruiken” op pagina 49.
Opmerking: Als het u niet lukt om met behulp van een noodherstelmedium, een
reparatiediskette of een herstelmedium toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery of tot de Windows-omgeving, is het noodherstelapparaat, diskettestation of herstelmedium mogelijk niet ingesteld als het eerste opstartapparaat in de opstartvolgorde van apparaten. Meer informatie vindt u in “Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 56.
Het is belangrijk om zo snel mogelijk een noodherstelmedium, een reparatie­diskette en een herstelmedium te maken en deze allemaal op een veilige plaats op te bergen.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 57
58 Handboek voor de gebruiker

Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility

U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie van de compu­ter te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare instellingen in het programma Setup Utility echter overschrijven.

Het programma Setup Utility starten

Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F1 wanneer u de computer aanzet. Als u meer-
dere geluidssignalen hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F1 los.
Opmerking: Als er een aanzetwachtwoord of beheerderswachtwoord is inge-
steld, wordt het menu van het programma Setup Utility niet weergegeven totdat u het juiste wachtwoord opgeeft. Meer infor­matie vindt u in “Wachtwoorden gebruiken”.
Het programma Setup Utility kan automatisch worden gestart als er bij de POST (zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd.

Instellingen bekijken en wijzigen

Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeem­configuratie-opties. Als u deze instellingen wilt bekijken of wijzigen, raadpleegt u “Het programma Setup Utility starten”.
Voor het programma Setup Utility moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toet­sen worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk scherm afgebeeld.

Wachtwoorden gebruiken

Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om onbevoegde toegang te voorkomen tot uw computer en gegevens. De volgende soorten wacht­woorden zijn beschikbaar:
v Power-On Password (systeemwachtwoord)
v Beheerderswachtwoord
Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht­woord instelt. Het gebruik van wachtwoorden vergroot echter de veiligheid van computergebruik. Lees de volgende paragrafen als u besluit een wachtwoord in te stellen.
© Copyright Lenovo 2009 59

Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden

U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en numerieke tekens gebrui­ken. Omwille van de veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. U stelt als volgt een sterk wachtwoord in:
v Het moet bestaan uit ten minste acht tekens en bevat ten minste één alfabetisch
en één numeriek teken
v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden
zijn niet hoofdlettergevoelig.
v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden

Power-On Password (systeemwachtwoord)

Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, wordt de gebruiker elke keer als hij de computer inschakelt, gevraagd dat wachtwoord op te geven. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is opgegeven.

Beheerderswachtwoord

Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerders­wachtwoord te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing.
Als u zowel een gebruikers- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie­instellingen te wijzigen, dan móet u het beheerderswachtwoord opgeven.

Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen

U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 59.
2. Selecteer in het hoofdmenu van het programma Setup Utility Security Set
Power-On Password of Set Administrator Password.
3. Volg de instructies die aan de rechterkant van het scherm worden weergegeven
om het gewenste wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en nume-
rieke tekens gebruiken. Meer informatie vindt u in “Overwegin­gen ten aanzien van wachtwoorden”.
60 Handboek voor de gebruiker

Apparaten in- en uitschakelen

In dit gedeelte vindt u informatie over het in- of uitschakelen van de volgende apparaten:
SATA-controller Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, worden alle appa-
Floppy A Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-
Om de SATA-controller in te stellen, doet u het volgende:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 59.
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Devices ATA Dri- ves Setup SATA Controller.
3. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
4. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit Save Changes
and Exit.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Discard Changes
and Exit.
raten die zijn aangesloten op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste schijf of het optische station) uitgeschakeld en niet weer­gegeven in de systeemconfiguratie.
station niet toegankelijk.
U kunt Floppy A als volgt instellen:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 59.
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Devices Floppy Drive Setup Floppy A.
3. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
4. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit Save Changes
and Exit.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Discard Changes

Een opstartapparaat kiezen

Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een schijf, diskette of vaste-schijfstation, gebruikt u een de volgende procedures om het gewenste opstartapparaat te selecteren.

Een tijdelijk opstartapparaat kiezen

Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat.
Opmerking: Niet alle schijven, vaste-schijfstations en diskettes zijn opstartbaar.
and Exit.
U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility 61
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het Startup Device Menu en druk op
Enter.
Opmerking: Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Device
wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.

De opstartvolgorde selecteren of wijzigen

Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1. Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 59.
2. Selecteer Startup Startup Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechter-
kant van het scherm wordt afgebeeld.
3. Selecteer de apparaten voor de Primary Startup Sequence, de Automatic
Startup Sequence en de Error Startup Sequence.
4. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup
Utility.
Opmerking: Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken.
5. In het hoofdmenu van de Setup Utility selecteert u Exit Save Changes and
Exit.
Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaard­instellingen, kiest u Load Optimal Settings in het menu Exit.

Het programma Setup Utility afsluiten

Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc om naar het menu van de Setup Utility te gaan. (Het is mogelijk dat u verschil­lende keren op Esc moet drukken.) Om de nieuwe instellingen op te slaan, selec­teert u Exit Save Changes and Exit. Doet u dat niet, dan worden de wijzigingen niet bewaard.
62 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bijwerken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het updaten van het POST/BIOS en het herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden.
Werken met systeemprogramma’s
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd door systeemprogramma’s. Systeemprogramma’s zijn onder meer POST, de BIOS­code en het programma Setup Utility. POST is een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de computer aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de computerhardware kan uitvoeren. U kunt het pro­gramma Setup Utility gebruiken om de configuratie en de instellingen van de com­puter te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), in de volksmond ook wel flashgeheugengenoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het pro­gramma Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met een schijf met flashupdates of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren vanuit het besturingssysteem.
Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST en het BIOS. Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de Lenovo-website op http://www.lenovo.com. Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates vindt u in een TXT-bestand dat samen met de update­bestanden wordt gedownload. Voor de meeste modellen kunt u een bijwerk­programma downloaden waarmee u een flash-updateschijf kunt maken of een bijwerkprogramma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem.
Opmerking: U kunt op het internet een zogenaamd ISO-image (een image van een
automatisch startende CD/DVD) van het diagnoseprogramma downloaden voor computers zonder diskettestation. Ga naar: http://www.lenovo.com

Het BIOS bijwerken met een (flash)schijf

In dit gedeelte vindt u instructies voor het updaten (flashen) van het BIOS met behulp van een schijf. Updates van systeemprogramma’s zijn beschikbaar op: http://www.lenovo.com/support
U kunt het BIOS als volgt updaten (flashen) vanaf een schijf:
1. Controleer of het optische station dat u wilt gebruiken ingesteld is als eerste opstartapparaat in de opstartvolgorde van de computer. Zie “De opstart­volgorde selecteren of wijzigen” op pagina 62.
2. Controleer of de computer aan is.Plaats de schijf in het optische-schijfstation.
3. Zet de computer uit en weer aan. De update begint.
4. Wanneer u gevraagd wordt om het serienummer te wijzigen, drukt u op N.
Opmerking: Als u het serienummer wél wilt wijzigen, drukt u bij deze vraag
op Y. Typ het serienummer en druk op Enter.
© Copyright Lenovo 2009 63
5. Wanneer u gevraagd wordt om het machinetype/model te wijzigen, drukt u op
N.
Opmerking: Als u het machinetype/model wél wilt wijzigen, drukt u bij deze
vraag op Y. Typ het machinetype/model en druk op Enter.
6. Volg de instructies op het scherm om de update te voltooien.

Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem

Opmerking: Omdat door Lenovo voortdurend verbeteringen worden doorgevoerd
op de website, kan de inhoud van de webpagina zonder bericht vooraf worden gewijzigd, inclusief de inhoud waarnaar in de vol­gende procedure wordt verwezen.
U kunt het BIOS als volgt bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem:
1. Ga naar http://www.lenovo.com/support.
2. Zoek als volgt de downloadbare bestanden voor uw type computer:
a. Ga naar het veld Enter a product number, geef uw machinetype op en klik
op Go.
b. Klik op Downloads and drivers.
c. Selecteer BIOS in het veld Refine results om eenvoudig alle BIOS-gerela-
teerde links te vinden.
d. Klik op de BIOS-updatelink.
e. Klik op het TXT-bestand dat de instructies bevat voor het bijwerken
(flashen) van BIOS vanuit uw besturingssysteem.
3. Druk deze instructies af. Dit is belangrijk, omdat deze instructies niet worden
afgebeeld nadat het downloaden is gestart.
4. Volg de afgedrukte instructies om het updatebestand te downloaden, uit te
pakken en te installeren.

Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS

Als de stroom uitvalt terwijl POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het mogelijk dat de computer daarna niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert u de volgende procedure uit (dit wordt wel herstel van opstartblokkering genoemd):
1. Zet de computer en alle aangesloten apparaten uit.
2. Haal de stekkers uit het stopcontact en verwijder de kap van de computer.
Raadpleeg “De kap van de computer verwijderen” op pagina 14.
3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Raad-
pleeg “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
4. Verwijder alle kabels die u verhinderen om bij de jumper voor het wissen van
CMOS/BIOS te kunnen komen.
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar pennetje 2 en
3.
6. Sluit de kabels weer aan. Raadpleeg “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 43.
7. Plaats de kap van de computer en steek de stekkers van de computer en het
beeldscherm in de stopcontacten.
8. Zet de computer en het beeldscherm aan en plaats dan de schijf met de
POST/BIOS-update (flashupdate) in het optische station.
64 Handboek voor de gebruiker
9. Zet de computer uit en weer aan.
10. Het herstelproces duurt ongeveer twee of drie minuten. In die tijd hoort u een
reeks geluidssignalen. Nadat het bijwerken is voltooid, gaat het beeldscherm uit, stoppen de geluidssignalen en gaat het systeem vanzelf uit. Haal de schijf uit het optische station voordat het systeem volledig wordt uitgeschakeld.
11. Voer de stappen 2 t/m 4 nogmaals uit.
12. Zet de jumper terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
13. Sluit de kabels weer aan. Raadpleeg “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 43.
14. Plaats de kap van de computer en steek de stekkers van de computer en het
beeldscherm in de stopcontacten.
15. Zet de computer aan en start het besturingssysteem.
Hoofdstuk 5. Systeemprogramma’s bijwerken 65
66 Handboek voor de gebruiker

Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing

In dit hoofdstuk worden enkele programma’s voor elementaire probleemoplossing en diagnose beschreven. Mocht het probleem met uw computer hier niet worden beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 7, “Informatie, hulp en service”, op pagina 73 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing.

Elementaire probleemoplossing

In de volgende tabel vindt u informatie over het oplossen van het probleem met uw computer.
Soort fout Handeling
De computer start niet op na het indrukken van de aan/uit-knop.
Het beeldscherm is leeg. Controleer of:
Controleer of:
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een
goed werkend stopcontact.
v De computer nog een tweede netschakelaar aan de achterzijde heeft en of die
wel aan staat.
v Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
v De kabel van het beeldscherm goed vastzit aan de achterkant van het beeld-
scherm en de achterkant van de computer.
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van het beeldscherm en op een
goed werkend stopcontact.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
v De signaalkabel van het beeldscherm stevig aan het beeldscherm en de
beeldschermaansluiting van de computer is verbonden.
Opmerking: Als de computer twee beeldschermaansluitingen heeft, controleer dan of het beeldscherm is aangesloten op de aansluiting van de optionele kaart en niet op de aansluiting aan de achterkant van de systeemplaat. Voor meer informatie raadpleegt u "Verbinding maken met de computer" in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
© Copyright Lenovo 2009 67
Soort fout Handeling
Het toetsenbord werkt niet. De computer reageert niet op het toetsenbord.
Het USB-toetsenbord doet het niet.
De muis werkt niet. De compu­ter reageert niet op de muis.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v De kabel van het toetsenbord stevig in de aansluiting van het toetsenbord op
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het toetsenbord stevig in de USB-aansluiting aan de voor- of achterzijde van
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v De muiskabel stevig in de muisaansluiting op de computer zit.
v De muis schoon is. Zie “De muis schoonmaken” op pagina 71 voor meer
informatie.
Het besturingssysteem start niet op.
De computer geeft een aantal geluidssignalen voordat het besturingssysteem wordt gestart.
Diagnoseprogramma’s
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardware­componenten van de computer en voor het melden van door het besturings­systeem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Er zijn op uw computer twee programma’s vooraf geïnstalleerd om u te helpen bij het opsporen van computerproblemen:
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Controleer of:
v Er geen diskette in het diskettestation zit.
v In de opstartvolgorde het apparaat is opgenomen waarop het besturings-
systeem is geïnstalleerd. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd op het vaste-schijfstation. Meer informatie vindt u in “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 61.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Controleer of er geen toetsen klem zitten.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
68 Handboek voor de gebruiker
v Lenovo ThinkVantage Toolbox of Lenovo System Toolbox, afhankelijk van het
besturingssysteem (wordt gebruikt als u in Windows werkt)
v PC-Doctor for Rescue and Recovery (wordt gebruikt als Windows niet kan wor-
den gestart)
Opmerkingen:
1. U kunt het diagnoseprogramma PC-Doctor for DOS ook downloaden vanaf: http://www.lenovo.com/support Zie “PC-Doctor voor DOS” op pagina 70 voor meer gedetailleerde informatie.
2. Als u het probleem niet zelf kunt opsporen en verhelpen nadat u diagnose­programma hebt uitgevoerd, slaat u de logboekgegevens op die door de diagnoseprogramma’s zijn gemaakt en drukt u deze gegevens af. U hebt deze logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van Lenovo.

Lenovo ThinkVantage Toolbox

Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox is alleen beschikbaar
op computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox helpt u bij het onderhoud van uw computer. Het verbetert de beveiliging, maakt een betere opsporing van problemen mogelijk, helpt u vertrouwd te raken met de innovatieve technologie van Lenovo en verschaft u een overvloed aan informatie over uw computer. Met de diagnose­functie van het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox kunt u apparaten testen, de oorzaak van problemen opsporen, opstartbare diagnosemedia maken, systeem­stuurprogramma’s bijwerken en systeemgegevens bekijken.
Om bij computerproblemen een diagnose te stellen met behulp van het programma Lenovo ThinkVantage Toolbox, klikt u op Start Alle programma’s Lenovo ThinkVantage Tools Systeemstatus en diagnoseprogramma’s Diagnose. Volg de instructies op het scherm. Meer informatie vindt u in het Help-systeem van Lenovo ThinkVantage Toolbox.

Lenovo System Toolbox

Opmerking: Het programma Lenovo System Toolbox is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf is geïnstalleerd.
Lenovo System Toolbox is een diagnoseprogramma waarmee u onder Windows symptomen en oplossingen voor computerproblemen kunt bekijken, toegang kunt krijgen tot het probleemoplossingscentrum van Lenovo, stuurprogramma’s kunt bijwerken en systeeminformatie kunt bekijken.
Om Lenovo System Toolbox te starten, klikt u op Start Alle programma’s Lenovo Services Lenovo System Toolbox. Volg de instructies op het scherm. Meer informatie over het werken met het diagnoseprogramma vindt u in het Help­systeem van Lenovo System Toolbox.
Lenovo System Toolbox beschikt tevens over hulpmiddelen voor het opsporen van software- en gebruiksproblemen.
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing 69

PC-Doctor for Rescue and Recovery

Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor Rescue and Recovery maakt deel uit van het werkgebied van Rescue and Recovery op elke Lenovo-computer. U kunt PC­Doctor for Rescue and Recovery ook gebruiken als het niet lukt om Windows op te starten.
Als u PC-Doctor for Rescue and Recovery wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery, gaat u als volgt te werk:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 wanneer u de computer aanzet.Als u een
geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los. Rescue and Recovery wordt na enige tijd geopend.
3. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Geavanceerd Rescue and
Recovery starten Diagnose uitvoeren van hardware. Het diagnose-
programma PC-Doctor for Rescue and Recovery wordt geopend.
4. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Volg de instructies op het
scherm.
Meer informatie over het werken met PC-Doctor for Rescue and Recoveryvindt u in het Help-systeem van het programma zelf.
Opmerking: Als u te maken krijgt met storingen die het onmogelijk maken om
toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery, kunt u het diagnoseprogramma PC-Doctor for Rescue and Recovery gebruiken nadat u de computer met behulp van het hoodherstelmedium hebt hersteld van de storingen en nadat u toe­gang hebt gekregen tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Zie “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 53.

PC-Doctor voor DOS

U kunt de nieuwste versie van het diagnoseprogramma PC-Doctor for DOS ook downloaden van: http://www.lenovo.com/support Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor DOS kan onafhankelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd. U gebruikt het programma PC-Doctor voor DOS als u het besturingssysteem niet kunt starten en u het probleem niet hebt kunnen vinden met de twee diagnoseprogramma’s die vooraf op uw computer zijn geïnstalleerd. U kunt PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanaf de diagnoseschijf die u zelf hebt gemaakt.
Een diagnoseschijf maken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het maken van een diagnoseschijf.
Om een diagnoseschijf te maken, doet u het volgende:
1. Download een zelfstartend, opstartbaar CD/DVD-image (een ISO-image) van
het diagnoseprogramma vanaf de website: http://www.lenovo.com/support
2. Dit ISO-image kunt u met behulp van software voor het branden van een CD
of DVD op een schijf zetten.
Het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnoseschijf
In dit gedeelte leest u hoe u de diagnoseschijf die u hebt gemaakt, kunt gebruiken.
70 Handboek voor de gebruiker
U kunt het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnoseschijf die u zelf hebt gemaakt. Dit doet u als volgt:
1. Controleer of het optische station dat u wilt gebruiken ingesteld is als eerste opstartapparaat in de opstartvolgorde van de computer. Zie “Een opstart­apparaat kiezen” op pagina 61.
2. Controleer of de computer aan staat en plaats de schijf in het optische-schijf­station. Het diagnoseprogramma wordt geopend.
Opmerking: U kunt de schijf in het optische-schijfstation plaatsen wanneer u
3. Volg de instructies op het scherm om de gewenste diagnosetest te selecteren.
Opmerking: Voor aanvullende Help-informatie kunt u op de toets F1 drukken.
4. Haal de schijf na afloop van het diagnoseproces uit het optische-schijfstation.

De muis schoonmaken

In dit gedeelte vindt u instructies voor het schoonmaken van een niet-optische muis.
de opstartvolgorde van de apparaten instelt. Als u de schijf echter in het optische-schijfstation plaatst wanneer u al naar het besturingssysteem bent gegaan, moet u de computer opnieuw opstarten om toegang te krijgen tot het diagnoseprogramma.

Optische muis

Een optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer gebruik van een LED en een optische sensor. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd.
U maakt de optische muis als volgt schoon:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om en kijk goed naar de lens.
a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje.
b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg.
4. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het opper-
vlak een zeer complex patroon aanwezig is, kan de digitale signaalprocessor (DSP) de wijzigingen in de positie van de muis wellicht moeilijk volgen.
5. Sluit de muis weer aan op de computer.
6. Zet de computer weer aan.

Niet-optische muis

Een niet-optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer op het scherm gebruik van een balletje. Als de pijl op het scherm onregelmatig beweegt, moet de muis worden gereinigd.
Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing 71
1 Ring 2 Bal 3 Plastic rollers 4 Balhouder
U reinigt een niet-optische muis als volgt:
Opmerking: De muis in de onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw
muis.
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand. De bal komt
nu te voorschijn.
4. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt
in uw hand.
5. Was de bal in een warm sopje. Droog hem met een schone doek.
6. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken.
7. Kijk of zich vuil heeft opgehoopt op de plastic rollers3in de balhouder.
Gewoonlijk ziet u een streep van vuil midden op de rollers.
8. Als de rollers vuil zijn, kunt u ze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt
is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg ervoor dat de rollers nog midden in de groeven liggen nadat u ze hebt gerei­nigd.
9. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje.
10. Plaats de bal en de ring weer terug. Draai de ring in de vergrendelde stand.
11. Sluit de muis weer aan op de computer.
12. Zet de computer weer aan.
72 Handboek voor de gebruiker

Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service

In dit hoofdstuk vindt u informatie over hulp, service en technische assistentie voor producten die door Lenovo zijn geproduceerd.

Informatiebronnen

U kunt via de informatie in dit hoofdstuk andere belangrijke informatiebronnen met betrekking tot uw computer raadplegen.

Map Online boeken

De map Online boeken die vooraf is geïnstalleerd op uw computer bevat het ThinkCentre Handboek voor de gebruiker, met informatie over de computer om u te helpen met het instellen, gebruiken en beheren van de computer. U hebt geen internettoegang nodig om de publicatie te bekijken.
Om een publicatie te bekijken, klikt u op Start Alle programma’s Online boe- ken Online boeken, dubbelklik vervolgens op de betreffende publicatie voor uw computer. De publicaties zijn ook aanwezig op de website van Lenovo Support op: http://www.lenovo.com/support
Opmerkingen:
1. Voor de publicaties wordt gebruik gemaakt van PDF-indeling (Portable Docu­ment Format). Om de publicaties te kunnen bekijken, moet Adobe Reader vooraf op de computer zijn geïnstalleerd. Als Adobe Reader niet op uw compu­ter is geïnstalleerd en u probeert een PDF-bestand te openen, dan verschijnt er een bericht en wordt u door de installatie van Adobe Reader geloodst.
2. De publicaties zijn in andere talen beschikbaar op de website van Lenovo Sup­port op: http://www.lenovo.com/support
3. Als u van Adobe Reader een versie wilt installeren in een andere taal dan de versie die vooraf op uw computer is geïnstalleerd, kunt u de versie in de gewenste taal downloaden van de website van Adobe op: http://www.adobe.com

Lenovo ThinkVantage Tools

Het programma Lenovo ThinkVantage Tools wijst u de weg naar een keur aan informatiebronnen en geeft eenvoudig toegang tot verschillende tools, zodat u een­voudiger en veiliger kunt werken.
Opmerking: Het programma Lenovo ThinkVantage Tools is alleen beschikbaar op
computers van Lenovo waarop Windows 7 vooraf is geïnstalleerd.
Voor toegang tot het programma Lenovo ThinkVantage Tools, klikt u op Start Alle programma’s Lenovo ThinkVantage Tools.

Lenovo Care

Het programma Lenovo Care bevat informatiebronnen en tools die bedoeld zijn om het werken met de computer gemakkelijk en veilig te maken. Het biedt een­voudige toegang tot diverse technieken, waaronder:
v Password Manager
© Copyright Lenovo 2009 73
v Power Manager
v Productherstel
v Rescue and Recovery
v System Update
Opmerking: Het programma Lenovo Care is alleen beschikbaar op computers van
Lenovo waarop Windows Vista of Windows XP vooraf is geïnstal­leerd.
Voor toegang tot het programma Lenovo Care klikt u op Start Alle programma’s ThinkVantage Lenovo Care.

Lenovo Welcome

Met het programma Lenovo Welcome maakt u kennis met een aantal innovatieve ingebouwde voorzieningen van Lenovo en wordt u door een aantal belangrijke setuptaken geleid. Hierdoor haalt u het beste uit uw computer.
Opmerking: Het programma Lenovo Welcome is alleen beschikbaar op computers
van Lenovo waarop Windows 7 of Windows Vista vooraf is geïnstal­leerd.

Access Help

Access Help verstrekt informatie over de manier waarop u aan de slag kunt gaan, over het uitvoeren van elementaire handelingen, het aanpassen van instellingen aan uw persoonlijke voorkeuren, het beschermen van gegevens, het uitbreiden en upgraden van de computer, en het oplossen van problemen.
v Om de Access Help te openen in Windows 7 klikt u op Start Help en onder-
steuning Lenovo Access Help.
v Om de Access Help te openen in Windows Vista of Windows XP klikt u op Start
Alle programma’s ThinkVantage Access Help.
Na het openen van de Access Help gebruikt u het linker scherm om een keuze te maken uit de tab Inhoud of de tab Trefwoordenregister of gebruikt u de tab Zoe- ken om een bepaald woord of een woordencombinatie te zoeken.

Veiligheid en garantie

De publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij uw computer is geleverd, bevat informatie over veiligheid, garantie en andere kennisgevingen. Zorg dat u alle veiligheidsvoorschriften hebt gelezen en begrepen voordat u dit product gaat gebruiken.

Lenovo-website (http://www.lenovo.com)

De Lenovo-website bevat de meest recente informatie en services ter ondersteuning van het aanschaffen, upgraden en onderhouden van de computer. U kunt ook het volgende doen:
v Desktop- en notebookcomputers, beeldschermen, projectoren, upgrades en acces-
soires voor uw computer aanschaffen, en profiteren van speciale aanbiedingen.
v Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturings-
systemen en softwareprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, en installatie op maat.
v Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen.
74 Handboek voor de gebruiker

Hulp en service

Documentatie en diagnoseprogramma’s gebruiken
v De meest recente stuurprogramma’s en updates van de software voor uw speci-
fieke model computer downloaden.
v De online handleidingen voor uw producten raadplegen.
v De Lenovo Verklaring van Beperkte Garantie lezen.
v Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor
uw model computer en andere ondersteunde producten.
v De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of
regio opzoeken.
v Zoeken naar een serviceprovider bij u in de buurt.
In dit gedeelte vindt u informatie over het aanvragen van hulp en service.
Als er een probleem met uw computer optreedt, raadpleegt u Hoofdstuk 6, “Dia­gnose en probleemoplossing”, op pagina 67. Aanvullende informatiebronnen voor het oplossen van computerproblemen worden opgesomd in “Informatiebronnen” op pagina 73.
Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan de documentatie van het besturingssysteem of het softwareprogramma, inclusief de README-bestanden en de online Help.
De meeste computers worden geleverd met een aantal diagnoseprogramma’s die u kunt gebruiken om hardwareproblemen op te sporen. Zie “Diagnoseprogramma’s” op pagina 68 voor instructies voor het gebruik van deze diagnoseprogramma’s.
U kunt de nieuwste technische informatie vinden en stuurprogramma’s en updates downloaden vanaf de website van Lenovo Support: http://www.lenovo.com/support

Service aanvragen

Tijdens de garantieperiode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij het Customer Support Center.
Tijdens de garantieperiode zijn de volgende services beschikbaar:
v Probleembepaling - Speciaal opgeleid onderhoudspersoneel staat klaar om u te
helpen de oorzaak van een hardwareprobleem op te sporen en het probleem te verhelpen.
v Reparatie van hardware - Als het probleem wordt veroorzaakt door hardware
die onder de garantie valt, zal speciaal opgeleid onderhoudspersoneel zorg­dragen voor de noodzakelijke service.
v Ontwerpwijzigingen - In sommige gevallen moet een product na de verkoop
worden aangepast. Lenovo of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzi­gingen aanbrengen als ze van toepassing zijn op uw hardware.
De volgende items vallen niet onder de garantie: v Vervanging of gebruik van onderdelen die niet zijn gefabriceerd door Lenovo of
van Lenovo-onderdelen zonder garantie
v Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen v Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of upgrade v Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma’s
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service 75
v Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen v Installatie en onderhoud van toepassingsprogramma’s
In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een volledig overzicht van de garantievoorwaarden. Om recht te blijven houden op de garantieservice dient u uw aankoopbewijs te bewaren.
Voor een lijst van telefoonnummers van Lenovo Support in uw land of regio gaat u naar http://www.lenovo.com/support en klikt u op Support phone list. U kunt ook de bij uw computer geleverde ThinkCentre Handleiding voor veiligheidsrichtlijnen en garantie raadplegen.
Opmerking: Telefoonnummers kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewij-
zigd. Als het nummer voor uw land of regio ontbreekt, neemt u con­tact op met uw Lenovo-wederverkoper of met uw Lenovo-vertegen­woordiger.
Het is het handigst als u de telefoon in de buurt van de computer plaatst. Als u belt voor technische assistentie, moet u de volgende informatie bij de hand hebben:
v Machinetype en model v De serienummers van de hardwareproducten v Een beschrijving van het probleem v De precieze bewoordingen van eventuele foutberichten v Gegevens over de configuratie (hardware en software)

Andere services

Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw desktop- of notebookcomputer wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice (IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht heeft op garantieservice gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door serviceverleners die zijn gemachtigd om garantieservice te verlenen.
Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet in alle landen beschikbaar. Internationale Garantieservice wordt verleend via de servicemethode (zoals depot, carry-in of on-site) die in het desbetreffende land wordt geboden. In bepaalde landen zijn de servicecentra niet in staat alle modellen van een bepaald type machine te repareren. In sommige landen worden er moge­lijk kosten in rekening gebracht of gelden beperkingen voor service.
Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale Garantieservice (IWS) en om een lijst te bekijken van landen waar service beschik­baar is, gaat u naar http://www.lenovo.com/support, klikt u op Warranty en volgt u de instructies op het scherm.
Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs voor uw vooraf geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de website Microsoft Product Support Services op http://support.microsoft.com/ directory. U kunt ook contact opnemen met het Customer Support Center. Mogelijk worden er kosten in rekening gebracht.

Extra services aanschaffen

Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, uitgebreide reparatiediensten voor hard­ware en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een service kan per
76 Handboek voor de gebruiker
land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de Lenovo-website op: http://www.lenovo.com
Hoofdstuk 7. Informatie, hulp en service 77
78 Handboek voor de gebruiker

Bijlage. Kennisgevingen

Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of voorzieningen niet uit in alle landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovo­vertegenwoordiger voor informatie over de producten en diensten die in uw regio beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kun­nen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De gebruiker is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van samenwerking met producten, programma’s of diensten van anderen.
Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde in deze publicatie genoemde producten. De levering van dit document geeft u geen recht op een licentie voor deze octrooien. Vragen over licenties kunt u schrif­telijk richten aan:
Lenovo (United States), Inc. 1009 Think Place - Building One Morrisville, NC 27560 U.S.A. Attention: Lenovo Director of Licensing
LENOVO LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS, ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN HET GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VAN DERDEN, VER­HANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In som­mige rechtsgebieden is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan, zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De infor­matie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Lenovo kan de producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder aankondiging wijzigen en/of verbeteren.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij sto­ringen kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets in dit document zal worden opgevat als een uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwaring onder de intellectuele-eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle informatie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier uitsluitend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resul­taat anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige ver­plichting voor Lenovo jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor
© Copyright Lenovo 2009 79
die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor eigen risico.
Alle hierin opgenomen prestatiegegevens zijn verkregen in een gecontroleerde omgeving. De resultaten in andere gebruiksomgevingen kunnen aanzienlijk afwij­ken. Bepaalde metingen zijn mogelijk verricht aan systemen die nog in de ontwik­kelingsfase verkeerden, en er is geen garantie dat de resultaten hiervan gelijk zijn aan die van algemeen verkrijgbare systemen. Bovendien zijn sommige resultaten geschat middels extrapolatie. De werkelijke resultaten kunnen hiervan afwijken. Gebruikers van dit document dienen de toepasselijke gegevens voor hun specifieke omgeving te controleren.

Kennisgeving televisie-uitvoer

De volgende kennisgeving heeft betrekking op modellen die over de door de fabriek geïnstalleerde functie voor televisieuitvoer beschikken.
Dit product bevat technologie voor de bescherming van copyright en wordt beschermd door methodeclaims van bepaalde Amerikaanse octrooien en andere intellectuele-eigendomsrechten die eigendom zijn van Macrovision Corporation en andere rechthebbenden. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming van auteursrechten moet worden goedgekeurd door Macrovision Corporation en is uitsluitend bedoeld voor gebruik thuis en in kleine kring, tenzij u over een schrif­telijke machtiging van Macrovision Corporation beschikt. Reverse engineering of demontage is verboden.

Europees CE-symbool

Handelsmerken

De volgende termen zijn handelsmerken of servicemerken van Lenovo in de Vere­nigde Staten en/of andere landen:
Lenovo Lenovo Care Rescue and Recovery Het Lenovo-logo ThinkCentre ThinkVantage
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn merken van de Microsoft-groep van bedrijven.
Intel, Celeron, Intel Core en Pentium zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Linux is een handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken zijn van derden.
80 Handboek voor de gebruiker

Trefwoordenregister

A
aanvragen
hulp 73 informatie 73
service 73 Access Help 74 achterkant, poorten 8 afsluiten, Setup Utility 62 antivirussoftware 7 apparaten, gevoelig voor statische elektriciteit 13 audiolijningang 9 audiolijnuitgang 9 audiosubsysteem 2
B
backup- en herstelbewerkingen 51 Beheerderswachtwoord 60 bekijken en wijzigen, instellingen 59 beschrijving van de aansluiting 9 beveiliging
hangslot 45
inschakelen of uitschakelen 61
kabelslot 45
kenmerken 3, 44 beveiliging, wachtwoord 46 bewerkingen, backup en herstel 51 bijwerken (flashen) van BIOS 64 BIOS, bijwerken (flashen) 63, 64 BIOS flashen 63
C
CMOS wissen 46 compartiment 1, installatie 23 compartiment 2, installatie 23 componenten, inwendig 10 computerbehuizing
verwijderen 14 computerkap, terugplaatsen 43 CRU
voltooien van installatie 43 Customer Support Center 75
extra services aanschaffen 76
F
fout bij het bijwerken van POST/BIOS 64 frontplaat
frontplaat verwijderen 15 frontplaat, aanbrengen 15 fysieke specificaties 4
G
garantie, informatie 74 gebruiken
andere services 76
diagnoseprogramma’s 75
documentatie 75
noodherstelmedia 53
reparatiediskette 55
Setup Utility 59
wachtwoorden 59 geheugenmodule
installeren, vervangen 19
systeemplaat 19
H
handelsmerken 80 hangslot 45 herstel
bewerkingen, backup en 51
opstartblok 64
problemen oplossen 56
reparatiediskette 55 herstel van het opstartblok 64 herstelapparaat, opstartvolgorde 56 herstellen
software 49
van een POST/BIOS-bijwerkfout 64 herstelmedia maken en gebruiken 49 hulp
aanvragen 73
Access Help 74
en service 75
D
diagnose, probleemoplossing 67 diagnoseprogramma’s gebruiken 75 diskette voor systeemreparatie 55 diskettestation vervangen 36 documentatie gebruiken 75
E
elektronische boeken, map 73 elementaire probleemoplossing 67 Ethernet 2 Ethernet-poort 9 externe opties installeren 14
© Copyright Lenovo 2009
I
informatie
aanvragen 73
garantie 74
informatiebronnen 73
veiligheid 74
veiligheidsvoorschriften v Input/output-voorzieningen (I/O) 2 installatie van station 23 installeren
interne opties 16
stuurprogramma’s 55
81
instellen
herstelapparaat 56
instellingen
bekijken 59
wijzigen 59 interne opties installeren 16 interne stations 1
K
kabelslot 45 kap verwijderen 14 kenmerken 1 kennisgeving televisie-uitvoer 80 kennisgevingen 79 koelelement en ventilator vervangen 26
L
Lenovo Care 73 Lenovo System Toolbox 69 Lenovo ThinkVantage Toolbox 69 Lenovo ThinkVantage Tools 73 Lenovo-website 74 Lenovo Welcome 5, 74
optische muis 71 overwegingen, wachtwoorden 60
P
parallelle poort 9 PC-Doctor for Rescue and Recovery 70 PCI-kaart 16
installeren, vervangen 16
sleuven 16 PCI-kaartklem 17 plaats van componenten 10 poorten
achterkant 8
voorkant 7 Power-On Password (systeemwachtwoord) 60 probleemoplossing, diagnose 67 probleemoplossing, elementair 67 problemen met herstelprocedures oplossen 56
R
Rescue and Recovery 49
werkgebied, Rescue and Recovery 52 resources, informatie 73
M
maken
en gebruiken van een reparatiediskette 55 noodherstelmedia 53
maken en gebruiken
herstelmedia 49 map, elektronische boeken 73 media, herstelmedia maken en gebruiken 49 media voor noodherstel maken en gebruiken 53 Microfoonaansluiting 9 muis
niet-optische muis 71
optische muis 71
schoonmaken 71 muis schoonmaken 71 muis vervangen 42 muisaansluiting 9
N
niet-optische muis 71 noodherstelmedia maken en gebruiken 53
O
omgeving, in bedrijf 4 opnieuw installeren
stuurprogramma’s 55 opstartapparaat 61
tijdelijk, selecteren 61
volgorde wijzigen 62 opties, interne stations installeren 21 opties installeren
beveiligingsvoorzieningen 44
geheugenmodule 19
interne stations 21
PCI-kaart 16 optisch station, vervangen 35
S
selecteren
opstartapparaat 61
tijdelijk opstartapparaat 61 seriële poort 9 service
aanvragen 73
Customer Support Center 75
en hulp 75 services
andere 76
extra aanschaffen 76 Setup Utility 59 Setup Utility, afsluiten 62 Setup Utility starten 59 software
herstellen 49 software, overzicht 5 stations
compartimenten 21
interne 21
specificaties 21 statische elektriciteit, voorzorg 13 stroom
ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) 3
kenmerken 2 stuurprogramma’s 44
installeren 55
opnieuw installeren 55 systeem
beheer 2
programma’s 63 systeemplaat
geheugenmodule 19
locatie van onderdelen 11
locaties 11
poorten 11 systeemprogramma’s updaten 63
82 Handboek voor de gebruiker
T
televisie-uitvoer, kennisgeving 80 tijdelijk opstartapparaat 61 toetsenbord vervangen 41 toetsenbordaansluiting 9
U
uitbreiding 2 updaten
flashen van BIOS 63 systeemprogramma’s 63
USB-poort 9
V
vaste-schijfstation vervangen 31 veiligheid v veiligheidsvoorschriften v, 74 ventilatoreenheid achterzijde, vervangen 39 ventilatoreenheid voorzijde, vervangen 38 vervangen
module met koelelement en ventilator 26
vaste-schijfstation 31 VGA-beeldschermaansluiting 9 videosubsysteem 1 voedingseenheid vervangen 25 voltooien, vervanging van onderdelen 43 voorkant, poorten 7
W
wachtwoord
instellen, wijzigen, wissen 60
overwegingen 60 wachtwoordbeveiliging 46 wachtwoorden
vergeten 46
wissen 46 Website, Lenovo 74 werkgebied, Rescue and Recovery 52 werkgebied van Rescue and Recovery 52 wijzigen
opstartvolgorde apparaten 62
Z
zelftest (power-on self-test, POST) 63
Trefwoordenregister
83
84 Handboek voor de gebruiker
Onderdeelnummer: 53Y6266
Gedrukt in Nederland
(1P) P/N: 53Y6266
Loading...