Wanneer u vragen heeft of wij u op een andere manier van dienst kunnen zijn, verzoeken wij u contact op te
nemen met uw Invacare®-leverancier. Daar beschikt men over de noodzakelijke vakkennis en
voorzieningen, maar ook over de kennis die speciaal voor uw Invacare®-product van belang is. Wij hopen u
hierdoor naar volle tevredenheid van dienst te kunnen zijn. Wilt u liever rechtstreeks contact met ons
opnemen, dan gelden de onderstaande adressen en telefoonnummmers voor onze vestigingen in Europa:
Hartelijk dank voor het in onze producten gestelde vertrouwen! Wij hopen dat u veel plezier zult
beleven aan uw nieuwe scooter.
Deze bedieningshandleiding bevat belangrijke voorschriften en informatie over:
• Veiligheid
• Werking
• Verzorging en onderhoud.
Maak u hiermee a.u.b. goed vertrouwd voordat u voor het eerst in uw scooter rijdt.
Dit product is gemaakt voor een grote gebruikerskring met verschillende behoeftes.
De beslissing of het model geschikt is voor de gebruiker ligt uitsluitend bij medisch vakpersoneel
met de juiste kwalificaties.
Invacare® of haar wettelijke gemachtigden zijn niet aansprakelijk in gevallen waarin een
mobiliteitsproduct niet is afgestemd op de handicap van de gebruiker.
Sommige uit te voeren onderhouds- en instelwerkzaamheden kunnen door de gebruiker zelf
worden uitgevoerd. Voor bepaalde instellingen is echter technische kennis nodig. Deze
werkzaamheden mogen uitsluitend door uw Invacare®-specialist worden doorgevoerd.
Beschadigingen en storingen die het gevolg zijn van het niet in acht nemen van deze
bedieningshandleiding of van slecht onderhoud zijn uitgesloten van garantie.
9
Deze handleiding bevat auteursrechtelijk beschermde informatie. Deze mag zonder schriftelijke
toestemming vooraf van Invacare® c.q. diens wettelijke vertegenwoordiger noch gedeeltelijk, noch
volledig nagedrukt of vermenigvuldigd worden. In sommige gevallen bevat deze handleiding
informatie over modelvarianten, die slechts in bepaalde landen worden aangeboden. In deze
gevallen wordt dit bij de informatie vermeld. Vergissingen en technische wijzigingen voorbehouden.
1.1 Belangrijke symbolen in deze handleiding
Algemene gevaren:
Dit symbool waarschuwt u voor gevaren!
• Volg de aanwijzingen op om verwondingen of schade aan het product te voorkomen!
EXPLOSIEGEVAAR!
Dit symbool waarschuwt u voor explosiegevaar, bijvoorbeeld door de hoge luchtdruk in
de pneumatische banden!
• Volg de aanwijzingen op om verwondingen of schade aan het product te voorkomen!
GEVAAR VOOR BIJTENDE VERWONDINGEN!
Dit symbool waarschuwt u voor bijtende verwondingen, bijv. door accuzuur!
• Volg de aanwijzingen op om verwondingen of schade aan het product te voorkomen!
VERBRANDINGSGEVAAR!
Dit symbool waarschuwt voor verbrandingen, bijvoorbeeld door hete motoroppervlakken!
• Houd u aan de aanwijzingen om verwondingen of schade aan het product te voorkomen!
10
Risico op kneuzingen
Dit symbool waarschuwt voor mogelijke kneuzingen bij onvoorzichtige omgang met
zware onderdelen.
• Volg de aanwijzingen op om verwondingen of schade aan het product te voorkomen!
Veiligheidsbril dragen
Dit symbool geeft aan dat een veiligheidsbril moet worden gedragen, bijvoorbeeld bij het
werken met accu's.
• Zorg ervoor dat u een veiligheidsbril draagt bij werkzaamheden waar dit symbool bij wordt
gebruikt.
Beschermende handschoenen dragen
Dit symbool geeft aan dat beschermende handschoenen moeten worden gedragen,
bijvoorbeeld bij het werken met accu's.
• Zorg ervoor dat u beschermende handschoenen draagt bij werkzaamheden waar dit symbool
bij wordt gebruikt.
OPMERKING
Dit symbool staat bij alle aanwijzingen die het gebruik van uw product vereenvoudigen en die op
speciale functies wijzen.
Voorwaarden:
• Dit symbool geeft een lijst aan van de verschillende gereedschappen, componenten en
middelen, die u nodig heeft om bepaalde werkzaamheden te verrichten. Probeer in geen geval
de werkzaamheden uit te voeren als u niet over het genoemde gereedschap beschikt.
11
1.2 Belangrijke symbolen op het voertuig
Dit product is geleverd door een milieubewuste fabrikant. Dit product kan stoffen
bevatten die schadelijk zijn voor het milieu wanneer deze niet volgens de richtlijnen
worden afgevoerd.
• Het container symbool geeft aan dat u wordt verzocht het product te recyclen wanneer
mogelijk.
• Neem alstublieft uw verantwoordelijkheden en recycle dit product via een erkend
reclyclingbedrijf aan het eind van het gebruiksleven.
Dit symbool verwijst naar de plaats van een verankeringspunt bij gebruik van een
vastsjorsysteem tijdens het vervoer.
Als het symbool op een fluorescerende gele sticker staat, is het verankeringspunt
geschikt om de elektrische voertuig als voertuigzitting in een voertuig te bevestigen.
12
Dit elektrische voertuig kan niet worden gebruikt als zitvoorziening in een
voertuig.
• Dit elektrische voertuig voldoet niet aan de vereisten van ISO 7176-19:2001 en
mag in geen geval worden gebruikt als zitvoorziening in een voertuig of om de
gebruiker te vervoeren in een voertuig.
• Als een elektrische voertuig dat niet aan deze criteria voldoet, wordt gebruikt als
zitvoorziening in een voertuig, kan dit leiden tot ernstig of fataal letsel in geval
van een verkeersongeluk.
Dit symbool geeft de oplaadbus van de scooter aan.
1.3 Typeclassificatie en reglementair gebruik
Dit voertuig werd geconstrueerd voor personen die slecht ter been zijn of in het geheel niet kunnen
lopen, die op basis van gezichtsvermogen en algemene lichamelijke en geestelijke conditie in staat
zijn een elektrisch voertuig te besturen. Het werd als een mobiliteitsproduct in de klasse B (voor
binnen en buiten) conform EN 12184 geclassificeerd. D.w.z. dat het voertuig compact en wendbaar
genoeg is voor binnen, maar bovendien in staat is om de meeste hindernissen buiten te
overwinnen.
Nauwkeurige gegevens over de snelheid, omkeerradius, reikwijdte, stijgingspercentage voor de
kantelbeveiliging, maximale hoogte van hindernissen en toegestane gebruikscondities vindt u in
het hoofdstuk "Technische gegevens" vanaf pagina 77 in acht.
Neem bovendien de veiligheidsinformatie uit het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften" vanaf pagina 15 in acht.
13
Het voertuig werd overeenkomstig de Duitse en internationale normen op zijn veiligheid getest. De
rolstoel voldoet aan alle voorschriften van DIN EN 12184 inclusief EN 1021-1/-2. Bovendien werd
het conform EN60529 IPX4 met succes op spatwatergevoeligheid getest, en is daarmee geschikt
bevonden voor de typisch middeneuropese weersomstandigheden. Door de uitstekende
verlichtingsinstallatie is het voertuig bovendien conform StVZO geschikt voor deelname aan het
verkeer op de openbare weg.
1.4 Garantie
De garantiebepalingen zijn onderdeel van de desbetreffende, landspecifieke algemene
voorwaarden.
1.5 Levensduur
Onze onderneming gaat bij dit product uit van een levensduur van vijf jaar, ten minste als het
product volgens de voorschriften werd gebruikt en alle onderhouds- en servicetermijnen werden
aangehouden. Deze levensduur kan zelfs worden overschreden, indien het product zorgvuldig
wordt behandeld, verzorgd en gebruikt en er bij de verdere wetenschappelijke ontwikkelingen en
technieken geen technische beperkingen ontstaan. De levensduur kan echter door ondeskundig
gebruik of gebruik onder extreme omstandigheden ook aanzienlijk worden verkort. De door onze
onderneming bepaalde levensduur biedt in dit geval geen enkele garantie.
14
2 Veiligheidsvoorschriften
• VOOR HET EERSTE GEBRUIK GOED DOORLEZEN!
2.1 Algemene veiligheidsvoorschriften
Gevaar voor verwondingen, indien de scooter voor een ander doel wordt gebruikt als in
deze handleiding wordt beschreven!
• Houdt u zich aan de aanwijzingen in deze handleiding!
Gevaar voor verwondingen, indien u de scooter onder invloed van geneesmiddelen of
alcohol gebruikt!
• De scooter niet gebruiken wanneer uw rijvaardigheid wordt beïnvloed door het gebruik van
medicatie.
Gevaar voor verwondingen wanneer de scooter ongewild in beweging wordt gezet!
• De scooter uitschakelen, voordat u opstapt, afstapt of voorwerpen hanteert!
• Houd er rekening mee dat uw scooter alleen over motorremmen beschikt. Indien de motor
losgekoppeld is, zijn de remmen buiten werking. Daarom geldt dat uiterste voorzichtigheid is
geboden wanneer een begeleider de rolstoel een helling op- of afrijdt. Laat uw scooter nooit
met uitgeschakelde motor op of voor een helling staan. Schakel de motor na het handmatig
verplaatsen altijd meteen weer aan!
15
Gevaar voor verwondingen, indien de scooter tijdens het rijden met de AAN/UITschakelaar wordt uitgeschakeld, omdat de scooter dan met een plotselinge schok tot
stilstand komt!
• Wanneer u in geval van nood moet remmen, eenvoudigweg de stuurhendel loslaten. Hierdoor
komt de scooter gelijkmatig tot stilstand!
Gevaar voor verwondingen, wanneer er nog een persoon in de scooter zit, terwijl deze
door een andere voertuig wordt getransporteerd!
• De scooter nooit transporteren, zolang er zich nog een persoon in de scooter bevindt!
Gevaar voor verwondingen, indien de maximaal toegestane belading wordt overschreden!
• Maximaal toegestane belading in acht nemen (zie technische gegevens)!
Gevaar voor verwondingen door het op juiste wijze optillen of het laten vallen van zware
componenten!
• Let bij het onderhoud of bij het optillen van bepaalde onderdelen van uw scooter op het hoge
gewicht van de afzonderlijke componenten, met name de accu’s. Denk eraan de juiste
houding aan te nemen bij het optillen of, indien nodig, om hulp te vragen!
Gevaar voor verwondingen door val van de scooter!
• Wanneer er bevestigingssystemen zijn geïnstalleerd (zoals gordels), deze bij iedere rit
gebruiken!
16
Gevaar voor verwondingen door bewegende onderdelen!
• Let er bij het rijden, het gebruik van een zitlift (indien aanwezig) en bij andere bewegende
onderdelen op, dat andere personen in de buurt niet gewond kunnen raken!
Risico van persoonlijk letsel door hete oppervlakken!
• Stel het elektrische voertuig niet voor langere tijd bloot aan direct zonlicht. Metalen onderdelen
en oppervlakken, zoals bijvoorbeeld de zitting of de armleuningen, zouden dan extreem heet
kunnen worden.
Brandgevaar en gevaar voor stilstand door aansluiting van elektrische apparaten!
• Geen elektrische apparaten aansluiten op uw scooter, die door Invacare® niet uitdrukkelijk zijn
toegestaan. Laat alle elektrische installaties door uw geautoriseerde Invacare®-fabrikant
uitvoeren!
Gevaar voor technisch falen en verwondingen bij het gebruik van niet-toegestane
reserveonderdelen en componenten!
• Alleen originele reserveonderdelen van Invacare® gebruiken, die zijn toegestaan bij het
gebruik van dit voertuig!
17
2.2 Veiligheidsvoorschriften m.b.t. het onderhoud
Bij onvoldoende onderhoud bestaat er een gevaar voor ongevallen en vervalt de
aanspraak op garantie!
• Uit veiligheidsoverwegingen en om ongevallen als gevolg van niet-tijdig herkende slijtage te
voorkomen, is het van belang dat het elektrische voertuig onder normale omstandigheden in
ieder geval jaarlijks aan een inspectie wordt onderworpen (zie ook het inspectieschema in de
servicehandleiding)!
• Onder zware omstandigheden, bijv. als er dagelijks hellingen worden bereden of wanneer het
voertuig door de onderhoudsdienst wordt gebruikt met frequent wisselende rolstoelgebruikers,
is het zinvol om de remmen, aanbouwcomponenten en het onderstel regelmatig tussentijds te
controleren!
• Bij gebruik op de openbare weg is de bestuurder van het voertuig verantwoordelijk voor de
staat waarin het voertuig verkeert! Slecht onderhoud van het elektrische voertuig of het niet
aanhouden van de onderhoudsintervallen leidt tot een beperking van de aansprakelijkheid van
de fabrikant!
Dit elektrische voertuig is conform de internationale normen op elektromagnetische compatibiliteit
gecontroleerd. Desondanks kunnen elektromagnetische velden, die bijvoorbeeld kunnen ontstaan
door radio- en televisiezenders, radio‘s en mobiele telefoons, de werking van elektrische
voertuigen beïnvloeden. De in onze voertuigen gebruikte elektronica kan eventueel zwakke
elektromagnetische storingen veroorzaken. Deze liggen echter onder de wettelijke normen. Volg
daarom a.u.b. de volgende voorschriften op:
ATTENTIE: gevaar voor storing ten gevolge van elektromagnetische straling.
• Gebruik geen draagbare zender of communicatieapparaten (bijv. mobilofoon of mobiele
telefoon), of schakel deze niet in wanneer het voertuig ingeschakeld is.
• Kom niet in de buurt van sterke radio- en televisiezenders.
• Schakel het voertuig uit wanneer het zich ongewenst in beweging zet, of wanneer het vanzelf
van de rem gaat.
• Door het toevoegen van elektrische accessoires en andere componenten of aanpassingen
aan het voertuig kan het gevoelig worden voor elektromagnetische straling. Bedenk dat er
geen werkelijk veilige methode is om het effect van dergelijke aanpassingen op de
storingsbestendigheid vast te stellen.
• Meld alle voorvallen waarbij het voertuig ongewenst in beweging komt, of waarbij het voertuig
van de elektrische rem gaat, bij de fabrikant.
19
2.4 Veiligheidsvoorschriften voor het rijden/voortduwen
Gevaar voor verwondingen door kantelend voertuig!
• Alleen hellingen oprijden met het max. hellingspercentage (zonder dat de rolstoel gaat
kantelen) dat staat aangegeven in de technische gegevens en daarbij steeds de rugleuning in
verticale positie en de zitlift in de laagste positie instellen (indien geïnstalleerd)!
• Van een helling af alleen met 2/3 van de maximale snelheid rijden! Plotseling remmen of
versnellen op hellingen vermijden!
• Indien mogelijk, het rijden op gladde oppervlakken (zoals sneeuw, kiezels, ijs enz.) vermijden,
wanneer de controle over het voertuig kan worden verloren, in het bijzonder op hellingen!
Wanneer het berijden van een dergelijk oppervlak onvermijdbaar is, dan altijd langzaam en
uiterst voorzichtig rijden!
• Nooit proberen om bij het op- of afrijden van een helling over een hindernis te rijden!
• Nooit proberen een trap op of af te rijden!
• Altijd onder een rechte hoek over hindernissen rijden! Controleer of de voor- en achterwielen
gelijktijdig over de hindernis rijden en niet halverwege stoppen! De maximale hindernishoogte
nooit overschrijden (zie technische gegevens)!
• Verplaatsing van het zwaartepunt of plotseling van richting veranderen terwijl het voertuig in
beweging is vermijden!
20
Gevaar voor verwondingen door omkantelend voertuig! (Vervolg)
• Nooit meer dan één persoon met het voertuig vervoeren!
• Nooit de toegestane maximale belasting overschrijden!
• Bij het beladen van het voertuig het gewicht steeds gelijkmatig verdelen! Altijd proberen het
zwaartepunt van het voertuig in het midden te houden en zo dicht mogelijk bij de grond!
• Let erop dat het voertuig remt c.q.optrekt, wanneer u de rijsnelheid tijdens het rijden wijzigt!
Wanneer u als u door nauwe passages rijdt, zoals door deuropeningen en ingangen,
tegen een hindernis botst, kunt u gewond raken!
• Rijd zo langzaam en voorzichtig mogelijk door nauwe doorgangen!
ATTENTIE: Het zwaartepunt van een scooter ligt hoger dan bij een
elektrische rolstoel! Bij het rijden door bochten wordt het risico op
kantelen verhoogd!
• Daarom in de bochten snelheid minderen! Pas weer versnellen
wanneer u uit de bocht bent!
LET OP: Kantelgevaar! Antikantelwielen (steunwielen) werken alleen op een harde
ondergrond! Bij een zachte ondergrond, zoals bijv. op een gazon, in sneeuw of modder,
zakken de wielen weg wanneer het elektrische voertuig hierop/hierin terechtkomt! Ze
verliezen dan hun antikantelwerking waardoor het elektrische voertuig kan kantelen!
• Rijd altijd uiterst voorzichtig op een zachte ondergrond, met name als een helling op c.q. af
wordt gereden! Let daarbij extra op de kantelstabiliteit van het elektrische voertuig!
21
ATTENTIE: Soms is het moeilijk om voor een lift of ingang van een gebouw te keren,
omdat de draaicirkel van de scooter in tegenspraak met de normen voor gebouwen kan
zijn!
• Houd bij het binnenrijden van een gebouw c.q. lift rekening met de draaicirkel van uw scooter!
Vermijd situaties waar u niet meer uit kunt komen, omdat u niet in staat bent uw scooter te
keren!
22
3 De belangrijkste onderdelen
1) Ontkoppelingshendel
2) Ontgrendelingshendel voor het
verschuiven van de zittingrail
(rechtsvoor onder de zitting)
3) Ontgrendelingshendel voor het
zwenken en verwijderen van de
zitting (links onder de zitting, niet
zichtbaar op foto)
4) Besturingsconsole
5) Remhendel (rechter hendel)
6) Hendel voor het verstellen van de
helling van de stuurkolom (linker
hendel, niet zichtbaar op foto).
7) Sleutelschakelaar (AAN/UIT)
23
4 Positie van de sticker op het product
1) Type oplaadbus (linkerzijde van de stuurkolom,
niet zichtbaar op de afbeelding)
24
2) Serienummersticker op de achterkant van het
chassis
3) Label van de fabrikant op de achterkant van het
chassis
4) Label van de distributeur op de achterkant van
het chassis
5) Acculabel onder de bekleding aan de
achterkant
De symbolen op de labels worden uitgelegd in paragraaf "Belangrijke symbolen op het voertuig"
op pagina 12.
25
5 Rijden
5.1 In- en uitstappen
Voor het in- en uitstappen kunnen de armleuningen omhoog
worden gezwenkt.
Bovendien kan de zitting
voor het in- en uitstappen
naar de zijkant worden
gedraaid.
• Vergrendelhendel (1)
omhoog trekken.
• Zitting naar de zijkant
draaien.
26
Informatie over het draaien van de zitting
Steeds nadat deze 45° is gedraaid klikt de vergrendeling automatisch weer vast.
5.2 Voor het eerste gebruik...
Voor het eerste gebruik dient u zich vertrouwd te maken met de bediening van het voertuig en alle
bedieningselementen. Neem de tijd om alle functies te testen.
OPMERKING
Wanneer een veiligheidsgordel aanwezig is, moet deze voor iedere rit correct ingesteld en ook
daadwerkelijk gebruikt worden.
Goed zitten = veilig rijden
Zorg bij ieder gebruik:
• dat u alle bedieningselementen gemakkelijk kunt bereiken.
• dat de accu‘s voldoende zijn geladen voor het af te leggen traject.
• dat de veiligheidsgordel (indien aanwezig) in perfecte staat is.
• dat de achteruitkijkspiegel (indien aanwezig) zo is ingesteld, dat u altijd achteruit kunt
kijken, zonder naar voren te hoeven buigen of uw zitpositie op een andere manier te
hoeven veranderen.
27
5.3 Over hindernissen rijden
Uw scooter kan hindernissen en stoepranden tot een hoogte van 6 cm nemen.
ATTENTIE: gevaar voor kantelen!
• Rijd nooit scheef over hindernissen!
• Zet eerst de rugleuning rechtop voordat u over hindernissen rijdt!
Naar boven rijden
• Rijd in een rechte hoek en langzaam over de hindernis c.q.
de stoeprand heen. Vlak voordat de voorwielen de hindernis
raken, de snelheid verhogen en pas verlagen wanneer ook
de achterwielen over de hindernis zijn heengereden.
Naar beneden rijden
• Rijd in een rechte hoek en langzaam over de hindernis c.q.
de stoeprand heen. Vlak voordat de voorwielen de hindernis
raken, de snelheid verlagen en zo houden totdat ook de
achterwielen over de hindernis zijn heengereden.
Goed
Fout
28
5.4 Hellingen
Informatie met betrekking tot het maximale hellingspercentage staat in hoofdstuk "Technische
gegevens" vanaf pagina 77.
ATTENTIE: Gevaar voor kantelen!
• Rijd hellingen met max. 2/3 van de maximale snelheid af.
• Zet voordat u hellingen oprijdt uw rugleuning horizontaal! Wij adviseren u de rugleuning niet
naar achteren te zetten wanneer u een helling afrijdt!
• Vermijd gladde hellingen waarop gevaar voor slippen bestaat (natheid, gladheid)!
• Niet uitstappen op een helling!
• Een rechte lijn volgen! Niet zigzaggend rijden!
• Niet proberen om in een hoek of op een helling te draaien!
5.5 Parkeren en stilstand
Wanneer u uw voertuig parkeert c.q. langere tijd stilstaat met het voertuig:
Op de wielen kan de opmerking "Not For Highway Use" (Niet voor gebruik op de snelweg) staan.
Het elektrische voertuig kan echter worden gebruikt op alle verkeerswegen waarvoor het is
goedgekeurd in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving.
29
6 Scooter handmatig duwen
De motor van de scooter is uitgerust met automatische remmen, die verhinderen dat de scooter
ongecontroleerd verder rijdt wanneer de elektriciteitsvoorziening wordt uitgeschakeld. Bij het
duwen van de scooter moet de magneetrem worden losgelaten.
6.1 Motor ontkoppelen
ATTENTIE: gevaar door ongecontroleerd wegrollen van het elektrische voertuig!
• In ontkoppelde toestand (schuifwerking in vrijgeschakelde toestand) werken de motorremmen
niet! Wanneer het voertuig wordt weggezet, moet de koppeling in ieder geval in de positie
“Rijden” staan (motorrem in werking)!
De hendel voor het koppelen en ontkoppelen van de motor
bevindt zich rechtsachter.
Aandrijving ontkoppelen
• Scooter uitschakelen (sleutelschakelaar).
• Ontgrendelknop op de ontkoppelingshendel (1) indrukken.
• Ontkoppelingshendel naar voren schuiven. De aandrijving is
ontkoppeld.
Aandrijving koppelen
• Hendel naar achteren trekken.
30
7 Stuurconsole
7.1 Indeling van de stuurconsole
1) Statusaanduiding
2) Snelheidsregelaar
3) Snelheidsreductie bij het rijden
van bochten in- en uitschakelen
4) Claxon
5) Richtingaanwijzer links (wordt
automatisch na 30 seconden
weer uitgeschakeld)
6) Aanduiding accustatus
7) Snelheidsreductie
8) Waarschuwingsknipperlicht
9) Richtingaanwijzer rechts (wordt
automatisch na 30 seconden
weer uitgeschakeld)
10) Verlichting
11) Rijhendel
31
7.1.1 Statusaanduiding
OPMERKING
De AAN/UIT-diode dient als storingsaanduiding (statusaanduiding). Een toelichting van de
storingscodes vindt u in hoofdstuk "Storingscodes en diagnosecodes" op pagina 41.
7.1.2 Aanduiding van de acculading
• Alle LED’s branden: volledige reikwijdte
• Alleen de rode en gele LED's branden: beperkte reikwijdte. Accu's aan het einde van de rit
weer opladen.
• Alleen de rode LED's branden/knipperen, de elektronica piept 3x: Accureserve = zeer
geringe reikwijdte. Accu’s meteen opladen!
OPMERKING
Diepontladingsbeveiliging: na een bepaalde rijtijd op de accureserve schakelt de elektronica de
aandrijving automatisch uit en brengt de scooter tot stilstand. Als men de scooter enige tijd laat
staan, 'herstellen' de accu's zich enigszins waardoor een klein stukje verder kan worden
gereden. Na een zeer korte rijtijd gaan de rode LED's echter weer branden en ook de elektronica
piept weer 3x. Dergelijke handelingen leiden tot beschadiging van de accu's en moeten dus
worden vermeden!
32
7.2 Met de scooter rijden
WAARSCHUWING: Risico op onbedoeld wegrollen van het voertuig!
De elektromagnetische rem van het voertuig kan niet worden geactiveerd als de joystick
zich niet volledig in de middelste stand bevindt. Hierdoor kan het voertuig onbedoeld
wegrollen.
• Zorg ervoor dat de joystick zich in de middelste stand bevindt wanneer het voertuig stil moet
blijven staan.
• De elektriciteitsvoorziening inschakelen (sleutelschakelaar). De aanduidingen op de
stuurconsole branden. Er kan met de scooter worden gereden.
OPMERKING
Is de scooter na het inschakelen niet rijklaar, controleer dan de statusaanduiding (zie hoofdstuk
"Statusaanduiding" op pagina 32 en hoofdstuk "Diagnose en het verhelpen van storingen"
op pagina 39.
• Gewenste rijsnelheid met de snelheidsregelaar instellen.
• De rechter rijhendel voorzichtig aantrekken om vooruit te rijden.
• De linker rijhendel voorzichtig aantrekken om achteruit te rijden.
OPMERKING
De besturing is af fabriek geprogrammeerd met standaardwaarden. Een individuele
programmering die is aangepast aan uw wensen, kan door uw INVACARE®-leverancier worden
uitgevoerd.
33
ATTENTIE: Iedere wijziging van het rijprogramma kan het rijgedrag en de kantelstabiliteit
van het elektrische voertuig beïnvloeden!
• Daarom mogen wijzigingen aan het rijprogramma uitsluitend door daarvoor opgeleide
Invacare®-leveranciers worden uitgevoerd!
• Invacare® levert alle mobiliteitsproducten af fabriek met een standaard rijprogramma af. Een
garantie voor een veilig rijgedrag van het elektrische voertuig - met name de kantelstabiliteit kan alleen door Invacare® en alleen voor dit standaard rijprogramma worden gegeven!
OPMERKING:
• Om snel af te remmen, gewoon de rijhendel loslaten. Deze gaat dan automatisch in de
middelste stand terug. De scooter remt af.
• Om een noodstop te maken, gaat u zoals hierboven beschreven te werk en trekt dan de
handrem aan tot de scooter stilstaat.
7.3 Akoestische signalen activeren en deactiveren
De elektronica van de scooter kan zo worden geprogrammeerd, dat in de volgende situaties een
akoestisch signaal wordt gegeven:
• Capaciteit van accu te laag (bij aflevering geactiveerd)
• Achteruitrijversnelling geactiveerd (zowel achteruitrijversnelling als het akoestische signaal zijn
bij aflevering geactiveerd)
34
Om een akoestisch signaal voor een bepaalde
functie te activeren of te deactiveren, moet de
elektronica uitgeschakeld worden, en bij het
opnieuw inschakelen moet op een bepaalde
toetsencombinatie worden gedrukt.
Na een geslaagde activering/deactivering van een
signaal voor een functie, knippert een combinatie
van LED's van de ladingsindicatie van de accu ter
bevestiging. De LED's zijn genummerd zoals hier
rechts is weergegeven:
35
De toetsencombinaties en LED-codes van de verschillende opties zijn als volgt:
Functie Toetsencombinatie LED('s) Toestand.
accucapaciteit
bediening
richtingaanwijzer
bediening
waarschuwingsknipperlicht
bediening
achteruitrijversnelling
'Verlichting' +
'richtingaanwijzer links'
'Verlichting' +
'richtingaanwijzer rechts'
'Verlichting' +
'waarschuwingsknipperlicht'
'Verlichting' + 'Toets 3' (zie
"Indeling van de
stuurconsole" op pagina
31)
D1 Gedeactiveerd Akoestisch signaal bij lage
D1+D2 Geactiveerd
D3 Gedeactiveerd Akoestisch signaal bij
D3+D4 Geactiveerd
D5 Gedeactiveerd Akoestisch signaal bij
D5+D6 Geactiveerd
D1+D2+D3 Gedeactiveerd Akoestisch signaal bij
D4+D5+D6 Geactiveerd
36
Een akoestisch signaal activeren of deactiveren
Om een akoestisch signaal voor een functie te activeren of te deactiveren, gaat u als volgt te werk:
1) Elektronica uitschakelen.
2) Toetsencombinatie indrukken en vasthouden.
3) Elektronica inschakelen
4) Twee seconden wachten tot de betreffende knippercode op de ladingsindicatie wordt
weergegeven, dan de toetsencombinatie loslaten. Toetsencombinatie niet langer dan vijf seconden
indrukken.
5) Als de LED D7 aansluitend vijfmaal knippert, dan werd het akoestische signaal met succes
geactiveerd.
6) De elektronica keert automatisch terug naar de normale bedrijfsmodus.
37
7.4 Snelheidsreductie bij het rijden van bochten activeren en
deactiveren
Uw scooter is uitgerust met een automatische snelheidsreductie, die bij het inschakelen van de
scooter standaard geactiveerd is. Deze functie verlaagt de snelheid van de scooter zodra u door
een bocht rijdt. Dit is met name voor onervaren gebruikers bedoeld, die zich bij een dynamisch
rijgedrag van de scooter vooral in een bocht nog onzeker kunnen voelen. Indien u echter een
ervaren gebruiker bent, kunt u deze functie wellicht uitschakelen.
Snelheidsreductie deactiveren
• Toets (1) meer dan twee seconden indrukken.
De LED (2) gaat branden. De snelheidsreductie
is gedeactiveerd.
Snelheidsreductie activeren
• Toets (1) meer dan twee seconden indrukken.
De LED (2) gaat uit. De snelheidsreductie is
weer geactiveerd.
38
7.5 Diagnose en het verhelpen van storingen
Het elektronische systeem biedt diagnose-informatie over de ondersteuning van de technicus bij
het herkennen en verhelpen van storingen aan de scooter. Wanneer er zich een storing voordoet,
knippert de statusaanduiding meerdere malen, daarna volgt een pauze, en dan knippert de
aanduiding opnieuw. Elke serie geeft een bepaalde storing aan, wat ook als “Knippercode” wordt
aangeduid.
Het elektronische systeem reageert afhankelijk van de ernst van de storing en de uitwerking op de
veiligheid van de gebruiker. Het kan bijv. …
• de knippercode eenvoudig als waarschuwing weergeven en het rijden en de normale
werking verder toelaten;
• de knippercode weergeven, de scooter stoppen en zolang stilzetten, tot het elektronische
systeem is uitgeschakeld en dan opnieuw ingeschakeld wordt;
• de knippercode weergeven, de scooter aan laten en verder rijden onmogelijk maken tot de
storing is verholpen.
Gedetailleerde beschrijvingen van de betekenis van alle afzonderlijke knippercodes en de
mogelijke oorzaak en het verhelpen van storingen vindt u in paragraaf "Storingscodes en
diagnosecodes" op pagina 41.
39
7.5.1 Storingendiagnose
Indien er zich bij de scooter een storing voordoet, kunt u de volgende handleiding raadplegen om
de storingen te lokaliseren
OPMERKING
Stel voor het begin van iedere diagnose vast, of de scooter op de sleutelschakelaar is
ingeschakeld.
Wanneer de statusaanduiding UIT is:
Controleer of de sleutelschakelaar is INGESCHAKELD.
Controleer of alle kabels correct zijn aangesloten.
Wanneer de statusaanduiding KNIPPERT:
Tel het aantal knipperingen en ga naar de volgende paragraaf.
40
7.6 Storingscodes en diagnosecodes
Knipper-
code
1
2
Storing Gevolgen voor
de scooter
Accu moet worden
Rijdt verder
opgeladen
Accuspanning te
laag
Het rijden wordt
onderbroken
OPMERKINGEN
• De accu’s zijn ontladen. Accu’s zo snel
mogelijk opladen.
• De accu’s zijn leeg. Accu’s opladen.
• Wanneer men de motor enige minuten
uitgeschakeld laat, kan de laadtoestand
van de accu’s zover herstellen, dat een
korte rit nog mogelijk is.
3
Accuspanning te
hoog
Het rijden wordt
onderbroken
• De accuspanning is te hoog. Wanneer
de oplader is aangesloten, scheidt u de
stekkerverbinding van de scooter.
• Het elektronische systeem laadt de
accu’s op bij het rijden vanaf een helling
en bij het remmen. Deze storing doet
zich voor, wanneer de accuspanning te
hoog oploopt. Schakel de scooter uit en
weer in.
41
Knipper-
code
4
5
Storing Gevolgen voor
de scooter
Stroomtijdoverschrijding
Het rijden wordt
onderbroken
Rem weigert Het rijden wordt
onderbroken
OPMERKINGEN
• Het max. stroomverbruik werd
gedurende langere tijd overschreden,
waarschijnlijk omdat de motor werd
overbelast, of wanneer de scooter een
onoverkoombare weerstand heeft
geprobeerd te overwinnen. Scooter
uitschakelen, enige minuten wachten en
dan weer inschakelen.
• De elektronica heeft een kortsluiting in de
motor vastgesteld. Kabelboom op
kortsluiting onderzoeken en motor
controleren.
• Contact opnemen met uw Invacare®fabrikant.
• Controleren of de ontkoppelingshendel in
de gekoppelde stand staat.
• Er is een defect in de remspoel of
bedrading. Handrem en bedrading op
open of kortgesloten stroomkring
controleren. Neem contact op met uw
Invacare®-fabrikant.
42
Knipper-
code
10
6
7
8
9
Storing Gevolgen voor
de scooter
Geen neutrale
stand bij het
Het rijden wordt
onderbroken
inschakelen van
de scooter
Storing in de
snelheidspotmeter
Motorspanningsfout
Overige, interne
storingen
Fout in de duw/rolwerking
Het rijden wordt
onderbroken
Het rijden wordt
onderbroken
Het rijden wordt
onderbroken
Het rijden wordt
onderbroken
OPMERKINGEN
• Rijhendel staat niet in de neutrale stand,
terwijl de sleutelschakelaar wordt
gedraaid. Rijhendel in de neutrale stand
zetten, stroom uitschakelen en dan weer
inschakelen.
• De rijhendel moet eventueel opnieuw
gekalibreerd worden. Raadpleeg uw
Invacare®-fabrikant.
• De elektronica van de rijhendel kan
onjuist zijn aangesloten. De bedrading
op open of kortgesloten stroomkring
controleren.
• Potmeter is niet correct ingesteld. Zet de
potmeter op de middelste stand.
• De motor of de bedrading van de motor
is defect. De bedrading op open of
kortgesloten stroomkring controleren.
• Raadpleeg uw Invacare®-fabrikant.
• De scooter heeft de toegestane
maximumsnelheid bij het duwen of rollen
overschreden. Schakel de elektronica uit
en weer in.
43
8 Aanpassingsmogelijkheden
8.1 Zittingpositie voor en achteruit verstellen
De ontgrendelingshendel voor de verstelling van
de zitting bevindt zich rechtsvoor onder de zitting.
• Hendel (1) aantrekken om de zitting te
ontgrendelen.
• De zitting naar voren c.q. achteren in de
gewenste positie brengen.
• Hendel weer loslaten om de zitting in deze
positie te vergrendelen.
44
8.2 Breedte van de armleuningen verstellen
De handwielen voor het vrijgeven van de armleuningen bevinden zich achter onder de zitting (1).
• Maak de bevestiging van de armleuningen los
door de handwielen te draaien.
• Armleuningen op de gewenste breedte
instellen.
• Handwielen weer vastdraaien.
45
8.3 Hoogte van de armleuningen verstellen
Voorwaarden:
• Kruiskopschroevendraaier
• Bevestigingsschroef van de armleuning met
de schroevendraaier losdraaien en
verwijderen.
• Armleuning op de gewenste hoogte instellen.
• Schroef opnieuw positioneren en weer
vastdraaien.
46
8.4 Hoek van de rugleuning verstellen
De hendel (1) voor het verstellen van de hoek van
de rugleuning zit aan de rechterkant van de
zitting.
• Hendel aantrekken en de rugleuning door
naar voren of achteren leunen in de gewenste
stand zetten.
47
8.5 Zitting losmaken om hem te draaien en/of af te nemen
De zitting kan naar één kant worden gedraaid om
het op- en afstappen op de scooter te
vergemakkelijken. In deze positie kan de zitting
ook worden verwijderd.
De hendel voor het ontgrendelen van de zitting,
zodat hij kan worden gedraaid, bevindt zich rechts
onder de zitting (1).
• Om de zitting te ontgrendelen, de hendel naar
voren trekken.
• Zitting naar de zijkant draaien.
• Indien gewenst de zitting stevig aan de
rugleuning en voorzijde vastgrijpen en
omhoog verwijderen.
48
8.6 Zithoogte handmatig verstellen
Voorwaarden:
• 2 schroefsleutels, 17 mm
• Zitting verwijderen
• Afdekking van de accu- en motorruimte verwijderen.
• Met behulp van de twee schroefsleutels de
veiligheidsschroeven van de zittingkolom verwijderen.
• Hoogte van de zitting aanpassen.
• Schroef weer aanbrengen en vastdraaien.
49
8.7 De veiligheidsgordel
Een veiligheidsgordel is een optie die ofwel af fabriek op de rolstoel gemonteerd wordt geleverd, of
achteraf door de leverancier kan worden aangebracht. Indien uw rolstoel reeds van een
veiligheidsgordel is voorzien, zal uw leverancier u over de aanpassing en het gebruik ervan
geïnformeerd hebben.
De veiligheidsgordel is ervoor bedoeld, de gebruiker van een rolstoel te helpen, in een optimale
zitpositie te blijven zitten. Een correct gebruik van de veiligheidsgordel helpt de gebruiker om
prettig, veilig en in de juiste positie in de rolstoel te blijven zitten, met name gebruikers die over een
beperkt evenwicht bij het zitten beschikken.
Opmerking
Wij adviseren om de veiligheidsgordel bij voorkeur bij ieder gebruik van de rolstoel te gebruiken.
De gordel moet zo strak zitten, dat u prettig kunt zitten terwijl bovendien een correcte
lichaamshouding wordt gegarandeerd.
8.7.1 Typen veiligheidsgordels
Af fabriek kan uw rolstoel met een van de onderstaande typen veiligheidsgordels zijn uitgerust.
Indien uw rolstoel achteraf met een andere gordel dan één van de onderstaande typen werd
uitgerust, zorg er dan voor dat u de documentatie van de fabrikant met betrekking tot de correcte
aanpassing en een correct gebruik heeft ontvangen.
Riem met metalen gesp, aan één zijde verstelbaar
De riem kan maar aan één kant worden versteld, hetgeen
ertoe kan leiden, dat de gesp niet precies in midden zit.
50
8.7.2 De veiligheidsgordel correct instellen
• Zorg ervoor, dat u correct in de rolstoel zit, dat wil zeggen helemaal naar achteren op de
zitting, het bekken rechtop en zo symmetrisch mogelijk, dus niet naar voren, achteren of naar
de zijkant leunend.
• Bevestig de veiligheidsgordel zodanig, dat de heupbotten nog net voelbaar zijn boven de
gordel.
• Stel de lengte van de gordel in met de hierboven weergegeven verstelmogelijkheid. De gordel
moet zo zijn ingesteld, dat er nog net een hand tussen de gordel en uw lichaam past.
• De gesp moet bij voorkeur in het midden zitten. Daarom moet u de vereiste verstellingen bij
voorkeur aan beide zijden uitvoeren.
• Inspecteer de gordel a.u.b. wekelijks, om te garanderen dat deze zich nog in een perfecte staat
bevindt, geen beschadigingen of slijtage vertoont en dat deze volgens voorschrift aan de
rolstoel bevestigd is. Als de riem met een schroefverbinding is bevestigd, moet worden
gegarandeerd dat de verbinding niet losraakt of helemaal los is. Meer informatie over de
onderhoudswerkzaamheden aan de riemen vindt u in de Servicehandleiding, die bij Invacare®
verkrijgbaar is.
51
8.7.3 De veiligheidsgordel op de scooter monteren
Voorwaarden:
• Steeksleutel 12 mm
• Steeksleutel 13 mm
De bevestigingspunten (1) voor het aanbrengen van de gordel bevinden zich onder de zitting (hier
is alleen de linkerzijde te zien).
52
• Pak de houder van de gordel vast en houd deze
voor het gat in de bevestiging.
• Breng de schroef in de juiste positie (1), draai de
moer er aan de andere zijde op en draai deze met
een steeksleutel vast.
• Ga op dezelfde manier te werk aan de andere kant
van de zitting. Controleer of de moer stevig op de
schroef is vastgedraaid.
53
8.8 Rollatorbeugel
Uw scooter kan worden voorzien van een optionele rollatorbeugel. Alleen de volgende rollators, die
door Invacare zijn goedgekeurd, kunnen met behulp van deze beugel worden vervoerd:
• Dolomite Jazz 600
• Dolomite Legacy 600
• Invacare Banjo P452E/3
Het maximaal toegestane gewicht van de rollator is 9 kg.
VOORZICHTIG! Risico op kantelen ten gevolge van een verschoven middelpunt van de
zwaartekracht.
Het middelpunt van de zwaartekracht van de scooter verschuift naar achteren zodra de
rollator wordt bevestigd. De nog veilige hellingshoek wordt hiermee beperkt tot
maximaal 2°.
• Houd u er rekening mee dat hellingen waar u gewoonlijk geen moeite mee heeft, nu te steil
kunnen zijn waardoor uw scooter zou kunnen kantelen. Doe geen poging om deze hellingen
op of af te gaan.
54
8.8.1 De rollator bevestigen
Dolomite Jazz 600
55
Dolomite Legacy 600
Invacare Banjo P452E/3
56
8.8.2 De rollatorbeugel verwijderen
• Draai de schroeven los (1).
• Trek de rollatorbeugel uit de houders.
8.8.3 De achterreflector plaatsen
VOORZICHTIG! Risico op ongelukken door slechte zichtbaarheid.
Als u uw rolstoel op de openbare weg wilt gebruiken en een achterreflector wettelijk
verplicht is, mag de rollatorbeugel de achterreflector niet afdekken.
• Zorg ervoor dat de achterreflector zodanig is bevestigd dat het zichtbare reflectiegedeelte
groot genoeg is.
57
58
• Plaats de achterreflector zoals weergegeven op de tekening.
9 Elektriciteit
9.1 Beveiliging van de voertuigelektronica
De voertuigelektronica van het voertuig is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting.
Wanneer de aandrijving gedurende langere tijd wordt overbelast (bijv. bij het oprijden van steile
hellingen) en met name wanneer de buitentemperatuur daarbij erg hoog is, kan de elektronica
oververhit raken. In dit geval wordt het vermogen van het voertuig geleidelijk minder, tot hij
uiteindelijk tot stilstand komt. Op de statusaanduiding is een knipperende code zichtbaar (zie het
hoofdstuk "Storingscodes en diagnosecodes" op pagina 41). Door voertuigelektronica in en uit
te schakelen, kan de storingsmelding op de elektronica worden gewist en de elektronica weer
worden ingeschakeld. Het duurt echter circa vijf minuten voordat de elektronica zo ver is afgekoeld,
dat de aandrijving zijn volledige vermogen weer heeft.
Wanneer de aandrijving wordt geblokkeerd doordat niet over een hindernis, zoals een hoge
stoeprand of iets vergelijkbaars kan worden gereden, en de bestuurder bij zijn poging om over
deze hindernis te rijden de aandrijving langer dan 20 seconden tegen deze weerstand laat werken,
schakelt de elektronica de aandrijving uit om een beschadiging te voorkomen. Op de
statusaanduiding is een knipperende code zichtbaar (zie het hoofdstuk "Storingscodes en diagnosecodes" op pagina 41). Door het in- en uitschakelen kan de storingsmelding worden
gewist en de elektronica weer worden ingeschakeld.
59
9.1.1 Hoofdzekering
Het gehele elektrische systeem wordt door twee hoofdzekeringen tegen overbelasting beveiligd.
De hoofdzekeringen zijn op de positieve accukabels gemonteerd.
OPMERKING
Een defecte hoofdzekering mag uitsluitend na controle van de hele elektrische installatie worden
vervangen. Dit moet door een Invacare-leverancier worden gedaan. Het zekeringstype vindt u in
hoofdstuk "Technische gegevens" Op pagina 77.
9.2 Accu‘s
9.2.1 Informatie over accu‘s
Het elektrische voertuig wordt gevoed door twee 12 V accu‘s. De accu‘s zijn onderhoudsvrij en
hoeven alleen regelmatig te worden opgeladen.
Nieuwe accu‘s moeten voor het eerste gebruik altijd eenmaal volledig worden opgeladen. Nieuwe
accu‘s hebben niet eerder hun volledige capaciteit dan nadat ze ca. 10 - 20 laadcycli hebben
doorlopen. Hoe vaak de accu‘s moeten worden opgeladen, is afhankelijk van veel factoren zoals
omgevingstemperatuur, kwaliteit van het wegdek, bandenspanning, gewicht van de bestuurder,
rijstijl en het gebruik van de accu‘s voor verlichting, enz.
60
OPMERKINGEN:
De batterijen/accu’s waarmee uw elektrische rolstoel wordt geleverd, vallen niet onder gevaarlijke
stoffen. Deze classificatie heeft betrekking op verschillende internationale verordeningen voor
gevaarlijke stoffen zoals bijv. DOT, ICAO, IATA en IMDG. De batterijen/accu’s mogen onbeperkt
getransporteerd worden, zowel over de openbare weg, per spoor of per luchtvracht. De
afzonderlijke transportondernemingen hebben echter eigen richtlijnen opgesteld, waardoor het
transport beperkt of zelfs verboden zou kunnen zijn. In uitzonderingsgevallen a.u.b. informatie bij
de betreffende transportonderneming inwinnen.
Let op de statusaanduiding op de bedieningskast! Laad de accu‘s in ieder geval op wanneer de
statusaanduiding aangeeft dat ze bijna leeg zijn. Wij adviseren de accu‘s ook na iedere langere rit
of iedere nacht (`s nachts) te laten opladen. Afhankelijk van hoe leeg de accu‘s zijn, kan het tot 12
uren duren voordat de accu‘s weer volledig zijn opgeladen.
Bescherm uw lader tegen warmtebronnen zoals verwarmingselementen en direct zonlicht.
Wanneer de lader oververhit raakt, wordt de laadstroom verminderd en duurt het opladen langer.
Om beschadiging van de accu‘s te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat de accu‘s nooit
helemaal ontladen worden. Rijd niet met sterk ontladen accu‘s, wanneer dit niet absoluut
noodzakelijk is, aangezien dat de accu‘s zwaar belast en de levensduur aanzienlijk verkort.
Wanneer uw voertuig gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, moeten de accu‘s ten minste
eenmaal per maand worden geladen, om ervoor te zorgen dat ze vol zijn. Naar keuze kan het
voertuig op de lader aangesloten blijven. De accu‘s kunnen met de voorgeschreven lader niet te
vol worden geladen.
Voor het opladen van de accu's dient gebruik gemaakt te worden van een oplader welke
goedgekeurd is op isolatieklasse 2. Dit houdt in dat de oplader geschikt is voor onbewaakt bedrijf.
De opladers welke Invacare® bij de elektrische rolstoel levert (optioneel) voldoen aan deze eis.
61
9.2.2 Accu‘s opladen
• Neem absoluut de bedieningshandleiding van de lader, voor zo ver deze werd bijgeleverd, en
de voorschriften aan de voor- en achterzijde van de lader in acht!
ATTENTIE:
Gevaar voor explosies en gevaar voor onherstelbare schade aan de accu‘s wanneer een
onjuiste lader wordt gebruikt!
• Gebruik alleen de bij uw voertuig geleverde lader c.q. een door Invacare® geadviseerde
lader!
Gevaar voor verwondingen door een schok en gevaar voor onherstelbare schade aan de
lader wanneer deze nat wordt!
• De lader tegen vocht beschermen!
Gevaar voor verwondingen door kortsluiting of een schok wanneer de lader beschadigd
is!
• De lader niet gebruiken wanneer hij op de vloer is gevallen of beschadigd is!
Risico op elektrische schokken en op beschadiging van de accu’s!
• Probeer de accu’s NOOIT opnieuw op te laden door kabels direct aan de aansluitpunten van
de accu te bevestigen.
Gevaar voor brand en verwondingen door een schok wanneer een beschadigd
verlengsnoer wordt gebruikt!
• Gebruik alleen een verlengsnoer wanneer dit absoluut nodig is! Controleer bij een eventueel
gebruik of het verlengsnoer in perfecte staat verkeert!
62
Er bestaat risico op lichamelijk letsel als de rolstoel tijdens het opladen wordt gebruikt!
• Laad de accu’s NIET opnieuw op terwijl u de rolstoel gebruikt.
• Ga NIET in de rolstoel zitten terwijl de accu’s worden opgeladen.
De oplaadbus bevindt zich links op de
stuurkolom
Oplader aansluiten
• Scooter uitschakelen.
• Beschermkap van de oplaadbus naar de
zijkant draaien.
• Oplader op de scooter aansluiten.
• Oplader op het elektriciteitsnet aansluiten.
Oplader loskoppelen van de scooter
• Eerst de oplader loskoppelen van het
elektriciteitsnet.
• Dan de oplader loskoppelen van de scooter.
63
9.2.3 Accu‘s monteren en demonteren
ATTENTIE:
Gevaar voor verwonding wanneer de accu‘s bij montage- en onderhoudswerkzaamheden
ondeskundig worden behandeld!
• De accu‘s mogen uitsluitend door erkend, deskundig personeel gedemonteerd en
gemonteerd worden!
• Let op de waarschuwingen op de accu‘s!
• Let op het grote gewicht van de accu‘s!
• Gebruik alleen de in de technische gegevens genoemde accu-uitvoeringen!
Gevaar voor brand en brandwonden wanneer de polen van de accu worden overbrugd!
• Overbrug de accupolen NIET met gereedschap!
ATTENTIE:
Etswonden door vrijkomende zuren bij beschadigde accu‘s!
• Trek kleding die met het zuur in aanraking is gekomen, onmiddellijk uit!
Na contact met de huid:
• Bij contact met de huid, onmiddellijk met veel water spoelen!
Na contact met de ogen:
• Onmiddellijk gedurende meerdere minuten onder stromend water spoelen; een arts
raadplegen!
64
9.2.3.1 Oude accu‘s verwijderen
Voorwaarden:
• Schroefsleutel 11 mm
• Zitting verwijderen.
• Afdekking van accu- en motorruimte verwijderen.
• Accubevestigingsriem (1) openen.
• Stekkerverbindingen (2) van de accu's loskoppelen.
• Accu verwijderen.
65
• Accuklem van de blauwe kabel op de minuspool van
de accu met de schroefsleutel losmaken en de kabel
verwijderen.
• Accuklem van de rode kabel op de pluspool van de
accu met de schroefsleutel losmaken en de kabel
verwijderen.
• Procedure herhalen voor de andere accu.
OPMERKING
Het plaatsen van de nieuwe accu's gebeurt in omgekeerde volgorde.
66
9.2.3.2 Correct omgaan met beschadigde accu‘s
ATTENTIE:
Etswonden door vrijkomende zuren bij beschadigde accu‘s!
• Trek kleding die met het zuur in aanraking is gekomen, onmiddellijk uit!
Na contact met de huid:
• Bij contact met de huid, onmiddellijk met veel water spoelen!
Na contact met de ogen:
• Onmiddellijk gedurende meerdere minuten onder stromend water spoelen; een arts
raadplegen!
• Draag bij de omgang met beschadigde accu‘s geschikte beschermende kleding.
• Deponeer beschadigde accu‘s na de demontage onmiddellijk in een geschikt zuurbestendig
reservoir.
• Transporteer beschadigde accu‘s uitsluitend in geschikte, zuurbestendige reservoirs.
• Reinig alle voorwerpen die met het zuur in contact zijn gekomen met veel water.
Versleten of beschadigde accu‘s op de juiste wijze afvoeren
Versleten en beschadigde accu‘s worden door uw reinigingsdienst opgehaald.
67
10 Verzorging en onderhoud
Het begrip „Onderhoud“ staat voor iedere handeling die nodig is om de elektrische rolstoel in
goede staat te houden, zodat het veilig rijden te allen tijde wordt gegarandeerd. Het onderhoud
heeft betrekking op verschillende werkzaamheden zoals de dagelijkse reiniging, inspecties,
reparaties en algemene revisies.
OPMERKING:
Laat uw voertuig eenmaal per jaar door een erkende Invacare®-speciaalzaak controleren zodat
u uw voertuig altijd veilig kunt gebruiken.
10.1 Het elektrische voertuig reinigen
Let bij het reinigen van de elektrische rolstoel op de volgende punten:
• Gebruik slechts een vochtige doek en een mild reinigingsmiddel.
• Gebruik voor het reinigen geen schuurmiddelen.
• Stel elektronische onderdelen niet bloot aan direct contact met water.
• Gebruik geen hogedrukreiniger.
Desinfectie
Het desinfecteren met behulp van een spuitbus of doek mag alleen met geteste en goedgekeurde
desinfecteermiddelen worden uitgevoerd. Een lijst met goedgekeurde desinfecteermiddelen vindt u
op internet bij het Robert Koch Institut onder http://www.rki.de
.
68
10.2 Inspectielijst
De onderstaande tabellen bevatten inspecties, die met de aangegeven tussenpozen door de
gebruiker zelf moeten worden uitgevoerd. Indien de elektrische rolstoel bij een van deze controles
niet in orde wordt bevonden, verwijzen wij naar het desbetreffende hoofdstuk in de handleiding of
neem contact op met een geautoriseerde Invacare® leverancier. Een uitgebreide lijst van
inspecties en instructies voor het onderhoud vindt u in de servicehandleiding van de elektrische
rolstoel. De servicehandleiding kan bij Invacare® worden besteld. Deze bevat echter instructies
voor speciaal opgeleide servicemonteurs en beschrijft arbeidsstappen, die niet voor de
eindverbruiker zijn bedoeld.
Onderhoud
Kussen zitting en rugleuning:
• Op perfecte toestand controleren.
Banden:
• Banden op de gespecificeerde luchtdruk controleren (2,5 bar).
Voorwielen
• De voorwielen moeten soepel draaien.
• Lopen de wielen niet rond of stroef, stuurgewrichtspennen of
voorwiellagers gebruiken.
Achterwielen:
• Controleer of de wielen goed vastzitten op de aandrijfas.
• De achterwielen moeten rond draaien.
Elektronica/elektrisch systeem:
Bij
levering
Wekelijks
s
Maandelijk
69
• Alle stekkerverbindingen op hun staat en stabiele verbinding
controleren.
• Zijn de accu’s voor het dagelijks gebruik volledig opgeladen?
• Zitten alle bevestigen en schroeven goed vast?
• Zijn alle elektrische lampen van het verlichtingssysteem (indien van
toepassing) bedrijfsklaar?
Reiniging:
• Alle onderdelen zorgvuldig reinigen.
11 Reparatievoorschriften
Onderstaand worden reparatiewerkzaamheden beschreven, die door de gebruiker zelf kunnen
worden uitgevoerd. Voor de specificaties van de reserveonderdelen verwijzen wij u naar hoofdstuk
"Technische gegevens" op pagina 77, of de servicehandleiding die verkrijgbaar is bij Invacare®
(zie hiervoor ook de adressen en telefoonnummers in hoofdstuk "Hoe bereikt u Invacare®?" op
pagina 3). Indien u ondersteuning nodig heeft, verzoeken wij u contact met uw Invacare®leverancier op te nemen.
11.1 Band repareren
ATTENTIE: Gevaar voor letsel wanneer het voertuig tijdens reparaties vanzelf in beweging
komt!
• Schakel de voedingsspanning uit (AAN/UIT-toets)!
• De aandrijving koppelen!
• Borg het voertuig voor het opkrikken door de wielen met wiggen te blokkeren!
Voor iedere rit
Voor iedere rit
Indien van toepassing
70
11.1.1 Bandenpech verhelpen (luchtbanden van het type 4.10/3.50 - 5)
Voorwaarden:
• Schroefsleutel 17 mm
• Rubberhamer
• Voertuig opkrikken en houten blok eronder plaatsen om het
voertuig te ondersteunen.
• De wielbeveiligingsmoer (1) met behulp van de 17 mm
schroefsleutel verwijderen.
• Wiel verwijderen door voorzichtig met de rubberhamer op de
achterzijde te slaan om het van de as los te maken.
Problemen bij het verwijderen van het wiel?
U dient indien nodig een speciaal gereedschap te gebruiken. Vraag uw Invacare®-leverancier
om hulp.
71
11.1.1.1 Reparatie van een lekke band
Voorwaarden
• Binnenband repareren of een nieuwe binnenband aanbrengen.
• Talkpoeder
• Steeksleutel 12 mm
• Ventielafsluiting verwijderen.
• Lucht uit de band laten lopen, door het binnenventiel
in te drukken.
• De 4 schroeven (1) met de steeksleutel losdraaien
en verwijderen.
• De velghelften van de band trekken en de
binnenband uitnemen.
• De binnenband repareren en weer plaatsen of door
een nieuwe binnenband vervangen.
72
Is de oude binnenband tijdens de reparatie nat geworden?
Indien de oude binnenband gerepareerd en weer gebruikt moet worden, en wanneer de
binnenband tijdens de reparatie nat wordt, is het gemakkelijker de binnenband er weer in te
zetten wanneer hij met talkpoeder wordt bestrooid.
• De velgdelen van buiten in de band plaatsen.
• De band licht oppompen.
• Schroeven en moeren, om de velg bij elkaar te houden, weer aanbrengen en stevig
vastdraaien.
• Controleer of de band juist op de velg is geplaatst.
• De band tot de aanbevolen bandenspanning oppompen (2,8 bar).
• Controleren of de band nog steeds juist en netjes op de velg zit.
• Ventielkapje er weer opdraaien.
• Wiel weer op de aandrijfas plaatsen.
• Handrem aantrekken en vasthouden om de rem te centreren.
• Wielbeveiligingsmoer bij een aangetrokken handrem vastdraaien.
73
12 Transport
ATTENTIE: Gevaar voor ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de gebruiker en andere
personen in het transportvoertuig, indien de elektrische rolstoel met een vierpunts
verankeringssysteem van een externe aanbieder wordt vastgezet en het leeggewicht van
de elektrische rolstoel het maximale gewicht waarvoor het verankeringssysteem is
goedgekeurd overschrijdt!
• Controleer of het gewicht van de elektrische rolstoel het maximale gewicht waarvoor het
verankeringssysteem is goedgekeurd, niet overschrijdt! Zie ook de documentatie van de
fabrikant van het verankeringssysteem!
• Wanneer u niet zeker weet, hoeveel uw elektrische rolstoel weegt, moet u hem op een
geschikte weegschaal laten wegen.
WAARSCHUWING! Als dit elektrische voertuig wordt gebruikt als zitvoorziening in een
voertuig, ontstaat er een risico op ernstig of fataal letsel in geval van een verkeersongeluk.
Het voldoet niet aan de vereisten van ISO 7176-19:2001.
• Dit elektrische voertuig mag in geen geval worden gebruikt als zitvoorziening in een voertuig of
om de gebruiker te vervoeren in een voertuig.
74
12.1 De rolstoel transporteren
WAARSCHUWING: Gevaar voor kantelen wanneer de rolstoel met gebruiker in een ander
voertuig wordt gezet!
• Zet de rolstoel indien mogelijk zonder gebruiker in een ander voertuig!
• Zorg ervoor dat wanneer de rolstoel met gebruiker over een helling naar een ander voertuig
moet worden verplaatst, het hellingspercentage niet groter is dan maximaal toegestaan (zie
hoofdstuk "Technische gegevens" op pagina 77)!
• Wanneer de rolstoel verplaatst moet worden naar een ander voertuig over een helling met
een hellingspercentage dat groter is dan maximaal toegestaan (zie hoofdstuk "Technische gegevens" op pagina 77), moet een lier worden gebruikt! Een begeleider kan dan op een
veilige manier toezicht houden op en assisteren bij het verplaatsen van de rolstoel!
• Als alternatief kan een platformlift worden gebruikt!
• Zorg dat het totale gewicht van de elektrische rolstoel met gebruiker niet meer bedraagt dan
het maximaal toegestane totaalgewicht voor de helling of de platformlift!
• De rolstoel moet altijd worden verplaatst naar een ander voertuig met de rugleuning rechtop,
de zitting in de laagste stand ende kantelzitting rechtop (zie hoofdstuk "Hellingen" op pagina
29)!
• Rijd of duw de elektrische rolstoel over een geschikte voorziening in het transportvoertuig.
75
12.2 De rolstoel zonder inzittende transporteren
ATTENTIE: gevaar voor verwondingen!
• Wanneer uw elektrische rolstoel niet over een van de onderstaand beschreven
verankeringsmogelijkheden c.q. een vergelijkbaar verankeringssysteem beschikt, is het niet
aan te bevelen de rolstoel in een ander voertuig te transporteren.
• Controleer voor het transport of de aandrijving gekoppeld is en of de rijelektronica
uitgeschakeld is.
®
Invacare
raadt u met klem aan om ook accu’s te verwijderen of ontkoppelen. Zie "Oude
accu‘s verwijderen" op pagina 65.
• Een extra bevestiging op de bodem van het voertuig wordt dringend aangeraden.
13 Afvalverwerking
• De verpakking wordt afgevoerd voor hergebruik van waardevolle stoffen.
• De metalen onderdelen worden afgevoerd voor de verwerking van oude metalen.
• De kunststof onderdelen worden afgevoerd voor de verwerking van kunststoffen.
• Elektrische componenten en printplaten worden als elektronisch afval verwerkt.
76
• Lege en beschadigde batterijen dienen in een erkend verzamelpunt ingeleverd te worden.
• De afvalverwerking moet conform de landelijk geldende, wettelijke bepalingen worden
uitgevoerd.
• Vraag bij stads- of gemeentereinigingsdienst naar de afvalverwerkingsmaatregelen ter plaatse.
14 Technische gegevens
De technische informatie die hieronder staat, heeft betrekking op een standaardconfiguratie of
verwijst naar maximaal haalbare normen. Deze kunnen veranderen als accessoires worden
toegevoegd. De exacte veranderingen in deze normen worden omschreven in de hoofdstukken
over de respectievelijke accessoires.
Toegestane bedrijfs- en opslagcondities
Temperaturen bedrijf conform ISO 7176-9:
Temperaturen voor opslag conform ISO 7176-9:
• 4.10 / 3.50 - 5 pneumatisch
De aanbevolen maximale bandendruk in bar of kpa is
aangegeven op de zijkant van de band of op de naaf.
meer dan één waarde is aangegeven, is de laagste waarde
in de betreffende maateenheid van toepassing.
(Tolerantie = -0,3 bar,1 bar = 100 kpa)
Bandentype
• 11" antilek
Rij-eigenschappen
Snelheid
• 6 km/h
• 10 km/h
• 12 km/h
Min. remafstand
• 1000 mm (6 km/h)
• 2100 mm (10 km/h)
• 2900 mm (12 km/h)
Max. stijgvermogen ******
• 3-wiel: 8° (14 %)
• 4-weil: 12° (21 %)
Max. te overwinnen hindernishoogte
Draaidiameter
• 80 mm
• 3-wiel: 2250 mm
• 4-wiel: 2800 mm
Draaicirkel
Reikwijdte conform ISO 7176-4:2008 ***
• 1630 mm
• 42 km
Afmetingen
Totale lengte
Breedte van de rijeenheid
Totale breedte (verstelbereik van armleuningen)
ls er
• 3-wiel: 1270 mm
• 4-wiel: 1290 mm
• 625 mm
• 630 ... 725 mm
78
Afmetingen
Totale hoogte:
Breedte van de zitting:
Diepte zitting:
Hoogte van de zitting
Hoek rugleuning
Hoogte armleuning
• 1200 mm
• 508 mm (20 inch)
• 470 mm (18,5 inch)
• 420/445/470/495 mm
• 95° ... 140°
• 210 ... 255 mm
Gewicht
Leeggewicht
• 3-wiel: 103 kg
• 4-wiel: 110 kg
Gewicht van de componenten
Chassis
• 3-wiel: ca. 51 kg
• 4-wiel: ca. 58 kg
Ziteenheid
Accu’s
• ca. 20 kg
• ca. 16 kg per accu
Belasting
Max. belasting
• 136 kg
Asbelasting
Max. asbelasting voor
• 3-wiel: 67 kg
• 4-wiel: 75 kg
Max. asbelasting achter
• 3-wiel: 171 kg
• 4-wiel: 170 kg
*** Opmerking: De reikwijdte van een elektrische rolstoel hangt sterk af van externe factoren zoals de laadtoestand van de accu’s,
omgevingstemperatuur, topografie ter plaatse, gesteldheid van het straatoppervlak, bandenspanning, gewicht van de gebruiker, manier van
rijden en het verbruik van de accu’s voor verlichting, servo’s enz.
79
De aangegeven waarden zijn theoretisch maximaal bereikbare waarden, gemeten volgens ISO-7176-4:2008.
**** Zonder zitkussen gemeten
****** Statische stabiliteit conform ISO 7176-1 = 9° (15,8 %)
Dynamische stabiliteit conform ISO 7176-2 = 6° (10,5 %)
80
15 Uitgevoerde inspecties
Met een stempel en handtekening wordt bevestigd dat alle in het inspectieschema van de
onderhouds- en reparatiehandleiding genoemde werkzaamheden deskundig zijn uitgevoerd. De
lijst met uit te voeren inspectiewerkzaamheden bevindt zich in de servicehandleiding, verkrijgbaar
bij Invacare®.
Overdrachtsinspectie
1
e
jaarlijkse inspectie
Stempel van de dealer / datum / handtekening Stempel van de dealer / datum / handtekening
2e jaarlijkse inspectie 3
e
jaarlijkse inspectie
Stempel van de dealer / datum / handtekening Stempel van de dealer / datum / handtekening
4e jaarlijkse inspectie 5
e
jaarlijkse inspectie
Stempel van de dealer / datum / handtekening Stempel van de dealer / datum / handtekening