Infocus X16, X17 User Manual [nl]

Infocus X16, X17 User Manual

Inhoud

Inleiding........................

3

Kenmerken van de projector ..........

3

Inhoud van de verpakking ..............

4

Buitenkant van de projector............

5

Bedieningselementen en functies ..6

De projector

 

positioneren .................

9

Het kiezen van een plek .................

9

De gewenste beeldgrootte

 

van de projectie instellen..............

10

Aansluitingen.............

13

Een computer of beeldscherm

 

aansluiten .....................................

13

Videoapparaten aansluiten...........

15

Bediening ...................

19

De projector opstarten..................

19

De menu's gebruiken ...................

21

De wachtwoordbeveiliging

 

gebruiken......................................

22

Schakelen tussen

 

ingangssignalen ...........................

25

Het geprojecteerde beeld

 

aanpassen....................................

26

Vergroten en details zoeken.........

28

De beeldverhouding selecteren....

29

Het beeld optimaliseren................

30

De presentatietimer instellen........

35

Het beeld verbergen.....................

36

Besturingstoetsen blokkeren ........

36

Het beeld stilzetten.......................

37

Gebruik op grote hoogte...............

37

Het geluid aanpassen...................

38

Het weergavemenu van de

 

projector aanpassen.....................

38

De projector uitschakelen.............

39

Menubewerkingen........................

40

Onderhoud .................

47

Onderhoud van de projector ........

47

Informatie over de lamp ...............

48

Problemen oplossen .55

Specificaties...............

56

Projectorspecificaties ...................

56

Afmetingen ...................................

57

Timing-diagram ............................

57

Copyright-informatie .59

2 Inhoud

Inleiding

Kenmerken van de projector

De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.

De projector heeft de volgende kenmerken.

Wandkleurcorrectie waarmee het mogelijk is te projecteren op oppervlakten met verschillende vooraf gedefinieerde kleuren

Snel automatisch zoeken versnelt het detecteren van het signaal

Instelbare wachtwoordbeveiliging

Tot 11 vooraf ingestelde beeldmodi, zodat u verschillende opties hebt voor verschillende projectiedoeleinden

3D-kleurbeheer om kleuren aan te passen naar uw voorkeur

Snelkoelfunctie om de projector snel af te koelen

Presentatietimer voor meer inzicht in de tijdsduur van presentaties

Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop

Digitale keystone-correctie om vervormde beelden te corrigeren

Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden

Projectielamp van hoge sterkte

Weergave van 16,7 miljoen kleuren

Meertalige schermmenu's (OSD)

Schakelen tussen de modi normaal en economisch om het stroomverbruik te verminderen

Compatibel met component HDTV (YPbPr)

Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens

De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de

instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangssignaal, én van de afstand tot het scherm.

De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is normaal.

Inleiding 3

Inhoud van de verpakking

Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Wanneer één of meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de leverancier.

Standaardaccessoires

De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van die in de afbeeldingen.

Projector

 

Netsnoer

VGA-kabel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cd met

Registratiekaart

Snelgids

Garantiefolder

Veiligheids-

Naslaggids

 

 

 

folder

Trek het kaartje weg voordat u de afstandsbediening gebruikt.

Afstandsbediening en batterij

Optionele accessoires

1.Plafondmontage, wandmontage

2.LiteShow II adapter voor draadloze presentatie

3.4:3 projectieschermen

4.Kabels en adapters

5.Vervangende lamp

6.Optionele draagtassen

4 Inleiding

Buitenkant van de projector

Voorkant/bovenkant

1

2

5

3

6

 

 

7

4

 

Achter/onderkant

8 9 10 11 12 13 14 15

16

17

18

1.Extern besturingspaneel (Zie "Projector en

afstandsbediening" op pagina 6 voor meer informatie.)

2.Ventilatie (warme lucht uit)

3.Snelverstellerknop

4.Lensklep

5.Focusring en zoomring

6.IR-sensor afstandsbediening voorkant

7.Projectielens

8.Aansluiting netsnoer

9.RS-232-besturingspoort

10.RGB-signaaluitgang

11.RGB (pc)-/componentvideo (YPbPr/YCbCr)-signaalingang

12.Video-ingang

13.S-Video-ingang

14.Audio-ingang

15.Sleuf voor Kensingtonvergrendeling

16.Snelversteller

17.Lampdeksel

18.Achterste verstelvoetje

Waarschuwing

DEZE APPARATUUR MOET WORDEN GEAARD.

Als u het toestel plaatst, gebruik dan een verlengsnoer met schakelaar of sluit de stekker aan op een stopcontact dat makkelijk toegankelijk is en de buurt is van het toestel. Mocht tijdens het gebruik van het toestel een storing optreden, duw op de schakelaar om de stroomkring te onderbreken of trek de stekker op het stopcontact.

Inleiding 5

Bedieningselementen en functies

Projector en afstandsbediening

 

 

5

1

9

14

2

 

 

3

 

15

 

 

4

10

 

5

11

16

6

12

 

7

 

 

8

13

17

 

 

 

11

 

8

11

10

12

13

7

11

1.Focusring

Hiermee past u de scherpstelling van het geprojecteerde beeld aan. Zie "Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen" op pagina 27 voor details.

2.Zoomring

Hiermee past u de grootte van het beeld aan. Zie "Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen" op pagina 27 voor details.

3.TEMP (Waarschuwingslampje temperatuur)

Licht rood op als de temperatuur van de projector te hoog wordt. Zie "Indicatoren" op pagina 54 voor details.

4.POWER (Power-lampje)

Brandt of knippert als de projector wordt gebruikt. Zie "Indicatoren" op pagina 54 voor details.

5. II POWER

Hiermee zet u de projector stand-by of schakelt u deze in. Zie "De projector opstarten" op pagina 19 en "De projector uitschakelen" op pagina 39 voor details.

6. Links/BLANK

Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Zie "Het beeld verbergen" op pagina 36 voor details.

7.MODE/ENTER

Selecteer een beschikbare beeldmodus. Zie "Een beeldmodus selecteren" op pagina 30 voor details. Hiermee opent u het geselecteerde menu-item in het schermmenu. Zie "De menu's gebruiken" op pagina 21 voor details.

6 Inleiding

8. MENU/EXIT

13. SOURCE

Schakelt het schermmenu (OSD) in. Keert terug naar het vorige OSDmenu, afsluiten en opslaan van menuinstellingen Zie "De menu's gebruiken" op pagina 21 voor details.

9.LAMP (waarschuwingslampje lamp)

Geeft de lampstatus aan. Brandt of knippert als er een probleem is met de lamp. Zie "Indicatoren" op pagina 54 voor details.

10.AUTO

Hiermee worden automatisch de beste beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld. Zie "Het beeld automatisch aanpassen" op pagina 26 voor details.

11.Keystone/pijltoetsen ( / Omhoog, / Omlaag)

Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt. Zie "Keystone corrigeren" op pagina 27 voor details.

12. Rechts/

Activeert de paneeltoetsblokkering. Zie "Besturingstoetsen blokkeren" op pagina 36 voor details.

Als het schermmenu (OSD) is geactiveerd, functioneren de toetsen #6, #11 en #12 als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen. Zie "De menu's gebruiken" op pagina 21 voor details.

Geeft de ingangselectiebalk weer. Zie "Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 25 voor details.

14. Stilstaand beeld

Hiermee zet u het geprojecteerde beeld stil. Zie "Het beeld stilzetten" op pagina 37 voor details.

15. Links

Kies de gewenste menu-items en maak aanpassingen. Zie "De menu's gebruiken" op pagina 21 voor details.

16.BLANK

Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Zie "Het beeld verbergen" op pagina 36 voor details.

17.Digital Zoom toetsen (+, -)

Hiermee vergroot of verkleint u het geprojecteerde beeld. Zie "Vergroten en details zoeken" op pagina 28 voor details.

Inleiding 7

Bereik van de afstandsbediening

De IR-sensor (infrarood) van de afstandsbediening bevindt zich op de voorkant van de projector. Houd de afstandsbediening onder een hoek van maximaal 30 graden ten opzichte van de IR-sensor van de afstandsbediening op de projector. De afstand tussen de afstandsbediening en de sensor mag niet meer dan 8 meter (~26 voet) bedragen.

Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensor op de projector blokkeert.

Ongeveer 15º

De batterij van de afstandsbediening vervangen

1.Verwijder de batterijhouder.

Volg de geïllustreerde instructies. Houd de vergrendelarm ingedrukt terwijl u de batterijhouder verwijdert.

2. Plaats de nieuwe batterij in de houder. De positieve pool van de batterij moet naar buiten wijzen.

3.Duw de houder in de afstandsbediening.

OPGEPAST

Vermijd hoge temperaturen en vochtigheid.

De batterij kan beschadigd raken als u deze niet correct plaatst.

Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door de fabrikant aanbevolen.

Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant.

Gooi een batterij nooit in een vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.

Verwijder de batterij als deze leeg is of als u de afstandsbediening langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de batterij.

8 Inleiding

De projector positioneren

Het kiezen van een plek

Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de ruimte en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.

De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:

1. Tafel voor

Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer en voor het scherm installeert. Als u een snelle opstelling en draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte opstelling.

2. Plafond voor

Selecteer deze instelling als u de projector tegen het plafond en voor het scherm installeert.

Koop de plafondmontageset voor de projector van InFocus bij uw verkoper om de projector aan het plafond te monteren.

Stel Plafond voor in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is ingeschakeld.

3. Tafel achter

Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer en achter het scherm installeert.

Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist.

Stel Tafel achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is ingeschakeld.

4. Plafond achter

Selecteer deze instelling als u de projector tegen het plafond en achter het scherm installeert.

Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist en de plafondmontageset van InFocus.

Stel Plafond achter in het menu

SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is ingeschakeld.

De projector positioneren

9

De gewenste beeldgrootte van de projectie instellen

De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld bepalen.

4:3 is the eigen beeldverhouding van de projector. Voor de projectie van beelden met een 16:9-verhouding (breedbeeld) dient de projector de grootte van de desbetreffende beelden aan te passen aan de native beeldbreedte van het apparaat. De hoogte van de beelden bedraagt hierdoor ongeveer 75% van de native beeldhoogte van de projector.

4:3-beeld in een 4:3- beeldvak

16:9-beeld aangepast aan een 4:3-beeldvlak

Bij een 16:9-beeld wordt dus 25% van de mogelijke beeldhoogte bij een 4:3-beeld niet gebruikt. Boven en onder het aangepaste 16:9-beeld worden donkere balken weergegeven (met verticale hoogte van 12,5%).

Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).

De hedendaagse digitale projectoren projecteren niet recht vooruit zoals oudere modellen met spoelen. Ze projecteren het beeld in een hoek net boven het horizontale vlak van de projector. Op deze manier kan de gebruiker de projector gewoon op een tafel plaatsen en worden de beelden zodanig op het scherm geprojecteerd dat de onderste rand van het scherm net boven de tafelrand komt (zodat iedereen in de kamer het scherm goed kan zien).

De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld in een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.

Op het diagram op pagina 12 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld verticaal verschoven zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.

Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook de verticale hoek wordt groter.

Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.

Bepaal aan de hand van de tabel met schermgrootten (4:3) de ideale positie van de projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm.

10 De projector positioneren

De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen

1.Selecteer de schermgrootte.

2.Kijk in de tabellen en zoek de schermgrootte die de uwe het dichtst benadert in de linkerkolommen genaamd "4:3 schermdiagonaal". In de tweede kolom vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm onder "Gemiddeld". Dit is de projectieafstand.

3.In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale afstand in mm". Zo bepaalt u de uiteindelijke verticale hoek van de projector ten opzichte van de rand van het scherm.

4.De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale midden van het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 2 hebt

bepaald, en in de verticale afstand die u in stap 3 hebt bepaald.

Als u bijvoorbeeld een 108-inch scherm gebruikt, is de maximale projectieafstand 4,362 mm en bedraagt de verticale hoek 165 mm.

Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze omhoog of omlaag te kantelen om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen kan het beeld enigszins vervormd raken. U kunt de vervorming corrigeren met de Keystone-functie. Zie "Keystone corrigeren" op pagina 27 voor details.

De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen

Wanneer u een projector hebt aangeschaft, kunt u met deze methode bepalen welk scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.

De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van die ruimte.

1.Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt installeren. Dit is de projectieafstand.

2.Zoek in de kolom "Gemiddeld" van de tabel de gemeten afstand tot het scherm. Als de minen maxwaardes in de tabel staan, kijk dan of uw gemeten afstand binnen de minen maxwaardes in de tabel ligt.

3.Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige schermdiagonaal. Dit is de grootte van het geprojecteerde beeld op deze projectieafstand.

4.In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale afstand in mm". Zo bepaalt u de uiteindelijke positie van het scherm ten

opzichte van het horizontale vlak van de projector.

Als bijvoorbeeld de gemeten projectieafstand 4,5 m (4500 mm) is, dan is waarde in de kolom "Gemiddeld" die dit het dichtst benadert 4,362 mm. Verderop in de rij ziet u dat een 108-inch (3 m) scherm nodig is.

De projector positioneren

11

Projectieafmetingen

Zie "Afmetingen" op pagina 57 voor de lensmiddenafmetingen van deze projector voordat u de geschikte positie berekent.

 

Maximale zoom

Minimale zoom

 

 

 

 

Scherm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Midden van de lens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verticale afstand

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Projectieafstand

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4:3 schermdiagonaal

Aanbevolen projectieafstand tot

 

Verticale afstand in

 

 

 

 

 

 

 

scherm in mm

 

 

mm

voet

inch

mm

Min lengte

Gemidd

Max lengte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(met max

eld

(met min

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

zoom)

 

 

 

 

zoom)

 

 

 

 

4

48

1219

1846

 

1938

 

2031

 

73

 

 

 

59

1500

2271

 

2385

 

2498

 

90

 

5

60

1524

2308

 

2423

 

2538

 

91

 

6

72

1829

2769

 

2908

 

3046

 

110

 

 

 

79

2000

3028

 

3180

 

3331

 

120

 

7

84

2134

3231

 

3392

 

3554

 

128

 

8

96

2438

3692

 

3877

 

4062

 

146

 

 

 

98

2500

3786

 

3975

 

4164

 

150

 

9

108

2743

4154

 

4362

 

4569

 

165

 

 

 

118

3000

4543

 

4770

 

4997

 

180

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Er zit een tolerantie van 3% in deze waarden door variaties in de optische onderdelen. InFocus beveelt bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en -afstand eerst ter plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.

12 De projector positioneren

Aansluitingen

Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:

1.Schakel alle apparatuur uit voordat u verbindingen maakt.

2.Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.

3.Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.

Niet alle kabels die in de onderstaande verbindingen zijn weergegeven, worden meegeleverd met de projector (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 4). Deze kabels zijn verkrijgbaar bij elektronicawinkels.

Een computer of beeldscherm aansluiten

Een computer aansluiten

De projector heeft een VGA-ingang waarop u IBM®- en Macintosh®-compatibele computers kunt aansluiten. Als u verbinding maakt met oudere Macintoshcomputers, hebt u een Mac-adapter nodig.

De projector aansluiten op een laptop of desktopcomputer:

1.Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde VGA-kabel aan op de D-Sub- uitgang van de computer.

2.Sluit het andere uiteinde van de VGA-kabel aan op de D-SUB IN- signaalingang van de projector.

3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio-uitgang van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.

Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor details.

In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:

Laptop of desktopcomputer

VGA-kabel

Audio-

kabel

Bij notebooks worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een projector is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de externe weergave doorgaans inof uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/LCD of de functietoets met een beeldscherm. Druk tegelijkertijd op FN en een van deze toetsen. Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over mogelijke toetsencombinaties.

Aansluitingen 13

Een beeldscherm aansluiten

Als u de presentatie van dichtbij wilt zien op zowel beeldscherm als het scherm, kunt u via een VGA-kabel op de D-SUB OUT-uitgang van de projector, deze aansluiten op een extern beeldscherm. Volg onderstaande instructies:

De projector op een beeldscherm aansluiten:

1.Sluit de projector aan een computer. Zie "Een computer aansluiten" op pagina 13.

2.Kies een geschikte VGA-kabel (slechts één meegeleverd) en sluit het ene uiteinde aan op de D-Sub-ingang van de videomonitor.

Of als de monitor beschikt over een dvi-ingang, gebruikt u een vga-naar-dvi-a- kabel en sluit u het dvi-eind aan op de dvi-ingang van de videomonitor.

3.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de D-SUB OUT-aansluiting van de projector.

In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:

Laptop of desktopcomputer

VGA-naar-

DVI-A-kabel

VGA-kabel

VGA-kabel

De D-SUB-uitgang werkt alleen wanneer er een geschikte D-SUB-ingang op de projector aanwezig is.

Als u deze verbindingsmethode wilt gebruiken als de projector op standby staat, zorg dan dat de VGA-Uit-functie is ingeschakeld in het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd. Zie "VGA-Uit" op pagina 45 voor details.

14 Aansluitingen

Videoapparaten aansluiten

U kunt de projector aansluiten op diverse videoapparaten met een van de volgende uitgangen:

Componentvideo

S-Video

Video (composiet)

U dient de projector slechts op een van deze uitgangen aan te sluiten. Elke uitgang levert een andere videokwaliteit. De gekozen uitgang is wellicht afhankelijk van de beschikbare overeenkomende aansluitingen op de projector en het gewenste videoapparaat.

Beste videokwaliteit

De beste beschikbare videoverbinding is Component video (niet te verwarren met composiet video). Digitale tv-tuners en dvd-spelers zenden standaard component videosignalen uit. Als uw apparaat erover beschikt, kiest u deze aansluitmethode in plaats van composiet video.

Zie "Een component videoapparaat aansluiten" op pagina 16 voor informatie over het aansluiten van de projector op component video-apparaten.

Betere videokwaliteit

De S-Video-uitgang biedt een betere analoge videokwaliteit dan de standaard composietvideo-uitgang. Selecteer de S-Video-uitgang als de gewenste videoapparaten een composietvideoén S-Video-uitgang hebben.

Zie "Een S-Video-apparaat aansluiten" op pagina 17 voor informatie over het aansluiten van de projector op S-Video-apparaten.

Goede videokwaliteit

Composietvideo is een analoge video-uitgang met een aanvaardbare kwaliteit. Het resultaat is echter niet optimaal.

Zie "Een composiet videoapparaat aansluiten" op pagina 18 voor informatie over het aansluiten van de projector op composiet videoapparatuur.

Audioapparaten aansluiten

De projector heeft één ingebouwde monoluidspreker met enkele basisfuncties voor het geluid bij zakelijke presentaties. Deze zijn niet ontworpen, noch bedoel voor het leveren van stereogeluid zoals dit verwacht kan worden in home theater of home cinema toepassingen. Eventuele stereogeluidssignalen worden omgezet naar monogeluid voor de luidspreker van de projector.

Aansluitingen 15

Een component videoapparaat aansluiten

Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte componentvideo-uitgangen beschikbaar zijn:

Zo ja, ga door met deze procedure.

Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.

De projector aansluiten op een component videoapparaat aansluiten:

1.Sluit het uiteinde van de component video-naar-VGA-adapterkabel (D-Sub) met de 3 RCA-connectoren op de component video-uitgangen van het videoapparaat aan. Zorg dat de kleuren van de connectoren overeenkomen met die van de uitgangen: groen op groen, blauw op blauw en rood op rood.

2.Sluit het andere uiteinde van de component video-naar-VGA-adapterkabel (D-Sub) (met een D-Sub-connector) aan op de D-SUB IN-aansluiting op de projector.

3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio-uitgang van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.

Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor details.

In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:

AV-apparaat

Componentvideo-

Audio-

naar-VGA (of D-sub)

kabel

adapterkabel

 

De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.

Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn aangesloten.

16 Aansluitingen

Een S-Video-apparaat aansluiten

Controleer of er op het videoapparaat een ongebruikte S-Video-uitgang beschikbaar is:

Zo ja, ga door met deze procedure.

Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.

Een S-Video-apparaat aansluiten:

1.Sluit het ene uiteinde van de S-Video-kabel aan op de S-video-uitgang van het videoapparaat.

2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op S-VIDEO-aansluiting van de projector.

3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio-uitgang van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.

Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor details.

In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:

AV-apparaat

Audiokabel

 

S-Video-kabel

De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.

Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn aangesloten.

Als u al een componentvideo-aansluiting hebt aangebracht tussen de projector en het S-Video-apparaat, is een S-Video-aansluiting overbodig. Deze aansluiting is van mindere kwaliteit. Zie "Videoapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.

Aansluitingen 17

Een composiet videoapparaat aansluiten

Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte composietvideo-uitgangen beschikbaar zijn:

Zo ja, ga door met deze procedure.

Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.

De projector aansluiten op een composiet videoapparaat:

1.Sluit het ene uiteinde van de videokabel aan op de composiet video-uitgang van het videoapparaat.

2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de VIDEO-aansluiting van de projector.

3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio-uitgang van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.

Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor details.

In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:

AV-apparaat

Audiokabel

Videokabel

De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.

Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn aangesloten.

Alleen als er geen componentvideoen S-Video-ingangen beschikbaar zijn, gebruikt u een composietvideo-aansluiting. Zie "Videoapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.

18 Aansluitingen

Loading...
+ 41 hidden pages