De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een
gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.
De projector heeft de volgende k enmerken.
• Wandkleurcorrectie w aarmee het mogelijk is te projecteren op oppervlakten met
verschillende vooraf gedefinieerde kleuren
• Snel automatisch zoeken versnelt het detecteren van het signaal
• Instelbare wachtwoordbeveiliging
• Tot 11 vooraf ingestelde beeldmodi, zodat u verschillende opties hebt voor
verschillende projectiedoeleinden
• 3D-kleurbeheer om kleuren aan te passen naar uw voorkeur
• Snelkoelfunctie om de projector snel af te koelen
• Presentatietimer voor meer inzicht in de tijdsduur van presentaties
• Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
• Digitale keystone-correctie om vervormde beelden te corrigeren
• Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
• Projectielamp van hoge sterkte
• Weergave van 16,7 miljoen kleuren
• Meertalige schermmenu's (OSD)
• Schakelen tussen de modi normaal en economisch om het stroomv erbruik te
verminderen
• Compatibel met component HDTV (YP
• Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens
• De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de
instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangssignaal, én van de
afstand tot het scherm.
• De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is
normaal.
bPr)
Inleiding3
Inhoud van de verpakking
Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. W anneer
één of meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de
leverancier.
Standaardaccessoires
De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van die
in de afbeeldingen.
ProjectorNetsnoerVGA-kabel
Cd met
Naslaggids
Afstandsbediening en batterij
RegistratiekaartSnelgidsGarantiefolder
Trek het kaartje weg voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Optionele accessoires
1.Plafondmontage, wandmontage
2.LiteShow II adapter voor dr aadloze presentatie
3.4:3 projectieschermen
4.Kabels en adapters
5.Vervangende lamp
6.Optionele draagtassen
Inleiding4
Veiligheids-
folder
Buitenkant van de projector
Voorkant/bovenkant
1
2
3
4
Achter/onderkant
8
9
1618
1513121110
14
17
1.Extern besturingspaneel
2.Ventilatie (warme lucht uit)
3.Snelverstellerknop
4.Lensklep
5.Focusring en zoomring
6.IR-sensor afstandsbediening
7.Projectielens
5
6
7
8.Aansluiting netsnoer
9.RS-232-besturingspoort
10. RGB-signaaluitgang
11. RGB (pc)-/componentvideo
12. Video-ingang
13. S-Video-ingang
14. Audio-ingang
15. Sleuf voor Kensington-
16. Snelversteller
17. Lampdeksel
18. Achterste verstelvoetje
(Zie "Projector en
afstandsbediening" op pagina 6
voor meer informatie.)
voorkant
(YPbPr/YCbCr)-signaalingang
vergrendeling
Waarschuwing
• DEZE APPARATUUR MOET WORDEN GEAARD.
• Als u het toestel plaatst, gebruik dan een verlengsnoer met schakelaar of sluit de stekker aan
op een stopcontact dat makkelijk toegankelijk is en de buurt is van het toestel. Mocht tijdens
het gebruik van het toestel een storing optreden, duw op de schakelaar om de stroomkring te
onderbreken of trek de stekker op het stopcontact.
Inleiding5
Bedieningselementen en functies
I
I
Projector en afstandsbediening
1
2
3
4
5
6
7
8
1.Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van
het geprojecteerde beeld aan. Zie "Het
beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 27 voor details.
2.Zoomring
Hiermee past u de grootte van het
beeld aan. Zie "Het beeldf ormaat en de
helderheid fijn afstellen" op pagina 27
voor details.
3.TEMP (Waarschuwingslampje
temperatuur)
Licht rood op als de temperatuur van
de projector te hoog wordt. Zie
"Indicatoren" op pagina 54 voor details.
4.POWER (Power-lampje)
Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt. Zie "Indicatoren" op
pagina 54 voor details.
5
9
10
11
12
13
11
14
15
16
17
5.POWER
Hiermee zet u de projector stand-by
of schakelt u deze in. Zie "De
projector opstarten" op pagina 19 en
"De projector uitschakelen" op pagin a
39 voor details.
6.Links/BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 36 voor details.
7.MODE/ENTER
Selecteer een beschikbare
beeldmodus. Zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 30 voor details.
Hiermee opent u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu.Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 21
voor details.
8
11
10
12
13
7
11
Inleiding6
8.MENU/EXIT
Schakelt het schermmenu (OSD) in.
Keert terug naar het vorige OSDmenu, afsluiten en opslaan van menuinstellingen Zie "De menu's gebruiken"
op pagina 21 voor details.
9.LAMP (waarschuwingslampje lamp)
Geeft de lampstatus aan. Brandt of
knippert als er een probleem is met de
lamp. Zie "Indicatoren" op pagina 54
voor details.
10. AUTO
Hiermee worden automatisch de
beste beeldtiminginstellingen bepaald
voor het weergege ven beeld. Zie "Het
beeld automatisch aanpassen" op
pagina 26 voor details.
11. Keystone/pijltoetsen ( /
Omhoog, / Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
Zie "Keystone corrigeren" op pagina
27 voor details.
12.Rechts/
Activeert de paneeltoetsblokkering.
Zie "Besturingstoetsen blokkeren" op
pagina 36 voor details.
Als het schermmenu (OSD) is
geactiveerd, functioneren de toetsen
#6, #11 en #12 als richtingspijlen om
de gewenste menuopties te
selecteren en de instellingen te
wijzigen. Zie "De menu's gebruiken"
op pagina 21 voor details.
13. SOURCE
Geeft de ingangselectiebalk weer . Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen"
op pagina 25 voor details.
14. Stilstaand beeld
Hiermee zet u het geprojecteerde
beeld stil. Zie "Het beeld stilze tten" op
pagina 37 voor details.
15.Links
Kies de gewenste menu-items en
maak aanpassingen. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 21 voor details.
16. BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 36 voor details.
17. Digital Zoom toetsen (+, -)
Hiermee vergroot of verkleint u het
geprojecteerde beeld. Zie "Vergroten
en details zoeken" op pagina 28 voor
details.
Inleiding7
Bereik van de afstandsbediening
De IR-sensor (infrarood) van de
afstandsbediening bevindt zich op de voorkant
van de projector. Houd de afstandsbediening
onder een hoek van maximaal 30 graden ten
opzichte van de IR-sensor van de
afstandsbediening op de projector. De afstand
tussen de afstandsbediening en de sensor mag
niet meer dan 8 meter (~26 voet) bedragen.
O
nge
v
ee
r
15
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de
afstandsbediening en de IR-sensor op de
projector blokkeert.
De batterij van de afstandsbediening vervangen
1.Verwijder de batterijhouder.
Volg de geïllustreerde instructies. Houd de
vergrendelarm ingedrukt terwijl u de batterijhouder
verwijdert.
2.Plaats de nieuwe batterij in de houder. De
positieve pool van de batterij moet naar
buiten wijzen.
3.Duw de houder in de afstandsbediening.
OPGEPAST
• Vermijd hoge temperaturen en vochtigheid.
• De batterij kan beschadigd raken als u deze niet correct plaatst.
• Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door
de fabrikant aanbevolen.
• Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
• Gooi een batterij nooit in een vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
• Verwijder de batterij als deze leeg is of als u de afstandsbediening langere tijd niet
gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke
lekkage van de batterij.
º
Inleiding8
De projector positioneren
Het kiezen van een plek
Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de
ruimte en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de g rootte en de positie van
het scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afs tand tusse n de proj ector en
de andere apparatuur.
De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:
1.Tafel voor
Selecteer deze instelling als u de project or op de
vloer en voor het scherm installeert. Als u een snelle
opstelling en draagbaarheid wenst, is dit de meest
gebruikte opstelling.
2.Plafond voor
Selecteer deze instelling als u de projector tegen
het plafond en voor het scherm installeert.
Koop de plafondmontageset voor de projector van
InFocus bij uw verkoper om de projector aan het
plafond te monteren.
Stel Plafond voor in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is
ingeschakeld.
3.Tafel achter
Selecteer deze instelling als u de project or op de
vloer en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor
achterwaartse projectie vereist.
Stel Tafel achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is
ingeschakeld.
4.Plafond achter
Selecteer deze instelling als u de projector tegen
het plafond en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor
achterwaartse projectie vereist en de
plafondmontageset van InFocus.
Stel Plafond achter in het menu
SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in
nadat de projector is ingeschakeld.
De projector positioneren9
De gewenste beeldgrootte van de projectie
instellen
De afstand van de lens van de proje ctor tot het scherm, de zoominstel lingen en het
videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld
bepalen.
4:3 is the eigen beeldverhouding van de projector. Voor de projectie van beelden
met een 16:9-verhouding (breedbeeld) dient de projector de grootte van de
desbetreffende beelden aan te passen aan de native beeldbreedte van het
apparaat. De hoogte van de beelden bedraagt hierdoor ongeveer 75% van de
native beeldhoogte van de projector.
4:3-beeld in een 4:3- beeldvak
Bij een 16:9-beeld wordt dus 25% van de mogelijke beeldhoogte bij een 4:3-beeld
niet gebruikt. Boven en onder het aangepaste 16:9-beeld worden donkere balken
weergegeven (met verticale hoogte van 12,5%).
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbe eld op een
tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het
scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de
projectiehoek (of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De hedendaagse digitale projectoren projecteren niet recht vooruit zoals oudere
modellen met spoelen. Ze projecteren het beeld in een hoek net bo ven het
horizontale vlak van de projector. Op deze manier kan de gebruiker de projector
gewoon op een tafel plaatsen en worden de beelden zodanig op het scherm
geprojecteerd dat de onderste rand van het scherm net boven de tafelrand komt
(zodat iedereen in de kamer het scherm goed kan zien).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat
het beeld in een hoek naar omlaag wordt gepro jecteerd.
Op het diagram op pagina 12 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde
beeld verticaal verschoven zit ten opzichte van het horizontale vlak van de
projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde
beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld
groter. Ook de verticale hoek wordt groter.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te
houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek.
Deze zijn beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.
Bepaal aan de hand van de tabel met schermgrootten (4: 3) de ideale positie v an de
projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het
midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de
projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm.
16:9-beeld aangepast aan een
4:3-beeldvlak
De projector positioneren10
De positie van de projector bij een bepaalde
schermgrootte bepalen
1.Selecteer de schermgrootte.
2.Kijk in de tabellen en zoek de schermgrootte die de uwe het dichtst benadert
in de linkerkolommen genaamd "4:3 schermdiagonaal". In de tweede kolom
vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm
onder "Gemiddeld". Dit is de projectieafstand.
3.In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale
afstand in mm". Zo bepaalt u de uiteindelijk e verticale hoek van de projector
ten opzichte van de rand van het scherm.
4.De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale
midden van het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 2 hebt
bepaald, en in de verticale afstand die u in stap 3 hebt bepaald.
Als u bijvoorbeeld een 108-inch scherm gebruikt, is de maximale projectieafst and
4,362 mm en bedraagt de verticale hoek 165 mm.
Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze
omhoog of omlaag te kantelen om het beeld te centreren op het scherm. In deze
gevallen kan het beeld enigszins vervormd raken. U kunt de vervorming corrigeren
met de Keystone-functie. Zie "Keystone corrigeren" op pagina 27 voor details.
De aanbevolen schermgr ootte v oor een bepaalde
afstand bepalen
Wanneer u een projector hebt aangesc haft, kunt u met deze methode bepalen w elk
scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.
De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van
die ruimte.
1.Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt
installeren. Dit is de projectieafstand.
2.Zoek in de kolom "Gemiddeld" van de tabel de gemeten afstand tot het
scherm. Als de min- en maxwaardes in de tabel staan, kijk dan of uw gemeten
afstand binnen de min- en maxwaardes in de tabel ligt .
3.Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige
schermdiagonaal. Dit is de grootte van het geprojecteerde beeld op deze
projectieafstand.
4.In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale
afstand in mm". Zo bepaalt u de uiteindelijke positie van het scherm ten
opzichte van het horizontale vlak van de projector.
Als bijvoorbeeld de gemeten project ieafs tand 4,5 m (4 500 mm) is , da n is w aarde in
de kolom "Gemiddeld" die dit het dicht st benade rt 4,362 mm. Verderop in de rij ziet
u dat een 108-inch (3 m) scherm nodig is.
De projector positioneren11
Projectieafmetingen
Zie "Afmetingen" op pagina 57 voor de lensmiddenafmetingen van deze pro jector
voordat u de geschikte positie berekent.
Maximale zoom
Minimale zoom
Scherm
Midden van de lens
Verticale afstand
Projectieafstand
4:3 schermdiagonaalAanbevolen projectieafstand tot
Er zit een tolerantie van 3% in deze waarden door variaties in de optische onderdelen. InFocus
beveelt bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en -afstand
eerst ter plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de
optische eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie
bepalen die het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
scherm in mm
Gemidd
eld
Max lengte
(met min
zoom)
Verticale afstand in
mm
De projector positioneren12
Aansluitingen
Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1.Schakel alle apparatuur uit voordat u verbindingen maakt.
2.Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3.Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
Niet alle kabels die in de onderstaande verbindingen zijn weergegeven, worden meegeleverd
met de projector (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 4). Deze kabels zijn verkrijgbaar
bij elektronicawinkels.
Een computer of beeldscherm aansluiten
Een computer aansluiten
De projector heeft een VGA-ingang waarop u IBM®- en Macintosh®-compatibele
computers kunt aansluiten. Als u verbinding maakt met oudere Macintoshcomputers, hebt u een Mac-adapter nodig.
De projector aansluiten op een laptop of desktopcomputer:
1.Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde VGA-kabel aan op de D-Subuitgang van de computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de VGA-kabel aan op de D-SUB INsignaalingang van de projector.
3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd
monogeluid), sluit dan een geschikte audi okabel aan tuss en de a udio-ui tgang
van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) v an
de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor
details.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:
Laptop of desktopcomputer
VGA-kabel
Bij notebooks worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een projector
is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de externe
weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/LCD of de
functietoets met een beeldscherm. Druk tegelijkertijd op FN en een van deze toetsen.
Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over mogelijke
toetsencombinaties.
Audiokabel
Aansluitingen13
Een beeldscherm aansluiten
Als u de presentatie van dichtbij wilt zien op zowel beeldscherm als het scherm,
kunt u via een VGA-kabel op de D-SUB OUT-uitgang van de projector, deze
aansluiten op een extern beeldscherm. Volg onderstaande instructies:
De projector op een beeldscherm aansluiten:
1.Sluit de projector aan een computer. Zie "Een computer aansluiten" op pagina
13.
2.Kies een geschikte VGA-kabel (slechts één meegeleverd) en sluit het ene
uiteinde aan op de D-Sub-ingang van de videomonitor.
Of als de monitor beschikt over een dvi-inga ng, gebruikt u een vga-naar-dvi-a kabel en sluit u het dvi-eind aan op de dvi-ingang van de videomonitor.
3.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de D- SUB OU T-aanslui ting van
de projector.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:
Laptop of desktopcomputer
VGA-naarDVI-A-kabel
VGA-kabel
VGA-kabel
• De D-SUB-uitgang werkt alleen wanneer er een geschikte D-SUB-ingang op de projector
aanwezig is.
• Als u deze verbindingsmethode wilt gebruiken als de projector op standby staat, zorg dan
dat de VGA-Uit-functie is ingeschakeld in het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd. Zie
"VGA-Uit" op pagina 45 voor details.
Aansluitingen14
Videoapparaten aansluiten
U kunt de projector aansluiten op diverse vi deoapparate n met een v an de v olgende
uitgangen:
• Componentvideo
• S-Video
• Video (composiet)
U dient de projector slechts op een van dez e uitgangen aan te sluiten. El k e uitgang
levert een andere videokwaliteit . De gekozen uitgang is wellicht afhankelijk van de
beschikbare overeenkomende aansluitingen op de projector en het gewenste
videoapparaat.
Beste videokwaliteit
De beste beschikbare videoverbinding is Component video (niet te verwarren met
composiet video). Digitale tv-tuners en dvd-spelers zen den standaard component
videosignalen uit. Als uw apparaat erov er be schikt, kiest u dez e aansluitme thode in
plaats van composiet video.
Zie "Een component videoapparaat aansluiten" op pagina 16 voor informatie over
het aansluiten van de projector op component video-apparaten.
Betere videokwaliteit
De S-Video-uitgang biedt een betere analoge videokwaliteit dan de standaard
composietvideo-uitgang. Selecteer de S-Video-uitgang als de gewenste
videoapparaten een composietvideo- én S-Video-uitgang hebben.
Zie "Een S-Video-apparaat aansluiten" op pagina 17 voor informatie over het
aansluiten van de projector op S-Video-appara ten.
Goede videokwaliteit
Composietvideo is een analoge video-uitgang met een aanvaardbare kwaliteit. Het
resultaat is echter niet optimaal.
Zie"Een composiet videoapparaat aansluiten" op pagina 18voor informatie over
het aansluiten van de projector op composiet videoapparatuur.
Audioapparaten aansluiten
De projector heeft één ingebouwde monoluidspre ker met enk ele basis functies v oo r
het geluid bij zakelijk e presentati es. Dez e zijn niet ontworpen, noch bedoel v oor het
leveren van stereogeluid zoals dit verwacht kan worden in home theater of home
cinema toepassingen. Eventuele stereogeluidssignalen worden omgezet naar
monogeluid voor de luidspreker van de projector.
Aansluitingen15
Een component videoapparaat aansluiten
Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte componentvideo-uitgangen
beschikbaar zijn:
• Zo ja, ga door met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te
sluiten.
De projector aansluiten op een component videoapparaat
aansluiten:
1.Sluit het uiteinde van de component video-naar-VGA-adapterkabel (D-Sub)
met de 3 RCA-connectoren op de component video-uitgangen van het
videoapparaat aan. Zorg dat de kleuren van de connectoren overeenkomen
met die van de uitgangen: groen op groen, blauw op blauw en rood op rood.
2.Sluit het andere uiteinde van de component video-naar-VGA-adapterkabel
(D-Sub) (met een D-Sub-connector) aan op de D-SUB IN-aansluiting op de
projector.
3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd
monogeluid), sluit dan een geschikte audi okabel aan tuss en de a udio-ui tgang
van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) v an
de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor
details.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:
AV-apparaat
Componentvideonaar-VGA (of D-sub)
Audiokabel
adapterkabel
• De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is
aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat
is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn
aangesloten.
Aansluitingen16
Een S-Video-apparaat aansluiten
Controleer of er op het videoapparaat een ongebruikte S-Video-uitgang
beschikbaar is:
• Zo ja, ga door met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te
sluiten.
Een S-Video-apparaat aansluiten:
1.Sluit het ene uiteinde van de S-Video-kabel aan op de S-video-uitgang van
het videoapparaat.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op S-VIDEO-aansluiting van de
projector.
3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd
monogeluid), sluit dan een geschikte audi okabel aan tuss en de a udio-ui tgang
van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) v an
de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor
details.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:
AV-apparaat
Audiokabel
S-Video-kabel
• De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is
aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat
is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn
aangesloten.
• Als u al een componentvideo-aansluiting hebt aangebracht tussen de projector en het
S-Video-apparaat, is een S-Video-aansluiting overbodig. Deze aansluiting is van mindere
kwaliteit. Zie "Videoapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.
Aansluitingen17
Een composiet videoapparaat aansluiten
Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte composietvideo-uitgangen
beschikbaar zijn:
• Zo ja, ga door met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te
sluiten.
De projector aansluiten op een composiet videoapparaat:
1.Sluit het ene uiteinde van de videokabel aan op de composiet video-uitgang
van het videoapparaat.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de VIDEO-aansluiting van de
projector.
3.Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd
monogeluid), sluit dan een geschikte audi okabel aan tuss en de a udio-ui tgang
van het toestel en de AUDIO-aansluiting van de projector.
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) v an
de projector worden bediend. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 38 voor
details.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen:
AV-apparaat
Audiokabel
Videokabel
• De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is
aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 15 voor details.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat
is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn
aangesloten.
• Alleen als er geen componentvideo- en S-Video-ingangen beschikbaar zijn, gebruikt u een
composietvideo-aansluiting. Zie"Videoapparaten aansluiten" op pagina 15voor details.
Aansluitingen18
Loading...
+ 41 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.