De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in
de expliciete garantiebepalingen bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in dit document kunnen geen rechten worden
ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Microsoft, Windows en Windows NT zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Windows Server
2003 is een handelsmerk van Microsoft Corporation.
Doelgroep
Dit document is bedoeld voor de persoon die verantwoordelijk is voor de installatie en het beheer van servers en opslagsystemen en het oplossen
van problemen hiermee. HP neemt aan dat u bent gekwalificeerd in het onderhoud van computerapparatuur en dat u bent getraind in het
herkennen van gevaren in producten met gevaarlijke energieniveaus.
Server in het rack installeren ..................................................................................................................... 26
Server registreren .................................................................................................................................... 27
Server inschakelen................................................................................................................................... 28
Server uitschakelen.................................................................................................................................. 28
Server uit het rack schuiven ...................................................................................................................... 28
Systems Insight Display ............................................................................................................................ 30
Groen knipperend = Schijfeenheid is zeer actief of
wordt geconfigureerd als onderdeel van een array
Uit = Schijfeenheid is niet actief
Combinatie van lampjes van SAS- en SATA-vaste
schijven
Online/activiteitslampje
(groen)
Aan, uit of
knippert
Aan, uit of
knippert
Aan Oranje, regelmatig
Aan Uit De schijfeenheid is online, maar is momenteel niet actief.
Regelmatig
knipperend (1 Hz)
Regelmatig
knipperend (1 Hz)
Onregelmatig
knipperend
Onregelmatig
knipperend
Uit Continu oranje Er is een kritieke fout met betrekking tot deze schijfeenheid
Uit Oranje, regelmatig
Fout-/UID-lampje
Betekenis
(oranje/blauw)
Afwisselend oranje
en blauw knipperend
Continu blauw De schijfeenheid werkt normaal en is geselecteerd door een
knipperend (1 Hz)
Oranje, regelmatig
knipperend (1 Hz)
Uit Verwijder de schijfeenheid niet. Als u een schijfeenheid verwijdert,
Oranje, regelmatig
knipperend (1 Hz)
Uit De schijfeenheid is actief en werkt normaal.
knipperend (1 Hz)
De schijfeenheid is defect of er is voor deze schijfeenheid een
waarschuwing voor een mogelijke fout ontvangen; de schijfeenheid
is ook geselecteerd door een beheerapplicatie.
beheerapplicatie.
Er is een foutwaarschuwing voor deze schijfeenheid ontvangen.
Vervang de schijfeenheid zo snel mogelijk.
Verwijder de schijfeenheid niet. Als u een schijfeenheid verwijdert,
wordt de huidige bewerking wellicht afgebroken en kan er sprake
zijn van gegevensverlies.
De schijfeenheid maakt deel uit van een array waarvoor een
capaciteitsuitbreiding of stripe-migratie wordt uitgevoerd, maar er
is een waarschuwing voor een mogelijke fout voor deze
schijfeenheid ontvangen. Vervang de schijfeenheid pas nadat de
uitbreiding of migratie is voltooid, om de kans op gegevensverlies
tot een minimum te beperken.
wordt de huidige bewerking wellicht afgebroken en kan er sprake
zijn van gegevensverlies.
De schijfeenheid wordt opnieuw opgebouwd of maakt deel uit van
een array waarvoor een capaciteitsuitbreiding of stripe-migratie
wordt uitgevoerd.
De schijfeenheid is actief, maar er is voor deze schijfeenheid een
waarschuwing voor een mogelijke fout ontvangen. Vervang de
schijfeenheid zo snel mogelijk.
gedetecteerd en de schijfeenheid is offline gezet. Vervang de
schijfeenheid zo snel mogelijk.
Er is een foutwaarschuwing voor deze schijfeenheid ontvangen.
Vervang de schijfeenheid zo snel mogelijk.
Onderdelen 10
Online/activiteitslampje
Fout-/UID-lampje
(oranje/blauw)
Betekenis
(groen)
Uit Uit De schijf is offline, een reserveschijf of niet geconfigureerd als
De schakelaar voor systeemonderhoud (SW3) is een schakelaar met acht subschakelaars die
wordt gebruikt voor de systeemconfiguratie. De standaardinstelling voor alle acht subschakelaars is
UIT (gesloten).
Onderdelen 13
Stand Beschrijving Functie
1 iLO 2 beveiliging Uit = iLO 2 beveiliging is ingeschakeld.
Aan = iLO 2 beveiliging
is uitgeschakeld.
2 Configuratie vergrendelen Uit = Systeemconfiguratie kan worden
gewijzigd
Aan = Systeemconfiguratie
is vergrendeld
3 Gereserveerd Gereserveerd
4 Gereserveerd Gereserveerd
5 Wachtwoordbescherming
negeren
6 Configuratievalidatie Uit = Schakelaar heeft geen functie.
7 Gereserveerd Gereserveerd
8 Gereserveerd Gereserveerd
Uit = Wachtwoord is ingeschakeld.
Aan = Wachtwoord is uitgeschakeld.
Aan = Instelling wist het CMOS
en NVRAM.
Wanneer de schakelaar voor systeemonderhoud op positie S6 is ingesteld op ON (AAN), is het systeem
gereed om alle instellingen voor de systeemconfiguratie in zowel het CMOS als het NVRAM te wissen.
VOORZICHTIG: Als u het CMOS en/of NVRAM wist, verwijdert u configuratie-informatie.
Zorg ervoor dat u de server goed configureert. Als dat niet het geval is, kan er sprake zijn van
gegevensverlies.
Raadpleeg de HP ProLiant DL585 Generation 2 Server Maintenance and Service Guide op de
documentatie-cd voor meer informatie.
Onderdelen van de mediakaart
Onderdelen 14
Item Beschrijving
1 Connector aan/uit-knopkabel
2 Connector USB-kabel
3 Connector videokabel
4 Interne USB-connector
5 Poort 84/85-codescherm
6 Schakelaar poort 84/85-codescherm
7 System Insight Display
8 Selectieschakelaar opstarteenheid (SW1)
Selectieschakelaar opstarteenheid (SW1)
De selectieschakelaar voor de opstarteenheid bepaalt de volgorde waarin de schijfeenheden in de server
toegang zoeken tot het apparaat. De standaardinstelling van de selectieschakelaar voor de
opstarteenheid is FLP TOP.
Wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is ingesteld op FLP TOP, wordt de optischeschijfeenheid in de onderste positie toegewezen als de primaire optische-schijfeenheid. De diskettedrive
in de bovenste positie is opstartbaar. De server kan niet worden opgestart vanaf een diskettedrive in
de onderste schijfpositie wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is ingesteld op FLP TOP.
Wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is ingesteld op FLP BOT, wordt de optischeschijfeenheid in de bovenste positie toegewezen als de primaire optische-schijfeenheid. De diskettedrive
in de onderste positie is opstartbaar. De server kan niet worden opgestart vanaf een diskettedrive in de
bovenste schijfpositie wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is ingesteld op FLP BOT.
Stand van schakelaar Beschrijving
FLP TOP (standaard) De diskettedrive in de bovenste positie is opstartbaar.
De primaire optische-schijfeenheid in de onderste positie is opstartbaar.
Onderdelen 15
Stand van schakelaar Beschrijving
FLP BOT De primaire optische-schijfeenheid in de bovenste positie is opstartbaar.
De diskettedrive in de onderste positie is opstartbaar.
Lampjes van Systems Insight Display
De conditielampjes op het voorpaneel geven alleen de huidige hardwarestatus aan. In sommige situaties
kan HP SIM een andere serverstatus rapporteren dan de conditielampjes, omdat de software meer
systeemkenmerken controleert. Aan de hand van de lampjes van het System Insight Display wordt
bepaald of er sprake is van een fout, een gebeurtenis of een defect met betrekking tot een onderdeel.
De lampjes van het Systems Insight Display bevinden zich op de mediakaart. Bij een normale werking
zijn alle lampjes uit, tenzij een van de onderdelen defect is.
BELANGRIJK: Wanneer u het toegangspaneel verwijdert om de lampjes van het Systems
Insight Display te bekijken (zie pagina
Systems Insight Display gaan uit als de server wordt uitgeschakeld.
OPMERKING: Het lampje voor de conditie van het interne systeem geeft alleen prefailure- en
garantiecondities weer als het stuurprogramma voor systeembeheer is geïnstalleerd.
16), laat u de server ingeschakeld. De lampjes van het
Lampje Onderdeel
PS1 Voedingseenheid (primaire)
PS2 Voedingseenheid (optionele)
CPU BD (Voedingsfout) Geheugenmodulekaart processor
I/O BD Systeemkaart
NMI NMI-schakelaar systeem
SLOT X Uitbreidingsslot
CPU BD (Interlockfout) Systeemkaart
PPM X Processorvoedingsmodule
Onderdelen 16
Lampje Onderdeel
1A–32D DIMM-slot
PROC X Processor
VENTILATOR X Ventilator
Raadpleeg de HP ProLiant DL585 Generation 2 Server Maintenance and Service Guide op de
documentatie-cd voor meer informatie.
Lampjes van accu
Item-ID Kleur Beschrijving
1 Groen Aan/uit-lampje. Dit lampje brandt continu wanneer het systeem
is ingeschakeld en wanneer er 12 V systeemvoeding beschikbaar is.
Deze voedingseenheid wordt gebruikt om de acculading te
onderhouden en aanvullende voeding te bieden aan de cachemicrocontroller.
2 Groen Hulpstroomlampje. Dit lampje brandt continu wanneer 3,3 V
reservevoeding wordt gedetecteerd. De reservevoeding wordt gebruikt
om BBWC-gegevens vast te leggen en is beschikbaar zolang de
netsnoeren van het systeem zijn aangesloten op een voedingseenheid.
3 Oranje Accuconditielampje. Voor het interpreteren van het verlichtingspatroon
van dit lampje, raadpleegt u de volgende tabel.
4 Groen BBWC-statuslampje. Voor het interpreteren van het verlichtingspatroon
van dit lampje, raadpleegt u de volgende tabel.
Onderdelen 17
LED3verlichtingspatroon
– Elke twee seconden
LED4verlichtingspatroon
één keer knipperen
Betekenis
Het systeem is uitgeschakeld, en de cache bevat gegevens
die nog niet zijn weggeschreven naar de schijfeenheden.
Herstel de systeemvoeding zo snel mogelijk, om
gegevensverlies te voorkomen.
De tijd voor het bewaren van gegevens wordt uitgebreid
zolang er 3,3 volt hulpstroom beschikbaar is, zoals
aangegeven door lampje 2. Bij afwezigheid van hulpstroom,
worden de gegevens uitsluitend bewaard door accuvoeding.
Een volledig opgeladen batterij kan gegevens normaliter ten
minste twee dagen bewaren.
De levensduur van de batterij is ook afhankelijk van de
grootte van de cachemodule. Voor meer informatie
raadpleegt u de controller-QuickSpecs op de HP website
(
http://www.hp.com).
– Twee keer knipperen,
daarna pauze
– Eén keer knipperend
per seconde
De cache-microcontroller wacht op communicatie van de
hostcontroller.
De lading van de accu is onder het minimum ladingsniveau
en de accu wordt opgeladen. Voorzieningen die een accu
vereisen (zoals write-cache, capaciteitsuitbreiding,
stripegroottemigratie en RAID-migratie) zijn tijdelijk niet
beschikbaar, totdat het laden is voltooid. Het laden kan 15
minuten tot twee uur duren, afhankelijk van de initiële
capaciteit van de accu.
– Continu brandend De accu is volledig opgeladen, en posted-write gegevens
zijn opgeslagen in de cache.
– Uit De accu is volledig opgeladen, en er bevinden zich geen
posted-write gegevens in de cache.
Eén keer knipperend
per seconde
Eén keer knipperend
per seconde
Een afwisselend groen en oranje knipperpatroon geeft aan
dat de cache-microcontroller werkzaam is vanuit zijn
opstartlaadprogramma en nieuwe flashcode ontvangt vanuit
de hostcontroller.
Continu brandend – Er is sprake van kortsluiting tussen de polen van de accu of
in de accu. BBWC-voorzieningen worden uitgeschakeld
totdat de accu is vervangen. De levensverwachting van een
accu is gewoonlijk meer dan drie jaar.
Eén keer knipperend
per seconde
– Er is sprake van een onderbroken circuit tussen de polen van
de accu of in de accu. BBWC-voorzieningen worden
uitgeschakeld totdat de accu is vervangen. De
levensverwachting van een accu is gewoonlijk meer dan drie
jaar.
Onderdelen 18
Ventilatorlocaties
Item Beschrijving
1 Ventilator 3
2 Ventilator 4
3 Ventilator 1
4 Ventilator 2
5 Ventilator 5
6 Ventilator 6
Raadpleeg "Hot-pluggable ventilatoren (op pagina 31)" voor vervangingsprocedures en richtlijnen voor
de bediening.
Lampjes op hot-pluggable ventilatoren
Onderdelen 19
Status
Groen = Werkt normaal
Oranje = Storing
Uit = Geen voeding
Lampjes van hot-pluggable voedingseenheid
Foutlampje 1
(oranje)
Voedingslampje 2
(groen)
Beschrijving
Uit Uit Geen netvoeding naar voedingseenheden
Knippert Uit Storing voedingseenheid (stroomlimiet
overschreden)
Aan Uit Geen netvoeding naar deze
voedingseenheid
Uit Knippert
• Netvoeding aanwezig
• Standbystand
Uit Aan Normaal
Onderdelen 20
Installatie en configuratie
Optionele installatieservices
Als u kiest voor HP Care Pack Services, maken ervaren, door HP gecertificeerde technici uw servers
volledig operationeel met ondersteuningspakketten die specifiek op de HP ProLiant systemen zijn
afgestemd. In een HP Care Pack combineert u in één pakket ondersteuning voor zowel hardware
als software. U kunt kiezen uit een aantal serviceniveaus om te voorzien in uw behoeften.
Met de eenvoudig aan te schaffen en gebruiksvriendelijke HP Care Packs breidt u uw standaard
productgarantie en ondersteuning uit zodat u optimaal kunt profiteren van uw server. Onder de
Care Pack services vallen:
• Ondersteuning van de hardware
o Call-to-Repair binnen 6 uur
o 24x7 dezelfde dag binnen 4 uur
o Dezelfde werkdag binnen 4 uur
• Ondersteuning van de software
o Microsoft®
o Linux
o HP ProLiant Essentials (HP SIM en RDP)
o VMWare
• Geïntegreerde ondersteuning van hardware en software
o Critical Service
o Proactive 24
o Support Plus
o Support Plus 24
• Opstart- en implementatieservices voor hardware en software
Meer informatie over Care Packs vindt u op de HP website
(
Bij alle racks van de HP of Compaq 9000, 10000 en H9 series wordt een rackinformatiepakket
meegeleverd. Raadpleeg de documentatie bij dit pakket voor meer informatie over de beschikbare
informatiebronnen.
Als u meerdere servers in één rack wilt installeren en configureren, raadpleegt u de white paper hierover
op de HP website (
http://www.hp.com/products/servers/platforms).
Installatie en configuratie 21
Optimale omgeving
Kies voor de installatie van de server een locatie die voldoet aan de vereisten die in dit gedeelte worden
Ruimte en luchtcirculatie
beschreven.
Houd bij de keuze van de racklocatie rekening met de volgende vereisten, zodat er voldoende ventilatie
voor de server is en genoeg ruimte om deze te onderhouden.
• Er moet minimaal 63,5 cm ruimte aan de voorkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 76,2 cm ruimte aan de achterkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 121,9 cm ruimte zijn tussen de achterkant van het rack en de achterkant van een
ander rack of een andere rij racks.
HP servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel en blazen warme lucht uit via het achterpaneel.
Daarom moeten er in het voorpaneel van het rack voldoende ventilatieopeningen zijn om de lucht naar
binnen te laten en in het achterpaneel voldoende ventilatieopeningen waardoor de warme lucht het rack
kan verlaten.
VOORZICHTIG: Blokkeer de ventilatieopeningen van het rack niet, om schade aan
de apparatuur door onvoldoende koeling te voorkomen.
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of rackonderdelen, heeft dit effect op de luchtcirculatie
in het rack en tussen de servers. Sluit alle tussenruimten af met opvulpanelen, zodat er voldoende
luchtcirculatie is.
VOORZICHTIG: Vul verticale lege ruimten in het rack altijd met opvulpanelen. Hierdoor wordt
een goede luchtcirculatie gewaarborgd. Als het rack wordt gebruikt zonder opvulpanelen,
kan apparatuur beschadigd raken door oververhitting.
De racks uit de 9000 en 10000 Serie geven een goede serverkoeling door de gaatjes in de vooren achterpanelen die 64 procent open ruimte voor ventilatie leveren.
VOORZICHTIG: Bij een rack uit de 7000 Serie van Compaq moet u het goed ventilerende
rackinzetstuk (artikelnummers 327281-B21 (42U) of 157847-B21 (22U)) installeren, om te
zorgen voor voldoende luchtcirculatie en koeling van de voorkant naar de achterkant.
VOORZICHTIG: Houd rekening met de volgende extra minimumvereisten als u een rack van
een andere fabrikant gebruikt. Zo zorgt u voor een goede luchtcirculatie en voorkomt u schade
aan de apparatuur.
• Voor- en achterpanelen: Als het 42U-rack afsluitende voor- en achterpanelen heeft, moet er
5350 cm² aan gaatjes (van boven naar beneden gelijkmatig verdeeld) vrij zijn om voor
voldoende luchtcirculatie te zorgen. Dit komt overeen met de vereiste 64 procent open
ruimte voor ventilatie.
• Zijpaneel: De ruimte tussen het geïnstalleerde rackonderdeel en de zijpanelen van het rack
moet minimaal 7 cm zijn.
Installatie en configuratie 22
Temperatuur
Voor een blijvend veilige en betrouwbare werking plaatst u het systeem in een goed geventileerde ruimte
waar de temperatuur kan worden geregeld.
De aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste servers is 35 °C. Om die reden
mag de temperatuur van de ruimte waarin het rack zich bevindt, niet hoger dan 35 °C zijn.
VOORZICHTIG: Volg de onderstaande instructies op om het risico van schade aan de
apparatuur bij het installeren van opties van andere fabrikanten tot een minimum te beperken:
• Zorg ervoor dat de optionele apparatuur de luchtcirculatie rond de server niet belemmert
• Zorg ervoor dat de door de fabrikant aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA)
Voeding
De installatie van deze apparatuur moet voldoen aan de regelgeving voor de installatie van elektrische
apparatuur en moet door bevoegde technici worden uitgevoerd. De apparatuur is ontworpen voor
installaties die in de Verenigde Staten vallen onder de National Electric Code (NFPA-70, 1999 Edition)
en de bepalingen ter bescherming van elektronische computerapparatuur en gegevensverwerkende
apparatuur (NFPA-75, 1992). Informatie over het stroomverbruik van opties vindt u op het productlabel
of in de gebruikershandleiding die bij de optie wordt geleverd.
WAARSCHUWING: De spanningsgroep die de voeding voor het rack levert, mag niet worden
overbelast, om het risico van persoonlijk letsel, brand en schade aan de apparatuur te
beperken. Neem contact op met het elektriciteitsbedrijf voor informatie over bedradingsen installatievereisten.
VOORZICHTIG: Bescherm de server tegen schommelingen in de spanning en tijdelijke
stroomstoringen door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply). Dit apparaat
beschermt de hardware tegen schade als gevolg van stroompieken en spanningspieken
en zorgt dat het systeem blijft werken tijdens een stroomstoring.
en dat de interne racktemperatuur niet boven de maximaal toegestane waarde uitkomt.
niet wordt overschreden.
Als u meer dan één server installeert, kan het nodig zijn om extra stroomverdelingsapparatuur
te gebruiken, zodat alle apparaten op een veilige manier van voeding worden voorzien.
Neem de volgende richtlijnen in acht:
• Verdeel de serverbelasting gelijkmatig over de beschikbare spanningsgroepen.
• Zorg ervoor dat het verbruik van het gehele systeem niet hoger is dan 80 procent van de capaciteit
van de spanningsgroep.
• Gebruik geen stekkerdozen bij deze apparatuur.
• Sluit de server aan op een afzonderlijke spanningsgroep.
Installatie en configuratie 23
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen bij racks
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur door
ervoor te zorgen dat:
• de stelvoetjes van het rack op de grond staan;
• het volle gewicht van het rack op de stelvoetjes rust;
• de stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie in een enkel rack);
• de racks aan elkaar zijn gekoppeld (bij installatie van meerdere racks);
• er maar één onderdeel tegelijk uit het rack is geschoven. Het rack kan instabiel worden als
meer dan één onderdeel is uitgeschoven.
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur door
ervoor te zorgen dat bij het uitladen van een rack:
• het rack met minimaal twee mensen wordt uitgeladen. Dit is essentieel voor de veiligheid.
Een leeg 42U-rack kan wel 115 kilo wegen, meer dan 2 m hoog zijn en instabiel worden
als het op de zwenkwieltjes wordt verplaatst.
• u nooit voor het rack staat als u het van de pallet rolt. Zorg ervoor dat u het rack altijd aan
beide zijkanten vastpakt.
WAARSCHUWING: Wanneer u een server in een Telco-rack plaatst, controleert u of het frame
van het rack goed is bevestigd aan de boven- en onderkant van de constructie.
WAARSCHUWING: De server is erg zwaar. Beperk als volgt het risico van persoonlijk letsel en
beschadiging van de apparatuur:
• Houd u aan de lokale gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en richtlijnen voor het
hanteren van materialen.
• Laat iemand u helpen het apparaat op te tillen en in evenwicht te houden wanneer u het
installeert of verwijdert, vooral wanneer het apparaat niet aan de rails is bevestigd. Als de
server zwaarder is dan 22,5 kg, moet de server door ten minste twee personen in het rack
worden getild. Mogelijk is er een derde persoon vereist om de server op de rails te helpen
zetten, als de server hoger dan borsthoogte wordt geïnstalleerd.
• Wees voorzichtig wanneer u de server installeert in of verwijdert uit het rack. De server is
niet stabiel wanneer deze niet aan de rails is bevestigd.
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen voordat u deze
aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de voeding van de server volledig uit te
schakelen. Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken of schade aan de
apparatuur. Met de aan/standby-knop op het voorpaneel schakelt u de voeding van het
systeem niet volledig uit. Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne schakelingen
blijven ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
Installatie en configuratie 24
Aarding
De server moet goed worden geaard voor een veilige en correcte werking. In de Verenigde Staten moet
deze apparatuur worden geïnstalleerd in overeenstemming met artikel 250 van de National Electric Code
(NFPA70, 1999 Edition) en met de plaatselijke voorschriften. In Canada moet deze apparatuur worden
geïnstalleerd in overeenstemming met de Canadian Electrical Code van de Canadian Standards
Association (CSA C22.1). In alle overige landen moet de apparatuur worden geïnstalleerd in
overeenstemming met plaatselijke of landelijke voorschriften voor elektrische apparatuur, zoals de
International Electrotechnical Commission (IEC) Code 364, artikel 1 tot en met 7. Alle
stroomverdelingselementen in de installatie, zoals spanningsgroepen, bedrading, aansluitingen, moeten
goedgekeurd en geaard zijn.
VOORZICHTIG: Bescherm de server tegen schommelingen in de spanning en tijdelijke
stroomstoringen door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply). Dit apparaat
beschermt de hardware tegen schade als gevolg van stroompieken en spanningspieken
en zorgt dat het systeem blijft werken tijdens een stroomstoring.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd met het toegangspaneel
geopend of verwijderd. Het gebruik van de server op deze manier leidt tot een verkeerde
luchtcirculatie en onvoldoende koeling zodat de server beschadigd kan raken door
oververhitting.
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde voedingsbron, wordt
u aangeraden een PDU (Power Distribution Unit) te gebruiken die is verbonden met de aardlekschakelaar
van het gebouw of die is voorzien van een niet-afneembaar snoer dat is aangesloten op een
aardlekstekker. NEMA-stekkers en stekkers die voldoen aan de standaard IEC 60309 zijn geschikt voor
dit doel. U wordt aangeraden geen stekkerdozen te gebruiken bij de server.
Inhoud van de doos van het rackmodel controleren
Haal de server uit de doos en kijk of u alle benodigde onderdelen en documentatie heeft voor de
installatie van de server. Het montagemateriaal dat u nodig heeft om de server in het rack te installeren,
wordt bij het rack of de server geleverd.
De doos van de server bevat de volgende onderdelen:
• Server
• Netsnoer
• Documentatie bij de hardware, documentatie-cd en software
• Materiaal voor montage in rack
Naast de meegeleverde onderdelen heeft u mogelijk de volgende items nodig:
• Hardwareopties
• Besturingssysteem of applicatiesoftware
• PDU
Installatie en configuratie 25
Hardwareopties installeren
Installeer eventuele hardwareopties voordat u de server initialiseert. Raadpleeg de documentatie bij
de optie voor installatie-instructies. Serverspecifieke informatie vindt u in het gedeelte "Hardwareopties
installeren" (op pagina
34).
Server in het rack installeren
Raadpleeg de installatie-instructies bij de rackset voor informatie over het installeren van de server
in het rack.
Kabelarm installeren
Raadpleeg de installatie-instructies bij de rackset voor informatie over het installeren van de kabelarm.
Server inschakelen en configureren
Druk op de aan/standby-knop om de server in te schakelen.
Tijdens de eerste keer dat de server wordt opgestart, wordt de serverconfiguratie automatisch ingesteld
om de server voor te bereiden op de installatie van het besturingssysteem.
Als u de standaardinstellingen van de server wilt wijzigen, drukt u op F9 als daarvoor tijdens het
opstarten een aanwijzing verschijnt, om RBSU te starten. RBSU is standaard ingesteld met Engels als taal.
OPMERKING: Als er een HP arraycontroller is toegevoegd of is geïntegreerd in het systeem,
wordt de arraycontroller standaard ingesteld op een RAID-configuratie die is gebaseerd op de
grootte van de geïnstalleerde vaste schijven en het aantal geïnstalleerde vaste schijven. Druk
op F8 als daarvoor tijdens de initialisatie van de arraycontroller een aanwijzing verschijnt, om
de standaardinstellingen van de controller te wijzigen met behulp van het hulpprogramma
Raadpleeg de HP ROM-Based Setup Utility User Guide op de documentatie-cd voor meer informatie over
de automatische configuratie.
ORCA.
Besturingssysteem installeren
Voor een goede werking van de server moet u een besturingssysteem gebruiken dat door de server wordt
ondersteund. De meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen vindt u op de HP website
(
http://www.hp.com/go/supportos).
U kunt een besturingssysteem op drie manieren op de server installeren:
• Met SmartStart: Plaats de SmartStart cd in een externe USB cd-rom-drive en start de server
vervolgens opnieuw op.
• Handmatig: Plaats de cd met het besturingssysteem in een externe USB cd-rom-drive en start de
server vervolgens opnieuw op. Het zou kunnen zijn dat u hiervoor extra stuurprogramma's nodig
heeft. Deze zijn verkrijgbaar via de HP website (
http://www.hp.com/support).
Installatie en configuratie 26
• Installatie via implementatie op afstand: Het besturingssysteem kan op afstand worden
geïmplementeerd met behulp van het Rapid Deployment Pack (RDP) of door middel van opstarten
met PXE via een Ethernet-verbinding.
Volg de instructies op het scherm om de installatie te starten.
Informatie over deze installatiemethoden vindt u op de SmartStart installatieposter. Deze poster maakt
deel uit van het HP ProLiant Essentials Foundation Pack, dat u bij de server heeft ontvangen.
Server registreren
Als u de server wilt registreren, gaat u naar de registratiesite van HP (http://register.hp.com).
Installatie en configuratie 27
Basishandelingen
Server inschakelen
Druk op de aan/standby-knop om de server in te schakelen.
Server uitschakelen
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de voeding van de server volledig uit te
schakelen. Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken of schade aan
de apparatuur. Met de aan/standby-knop op het voorpaneel schakelt u de voeding van het
systeem niet volledig uit. Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne schakelingen
1. Sluit het besturingssysteem af, zoals aangegeven in de documentatie bij het besturingssysteem.
2. Druk op de aan/standby-knop. Zo zet u de server in de standbystand. Als de standbystand
3. Koppel de netsnoeren los.
De voeding van de server is nu volledig uitgeschakeld.
blijven ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
BELANGRIJK: Als u een hot-pluggable apparaat installeert, hoeft u de server niet uit
te schakelen.
is geactiveerd, wordt het systeemvoedingslampje oranje.
Server uit het rack schuiven
Dankzij het ontwerp van de server heeft u toegang tot diverse onderdelen via de voorkant van de server.
Voor het installeren van de volgende onderdelen of het verkrijgen van toegang tot de volgende
onderdelen is het niet nodig om de server uit het rack te schuiven:
• Processoren
• PVM's
• Processorgeheugenkaart
• DIMM's
• Dvd-drive
• Optionele diskette- of cd-rom-drive
• Vaste schijven
U schuift de server als volgt uit het rack:
1. Duw de vergrendeling aan elke kant van de server omlaag om de server uit het rack te kunnen
halen.
Basishandelingen 28
2. Schuif de server op de rackrails naar buiten totdat de vergrendeling van de serverrails blokkeert.
OPMERKING: De vergrendeling zal vastklikken, wanneer de rails volledig zijn uitgeschoven.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat het rack goed stabiel staat voordat u een onderdeel uit
het rack schuift. Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur.
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel door de vergrendelingen van de
serverrails voorzichtig in te drukken wanneer u de server in het rack schuift. Uw vingers kunnen
3. Nadat u de installatie- of onderhoudsprocedure heeft uitgevoerd, schuift u de server in het rack door
tussen de schuifrails bekneld raken.
de vergrendeling van de serverrails in te drukken.
Basishandelingen 29
Toegangspaneel verwijderen
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen voordat u deze
1. Schuif de server iets uit het rack (zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 28).
2. Als de vergrending is vergrendeld, gebruikt u een T-15 Torx schroevendraaier om de vergrendeling
3. Til de vergrendeling op en verwijder het toegangspaneel.
aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd met het toegangspaneel
geopend of verwijderd. Het gebruik van de server op deze manier leidt tot een verkeerde
luchtcirculatie en onvoldoende koeling zodat de server beschadigd kan raken door
oververhitting.
BELANGRIJK: Wanneer u het toegangspaneel verwijdert om de lampjes van het Systems
Insight Display te bekijken (zie pagina
16), laat u de server ingeschakeld. De lampjes
van het Systems Insight Display gaan uit als de server wordt uitgeschakeld.
te ontgrendelen.
OPMERKING: De T-15 Torx schroevendraaier wordt meegeleverd met de server en bevindt
zich op het achterpaneel (zie "
Onderdelen op het achterpaneel" op pagina 11).
4. Nadat u de gewenste hardwareopties heeft geïnstalleerd, plaatst u het toegangspaneel terug.
Controleer of het toegangspaneel goed op zijn plaats zit voordat u de server inschakelt.
Systems Insight Display
BELANGRIJK: Wanneer u het toegangspaneel verwijdert om de lampjes van het Systems
Insight Display te bekijken (zie pagina
Systems Insight Display gaan uit als de server wordt uitgeschakeld.
16), laat u de server ingeschakeld. De lampjes van het
Basishandelingen 30
Loading...
+ 78 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.