producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantiebepalingen bij de betreffende producten en
diensten. Aan de informatie in dit document kunnen geen rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Microsoft, Windows en Windows NT zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation. Linux is een gedeponeerd handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten.
HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Januari 2005 (eerste editie)
Artikelnummer 379044-331
Doelgroep
Dit document is bedoeld voor de persoon die verantwoordelijk is voor de installatie en het beheer
van servers en opslagsystemen en de oplossing van problemen hiermee. HP neemt aan dat u bent
gekwalificeerd in het onderhoud van computerapparatuur en dat u bent getraind in het herkennen
van gevaren in producten met gevaarlijke energieniveaus.
3
Inhoudsopgave
Onderdelen van de server 9
Onderdelen op het voorpaneel ...........................................................................................................10
Lampjes en knoppen op het voorpaneel.............................................................................................11
Onderdelen en lampjes van de geheugenkaart................................................................................... 12
10 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Onderdelen op het voorpaneel
Item Beschrijving
1 Geheugenkaart of opvuleenheid
2 USB-poort
3 Optionele multibay schijfeenheid of opvuleenheid
4 Dvd-drive
5 Processormodule
6 Vaste-schijfpositie
Onderdelen van de server 11
Lampjes en knoppen op het voorpaneel
Item Beschrijving Status
1 Identificatieschakelaar
en -lampje
2 Lampje voor de conditie
van het interne systeem
3 Lampje voor de conditie
van het externe systeem
4 Verbindings-/activiteits-
lampje netwerkadapter 1
Blauw = Ingeschakeld
Blauw knipperend = Server wordt op afstand beheerd
Uit = Uitgeschakeld
Groen = Normaal (systeem is ingeschakeld)
Oranje knipperend = Systeemconditie is afgenomen
Rood knipperend = Systeemconditie is kritiek
Uit = Normaal (systeem is uitgeschakeld)
Groen = Normaal (systeem is ingeschakeld)
Oranje knipperend = Systeemconditie is afgenomen
Rood knipperend = Systeemconditie is kritiek
Uit = Normaal (systeem is uitgeschakeld)
Groen = aangesloten op het netwerk
Groen knipperend = Verbinding en activiteit op het netwerk
Uit = Geen netwerkverbinding
12 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Item Beschrijving Status
5 Verbindings-/activiteits-
lampje netwerkadapter 2
6 Aan/standby-knop met
lampje
Groen = aangesloten op het netwerk
Groen knipperend = Verbinding en activiteit op het netwerk
Uit = Geen netwerkverbinding
Oranje = Systeem krijgt netvoeding en staat in standbystand
Groen = Systeem krijgt netvoeding en is ingeschakeld
Uit = Systeem krijgt geen netvoeding
Onderdelen en lampjes van de geheugenkaart
Foutlampjes blijven branden wanneer het systeem is uitgeschakeld, zodat de
status van de lampjes zichtbaar blijft. Dit komt overeen met de status van alle
andere foutlampjes in de server.
De lampjes gaan alleen uit in de volgende situaties:
• Als de vergrendelingsschakelaar is vergrendeld nadat de kaart opnieuw
is geïnstalleerd.
• Als de server opnieuw wordt opgestart
• Als de kaart wordt verwijderd uit de server
VOORZICHTIG: Wanneer de vergrendelingsschakelaar van
de geheugenkaart is ontgrendeld in een stand die geen mogelijkheden
voor online toevoeging of online vervanging ondersteunt, wordt u
gewaarschuwd door middel van geluidssignalen en visuele signalen.
Als u de geheugenkaart op dat moment verwijdert, treedt er een
serverstoring op.
Als u de geluidssignalen en visuele signalen wilt beëindigen, zet u
de vergrendelingsschakelaar van de geheugenkaart terug in de
vergrendelde positie. Deze actie resulteert niet in beschadiging van
gegevens of in een serverstoring.
Onderdelen van de server 13
Als verwijdering van een enkele geheugenkaart is vereist, en het de
enige geheugenkaart betreft, schakelt u de server uit en brengt u de
noodzakelijke wijzigingen in het geheugen aan.
Item Beschrijving Status
1 Vergrendelingsschakelaar n.v.t.
2 Vergrendeling n.v.t.
3 Ejecthendel n.v.t.
4 Verwijderbaar Uit = Verwijder geheugenkaart niet als server is
ingeschakeld
Groen = Geheugenkaart kan veilig worden
verwijderd
5 DIMM-lampjes (1–4) Uit = Normaal of DIMM niet geïnstalleerd
Oranje = Niet-corrigeerbare fout ontdekt of
drempel voor corrigeerbare fouten bereikt
Oranje knipperend = DIMM-configuratiefout
14 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Item Beschrijving Status
6 Reserve Uit = Kaart niet online of kaart niet geconfigureerd
voor online reservegeheugenstand
Oranje = Drempel corrigeerbare fouten bereikt;
server staat in de stand voor niet optimaal
functionerend online reservegeheugen
9 Kaart Uit = Voeding uit of vergrendelingsschakelaar niet
vergrendeld
Oranje = Geheugenfout ontdekt
Oranje knipperend = Geheugenconfiguratiefout*
Knipperend groen = Kaart is opnieuw aan het
opbouwen
Groen = Normaal
* AMP-configuratiefouten treden op wanneer de huidige geheugenconfiguratie
niet geldig is voor de geconfigureerde AMP-stand:
Onderdelen van de server 15
• Als de geselecteerde stand de gewenste stand is, wijzigt u de DIMMof kaartconfiguratie om de gewenste stand te ondersteunen.
Raadpleeg "Geheugenopties (op pagina 95
)" voor meer informatie.
• Als de geselecteerde stand niet de gewenste stand is, voert u het
hulpprogramma RBSU uit en wijzigt u de AMP-stand. Raadpleeg het
gedeelte "HP ROM-Based Setup Utility" (op pagina 127
) voor meer
informatie.
OPMERKING: Als de lampjes voor reservegeheugen, gespiegeld
geheugen en RAID-geheugen uit zijn, staat de server in de stand
voor geavanceerd ECC. Raadpleeg "HP ROM-Based Setup (RBSU)"
(op pagina 127
) voor meer informatie.
Processormodulelampjes
PVM-lampje (1) Processorlampje (2) Lampje voor
de externe
systeemconditie
Uit Uit Uit Er is sprake van een van de volgende
Beschrijving
condities:
• Geen netvoeding aanwezig
• Normaal
16 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
PVM-lampje (1) Processorlampje (2) Lampje voor
de externe
systeemconditie
Uit Oranje Oranje
knipperend
Beschrijving
Drempel voor pre-failurefouten
overschreden; lampjes gaan uit na
de volgende keer opstarten
Uit Oranje Knipperend rood Er is sprake van een of meer van
de volgende condities:
• De processor werd vervangen en
de lampjes zullen uitgaan na de
volgende keer opstarten
• Processor defect
Uit Oranje knipperend Knipperend rood Processorconfiguratiefout ontdekt
Oranje Uit Knipperend rood PVM defect
Oranje
knipperend
Uit Knipperend rood Er is sprake van een of meer van
22 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Schakelaar voor systeemonderhoud
De schakelaar voor systeemonderhoud (SW1) is een schakelaar met
acht subschakelaars die wordt gebruikt voor de systeemconfiguratie.
De standaardinstelling voor alle acht subschakelaars is UIT (OFF).
Stand Beschrijving Functie
S1 iLO beveiliging Uit = iLO beveiliging is
ingeschakeld
Aan = iLO beveiliging is
uitgeschakeld
S2 Configuratie
vergrendelen
Uit = Systeemconfiguratie kan
worden gewijzigd
Aan = Systeemconfiguratie is
vergrendeld
S3 Gereserveerd Gereserveerd
S4 Gereserveerd Gereserveerd
S5 Wachtwoordbe
scherming
negeren
Uit = Geen functie
Aan = Opstartwachtwoord en
beheerderswachtwoord worden
gewist
S6 Configuratie
ongeldig maken
Uit = Normaal
Aan = NVRAM wordt gewist
S7 Gereserveerd Gereserveerd
S8 Gereserveerd Gereserveerd
Onderdelen van de server 23
Selectieschakelaar opstarteenheid
De selectieschakelaar voor de opstarteenheid bepaalt de volgorde van de toegang
tot apparaten van de multibay schijfeenheden in de server. De standaardinstelling
van de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is FLP TOP.
Wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is ingesteld op FLP TOP,
wordt de optische-schijfeenheid in de onderste positie geselecteerd als de
primaire optische-schijfeenheid. De diskettedrive in de bovenste positie is
opstartbaar. De server kan niet worden opgestart vanaf een diskettedrive in de
onderste positie wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is
ingesteld op FLP TOP.
Wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is ingesteld op FLP BOT,
wordt de optische-schijfeenheid in de bovenste positie geselecteerd als de
primaire optische-schijfeenheid. De diskettedrive in de onderste positie is
opstartbaar. De server kan niet worden opgestart vanaf een diskettedrive in de
bovenste positie wanneer de selectieschakelaar voor de opstarteenheid is
ingesteld op FLP BOT.
OPMERKING: Als er twee optische-schijfeenheden zijn geïnstalleerd in
de server, zal eerst worden geprobeerd de server op te starten vanaf de
primaire optische-schijfeenheid. Met de selectieschakelaar voor de
opstarteenheid wordt bepaald welke schijfeenheid de primaire optischeschijfeenheid is.
Schakelaarinstelling Beschrijving
FLP TOP (standaard) Diskettedrive in bovenste positie is
opstartbaar
Primaire optische-schijfeenheid in
onderste positie is opstartbaar
FLP BOT Primaire optische-schijfeenheid in
bovenste positie is opstartbaar
Diskettedrive in onderste positie is
opstartbaar
24 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Lampjes van QuickFind diagnosescherm
De conditielampjes op het voorpaneel geven alleen de huidige hardwarestatus
aan. In sommige situaties kan HP SIM een andere serverstatus rapporteren dan de
conditielampjes, omdat de software meer systeemkenmerken controleert.
De oranje lampjes van het QuickFind diagnosescherm bevinden zich op de
mediakaart. Bij een normale werking zijn alle lampjes uit, tenzij een van de
onderdelen defect is.
OPMERKING: Het lampje voor de conditie van het interne systeem
geeft alleen prefailure- en garantiecondities weer als het
stuurprogramma voor systeembeheer is geïnstalleerd.
Onderdelen van de server 25
Lampje Beschrijving
Ventilator X Er is sprake van een of meer van de volgende condities:
• Ventilator ontbreekt of is niet correct geïnstalleerd
• Ventilator defect
PCI X Er is sprake van een of meer van de volgende condities:
• Er is een PCI-adrespariteitsfout ontdekt op het genummerde PCI-slot
• Er is een PCI-gegevenspariteitsfout ontdekt op het genummerde PCI-slot
SCSI BP SCSI-backplane ontbreekt of is niet correct geïnstalleerd
MEM Geheugenkaart is niet correct geïnstalleerd
MEM BP Geheugenbackplane ontbreekt of is niet correct geïnstalleerd
FSB Er is sprake van een of meer van de volgende condities:
• Processor of PVM ontbreekt of is niet correct geïnstalleerd
• FSB-configuratiefout ontdekt
PROC Processor ontbreekt of is niet correct geïnstalleerd
OVER TEMP Interne temperatuur is te hoog geworden om nog veilig met het systeem te kunnen
werken
NO BOOT Er is een "no boot"-conditie ontdekt
26 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
DIMM-slotlocaties
Item Beschrijving Bank
1 DIMM-slot 1 A
2 DIMM-slot 2 A
3 DIMM-slot 3 B
4 DIMM-slot 4 B
Onderdelen van de server 27
SCSI-ID's
De server ondersteunt enkel- of dubbelkanaals vaste-schijfconfiguraties.
De enkelkanaals configuratie (simplexstand) ondersteunt maximaal vier vaste
schijven op één kanaal. De dubbelkanaals configuratie (duplexstand) ondersteunt
twee vaste schijven op elk kanaal (SCSI ID's 0 en 1).
Zie de afbeelding voor de SCSI-ID's van zowel simplex- als duplexstanden.
Vul vaste-schijfposities altijd in oplopende volgorde, waarbij u begint bij
de laagste SCSI-ID.
OPMERKING: De SCSI-ID-aanduidingen gelden ongeacht de
controller of de gebruikte configuratie.
Simplexstand
28 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Duplexstand
Onderdelen van de server 29
Lampjes van hot-pluggable SCSI-vaste schijven
Item Beschrijving Status
1 Activiteitsstatus Aan = Schijfeenheid is actief.
Knippert = Schijfeenheid is zeer actief of
wordt geconfigureerd als deel van een
array.
Uit = Schijfeenheid is niet actief.
2 Onlinestatus Aan = Schijfeenheid maakt deel uit van een
array en is op dit moment in gebruik.
Knippert = Schijfeenheid is actief online.
Uit = Schijfeenheid is offline.
3 Foutstatus Aan = Storing in schijfeenheid.
Knippert = Activiteit voor foutproces.
Uit = Geen activiteit voor foutproces.
30 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Combinatie van lampjes op hot-pluggable
SCSI-vaste schijven
Activiteitslampje (1)
Onlinelampje (2)
Foutlampje (3)
Betekenis
Aan, uit of
knippert
Aan, uit of
knippert
Aan of
knippert
Aan Uit Uit
Knippert Knippert Knippert
Aan of uit Knippert Er is een foutwaarschuwing voor deze schijfeenheid ontvangen.
Aan Uit De schijfeenheid is online en maakt deel uit van een array.
Knippert Uit
Vervang de schijfeenheid zo snel mogelijk.
Als de arrayconfiguratie fouttolerantie ondersteunt en alle andere
schijfeenheden in de array online zijn, kunt u bij een
foutwaarschuwing of een capaciteitsupgrade de schijfeenheid online
vervangen.
Verwijder de schijfeenheid niet. Als u een schijfeenheid
verwijdert, wordt de huidige bewerking wellicht afgebroken
en kan er sprake zijn van gegevensverlies.
De schijfeenheid wordt opnieuw opgebouwd of uitgebreid.
Verwijder de schijfeenheid niet.
De schijfeenheid wordt benaderd, maar (1) maakt geen deel uit van
een array; (2) is een vervangende schijf die nog niet opnieuw is
opgebouwd; of (3) komt op snelheid tijdens POST.
Verwijder de schijfeenheid niet. Als u een schijfeenheid
verwijdert, kan dit leiden tot gegevensverlies in een nietfouttolerante configuratie.
(1) De schijfeenheid maakt deel uit van een array die wordt
geselecteerd door een arrayconfiguratieprogramma; (2) de optie
Drive Identification (Schijfidentificatie) is geselecteerd in HP SIM;
of (3) de firmware van de schijfeenheid wordt bijgewerkt.
Uit Uit Aan De schijfeenheid is defect en is offline geplaatst.
U kunt de schijfeenheid vervangen.
Uit Uit Uit (1) De schijfeenheid maakt geen deel uit van een array; (2) de
schijfeenheid maakt deel uit van een array, maar is een vervangende
schijfeenheid die nog niet wordt benaderd of opgebouwd; of (3) de
schijfeenheid is geconfigureerd als een online reserveschijf.
Als de schijfeenheid is aangesloten op een arraycontroller, kunt u de
schijfeenheid online vervangen.
Onderdelen van de server 31
Ventilatorlocaties
De server wordt geleverd met zes systeemventilatoren. Elke ventilator kan online
worden verwisseld en afzonderlijk worden bestuurd. De ventilatoren worden
gedistribueerd in twee zones om de temperatuurcondities binnen de server
te regelen.
• Zone 1 bevat vier ventilatoren (drie, plus een redundante ventilator)
voor het regelen van de temperatuur in de processormoduleruimte.
• Zone 2 bevat twee ventilatoren (een, plus een redundante ventilator)
voor het regelen van de temperatuur in de ruimte voor de vaste-schijfpositie.
32 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
In deze ventilatorconfiguratie kan de server in niet-redundante stand blijven
werken als er een enkele ventilator defect raakt in een van de twee zones. Als in
hetzelfde gebied twee defecte ventilatoren worden gedetecteerd, wordt de server
afgesloten om schade door oververhitting te voorkomen.
Druk op de aan/standby-knop om de server in te schakelen.
Server uitschakelen
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de
voeding van de server volledig uit te schakelen. Zo beperkt u het
risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken of schade aan
de apparatuur. Met de aan/standby-knop op het voorpaneel
schakelt u de voeding van het systeem niet volledig uit. Gedeelten
van de voedingseenheid en bepaalde interne schakelingen blijven
ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
BELANGRIJK: Als u een hot-pluggable apparaat installeert,
hoeft u de server niet uit te schakelen.
1. Sluit het besturingssysteem af, zoals aangegeven in de documentatie bij het
besturingssysteem.
2. Druk op de aan/standby-knop. Zo zet u de server in de standbystand.
Als de standbystand is geactiveerd, wordt het systeemvoedingslampje oranje.
3. Koppel de netsnoeren los.
De voeding van de server is nu volledig uitgeschakeld.
36 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Server uit het rack schuiven
Dankzij het ontwerp van de server heeft u toegang tot diverse onderdelen via de
voorkant van de server. Voor het installeren van de volgende onderdelen of het
verkrijgen van toegang tot de volgende onderdelen is het niet nodig om de server
uit het rack te schuiven.
• Processoren
• Geheugenkaarten
• DIMM's
• Dvd-drive
• Diskettedrive
• Vaste schijven
U schuift de server als volgt uit het rack:
1. Koppel de twee hendels op de onderste buitenste hoeken van het rack los.
OPMERKING: Als de server zich in een rack bevindt en in de
transportconfiguratie, verwijdert u de twee transportschroeven direct
achter de hendels.
BELANGRIJK: Als de server in een Telco-rack is geïnstalleerd,
verwijdert u de server uit het rack om toegang te krijgen tot de interne
onderdelen.
Bediening van de server 37
2. Schuif de server op de rackrails naar buiten totdat de vergrendeling
van de serverrails blokkeert.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat het rack goed stabiel
staat voordat u een onderdeel uit het rack schuift. Zo beperkt u het
risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur.
WAARSCHUWING: Wees voorzichtig wanneer u de
vergrendeling van de serverrails indrukt en de server in of uit
het rack schuift, om het risico van persoonlijk letsel te beperken.
Uw vingers kunnen tussen de schuifrails bekneld raken.
38 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
3. Nadat u de installatie- of onderhoudsprocedure heeft uitgevoerd,
schuift u de server terug in het rack door de vergrendeling van de
serverrails in te drukken.
OPMERKING: De vergrendeling zal vastklikken, wanneer de rails
volledig zijn uitgeschoven.
Toegangspaneel verwijderen
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne
onderdelen afkoelen voordat u deze aanraakt, om het risico van
persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd
zonder het toegangspaneel. Het gebruik zonder toegangspaneel leidt
tot een verkeerde luchtcirculatie en onvoldoende koeling zodat de
server beschadigd kan raken door oververhitting.
BELANGRIJK: Wanneer u het toegangspaneel verwijdert om
QuickFind diagnoselampjes te bekijken (zie "Lampjes van QuickFind
diagnosescherm" op pagina 24
lampjes van het QuickFind diagnosescherm gaan uit als de server wordt
uitgeschakeld.
1. Schuif de server uit het rack, als deze in een rack is geïnstalleerd
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
), laat u de server ingeschakeld. De
).
Bediening van de server 39
2. Als de vergrending is vergrendeld, gebruikt u een Torx T-15
schroevendraaier om de vergrendeling te ontgrendelen.
OPMERKING: De T-15 Torx schroevendraaier wordt meegeleverd met
de server en bevindt zich op het achterpaneel (zie "Onderdelen op het
achterpaneel" op pagina 17
).
3. Til de vergrendeling op en verwijder het toegangspaneel.
4. Nadat u de gewenste hardwareopties heeft geïnstalleerd, plaatst u het
toegangspaneel terug. Controleer of het toegangspaneel goed op zijn plaats
zit voordat u de server inschakelt.
40 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Hot-pluggable ventilatoren vervangen
De redundante hot-pluggable ventilatoren (zie "Ventilatorlocaties" op pagina 31)
worden gebruikt voor het in stand houden van de juiste luchtcirculatie als een
primaire ventilator mocht uitvallen.
WAARSCHUWING: Neem de volgende richtlijnen in acht
om persoonlijk letsel door gevaarlijke spanningsniveaus te
voorkomen:
• Draag geen horloges, ringen of andere metalen voorwerpen.
• Gebruik gereedschap met geïsoleerde handgrepen.
• Leg geen gereedschap of metalen onderdelen op accu's.BELANGRIJK: Verwijder en vervang slechts één ventilator tegelijk. Als
in hetzelfde gebied twee defecte ventilatoren worden gedetecteerd,
wordt de server afgesloten om schade door oververhitting te
voorkomen.
1. Schuif de server uit het rack, als deze in een rack is geïnstalleerd
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
).
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
3. Verwijder de defecte hot-pluggable ventilator uit de server.
Bediening van de server 41
4. Installeer de vervangende ventilator.
5. Herhaal dit voor eventuele andere ventilatoren die u wilt vervangen.
6. Controleer of het lampje op elke geïnstalleerde ventilator groen is
(zie "Lampjes van hot-pluggable ventilatoren" op pagina 33
).
7. Controleer of het lampje voor de conditie van het interne systeem op het
voorpaneel groen is ("Lampjes en knoppen op het voorpaneel" op pagina 11
).
OPMERKING: Als het lampje voor de conditie van het interne systeem
op het voorpaneel niet groen is nadat u hot-pluggable ventilatoren heeft
geïnstalleerd, brengt u de hot-pluggable ventilatoren opnieuw aan of
raadpleegt u het gedeelte over het oplossen van problemen.
42 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Systeemhouder verwijderen
Voor het installeren van sommige opties of het verkrijgen van toegang tot
sommige opties in de server kan het nodig zijn om de systeemhouder te
verwijderen. Raadpleeg de instructies voor elke afzonderlijke optie om te bepalen
of het nodig is de systeemhouder te verwijderen.
U verwijdert de systeemhouder als volgt:
1. Schakel de server uit, als deze is ingeschakeld
(zie "Server uitschakelen" op pagina 35
2. Schuif de server uit het rack, als deze in een rack is geïnstalleerd
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
3. Verwijder het toegangspaneel
(zie "Toegangspaneel verwijderen" op pagina 38
4. Verwijder alle uitbreidingskaarten en afdekplaatjes van uitbreidingssloten.
5. Verwijder de PCI-X Hot Plug basket, indien van toepassing.
6. Koppel de hot-pluggable kaartkabel los van de PCI-X Hot Plug
mezzaninekaart, indien van toepassing.
).
).
).
7. Verwijder alle systeemventilatoren
(zie "Hotpluggable ventilatoren vervangen" op pagina 40
).
8. Verwijder alle voedingseenheden
(zie "Redundante hot-pluggable voedingseenheid" op pagina 69
9. Draai de schroeven los, en til de systeemhouder uit de server.
).
Bediening van de server 43
OPMERKING: De T-15 Torx schroevendraaier kan worden gebruikt
voor het losdraaien van de schroeven. De T-15 Torx schroevendraaier
wordt meegeleverd met de server en bevindt zich op het achterpaneel
(zie "Onderdelen op het achterpaneel" op pagina 17
).
QuickFind diagnosescherm
1. Schuif de server uit het rack, als deze in een rack is geïnstalleerd
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
BELANGRIJK: Wanneer u het toegangspaneel verwijdert om
QuickFind diagnoselampjes te bekijken (zie "Lampjes van QuickFind
diagnosescherm" op pagina 24
lampjes van het QuickFind diagnosescherm gaan uit als de server wordt
uitgeschakeld.
).
).
), laat u de server ingeschakeld. De
44 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
3. Zoek het QuickFind diagnosescherm.
Bediening van de server 45
Batterij
Als de server niet meer automatisch de juiste datum en tijd weergeeft,
moet de batterij/accu die de real-timeklok van voeding voorziet, mogelijk
worden vervangen. In normale omstandigheden gaat een batterij/accu tussen
de vijf en tien jaar mee.
WAARSCHUWING: De computer bevat een interne
lithiummangaandioxide-, een vanadiumpentoxide- of een
alkalinebatterij of -accu. Als u niet op de juiste manier omgaat met
de batterij of accu, kan er brand ontstaan en kunt u brandwonden
oplopen. U beperkt als volgt het risico van lichamelijk letsel:
• Probeer niet de batterij/accu op te laden.
• Stel de batterij/accu niet bloot aan temperaturen boven
60 °C (140°F).
• Probeer niet de batterij/accu uit elkaar te halen, te pletten
of te doorboren.
• Laat de batterij/accu alleen vervangen door een batterij/accu
die voor dit product wordt aanbevolen.
U verwijdert het onderdeel als volgt:
1. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35
).
2. Schuif de server uit het rack, als deze in een rack is geïnstalleerd
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
).
3. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
4. Verwijder eventuele hardware die toegang tot de batterij/accu belemmert.
46 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
5. Verwijder de batterij/accu.
Als u het onderdeel wilt terugplaatsen, voert u de verwijderingsprocedure in
omgekeerde volgorde uit.
Neem contact op met een geautoriseerde Business Partner voor meer informatie
over het vervangen of afvoeren van accu's of batterijen.
Server registreren..........................................................................................................................58
Optionele installatieservices
Als u kiest voor HP Care Pack Services, maken ervaren, door HP gecertificeerde
technici uw servers volledig operationeel met ondersteuningspakketten die
specifiek op de HP ProLiant systemen zijn afgestemd. In een HP Care Pack
combineert u in één pakket ondersteuning voor zowel hardware als software.
U kunt kiezen uit een aantal serviceniveaus om te voorzien in uw behoeften.
Met de eenvoudig aan te schaffen en gebruiksvriendelijke HP Care Packs breidt
u uw standaard productgarantie en ondersteuning uit zodat u optimaal kunt
profiteren van uw server. Onder de Care Pack services vallen:
• Ondersteuning van de hardware
− Call-to-Repair binnen 6 uur
− 24x7 dezelfde dag binnen 4 uur
− Dezelfde werkdag binnen 4 uur
48 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
• Ondersteuning van de software
− Microsoft®
− Linux
− HP ProLiant Essentials (HP SIM en RDP)
− VMWare
• Geïntegreerde ondersteuning van hardware en software
− Critical Service
− Proactive 24
− Support Plus
− Support Plus 24
• Opstart- en implementatieservices voor hardware en software
Meer informatie over Care Packs vindt u op de HP website
(http://www.hp.com/hps/carepack/servers/cp_proliant.html
).
Informatiebronnen voor rackplanning
Bij alle racks van de HP of Compaq 9000, 10000 en H9 series wordt een
rackinformatiepakket meegeleverd. Een overzicht van de inhoud van elke
informatiebron:
• Custom Builder is een service die via Internet beschikbaar is voor het
configureren van een of meer racks. U kunt rackconfiguraties maken met
behulp van:
− Een eenvoudige, stapsgewijze interface
− Doe-het-zelfstand
Raadpleeg de HP website (http://www.hp.com/products/configurator
voor meer informatie.
• De video Rackproducten installeren geeft een overzicht van de
werkzaamheden die nodig zijn om een rack met onderdelen te configureren.
Daarnaast worden de volgende belangrijke stappen in het configuratieproces
toegelicht:
)
Server installeren 49
− locatieplanning
− rackservers en rackopties installeren
− bekabeling van servers in een rack
− koppeling van meerdere racks
• De documentatie-cd Rackproducten bevat documentatie bij HP en Compaq
racks en rackopties. U kunt de informatie op de cd bekijken, doorzoeken en
afdrukken. Bovendien helpt de informatie u om de installatie en optimalisatie
van een rack zo goed mogelijk op uw omgeving af te stemmen.
Als u meerdere servers in één rack wilt installeren en configureren,
raadpleegt u de white paper hierover op de HP website
(http://www.hp.com/products/servers/platforms
).
Optimale omgeving
Kies voor de installatie van de server een locatie die voldoet aan de vereisten
die in dit gedeelte worden beschreven.
Ruimte en luchtcirculatie
Houd bij de keuze van de racklocatie rekening met de volgende vereisten,
zodat er voldoende ventilatie voor de server is en genoeg ruimte om deze te
onderhouden.
• Er moet minimaal 122 cm (48 inch) ruimte aan de voorkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 76,2 cm (30 inch) ruimte aan de achterkant van het rack
zijn.
• Er moet minimaal 122 cm (48 inch) ruimte zijn tussen de achterkant van het
rack en de achterkant van een ander rack wanneer u twee racks met de
achterkanten naar elkaar toe plaatst.
50 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
HP servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel en blazen warme lucht uit
via het achterpaneel. Daarom moeten er in het voorpaneel van het rack voldoende
ventilatieopeningen zijn om de lucht naar binnen te laten en in het achterpaneel
voldoende ventilatieopeningen waardoor de warme lucht het rack kan verlaten.
VOORZICHTIG: Blokkeer de ventilatieopeningen van het rack
niet, om schade aan de apparatuur door onvoldoende koeling te
voorkomen.
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of rackonderdelen,
heeft dit effect op de luchtcirculatie in het rack en tussen de servers. Sluit
alle tussenruimten af met opvulpanelen, zodat er voldoende luchtcirculatie is.
VOORZICHTIG: Vul verticale lege ruimten in het rack altijd
met opvulpanelen. Hierdoor wordt een goede luchtcirculatie
gewaarborgd. Als het rack wordt gebruikt zonder opvulpanelen,
kan apparatuur beschadigd raken door oververhitting.
De Compaq racks uit de 9000 en 10000 serie geven een goede serverkoeling
door de doorstroomperforaties in de voor- en achterpanelen die 64 procent
open ruimte voor ventilatie leveren.
VOORZICHTIG: Bij een rack uit de 7000 Serie van Compaq
moet u het goed ventilerende rackinzetstuk (artikelnummers 327281B21 (42U) of 157847-B21 (22U)) installeren, om te zorgen voor
voldoende luchtcirculatie en koeling van de voorkant naar de
achterkant.
VOORZICHTIG: Houd rekening met de volgende extra
minimumvereisten als u een rack van een andere fabrikant gebruikt. Zo
zorgt u voor een goede luchtcirculatie en voorkomt u schade aan de
apparatuur.
• Voor- en achterpanelen: Als het 42U-rack afsluitende voor- en
achterpanelen heeft, moet er 5350 cm² aan gaatjes (van boven naar
beneden gelijkmatig verdeeld) vrij zijn om voor voldoende
luchtcirculatie te zorgen. Dit komt overeen met de vereiste
64 procent open ruimte voor ventilatie.
• Zijpaneel: De ruimte tussen het geïnstalleerde rackonderdeel en de
zijpanelen van het rack moet minimaal 7 cm zijn.
Server installeren 51
Temperatuur
Voor een blijvend veilige en betrouwbare werking plaatst u het systeem in
een goed geventileerde ruimte waar de temperatuur kan worden geregeld.
De aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste
servers is 35°C.
het rack zich bevindt, niet hoger dan 35°Czijn.
risico van schade aan de apparatuur bij het installeren van opties van
andere fabrikanten tot een minimum te beperken:
• Zorg ervoor dat de optionele apparatuur de luchtcirculatie rond de
• Zorg ervoor dat de door de fabrikant aanbevolen maximale
Om die reden mag de temperatuur van de ruimte waarin
VOORZICHTIG: Volg de onderstaande instructies op om het
server niet belemmert en dat de interne racktemperatuur niet boven
de maximaal toegestane waarde uitkomt.
omgevingstemperatuur (TMRA) niet wordt overschreden.
52 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Voeding
De installatie van deze apparatuur moet voldoen aan de regelgeving voor de
installatie van elektrische apparatuur en moet door bevoegde technici worden
uitgevoerd. De apparatuur is ontworpen voor installaties die in de Verenigde
Staten vallen onder de National Electric Code (NFPA-70, 1999 Edition) en de
bepalingen ter bescherming van elektronische computerapparatuur en
gegevensverwerkende apparatuur (NFPA-75, 1992). Informatie over het
stroomverbruik van opties vindt u op het productlabel of in de
gebruikershandleiding die bij de optie wordt geleverd.
WAARSCHUWING: De spanningsgroep die de voeding
voor het rack levert, mag niet worden overbelast, om het risico van
persoonlijk letsel, brand en schade aan de apparatuur te beperken.
Neem contact op met het elektriciteitsbedrijf voor informatie over
bedradings- en installatievereisten.
VOORZICHTIG: Bescherm de server door middel van een
UPS (Uninterruptible Power Supply) tegen schommelingen in de
spanning en tijdelijke stroomstoringen. Dit apparaat beschermt de
hardware tegen schade als gevolg van stroompieken en
spanningspieken en zorgt dat het systeem blijft werken tijdens een
stroomstoring.
Als u meer dan één server installeert, kan het nodig zijn om extra
stroomverdelingsapparatuur te gebruiken, zodat alle apparaten op een veilige
manier van voeding worden voorzien. Neem de volgende richtlijnen in acht:
• Verdeel de serverbelasting gelijkmatig over de beschikbare
spanningsgroepen.
• Zorg ervoor dat het verbruik van het gehele systeem niet hoger is dan
80 procent van de capaciteit van de spanningsgroep.
• Gebruik geen stekkerdozen bij deze apparatuur.
• Sluit de server aan op een afzonderlijke spanningsgroep.
Server installeren 53
Aarding
De server moet goed worden geaard voor een veilige en correcte werking.
In de Verenigde Staten moet deze apparatuur worden geïnstalleerd in
overeenstemming met artikel 250 van de National Electric Code (NFPA-70,
1999 Edition) en met de plaatselijke voorschriften. In Canada moet deze
apparatuur worden geïnstalleerd in overeenstemming met de Canadian Electrical
Code van de Canadian Standards Association (CSA C22.1). In alle overige
landen moet de apparatuur worden geïnstalleerd in overeenstemming met
plaatselijke of landelijke voorschriften voor elektrische apparatuur, zoals de
International Electrotechnical Commission (IEC) Code 364, artikel 1 tot en
met 7. Alle stroomverdelingselementen in de installatie, zoals spanningsgroepen,
bedrading, aansluitingen, moeten goedgekeurd en geaard zijn.
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde
voedingsbron, wordt u aangeraden een PDU (Power Distribution Unit) te
gebruiken die is verbonden met de aardlekschakelaar van het gebouw of die is
voorzien van een niet-afneembaar snoer dat is aangesloten op een aardlekstekker.
NEMA-stekkers en stekkers die voldoen aan de standaard IEC 60309 zijn
geschikt voor dit doel. U wordt aangeraden geen stekkerdozen te gebruiken bij
de server.
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen bij racks
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk
letsel en schade aan de apparatuur door ervoor te zorgen dat:
• de stelvoetjes van het rack op de grond staan;
• het volle gewicht van het rack op de stelvoetjes rust;
• de stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie in een enkel rack);
• de racks aan elkaar zijn gekoppeld (bij installatie van meerdere racks);
• er maar één onderdeel tegelijk uit het rack is geschoven.
Het rack kan instabiel worden als meer dan één onderdeel
is uitgeschoven.
54 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk
letsel en schade aan de apparatuur door ervoor te zorgen dat bij
het uitladen van een rack:
• het rack met minimaal twee mensen wordt uitgeladen. Dit is
essentieel voor de veiligheid. Een leeg 42U-rack kan wel
115 kilo wegen, meer dan 2 m hoog zijn en instabiel worden als
het op de zwenkwieltjes wordt verplaatst.
• u nooit voor het rack staat als u het van de pallet rolt.
Zorg ervoor dat u het rack altijd aan beide zijkanten vastpakt.
WAARSCHUWING: Wanneer u een server in een Telcorack plaatst, controleert u of het frame van het rack goed is
bevestigd aan de boven- en onderkant van de constructie.
WAARSCHUWING: De server is erg zwaar. Beperk als
volgt het risico van persoonlijk letsel en beschadiging van de
apparatuur:
• Houd u aan de lokale gezondheids- en veiligheidsvoorschriften
en richtlijnen voor het hanteren van materialen.
• Laat iemand u helpen het apparaat op te tillen en in evenwicht
te houden wanneer u het installeert of verwijdert, vooral
wanneer het apparaat niet aan de rails is bevestigd. Als de
server zwaarder is dan 22,5 kg, moet de server door ten minste
twee personen in het rack worden getild. Mogelijk is er een
derde persoon vereist om de server op de rails te helpen zetten,
als de server hoger dan borsthoogte wordt geïnstalleerd.
• Wees voorzichtig wanneer u de server installeert in of
verwijdert uit het rack. De server is niet stabiel wanneer deze
niet aan de rails is bevestigd.
Server installeren 55
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne
onderdelen afkoelen voordat u deze aanraakt, om het risico van
persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de
voeding van de server volledig uit te schakelen. Zo beperkt u het
risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken of schade aan
de apparatuur. Met de aan/standby-knop op het voorpaneel
schakelt u de voeding van het systeem niet volledig uit. Gedeelten
van de voedingseenheid en bepaalde interne schakelingen blijven
ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
VOORZICHTIG: Bescherm de server door middel van een
UPS (Uninterruptible Power Supply) tegen schommelingen in de
spanning en tijdelijke stroomstoringen. Dit apparaat beschermt de
hardware tegen schade als gevolg van stroompieken en
spanningspieken en zorgt dat het systeem blijft werken tijdens een
stroomstoring.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd
zonder het toegangspaneel. Het gebruik zonder toegangspaneel leidt
tot een verkeerde luchtcirculatie en onvoldoende koeling zodat de
server beschadigd kan raken door oververhitting.
56 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Inhoud van de doos van het rackmodel controleren
Haal de server uit de doos en kijk of u alle benodigde onderdelen en
documentatie heeft voor de installatie van de server. Het montagemateriaal dat u
nodig heeft om de server in het rack te installeren, wordt bij het rack of de server
geleverd.
De doos van de server bevat de volgende onderdelen:
• Server
• Netsnoer
• Documentatie bij de hardware, documentatie-cd en software
• Materiaal voor montage in rack
Naast de meegeleverde onderdelen heeft u mogelijk de volgende items nodig:
• Hardwareopties
• Besturingssysteem of applicatiesoftware
• PDU
Hardwareopties installeren
Installeer eventuele hardwareopties voordat u de server initialiseert. Raadpleeg
de documentatie bij de optie voor installatie-instructies. Serverspecifieke
informatie vindt u in "Installatie van hardwareopties" (op pagina 59
Server in het rack installeren
Raadpleeg de installatie-instructies bij de rackset voor informatie over het
installeren van de server in het rack.
).
Server installeren 57
Kabelarm installeren
Raadpleeg de installatie-instructies bij de rackset voor informatie over het
installeren van de kabelarm.
Server inschakelen en configureren
Druk op de aan/standby-knop om de server in te schakelen.
Tijdens het opstarten wordt het hulpprogramma RBSU automatisch
geconfigureerd om de server klaar te maken voor de installatie van het
besturingssysteem.
Als u de hulpprogramma’s handmatig wilt configureren, drukt u tijdens
het opstarten op F9 als u hiervoor een aanwijzing krijgt. U kunt dan de
serverinstellingen via RBSU wijzigen. Het systeem wordt standaard
geconfigureerd met Engels als taal.
OPMERKING: Als er een arraycontroller is toegevoegd of is
geïntegreerd in het systeem, biedt het hulpprogramma ORCA een
standaard RAID-configuratie die is gebaseerd op de grootte van de
geïnstalleerde vaste schijven en het aantal geïnstalleerde vaste
schijven.
Raadpleeg de HP ROM-Based Setup Utility User Guide op de documentatie-cd
voor meer informatie over automatische configuratie.
58 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Besturingssysteem installeren
Voor een goede werking van de server moet u een besturingssysteem gebruiken
dat door de server wordt ondersteund. De meest recente informatie over
ondersteunde besturingssystemen vindt u op de HP website
(http://www.hp.com/go/supportos
U kunt een besturingssysteem op twee manieren op de server installeren:
• Met SmartStart: Plaats de SmartStart cd in de cd-rom-drive en start de server
opnieuw op.
• Handmatig: Plaats de cd met het besturingssysteem in de cd-rom-drive en
start de server opnieuw op. Het kan zijn dat u hiervoor extra
stuurprogramma’s nodig heeft. Deze zijn verkrijgbaar via de HP website
(http://www.hp.com/support
Volg de instructies op het scherm om de installatie te starten.
Informatie over deze installatiemethoden vindt u op de SmartStart
installatieposter. Deze poster maakt deel uit van het HP ProLiant Essentials
Foundation Pack, dat u bij de server heeft ontvangen.
).
).
Server registreren
Registreer de server met behulp van de registratiekaart in het HP ProLiant
Essentials Foundation Pack of via de registratiesite van HP
(http://register.hp.com
Write-cache met batterijvoeding ..................................................................................................71
Dvd-, diskette- en cd-rw-drives....................................................................................................73
Inleiding
Als er meer dan één optie wordt geïnstalleerd, leest u de installatie-instructies
voor alle hardwareopties en zoekt u vergelijkbare stappen in de diverse
procedures om het installatieproces vlot te laten verlopen.
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne
onderdelen afkoelen voordat u deze aanraakt, om het risico van
persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
VOORZICHTIG: Zorg voor een goede aarding van de server
voordat u met een installatieprocedure begint. Zo beperkt u het risico
van schade aan elektrische onderdelen. Een onjuiste aarding kan
elektrostatische ontlading veroorzaken.
Raadpleeg het gedeelte "Elektrostatische ontlading (op pagina 145)"
voordat u hardwareopties installeert in de server.
60 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Processoren
De server ondersteunt maximaal vier processoren. Voor een goede werking van
de server moeten processorvoetje 1 en PVM-slot 1 altijd gevuld zijn.
Door middel van processorvoedingsmodules (PVM's) wordt aan elke processor
de juiste voeding geleverd. Het is belangrijk dat u elke PVM installeert in het slot
naast de bijbehorende processor.
Processormodule verwijderen
De processoren bevinden zich in een module aan de voorkant van de server.
Toegang tot de processormodule wordt verkregen via het voorpaneel,
waardoor het niet nodig is de server uit het rack te schuiven om nieuwe
processoren te installeren of bestaande processoren te vervangen.
1. U vervangt als volgt de processormodule:
2. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35
).
3. Open de vergrendeling om de processormodule te ontgrendelen.
Installatie van hardwareopties 61
4. Duw de processormodulehendel naar beneden, en trek de module
uit de server.
5. Ontgrendel de vergrendeling, en open het afdekplaatje,
waarna de processoren zichtbaar worden.
62 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Processor installeren
Processoren moeten worden geïnstalleerd in deze volgorde: processor 1,
processor 2, processor 4 en processor 3.
Door middel van processorvoedingsmodules (PVM's) wordt aan elke processor
de juiste voeding geleverd. Het is belangrijk dat u elke PVM installeert in het slot
naast de bijbehorende processor.
VOORZICHTIG: Maak de processor niet los van het
koelelement. Zo voorkomt u dat de server beschadigd raakt door
oververhitting. De processor, het koelelement en de klem vormen één
geheel.
VOORZICHTIG: Gebruik geen combinaties van verschillende
types processoren. Zo voorkomt u storingen in de server en schade aan
de apparatuur.
BELANGRIJK: Zorg er bij het upgraden van de processorsnelheid of
het toevoegen van extra processoren voor dat u het systeem-ROM
bijwerkt voordat u de processor installeert.
BELANGRIJK: Voor een goede werking van de server moeten
processorvoetje 1 en PVM-slot 1 altijd gevuld zijn.
BELANGRIJK: Installeer bij de installatie van een processor ook altijd
een PVM. Zonder PVM start het systeem niet op.
1. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35).
2. Verwijder de processormodule (zie "Processormodule verwijderen"
op pagina 60
).
Installatie van hardwareopties 63
3. Ontgrendel de processorbeugel.
4. Open de processorbeugel.
5. Open de vergrendelingshendel van de processor.
VOORZICHTIG: Als u de hendel niet volledig opent, kunt
u de processor niet goed in het systeem plaatsen, met schade aan
de hardware tot gevolg.
6. Installeer de processorset in het processorvoetje.
64 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
BELANGRIJK: Bepaal de juiste stand van de processor aan de hand
van de drie geleidepinnen aan de onderzijde van de processorbeugel
en de drie corresponderende uitsparingen in de processorset.
7. Plaats de processorset in het processorvoetje en sluit de
vergrendelingshendel.
VOORZICHTIG: Sluit na de installatie de
vergrendelingshendel van de processor volledig. Zo voorkomt u
mogelijke serverstoringen of schade aan de apparatuur.
Installatie van hardwareopties 65
8. Sluit en vergrendel de processorbeugel.
9. Installeer de PVM.
BELANGRIJK: Installeer bij de installatie van een processor ook altijd
een PVM. Zonder bijbehorende PVM start het systeem niet op.
OPMERKING: Compatibele PVM's zien er mogelijk anders uit.
10. Sluit het afdekplaatje, en plaats de processormodule terug.
66 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Hot-pluggable SCSI-vaste schijven
Neem de volgende richtlijnen in acht bij het toevoegen van SCSI-vaste schijven
aan de server:
• Hot-pluggable vaste schijven moeten Ultra320 SCSI-eenheden zijn, om
optimale prestaties te waarborgen. Als u Ultra320 SCSI-eenheden met andere
typen schijfeenheden combineert, nemen de prestaties van het
schijfsubsysteem af.
• Voor een zo efficiënt mogelijke opslagruimte moeten schijfeenheden die
in dezelfde drivearray worden gegroepeerd, dezelfde capaciteit hebben.
Opvuleenheid voor de vaste schijf verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de server alleen als alle posities zijn
gevuld met een onderdeel of een opvuleenheid. Zo voorkomt u dat er
apparatuur beschadigd raakt door oververhitting.
Verwijder de opvuleenheid voor de vaste schijf door de ontgrendelknoppen
in te drukken en de opvuleenheid uit de server te trekken.
Als u het onderdeel wilt terugplaatsen, voert u de verwijderingsprocedure
in omgekeerde volgorde uit.
Installatie van hardwareopties 67
Hot-pluggable SCSI-vaste schijf verwijderen
VOORZICHTIG: Schakel altijd de server uit als de
opstartpartitie zich bevindt op de schijfeenheid die u vervangt, of als u
de enige schijfeenheid in de server vervangt.
VOORZICHTIG: Gebruik de server alleen als alle posities zijn
gevuld met een onderdeel of een opvuleenheid. Zo voorkomt u dat er
apparatuur beschadigd raakt door oververhitting.
1. Bepaal de status van de hot-pluggable vaste schijf aan de hand van de
lampjes op de schijf (zie "Combinatie van lampjes op hot-pluggable SCSIvaste schijven" op pagina 30
schijven" op pagina 29
2. Maak een backup van alle gegevens op de vaste schijf van de server
die u wilt verwijderen.
3. Verwijder de vaste schijf.
, "Lampjes van hot-pluggable SCSI-vaste
).
68 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Hot-pluggable SCSI-vaste schijf installeren
1. Verwijder de aanwezige opvuleenheid of vaste schijf uit de schijfpositie
("Opvuleenheid voor de vaste schijf verwijderen" op pagina 66
2. Installeer de vaste schijf en sluit de hendel.
).
3. Bepaal de status van de hot-pluggable vaste schijf aan de hand van de
lampjes op de schijf (zie "Combinatie van lampjes op hot-pluggable SCSIvaste schijven" op pagina 30
schijven" op pagina 29
4. Schakel de server weer in en ga door met uw werk.
, "Lampjes van hot-pluggable SCSI-vaste
).
Installatie van hardwareopties 69
Redundante hot-pluggable voedingseenheid
De server biedt ondersteuning voor een tweede hot-pluggable voedingseenheid,
die voor redundante servervoeding zorgt als de primaire voedingseenheid defect
raakt. U kunt een tweede hot-pluggable voedingseenheid installeren of vervangen
zonder de server uit te schakelen.
WAARSCHUWING: U beperkt als volgt het risico van
elektrische schokken en beschadiging van de apparatuur:
• Gebruik altijd een geaarde netsnoerstekker. De geaarde stekker
is een belangrijke veiligheidsvoorziening.
• Steek het netsnoer in een geaard stopcontact dat altijd
makkelijk te bereiken is.
• Koppel het netsnoer van de voedingseenheid los om de stroom
naar de apparatuur volledig uit te schakelen.
• Zorg ervoor dat niemand per ongeluk op het netsnoer kan gaan
staan en dat het snoer niet bekneld kan raken door voorwerpen
die er op of tegenaan worden geplaatst. Let met name op de
stekker, het stopcontact en het punt waar het snoer uit de
server komt.
VOORZICHTIG: Als slechts één voedingseenheid is
geïnstalleerd, verwijdert u de voedingseenheid pas als de server is
uitgeschakeld. Als de enig werkende voedingseenheid wordt verwijderd,
valt de stroomtoevoer onmiddellijk uit.
OPMERKING: Als u de primaire hot-pluggable voedingseenheid wilt
verwijderen of vervangen, gebruikt u de T-15 Torx-schroevendraaier die
bij de server is geleverd om de transportschroef te verwijderen. Deze
bevindt zich net onder de donkerrode plastic handgreep van de
voedingseenheid.
70 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
1. Verwijder de opvuleenheid voor de voedingseenheid.
2. Installeer de hot-pluggable voedingseenheid en vergrendel de hendel.
3. Sluit het netsnoer aan op de redundante voedingseenheid.
4. Sluit de netsnoeren aan op de klem.
5. Sluit het netsnoer aan op de voedingsbron.
6. Controleer of het lampje van de voedingseenheid groen is
("Lampjes van voedingseenheden" op pagina 19
).
Installatie van hardwareopties 71
7. Controleer of het lampje voor de externe systeemconditie op het voorpaneel
groen is ("Lampjes en knoppen op het voorpaneel" op pagina 11
BELANGRIJK: Voor optimale beschikbaarheid van de server is het
belangrijk dat de voeding voor de twee voedingseenheden afkomstig is
van twee verschillende netvoedingsbronnen.
OPMERKING: Als de server na de configuratie naar een andere locatie
zal worden overgebracht, brengt u in elke voedingseenheid een
transportschroef aan.
).
Write-cache met batterijvoeding
Samen met de cachemodule zorgt de batterij voor bescherming van
overdraagbare gegevens, betere algehele controllerprestaties en behoud van alle
gegevens in de cache gedurende maximaal 72 uur nadat de server geen voeding
meer heeft gekregen. De NiMH-batterijen in de batterij worden continu
opgeladen wanneer het systeem is ingeschakeld.
Voor informatie over BBWC-lampjes raadpleegt u het gedeelte
"BBWC-lampjes" (op pagina 34
).
VOORZICHTIG: Installeer of verwijder de batterij niet wanneer
een uitbreiding van de arraycapaciteit, migratie van het RAID-niveau of
migratie van de stripegrootte wordt uitgevoerd. Zo voorkomt u storingen
in de server en schade aan de apparatuur.
VOORZICHTIG: Nadat de server is uitgeschakeld, wacht u
15 seconden en controleert u vervolgens het oranje lampje voordat u
de kabel van de cachemodule loskoppelt. Als het oranje lampje na
15 seconden knippert, mag u de kabel van de cachemodule niet
loskoppelen. De cachemodule is bezig met het maken van een
gegevensbackup. Als u de kabel loskoppelt, gaan er gegevens verloren.
BELANGRIJK: Bij installatie van de batterij is het mogelijk dat het
niveau van de batterijlading laag is. In dat geval verschijnt bij
inschakeling van de server het POST-foutbericht dat de batterij tijdelijk
is uitgeschakeld. U hoeft niets te doen. De batterijen worden intern
automatisch opgeladen, waarna de batterij wordt ingeschakeld. Dit
proces kan maximaal vier uur duren. De cachemodule functioneert
normaal tijdens het opladen, maar beschikt niet over de verbeterde
prestaties die het gebruik van de batterij met zich mee brengt.
72 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
OPMERKING: De gegevensbeveiliging en de tijdslimiet werken ook bij
een stroomstoring. Wanneer de stroomvoorziening is hersteld, wordt
een initialisatieproces uitgevoerd om de opgeslagen gegevens naar
de vaste schijven te schrijven.
U installeert als volgt de BBWC-batterij en cachemodule:
1. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35
).
2. Schuif de server uit het rack, als deze in een rack is geïnstalleerd
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
).
3. Verwijder het toegangspaneel
(zie "Toegangspaneel verwijderen" op pagina 38
).
4. Verwijder de systeemhouder
(zie "Systeemhouder verwijderen" op pagina 42
BELANGRIJK: De BBWC-kabel is rond de accu gewonden. Rol de
kabel tot de juiste lengte af, voordat u de batterij in de server installeert.
).
5. Installeer de batterij in de server.
6. Leid de kabel over de systeemkaart
(zie "BBWC-bekabeling" op pagina 120
).
7. Zoek het cachemodulevoetje
(zie "Onderdelen van de systeemkaart" op pagina 20
).
Installatie van hardwareopties 73
8. Installeer de cachemodule en sluit de BBWC-kabel aan op de cachemodule.
Als u alle onderdelen opnieuw wilt installeren, voert u de
verwijderingsprocedures in omgekeerde volgorde uit.
Dvd-, diskette- en cd-rw-drives
De server wordt geleverd met één dvd-drive. U kunt een optionele dvd-drive,
3,5-inch diskettedrive of cd-rw-drive installeren.
U installeert als volgt een optionele schijfeenheid:
1. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35
VOORZICHTIG: Vul alle schijfposities altijd met een schijf of
een opvuleenheid. Een correcte luchtstroom ontstaat alleen wanneer
alle posities zijn gevuld. Lege schijfposities belemmeren de
luchtcirculatie waardoor het systeem beschadigd kan raken door
oververhitting.
BELANGRIJK: De dvd-drive is standaard geïnstalleerd in de onderste
schijfpositie. Als u wilt opstarten vanaf een dvd-drive of cd-rw-drive in de
bovenste schijfpositie of als u wilt opstarten vanaf een diskettedrive in
de onderste positie, stelt u selectieschakelaar voor de opstarteenheid in
op FLP BOT (zie "Selectieschakelaar opstarteenheid" op pagina 23
).
).
74 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
OPMERKING: Als er twee optische-schijfeenheden zijn geïnstalleerd in
de server, zal eerst worden geprobeerd de server op te starten vanaf de
primaire optische-schijfeenheid. Met de selectieschakelaar voor de
opstarteenheid wordt bepaald welke schijfeenheid de primaire optischeschijfeenheid is.
2. Gebruik de T-15 Torx-schroevendraaier om de opvuleenheid te ontgrendelen
en trek vervolgens de opvuleenheid uit de server.
OPMERKING: De T-15 Torx schroevendraaier wordt meegeleverd met
de server en bevindt zich op het achterpaneel (zie "Onderdelen op het
achterpaneel" op pagina 17
).
3. Installeer de schijfeenheid in de server.
4. Schakel de server in (zie "Server inschakelen" op pagina 35
Hot Plug uitbreidingskaarten installeren ......................................................................................89
PCI-X Hot Plug uitbreidingskaart verwijderen ............................................................................91
RILOE II kaart..............................................................................................................................92
Overzicht uitbreidingsslots
De server ondersteunt maximaal zeven uitbreidingsslots. Wanneer
de server wordt geleverd, is de server uitgerust met vijf uitbreidingsslots
(slots 3 tot en met 7), en met twee connectoren voor het toevoegen
van twee optionele uitbreidingsslots (slots 1 en 2).
Als u de optionele uitbreidingsslots wilt ondersteunen,
installeert u een van de volgende opties in de server:
• PCI-X Hot Plug Mezzanine-optie (op pagina 77
• PCI-E Mezzanine-optie (op pagina 78
)
)
76 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
OPMERKING: Er kan slechts één mezzanine-optie worden
geïnstalleerd in de server. Installeer de PCI-X Hot Plug Mezzanine-optie
om twee optionele PCI-X Hot Plug uitbreidingsslots toe te voegen.
Installeer de PCI-E Mezzanine-optie om twee optionele PCI Express
non-hot-pluggable uitbreidingsslots toe te voegen.
Item Slot Beschrijving
1 1–2 Connectoren voor een van de volgende opties:
1. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35).
2. Schuif de server iets uit het rack of verwijder de server
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
3. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
4. Bevestig het PCI-X Hot Plug label op het afdekplaatje
van de voedingseenheid.
).
5. Verwijder de uitbreidingskaarten uit slots 3 en 4, indien geïnstalleerd,
om toegang te krijgen tot de mezzanineconnectoren.
80 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
6. Verwijder de afdekplaatjes van de uitbreidingsslots 1 en 2.
7. Sluit de hot-pluggable kabel aan op de mezzaninekaart.
OPMERKING: De kabelconnector is voorzien van een nokje bij
pin 1 voor een goede uitlijning.
8. Lijn de mezzaninekaart uit met behulp van de geleidepinnen,
en plaats de mezzaninekaart op de systeemkaart.
Uitbreidingskaarten 81
9. Draai de drie schroeven vast om de mezzaninekaart te bevestigen.
10. Installeer de PCI-X Hot Plug kaart.
82 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
11. Leid de kabel van de mezzaninekaart naar de hot-pluggable kaart,
en sluit de kabel aan.
12. Bevestig de vergrendeling aan het chassis, en druk de vergrendeling
naar beneden, totdat deze op zijn plaats vastklikt.
Uitbreidingskaarten 83
13. Installeer de klemmen.
14. Installeer de basket.
15. Installeer de PCI-X Hot Plug uitbreidingskaarten. Als de server is
uitgeschakeld, volgt u non-hot-pluggable procedures (zie "Non-hotpluggable uitbreidingskaarten installeren" op pagina 87
) om de
uitbreidingskaarten te installeren. Als de server in bedrijf is, installeert u
PCI-X Hot Plug uitbreidingskaarten met behulp van hot-pluggable
procedures (zie "Hot Plug uitbreidingskaarten installeren" op pagina 89
16. Plaats eventuele uitbreidingskaarten terug die werden verwijderd
om de PCI-X Hot Plug Mezzanine-optie te installeren.
).
84 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
17. Plaats de afdekplaatjes voor uitbreidingsslots over eventuele overgebleven
lege uitbreidingsslots, en sluit de vergrendelingen.
VOORZICHTIG: Gebruik de server alleen als alle
uitbreidingsslots zijn voorzien van een afdekplaatje of een
uitbreidingskaart. Zo voorkomt u dat de server beschadigd raakt door
oververhitting.
18. Plaats het toegangspaneel terug (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
19. Schuif de server terug in het rack.
20. Schakel de server in (zie "Server inschakelen" op pagina 35
PCI-E Mezzanine-optie installeren
1. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35).
2. Schuif de server iets uit het rack of verwijder de server
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
3. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
4. Verwijder de uitbreidingskaarten uit slots 3 en 4, indien geïnstalleerd,
om toegang te krijgen tot de mezzanineconnectoren.
5. Verwijder de afdekplaatjes van de uitbreidingsslots 1 en 2.
).
).
).
Uitbreidingskaarten 85
6. Lijn de mezzaninekaart uit met behulp van de geleidepinnen,
en plaats de mezzaninekaart op de systeemkaart.
7. Draai de drie schroeven vast om de mezzaninekaart te bevestigen.
8. Bevestig de vergrendeling aan het chassis, en druk de vergrendeling
naar beneden, totdat deze op zijn plaats vastklikt.
86 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
9. Installeer de klemmen.
10. Installeer de non-hot-pluggable uitbreidingskaarten (zie "Non-hot-pluggable
uitbreidingskaarten installeren" op pagina 87
).
11. Plaats de afdekplaatjes voor uitbreidingsslots over eventuele overgebleven
lege slots, en sluit de vergrendelingen.
VOORZICHTIG: Gebruik de server alleen als alle
uitbreidingsslots zijn voorzien van een afdekplaatje of een
uitbreidingskaart. Zo voorkomt u dat de server beschadigd raakt door
oververhitting.
12. Plaats het toegangspaneel terug (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
13. Schuif de server terug in het rack.
14. Schakel de server in (zie "Server inschakelen" op pagina 35
).
Uitbreidingskaarten 87
Non-hot-pluggable uitbreidingskaarten installeren
VOORZICHTIG: Schakel de server uit en verwijder alle
netsnoeren voordat u de uitbreidingskaarten verwijdert of installeert.
Zo voorkomt u schade aan de server of de uitbreidingskaarten.
VOORZICHTIG: Gebruik de server alleen als alle
uitbreidingsslots zijn voorzien van een afdekplaatje of een
uitbreidingskaart. Zo voorkomt u dat de server beschadigd
raakt door oververhitting.
1. Schuif de server iets uit het rack of verwijder de server
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
).
88 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
3. Open de vergrendeling, en verwijder het afdekplaatje van het
uitbreidingsslot.
4. Ontgrendel de klem (voor uitbreidingskaarten van volledige lengte),
en installeer de non-hot-pluggable uitbreidingskaart.
5. Vergrendel de klem (voor uitbreidingskaarten van volledige lengte),
en sluit de vergrendeling.
6. Sluit de benodigde interne of externe kabels aan op de uitbreidingskaart.
7. Plaats het toegangspaneel terug en ga door met uw werk.
Als u een not-hot-pluggable uitbreidingskaart wilt verwijderen,
voert u de installatieprocedures in omgekeerde volgorde uit.
Uitbreidingskaarten 89
Hot Plug uitbreidingskaarten installeren
Voor hot-pluggable mogelijkheden, is het noodzakelijk om de PCI-X Hot Plug
Mezzanine-optie (op pagina 77
uitbreidingskaarten worden geïnstalleerd in de server.
VOORZICHTIG: Gebruik de server alleen als alle
uitbreidingsslots zijn voorzien van een afdekplaatje of een
uitbreidingskaart. Zo voorkomt u dat de server beschadigd raakt door
oververhitting.
1. Schuif de server iets uit het rack of verwijder de server
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
3. Druk op de PCI-X Hot Plug knop om de voeding van het slot uit te
schakelen. Als het groene voedingslampje op het slot niet meer knippert,
is de voeding van het slot uitgeschakeld.
4. Open de vergrendeling, en verwijder het afdekplaatje van het
uitbreidingsslot.
) te installeren, voordat PCI-X Hot Plug
).
90 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
5. Ontgrendel de klem (voor uitbreidingskaarten van volledige lengte),
en installeer de PCI-X Hot Plug uitbreidingskaart.
6. Vergrendel de klem (voor uitbreidingskaarten van volledige lengte),
en sluit de vergrendeling.
7. Sluit de benodigde interne of externe kabels aan op de uitbreidingskaart.
8. Druk op de PCI-X Hot Plug knop en wacht tot het voedingslampje continu
groen brandt.
9. Plaats het toegangspaneel terug en ga door met uw werk.
Uitbreidingskaarten 91
PCI-X Hot Plug uitbreidingskaart verwijderen
1. Schuif de server iets uit het rack of verwijder de server
(zie "Server uit het rack schuiven" op pagina 36
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
3. Druk op de PCI-X Hot Plug knop om de voeding van het slot uit te
schakelen. Als het groene voedingslampje op het slot niet meer knippert,
is de voeding van het slot uitgeschakeld.
4. Ontgrendel de klem (voor uitbreidingskaarten van volledige lengte).
5. Til de vergrendeling op en verwijder de kaart uit de server.
VOORZICHTIG: Gebruik de server alleen als alle
uitbreidingsslots zijn voorzien van een afdekplaatje of een
uitbreidingskaart. Zo voorkomt u dat de server beschadigd
raakt door oververhitting.
Als u het onderdeel wilt terugplaatsen, voert u de verwijderingsprocedure
in omgekeerde volgorde uit.
).
92 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
RILOE II kaart
De server wordt geleverd met een iLO voorziening voor beheer op afstand.
Deze voorziening is geïntegreerd op de systeemkaart. De 30-pins Remote
Management connector voor de RILOE II kaart is meegeleverd om de externe
bekabeling te beperken. De 30-pins connector geeft de signalen van de voeding,
het toetsenbord, de muis en andere randapparatuur rechtstreeks door aan de
systeemkaart. Voor een normale werking zijn daarom de externe netvoedingsadapter en de loopbackkabel voor het toetsenbord/de muis niet nodig.
Met de RILOE II kaart kunnen ProLiant servers op afstand worden beheerd.
Zo kan met een standaardwebbrowser op een netwerkclient toegang tot de server
worden verkregen. De kaart biedt toetsenbord-, muis- en videofuncties voor een
hostserver, ongeacht de status van het besturingssysteem van de host of de
hostserver. De voorzieningen van de RILOE II kaart zijn onder andere een
snellere processor voor hogere prestaties, een nieuwe gebruikersinterface om
het bladeren te vergemakkelijken en integratie met LDAP en voorzieningen
voor virtuele diskettes en cd's voor betere serverbeheermogelijkheden.
Door de ingebouwde processor, het geheugen, de netwerkadapter, het ROM en
de standaard externe voedingseenheid is de RILOE II kaart niet afhankelijk van
de hostserver of het besturingssysteem van de hostserver. Dankzij dit ontwerp
heeft u met de RILOE II kaart op afstand toegang tot elke geautoriseerde
netwerkclient en kunt u waarschuwingen versturen en andere beheerfuncties
verrichten.
Uitbreidingskaarten 93
Raadpleeg "Integrated Lights-Out technologie" (op pagina 135)
voor informatie over iLO technologie.
U installeert de RILOE II kaart als volgt:
BELANGRIJK: Installeer de RILOE II kaart in slot 7 om de bekabeling
te vereenvoudigen.
1. Schakel de server uit (zie "Server uitschakelen" op pagina 35).
2. Verwijder het toegangspaneel (zie "Toegangspaneel verwijderen"
op pagina 38
).
3. Installeer de RILOE II kaart in slot 7.
4. Sluit de RILOE II kabel (zie "RILOE II bekabeling" op pagina 122
aan op de 30-pins connector op de systeemkaart.
5. Sluit de RILOE II kabel aan op de RILOE II kaart.
Deze server ondersteunt maximaal vier geheugenkaarten. Elke geheugenkaart
biedt vier DIMM-slots voor een totaal van 16 DIMM-slots in de server. Het
geheugen kan worden uitgebreid door PC2-3200 Registered DDR2 DRAMDIMM's te installeren.
De server ondersteunt diverse AMP-opties (Advanced Memory Protection)
om de bedrijfszekerheid van de server te optimaliseren:
• geavanceerd ECC (zie "Geavanceerd-ECC-geheugen" op pagina 98
• online reservegeheugen (op pagina 100
)
)
• hot-pluggable gespiegeld geheugen (met twee en vier kaarten)
(zie "Hot-pluggable gespiegeld geheugen" op pagina 102
• hot-pluggable RAID-geheugen (zie pagina 105
)
)
Online procedures bestaan uit online toevoeging of online vervanging. Bij online
toevoeging worden extra geheugenbronnen beschikbaar gemaakt voor het
besturingssysteem. Bij online vervanging kunnen defecte of niet optimaal
functionerende DIMM's worden vervangen terwijl de server in bedrijf is.
Het maximaal ondersteunde totale geheugen voor deze server is 64 GB bij
gebruik van vier geheugenkaarten. Het maximaal ondersteunde geheugen
per geheugenkaart is 16 GB bij gebruik van vier 4-GB DIMM's.
96 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Raadpleeg "Single- en dual-rank DIMM’s" (op pagina 98)
voor een overzicht van single- en dual-rank DIMM’s.
Raadpleeg het gedeelte "Locatie van DIMM-slots" (op pagina 26
voor de locatie van DIMM-slots en banktoewijzingen.
Algemene vereisten voor de geheugenconfiguratie
De volgende configuratievereisten gelden ongeacht de AMP-stand:
• DIMM's moeten paarsgewijs worden geïnstalleerd.
• De DIMM-paren in een geheugenbank moeten identieke DIMM's bevatten.
• Plaats de DIMM's altijd in oplopende volgorde per bank: Bank A en
vervolgens Bank B.
• Plaats de geheugenkaarten altijd in oplopende volgorde: kaart 1, kaart 2,
kaart 3 en kaart 4. Wanneer van deze volgorde wordt afgeweken, wordt de
server de volgende keer opgestart in de stand Advanced ECC (zie
"Geavanceerd-ECC-geheugen" op pagina 98
• Dual-rank DIMM's moeten vóór single-rank DIMM's worden geplaatst
(dual-rank DIMM's moeten zich in de onderste bank bevinden).
).
)
Geheugen 97
• In de volgende tabel staan alle geldige combinaties van single- en dual-rank
DIMM-configuraties voor een geheugenkaart. Met "single" wordt een bank
met single-rank DIMM's bedoeld. Met "dual" wordt een bank met dual-rank
DIMM's bedoeld.
OPMERKING: Een bank bevat twee DIMM's.
Configuratie Bank A Bank B
1 Single
2 Single Single
3 Dual
4 Dual Single
5 Dual Dual
• De server kan via het hulpprogramma RBSU worden geconfigureerd voor
elke gewenste AMP-stand. In het hulpprogramma RBSU wordt een
waarschuwing weergegeven als de geselecteerde AMP-stand niet door de
huidige DIMM-configuratie wordt ondersteund. Als de DIMM-configuratie
echter niet overeenkomt met de AMP-stand die is geselecteerd in RBSU,
wordt de server de volgende keer opgestart in de stand Advanced ECC
(zie "Geavanceerd-ECC-geheugen" op pagina 98
. Als dit gebeurt, wordt er
een bericht weergegeven tijdens de POST en knippert het statuslampje voor
de geconfigureerde AMP-stand oranje.
• Lege geheugenkaarten (kaarten waarin geen DIMM's zijn geïnstalleerd)
kunnen in de server worden geïnstalleerd om daarin extra geheugenkaarten
te bewaren.
• Als de server meer dan 4 GB aan geheugen bevat, raadpleegt u de
documentatie bij het besturingssysteem voor aanvullende vereisten.
98 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
Single- en dual-rank DIMM's
PC2-3200 DIMM's zijn single-rank of dual-rank DIMM's. Hoewel het normaal
gesproken niet van belang is om onderscheid te maken tussen deze twee typen
DIMM's, zijn bepaalde vereisten voor de DIMM-configuratie op deze
classificaties gebaseerd.
Er gelden bepaalde configuratievereisten voor single- en dual-rank DIMM's,
waarmee de prestaties kunnen worden geoptimaliseerd. Een dual-rank DIMM is
te vergelijken met twee afzonderlijke DIMM's op dezelfde module. Hoewel een
dual-rank DIMM slechts één DIMM is, fungeert de DIMM als twee aparte
DIMM's. De voornaamste reden voor het bestaan van dual-rank DIMM's is om,
op basis van de huidige DIMM-technologie, een DIMM met de grootst mogelijke
capaciteit te bieden. Als met de maximale DIMM-technologie 2-GB single-rank
DIMM's kunnen worden gemaakt, zou een dual-rank DIMM die van dezelfde
technologie gebruikmaakt, een 4-GB DIMM zijn.
Kennis van het bestaan van single- en dual-rank DIMM's is het enige wat u nodig
heeft om de richtlijnen voor het vullen van geheugenkaarten voor deze server te
begrijpen.
Geavanceerd-ECC-geheugen
Advanced ECC (Geavanceerd ECC) is de standaard-geheugenbeveiligingsstand
voor deze server. In deze stand wordt de server beschermd tegen corrigeerbare
geheugenfouten. Als het aantal corrigeerbare fouten een vooraf gedefinieerde
drempelwaarde overschrijdt, wordt daarvan melding gemaakt. De server valt niet
uit als gevolg van corrigeerbare geheugenfouten.
Advanced ECC (Geavanceerd ECC) biedt extra bescherming ten opzichte van
Standard ECC (Standaard ECC), doordat het mogelijk is om bepaalde
geheugenfouten te corrigeren die anders niet corrigeerbaar zouden zijn en tot een
serverstoring zouden leiden. Terwijl bij Standard ECC (Standaard ECC) enkelbit geheugenfouten kunnen worden gecorrigeerd, kunnen bij Advanced ECC
(Geavanceerd ECC) enkel-bit en multi-bit geheugenfouten worden gecorrigeerd
als alle mislukte bits zich op dezelfde DRAM-eenheid op de DIMM bevinden.
Geheugen 99
De volgende richtlijnen gelden voor geavanceerd-ECC-geheugen:
• Alle algemene geheugenvereisten gelden (zie "Algemene vereisten voor
de geheugenconfiguratie" op pagina 96
).
• De stand Advanced ECC (Geavanceerd ECC) wordt ondersteund met een tot
vier geheugenkaarten.
• Wanneer kaarten worden geplaatst, wordt de AMP-stand niet gewijzigd
terwijl de server in bedrijf is. Een server kan niet worden omgezet van
Advanced ECC (Geavanceerd ECC) naar een andere AMP-stand door een
kaart te plaatsen terwijl de server in bedrijf is. Het plaatsen van kaarten in de
stand Advanced ECC (Geavanceerd ECC) heeft uitsluitend tot doel om extra
geheugenbronnen beschikbaar te maken voor het besturingssysteem.
• Advanced ECC (Geavanceerd ECC) is de enige stand waarin online
toevoeging wordt ondersteund, en is de enige stand waarin de hoeveelheid
geheugen die beschikbaar is voor het besturingssysteem kan worden vergroot
zonder dat de server opnieuw hoeft te worden opgestart.
• Als een geheugenkaart (die DIMM's bevat) wordt ontgrendeld terwijl de
stand Advanced ECC (Geavanceerd ECC) actief is, worden geluidssignalen
en waarschuwingen op het scherm weergegeven.
Voor online toevoeging gelden de hierna aangegeven regels. Bij online
toevoeging wordt een geheugenkaart toegevoegd terwijl de server in bedrijf is
en wordt het extra geheugen beschikbaar gemaakt voor het besturingssysteem
zonder dat de server opnieuw hoeft te worden opgestart.
• Kaarten moeten in oplopende volgorde worden geplaatst.
• Er kunnen een voor een meerdere kaarten online worden toegevoegd aan
dezelfde server. Als een server bijvoorbeeld drie lege geheugenkaartslots
heeft, kunnen drie kaarten online worden toegevoegd.
100 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
• Als u meerdere kaarten online toevoegt, laat u de plaatsing van de kaart
voltooien (zoals aangegeven door de lampjes van de geheugenkaart
("zie Onderdelen en lampjes van de geheugenkaart" op pagina 12
en de logboeken van het besturingssysteem) voordat u een volgende
geheugenkaart plaatst.
VOORZICHTIG: Wanneer de vergrendelingsschakelaar van
de geheugenkaart is ontgrendeld in een stand die geen mogelijkheden
voor online toevoeging of online vervanging ondersteunt, wordt u
gewaarschuwd door middel van geluidssignalen en visuele signalen.
Als u de geheugenkaart op dat moment verwijdert, treedt er een
serverstoring op.
Als u de geluidssignalen en visuele signalen wilt beëindigen, zet u de
vergrendelingsschakelaar van de geheugenkaart terug in de
vergrendelde positie. Deze actie resulteert niet in beschadiging van
gegevens of in een serverstoring.
Als verwijdering van een enkele geheugenkaart is vereist, en het de
enige geheugenkaart betreft, schakelt u de server uit en brengt u de
noodzakelijke wijzigingen in het geheugen aan.
)
Online reservegeheugen
Online reservegeheugen biedt een hoger niveau van geheugenbescherming dan
Advanced ECC (zie "Geavanceerd-ECC-geheugen" op pagina 98
van online reservegeheugen wordt de kans op serverstoringen als gevolg van
niet-corrigeerbare geheugenfouten verkleind.
In deze stand wordt niet optimaal functionerend geheugen dat een hoog
percentage corrigeerbare geheugenfouten krijgt, automatisch uitgeschakeld en
wordt in plaats daarvan een vervangende geheugenset gebruikt. Aangezien
DIMM's die een hoog percentage corrigeerbare geheugenfouten krijgen, een
hogere kans hebben om een niet-corrigeerbare geheugenfout te krijgen (wat tot
een serverstoring leidt), neemt zo de bedrijfszekerheid van de server toe. Het niet
optimaal presterende geheugen kan tijdens geplande stilstand worden vervangen
en vormt geen extra risico voor de server.
Online reservegeheugen wordt ondersteund bij gebruik van één tot vier
geïnstalleerde geheugenkaarten. Op deze server wordt elke geïnstalleerde
geheugenkaart beschermd door het eigen reservegeheugen van de kaart.
Er is geen ondersteuning van het besturingsssyteem vereist.
). Bij gebruik
Geheugen 101
De volgende richtlijnen gelden voor online reservegeheugen:
• Alle algemene geheugenvereisten gelden (zie "Algemene vereisten
voor de geheugenconfiguratie" op pagina 96
).
• Online reservegeheugen ondersteunt 1, 2, 3 of 4 geheugenkaarten.
• Elke kaart moet een geldige configuratie voor online reservegeheugen
hebben. Er is geen sprake van afhankelijkheden bij de configuratie tussen
verschillende geheugenkaarten.
• Elke geheugenkaart omvat een eigen online reservebank. Alle kaarten
werken onafhankelijk van elkaar in de stand voor online reservegeheugen.
De taken van elke kaart kunnen, onafhankelijk van de overige
geheugenkaarten, worden overgenomen door de bijbehorende online
reservebank (failover). Sommige kaarten kunnen in de niet optimaal
presterende stand voor online reservegeheugen staan, terwijl andere nog
in de goed werkende stand voor online reservegeheugen staan.
• De minimaal geldige configuratie voor een geheugenkaart met online
reservegeheugen bestaat uit één bank met dual-rank DIMM's of twee banken
met single-rank DIMM's. Als de server niet aan deze vereisten voldoet,
wordt tijdens de POST een foutbericht weergegeven en wordt de server
ingesteld op Advanced ECC ("zie Geavanceerd-ECC-geheugen" op
pagina 98
).
• De optimale oplossing voor online reservegeheugen wordt automatisch
geconfigureerd.
• Online procedures worden niet ondersteund.
De volgende configuraties worden door HP aanbevolen. Deze configuraties
zorgen voor een optimaal geheugengebruik. Hoewel ook andere configuraties
geldig zijn, wordt daarbij niet de maximale hoeveelheid geïnstalleerd geheugen
beschikbaar gemaakt voor het besturingssysteem.
102 HP ProLiant DL580 Generation 3 server - Gebruikershandleiding
• Als alleen single-rank DIMM's worden gebruikt op een geheugenkaart,
moeten alle DIMM's op die geheugenkaart dezelfde grootte hebben.
• Als alleen dual-rank DIMM's worden gebruikt op een geheugenkaart,
moeten alle DIMM's op die geheugenkaart dezelfde grootte hebben.
• Als zowel single-rank als dual-rank DIMM's worden gebruikt op een
geheugenkaart, moeten de dual-rank DIMM's twee keer zo groot zijn als
een single-rank DIMM.
Na het installeren van de DIMM’s kunt u met het hulpprogramma RBSU
de server configureren (zie "Geheugen configureren" op pagina 115
voor ondersteuning van online reservegeheugen.
Hot-pluggable gespiegeld geheugen
Hot-pluggable gespiegeld geheugen biedt een hoger niveau van
geheugenbescherming dan hetzij Advanced ECC (zie "Geavanceerd-ECCgeheugen" op pagina 98
Bij hot-pluggable gespiegeld geheugen wordt de server beschermd tegen nietcorrigeerbare geheugenfouten die anders tot een serverstoring zouden leiden.
Bij hot-pluggable gespiegeld geheugen kunnen twee exemplaren van alle
geheugengegevens op afzonderlijke geheugenkaarten worden aangehouden.
), hetzij online reservegeheugen (op pagina 100).
)
Als er een niet-corrigeerbare fout wordt gedetecteerd, worden de juiste gegevens
opgehaald van de geheugenkaart die niet defect raakte. Bovendien kunnen bij
hot-pluggable gespiegeld geheugen defecte of niet optimaal functionerende
DIMM's worden vervangen terwijl de server in bedrijf is, zonder dat de server
hoeft te worden uitgeschakeld. De geheugenkaart met de defecte DIMM's kan
worden verwijderd, defecte DIMM's kunnen worden vervangen en de kaart kan
opnieuw in de server worden geplaatst zonder dat dit tot verstoring van het
besturingssysteem leidt.
Hot-pluggable gespiegeld geheugen wordt ondersteund wanneer er twee of vier
geheugenkaarten zijn geïnstalleerd. Er is geen ondersteuning van het
besturingsssyteem vereist.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.