in de uitdrukkelijke garantiebeschrijvingen bij de desbetreffende producten. Geen enkel onderdeel van dit document mag als extra garantie
worden gezien. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Microsoft, Windows en Windows NT zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten.
Windows Server 2003 is een handelsmerk van Microsoft Corporation.
Intel en Pentium zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation of haar dochterondernemingen in de Verenigde
Staten en andere landen.
AMD Athlon is een handelsmerk van Advanced Micro Devices, Inc.
Aanname betreffende de lezer
Dit document is bedoeld voor de persoon die verantwoordelijk is voor het installeren, beheren en
oplossen van problemen met servers en opslagsystemen. HP neemt aan dat u bent gekwalificeerd
voor het onderhoud van computerapparatuur en dat u bent getraind in het herkennen van gevaren
met betrekking tot producten met gevaarlijke energieniveaus.
Interconnect bays, nummering en apparaattoewijzing ........................................................................ 13
Aansluiten op het netwerk ........................................................................................................................14
Server blade installeren............................................................................................................................ 14
Groen = Normaal
Groen knipperend = Bezig met opstarten
Oranje knipperend = Functioneert niet
optimaal
Rood knipperend = Kritieke status
Groen knipperend = Netwerkactiviteit
Uit = Geen verbinding of activiteit
Groen knipperend = Netwerkactiviteit
Uit = Geen verbinding of activiteit
Groen = Activiteit
Uit = Geen activiteit
Groen = Aan
Oranje = Stand-by (reservevoeding
beschikbaar)
Uit = Uit
Onderdelen, identificatie 7
Systeemkaart, onderdelen
Item Omschrijving
1 Duimschroef van systeemkaart
2 Processorsocket 2 (met opvuleenheid)
3 DIMM-slots (6)
4 Gegevensconnector 1 van vaste schijf
5 Gegevensconnector 2 van vaste schijf
6 Voedingsconnector van vaste schijf
7 USB-connector
8 Geïntegreerde netwerkadapters (NIC’s) (2)
9 Mezzanine-connector (alleen type II mezzanine-kaarten)
10 Connector behuizing
11 Duimschroef van systeemkaart
12 Systeemonderhoud, schakelaar
13 Systeembatterij
14 Processorsocket 1 (gevuld)
De symbolen komen overeen met de symbolen op de interconnect bays. Raadpleeg de bij de server
blade meegeleverde HP ProLiant BL260c Generation 5 server blade Installatie-instructies voor meer informatie.
Systeemonderhoud, schakelaar
Positie Functie Standaard
1 iLO 2-beveiliging negeren Uit
2 Configuratie vergrendelen Uit
3 Gereserveerd Uit
4 Gereserveerd Uit
Onderdelen, identificatie 8
Positie Functie Standaard
5 Wachtwoord uitschakelen Uit
6 Configuratie herstellen Uit
7 Gereserveerd Uit
8 Gereserveerd Uit
Als de systeemonderhoudsschakelaar op positie 6 in de stand Aan wordt gezet, kunt u alle
systeemconfiguratie-instellingen van zowel het CMOS als het NVRAM wissen.
VOORZICHTIG: als u de CMOS en/of NVRAM wist, wordt alle configuratie-informatie
verwijdert. Zorg ervoor dat u de server correct configureert. Doet u dit niet dan kan er
gegevensverlies optreden.
SUV-kabel klasse C HP Blade
Item Connector Omschrijving
1 Server blade Hiermee kunt u een apparaat op de
SUV-connector op het voorpaneel van
de server blade aansluiten
2 Video Hierop sluit u een monitor aan
3 USB Hiermee kunt u maximaal twee USB-apparaten
aansluiten
4 Serieel Hierop kan door bevoegd
onderhoudspersoneel de seriële kabel van
een nulmodem worden aangesloten voor het
uitvoeren van geavanceerde
diagnoseprocedures
Onderdelen, identificatie 9
Bediening
Server blade inschakelen
De behuizing start een automatische opstartprocedure nadat de server blade is geïnstalleerd. Als de
standaardinstelling wordt gewijzigd, gebruikt u een van de volgende methoden om de server blade
op te starten:
•
Gebruik de functie Virtuele aan/uit-knop van iLO 2.
•
Druk de aan/stand-byknop in en laat de knop weer los.
Als de server blade van de stand-bymodus overgaat in de actieve modus, verandert het oranjekleurige
systeemlampje in groen.
Raadpleeg de Setup- en installatiehandleiding van de behuizing op de website van HP
(http://www.hp.com/support
) voor meer informatie over de behuizing.
Raadpleeg “Integrated Lights-Out 2-technologie (op pagina 50)” voor meer informatie over iLO 2.
Server blade uitschakelen
Maak een back-up van cruciale gegevens en programma’s op de server voordat u de server blade
uitschakelt om upgrades of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
Afhankelijk van de behuizingsconfiguratie gebruikt u een van de volgende methoden om de server blade
uit te schakelen:
•
Gebruik de functie Virtuele aan/uit-knop van iLO 2.
Hiermee kunt u toepassingen en besturingssysteem gecontroleerd op afstand uitschakelen, voordat
de server blade in de stand-bymodus komt.
•
Druk de aan/stand-byknop in en laat de knop weer los.
Hiermee kunt u toepassingen en besturingssysteem gecontroleerd uitschakelen, voordat de server
blade in de stand-bymodus komt.
•
Druk op de aan/stand-byknop en houd deze meer dan 4 seconden ingedrukt om de server blade uit
te schakelen.
Hiermee schakelt u de server blade in de stand-bymodus zonder toepassingen en besturingssysteem
netjes af te sluiten. Dit is een noodprocedure om af te sluiten voor het geval een toepassing blijft
hangen.
BELANGRIJK: als de server blade in de stand-bystand staat, is de reservevoeding nog steeds
ingeschakeld. Als u de server blade volledig wilt uitschakelen, verwijdert u de server blade uit
de behuizing.
Nadat u opdracht voor een virtuele uitschakeling hebt gegeven, controleert u of de server blade in de
stand-bystand wordt geplaatst (het voedingslampje wordt oranje).
Bediening 10
Server blade verwijderen
U verwijdert het onderdeel als volgt:
1.
Zoek de juiste server blade op.
2.
Schakel de server blade uit (zie pagina 10).
3.
Verwijder de server blade.
4.
Plaats de server blade op een vlak, horizontaal werkoppervlak.
Toegangspaneel verwijderen
U verwijdert het onderdeel als volgt:
1.
Schakel de server blade uit (zie pagina 10).
2.
Verwijder de server blade (zie pagina 11).
3.
Druk op de vrijgaveknop van het toegangspaneel.
4.
Schuif het toegangspaneel naar de achterkant van de server blade en til het paneel vervolgens op
om het te verwijderen.
Toegangspaneel installeren
1.
Plaats het toegangspaneel boven op de server blade.
2.
Schuif het toegangspaneel naar voren totdat het vastklikt.
Bediening 11
Instellingen uitvoeren
Overzicht
Voer de volgende stappen uit om een server blade te installeren:
1.
Installeer en configureer een klasse C HP BladeSystem-behuizing.
2.
Installeer alle server blade-opties.
3.
Installeer interconnectmodules in de behuizing.
4.
Sluit de interconnectmodules aan op het netwerk.
5.
Installeer een blade server.
6.
Voltooi de configuratie van de server blade.
Klasse C HP BladeSystem-behuizing installeren
Installeer eerst een klasse C HP BladeSystem-behuizing voordat u bepaalde procedures op de server
blade uitvoert.
) vindt u de meest actuele
Op de website van HP (http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
documentatie voor server blades en andere HP BladeSystem-onderdelen.
Er is ook documentatie te vinden op de volgende plaatsen:
•
Documentatie-cd die bij de behuizing geleverd is
•
Website van het HP Business Support Center (http://www.hp.com/support)
•
Website voor HP Technische documentatie (http://docs.hp.com)
Server blade-opties installeren
Als u de server blade wilt installeren en initialiseren, moet u eerst eventuele opties voor de
server blade installeren, zoals een extra processor, vaste schijf of mezzanine-kaart. Raadpleeg
de HP ProLiant BL260c Generation 5 server blade Gebruikershandleidingop de website van
) voor informatie over de installatie
HP (http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
van server blade-opties.
Interconnectmodules installeren
Raadpleeg de documentatie die bij de interconnectmodule wordt geleverd voor procedures om
interconnectmodules te installeren.
Instellingen uitvoeren 12
Interconnect bays, nummering en apparaattoewijzing
•
HP BladeSystem c7000-behuizing
•
HP BladeSystem c3000-behuizing
Installeer ter ondersteuning van bepaalde signalen in netwerkverbindingen een interconnectmodule in het
vak dat bestemd is voor de ingesloten netwerkadapter- of mezzanine-signalen.
Signaal server blade c7000 interconnect bay c3000 interconnect bay Labels interconnect bay
Netwerkadapter 1
(ingesloten)
Netwerkadapter 2
(ingesloten)
Mezzanine Vakken 5 en 6 Vakken 3 en 4
1 1
2 1
Vakken 7 en 8 Vakken 3 en 4
Instellingen uitvoeren 13
De server blade levert geen mezzanine-signalen aan interconnect bays 3 en 4 (c7000-behuizing) of interconnect
bay 2 (c3000-behuizing).
Raadpleeg de installatieposter van de HP BladeSystem-behuizing of de Setup- en installatiehandleiding
van de HP BladeSystem-behuizing op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
van poorten.
Aansluiten op het netwerk
Voor aansluiting van het HP BladeSystem op een netwerk, moet elke behuizing geconfigureerd worden
met netwerkinterconnectapparaten, om signalen tussen de server blades en het externe netwerk te
beheren.
Er zijn twee soorten interconnectmodules beschikbaar voor klasse C HP BladeSystem-behuizingen:
pass-thru-modules en schakelmodules. Raadpleeg de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/interconnects
interconnectmoduleopties.
) voor gedetailleerde informatie over het toewijzen
) voor meer informatie over
Server blade installeren
VOORZICHTIG: gebruik de behuizing alleen als alle bays zijn gevuld met een onderdeel of
een opvuleenheid. Zo voorkomt u een onjuiste koeling waardoor de server beschadigd kan
1.
raken door oververhitting.
Verwijder de opvuleenheid van de apparaatbay.
Instellingen uitvoeren 14
2.
Verwijder het beschermkapje van de behuizingsconnector.
3.
Bereid de server blade voor op de installatie.
Instellingen uitvoeren 15
4.
Installeer de server blade.
Configuratie voltooien
Raadpleeg de overzichtskaart die bij de behuizing wordt geleverd voor het voltooien van de configuratie
van de server blade en het HP BladeSystem.
Instellingen uitvoeren 16
Hardwareopties installeren
Inleiding
Als er meer dan één optie wordt geïnstalleerd, leest u de installatie-instructies voor alle hardwareopties
en zoekt u vergelijkbare stappen in de diverse procedures om het installatieproces vlot te laten verlopen.
WAARSCHUWING: laat de schijfeenheden en interne systeemonderdelen afkoelen voordat
u deze aanraakt om het risico van brandwonden te beperken.
VOORZICHTIG: zorg voor een goede aarding van de server voordat u met een
installatieprocedure begint. Zo beperkt u het risico van schade aan elektrische onderdelen.
Een onjuiste aarding kan elektrostatische ontlading veroorzaken.
Vaste-schijfoptie
WAARSCHUWING: laat de schijfeenheden en interne systeemonderdelen afkoelen voordat
U installeert het onderdeel als volgt:
1.
2.
3.
4.
u deze aanraakt om het risico van brandwonden te beperken.
Schakel de server blade uit (zie pagina 10).
Verwijder de server blade (zie pagina 11).
Verwijder het toegangspaneel (zie pagina 11).
Koppel de voedings- en gegevenskabel van de vaste schijf los van de systeemkaart.
Hardwareopties installeren 17
5.
Verwijder de kooi voor de harde schijf en de beschermbalken.
6.
Open de kooi van de vaste schijf.
Hardwareopties installeren 18
7.
Installeer de vaste schijf.
8.
Sluit de kabel op de vaste schijf aan en sluit de kooi van de vaste schijf.
Hardwareopties installeren 19
9.
Zoek de T-15-schroeven op de kooi van de vaste schijf en de beschermbalken.
10.
Monteer de vier T-15-schroeven.
Hardwareopties installeren 20
11.
Monteer de kooi van de vaste schijf en de beschermbalken.
12.
Leid de gegevens- en voedingskabel van de vaste schijf naar de systeemkaart.
13.
Installeer het toegangspaneel (zie pagina 11).
14.
Installeer de server blade (“Server blade installeren“ op pagina 14).
15.
Bepaal de status van de vaste schijf aan de hand van het activiteitslampje van de vaste schijf
(“Voorpaneel, lampjes en knoppen“ op pagina 7).
Hardwareopties installeren 21
Processoroptie
WAARSCHUWING: laat de schijfeenheden en interne systeemonderdelen afkoelen voordat
u deze aanraakt, om het risico van brandwonden te beperken.
VOORZICHTIG: ga als volgt te werk om schade aan de systeemkaart te voorkomen:
• Raak de contactpunten van de processorsocket niet aan.
• Breng altijd het beschermkapje van de processorsocket aan nadat u de processor uit
de socket hebt verwijderd.
• Verdraai of verschuif de processor niet wanneer u deze in de socket plaatst.
VOORZICHTIG: ga als volgt te werk om schade aan de processor te voorkomen:
• Pak de processor alleen aan de randen vast.
• Raak de onderkant, en met name het contactgebied, van de processor niet aan.
VOORZICHTIG: configuraties met meerdere processoren moeten processoren met hetzelfde
artikelnummer bevatten om mogelijke serverstoringen en schade aan de apparatuur te
voorkomen.
VOORZICHTIG: vul processorsocket 2 altijd met een processor en een koelelement of
een beschermkapje voor de processorsocket en een opvuleenheid voor een koelelement.
Zo voorkomt u dat de server blade mogelijk oververhit kan raken.
VOORZICHTIG: het materiaal van de thermische interface van het koelelement is niet
herbruikbaar en moet worden vervangen als het koelelement na de installatie uit de
processor wordt verwijderd.
BELANGRIJK: lijn bij de installatie van het koelelement de geleidingspennen op de
processorsocketbeugel uit met de uitlijningsopeningen in het koelelement.
BELANGRIJK: processorsocket 1 moet altijd gevuld zijn. Als processorsocket 1 leeg is, kan de
server blade niet worden opgestart.
OPMERKING: gooi het afdekkapje voor de processorsocket niet weg. Breng altijd het
beschermkapje van de processorsocket aan nadat u de processor uit de socket hebt
verwijderd.
BELANGRIJK: wanneer u de processorsnelheid wilt upgraden of extra processoren wilt
toevoegen, werk dan voordat u de processor installeert het systeem-ROM bij.
U installeert het onderdeel als volgt:
1.
Werk het systeem-ROM bij met een standaard flash-ROM. Raadpleeg “Systeem actueel houden
(zie pagina 58)” voor meer informatie over het bijwerken van het systeem-ROM.
2.
Schakel de server blade uit (zie pagina 10).
3.
Verwijder de server blade (zie pagina 11).
4.
Verwijder het toegangspaneel (zie pagina 11).
Hardwareopties installeren 22
5.
Koppel de voedings- en gegevenskabel van de vaste schijf los van de systeemkaart.
6.
Verwijder de kooi voor de harde schijf en de beschermbalken.
Hardwareopties installeren 23
7.
Verwijder de opvuleenheid voor het koelelement. Bewaar de opvuleenheid voor het koelelement
voor toekomstig gebruik.
8.
Open de processorvergrendeling en de processorsocketbeugel.
Hardwareopties installeren 24
9.
Verwijder het beschermkapje van de processorsocket.
BELANGRIJK: zorg ervoor dat u de processor niet per ongeluk uit de installatietool verwijdert.
10.
Plaats de processor voorzichtig terug in de installatietool wanneer deze daaruit is verwijderd.
Hardwareopties installeren 25
11.
Lijn de processorinstallatietool uit met de socket en installeer de processor.
12.
Druk stevig aan totdat de processorinstallatietool klikt en los komt van de processor.
Verwijder vervolgens de tool.
Hardwareopties installeren 26
13.
Sluit de processorsocketbeugel en de processorvergrendeling.
14.
Verwijder het beschermkapje voor de thermische interface van het koelelement.
VOORZICHTIG: bevestig de vergrendelingsschroeven van het koelelement in diagonaal
tegenover elkaar geplaatste paren (in een “X”-patroon).
Hardwareopties installeren 27
15.
Installeer het koelelement.
16.
Monteer de kooi van de vaste schijf en de beschermbalken.
Hardwareopties installeren 28
17.
Leid de gegevens- en voedingskabel van de vaste schijf naar de systeemkaart.
18.
Installeer het toegangspaneel (zie pagina 11).
19.
Installeer de server blade (“Server blade installeren“ op pagina 14).
Geheugenopties
U kunt het geheugen van de server uitbreiden door PC2-5300 geregistreerde DDR2 SDRAM DIMM’s
te installeren. Elke server ondersteunt maximaal 24 GB geheugen met zes DIMM’s van elk 4 GB.
Raadpleeg “Systeemkaartonderdelen (zie pagina 8)” voor informatie over de locaties van DIMM-slots
Advanced ECC-geheugen
DIMM, installatierichtlijnen
en banktoewijzingen.
Advanced ECC-geheugen is de standaardmodus voor geheugenbescherming voor deze server blade.
In deze stand wordt de server blade beschermd tegen corrigeerbare geheugenfouten. Als het aantal
corrigeerbare fouten een vooraf gedefinieerde drempelwaarde overschrijdt, wordt daarvan melding
gemaakt. De server blade valt niet uit als gevolg van corrigeerbare geheugenfouten. Advanced ECC
biedt extra bescherming ten opzichte van Standard ECC, doordat het mogelijk is om bepaalde
geheugenfouten te corrigeren die anders niet corrigeerbaar zouden zijn en tot een storing bij de server
blade zouden leiden.
Terwijl bij Standard ECC enkel-bit geheugenfouten kunnen worden gecorrigeerd, kunnen bij Advanced
ECC enkel-bit en multi-bit geheugenfouten worden gecorrigeerd als alle mislukte bits zich op dezelfde
DRAM-eenheid op de DIMM bevinden.
Let bij de installatie van DIMM’s op het volgende:
Installeer DIMM’s altijd in dezelfde volgorde (1A, 2B, 3C, 4D, 5E en 6F).
Hardwareopties installeren 29
•
Als er slechts een DIMM is geïnstalleerd, raadt HP aan deze in slot 1A te plaatsen.
•
In de volgende tabel vindt u alle ondersteunde combinaties van configuraties met een, twee en vier
DIMM’s. “Een” betekent een slot/bank met een enkele DIMM. “Twee” betekent een slot/bank met
twee DIMM’s. “Vier” betekent een slot/bank met vier DIMM’s.
1 Een, twee of vier — — — — —
2 Een Een — — — —
3 Een Een Een Een — —
4 Een Een Een Een Een Een
5 Twee Twee — — — —
6 Twee Twee Twee Twee — —
7 Twee Twee Twee Twee Twee Twee
8 Een Een Twee Twee — —
9 Twee Twee Een Een — —
10 Een Een Een Een Twee Twee
11 Een Een Twee Twee Twee Twee
12 Vier Vier — — — —
13 Twee Twee Vier Vier — —
14 Een Een Vier Vier — —
DIMM’s installeren
1.
Schakel de server blade uit (zie pagina 10).
2.
Verwijder de server blade (zie pagina 11).
3.
Verwijder het toegangspaneel (zie pagina 11).
4.
Open de vergrendelingen van het DIMM-slot.
5.
Installeer de DIMM.
Hardwareopties installeren 30
6.
Installeer het toegangspaneel (zie pagina 11).
7.
Installeer de server blade (“Server blade installeren“ op pagina 14).
Optionele mezzanine-kaart
De optionele mezzanine-kaarten worden geclassificeerd als mezzanine-kaarten type I of type II. De server
blade ondersteunt alleen type II mezzanine-kaarten.
Optionele mezzanine-kaarten maken netwerkaansluiting mogelijk en bieden Fibre Channel-ondersteuning.
Raadpleeg de onderdelen van de systeemkaart (op pagina 8) voor de locaties van mezzanine-kaarten.
Raadpleeg de HP ProLiant BL260c Generation 5 server blade Installatie-instructies of “Interconnectbays,
nummering en apparaattoewijzing (zie pagina 13)” voor informatie over het toewijzen van mezzaninekaarten.
U installeert het onderdeel als volgt:
1.
Schakel de server blade uit (zie pagina 10).
2.
Verwijder de server blade (zie pagina 11).
3.
Verwijder het toegangspaneel (zie pagina 11).
4.
Verwijder het mezzanine-connectorkapje.
Hardwareopties installeren 31
5.
Installeer de mezzanine-kaart. Druk de kaart op de connector naar beneden om de kaart
vast te zetten.
6.
Installeer het toegangspaneel (zie pagina 11).
7.
Installeer de server blade (“Server blade installeren“ zie pagina 14).
Hardwareopties installeren 32
Bekabeling
Vaste schijf, bekabeling
VOORZICHTIG: als u kabels legt, zorg er dan altijd voor dat de kabels niet kunnen worden
doorgeprikt of kunnen gaan rafelen.
SUV-kabel voor klasse C HP Blade gebruiken
De gebruiker kan met de SUV-kabel voor klasse C HP Blades rechtstreeks video- en USB-apparaten
op de server blade aansluiten en zo de server blade beheren, configureren en er diagnoseprocedures
op uitvoeren. Raadpleeg “SUV-kabel voor klasse C HP Blade (zie pagina 9)” voor informatie over
SUV-kabelconnectoren.
Lokale verbinding maken tussen server blade en
video- of USB-apparaten
Gebruik de SUV-kabel om een monitor en een van de volgende USB-apparaten aan te sluiten:
•
USB-hub
•
USB-toetsenbord
•
USB-muis
Bekabeling 33
•
USB-cd/dvd-rom-station
•
USB-diskettestation
Tal van configuraties zijn mogelijk. In dit gedeelte worden twee mogelijke configuraties beschreven.
Raadpleeg “USB-ondersteuning en -functionaliteit (zie pagina 55)” voor meer informatie.
Toegang tot server blade via lokale KVM
Voor deze configuratie is geen USB-hub noodzakelijk. Gebruik een USB-hub als u extra apparaten wilt
aansluiten.
VOORZICHTIG: druk de vrijgaveknoppen aan de zijkanten van de connector altijd samen
voordat u de SUV-kabel van de connector loskoppelt. Als u dit niet doet, kunt u de apparatuur
1.
2.
3.
4.
beschadigen.
Sluit de SUV-kabel aan op de server blade.
Sluit de videoconnector aan op een monitor.
Sluit een USB-muis aan op de ene USB-connector.
Sluit een USB-toetsenbord aan op de andere USB-connector.
Item Omschrijving
1 Monitor
2 USB-muis
3 SUV-kabel voor klasse C HP Blade
4 Server blade
5 Videoconnector
6 USB-toetsenbord
Bekabeling 34
Toegang tot server blade via lokale media-apparaten
Gebruik de volgende configuratie bij het configureren van een server blade of het laden van
softwareupdates en patches vanaf een USB-cd/dvd-rom of een USB-diskette.
Gebruik een USB-hub als u een USB-diskettestation en/of USB-cd-rom-station aansluit op de server blade.
De USB-hub biedt extra aansluitmogelijkheden.
1.
Sluit de SUV-kabel aan op de server blade.
2.
Sluit de videoconnector aan op een monitor.
3.
Sluit een USB-hub aan op de ene USB-connector.
4.
Sluit de volgende apparaten aan op de USB-hub:
o
USB-cd/dvd-rom-station
o
USB-toetsenbord
o
USB-muis
o
USB-diskette
ItemOmschrijving
1 Monitor
2 USB-muis
3 SUV-kabel voor klasse C HP Blade
4 Server blade
5 USB-hub
6 USB-toetsenbord
7 USB-cd/dvd-rom-station of diskettestation
Bekabeling 35
Configuratie en hulpprogramma’s
Implementatiehulpmiddelen voor server blades
Softwarestuurprogramma’s en extra onderdelen
HP biedt de volgende extra softwareonderdelen voor server blades:
•
Health- en Wellness-stuurprogramma en IML-viewer
•
Stuurprogramma voor iLO 2-beheerinterface
•
Interfaceservice voor rackinfrastructuur
Voor gebruikers van het Microsoft® Windows®-besturingssysteem zijn deze items meegeleverd
met de HP ProLiant iLO 2 Standard Blade Edition, die beschikbaar is op de website van HP
(http://www.hp.com/servers/lights-out
).
Gebruikers van Linux-besturingssystemen kunnen deze onderdelen downloaden van de website van HP
).
) voor meer informatie over
(http://www.hp.com/products/servers/linux
Raadpleeg de website van HP
(http://h18000.www1.hp.com/products/servers/linux/documentation.html
het gebruik van deze onderdelen bij een Linux-besturingssysteem.
Geavanceerd beheer van klasse C HP BladeSystem
iLO 2 is een standaardonderdeel van klasse C ProLiant server blades waarmee u de conditie van
de server kunt optimaliseren en server blades op afstand kunt beheren. De functies kunnen worden
gebruikt via een netwerkclient met een ondersteunde webbrowser. Naast andere functies, biedt
iLO 2 toetsenbord-, muis- en videomogelijkheden (tekst en grafische afbeeldingen) voor een server
blade, ongeacht de status van het hostbesturingssysteem of de hostserver blade.
iLO 2 is voorzien van een intelligente microprocessor, beveiligd geheugen en een speciale
netwerkinterface. Door dit ontwerp is iLO 2 niet afhankelijk van de hostserver blade en het
besturingssysteem daarvan. iLO 2 biedt externe toegang voor elke geautoriseerde netwerkclient,
verstuurt waarschuwingen en biedt andere functies voor het beheer van server blades.
Met behulp van een ondersteunde webbrowser hebt u de volgende mogelijkheden:
•
De console van de hostserver blade op afstand besturen. U kunt onder andere alle schermen
in grafische stand en tekststand bedienen en u beschikt over alle functies van het toetsenbord
en de muis
•
De hostserver blade op afstand inschakelen, uitschakelen en opnieuw opstarten
•
Een hostserver blade op afstand opstarten naar een Virtual Media-image om een ROM-upgrade uit
te voeren of een besturingssysteem te installeren
•
Waarschuwingen van iLO 2 verzenden ongeacht de status van de hostserver blade
Configuratie en hulpprogramma’s 36
•
Toegang verkrijgen tot de geavanceerde voorzieningen voor probleemoplossing van iLO 2
•
Een webbrowser starten, SNMP-waarschuwingen gebruiken en diagnoses uitvoeren voor de
server blade met HP SIM
•
Statische IP-instellingen configureren voor server bladeslots voor de speciale netwerkadapters
voor iLO 2-beheer op elke server blade in een behuizing, voor een snellere inbedrijfstelling
Om met iLO 2 een verbinding te maken met de server blade installeert u de server blade in een
behuizing. De behuizing wijst een IP-adres toe om de iLO 2-connectiviteit met de server blade in te
schakelen.
Het tabblad c-Class stelt u in staat specifieke instellingen te besturen voor het HP BladeSystem. iLO 2 biedt
tevens statusinformatie via het web voor de configuratie van het HP BladeSystem.
Raadpleeg de HP Integrated Lights-Out User Guide (HP Integrated Lights-Out Gebruikershandleiding) op
de website van HP (http://www.hp.com/servers/lights-out
PXE-implementatie via het netwerk
PXE is een onderdeel van de Intel® WfM-specificatie. Het PXE-model stelt server blades in staat om
een NBP te laden en uit te voeren vanaf een PXE-server en om een vooraf geconfigureerde image uit
te voeren. De image kan een besturingssysteem-image zijn die is gemaakt via hulpprogramma’s of
een opstartdiskette-image. Met deze functie kan een gebruiker een server blade configureren en een
besturingssysteem installeren via een netwerk.
) voor meer informatie over iLO 2.
Implementatieoverzicht
Als een doelserver blade die PXE ondersteunt, wordt opgestart, ontvangt deze een IP-adres van een
DHCP-server. De doelserver blade ontvangt de naam van de NBP van de bijbehorende opstartserver.
Vervolgens maakt de doelserver blade gebruik van TFTP om de NBP te downloaden van de opstartserver
en wordt de image uitgevoerd.
BELANGRIJK: als u verbinding wilt maken met een netwerk met een Pass-Thru-module, moet
u de Pass-Thru-module altijd aansluiten op een netwerkapparaat dat Gigabit-snelheden
ondersteunt.
OPMERKING: de werkelijke NIC-nummers zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals
het besturingssysteem dat is geïnstalleerd op de server blade.
Voor elke server blade die wordt geïmplementeerd, moet de PXE-server worden aangesloten op de
netwerkadapter die is aangewezen voor PXE. De server blade wijst standaard PXE-functies toe aan
NIC 1, maar elk van de NIC’s uit de NC-serie kan worden aangewezen voor PXE in RBSU. Raadpleeg
de documentatie bij de server blade voor de locaties van de NIC-connectoren.
Als u een besturingssysteem wilt implementeren op meerdere server blades, installeert u een
PXE-implementatieserver op een netwerk.
Configuratie en hulpprogramma’s 37
Implementatie-infrastructuur
BELANGRIJK: als u verbinding wilt maken met een netwerk met een Pass-Thru-module,
moet u de Pass-Thru-module altijd aansluiten op een netwerkapparaat dat Gigabit-snelheden
ondersteunt.
Als u een PXE-implementatie-infrastructuur wilt opzetten via een netwerk, moet u aan de volgende
software- en minimale hardwarevereisten voldoen:
•
Client-pc (beheerwerkstation)
o
AMD Athlon™ XP-processor (700 MHz of meer aanbevolen), AMD Athlon™ 64-processor of
Intel® Pentium® III-processor of hoger (700 MHz of meer aanbevolen)
o
128 MB RAM
o
Microsoft® Windows® 2000 Professional of Microsoft® Windows® XP als besturingssysteem
o
Microsoft® Internet Explorer 5.5 of hoger met 128-bits codering
o
Ethernet-netwerkadapter met 10/100 RJ-45-connector
o
TCP/IP-netwerkprotocol en een IP-adres dat compatibel is met een van de volgende: het IP-adres
voor de iLO 2-diagnosepoort of een toegewezen DHCP- of statisch IP-adres
Een van de volgende JRE-versies (Java™ Runtime Environment):
1.3.1_02
1.3.1_07
1.3.1_08
1.4.1 (uitsluitend voor Windows®-gebruikers)
1.4.2 (uitsluitend voor Linux-gebruikers)
Download de JRE-versies (Java™ Runtime Environment) van de website van HP
(http://java.sun.com/products/archive/index.html
•
DHCP-server (voor toewijzing van IP-adres)
o
AMD Athlon™ XP-processor (700 MHz of meer aanbevolen), AMD Athlon™ 64-processor of
Intel® Pentium® of Pentium® II-processor of hoger (200 MHz of meer aanbevolen)
o
64 MB RAM
o
64 MB vrije ruimte op de vaste schijf
o
Netwerkadapter van 10 Mbps
•
Server voor PXE-implementatie (opslag van opstart-images)
o
AMD Athlon™ XP-processor (700 MHz of meer aanbevolen), AMD Athlon™ 64-processor of
Intel® Pentium® III-processor of hoger (500 MHz aanbevolen)
o
256 MB RAM
o
Netwerkadapter van 10 Mbps
o
Cd-rom-station
).
Configuratie en hulpprogramma’s 38
•
Windows® repository-server (Windows®- of Linux-implementatie)
o
Besturingssysteem Windows® 2000 of Windows Server™ 2003 geïnstalleerd
o
Netwerkverbinding
o
Cd-rom-station
o
1,5 GB vrije ruimte op de vaste schijf
o
TCP/IP-netwerkprotocol en een IP-adres dat compatibel is met een van de volgende: het IP-adres
voor de iLO 2-diagnosepoort of een toegewezen DHCP- of statisch IP-adres
o
Cd-rom-station en/of diskettestation
o
Een van de volgende JRE-versies (Java™ Runtime Environment):
1.3.1_02
1.3.1_07
1.3.1_08
1.4.1 (uitsluitend voor Windows®-gebruikers)
1.4.2 (uitsluitend voor Linux-gebruikers)
Download de JRE-versies (Java™ Runtime Environment) van de website van HP
(http://java.sun.com/products/archive/index.html
).
•
Netwerkserver met geïnstalleerd besturingssysteem
Implementatiemethoden
Er worden vier primaire implementatiemethoden ondersteund:
BELANGRIJK: als u een server blade wilt implementeren zonder het RDP, maakt u een
•
•
•
•
PXE-implementatie
PXE stelt server blades in staat om via het netwerk een image te laden vanaf een PXE-server en om
dit vervolgens uit te voeren in het geheugen. De eerste netwerkadapter op de server blade is de
standaardnetwerkadapter voor het opstarten via PXE, maar elk van de andere netwerkadapters uit
de NC-serie kan worden geconfigureerd voor het opstarten via PXE. Raadpleeg “PXE-implementatie
via het netwerk” (zie pagina 37) voor meer informatie.
opstartdiskette of image van een opstartdiskette.
PXE-implementatie (zie pagina 39)
Cd-rom-implementatie (zie pagina 40)
Diskette-image-implementatie (op pagina 41)
SAN-configuratie (zie pagina 42)
OPMERKING: de werkelijke NIC-nummers zijn afhankelijk van verschillende factoren, zoals
het besturingssysteem dat is geïnstalleerd op de server blade.
HP adviseert het gebruik van een van de volgende methoden voor PXE-implementatie:
•
HP ProLiant Essentials RDP (“HP ProLiant Essentials Rapid Deployment Pack“ op pagina 40)
•
SmartStart Scripting Toolkit (zie pagina 43)
Configuratie en hulpprogramma’s 39
HP ProLiant Essentials Rapid Deployment Pack
OPMERKING: als u server blades wilt implementeren in een bestaande behuizing voor server
blades, gebruikt u altijd de meest recente versie van het RDP die beschikbaar is op de website
van HP (http://www.hp.com/servers/rdp
).
De RDP-software vormt de geprefereerde methode voor snelle, grootschalige serverimplementaties. In de
RDP-software zijn twee krachtige producten geïntegreerd: Altiris Deployment Solution en de HP ProLiant
Integration Module.
De intuïtieve grafische gebruikersinterface van de console van de Altiris Deployment Solution biedt
eenvoudige bewerkingen via aanwijzen-en-klikken en slepen-en-neerzetten, waarmee u doelservers, met
inbegrip van server blades, op afstand kunt implementeren. Met deze oplossing kunt u image- of
scriptfuncties uitvoeren en software-images onderhouden.
Meer informatie over het RDP vindt u op de cd met de HP ProLiant Essentials Rapid Deployment Pack of
op de website van HP (http://www.hp.com/servers/rdp
Implementatie via cd-rom
Bij cd-rom-implementatie wordt een opstart-cd gebruikt die scripts uitvoert voor het configureren van de
hardware en het installeren van het besturingssysteem. Nadat het besturingssysteem is geconfigureerd,
kan de server blade toegang krijgen tot het netwerk om de scripts en bestanden te zoeken die nodig zijn
voor implementatie. Sluit de server blade aan op het netwerk voordat u het implementatieproces start.
OPMERKING: meer informatie over hardware- en bekabelingsconfiguraties kunt u vinden in de
documentatie bij de behuizing.
).
Er zijn twee methoden voor cd-rom-implementatie beschikbaar:
•
Virtuele cd-rom van iLO
•
USB-cd-rom
Virtuele cd-rom van iLO
U kunt als volgt een opstart-cd implementeren:
1.
Voer een van de volgende acties uit:
o
Plaats de opstart-cd in de client-pc die gebruikmaakt van de externe console van iLO 2.
o
Gebruik iLO 2 om een image-bestand te maken van de opstart-cd.
o
Kopieer de image van de opstart-cd naar een locatie op het netwerk of naar de vaste schijf van
de client-pc.
2.
Zoek op afstand toegang tot de server blade via iLO 2. Raadpleeg “Geavanceerd beheer van
klasse C HP BladeSystem” (zie pagina 36) voor meer informatie.
3.
Klik op het tabblad Virtual Devices (Virtuele apparaten).
4.
Selecteer Virtual Media (Virtuele media).
5.
Gebruik de applet Virtuele media om de lokale cd of het image-bestand te selecteren en sluit de
virtuele cd aan op de server blade.
6.
Gebruik de functie Virtuele aan/uit-knop van iLO 2 om de server blade opnieuw op te starten.
7.
Volg nadat de server blade is opgestart de normale procedure voor netwerkinstallatie voor het
besturingssysteem.
Configuratie en hulpprogramma’s 40
USB-cd-rom
Bij deze methode wordt SmartStart gebruikt om het laden van het besturingssysteem te vereenvoudigen.
SmartStart maakt echter ook het handmatig laden van besturingssysteem en stuurprogramma’s mogelijk.
U kunt als volgt een opstart-cd implementeren:
1.
Gebruik de SUV-kabel voor klasse C HP Blades om een USB-cd-rom-station op de server blade aan
te sluiten. Raadpleeg “Lokale verbinding maken tussen server blade en video- of USB-apparaten”
(zie pagina 33) voor meer informatie.
2.
Plaats de opstart-cd in het USB-cd-rom-station.
3.
Start de server blade opnieuw op.
4.
Volg nadat de server blade is opgestart de normale installatieprocedure voor een besturingssysteem.
Windows Server™ 2003 kan niet vanaf een USB-cd-rom op de SUV-kabel voor klasse C HP Blades
worden geïnstalleerd als de vaste schijf helemaal leeg is (er geen partities zijn gedefinieerd). U kunt
Windows Server™ 2003 installeren met behulp van een van de volgende methoden:
•
Maak een partitie op de vaste schijf waarop Windows Server™ 2003 zal worden geladen.
•
Gebruik de SmartStart-cd 7.60 of hoger.
•
Gebruik het Rapid Deployment Pack. Raadpleeg de website van HP
(http://h18013.www1.hp.com/products/servers/management/rdp.html?jumpid=
reg_R1002_USEN
) voor instructies.
Implementatie via diskette-image
Als een gebruiker implementatie via een diskette-image wil gebruiken, maakt hij of zij een op DOS
gebaseerde opstartdiskette met netwerkondersteuning die een script uitvoert waarmee de hardware wordt
geconfigureerd en het besturingssysteem wordt geïnstalleerd. De diskette stelt de server blade in staat
toegang te verkrijgen tot de vereiste implementatiescripts en -bestanden op het netwerk.
Bij deze methode wordt uitgegaan van een implementatie-infrastructuur die een beheerwerkstation, een
PXE-server, een Microsoft® Windows®-bestandsshare of een Linux-bestandsshare kan bevatten. Meer
informatie vindt u in “Implementatie-infrastructuur” (zie pagina 38).
Sluit de server blade aan op het netwerk voordat u het implementatieproces start.
OPMERKING: meer informatie over hardware- en bekabelingsconfiguraties kunt u vinden in de
documentatie bij de behuizing.
Virtuele diskette van iLO (zie pagina 42)
PXE (“PXE-implementatie“ zie pagina 39)
Er zijn twee methoden voor implementatie via een diskette-image beschikbaar:
•
•
Configuratie en hulpprogramma’s 41
Opstartdiskette maken
De SmartStart Scripting Toolkit biedt de hulpmiddelen en informatie voor het maken van een
opstartdiskette. Raadpleeg de SmartStart Scripting Toolkit User Guide (SmartStart Scripting Toolkit
Gebruikershandleiding) voor meer informatie en download de meest recente versie van de software
vanaf de website van HP (http://www.hp.com/servers/sstoolkit
).
U kunt de hardware ook handmatig configureren met RBSU en de externe console van iLO 2.
Bij deze methode is de schijf algemener van aard en kan deze worden geïntegreerd in een bestaand
installatieproces voor een besturingssysteem via het netwerk. Raadpleeg “Geavanceerd beheer van klasse
C HP BladeSystem (op pagina 36)” voor meer informatie.
De server blade kan alleen naar behoren werken als deze een ondersteund besturingssysteem bevat.
De meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen vindt u op de website van HP
(http://www.hp.com/go/supportos
).
Virtuele diskette van iLO
U kunt als volgt een implementatie uitvoeren via een opstartdiskette:
1.
Voer een van de volgende acties uit:
o
Plaats de opstartdiskette in de client-pc die gebruikmaakt van de externe console van iLO 2.
o
Gebruik iLO 2 om een image-bestand te maken van de opstartdiskette.
o
Kopieer de image van de opstartdiskette naar een locatie op het netwerk of naar de vaste schijf
van de client-pc.
2.
Zoek op afstand toegang tot de server blade via iLO 2. Raadpleeg “Geavanceerd beheer van
klasse C HP BladeSystem” (zie pagina 36) voor meer informatie.
3.
Klik op het tabblad Virtual Devices (Virtuele apparaten).
4.
Selecteer Virtual Media (Virtuele media).
5.
Gebruik de applet Virtual Media om de lokale diskette of het image-bestand te selecteren en sluit de
virtuele cd aan op de server blade.
6.
Gebruik de functie Virtuele aan/uit-knop van iLO 2 om de server blade opnieuw op te starten.
7.
Volg nadat de server blade is opgestart de normale procedure voor netwerkinstallatie voor het
besturingssysteem.
SAN-configuratie
De server blade biedt FC-ondersteuning voor SAN-implementaties. Bij deze oplossing wordt een optionele
FCA gebruikt die redundante SAN-aansluitmogelijkheden en optimalisatie voor HP StorageWorksproducten biedt. De server blade is tevens compatibel met bepaalde SAN-producten van andere
leveranciers. Raadpleeg de documentatie bij de FCA-optie voor meer informatie.
Houd u voor optimale SAN-aansluitmogelijkheden aan de onderstaande richtlijnen:
•
De FCA-optie moet correct worden geïnstalleerd in de server blade. Raadpleeg de documentatie bij
de FCA-optie.
•
Er moet een FC-compatibele interconnectmodule in de behuizing worden geïnstalleerd. Raadpleeg
de documentatie bij de interconnectoptie.
•
De firmware van de beheermodule voor de behuizing van de server blade moet actueel zijn.
Raadpleeg de website van het HP Business Support Center (http://www.hp.com/support
Configuratie en hulpprogramma’s 42
).
•
De server blade moet via de juiste bekabeling worden aangesloten op een ondersteund SAN.
•
Er moeten opslagstuurprogramma’s voor het SAN worden geladen. Raadpleeg ondersteunende
whitepapers en de website van HP (http://www.hp.com/servers/rdp
Raadpleeg de HP StorageWorks SAN Design Reference Guide
(HP StorageWorks SAN Design Gebruikershandleiding) op de website van HP
(http://h18000.www1.hp.com/products/storageworks/san/documentation.html
over het configureren van een SAN voor de server blade.
Configuratiehulpprogramma’s
SmartStart-software
SmartStart is een verzameling software waarmee u de installatie van één server optimaliseert door een
eenvoudige en consistente methode voor implementatie van de serverconfiguratie. SmartStart is op veel
ProLiant-servers getest met beproefde, betrouwbare configuraties als resultaat.
SmartStart ondersteunt de implementatieprocedure via een groot aantal configuratieactiviteiten, zoals:
•
de configuratie van hardware via geïntegreerde configuratieprogramma’s, bijvoorbeeld
RBSU en ORCA;
).
) voor meer informatie
•
de voorbereidingen die nodig zijn om standaardversies van toonaangevende besturingssystemen te
installeren;
•
de automatische installatie van geoptimaliseerde serverstuurprogramma’s, Management Agents en
hulpprogramma’s bij elke ondersteunde installatie;
•
het testen van de serverhardware met het hulpprogramma Insight Diagnostics
(zie “HP Insight Diagnostics“ op pagina 55);
•
de installatie van softwarestuurprogramma’s rechtstreeks vanaf de cd; voor systemen met
internetverbinding biedt het menu Autorun van SmartStart toegang tot een volledige lijst met
ProLiant-systeemsoftware;
•
toegang verschaffen tot Array Configuration Utility, Array Diagnostic Utility en Erase Utility
(zie pagina 51).
SmartStart maakt deel uit van het HP ProLiant Essentials Foundation Pack. Raadpleeg de HP ProLiant
Essentials Foundation Pack of ga naar de website van HP
(http://h18013.www1.hp.com/products/servers/management/smartstart/index.html
informatie over SmartStart-software.
SmartStart Scripting Toolkit
De SmartStart Scripting Toolkit is een product voor serverimplementatie dat een automatische installatie
zonder toezicht biedt voor grootschalige serverimplementaties. De SmartStart Scripting Toolkit is
ontworpen om ProLiant BL-, ML- en DL-servers te ondersteunen. De toolkit bevat een modulaire set
hulpprogramma’s en belangrijke documentatie, waarin wordt beschreven hoe u deze nieuwe
hulpprogramma’s kunt gebruiken om een geautomatiseerd proces voor serverimplementatie te bouwen.
) voor meer
Configuratie en hulpprogramma’s 43
Met behulp van SmartStart-technologie biedt de Scripting Toolkit een flexibele manier om standaardscripts
voor serverconfiguratie te maken. Deze scripts worden gebruikt voor het automatiseren van veel van
de handmatige stappen in het proces voor serverconfiguratie. Dit geautomatiseerde proces voor
serverconfiguratie helpt tijd te besparen voor elke geïmplementeerde server, waardoor het mogelijk is
snel grootschalige serverimplementaties uit te voeren.
) voor meer informatie of om de
Ga naar de website van HP (http://www.hp.com/servers/sstoolkit
SmartStart Scripting Toolkit te downloaden.
HP ROM-Based Setup Utility (HP-installatieprogramma
in het ROM)
RBSU is een configuratiehulpprogramma dat is geïntegreerd in ProLiant-servers en dat een groot aantal
configuratieactiviteiten uitvoert, waaronder de volgende:
•
Systeemapparatuur en geïnstalleerde opties configureren
•
Systeemopties in- en uitschakelen.
•
Systeemgegevens weergeven
•
Primaire opstartcontroller selecteren
•
Geheugenopties configureren
•
Taal selecteren
Meer informatie over RBSU vindt u in de HP ROM-Based Setup Utility User Guide (HP ROM-Based
Setup Utility Gebruikershandleiding) op de documentatie-cd of de website van HP
(http://www.hp.com/support/smartstart/documentation
).
RBSU gebruiken
Met de volgende toetsen kunt u RBSU gebruiken:
•
Voor toegang tot RBSU drukt op de toets F9 als u daarom wordt gevraagd.
•
Met de pijltoetsen navigeert u door het menusysteem.
•
Druk op Enter om opties te selecteren.
•
Voor toegang tot Help voor een geselecteerde configuratieoptie, drukt u op de knop F1.
BELANGRIJK: in RBSU worden de instellingen automatisch opgeslagen wanneer u op Enter
drukt. U wordt niet gevraagd de instellingen te bevestigen voordat u het hulpprogramma
afsluit. Als u een geselecteerde instelling wilt wijzigen, selecteert u een andere instelling en
drukt u op Enter.
Als het systeem voor het eerst wordt ingeschakeld
Nadat de standaardopties zijn hersteld
Standaard configuratie-instellingen worden toegepast op de server op een van de volgende tijdstippen:
•
•
Standaard configuratie-instellingen zijn voldoende voor de juiste werking van de server, maar kunnen
worden aangepast met RBSU. U wordt elke keer na het inschakelen gevraagd of u RBSU wilt starten.
Configuratie en hulpprogramma’s 44
Automatische configuratie
De automatische configuratie wordt uitgevoerd wanneer u de server voor het eerst opstart. Tijdens
de opstartprocedure configureert het systeem-ROM automatisch het hele systeem, zonder dat enige
interventie is vereist. Het hulpprogramma ORCA configureert hierbij de array in de meeste gevallen
automatisch volgens een standaardinstelling die is gebaseerd op het aantal schijven dat is aangesloten
op de server.
OPMERKING: de server ondersteunt mogelijk niet alle volgende voorbeelden.
OPMERKING: als de opstartschijf niet leeg is of als er in het verleden gegevens naar zijn
weggeschreven, wordt de array niet automatisch door ORCA geconfigureerd. U moet
Geïnstalleerde
stations
1 1 RAID 0
2 2 RAID 1
3, 4, 5 of 6 3, 4, 5 of 6 RAID 5
Meer dan 6 0 Geen
ORCA handmatig starten om de array-instellingen te configureren.
Gebruikte
stations
RAID-niveau
U kunt de standaardinstellingen van ORCA wijzigen en het automatische configuratieproces negeren
door op F8 te drukken als daarvoor een aanwijzing verschijnt.
Standaard wordt het systeem tijdens de automatische configuratie ingesteld op Engels. Als u
standaardinstellingen in het automatische configuratieproces wilt wijzigen, zoals de instellingen voor
de taal, het besturingssysteem en de primaire opstartcontroller, start u RBSU door op F9 te drukken als
daarvoor een aanwijzing verschijnt. Nadat u de instellingen hebt geselecteerd, sluit u RBSU af en wacht
u tot de server automatisch opnieuw wordt opgestart.
Meer informatie over RBSU vindt u in de HP ROM-Based Setup Utility User Guide (HP ROM-Based Setup
Utility Gebruikershandleiding) op de documentatie-cd of de website van HP
(http://www.hp.com/support/smartstart/documentation
Opstartopties
Aan het einde van het opstartproces ziet u het scherm met opstartopties. Dit scherm wordt enkele
seconden weergegeven voordat het systeem probeert op te starten vanaf een diskette, cd of vaste schijf.
Op dit tijdstip kunt u het volgende doen:
•
Toegang krijgen tot RBSU door op de toets F9 te drukken
•
Toegang krijgen tot het System Maintenance Menu (waarmee u ROM-based Diagnostics of Inspect
kunt starten) door op de toets F10 te drukken
•
Opstarten met PXE Network forceren door op de toets F12 te drukken
).
Configuratie en hulpprogramma’s 45
BIOS configureren via seriële console
Met BIOS Serial Console kunt u de seriële poort zo configureren dat u op afstand POST-foutberichten kunt
bekijken en RBSU kunt uitvoeren via een seriële verbinding met de COM-poort van de server. De server
die u op afstand configureert, hoeft geen toetsenbord en muis te hebben.
Voor meer informatie over BIOS Serial Console, zie de BIOS Serial Console User Guide (BIOS Serial
Console Gebruikershandleiding) op de documentatie-cd of de website van HP
(http://www.hp.com/support/smartstart/documentation
AMP-modi configureren
Niet alle ProLiant-servers ondersteunen alle AMP-modi. RBSU biedt alleen menuopties voor de modi die
door de server worden ondersteund. Met ‘Advanced’-geheugenbescherming in RBSU kunnen de volgende
geavanceerde geheugenopties worden ingeschakeld.
•
Advanced ECC Mode: biedt meer geheugenbescherming dan Standard ECC. Alle enkel-bit
geheugenfouten en sommige multi-bit geheugenfouten kunnen worden gecorrigeerd zonder dat
het systeem stil hoeft worden gezet.
•
Online Spare Mode: biedt bescherming tegen kapotte of niet optimaal functionerende DIMM’s.
Een deel van het geheugen wordt als reservegeheugen gebruikt en als het systeem een niet optimaal
functionerende DIMM detecteert, wordt er automatisch naar het reservegeheugen overgeschakeld.
DIMM’s die fatale/niet te repareren geheugenfouten oplopen, worden automatisch uit gebruik
genomen waardoor het systeem minder vaak uitvalt.
).
Raadpleeg de bij de server meegeleverde gebruikershandleiding voor de vereisten voor het plaatsen
van DIMM’s.
•
Mirrored Memory Mode: biedt bescherming tegen niet te repareren geheugenfouten die anders
systeemuitval zouden veroorzaken. In deze modus bewaart het systeem twee kopieën van alle
gegevens. Als er een niet te repareren geheugenfout optreedt, haalt het systeem automatisch de
goede gegevens op van de gespiegelde kopie. Het systeem blijft normaal functioneren zonder dat
de gebruiker heeft moeten ingrijpen. Als het systeem hot-pluggable geheugen ondersteunt, kan het
niet functionerende geheugen worden vervangen terwijl het systeem blijft functioneren.
•
RAID Memory Mode: biedt bescherming tegen niveaus die lijken op Mirrored Memory Mode en
voor de modus is minder geheugentoewijzing nodig dan volledige redundantie.
Geïntegreerd SATA RAID
HP biedt de SATA RAID-functie aan via de HP Storage Manager. Deze functie schakelt de
Vereiste hardware
RAID-functionaliteit (RAID 0, RAID 1 of RAID 10) in voor de in het systeem geïntegreerde SATA-controller.
Voor de installatie van het SATA RAID-stuurprogramma hebt u wellicht een diskettestation en een
cd-rom-station nodig. Sommige server blades zijn standaard niet uitgerust met deze stations.
OPMERKING: voor systemen met Microsoft® Windows Server™ 2003 en geïntegreerde
HP-stuurprogramma’s is geen extra hardware nodig.
Configuratie en hulpprogramma’s 46
Diskettestation- en cd-rom-stationopties
Neem contact op met een geautoriseerde HP Business Partner als u een diskettestation- of
cd-rom-stationoptie voor een server blade wilt aanschaffen.
Voor technische ondersteuning van een geautoriseerde HP Business Partner:
•
Bel in de Verenigde Staten het telefoonnummer 1-800-345-1518.
•
In Canada belt u naar het telefoonnummer 1-800-263-5868.
•
Op andere locaties raadpleegt u de webpagina van HP (http://welcome.hp.com).
Virtueel diskettestation en cd-rom-station van HP integrated Lights-Out
iLO 2 Advanced biedt diskettestation- en cd-rom-stationfunctionaliteit via de virtuele diskette en cd-rom
van iLO 2.
Raadpleeg de HP Integrated Lights-Out Gebruikershandleiding op de website van HP
(http://www.hp.com/servers/lights-out
) voor meer informatie over iLO 2 Advanced.
Diskette-image maken
Download het stuurprogramma van de geïntegreerde HP SATA RAID-controller en
maak een stuurprogrammadiskette met de instructies op de website van HP
(http://h20000.www2.hp.com/bizsupport/TechSupport/Home.jsp
website op de koppeling “Support and Drivers” (Software en drivers downloaden).
). Klik in de
Stuurprogramma van geïntegreerde SATA RAID met een USB-diskettestation installeren
1.
Start de server blade en druk vervolgens op F10 om het ROM-Based Setup Utility (RBSU) te openen.
2.
Schakel de optie Embedded SATA RAID (Geïntegreerd SATA RAID) in onder de sectie
Advanced Options (Geavanceerde opties).
3.
Sluit het RBSU af. De server blade start opnieuw op.
4.
Als u daarom wordt gevraagd, druk dan op F8 om HP Embedded SATA RAID Setup (Installatie
geïntegreerd HP SATA RAID) te openen.
5.
Maak een array en sluit vervolgens HP Embedded SATA RAID Setup (Installatie geïntegreerd
HP SATA RAID) af. Het POST-proces gaat door.
Raadpleeg de volgende documentatie voor informatie over het maken van arrays:
o
HP Embedded SATA RAID Controller User Guide (Ingebouwde HP SATA RAID-controller
Gebruikershandleiding) op de website van HP
(http://www.hp.com/support/E_SATA_RAID_C_UG_en
o
nVidia ForceWare Software MediaShield User’s Guide (nVidia ForceWare Software
MediaShield Gebruikershandleiding) op de website van HP
(http://h20000.www2.hp.com/bizsupport/TechSupport/Home.jsp
6.
Installeer het besturingssysteem (“Configuratie voltooien“ op pagina 16).
)
)
Configuratie en hulpprogramma’s 47
Geïntegreerd SATA RAID-functie configureren
VOORZICHTIG: maak een back-up van alle gegevens die zich op uw vaste schijven bevinden
voordat u doorgaat. Het configuratieproces wist alle gegevens op de vaste schijven.
1.
Schakel de server blade in (zie pagina 10).
2.
Druk op de toets F9 om RBSU te starten.
OPMERKING: u hoeft de RAID-optie in RBSU alleen maar in te schakelen voor de installatie
van het RAID-stuurprogramma. Als deze optie niet is ingeschakeld, laadt het besturingssysteem
3.
het standaard ATA-stuurprogramma voor media die onder dit besturingssysteem draaien.
Selecteer Advanced Options>Embedded SATA RAID>Enable RAID (Geavanceerde
opties>Geïntegreerd SATA RAID>RAID inschakelen).
4.
Druk twee keer op de toets F10 om RBSU te sluiten. Het systeem wordt automatisch opnieuw gestart.
5.
Druk nadat het systeem opnieuw is gestart op de toets F8 om het HP Embedded
SATA-installatiehulpprogramma te openen.
6.
Selecteer Array Configuration Utility (Array-configuratiehulpprogramma) in het menu Option (Optie).
7.
Selecteer Create Array (Array maken) in het hoofdmenu.
8.
Selecteer de SATA-schijven die in de ingestelde RAID zullen worden opgenomen door op de toets
INS te drukken.
9.
Druk op de toets Enter om de selectie te voltooien. Het systeem vraagt u het RAID-niveau te
selecteren.
10.
Selecteer het RAID-niveau waar uw voorkeur naar uitgaat.
11.
Voer een label voor de array in en druk op de toets Enter. Als RAID 0 is geselecteerd, selecteer dan
een stripegrootte.
12.
Selecteer de door u gewenste manier om de array te maken. Selecteer “Quick Init” (Snel starten) om
de tijd die nodig is voor het maken van de array in te korten.
OPMERKING: raadpleeg de HP Embedded SATA RAID Controller User Guide
(HP Embedded SATA RAID-controller Gebruikershandleiding) op de website van HP
(http://h20000.www2.hp.com/bizsupport/TechSupport/Home.jsp?&lang=en&cc=
) voor meer informatie.
13.
14.
us&prodTypeId=15351
Selecteer nadat de configuratie is voltooid Done (Gereed).
Druk op de toets Esc om het hulpprogramma te sluiten.
Besturingssysteem installeren (geïntegreerd SATA RAID)
Geïntegreerd SATA RAID wordt alleen door bepaalde besturingssystemen ondersteund. Raadpleeg de
website van HP (http://www.hp.com/go/supportos
besturingssystemen.
Om een besturingssysteem te installeren downloadt u het stuurprogramma van de geïntegreerde
HP SATA RAID-controller en maakt u een stuurprogrammadiskette met de software en de instructies
op de website van HP (http://www.hp.com/support
) voor meer informatie over ondersteunde
).
Configuratie en hulpprogramma’s 48
SmartStart ondersteunt geen ondersteunde installatie van een besturingssysteem op server blades die met
SATA RAID zijn geconfigureerd.
Nadat de SmartStart-cd in het cd-rom-station is geplaatst, is het mogelijk dat er een waarschuwing
verschijnt die vermeldt dat de primaire controller niet door deze versie van de SmartStart-software
wordt ondersteund.
HP Storage Manager installeren
Met het hulpprogramma HP Storage Manager kunnen beheerders arrays maken en beheren zonder
dat zij daarbij de server blade opnieuw moeten opstarten om het hulpprogramma BIOS te openen.
Raadpleeg de HP Storage Manager HostRAID Gebruikershandleiding op de documentatie-cd voor meer
informatie over geïntegreerd SATA RAID.
Option ROM Configuration for Arrays
Voordat u een besturingssysteem installeert, kunt u met het hulpprogramma ORCA de eerste logische
schijfeenheid maken, RAID-niveaus toewijzen en configuraties met online reservegeheugen instellen.
U kunt met dit hulpprogramma ook:
•
Eén of meer logische schijfeenheden opnieuw configureren
•
De huidige configuratie van logische schijfeenheden weergeven
•
Een configuratie van logische schijfeenheden verwijderen
•
De controller instellen als opstartcontroller
Als u het hulpprogramma niet gebruikt, stelt ORCA de standaardconfiguratie in.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de controller voor meer informatie over de configuratie van de
arraycontroller.
Raadpleeg de HP ROM-Based Setup Utility User Guide (HP ROM-Based Setup Utility
Gebruikershandleiding) op de documentatie-cd voor meer informatie over de standaardconfiguraties die
ORCA gebruikt.
Serienummer en product-id opnieuw invoeren
Als u de systeemkaart vervangt, moet u het serienummer en de product-id van de server opnieuw
invoeren.
1.
Druk tijdens de opstartprocedure van de server op F9 om RBSU te openen.
2.
Selecteer het menu System Options (Systeemopties).
3.
Selecteer Serial Number (Serienummer). U ziet het volgende bericht waarin u wordt gewaarschuwd
het serienummer NIET te wijzigen, omdat deze optie alleen is bestemd voor gekwalificeerd
onderhoudspersoneel en de waarde ervan altijd moet overeenkomen met het serienummer op
het etiket van de serverkast.
WARNING! WARNING! WARNING! The serial number is loaded into the system
during the manufacturing process and should NOT be modified. This option
should only be used by qualified service personnel. This value should
always match the serial number sticker located on the chassis.
4.
Druk op Enter om de waarschuwing te verwijderen.
5.
Voer het serienummer in en druk op Enter.
Configuratie en hulpprogramma’s 49
6.
Selecteer Product ID (Product-id).
7.
Voer de product-id in en druk op Enter.
8.
Druk op Esc om het menu te sluiten.
9.
Druk op Esc om RBSU af te sluiten.
10.
Druk ter bevestiging op F10. De server wordt automatisch opnieuw opgestart.
Beheerhulpprogramma’s
Automatic Server Recovery
ASR (Automatic Server Recovery) is een voorziening die ervoor zorgt dat het systeem opnieuw wordt
opgestart bij een ernstige fout van het besturingssysteem, zoals een blauw scherm, een ABEND of een
Panic. Een failsafe-timer van het systeem, de ASR-timer, wordt gestart wanneer het stuurprogramma
System Management, ook wel het Health-stuurprogramma genoemd, wordt geladen. Wanneer het
besturingssysteem goed functioneert, wordt de timer periodiek opnieuw ingesteld. Wanneer er echter
een fout in het besturingssysteem optreedt, loopt de timer af en wordt de server opnieuw opgestart.
ASR zorgt voor een grotere beschikbaarheid van de server, doordat de server automatisch weer
wordt opgestart binnen een gespecificeerde periode nadat het systeem is vastgelopen of afgesloten.
Tegelijkertijd wordt vanaf de console van HP SIM naar een opgegeven semafoonnummer het bericht
verzonden dat het systeem opnieuw is gestart. U kunt ASR vanuit de HP SIM-console of via RBSU
uitschakelen.
ROMPaq, hulpprogramma
Met het hulpprogramma ROMPaq kunt u de firmware van het systeem (BIOS) of van Lights-Out
100 upgraden. Als u de firmware wilt upgraden, plaatst u een ROMPaq-diskette in het diskettestation
of een ROMPaq USB-sleutel in een beschikbare USB-poort en start u het systeem op.
Het systeem wordt nu gecontroleerd door ROMPaq, waarna u kunt kiezen uit de beschikbare
firmwareversies, indien er meerdere versies zijn.
Raadpleeg de website van HP (http://www.hp.com/go/support
hulpprogramma ROMPaq.
Integrated Lights-Out 2-technologie
Het subsysteem iLO 2 is een standaardonderdeel van geselecteerde ProLiant BL-servers voor het behouden
van de juiste serverstatus en het extern beheer van servers. Het subsysteem iLO 2 omvat een intelligente
microprocessor, beveiligd geheugen en een speciale netwerkinterface. Door dit ontwerp is iLO 2
onafhankelijk van de hostserver en het besturingssysteem op die server. Het subsysteem iLO 2 biedt
externe toegang voor elke bevoegde netwerkclient, verzendt waarschuwingen en levert andere functies
voor serverbeheer.
Met iLO 2 kunt u het volgende doen:
•
De hostserver op afstand inschakelen, uitschakelen en opnieuw opstarten
) voor meer informatie over het
•
Waarschuwingen van iLO 2 verzenden ongeacht de status van de hostserver
Configuratie en hulpprogramma’s 50
•
Toegang verkrijgen tot geavanceerde functies voor het oplossen van problemen via de interface
van iLO 2
•
Diagnoses voor iLO 2 stellen met behulp van HP SIM via een webbrowser en
SNMP-waarschuwingen
Raadpleeg de iLO 2-documentatie op de documentatie-cd of de website van HP
(http://www.hp.com/servers/lights-out
) voor meer informatie over de functies van iLO 2.
Erase, hulpprogramma
VOORZICHTIG: maak een back-up voordat u het hulpprogramma Erase uitvoert. Met dit
hulpprogramma worden de fabrieksinstellingen van het systeem teruggezet. De informatie over
de huidige hardwareconfiguratie (inclusief de array-instelling en de schijfpartitionering) wordt
verwijderd en alle aangesloten vaste schijven worden volledig gewist. Raadpleeg de instructies
voor het gebruik van dit hulpprogramma.
Voer het hulpprogramma Erase uit als u alle systeemgegevens om een van de volgende redenen
moet wissen:
•
U wilt een nieuw besturingssysteem installeren op een server waarop al een besturingssysteem
aanwezig is.
•
Er doet zich een fout voor tijdens het voltooien van de stappen van de installatie van een
besturingssysteem dat in de fabriek is geïnstalleerd.
U start het hulpprogramma Erase via het menu Maintenance Utilities (Onderhoudsprogramma’s) van de
SmartStart-cd (zie “SmartStart-software“ op pagina 43).
StorageWorks Library & Tape Tools
Met HP StorageWorks L&TT kunt u firmware downloaden, de werking van apparatuur verifiëren
en onderhoudsprocedures, foutanalyses en herstelacties uitvoeren. Bovendien beschikt u over
een aantal hulpprogrammafuncties. Het programma zorgt ook voor naadloze integratie met
HP-hardwareondersteuning doordat het ondersteuningstickets genereert en per e-mail verstuurt,
met daarin een snapshot van het opslagsysteem.
Raadpleeg de website van StorageWorks L&TT
(http://h18006.www1.hp.com/products/storageworks/ltt
het hulpprogramma.
HP Systems Insight Manager
HP SIM (Systems Insight Management) is een applicatie op internet die systeembeheerders met
een browser in staat stelt normale administratieve taken uit te voeren vanaf elke locatie op afstand.
Het programma biedt functies voor apparaatbeheer met behulp waarvan beheergegevens van
apparaten van HP en andere fabrikanten kunnen worden geconsolideerd en geïntegreerd.
BELANGRIJK: u moet HP SIM installeren en gebruiken om te kunnen profiteren van de
Prefailure-garantie op processoren, SAS- en SCSI-schijven en geheugenmodules.
Aanvullende informatie vindt u op de Management-cd in het HP ProLiant Essentials Foundation Pack of de
website van HP SIM (http://www.hp.com/go/hpsim
) voor meer informatie en het downloaden van
).
Configuratie en hulpprogramma’s 51
Management Agents
Management Agents leveren de informatie waarop fout-, prestatie- en configuratiebeheer zijn gebaseerd.
Dankzij de agents zijn de servers eenvoudig te beheren via HP SIM-software en SNMP-beheerplatforms
van andere fabrikanten. Management Agents worden geïnstalleerd bij elke SmartStart-installatie. U kunt
ze ook installeren via de HP PSP’s (HP ProLiant Support Packs). De homepage van Systems Management
biedt statusinformatie en directe toegang tot gedetailleerde subsysteeminformatie op basis van gegevens
die via de Management Agents zijn gerapporteerd. Aanvullende informatie vindt u op de Managementcd in het HP ProLiant Essentials Foundation Pack of op de website van HP
(http://www.hp.com/servers/manage
).
HP ProLiant Essentials Virtualization Management Software
De ProLiant Essentials Virtual Machine Management Pack en ProLiant Essentials Server Migration Pack
plug-ins vormen een uitbreiding van de mogelijkheden van HP Systems Insight Manager voor het beheren
van virtuele machines.
Het Virtual Machine Management Pack biedt de volgende functies:
•
Centraal beheer en centrale besturing van virtuele machines van VMware® en Microsoft® met
fysieke koppeling van host met virtuele machine
•
Eenvoudige identificatie van VM’s of hostservers met hoge niveaus voor CPU-, geheugen- of
schijfgebruik
•
Zeer flexibele verplaatsingsfuncties die live verplaatsingen en verplaatsingen naar ongelijksoortige
hostbronnen mogelijk maken
•
Back-ups, sjablonen en alternatieve hostsystemen die het herstel van VM’s op elke willekeurige
beschikbare host ondersteunen
Met het Server Migration Pack kunt u de handmatige processen automatiseren die nodig zijn om servers
te migreren tussen fysieke of virtuele platforms (P2V, V2P en V2V), waardoor u eenvoudig kunt migreren
naar geschikte fysieke of virtuele platforms die voldoen aan prestatie- en capaciteitsvereisten.
) voor meer informatie over
Raadpleeg de website van HP (http://www.hp.com/go/vmmanage
Virtualization Management Software.
HP ProLiant Essentials Server Migration Pack - Physical to
ProLiant Edition
Met behulp van de software van het HP ProLiant Essentials Server Migration Pack - Physical to ProLiant
Edition (SMP - P2P) kunnen beheerders bestaande servers bijwerken of vervangen door servers te
migreren. SMP - P2P biedt een geautomatiseerde, nauwkeurige en betaalbare methode om bestaande
servers en de inhoud daarvan te migreren naar de allernieuwste servertechnologieën.
Met SMP - P2P automatiseert u foutloos de migratie van het besturingssysteem, de applicaties en de
gegevens van de ene server naar een andere server, waardoor het niet meer nodig is deze elementen
handmatig opnieuw te implementeren op de nieuwe server. Tijdens het migratieproces laadt de software
automatisch nieuwe stuurprogramma’s, die nodig zijn bij het opstarten, op de doelserver. De op wizards
gebaseerde gebruikersinterface vereenvoudigt het migratieproces en vereist weinig ervaring of training.
Raadpleeg de website van HP (http://www.hp.com/go/p2p
) voor meer informatie over het SMP – P2P.
Configuratie en hulpprogramma’s 52
HP ProLiant Essentials Performance Management Pack
HP ProLiant Essentials Performance Management Pack (PMP) is een geïntegreerde
prestatiebeheeroplossing die hardwareproblemen op HP ProLiant-servers detecteert en analyseert,
en HP Integrity-servers en gedeelde MSA500-/MSA1000-/MSA1500-opslagapparaten selecteert.
PMP bevat de hulpprogramma’s die u nodig hebt om voortijdig gewaarschuwd te worden over
installatieproblemen en bestaande prestatieproblemen op te sporen. PMP wordt automatisch met
HP Systems Insight Manager (HP SIM) geïnstalleerd en is in HP SIM geïntegreerd. Behalve de installatie
van de Insight Management Agents hoeft er geen andere software op de beheerde servers worden
geïnstalleerd. PMP analyseert de prestatie-informatie om te bepalen of er tijdens de installatie problemen
zijn opgetreden of dat er op het moment van de analyse problemen zijn. U kunt deze informatie
interactief weergeven, de informatie in een database opslaan zodat u deze later kunt analyseren of er
een rapport van kunt maken, en u kunt het waarschuwingssysteem van de HP Systems Insight gebruiken
om proactieve waarschuwingen te verzenden.
)
Raadpleeg de beschikbare documentatie op de website van HP (http://www.hp.com/products/pmp
voor meer informatie over het HP ProLiant Essentials Performance Management Pack.
HP ProLiant Essentials Vulnerability and Patch Management Pack
De HP ProLiant Essentials Vulnerability and Patch Management Pack-software breidt de functionaliteit van
de HP Systems Insight Manager (HP SIM) uit met kwetsbaarheids- en patchbeheer voor doelsystemen.
Het Vulnerability and Patch Management Pack is een alles-in-een hulpprogramma voor
kwetsbaarheidbeoordelingen en patchbeheer. Met het pakket krijgt u de overhand in de oorlog
tegen hackers, wormen en Trojaanse paarden die de kwetsbare plekken in de softwarebeveiliging
uitbuiten, door:
•
Het verbeteren van het levenscyclusbeheer van systemen door kwetsbaarheidbeoordelingen en het
patchen van software als integraal onderdeel in het systeembeheer op te nemen.
•
Het sneller oplossen van kwetsbaarheden door de onderzoekstijd te verminderen om de kritikaliteit
van kwetsbaarheden en het verwachte gedrag voor patches en reparaties te begrijpen.
•
Het risico van beveiligingsrisico’s te verminderen door de aanschaf en het plannen van
implementaties te automatiseren, en ervoor te zorgen dat de patches op hun plaats blijven
door constant ervoor te zorgen dat er patches beschikbaar (in de gewenste staat) zijn.
Het Vulnerability and Patch Management Pack en HP SIM kunnen op een enkele server (ook wel
gedeelde configuratie genoemd) of op een afzonderlijke server (ook wel gedistribueerde configuratie
genoemd) worden geïnstalleerd.
U vindt de Vulnerability and Patch Management Pack op de dvd Insight Control Data Center Edition.
Raadpleeg de HP ProLiant Essentials Vulnerability and Patch Management Pack User Guide
(HP ProLiant Essentials Vulnerability and Patch Management Pack Gebruikershandleiding) of de
website van HP (http://www.hp.com
) voor meer informatie.
Configuratie en hulpprogramma’s 53
HP Insight Control Environment Suites
HP Insight Control Environment en Insight Control Environment for BladeSystem zijn geïntegreerde
softwaresuites die het beheer van infrastructuren van HP vereenvoudigen.
De HP Insight Control Environment suites zijn licentieopties voor software met infrastructuurbeheer van
HP, geleverd op de dvd Insight Control Management. HP Insight Control Environment biedt uitgebreid
beheer voor klanten met ProLiant ML/DL, terwijl HP Insight Control Environment for BladeSystem
aanvullende functionaliteit biedt voor HP BladeSystem-omgevingen.
Door een geïntegreerd installatieprogramma dat is gebaseerd op wizards te gebruiken, worden door
Insight Control Environment suites de programma’s HP Systems Insight Manager (HP SIM) en HP ProLiant
Essentials Management snel en constant geïnstalleerd en geconfigureerd. Na installatie leveren Insight
Control Environment suites verbeterde stabiliteit van de infrastructuur door de controle over IT-kwaliteiten
te verbeteren, reacties op bedrijfsbehoeften te verbeteren door flexibele implementatie en optimalisatie
van digitale bronnen, en tastbare besparingen te bieden door verbeterde efficiëntie van het IT-personeel.
De software die wordt geïnstalleerd door Insight Control Environment suites biedt basisfuncties voor het
beheren van de levenscycli van HP ProLiant-servers en HP BladeSystem-apparaten, inclusief:
•
Snelle implementatie van servers
•
Status- en prestatiecontrole
•
Uitgebreide controle op afstand
•
Controle op kwetsbaarheden en patchbeheer
•
Meten, rapporteren, beperken en reguleren van stroomverbruik en temperatuur
•
Geïntegreerd beheer van virtuele en fysieke infrastructuur
•
Beheer van apparaten van derden
Raadpleeg de website van HP (http://www.hp.com/go/ice
Environment suites.
HP Insight Control Linux Edition
HP Insight Control Linux Edition is een alles-in-een softwarepakket dat op Linux gebaseerd beheer
en implementatie biedt voor de HP BladeSystem en de daarbij behorende klasse C en P - ProLiant
server blades.
De op Linux gebouwde software bevat een gemakkelijk te gebruiken interface die is aangepast voor
blades en geoptimaliseerd voor Linux-gebruikers. Met HP Insight Control Linux Edition kunt u zowel
met een standaardinstallatie als met een image een besturingssysteem implementeren.
Raadpleeg de website van HP (http://www.hp.com/go/icle
Control Linux Edition.
) voor meer informatie over Insight Control
) voor meer informatie over de HP Insight
Configuratie en hulpprogramma’s 54
USB-ondersteuning en -functionaliteit
USB-ondersteuning
HP biedt ondersteuning voor zowel standaard USB als legacy USB. Standaard USB-ondersteuning
wordt door het besturingssysteem geboden via de bijbehorende USB-stuurprogramma’s. Voordat het
besturingssysteem wordt geladen, wordt ondersteuning geboden voor USB-apparaten via legacy
USB-ondersteuning. Dit is standaard ingeschakeld in de systeem-ROM.
Legacy USB-ondersteuning biedt USB-ondersteuning in omgevingen waarin normaal gesproken geen
USB-ondersteuning beschikbaar is. HP biedt in het bijzonder legacy USB-functionaliteit voor het volgende:
•
POST
•
RBSU
•
Diagnoseprogramma’s
•
DOS
•
Omgevingen die geen eigen USB-ondersteuning bieden
Raadpleeg de website van HP (http://h18004.www1.hp.com/products/servers/platforms/
usb-support.html
) voor meer informatie over ProLiant USB-ondersteuning.
Interne USB-functionaliteit
Er is een interne USB-connector beschikbaar voor gebruik in combinatie met beveiligingssleutelapparaten
en USB-schijfsleutels. Met deze oplossing kunt u gebruikmaken van een permanente USB-sleutel die is
aangesloten op de interne connector. Zo voorkomt u ruimteproblemen aan de voorkant van het rack en
zorgt u dat onbevoegden geen fysieke toegang tot beveiligde gegevens hebben.
Externe USB-functionaliteit
HP biedt externe USB-ondersteuning zodat lokaal aangesloten USB-apparaten op de server blade kunnen
worden beheerd en geconfigureerd en er op de server blade diagnoses van de USB-apparaten kunnen
worden uitgevoerd. Raadpleeg “SUV-kabel voor klasse C HP Blade gebruiken (zie pagina 33)” voor
meer informatie.
Voor extra beveiliging kan de externe USB-functionaliteit worden uitgeschakeld via RBSU. Als de externe
USB-ondersteuning in RBSU wordt uitgeschakeld, worden de USB-connectoren op de SUV-kabel voor de
klasse C HP BladeSystem uitgeschakeld.
Diagnosehulpprogramma’s
HP Insight Diagnostics
HP Insight Diagnostics is een proactief hulpmiddel voor het beheren van server blades, zowel offline als
online, dat diagnose- en probleemoplossingsfuncties biedt ter ondersteuning van IT-beheerders, waarmee
installaties van server blades worden geverifieerd, problemen worden opgelost en reparatievalidaties
worden uitgevoerd.
HP Insight Diagnostics Offline Edition voert verschillende uitgebreide systeem- en onderdeeltests uit terwijl
het besturingssysteem niet actief is. U kunt dit hulpprogramma uitvoeren door de SmartStart-cd te starten.
Configuratie en hulpprogramma’s 55
HP Insight Diagnostics Online Edition is een webapplicatie waarmee de systeemconfiguratie en andere
gerelateerde gegevens worden vastgelegd die nodig zijn voor een effectief beheer van uw server blade.
Dit hulpprogramma, dat beschikbaar is in versies voor Microsoft® Windows® en Linux, helpt een juiste
werking van het systeem te waarborgen.
Voor meer informatie of het downloaden van het hulpprogramma gaat u naar de website van HP
(http://www.hp.com/servers/diags
).
HP Insight Diagnostics, onderzoeksfunctionaliteit
HP Insight Diagnostics (zie pagina 55) levert onderzoeksfunctionaliteit die essentiële hardware- en
softwareinformatie verzamelt op ProLiant server blades.
Deze functionaliteit ondersteunt besturingssystemen die mogelijk niet worden ondersteund door de
server blade. Raadpleeg de website van HP (http://www.hp.com/go/supportos
besturingssystemen de door de server blade worden ondersteund.
Als bij het verzamelen van de gegevens blijkt dat zich sinds de laatste keer een belangrijke wijziging
heeft voorgedaan, wordt de oude informatie gemarkeerd door de onderzoeksfunctie en worden de
gegevensbestanden van het onderzoek overschreven met de meest recente wijzigingen in de configuratie.
Onderzoeksfunctionaliteit wordt geïnstalleerd bij elke SmartStart-installatie van HP Insight Diagnostics of
kan worden geïnstalleerd via de HP PSP (“ProLiant Support Packs“ op pagina 58).
OPMERKING: de huidige versie van SmartStart geeft de reserveonderdeelnummers van het
geheugen voor de server blade. Raadpleeg voor het downloaden van de nieuwste versie de
website van HP (http://www.hp.com/support
Integrated Management Log (IML) is een logboek waarin honderden gebeurtenissen worden vastgelegd
en opgeslagen in een eenvoudig te bekijken vorm. Elke gebeurtenis wordt opgeslagen met een
tijdsaanduiding die tot op de minuut nauwkeurig is.
U kunt een gebeurtenis in het Integrated Management Log op verschillende manieren bekijken:
•
Vanuit HP SIM (“HP Systems Insight Manager“ op pagina 51)
•
Vanuit Survey Utility
•
Vanuit de IML-viewer van het besturingssysteem:
o
Voor NetWare: IML Viewer
o
Voor Windows®: IML Viewer
o
Voor Linux: IML Viewer Application
•
Vanuit de gebruikersinterface van iLO 2
•
Vanuit het hulpprogramma HP Insight Diagnostics (zie pagina 55).
Meer informatie vindt u op de Management-cd in het HP ProLiant Essentials Foundation Pack.
Configuratie en hulpprogramma’s 56
Externe ondersteuning en analyseprogramma’s
HP Instant Support Enterprise Edition
ISEE is een proactief programma voor externe bewaking en diagnose dat u kan helpen bij het beheren
van uw systemen en apparaten. Dit is een voorziening van HP-ondersteuning. ISEE biedt continue
bewaking van hardwaregebeurtenissen en geautomatiseerde kennisgevingen voor het identificeren en
voorkomen van mogelijk kritieke problemen. Via scripts voor externe diagnose en cruciale informatie met
betrekking tot de systeemconfiguratie die wordt verzameld over uw systemen, maakt ISEE een snel herstel
van uw systemen mogelijk. Installeer ISEE op uw systemen om de risico’s te helpen verminderen en
mogelijk kritieke problemen te voorkomen.
Meer informatie over ISEE vindt u op de website van HP
(http://www.hp.com/hps/hardware/hw_enterprise.html
U kunt ISEE downloaden van de website van HP
(http://www.hp.com/hps/hardware/hw_downloads.html
Meer informatie over de installatie vindt u in de HP ISEE Client Installation and Upgrade Guide
(HP ISEE Client Installatie- en upgradehandleiding)
(ftp://ftp.hp.com/pub/services/hardware/info/isee_client.pdf
).
).
).
Web-Based Enterprise Service
WEBES stelt beheerders in staat hardwaregebeurtenissen op proactieve wijze te beheren, lokaal of
online. De service biedt real-time analyse van meerdere gebeurtenissen, storingsanalyse en kennisgeving,
lokaal via SMTP en op afstand via ISEE voor binaire foutlogboeken voor OpenVMS, Tru64 en
Microsoft® Windows®-besturingssystemen.
Meer informatie vindt u op de website van HP (http://h18000.www1.hp.com/support/svctools/
Open Services Event Manager
OSEM is een afzonderlijk programma waarmee real-time reactieve en proactieve servicegebeurtenissen
worden gefilterd, geanalyseerd en gemeld. Met dit programma worden gebeurtenisgegevens van
SNMP-traps of gegevens over een HTTP-interface verzameld en worden een beheerder of HP via SMTP
en ISEE op de hoogte gebracht.
Meer informatie vindt u op de website van HP (http://h18000.www1.hp.com/support/svctools/
).
).
Configuratie en hulpprogramma’s 57
Systeem actueel houden
Stuurprogramma’s
De server omvat nieuwe hardware waarvoor mogelijk niet alle installatiemedia van de verschillende
besturingssystemen stuurprogramma’s bevatten.
Gebruik bij installatie van een door SmartStart ondersteund besturingssysteem het hulpprogramma
SmartStart (zie pagina 43) en de voorziening Assisted Path om het besturingssysteem en de meest
recente stuurprogramma’s te installeren.
OPMERKING: als u stuurprogramma’s vanaf de SmartStart-cd of de Software Maintenance-cd
installeert, controleert u op de SmartStart-website (http://www.hp.com/servers/smartstart
of u de meest recente versie van SmartStart gebruikt. Raadpleeg de documentatie op de
Als u geen gebruik maakt van de SmartStart-cd voor het installeren van een besturingssysteem, hebt u
stuurprogramma’s nodig voor bepaalde nieuwe hardware. Deze stuurprogramma’s, evenals andere
optiestuurprogramma’s, ROM-images en overige software, kunt u downloaden vanaf de website van HP
(http://www.hp.com/support
SmartStart-cd voor meer informatie.
).
BELANGRIJK: voer altijd een back-up uit voordat u stuurprogramma’s installeert of bijwerkt.
)
ProLiant Support Packs
PSP’s (ProLiant Support Packs) zijn op het besturingssysteem afgestemde pakketten met stuurprogramma’s,
hulpprogramma’s en Management Agents die zijn geoptimaliseerd voor ProLiant-servers. Meer informatie
vindt u op de website van PSP (http://h18000.www1.hp.com/products/servers/management/psp.html
Ondersteuning voor de versie van het besturingssysteem
Raadpleeg de speciale matrix voor informatie over ondersteuning van besturingssystemen op
(http://www.hp.com/go/supportos
).
HP Smart Update Manager
Met HP Smart Update Manager kunnen systeembeheerders op een efficiënte manier ROM-images op
meerdere servers en opties upgraden. Dit hulpprogramma biedt de volgende voorzieningen:
•
U kunt offline en online werken.
•
Het ondersteunt de besturingssystemen Microsoft® Windows® en Linux.
•
Het is geïntegreerd met andere hulpprogramma’s voor softwareonderhoud, installatie en
besturingssystemen.
).
•
Het programma controleert automatisch op afhankelijkheden voor hardware, firmware en
besturingssysteem, en installeert alleen de juiste ROM-upgrades die voor de doelserver zijn vereist.
Raadpleeg de HP Smart Update Manager User Guide (HP Smart Update Manager
Gebruikershandleiding) voor meer informatie. U vindt de handleiding en het hulpprogramma
HP Smart Update Manager op de ProLiant Firmware Maintenance-cd. Deze en andere cd’s kunt u gratis
downloaden van de SmartStart-downloadpagin op de website van HP (http://www.hp.com/go/support
Configuratie en hulpprogramma’s 58
).
System Online ROM Flash Component Utility
Met het Online ROM Flash Component Utility kunnen systeembeheerders op een efficiënte manier
systeem- of controller-ROM-images upgraden voor een groot scala van servers en arraycontrollers.
Dit hulpprogramma biedt de volgende voorzieningen:
•
U kunt offline en online werken.
•
Het ondersteunt de besturingssystemen Microsoft® Windows NT®, Windows® 2000,
Windows Server™ 2003, Novell Netware en Linux.
BELANGRIJK: dit hulpprogramma ondersteunt besturingssystemen die mogelijk niet worden
ondersteund door de server. Voor informatie over besturingssystemen die worden ondersteund
•
•
Raadpleeg voor het downloaden van het hulpprogramma en voor meer informatie de website van HP
(http://www.hp.com/support
door de server, raadpleegt u de website van HP (http://www.hp.com/support
Het is geïntegreerd met andere hulpprogramma’s voor software-onderhoud, installatie en
besturingssystemen.
Het programma controleert automatisch op afhankelijkheden voor hardware, firmware en
besturingssysteem, en installeert alleen de juiste ROM-upgrades die voor de doelserver zijn vereist.
).
).
Configuratie en hulpprogramma’s 59
Problemen oplossen
Hulpbronnen voor het oplossen van problemen
De handleiding HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers Problemen oplossen)
bevat procedures voor het oplossen van gewone problemen en uitgebreide informatie over de acties die
u kunt ondernemen om storingen te isoleren en te identificeren, om uitleg bij foutmeldingen te krijgen, om
problemen op te lossen, en om software-onderhoud op ProLiant-servers en server blades uit te voeren.
Deze handleiding bevat probleemspecifieke stroomdiagrammen die u kunnen helpen bij het vinden van
oplossingen van complexe problemen. Selecteer een taal om de handleiding weer te geven:
Nederlands (http://www.hp.com/support/ProLiant_TSG_nl)
•
Japans (http://www.hp.com/support/ProLiant_TSG_jp)
De handleiding HP BladeSystem c-Class Enclosure Troubleshooting Guide (HP BladeSystem klasse
C behuizing Problemen oplossen) bevat procedures en oplossingen voor het oplossen van problemen
met de klasse C HP BladeSystem-behuizingen. Deze handleiding legt uit hoe u het Insight-beeldscherm
moet gebruiken om problemen met de behuizing op te lossen, en bevat een stroomdiagram om u
door het proces van problemen oplossen te leiden. Bezoek de website van HP
(http://www.hp.com/support/BladeSystem_Enclosure_TSG_en
Procedure vóór de diagnose
WAARSCHUWING: lees in de serverdocumentatie ALTIJD alle informatie bij Waarschuwing
en Voorzichtig voordat u systeemonderdelen verwijdert, vervangt, terugplaatst of aanpast.
Zo voorkomt u mogelijke problemen.
BELANGRIJK: in deze handleiding vindt u informatie over meerdere servers. Sommige
informatie is wellicht niet van toepassing op uw server. Raadpleeg de serverdocumentatie
voor informatie over procedures, hardwareopties, hulpprogramma’s en besturingssystemen
die door de server worden ondersteund.
) om de handleiding te bekijken.
1.
Raadpleeg de belangrijke veiligheidsinformatie (zie pagina 61).
2.
Verzamel symptoomgegevens (zie pagina 62).
3.
Maak de server gereed voor diagnose(zie pagina 63).
4.
Gebruik het “stroomdiagram Start van diagnose” (zie pagina 65) om de diagnoseprocedure
te starten.
Problemen oplossen 60
Belangrijke veiligheidsinformatie
Lees de veiligheidsinformatie in de volgende gedeelten goed door voordat u serverproblemen oplost.
Belangrijke veiligheidsinformatie
Lees voordat u onderhoud aan dit product pleegt, eerst het document Belangrijke veiligheidsinformatie
Symbolen op apparatuur
dat u bij de server hebt ontvangen.
De volgende symbolen kunt u aantreffen op gedeelten van de apparatuur die mogelijk gevaar opleveren.
Dit symbool duidt op de aanwezigheid van gevaarlijke stroomcircuits of de kans op
een elektrische schok. Laat alle onderhoud aan een gekwalificeerde
onderhoudstechnicus over.
WAARSCHUWING: open dit gedeelte niet, om het risico van letsel door elektrische
schokken te beperken. Laat onderhoud, upgrades en reparaties alleen door bevoegd
onderhoudspersoneel uitvoeren.
Dit symbool duidt op het risico van elektrische schokken. Dit gedeelte kan niet door de
gebruiker worden onderhouden. Open het gedeelte onder geen enkele voorwaarde.
WAARSCHUWING: open dit gedeelte niet, om het risico van letsel door elektrische
schokken te beperken.
Elke RJ-45-connector met dit symbool geeft een netwerkaansluiting aan.
WAARSCHUWING: steek geen telefoon- of telecommunicatieconnectoren in deze
aansluiting, om het risico van letsel door elektrische schokken of brand of het risico
van schade aan apparatuur te beperken.
Dit symbool geeft een heet oppervlak of een heet onderdeel aan. Als een dergelijk
oppervlak wordt aangeraakt, bestaat de kans op lichamelijk letsel.
WAARSCHUWING: laat het oppervlak afkoelen voordat u het aanraakt, om het risico
van brandwonden te voorkomen.
Dit symbool geeft aan dat het onderdeel te zwaar is om door één persoon te worden
getild.
WAARSCHUWING: volg de lokale richtlijnen en voorschriften voor veiligheid op de
werkvloer op, om het risico van persoonlijk letsel of schade aan de apparatuur te
beperken.
4,54 kg
4,54 kg
Netvoedingseenheden of systemen met deze symbolen hebben meerdere
voedingsbronnen.
WAARSCHUWING: koppel alle netsnoeren van het systeem los om de voeding
geheel uit te schakelen. Zo beperkt u het risico van letsel door elektrische schokken.
Problemen oplossen 61
Waarschuwingen
WAARSCHUWING: reparaties aan dit apparaat mogen alleen worden uitgevoerd door
technici die zijn getraind door HP. Alle procedures voor reparaties en het oplossen van
problemen bevatten voldoende gegevens voor reparaties van subonderdelen en modules.
Gezien de complexiteit van de afzonderlijke kaarten en subonderdelen mag niet worden
geprobeerd reparaties uit te voeren aan onderdelen of wijzigingen aan te brengen op een
printplaat. Ondeskundige reparaties kunnen leiden tot gevaarlijke situaties.
WAARSCHUWING: u kunt het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur
verkleinen door te controleren of de rackopstelling aan de volgende eisen voldoet:
• De stelvoetjes moeten allemaal op de grond staan.
• Het volle gewicht van het rack moet op de stelvoetjes rusten.
• De stabilisatiesteunen moeten aan het rack zijn bevestigd (bij opstellingen bestaande
uit één rack).
• De racks moeten aan elkaar zijn gekoppeld (bij opstellingen bestaande uit
meerdere racks).
• Er mag slechts één onderdeel tegelijk zijn uitgeschoven. Een rack kan instabiel worden als
er meer dan één onderdeel tegelijk wordt uitgeschoven.
Informatie over symptomen
Verzamel de volgende informatie voordat u een serverprobleem gaat oplossen:
•
Welke gebeurtenissen zijn aan de storing voorafgegaan? Na welke stappen doet het probleem
zich voor?
•
Wat is er veranderd sinds het moment waarop de server het nog deed?
•
Hebt u onlangs hardware of software toegevoegd of verwijderd? En hebt u in dat geval waar nodig
de bijbehorende serverinstellingen gewijzigd?
•
Hoe lang vertoont de server al symptomen van het probleem?
•
Als het probleem op willekeurige momenten optreedt, wat is dan de duur of frequentie ervan?
Voor het antwoord op deze vragen is de volgende informatie wellicht van belang:
•
Start “HP Insight Diagnostics” (zie pagina 55), ga naar de overzichtspagina en bekijk de huidige
configuratie of vergelijk deze met vorige configuraties.
•
Raadpleeg de informatie die u over hardware en software hebt genoteerd.
•
Raadpleeg de lampjes op de server en de status ervan.
Problemen oplossen 62
Server voorbereiden op diagnose
1.
Controleer of de bedrijfsomgeving van de server aan alle eisen voldoet qua voeding,
airconditioning en luchtvochtigheid. Raadpleeg de documentatie bij de server voor de
omgevingsvereisten.
2.
Noteer eventuele foutberichten die op het scherm verschijnen.
3.
Verwijder alle diskettes en cd’s uit de stations.
4.
Schakel de server en de randapparatuur uit als u offline een diagnose gaat stellen. Sluit de server
zo mogelijk altijd op de juiste wijze af. Dit betekent dat u:
a.
Alle applicaties afsluit.
b.
Het besturingssysteem afsluit.
c.
Schakel de server uit (zie “Server blade uitschakelen“ op pagina 10).
5.
Ontkoppel alle randapparatuur die voor de test niet nodig is (alle apparaten die niet nodig zijn
om de server op te starten). Laat de printer aangesloten als u foutberichten wilt afdrukken.
6.
Zorg ervoor dat u alle materialen bij de hand heeft die u nodig hebt om het probleem op te lossen,
zoals hulpprogramma’s, een Torx-schroevendraaier, loopbackadapters en een polsbandje tegen
elektrostatische ontlading.
o
Op de server moeten de juiste Health-stuurprogramma’s en Management Agents zijn
geïnstalleerd.
OPMERKING: als u de configuratie van de server wilt controleren, gaat u naar de homepage
van System Management en selecteert u Version Control Agent. Hier ziet u een lijst met de
naam en versie van alle geïnstalleerde HP-stuurprogramma’s, Management Agents en
hulpprogramma’s en wordt aangegeven of ze up-to-date zijn.
o
Houd de serverdocumentatie bij de hand voor serverspecifieke informatie.
o
HP raadt u aan de SmartStart-cd te gebruiken voor value-added software en stuurprogramma’s
die u tijdens de probleemoplossing nodig kunt hebben.
OPMERKING: download de huidige versie van SmartStart van de website van HP
(http://www.hp.com/servers/smartstart
Serviceberichten
Raadpleeg de website van HP (http://www.hp.com/go/bizsupport) voor de meest recente
serviceberichten. Selecteer het juiste servermodel en klik op de koppeling Troubleshoot a Problem
(Problemen oplossen) op de productpagina.
).
Problemen oplossen 63
Losse kabels
Actie:
•
Controleer of alle netsnoeren goed zijn aangesloten.
•
Controleer of alle kabels van alle externe en interne onderdelen goed zijn uitgelijnd en aangesloten.
•
Verwijder alle gegevens- en voedingskabels en controleer of ze beschadigd zijn. Controleer de
kabels op verbogen pinnen of beschadigde stekkers.
•
Controleer of alle snoeren en kabels die zijn aangesloten op de server op de juiste manier via de
vaste kabelgoot worden geleid (indien aanwezig).
•
Controleer of elk apparaat goed op zijn plaats zit. Zorg dat u printplaten niet buigt bij het
terugplaatsen van onderdelen.
•
Controleer of eventuele apparatuurvergrendelingen volledig zijn gesloten en vergrendeld.
•
Controleer aan de hand van eventuele vergrendelings- of aansluitlampjes of elk onderdeel goed is
aangesloten.
•
Verwijder elk apparaat en installeer het opnieuw als de problemen zich blijven voordoen.
Controleer connectoren, stekkers en voetjes op gebogen pinnen of andere schade.
Stroomdiagrammen voor het oplossen
van problemen
Voor een effectieve probleemoplossing adviseert HP met het eerste stroomdiagram in dit gedeelte
te beginnen (zie “Stroomdiagram Start van diagnose” op pagina 65) en het juiste diagnosepad te
volgen. Als de andere stroomdiagrammen geen oplossing bieden, volgt u de diagnosestappen in
“Stroomdiagram Algemene diagnose” (zie pagina 66). Dit stroomdiagram geeft algemene informatie
over het oplossen van problemen en kan worden gebruikt als het probleem geen specifiek serverprobleem
is of als het niet makkelijk in een van de andere stroomdiagrammen valt onder te brengen.
U kunt de volgende stroomdiagrammen gebruiken:
•
Stroomdiagram Start van diagnose (zie pagina 65)
•
Stroomdiagram Algemene diagnose (zie pagina 66)
•
Stroomdiagram Opstartproblemen van de server blade (zie pagina 68)
•
Stroomdiagram POST-problemen (zie pagina 69)
•
Stroomdiagram Opstartproblemen van het besturingssysteem (zie pagina 71)
•
Stroomdiagram Indicaties voor serverstoringen (zie pagina 74)
Problemen oplossen 64
Stroomdiagram Start van diagnose
Gebruik het volgende stroomdiagram om de diagnoseprocedure te starten.
Opstartproblemen van de server blade“ op pagina 68)”
3 “Stroomdiagram POST-problemen” (zie pagina 69)
4 “Stroomdiagram Opstartproblemen van het besturingssysteem”
(zie pagina 71)
5 “Stroomdiagram Indicaties voor serverstoringen” (zie pagina 74)
Problemen oplossen 65
Stroomdiagram Algemene diagnose
Het stroomdiagram Algemene diagnose geeft algemene informatie over het oplossen van problemen.
Gebruik dit stroomdiagram als u niet zeker weet wat het probleem is of als de andere stroomdiagrammen
u niet helpen.
Item Zie
1 “Informatie over symptomen” (zie pagina 62)
2 “Losse kabels” (zie pagina 64)
3 “Serviceberichten” (zie pagina 63)
4 De meest recente versie van een specifieke server of van optionele
firmware is beschikbaar op de volgende websites:
•
HP-ondersteuningssite (http://www.hp.com/support)
•
Website voor HP ROM-BIOS/Firmware Updates
(http://h18023.www1.hp.com/support/files/server/us/romflash.html)
5 “General memory problems are occurring” (Er treden algemene
geheugenproblemen op) in de HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide
(HP ProLiant Servers Probleemoplossingshandleiding) op de documentatiecd of op de website van HP (http://www.hp.com/support
6
7
8
9 “HP-contactinformatie” (zie pagina 87)
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse -P server blades op
de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/products/servers/proliant-bl/p-class/info
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse C server blades op
de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse P- server blades op
de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/products/servers/proliant-bl/p-class/info
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse C server blades op
de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
•
“Hardware problems” (Hardwareproblemen) in de HP ProLiant Servers
Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
“Server information you need” (Benodigde serverinformatie) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
“Operating system information you need” (Benodigde
besturingssysteeminformatie) in de HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers Probleemoplossingshandleiding) op de
documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/support
).
).
).
).
).
).
).
).
Problemen oplossen 66
Problemen oplossen 67
Stroomdiagram Opstartproblemen van de server blade
Symptomen:
•
De server kan niet worden ingeschakeld.
•
Het systeemvoedingslampje is uit of oranje.
•
Het lampje voor de systeemconditie is rood of oranje.
OPMERKING: raadpleeg de documentatie bij de server voor de locatie van de serverlampjes
Mogelijke oorzaken:
•
•
•
•
•
•
ItemZie
1 “Identificatie van de onderdelen” (zie pagina 6)
2 Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse C server blades op
3 Integrated Lights-Out User Guide (Integrated Lights-Out
en informatie over hun betekenis.
Niet goed geplaatste of defecte voedingseenheid
Niet goed aangesloten of defect netsnoer
Probleem met de voedingsbron
Probleem met het opstartcircuit
Niet goed geplaatst onderdeel of vergrendelingsprobleem
Defect intern onderdeel
de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
Gebruikershandleiding) op de website van HP
(http://www.hp.com/servers/lights-out
).
).
Problemen oplossen 68
Stroomdiagram POST-problemen
Symptomen:
•
POST wordt niet voltooid.
OPMERKING: POST is voltooid als het systeem toegang zoekt tot de opstarteenheid.
•
POST is voltooid, maar met fouten.
Problemen oplossen 69
Mogelijke problemen:
•
Niet goed geplaatst of defect intern onderdeel
•
Defect KVM-apparaat (Keyboard, Video, Mouse)
•
Defect weergaveapparaat
Item Ga naar
1 Stroomdiagram Opstartproblemen van de server blade (zie pagina 68)
2 “POST–foutberichten en pieptonen” (op pagina 76)
3 “Video problems” (Videoproblemen) in de HP ProLiant Servers
Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de website
van HP (http://www.hp.com/support
4 “Informatie over symptomen” (zie pagina 62)
5 “General memory problems are occurring” (Er treden algemene
geheugenproblemen op) in de HP ProLiant Servers Troubleshooting
Guide (HP ProLiant Servers Probleemoplossingshandleiding) op de
documentatie-cd of op de website van HP (http://www.hp.com/support
6
7
•
“Hardware problems” (Hardwareproblemen) in de HP ProLiant
Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse C server blades
op de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
•
“Server information you need” (Benodigde serverinformatie) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
“Operating system information you need” (Benodigde
besturingssysteeminformatie) in de HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op
de website van HP (http://www.hp.com/support
).
).
).
).
).
).
Problemen oplossen 70
Stroomdiagram Opstartproblemen van het besturingssysteem
U kunt SmartStart op twee manieren gebruiken bij het stellen van een diagnose bij opstartproblemen van
het besturingssysteem op een server blade:
•
Gebruik iLO om virtuele apparaten op afstand aan te sluiten en de SmartStart-cd op de server blade
te plaatsen.
•
Sluit een SUV-kabel en station voor een klasse C HP Blade aan op de server blade en start de server
blade vervolgens opnieuw op.
Problemen oplossen 71
Symptomen:
•
Een eerder geïnstalleerd besturingssysteem wordt niet opgestart.
•
SmartStart wordt niet opgestart.
Mogelijke oorzaken:
•
Besturingssysteem is beschadigd
•
Probleem met vaste-schijfsubsysteem
•
Onjuiste opstartvolgorde ingesteld in RBSU
ItemZie
1 HP ROM-Based Setup Utility User Guide (HP ROM-Based Setup Utility
Gebruikershandleiding) (http://www.hp.com/servers/smartstart)
2 “Stroomdiagram POST-problemen” (zie pagina 69)
3
4 “HP Insight Diagnostics” (Diagnose HP Insight) (op pagina 55) of in de
5
6 “General memory problems are occurring” (Er treden algemene
7
8
9 “Stroomdiagram Algemene diagnose” (zie pagina 66)
•
“Hard drive problems” (Problemen met vaste schijf) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
Documentatie bij de controller
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
“Losse kabels” (zie pagina 64)
•
“CD-ROM and DVD drive problems” (Problemen met cd-rom- en
dvd-stations) in de HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide
(HP ProLiant Servers Probleemoplossingshandleiding) op de
documentatie-cd of op de website van HP (http://www.hp.com/support
•
Documentatie bij de controller
geheugenproblemen op) in de HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide
(HP ProLiant Servers Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd
of op de website van HP (http://www.hp.com/support
•
“Operating system problems” (Problemen met besturingssysteem) in
de HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
“HP-contactinformatie” (zie pagina 87)
•
“Hardware problems” (Hardwareproblemen) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse P- server blades op
de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/products/servers/proliant-bl/p-class/info
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse C server blades op
de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
).
).
).
).
).
).
).
).
Problemen oplossen 72
* Zie het stroomdiagram Opstartproblemen van het besturingssysteem (op pagina 71)
Problemen oplossen 73
Stroomdiagram Indicaties voor serverstoringen
Symptomen:
•
De server wordt opgestart, maar er wordt een fout gemeld door Insight Management Agents
(zie pagina 52).
•
De server wordt opgestart, maar het lampje voor de interne systeemconditie, het lampje voor de
externe systeemconditie of het lampje voor de conditie van systeemonderdelen is rood of oranje.
OPMERKING: raadpleeg de documentatie bij de server voor de locatie van de serverlampjes
Mogelijke oorzaken:
•
•
•
•
Item Zie
1 “Management agents” (Management agents) (op pagina 52) of in de
2
3 “Identificatie van de onderdelen” (zie pagina 6)
4 Homepage voor System Management (https://localhost:2381)
5 “Stroomdiagram Opstartproblemen” (zie “Stroomdiagram
6
en informatie over hun betekenis.
Niet goed geplaatst of defect intern of extern onderdeel
Niet-ondersteund onderdeel geïnstalleerd
Redundantiestoring
Oververhit systeem
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
“Integrated Management Log” (Geïntegreerde beheerlogboek)
(op pagina 56) of in de HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide
(HP ProLiant Servers Probleemoplossingshandleiding) op de
documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/support
•
“Event list error messages” (Foutberichten gebeurtenissenlijst) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
Opstartproblemen van de server blade“ op pagina 68)
•
“Hardware problems” (Hardwareproblemen) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
•
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse C server blades
op de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
•
“HP contactinformatie” (zie pagina 87)
).
).
).
).
).
Problemen oplossen 74
Item Zie
7
•
•
“Hardware problems” (Hardwareproblemen) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers
Probleemoplossingshandleiding) op de documentatie-cd of op de
website van HP (http://www.hp.com/support
).
Onderhouds- en servicehandleidingen voor klasse C server
blades op de documentatie-cd of op de website van HP
(http://www.hp.com/go/bladesystem/documentation
).
Problemen oplossen 75
POST-foutberichten en -pieptonen
Een complete lijst met foutberichten kunt u vinden in “POST error messages” (POST-foutberichten) in de
HP ProLiant Servers Troubleshooting Guide (HP ProLiant Servers Probleemoplossingshandleiding) op de
documentatie-cd of op de website van HP (http://www.hp.com/support
WAARSCHUWING: lees in de serverdocumentatie ALTIJD alle informatie bij Waarschuwing
en Voorzichtig voordat u systeemonderdelen verwijdert, vervangt, terugplaatst of aanpast.
Zo voorkomt u mogelijke problemen.
).
Problemen oplossen 76
Accu vervangen
Als de server blade niet meer automatisch de juiste datum en tijd weergeeft, moet de batterij die de
real-timeklok van voeding voorziet, mogelijk worden vervangen. In normale omstandigheden gaat een
batterij tussen de vijf en tien jaar mee.
WAARSCHUWING: deze computer bevat een interne lithiummangaandioxide-, een
vanadiumpentoxide- of een alkalinebatterij of -accu. Als u niet op de juiste manier omgaat met
de batterij, kan er brand ontstaan en kunt u brandwonden oplopen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om het risico op lichamelijk letsel te vermijden:
• Probeer de accu niet op te laden.
• Stel de batterij/accu niet bloot aan temperaturen boven 60 °C.
• Haal de batterij niet uit elkaar, plet of doorboor de batterij niet, maak geen kortsluiting
tussen de contactpunten. De batterij mag niet in water worden ondergedompeld of worden
blootgesteld aan vuur.
• Vervang de batterij alleen door een nieuwe batterij die is goedgekeurd voor dit product.
U verwijdert het onderdeel als volgt:
1.
Schakel de server blade uit (zie pagina 10).
2.
Verwijder de server blade (zie pagina 11).
3.
Verwijder het toegangspaneel (zie pagina 11).
4.
Zoek de locatie van de batterij (zie “Systeemkaart, onderdelen“ op pagina 8).
5.
Verwijder de batterij.
BELANGRIJK: als u de batterij op de systeemkaart vervangt, wordt het systeem-ROM ingesteld
op de standaardconfiguratie. Nadat u de batterij heeft vervangen, configureert u het systeem
opnieuw met RBSU.
Accu vervangen 77
Als u het onderdeel wilt terugplaatsen, voert u de procedure voor het verwijderen in omgekeerde
volgorde uit.
Neem contact op met een geautoriseerde HP Business Partner voor meer informatie over het vervangen of
voor afvalverwerking aanbieden van de batterij.
Accu vervangen 78
Wettelijke kennisgevingen
Voorgeschreven identificatienummers
Ten behoeve van voorgeschreven certificatie en identificatie heeft het product een uniek voorgeschreven
modelnummer. Het voorgeschreven modelnummer staat vermeld op het productlabel, samen met de
vereiste keurmerken en verdere informatie. Vermeld altijd dit voorgeschreven modelnummer wanneer u
om informatie over certificatie van dit product vraagt. Het voorgeschreven modelnummer is niet hetzelfde
Kennisgeving Federal Communications Commission
als de merknaam of het modelnummer van het product.
Deel 15 van de Federal Communications Commission (FCC) Rules and Regulations heeft Radiofrequentie
(RF) emissielimieten vastgesteld om te voorzien in een interferentievrij radiofrequentiespectrum. Veel
elektronische apparaten, inclusief computers, genereren RF-energie tijdens het gebruik ervan en vallen
daarom onder deze regels. In deze regels worden computers en verwante randapparatuur onderverdeeld
in twee klassen, A en B, afhankelijk van de bedoelde installatie. Apparaten van klasse A zijn die
waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze in een zakelijke of commerciële omgeving worden
geïnstalleerd. Apparaten van klasse B zijn die waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze in
een huiselijke omgeving worden geïnstalleerd (bijvoorbeeld pc’s). De FCC eist dat apparaten in beide
klassen een label dragen dat het interferentiepotentieel van het apparaat aangeeft, alsmede aanvullende
bedieningsinstructies voor de gebruiker.
FCC-indicatielabel
Het FCC-indicatielabel op het apparaat geeft de classificatie van het apparaat aan (A of B). Op Klasse
B-apparatuur staat een FCC-logo of ID op het label. Op Klasse A-apparatuur staat geen FCC-logo of ID
op het label. Nadat u de klasse van het apparaat bepaald hebt, leest u de bijbehorende verklaring.
Klasse A-apparatuur
Deze apparatuur is getest en valt onder de limieten gesteld voor een digitaal apparaat van Klasse A,
overeenkomstig Deel 15 van de FCC-regels. Deze limieten zijn ontworpen om redelijke bescherming
te bieden tegen schadelijke interferentie wanneer deze apparatuur wordt bediend in een commerciële
omgeving. Deze apparatuur genereert, gebruikt en kan radiofrequentie-energie uitstralen en kan, indien
niet geïnstalleerd en gebruikt volgens de instructies, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie
veroorzaken. Gebruik van deze apparatuur in een huiselijke omgeving zal naar alle waarschijnlijkheid
schadelijke interferentie veroorzaken en in dat geval dient de gebruiker zelf deze interferentie op eigen
kosten te corrigeren.
Wettelijke kennisgevingen 79
Klasse B-apparatuur
Deze apparatuur is getest en valt onder de limieten gesteld voor een digitaal apparaat van Klasse B,
overeenkomstig Deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze limieten zijn ontworpen om redelijke
bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie in een huiselijke installatie. Deze apparatuur
genereert, gebruikt en kan radiofrequentie-energie uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt
volgens de instructies, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen
garantie dat interferentie niet voorkomt in een bepaalde installatie. Wanneer deze apparatuur toch
schadelijke interferentie veroorzaakt op radio- of televisieontvangst, die herleid kan worden door de
apparatuur uit en in te schakelen, wordt de gebruiker aangeraden dit te corrigeren door een of meer
van de volgende maatregelen te treffen:
•
Heroriënteer of verplaats de ontvangende antenne.
•
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
•
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact op een circuit dat een andere is dan waar de ontvanger
op aangesloten is.
•
Vraag de dealer of een ervaren radio- of televisietechnicus om hulp.
Conformiteitsverklaring voor producten gemarkeerd
met het FCC-logo, alleen voor de Verenigde Staten
Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-voorschriften. Gebruik is onderhevig aan de volgende
twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat
moet elke ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste bediening kan
veroorzaken.
Voor vragen aangaande dit product kunt u telefonisch of schriftelijk contact met ons opnemen:
•
Hewlett-Packard Company
P. O. Box 692000, Mail Stop 530113
Houston, Texas 77269-2000
•
1-800-HP-INVENT (1-800-474-6836). (Voor doorlopende kwaliteitsverbetering kan het zijn dat uw
gesprek wordt opgenomen of dat er wordt meegeluisterd.)
Voor vragen aangaande deze FCC-verklaring kunt u telefonisch of schriftelijk contact met ons opnemen:
•
Hewlett-Packard Company
P. O. Box 692000, Mail Stop 510101
Houston, Texas 77269-2000
•
1281-514-3333
Raadpleeg voor identificatie van dit product het onderdeel-, serie- of modelnummer, dat gevonden kan
worden op het product.
Aanpassingen
De FCC eist dat de gebruiker er van op de hoogte wordt gesteld dat wijzigingen of aanpassingen die
niet expliciet goedgekeurd zijn door Hewlett-Packard Company, de bevoegdheid van de gebruiker om
het apparaat te bedienen, ongeldig kan maken.
Wettelijke kennisgevingen 80
Kabels
Voor het aansluiten van dit apparaat moeten conform de FCC-regels afgeschermde kabels met metalen
RFI/EMI-connectorkapjes worden gebruikt.
Canadese kennisgeving (Avis Canadien)
Klasse A-apparatuur
This Class A digital apparatus meets all requirements of the Canadian Interference-Causing Equipment
Regulations.
Cet appareil numérique de la classe A respecte toutes les exigences du Règlement sur le matériel
brouilleur du Canada.
Klasse B-apparatuur
This Class B digital apparatus meets all requirements of the Canadian Interference-Causing Equipment
Regulations.
Cet appareil numérique de la classe B respecte toutes les exigences du Règlement sur le matériel
brouilleur du Canada.
Kennisgeving voor de Europese Unie
Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:
•
Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC
•
EMC-richtlijn 2004/108/EC
Het voldoen aan deze richtlijnen impliceert naleving van toepasselijke Europese standaarden (normen).
Deze zijn opgenomen in de EU Declaration of Conformity die Hewlett-Packard voor dit product of deze
productenreeks ter beschikking stelt.
De garantie dat het product aan de richtlijnen voldoet, vindt u op het volgende label dat op het product is
aangebracht:
Dit label is alleen geldig voor niet-Telecom-producten en voor gestandaardiseerde Telecom-producten in
de EU (bijvoorbeeld Bluetooth).
Dit label is geldig voor niet-gestandaardiseerde Telecom-producten in de EU.
*Aangegeven framenummer (alleen indien van toepassing – zie het productlabel)
Verwijdering van afgedankte apparatuur door
privé-gebruikers in de Europese Unie
Dit symbool op het product of de verpakking geeft aan dat dit product niet mag worden
gedeponeerd bij het normale huishoudelijke afval. U bent zelf verantwoordelijk voor het
inleveren van uw afgedankte apparatuur bij een inzamelingspunt voor het recyclen van
oude elektrische en elektronische apparatuur. Door uw oude apparatuur apart aan te bieden
en te recyclen, kunnen natuurlijke bronnen worden behouden en kan het materiaal worden
hergebruikt op een manier waarmee de volksgezondheid en het milieu worden beschermd.
Neem contact op met uw gemeente, het afvalinzamelingsbedrijf of de winkel waar u het
product hebt gekocht voor meer informatie over inzamelingspunten waar u oude apparatuur
kunt aanbieden voor recycling.
Japanse kennisgeving
BSMI-kennisgeving
Wettelijke kennisgevingen 82
Koreaanse kennisgeving
Klasse A-apparatuur
Klasse B-apparatuur
Laser, kennisgeving
Dit product is mogelijk uitgerust met een optische-schijfeenheid (cd- of dvd-station) en/of een
glasvezeltransceiver. Deze apparaten bevatten een laser die is geclassificeerd als een laserproduct uit
klasse 1 overeenkomstig de Amerikaanse FDA-voorschriften en IEC 60825-1. Het product geeft geen
gevaarlijke straling af.
Elk laserproduct voldoet aan 21 CFR 1040.10 en 1040.11, met uitzondering van afwijkingen
overeenkomstig Laser Notice No. 50, gedateerd 27 mei 2001; en aan IEC 60825-1:1993/A2:2001.
WAARSCHUWING: het gebruik van knoppen of instellingen of het uitvoeren van andere
procedures dan die in deze handleiding of in de installatiehandleiding bij het laserproduct
worden beschreven, kan resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling. U beperkt als
volgt het risico van blootstelling aan gevaarlijke straling:
• Probeer niet de behuizing van de module te openen. U mag zelf geen onderdelen
repareren.
• U mag geen functies gebruiken of aanpassingen of procedures uitvoeren aan de
laserapparatuur dan die welke in deze handleiding worden beschreven.
• Laat alleen een geautoriseerde HP Business Partner reparaties aan de laserapparatuur
uitvoeren.
Het Center for Devices and Radiological Health (CDRH) van de U.S. Food and Drug Administration
heeft op 2 augustus 1976 voorschriften voor laserproducten uitgevaardigd. Deze voorschriften zijn
van toepassing op laserproducten die zijn geproduceerd vanaf 1 augustus 1976. Producten die in
de Verenigde Staten op de markt worden gebracht, moeten aan deze voorschriften voldoen.
Wettelijke kennisgevingen 83
Kennisgeving vervanging accu’s en batterijen
WAARSCHUWING: deze computer bevat een interne lithiummangaandioxide-, een
vanadiumpentoxide- of een alkalinebatterij of -accu. Als u niet op de juiste manier omgaat
met de batterij, kan er brand ontstaan en kunt u brandwonden oplopen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om het risico op lichamelijk letsel te vermijden:
• Probeer de accu niet op te laden.
• Stel de batterij/accu niet bloot aan temperaturen boven 60 °C.
• Haal de batterij niet uit elkaar, plet of doorboor de batterij niet, maak geen kortsluiting
tussen de contactpunten. De batterij mag niet in water worden ondergedompeld of worden
Neem contact op met een geautoriseerde HP Business Partner voor meer informatie over het vervangen of
voor afvalverwerking aanbieden van de batterij of accu.
blootgesteld aan vuur.
Batterijen en accu’s moeten gescheiden van het overige huisvuil worden ingezameld. Als u de
batterijen en accu’s wilt inleveren voor hergebruik of op de juiste manier wilt vernietigen, kunt u
gebruikmaken van het openbare inzamelingssysteem voor klein chemisch afval of kunt u de
batterijen of accu’s terugsturen naar HP of een geautoriseerde HP Business Partner.
Taiwanese kennisgeving over hergebruik
van batterijen
De EPA van Taiwan vereist van droge accu-fabricage- of importbedrijven die voldoen aan Artikel 15 van
de Wet Afvalverwijdering dat zij de hersteltekens aangeven van accu’s die in de uitverkoop, als
relatiegeschenk of speciale aanbieding worden aangeboden. Neem contact op met een gekwalificeerde
Taiwanese recycler voor de correcte afvoer van accu’s.
Wettelijke kennisgevingen 84
Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading voorkomen
Om schade aan het systeem te voorkomen moet u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht nemen
wanneer u het systeem instelt of de onderdelen vastpakt. Een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere geleiders kan de systeemkaarten of andere gevoelige apparatuur beschadigen.
Dit soort schade kan de levensduur van het apparaat verkorten.
U voorkomt als volgt schade ten gevolge van elektrostatische ontlading:
•
Zorg dat u de onderdelen zo weinig mogelijk met de handen aanraakt door onderdelen in de
antistatische verpakking te vervoeren en te bewaren.
•
Haal onderdelen niet uit hun antistatische verpakking zolang ze zich niet op een plaats bevinden
die vrij is van statische elektriciteit.
•
Plaats de onderdelen op een geaard oppervlak voordat u ze uit de verpakking haalt.
•
Vermijd aanraking van pinnen, voedingsdraden en circuits.
•
Zorg dat u geen elektriciteit geleidt als u een onderdeel aanraakt dat gevoelig is voor statische
elektriciteit.
Aardingsmethoden ter voorkoming van
elektrostatische ontlading
Er zijn verschillende methoden waarmee u voor aarding kunt zorgen. Pas een of meer van de volgende
aardingsmethoden toe wanneer u werkt met onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit of
wanneer u dergelijke onderdelen installeert:
•
Gebruik een polsbandje dat met een aardedraad is verbonden met een geaard werkstation of
computerchassis. Polsbandjes zijn flexibele bandjes met minimaal 1 megohm ±10 procent
weerstand in de aardedraden. Draag het bandje strak tegen de huid voor voldoende aarding.
•
Gebruik hiel-, teen- of schoenbandjes bij staande werkstations. Draag de bandjes om beide voeten
wanneer u op een geleidende vloer of dissiperende vloermat staat.
•
Gebruik geleidend onderhoudsgereedschap.
•
Gebruik een draagbare gereedschapskist met een opvouwbare dissiperende werkmat.
Als u niet beschikt over de aanbevolen hulpmiddelen voor de juiste aarding, laat u een geautoriseerde
Business Partner het onderdeel installeren.
Neem contact op met een Business Partner voor meer informatie over statische elektriciteit of hulp bij de
installatie van het product.
Elektrostatische ontlading 85
Specificaties
Omgevingsspecificaties
Specificatie Waarde
Temperatuurbereik*
In bedrijf 10°C tot 35°C
Bij verzending -40°C tot 60°C
Opslag -20°C tot 60°C
Maximale natte-boltemperatuur 30°C
Relatieve luchtvochtigheid
(zonder condensatie)**
In bedrijf 10% tot 90%
Bij verzending 10% tot 90%
Opslag 10% tot 95%
* Alle aangegeven temperatuurwaarden betreffen temperaturen op zeeniveau. Voor locaties die zich boven
zeeniveau bevinden, kunnen deze waarden met 1°C worden verlaagd voor elke 304,8 m tot 3.048 m. Stel de server
niet bloot aan direct zonlicht. De bovengrens bij gebruik bedraagt 3.048 m of 70 kPa/10,1 psia. De bovengrens bij
niet-gebruik bedraagt 9.144 m of 30,3 kPa/4,4 psia.
** Maximale luchtvochtigheid van 95% voor opslag is gebaseerd op een maximumtemperatuur van 45°C. Maximale
opslaghoogte komt overeen met een minimale druk van 70 kPa.
Server blade, specificaties
Specificatie Waarde
Hoogte 18,06 cm
Diepte 49,78 cm
Breedte 5,16 cm
Gewicht (maximum) 4,54 kg
Gewicht (zonder
geïnstalleerde stations)
4,31 kg
Specificaties 86
Technische ondersteuning
Voordat u contact opneemt met HP
Zorg dat u tijdens het gesprek met de helpdesk van HP de volgende informatie bij de hand hebt:
•
Registratienummer voor technische ondersteuning (indien van toepassing)
•
Serienummer van het product
•
Modelnaam en -nummer van het product
•
Productidentificatienummer
•
Relevante foutmeldingen
•
Insteekkaarten of toegevoegde hardware
•
Apparatuur of programmatuur van derden
•
Type- en versienummer van het besturingssysteem
HP-contactinformatie
Voor technische ondersteuning van een geautoriseerde HP Business Partner:
•
Als u zich in de Verenigde Staten bevindt, raadpleegt u de HP-servicezoeker
(http://www.hp.com/service_locator).
•
Op andere locaties raadpleegt u de webpagina Contact HP worldwide (in het Engels)
(http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact.html
Technische ondersteuning van HP:
•
In de Verenigde Staten raadpleegt u voor contactopties de webpagina Contact HP United States
(http://welcome.hp.com/country/us/en/contact_us.html
o
Bel 1-800-HP-INVENT (1-800-474-6836). Dit nummer is 24 uur per dag, 7 dagen per week
bereikbaar. Voor doorlopende kwaliteitsverbetering kan het zijn dat uw gesprek wordt
opgenomen of dat er wordt meegeluisterd.
o
Bel 1-800-633-3600 als u een Care Pack (service upgrade) hebt gekocht. Meer informatie
over Care Packs vindt u op de website van HP (http://www.hp.com
•
Op andere locaties raadpleegt u de webpagina Contact HP worldwide (in het Engels)
(http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact.html
).
). Telefonisch contact opnemen met HP:
).
).
Technische ondersteuning 87
Customer Self Repair
Veel onderdelen in HP producten zijn door de klant zelf te repareren, waardoor de reparatieduur tot een
minimum beperkt kan blijven en de flexibiliteit in het vervangen van defecte onderdelen groter is. Deze
onderdelen worden CSR-onderdelen (Customer Self Repair) genoemd. Als HP (of een HP Service Partner)
bij de diagnose vaststelt dat de reparatie kan worden uitgevoerd met een CSR-onderdeel, verzendt HP
dat onderdeel rechtstreeks naar u, zodat u het defecte onderdeel daarmee kunt vervangen. Er zijn twee
categorieën CSR-onderdelen:
•
Verplicht: Onderdelen waarvoor reparatie door de klant verplicht is. Als u HP verzoekt deze
onderdelen voor u te vervangen, worden u voor deze service reiskosten en arbeidsloon in rekening
gebracht.
•
Optioneel: Onderdelen waarvoor reparatie door de klant optioneel is. Ook deze onderdelen zijn
ontworpen voor reparatie door de klant. Als u echter HP verzoekt deze onderdelen voor u te
vervangen, kunnen daarvoor extra kosten in rekening worden gebracht, afhankelijk van het type
garantieservice voor het product.
OPMERKING: sommige HP onderdelen zijn niet ontwikkeld voor reparatie door de klant. In verband met
de garantievoorwaarden moet het onderdeel door een geautoriseerde Service Partner worden vervangen.
Deze onderdelen worden in de geïllustreerde onderdelencatalogus aangemerkt met “Nee”.
Afhankelijk van de leverbaarheid en de locatie worden CSR-onderdelen verzonden voor levering op
de eerstvolgende werkdag. Levering op dezelfde dag of binnen vier uur kan tegen meerkosten worden
aangeboden, indien dit mogelijk is gezien de locatie. Indien assistentie gewenst is, belt u een HP Service
Partner om via de telefoon technische ondersteuning te ontvangen. HP vermeldt in de documentatie bij het
vervangende CSR-onderdeel of het defecte onderdeel aan HP moet worden geretourneerd. Als het defecte
onderdeel aan HP moet worden teruggezonden, moet u het defecte onderdeel binnen een bepaalde
periode, gewoonlijk vijf (5) werkdagen, retourneren aan HP. Het defecte onderdeel moet met de
bijbehorende documentatie worden geretourneerd in het meegeleverde verpakkingsmateriaal. Als u het
defecte onderdeel niet terugzendt, kan HP u voor het vervangende onderdeel kosten in rekening brengen.
Bij reparatie door de klant betaalt HP alle verzendkosten voor het vervangende en geretourneerde
onderdeel en kiest HP zelf welke koerier/transportonderneming hiervoor wordt gebruikt.
Neem contact op met een Service Partner voor meer informatie over het Customer Self Repair programma
van HP. Informatie over Service Partners vindt u op de HP website
(http://www.hp.nl/services/servicepartners
kennisgeving 79, 80
FCC-indicatielabel 79
Federal Communications Commission (FCC),
kennisgeving 79, 80
Foutberichten 76
Index 92
G
Geautoriseerde HP Business Partner 87
Geheugen 29
Geheugen, advanced ECC 29, 46
Geheugen, installeren 30
Geheugen, mirrored 46
Geheugen, online spare 46
Geïntegreerd SATA RAID 46, 47
Geïntegreerd SATA RAID, configuratie 48
H
Hardware installeren 17
Hardwareopties 17
Hardwareopties installeren 17
Health-stuurprogramma 50
HP Insight Control Environment Suites 54
HP Insight Control Linux Edition 54
HP Insight Diagnostics 55, 56
HP Insight Diagnostics, onderzoeksfunctionaliteit 56
HP Instant Support Enterprise Edition 57
HP ProLiant Essentials Foundation Pack 51
HP ProLiant Essentials Performance
Management Pack 53
HP ProLiant Essentials Server Migration Pack 52
HP ProLiant Essentials Virtual Machine
Management Pack 52
HP ProLiant Essentials Virtualization
Management Software 52
HP ProLiant Essentials Vulnerability and Patch
Management Pack 53
HP Smart Update Manager, overzicht 58
HP Storage Manager 49
HP StorageWorks Library and Tape Tools (L&TT) 51
HP Systems Insight Manager, overzicht 51
HP, contact opnemen met 87
HP, technische ondersteuning van 87
HP-website 87
Hulpbronnen 42, 87
Hulpbronnen voor het oplossen van problemen 60
Hulpprogramma voor upgraden firmware,
Laserapparatuur 83
LEDs, problemen oplossen 60
Lights-Out, implementatie via netwerk 36, 37, 39
Lokale KVM, toegang tot server blade via 34
Lokale media-apparaten, toegang tot 35
Losse kabels 64
SAN-configuratie 42
Schakelaar, systeemonderhoud 8
Schakelaars 8
Schakelaars, configureren 8
Seriële connector 9
Serienummer 49, 79
Server blade verwijderen 11
Server blade, handgreep 6
Server blade, installatie 12
Server blade, installeren 14
Server blade, opvuleenheid 14
Server blade, specificaties 86
Server blade, verwijderen 11
Server blade-opties installeren 17
Server blade-opties, installeren 12
Server Migration Pack 52
Servervoorzieningen en -opties 17
Serviceberichten 63
Smart Update Manager 58
SmartStart autorun-menu 43
SmartStart Scripting Toolkit 43
SmartStart, overzicht 43
Software 36
Specificaties 86
Specificaties, omgeving 86
Specificaties, server blade 86
Statische elektriciteit 85
StorageWorks Library and Tape Tools (L&TT) 51
Stroomdiagram Algemene diagnose 66
Stroomdiagram Indicaties voor serverstoringen 74
Stroomdiagram Opstartproblemen 68
Index 94
Stroomdiagram Opstartproblemen van
het besturingssysteem 71
Stroomdiagram POST-problemen 69
Stroomdiagram Start van diagnose 65
Stroomdiagrammen 64, 65, 66, 68, 69, 71, 74
Stroomdiagrammen voor het oplossen van
problemen 64
Stuurprogramma’s 36, 58
Stuurprogramma’s bijwerken 36
Support packs 43
SUV-connector 6, 9, 33
SUV-kabel voor klasse C HP Blade 6, 9, 33, 34, 35
Switches, interconnect 12
Symbolen op apparatuur 61
Systeem, actueel houden 58
Systeemconditie, lampjes 7
Systeemkaart 8
Systeemkaart, accu 8
Systeemkaart, batterij 84
Systeemkaart, duimschroeven 8
Systeemkaart, onderdelen 8
Systeemonderhoud, schakelaar 8
Systeemvoedingslampje 7
System Erase, hulpprogramma 51
System Online ROM Flash Component Utility 59
Systems Insight Manager 51
T
Taiwanese kennisgeving over hergebruik
van batterijen 84
Technische ondersteuning 87
Telefoonnummers 87
Temperatuur 86
Temperatuurbereik (omgeving) 86
Toegangspaneel 11
Toegangspaneel installeren 11
Toegangspaneel verwijderen 11
Treklipje met serienummer 6