In deze handleiding vindt u een beschrijving van de meeste
hardware- en softwarevoorzieningen die beschikbaar zijn op de
notebookcomputer, waaronder optionele voorzieningen voor
draadloze communicatie, en aanwijzingen voor het gebruik
daarvan. Aanvullende informatie over de notebookcomputer,
waaronder informatie over het oplossen van problemen, kunt u
vinden in Help en ondersteuning. U opent dit onderdeel door
Start > Help en ondersteuning te selecteren. Als uw
notebookmodel is uitgerust met een apparaat voor draadloze
communicatie, wordt informatie over het instellen van draadloze
communicatie verstrekt in het gedrukte boekje Draadloze communicatie instellen. Aanvullende informatie over 802.11 is
te vinden in de 802.11-software.
Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation. Het SD-logo is een
handelsmerk van de desbetreffende houder. Bluetooth is een handelsmerk
van de desbetreffende houder en wordt door Hewlett-Packard Company
onder licentie gebruikt.
De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden
gewijzigd. De enige garanties die voor HP producten en diensten worden
gegeven, worden uiteengezet in de uitdrukkelijke garantievoorwaarden bij
de desbetreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze
handleiding kunnen geen rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in
deze publicatie.
Handleiding voor de hardware en software
HP notebookcomputers
Eerste editie, maart 2005
Referentienummer: zv6000
Artikelnummer: 375382-331
In- en uitgangssignalen van dockingpoort 2 . . . . . . . . . 17–3
Index
xHandleiding voor de hardware en software
Onderdelen herkennen
Onderdelen aan de bovenkant
Lampjes van toetsenbord en
digitale-mediaslot
1
OnderdeelBeschrijving
Caps lock-lampjeAan: caps lock is ingeschakeld.
1
Lampje van
2
digitale-mediaslot (alleen
bepaalde modellen)
3Num lock-lampjeAan: num lock is actief of het geïntegreerde
Handleiding voor de hardware en software1–1
Aan: er wordt geschreven naar of gelezen van
een digitale geheugenkaart. (Dit lampje is ook
zichtbaar aan de linkerkant van de
notebookcomputer.)
numerieke toetsenblok is ingeschakeld.
Onderdelen herkennen
Aan/uit/standby-lampje, lampje van
schijfeenheid en acculampje
OnderdeelBeschrijving
1Aan/uit/standby-
lampjes (2)*
Lampje van
2
IDE-schijf
(Integrated Drive
Electronics)
1–2Handleiding voor de hardware en software
Aan: de notebookcomputer staat aan.
Knipperend: de notebookcomputer staat in de
standbystand.
Uit: de notebookcomputer staat uit.
Aan of knipperend: er wordt geschreven naar of
gelezen van de primaire vaste schijf of een
optische-schijfeenheid.
Onderdelen herkennen
3AcculampjeAan: de accu wordt opgeladen.
Knipperend: de notebookcomputer werkt op
accuvoeding, maar er is te weinig accuvoeding
beschikbaar om de notebookcomputer op te starten.
Uit: de accu is volledig opgeladen of niet geplaatst.
*De notebookcomputer heeft twee aan/uit/standby-lampjes. Het aan/uit/standbylampje aan de bovenkant van de notebookcomputer is alleen zichtbaar wanneer
de notebookcomputer open is; het aan/uit/standby-lampje aan de voorkant van
de notebookcomputer is ook zichtbaar wanneer de notebookcomputer dicht is.
†
Het acculampje knippert wanneer u de notebookcomputer probeert aan te
zetten terwijl de notebookcomputer niet is aangesloten op een externe
voedingsbron en een accu bevat die niet voldoende voeding kan leveren om de
notebookcomputer te starten.
†
Handleiding voor de hardware en software1–3
Onderdelen herkennen
Touchpad
OnderdeelBeschrijving
1TouchpadlampjeAan: het touchpad is ingeschakeld.
2Touchpad*Hiermee verplaatst u de aanwijzer.
3Linker- en rechterknop van
het touchpad*
4Verticale schuifzone van het
touchpad*
Deze knoppen hebben dezelfde
functie als de linker- en
rechtermuisknop op een externe muis.
Hiermee schuift u de inhoud van het
actieve venster omhoog of omlaag.
5TouchpadknopHiermee schakelt u het touchpad
in/uit.
*In deze tabel worden de standaardinstellingen beschreven. Raadpleeg
"Eigenschappen voor de muis instellen" in hoofdstuk 3, "Toetsenbord" voor
informatie over het wijzigen van de werking van het touchpad.
1–4Handleiding voor de hardware en software
Onderdelen herkennen
Aan/uit-voorzieningen
OnderdeelBeschrijving
Aan/uit-knop*Deze knop werkt als volgt:
1
■ Als de notebookcomputer is uitgeschakeld, drukt u op
deze knop om de notebookcomputer in te schakelen.
■ Als de notebookcomputer is ingeschakeld, drukt u kort
op deze knop om de hibernationstand te activeren.
■ Als de notebookcomputer in de standbystand staat,
drukt u kort op deze knop om de standbystand te
beëindigen.
■ Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u
kort op deze knop om de hibernationstand te
beëindigen.
Als het systeem niet meer reageert en de afsluit-
✎
procedures van Microsoft® Windows® niet beschikbaar zijn, houdt u deze knop minstens vier seconden
ingedrukt om de notebookcomputer uit te schakelen.
Beeldscherm-
2
schakelaar*
*In deze tabel worden de standaardinstellingen beschreven. Raadpleeg
"Venster Energiebeheer openen" in hoofdstuk 2, "Energiebeheer", voor
informatie over het wijzigen van de werking van de beeldschermschakelaar of
de aan/uit-knop.
Deze schakelaar activeert de standbystand als u de
notebookcomputer dichtdoet terwijl de computer aan staat.
Handleiding voor de hardware en software1–5
Onderdelen herkennen
Luidsprekers en Quick Launch-knoppen
OnderdeelBeschrijving
1Dvd-knop*Hiermee opent u de standaard
dvd-applicatie.
2Muziekknop*Hiermee opent u de standaard-
applicatie voor muziek.
Internet-knopHiermee opent u de standaard-
3
webbrowser. Bij aflevering van de
notebookcomputer is Microsoft
Internet Explorer ingesteld als
standaardwebbrowser.
4Stereoluidsprekers (2)Deze luidsprekers zorgen voor
stereogeluid.
*In deze tabel worden de standaardinstellingen beschreven. De functie van
de dvd-knop en de muziekknop kan worden gewijzigd. Raadpleeg
"Voorkeuren instellen voor de dvd-knop en de muziekknop" in hoofdstuk 3,
"Toetsenbord", voor instructies.
1–6Handleiding voor de hardware en software
Knop en lampje voor draadloze
communicatie
OnderdeelBeschrijving
Onderdelen herkennen
1Knop voor draadloze
communicatie (alleen
bepaalde modellen)
Lampje voor draadloze
2
communicatie (alleen
bepaalde modellen)
*Als u een draadloze verbinding tot stand wilt brengen, moet er al een
draadloos netwerk zijn ingesteld. Raadpleeg het meegeleverde gedrukte
Draadloze communicatie instellen
boekje
communicatie (alleen bepaalde modellen)", voor informatie over het tot
stand brengen van een draadloze verbinding.
Handleiding voor de hardware en software1–7
Met deze knop kunt u de apparatuur voor
draadloze communicatie in- en
uitschakelen, maar geen draadloze
verbinding tot stand brengen.*
Aan: een of meer optionele geïntegreerde
apparaten voor draadloze communicatie,
zoals een 802.11-apparaat voor draadloze
communicatie en/of een
Bluetooth®-apparaat, zijn ingeschakeld.
(Dit lampje geeft niet aan of er een
draadloze verbinding tot stand is
gebracht.)*
, en hoofdstuk 11, "Draadloze
Onderdelen herkennen
Toetsen
OnderdeelBeschrijving
1Functietoetsen (12)Hiermee kunt u systeem- en applicatietaken
uitvoeren. Als u de toets fn gebruikt in
combinatie met de functietoetsen, kunt u de
functietoetsen als hotkeys gebruiken om extra
taken uit te voeren.
2fn -toetsHiermee voert u in combinatie met andere
toetsen systeemtaken uit. Wanneer u
bijvoorbeeld op fn+f7 drukt, wordt de
helderheid van het beeldscherm verminderd.
3Windows-logotoetsHiermee geeft u het menu Start van Windows
weer.
4Windows-
applicatietoets
5Toetsen van
geïntegreerd numeriek
toetsenblok (15)
1–8Handleiding voor de hardware en software
Hiermee opent u een snelmenu voor opties
onder de aanwijzer.
Deze toetsen kunt u laten werken als de
toetsen op een extern numeriek toetsenblok.
Onderdelen herkennen
Onderdelen aan de voorkant
OnderdeelBeschrijving
1Knop Geluid zachterHiermee verlaagt u het
systeemvolume.
2Knop Geluid harderHiermee verhoogt u het
systeemvolume.
3BeeldschermontgrendelingHiermee opent u de
notebookcomputer.
4Infraroodlens voor
consumentenelektronica
(alleen bepaalde modellen)
Knop Geluid uitHiermee schakelt u de
5
6Lampje voor het uitschakelen
van het geluid
Handleiding voor de hardware en software1–9
Hiermee wordt de verbinding tussen
de notebookcomputer en een
optionele afstandsbediening tot stand
gebracht.
geluidsweergave uit of in.
Aan: het geluid is uitgeschakeld.
Onderdelen herkennen
Onderdelen aan de achterkant
OnderdeelBeschrijving
NetvoedingsconnectorHierop sluit u de netvoedingsadapterkabel
1
2Ventilatieopeningen (2)*Deze openingen zorgen voor luchtkoeling
aan.
van de interne onderdelen.
Blokkeer de ventilatieopeningen
Ä
niet, om oververhitting te
voorkomen. Zorg ervoor dat
de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van
hard materiaal (zoals een printer) of
een voorwerp van zacht materiaal
(zoals een kussen, een dik kleed of
kleding).
3Externe-monitorpoortHierop sluit u een optionele VGA-monitor
of projector aan.
4USB-poort
†
Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat
aan.
5RJ-11-modemconnectorHierop sluit u de modemkabel aan.
*De notebookcomputer heeft vijf ventilatieopeningen. Eén opening is zichtbaar
aan de rechterkant van de notebookcomputer. Alle ventilatieopeningen zijn
zichtbaar aan de onderkant van de notebookcomputer.
†
De notebookcomputer heeft vier USB-poorten. De andere USB-poorten
bevinden zich aan de rechter- en linkerkant van de notebookcomputer.
1–10Handleiding voor de hardware en software
Onderdelen herkennen
Onderdelen aan de rechterkant
Poorten
OnderdeelBeschrijving
1394-poort (alleen
1
bepaalde modellen)
USB-poort*Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat
2
Dockingpoort 2
3
†
Hierop sluit u een optioneel 1394a-apparaat
aan, zoals een scanner, een digitale camera
of een digitale camcorder.
aan.
Hiermee sluit u de notebookcomputer aan op
een optioneel dockingapparaat.
*De notebookcomputer heeft vier USB-poorten. De andere USB-poorten
bevinden zich aan de linkerkant en de achterkant van de
notebookcomputer.
†
(De notebookcomputer heeft slechts één dockingpoort. De "2" in de term
dockingpoort 2
uitgangssignalen van dockingpoort 2" in hoofdstuk 17, "Specificaties", voor
informatie over de signalen die de dockingpoort ondersteunt.
Handleiding voor de hardware en software1–11
duidt op het type dockingpoort. Raadpleeg "In- en
Onderdelen herkennen
Ingangen, uitgangen en
ventilatieopeningen
OnderdeelBeschrijving
Audio-uitgang
1
(hoofdtelefoonuitgang)
Audio-ingang
2
(microfooningang)
Ventilatieopening*Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de
3
Hierop sluit u een optionele hoofdtelefoon of
stereoluidsprekers met versterking aan. U kunt
hierop ook de audiofunctie van een
audio/video-apparaat zoals een televisie
of videorecorder aansluiten.
Hierop sluit u een optionele monomicrofoon
(één geluidskanaal) aan.
interne onderdelen.
Blokkeer de ventilatieopeningen niet, om
Ä
oververhitting te voorkomen. Zorg ervoor
dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard
materiaal (zoals een printer) of een
voorwerp van zacht materiaal (zoals een
kussen, een dik kleed of kleding).
RJ-45-netwerk
4
connector
S-video-uitgangHierop sluit u een optioneel S-videoapparaat aan,
5
*De notebookcomputer heeft vijf ventilatieopeningen. Twee van deze openingen
zijn ook zichtbaar aan de achterkant van de notebookcomputer. Alle ventilatieopeningen zijn zichtbaar aan de onderkant van de notebookcomputer.
1–12Handleiding voor de hardware en software
Hierop sluit u een optionele netwerkkabel aan.
zoals een televisie, videorecorder, camcorder,
projector of video-opnamekaart.
Onderdelen herkennen
Onderdelen aan de linkerkant
Voorzieningen voor externe kaarten
OnderdeelBeschrijving
ExpressCard-slot (alleen
1
bepaalde modellen)
2Digitale-mediaslot (alleen
bepaalde modellen)
3Lampje van
digitale-mediaslot (alleen
bepaalde modellen)
4PC Card-slot■ Hierin kunt u een optionele 32-bits
5Ejectknop van PC CardHiermee verwijdert u een optionele PC
*Dit slot ondersteunt de meeste typen digitale geheugenkaarten. U kunt
bijvoorbeeld een SD Card (Secure Digital-geheugenkaart), Memory Stick,
Memory Stick Pro, xD-Picture Card, MultiMediaCard of SM-kaart (SmartMedia)
gebruiken.
Hierin kunt u een optionele ExpressCard
plaatsen.
Hierin kunt u een optionele
digitale geheugenkaart plaatsen.*
Aan: er wordt geschreven naar of gelezen
van een optionele digitale geheugenkaart.*
CardBus-kaart van Type I of Type II of
een 16-bits PC Card plaatsen.
■ Hierin kunt u een optionele
afstandsbediening opbergen.
Card uit het PC Card-slot.
Handleiding voor de hardware en software1–13
Onderdelen herkennen
Aansluitpunt voor beveiligingskabel,
poorten en ruimtes
OnderdeelBeschrijving
Aansluitpunt voor
1
beveiligingskabel
USB-poorten (2)*Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
2
Optische-schijfeenheid†Hierin kunt u een optische schijf plaatsen.
3
Ejectknop van
4
optische-schijfeenheid
*De notebookcomputer heeft vier USB-poorten. De andere USB-poorten
bevinden zich aan de rechterkant en de achterkant van de notebookcomputer.
†
Het type optische-schijfeenheid, bijvoorbeeld een dvd-drive, een
gecombineerde dvd/cd-rw-drive of een gecombineerde dvd±rw/r- en
cd-rw-drive, varieert per notebookmodel.
Hiermee bevestigt u de notebookcomputer aan
een optionele beveiligingskabel.
Van beveiligingsvoorzieningen moet op de
✎
eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Deze ontmoedigingsmaatregelen
kunnen niet voorkomen dat het apparaat
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Hiermee opent u de lade van de
optische-schijfeenheid wanneer er voeding
beschikbaar is.
1–14Handleiding voor de hardware en software
Onderdelen herkennen
Onderdelen aan de onderkant
Ruimtes en ventilatieopeningen
OnderdeelBeschrijving
AccuruimteHierin kunt u een accu plaatsen.*
1
Ventilatieopeningen (5)Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
2
Vaste-schijfruimteHierin bevindt zich de primaire vaste schijf.
3
Accu-ontgrendelingHiermee ontgrendelt u een accu in
4
*Accu's verschillen per notebookmodel.
Handleiding voor de hardware en software1–15
interne onderdelen.
Blokkeer de ventilatieopeningen niet, om
Ä
oververhitting te voorkomen. Zorg ervoor
dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard
materiaal (zoals een printer) of een
voorwerp van zacht materiaal (zoals een
kussen, een dik kleed of kleding).
de accuruimte.
Onderdelen herkennen
Compartiment van
geheugenuitbreidingsmodule
OnderdeelBeschrijving
Compartiment van
geheugenuitbreidingsmodule
*De notebookcomputer bevat twee geheugenmoduleslots. Raadpleeg
hoofdstuk 8, "Geheugenmodules", voor meer informatie over geheugen.
1–16Handleiding voor de hardware en software
De notebookcomputer bevat één slot voor
een geheugenuitbreidingsmodule. Bij
levering van de notebookcomputer kan
het slot leeg zijn of een verwisselbare
geheugenmodule bevatten.*
Onderdelen herkennen
Antennes voor draadloze
communicatie
OnderdeelBeschrijving
Antennes (2)*Hiermee worden signalen van apparatuur voor draadloze
communicatie verzonden en ontvangen.
Blootstelling aan radiofrequente straling. Het
Å
uitgestraalde vermogen van dit apparaat ligt onder
de limieten voor blootstelling aan radiofrequente
straling die de Amerikaanse overheidsorganisatie
FCC heeft gesteld. Niettemin is het belangrijk dat u
er bij normaal gebruik van het apparaat voor zorgt
dat de kans op blootstelling aan radiofrequente
straling minimaal is. Om volledig uit te sluiten dat
de FCC-limieten voor blootstelling aan
radiofrequente straling worden overschreden, moet
bij normaal gebruik de afstand tussen de antennes
en u of andere personen minimaal 20 cm zijn. Dit
geldt ook wanneer het beeldscherm van de
notebookcomputer dicht is.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenzijde van de notebookcomputer.
Voor een optimale overdracht houdt u de directe omgeving van de antennes vrij.
Handleiding voor de hardware en software1–17
Onderdelen herkennen
Extra hardwareonderdelen
Afhankelijk van de regio, het land, het model van de notebookcomputer en de optionele hardware die u heeft aangeschaft,
worden verschillende onderdelen bij de notebookcomputer
geleverd. In de volgende gedeelten worden de externe onderdelen
beschreven waarvan de meeste notebookmodellen zijn voorzien.
1–18Handleiding voor de hardware en software
Onderdelen herkennen
Hardware voor de voeding en het modem
OnderdeelBeschrijving
Netvoedingsadapter*Hiermee wordt netvoeding omgezet in
1
Netsnoer*Hiermee sluit u een netvoedingsadapter aan
2
Accu*Hiermee kunt u de notebookcomputer op
3
gelijkstroom.
op een stopcontact.
accuvoeding laten werken als de notebookcomputer niet is aangesloten op een externe
voedingsbron.
Modemkabel*Hiermee sluit u het modem aan op een
4
Landspecifieke modem-
5
adapter (meegeleverd
indien vereist, afhankelijk
van land/regio)*
*Alle in deze tabel beschreven onderdelen verschillen qua uitvoering al naar
gelang de regio, het land en/of het notebookmodel.
Handleiding voor de hardware en software1–19
RJ-11-telefoonaansluiting of op een
landspecifieke modemadapter.
Hiermee wordt de modemkabel geschikt
gemaakt voor telefoonaansluitingen van een
ander type dan RJ-11.
Onderdelen herkennen
Optische schijven
Bij alle notebookmodellen wordt software meegeleverd op
optische schijven, zoals cd's of dvd's.
■ De schijven in de verpakking "Required for Setup"
(Benodigd voor installatie) bevatten software die niet vooraf
is geïnstalleerd op de notebookcomputer. Al naar gelang de
manier waarop u de notebookcomputer wilt gebruiken, kunt u
sommige of alle applicaties installeren. U kunt deze software
op elk gewenst moment installeren.
■ De schijven in de verpakking "Save for Later" (Bewaren voor
later) zijn onder meer herstelschijven voor software die
vooraf is geïnstalleerd of geladen op de notebookcomputer.
De herstelschijven zijn meegeleverd voor het geval u vooraf
geïnstalleerde of geladen software moet herstellen of
opnieuw moet installeren.
❏ Bij alle notebookmodellen wordt software meegeleverd
voor herstel van het besturingssysteem en
stuurprogramma's.
❏ Software voor het herstellen van applicaties wordt alleen
bij bepaalde notebookmodellen geleverd.
Als bij de notebookcomputer een update-schijf voor het
besturingssysteem is meegeleverd, wordt u dringend geadviseerd
de updates meteen te installeren. Raadpleeg "Essentiële
beveiligingsupdates voor Windows XP" in hoofdstuk 12,
"Beveiliging", voor instructies en meer informatie over
software-updates.
Raadpleeg "Applicaties installeren vanaf een schijf" in
hoofdstuk 4, "Multimedia", voor informatie over het installeren
van applicaties.
Raadpleeg "Systeemherstel" in hoofdstuk 14, "Software-updates
en herstel van software", voor informatie over het gebruik van
herstelsoftware.
1–20Handleiding voor de hardware en software
Labels
De labels die zijn aangebracht op de notebookcomputer, bieden
informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het
systeem probeert op te lossen of wanneer u de notebookcomputer
in het buitenland gebruikt.
■ Servicelabel: bevat de productnaam, het productnummer
■ Certificaat van echtheid van Microsoft: bevat het Microsoft®
Onderdelen herkennen
(P/N) en het serienummer (S/N) van de notebookcomputer. U
heeft het productnummer en het serienummer mogelijk nodig
wanneer u contact opneemt met de klantenondersteuning. Het
servicelabel bevindt zich onder op de notebookcomputer. Als
u de gegevens van het servicelabel wilt weergeven op het
beeldscherm, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Deze HP computer.
Windows®-productidentificatienummer. U kunt het
productidentificatienummer nodig hebben wanneer u het
besturingssysteem wilt updaten of problemen met het
systeem wilt oplossen. Het certificaat bevindt zich onder op
de notebookcomputer.
■ Label met kennisgevingen: hierop vindt u kennisgevingen
over de notebookcomputer. Het label met kennisgevingen
bevindt zich in de accuruimte.
■ Label met goedkeuringen voor het modem: bevat
voorschriften en goedkeuringen van instanties die zijn vereist
voor een aantal landen waarin het modem kan worden
gebruikt. U kunt deze informatie nodig hebben als u de
notebookcomputer in het buitenland wilt gebruiken. Het label
met goedkeuringen voor het modem bevindt zich in de
accuruimte.
Handleiding voor de hardware en software1–21
Onderdelen herkennen
■ Labels met keurmerken voor apparatuur voor draadloze
communicatie: bepaalde notebookmodellen zijn uitgerust met
een optioneel 802.11-apparaat voor draadloze communicatie,
een optioneel Bluetooth
notebookmodel is uitgerust met een of meer apparaten voor
draadloze communicatie, is de notebookcomputer voorzien
van een keurmerk met informatie over de voorschriften voor
elk apparaat en goedkeuringen voor bepaalde landen waarin
het apparaat is goedgekeurd voor gebruik. U kunt deze
informatie nodig hebben als u de notebookcomputer in het
buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerken voor
apparatuur voor draadloze communicatie bevinden zich in de
accuruimte.
®-apparaat of beide. Als uw
1–22Handleiding voor de hardware en software
Energiebeheer
Locatie van voedingsknoppen
en voedingslampjes
De volgende afbeelding dient als overzicht van de locaties van
de voedingsknoppen en voedingslampjes op de
notebookcomputer.
2
Handleiding voor de hardware en software2–1
Energiebeheer
De werking van deze knoppen en lampjes wordt beschreven in
hoofdstuk 1, "Onderdelen herkennen". Instructies voor het
gebruik van deze onderdelen staan in dit hoofdstuk.
1 Hotkey
2 Aan/uit/standby-lampjes (2)5 Acculampje
3 Aan/uit-knop
De notebookcomputer heeft twee aan/uit/standby-lampjes.
✎
Het aan/uit/standby-lampje aan de bovenkant van de notebookcomputer is alleen zichtbaar wanneer de notebookcomputer
open is. Het aan/uit/standby-lampje aan de voorkant van
de notebookcomputer is ook zichtbaar wanneer de notebookcomputer dicht is.
2–2Handleiding voor de hardware en software
fn+f54 Beeldschermschakelaar
Voedingsbronnen
Voedingsbron selecteren
De notebookcomputer kan werken op de accuvoeding van een
geplaatste accu of op externe voeding die wordt geleverd via een
netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
Bij het werken in de meeste applicaties kunt u gebruikmaken van
elk van deze voedingsbronnen. Het verdient aanbeveling de
notebookcomputer te laten werken op een externe voedingsbron
wanneer u
■ systeemsoftware installeert of aanpast;
■ naar een optische schijf schrijft.
Een accu die in de notebookcomputer is geplaatst, kan alleen
worden opgeladen wanneer de notebookcomputer is aangesloten
op een externe voedingsbron.
WAARSCHUWING: U kunt als volgt het risico van een elektrische
Å
schok of schade aan de apparatuur beperken:
■ Steek de netsnoerstekker in een geaard stopcontact
dat altijd makkelijk te bereiken is.
■ Schakel de voeding naar de apparatuur uit door de stekker uit het
stopcontact te halen (niet door het netsnoer los te koppelen van
de notebookcomputer).
■ Als bij het product een geaard netsnoer met een geaarde stekker is
geleverd, sluit u het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Gebruik altijd een geaarde netsnoerstekker. Gebruik bijvoorbeeld
geen tweepins adapter. De aarding is een belangrijke
veiligheidsvoorziening.
Energiebeheer
Handleiding voor de hardware en software2–3
Energiebeheer
Externe voeding of accuvoeding gebruiken
Wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is voor de
notebookcomputer, werkt deze op externe voeding. Hierdoor
wordt een eventueel geplaatste accu gespaard.
Omdat de notebookcomputer schakelt tussen accuvoeding en
externe voeding op basis van de beschikbaarheid van een externe
voedingsbron, geldt het volgende:
■ Als de notebookcomputer werkt op accuvoeding en u de
computer aansluit op een externe voedingsbron, schakelt de
computer over op externe voeding.
■ Als de notebookcomputer werkt op externe voeding (en er
een geladen accu is geplaatst) en u de computer loskoppelt
van de externe voedingsbron, schakelt de computer over op
accuvoeding.
De huidige voedingsbron wordt aangegeven door het pictogram
Energiemeter, dat standaard wordt weergegeven in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
■ Het pictogram Energiemeter verandert van vorm wanneer de
voedingsbron verandert van accuvoeding in externe voeding
of omgekeerd.
■ Wanneer u de aanwijzer op het pictogram Energiemeter
plaatst, verschijnt er een tekst die de voedingsbron aangeeft.
Raadpleeg het gedeelte "Pictogram Energiemeter weergeven",
verderop in dit hoofdstuk als het pictogram Energiemeter niet
wordt weergegeven.
2–4Handleiding voor de hardware en software
Energiebeheer
Standbystand en hibernationstand
Standbystand
Met de standbystand wordt er minder stroom geleverd aan
systeemonderdelen die niet worden gebruikt. Wanneer de
standbystand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in het
RAM (Random Access Memory), wordt het scherm gewist en
knipperen de aan/uit/standby-lampjes. Het is meestal niet
noodzakelijk om uw werk op te slaan voordat u de standbystand
activeert, maar u wordt aangeraden dit uit voorzorg toch te doen.
Wanneer u de standbystand beëindigt, worden de gegevens
onmiddellijk weergegeven zoals ze op het scherm stonden.
Standaard wordt de standbystand door het systeem geactiveerd
nadat de notebookcomputer 10 minuten niet is gebruikt wanneer
deze werkt op accuvoeding, of nadat de notebookcomputer
25 minuten niet is gebruikt wanneer deze werkt op externe
voeding. Raadpleeg "Energiebeheerschema instellen of
wijzigen", verderop in dit hoofdstuk voor informatie over het
wijzigen van deze instellingen.
Handleiding voor de hardware en software2–5
Energiebeheer
Hibernationstand
VOORZICHTIG: Als u de configuratie van de notebookcomputer wijzigt
Ä
wanneer de hibernationstand is geactiveerd, kan de hibernationstand
mogelijk niet meer worden beëindigd. Neem de volgende richtlijnen in
acht wanneer de hibernationstand is geactiveerd:
■ Installeer of verwijder geen geheugenmodule.
■ Sluit geen extern apparaat aan en koppel geen extern apparaat
los.
■ Plaats of verwijder geen cd, dvd, PC Card, ExpressCard of digitale
geheugenkaart.
Met de hibernationvoorziening wordt de hibernationstand
geactiveerd: uw werk wordt opgeslagen in een hibernationbestand op de vaste schijf en de notebookcomputer wordt
afgesloten. Wanneer de hibernationstand volledig is geactiveerd,
gaan de aan/uit/standby-lampjes uit. Het opslaan van uw werk
voordat u de hibernationstand activeert, is gewoonlijk
niet noodzakelijk, maar wordt aanbevolen als
voorzorgsmaatregel.
Wanneer u de hibernationstand beëindigt, verschijnen uw
gegevens weer op het scherm. Het beëindigen van de
hibernationstand duurt iets langer dan beëindiging van de
standbystand, maar is nog altijd veel sneller dan het opnieuw
starten van de notebookcomputer en het zelf opzoeken van uw
gegevens.
Als u wilt vaststellen of de notebookcomputer in de
hibernationstand staat of uitgeschakeld is, drukt u op de
aan/uit-knop.
■ Als de notebookcomputer in de hibernationstand staat,
verschijnt uw werk weer op het scherm.
■ Als de notebookcomputer is uitgeschakeld, wordt Windows
geladen.
2–6Handleiding voor de hardware en software
Als de notebookcomputer op accuvoeding werkt, activeert het
systeem de hibernationstand automatisch wanneer de notebookcomputer 30 minuten niet is gebruikt of wanneer het
ladingsniveau van de accu kritiek laag is geworden. U kunt de
periode zonder activiteit voordat de hibernationstand wordt
geactiveerd, wijzigen. Raadpleeg "Energiebeheerschema instellen
of wijzigen", verderop in dit hoofdstuk voor instructies.
De hibernationvoorziening is standaard ingeschakeld, maar kan
worden uitgeschakeld. Om verlies van gegevens tijdens een
kritiek laag niveau van de acculading te voorkomen, kunt u het
beste de hibernationvoorziening niet uitschakelen, behalve
gedurende kalibratie van de accu.
U controleert als volgt of de hibernationvoorziening is
ingeschakeld:
»Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
onderhoud > Energiebeheer > tabblad Slaapstand. Als de
hibernationvoorziening is ingeschakeld, is de optie
Slaapstand inschakelen geselecteerd.
Alle Windows-instructies in de gebruikershandleidingen
✎
beschrijven procedures van Microsoft Windows XP, die zijn
gebaseerd op de standaardweergave van categorieën in
Windows XP.
U schakelt als volgt tussen de categorieweergave en de klassieke
weergave via het Configuratiescherm:
voorkeursinstelling in het deelvenster Configuratiescherm,
in het linkerdeel van het venster Configuratiescherm.
U vraagt als volgt meer informatie op over de categorieweergave
en de klassieke weergave in Windows XP:
»Selecteer Start > Help en ondersteuning > De computer
aanpassen > Bestanden, mappen en programma's >
Klassieke Windows-mappen gebruiken.
Handleiding voor de hardware en software2–7
Energiebeheer
Standbystand of hibernationstand activeren
of notebookcomputer afsluiten
De volgende drie gedeelten bevatten informatie over het gebruik
van de standbystand, de hibernationstand en afsluitprocedures in
verschillende situaties.
Raadpleeg "Standaardinstellingen voor energiebeheer", verderop
in dit hoofdstuk voor informatie over de manier waarop u de
standbystand en de hibernationstand activeert en beëindigt en de
manier waarop u de notebookcomputer in- en uitschakelt. In het
gedeelte "Standaardinstellingen voor energiebeheer" staan ook
noodprocedures die u kunt gebruiken wanneer u de notebookcomputer niet kunt afsluiten met de standaardprocedures van
Windows.
Wanneer u stopt met werken
op de notebookcomputer
Als u van plan bent uw werk kort te onderbreken: activeer de
standbystand bij korte onderbrekingen en de hibernationstand bij
langere onderbrekingen of om energie te besparen.
Hoe lang een accu de standbystand of hibernationstand kan
ondersteunen of een lading kan bevatten, hangt af van de
notebookconfiguratie en de conditie van de accu. De
standbystand vraagt meer voeding dan de hibernationstand.
Als u binnen twee weken verder wilt werken: schakel de
notebookcomputer uit. Sluit de notebookcomputer indien
mogelijk aan op een externe voedingsbron om een geplaatste accu
volledig opgeladen te houden.
Als de notebookcomputer langer dan twee weken niet wordt
gebruikt en gedurende die tijd losgekoppeld blijft van de
netvoeding: schakel de notebookcomputer uit. Verwijder de accu
en bewaar deze op een koele, droge plaats om de levensduur van
de accu te verlengen.
2–8Handleiding voor de hardware en software
Wanneer u niet zeker bent van de
betrouwbaarheid van de voedingsbron
Als het niet zeker is of de externe voedingsbron betrouwbaar is:
activeer de hibernationstand of schakel de notebookcomputer uit.
De betrouwbaarheid van de voedingsbron kan onzeker worden bij
situaties als onweer of een bijna volledig lege accu.
Bij gebruik van schijfmedia
Activeer de standbystand of de hibernationstand niet terwijl er
een schijfmedium, zoals een cd of dvd, wordt afgespeeld. Zo
voorkomt u mogelijk verlies van de afspeelfunctionaliteit of de
afspeelkwaliteit.
Als de standbystand of de hibernationstand wordt geactiveerd
terwijl een medium in een schijfeenheid in gebruik is, kan het
volgende waarschuwingsbericht verschijnen: "Putting the
computer into hibernation or standby may stop the playback.
Do you want to continue?" (Als de hibernationstand of de
standbystand wordt geactiveerd, kan het afspelen worden gestopt.
Wilt u doorgaan?) Als dit bericht verschijnt, selecteert u
No (Nee).
Energiebeheer
Standaardinstellingen
voor energiebeheer
In de volgende tabel worden de standaardprocedures voor de
standbystand, de hibernationstand en het afsluiten van de
computer beschreven. Raadpleeg "Opties voor energiebeheer",
verderop in dit hoofdstuk voor informatie over het wijzigen van
de werking van sommige energievoorzieningen op de
notebookcomputer.
De in dit gedeelte beschreven knoppen en lampjes staan
afgebeeld in "Locatie van voedingsknoppen en voedingslampjes",
eerder in dit hoofdstuk.
Handleiding voor de hardware en software2–9
Energiebeheer
Notebookcomputer of beeldscherm in- en
uitschakelen
ActiviteitProcedureResultaat
De notebookcomputer
aanzetten.
De notebookcomputer
afsluiten.
Het
beeldscherm
uitschakelen.
*Raadpleeg "Noodprocedures voor het afsluiten van de notebookcomputer",
verderop in dit hoofdstuk, als het systeem niet reageert en u de notebookcomputer niet kunt afsluiten met deze procedure.
†
Al naar gelang de netwerkverbindingen kan de knop Uitschakelen de naam
Afsluiten
‡
De functie van de beeldschermschakelaar kan worden gewijzigd. Raadpleeg
"Venster Energiebeheer openen", verderop in dit hoofdstuk voor instructies.
hebben.
Druk op de aan/uit-knop.
Als u op de aan/uit-knop
✎
drukt, wordt de
notebookcomputer weer
ingeschakeld nadat de
standbystand of
hibernationstand was
geactiveerd of nadat de
notebookcomputer was
afgesloten.
■ Windows XP Home: selecteer
Start > Uitschakelen >
Uitschakelen.*
■ Windows XP Professional:
selecteer Start >
Uitschakelen > Afsluiten >
†
OK.*
Sluit de notebookcomputer.Wanneer u de
■ De aan/uit/standbylampjes gaan branden.
■ Als de notebookcomputer
❐ uit staat, wordt het
besturingssysteem
geladen.
❐ in de standbystand
of hibernationstand
staat, verschijnen
uw gegevens weer
op het scherm.
■ De aan/uit/standbylampjes gaan uit.
■ Het besturingssysteem
wordt afgesloten.
■ De notebookcomputer
wordt uitgeschakeld.
notebookcomputer
dichtdoet, drukt het
beeldscherm op de
beeldschermschakelaar,
waardoor de standbystand wordt geactiveerd.
Wanneer de
standbystand wordt
geactiveerd, wordt het
beeldscherm gewist.
‡
2–10Handleiding voor de hardware en software
Energiebeheer
Hibernationstand activeren of beëindigen
De hibernationstand kan alleen worden geactiveerd wanneer deze
voorziening is ingeschakeld. De hibernationvoorziening is
standaard ingeschakeld. U controleert als volgt of de
hibernationvoorziening is ingeschakeld:
»Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
onderhoud > Energiebeheer > tabblad Slaapstand. Als de
hibernationvoorziening is ingeschakeld, is de optie
Slaapstand inschakelen geselecteerd.
ActiviteitProcedureResultaat
De hibernationstand
activeren.
De hibernationstand
automatisch
activeren.
Terwijl de notebookcomputer is
ingeschakeld, volgt u een van de
volgende procedures:
■ Druk kort op de aan/uit-knop.
■ Selecteer Start >Uitschakelen.
Houd vervolgens shift ingedrukt en
selecteer Stand-by.*
U hoeft niets te doen. Als de
notebookcomputer op accuvoeding
werkt en de hibernationvoorziening is
ingeschakeld, wordt de hibernationstand automatisch geactiveerd in de
volgende situaties:
■ nadat de notebookcomputer
30 minuten niet actief is geweest;
■ wanneer de accu van de
notebookcomputer bijna leeg is.
■ De aan/uit/
standby-lampjes
gaan uit.
■ Het scherm
wordt gewist.
■ De aan/uit/
standby-lampjes
gaan uit.
■ Het scherm
wordt gewist.
(zie volgende pagina)
Handleiding voor de hardware en software2–11
Energiebeheer
ActiviteitProcedureResultaat
De hibernationstand
beëindigen.
Druk op de aan/uit-knop.
Als de hibernationstand
✎
automatisch werd geactiveerd
vanwege een kritiek laag
ladingsniveau van de accu, sluit
u een externe voedingsbron aan
of plaatst u een opgeladen accu
in de notebookcomputer voordat
u op de aan/uit-knop drukt.
(Mogelijk reageert het systeem
niet als de enige voedingsbron
een lege accu is.)
■ De aan/uit/
standby-lampjes
gaan aan.
■ Uw gegevens
verschijnen weer
op het scherm.
*In Windows XP Professional kan de knop Uitschakelen al naar gelang de
netwerkverbindingen de naam
Afsluiten
hebben.
2–12Handleiding voor de hardware en software
Energiebeheer
Standbystand activeren of beëindigen
ActiviteitProcedureResultaat
De standbystand
activeren.
De standbystand
automatisch
activeren.
De standbystand
beëindigen.
*Als u de notebookcomputer sluit, wordt de beeldschermschakelaar ingedrukt.
De functie van de beeldschermschakelaar kan worden gewijzigd. Raadpleeg
"Venster Energiebeheer openen", verderop in dit hoofdstuk voor instructies.
†
In Windows XP Professional kan de knop Uitschakelen al naar gelang de
netwerkverbindingen de naam
Terwijl de notebookcomputer is
ingeschakeld, voert u een van de
volgende procedures uit:
■ Druk op de hotkey fn+f5.
■ Sluit de notebookcomputer.*
■ Windows XP Home:
selecteer Start >
Uitschakelen > Stand-by.
U hoeft niets te doen. Het systeem
activeert de standbystand in de
volgende situaties:
■ nadat er 10 minuten geen
activiteit is geweest terwijl de
notebookcomputer op
accuvoeding werkt;
■ nadat er 25 minuten geen
activiteit is geweest terwijl de
notebookcomputer op externe
voeding werkt.
Gebruik een van de volgende
procedures:
■ Druk op een willekeurige toets.
■ Druk kort op de aan/uit-knop.
■ Druk op de hotkey fn+f5.
Afhankelijk van de
✎
notebookconfiguratie kan
het mogelijk zijn de
standbystand te beëindigen
door het touchpad of een
optionele externe muis te
activeren.
Afsluiten
hebben.
†
■ De aan/uit/standbylampjes knipperen.
■ Het scherm wordt
gewist.
■ De aan/uit/standbylampjes knipperen.
■ Het scherm wordt
gewist.
■ De aan/uit/standbylampjes gaan
branden.
■ Uw gegevens
verschijnen weer
op het scherm.
Handleiding voor de hardware en software2–13
Energiebeheer
Noodprocedures voor het afsluiten
van de notebookcomputer
Als de notebookcomputer niet reageert op de standaardprocedure
van Windows voor het afsluiten van uw besturingssysteem,
probeert u de notebookcomputer af te sluiten met de volgende
noodprocedures, in de volgorde waarin de procedures staan
vermeld:
■ Druk op ctrl+alt+del. Doe daarna het volgende:
❏ Windows XP Home: selecteer Uitschakelen >
Uitschakelen.
❏ Windows XP Professional: selecteer Uitschakelen in de
vervolgkeuzelijst en klik daarna op OK.
■ Houd de aan/uit-knop ten minste vier seconden ingedrukt.
■ Koppel de notebookcomputer los van de externe
voedingsbron en verwijder de accu. Raadpleeg "Accu
plaatsen of verwijderen", verderop in dit hoofdstuk voor
informatie over het verwijderen van de accu.
Opties voor energiebeheer
Venster Energiebeheer openen
U opent het venster Energiebeheer als volgt:
■ Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
onderhoud > Energiebeheer.
– of –
■ Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
Energiemeter in het systeemvak (aan de rechterkant van de
taakbalk) en selecteer Eigenschappen van energiebeheer aanpassen. Raadpleeg "Pictogram Energiemeter weergeven",
hierna in dit hoofdstuk als het pictogram Energiemeter niet
wordt weergegeven.
2–14Handleiding voor de hardware en software
Energiebeheer
In het venster Energiebeheer kunt u een aantal voorkeuren
instellen, waaronder de functies van de aan/uit-knop en de
beeldschermschakelaar.
Wanneer de notebookcomputer is ingeschakeld, geldt standaard
het volgende:
■ Wanneer u kort op de aan/uit-knop drukt, wordt de
hibernationstand geactiveerd.
■ Als u de notebookcomputer dichtdoet, wordt de
beeldschermschakelaar ingedrukt, waardoor de standbystand
wordt geactiveerd.
U wijzigt als volgt de functie van de aan/uit-knop of
de beeldschermschakelaar:
❏ Als u de werking van de aan/uit-knop wilt wijzigen,
selecteert u de gewenste werking in de vervolgkeuzelijst
bij Als ik de aan/uit-schakelaar van de computer indruk.
❏ Als u de functie van de beeldschermschakelaar wilt
wijzigen, selecteert u een functie in de vervolgkeuzelijst
bij When I close the lid of my portable computer (Wanneer ik mijn draagbare computer sluit).
2. Klik op OK.
De slaapstandoptie is alleen beschikbaar in de vervolgkeuzelijsten voor de aan/uit-knop en de beeldschermschakelaar als de
hibernationvoorziening is ingeschakeld. Als de slaapstandfunctie
niet beschikbaar is in deze lijsten, doet u het volgende:
Raadpleeg "Energiebeheerschema instellen of wijzigen",
verderop in dit hoofdstuk voor informatie over het instellen
van energiebeheerschema's in het venster Energiebeheer.
Handleiding voor de hardware en software2–15
Energiebeheer
Pictogram Energiemeter weergeven
Het pictogram Energiemeter bevindt zich standaard in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Wanneer het
pictogram Energiemeter niet wordt weergegeven op de taakbalk,
is mogelijk de standaardinstelling gewijzigd.
2. Selecteer de optie Pictogram altijd in het systeemvak weergeven.
3. Klik op OK.
Energiebeheerschema instellen of wijzigen
Een energiebeheerschema dient om de hoeveelheid voeding die
de notebookcomputer gebruikt te regelen. U kunt energiebeheerschema's instellen die zorgen voor energiebesparing wanneer de
notebookcomputer op accuvoeding werkt, of energiebeheerschema's die zorgen voor optimale prestaties wanneer de
notebookcomputer op externe voeding werkt.
Een energiebeheerschema bevat onder andere instellingen die de
wachttijden definiëren voordat het systeem de standbystand of de
hibernationstand activeert.
U kunt als volgt een bestaand energiebeheerschema selecteren of
zelf een energiebeheerschema maken:
en onderhoud > Energiebeheer > tabblad
Energiebeheerschema's en volg de instructies op
het scherm.
Het voorgedefinieerde energiebeheerschema Accu vol zorgt
✎
voor een optimale besparing van acccuvoeding
2–16Handleiding voor de hardware en software
Beveiligingswachtwoord gebruiken
Ter beveiliging van de notebookcomputer kunt u verschillende
beveiligingswachtwoorden instellen, waaronder een wachtwoord
voor de standbystand.
Wanneer een wachtwoord voor de standbystand is ingesteld,
wordt u gevraagd om dit wachtwoord op te geven telkens
wanneer de standbystand of de hibernationstand wordt beëindigd.
Het wachtwoord voor de standbystand is het wachtwoord voor de
Windows-gebruikersaccount die actief is op het moment dat het
wachtwoord wordt ingesteld.
U stelt als volgt het vragen om een wachtwoord voor de
standbystand in:
3. Selecteer de optie Vragen om wachtwoord bij het standby-zetten van de computer.
Energiebeheer
4. Klik op OK.
Raadpleeg hoofdstuk 12, "Beveiliging", voor informatie over
andere wachtwoorden en beveiligingsvoorzieningen.
Handleiding voor de hardware en software2–17
Energiebeheer
Accu's
Accu plaatsen of verwijderen
VOORZICHTIG: Schakel de notebookcomputer uit of activeer de
Ä
hibernationstand voordat u een accu verwijdert die de enige
voedingsbron is. Zo voorkomt u dat uw werk verloren gaat. (Als u de
hibernationstand activeert, verwijder de accu dan pas wanneer de
aan/uit/standby-lampjes uit zijn, ten teken dat de hibernationstand
volledig is geactiveerd.)
Accu plaatsen
Er zijn accu's in allerlei modellen, maar de plaatsingsprocedure is
voor alle ondersteunde accu's hetzelfde.
U plaatst een accu als volgt:
1. Leg de notebookcomputer ondersteboven.
2. Schuif de accu in de accuruimte 1.
3. Kantel de accu omlaag totdat deze op zijn plaats zit 2.
2–18Handleiding voor de hardware en software
Accu verwijderen
Er zijn accu's in allerlei modellen, maar de
verwijderingsprocedure is voor alle modellen hetzelfde.
U verwijdert een accu als volgt:
1. Leg de notebookcomputer ondersteboven.
2. Verschuif de accuontgrendeling en houd deze vast 1 terwijl u
de accu uit de accuruimte trekt 2.
Energiebeheer
Handleiding voor de hardware en software2–19
Energiebeheer
Accu's opladen
Een accu in de notebookcomputer wordt opgeladen als de
computer is aangesloten op een externe voedingsbron via de
netvoedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
U kunt een in de notebookcomputer geplaatste accu opladen
wanneer de computer in gebruik is of uitstaat, maar het opladen
verloopt sneller als de computer uitstaat. Het opladen kan langer
duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is
gebruikt, of veel warmer of kouder is dan de normale
kamertemperatuur.
Het acculampje geeft de status van de acculading aan, en in
sommige gevallen de beschikbaarheid van accuvoeding:
■ Aan: de accu wordt opgeladen.
■ Uit: de accu is volledig opgeladen of niet geplaatst.
■ Knipperend: de accu heeft te weinig lading om de
notebookcomputer op te starten. Het acculampje knippert
bijvoorbeeld wanneer u probeert de notebookcomputer in te
schakelen terwijl de enige voedingsbron een bijna lege
accu is.
Om de accuwerktijd te verlengen en de nauwkeurigheid van de
weergave van de acculading te optimaliseren, volgt u de
instructies in "Nieuwe accu opladen" en "In gebruik zijnde accu
opladen", hierna in dit hoofdstuk.
2–20Handleiding voor de hardware en software
Energiebeheer
Nieuwe accu opladen
U laadt een nieuwe accu als volgt op:
■ Laad de accu op terwijl de notebookcomputer via de
netvoedingsadapter is aangesloten op een externe
voedingsbron.
■ Laad de accu volledig op.
In gebruik zijnde accu opladen
U laadt een in gebruik zijnde accu als volgt op:
■ Laad de accu pas op wanneer deze door normaal gebruik is
ontladen tot ongeveer 10 procent van de volledige lading.
■ Laad de accu volledig op.
Acculading controleren
Nauwkeurigheid van weergegeven acculading
U verhoogt als volgt de nauwkeurigheid van de informatie over
de acculading die wordt weergegeven door de notebookcomputer:
■ Laad een accu pas op wanneer deze door normaal gebruik is
ontladen tot ongeveer 10 procent van de volledige lading.
■ Laad een accu altijd volledig op. Ook bij een nieuwe accu
bestaat de kans dat de lading pas nauwkeurig wordt
aangegeven als de accu minstens één keer volledig is
opgeladen.
■ Als een accu één maand of langer niet is gebruikt, is het
noodzakelijk de accu te kalibreren in plaats van op te laden.
Raadpleeg "Accu kalibreren", verderop in dit hoofdstuk voor
informatie over het kalibreren van de accu.
Handleiding voor de hardware en software2–21
Energiebeheer
Ladinginformatie op het scherm weergeven
U geeft als volgt informatie over de acculading weer op het
beeldscherm:
■ Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
onderhoud > Energiebeheer > tabblad Energiemeter.
– of –
■ Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
Energiemeter en selecteer Open Power Meter
(Energiemeter openen).
Zie "Pictogram Energiemeter weergeven", eerder dit hoofdstuk
voor informatie over de weergave van het pictogram
Energiemeter.
Toelichting op de weergave van de
acculadinginformatie
De status van de acculading wordt uitgedrukt in een percentage,
dat de resterende lading van de accu aangeeft.
Omgaan met een bijna lege accu
In dit gedeelte worden de standaardreacties van het systeem op
een laag of kritiek laag ladingsniveau van de accu beschreven.
De standaardreacties van het acculampje kunnen niet worden
gewijzigd.
U wijzigt als volgt andere reacties:
»Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
onderhoud > Energiebeheer > tabblad Alarms
(Waarschuwingssignalen) en volg de instructies op het
scherm.
2–22Handleiding voor de hardware en software
Bijna lege accu herkennen
Laag niveau van de acculading
Wanneer een accu de enige voedingsbron van de
notebookcomputer is en de accu bijna leeg is, verschijnt er een
waarschuwingsbericht.
Als u de notebookcomputer probeert op te starten terwijl de accu
in de notebookcomputer bijna leeg is, gaat het acculampje
knipperen.
Kritiek laag niveau van de acculading
Als een laag niveau van de acculading niet wordt verholpen en de
resterende acculading blijft dalen, zal de acculading uiteindelijk
een kritiek laag niveau bereiken. Als de notebookcomputer aan
staat of in de standbystand staat wanneer het niveau van de
acculading kritiek laag is geworden, gebeurt het volgende:
■ Als de hibernationvoorziening is ingeschakeld, wordt de
hibernationstand automatisch geactiveerd. Niet-opgeslagen
werk kan verloren gaan.
Energiebeheer
■ Als de hibernationvoorziening is uitgeschakeld, blijft de
notebookcomputer korte tijd in de standbystand staan en
wordt de computer vervolgens afgesloten. Werk dat u niet
heeft opgeslagen, gaat verloren.
Het acculampje knippert tot de notebookcomputer wordt
afgesloten.
De hibernationvoorziening is standaard ingeschakeld.
U controleert als volgt of de hibernationvoorziening is
ingeschakeld:
»Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
onderhoud > Energiebeheer > tabblad Slaapstand.
Als de hibernationvoorziening is ingeschakeld, is de optie
Slaapstand inschakelen geselecteerd.
Handleiding voor de hardware en software2–23
Energiebeheer
Problemen met een bijna lege accu verhelpen
VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt gegevensverlies bij het
Ä
beëindigen van de hibernationstand: Als het niveau van de acculading
van de notebookcomputer kritiek laag is en de hibernationstand wordt
geactiveerd, wacht u tot de hibernationstand volledig is geactiveerd
voordat u de voeding herstelt. Wanneer de hibernationstand volledig is
geactiveerd, gaan het acculampje en de aan/uit/standby-lampjes uit.
Wanneer er een externe voedingsbron
beschikbaar is
Als de accu bijna leeg is en er een externe voedingsbron
beschikbaar is, sluit u de notebookcomputer aan op de externe
voedingsbron. De externe voedingsbron kan een van de volgende
onderdelen zijn:
■ Netvoedingsadapter
■ Optioneel dockingapparaat
Wanneer er een opgeladen accu
beschikbaar is
Om een probleem met een lege accu te verhelpen wanneer er een
opgeladen accu beschikbaar is, sluit u de notebookcomputer af
of activeert u de hibernationstand. Plaats een opgeladen accu en
schakel de notebookcomputer vervolgens in.
Wanneer er geen voedingsbron
beschikbaar is
Wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, lost u een situatie
waarin de accu bijna leeg is op door eerst uw werk op te slaan.
Activeer de hibernationstand of sluit de notebookcomputer af.
2–24Handleiding voor de hardware en software
Als de hibernationstand niet kan worden
beëindigd
Als de hibernationstand is geactiveerd op een moment waarop het
niveau van de acculading zo laag was dat de notebookcomputer
de hibernationprocedure niet kon voltooien, kunnen er tijdens de
herstelprocedure prompts verschijnen met het verzoek om
herstelgegevens te verwijderen.
Als u de herstelgegevens verwijdert, wordt het verlies van de
gegevens bevestigd en kunt u de notebookcomputer weer starten.
Accu kalibreren
Wanneer is kalibreren noodzakelijk?
Zelfs als een accu intensief wordt gebruikt, hoeft de accu maar
eens per maand te worden gekalibreerd. U hoeft een nieuwe accu
niet te kalibreren voordat u deze in gebruik neemt.
Door kalibratie neemt de werktijd van de accu meestal niet toe.
Wel kan de nauwkeurigheid van de informatie over de acculading
worden verbeterd, met name onder de volgende omstandigheden:
■ wanneer de accu één maand of langer niet is gebruikt;
Energiebeheer
■ wanneer de notebookcomputer meer dan een maand
voornamelijk heeft gewerkt op externe voeding (en zelden op
accuvoeding);
■ wanneer binnen een tijdsbestek van twee minuten de
informatie over de acculading aanzienlijke veranderingen
aangeeft in het percentage resterende voeding.
Energiemeter geeft bijvoorbeeld aan dat er 20 procent van de
volledige lading resteert. Minder dan twee minuten later
wordt aangegeven dat er nog slechts 5 procent van de
volledige lading resteert. Deze snelle daling betekent dat de
accu moet worden gekalibreerd.
Zie "Acculading controleren", eerder dit hoofdstuk voor meer
informatie over de weergave van de acculading.
Handleiding voor de hardware en software2–25
Energiebeheer
Procedure voor het kalibreren van een accu
U kalibreert een accu door deze eerst volledig op te laden,
vervolgens volledig te ontladen en dan weer volledig op te laden.
Accu opladen
Laad de accu op terwijl de notebookcomputer is ingeschakeld.
U laadt de accu als volgt op:
1. Plaats de accu in de notebookcomputer.
2. Sluit de notebookcomputer via de netvoedingsadapter aan
op een externe netvoedingsbron. (Het acculampje op de
notebookcomputer brandt terwijl de accu wordt opgeladen.)
3. Zorg ervoor dat de notebookcomputer op de externe
voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is
opgeladen. (Het acculampje op de notebookcomputer gaat
daarna uit.)
Accu ontladen
VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u met een onbeheerde
Ä
ontladingsprocedure begint, om verlies van gegevens te voorkomen.
De notebookcomputer moet gedurende het hele ontladingsproces
ingeschakeld blijven. De accu kan worden ontladen ongeacht of
de notebookcomputer in gebruik is. Wanneer de notebookcomputer in gebruik is, verloopt het ontladen echter sneller.
Als u de notebookcomputer incidenteel gebruikt tijdens de hierna
beschreven ontladingsprocedure en u time-outperiodes voor
energiebesparing heeft ingesteld, kunnen de volgende
verschijnselen optreden tijdens het ontladen:
■ Werk dat niet is opgeslagen tijdens de huidige sessie, gaat
verloren wanneer de accu volledig is ontladen en de
notebookcomputer wordt uitgeschakeld.
■ Een aangesloten optioneel beeldscherm wordt niet
automatisch uitgeschakeld.
2–26Handleiding voor de hardware en software
Energiebeheer
■ De snelheid van de vaste schijf neemt niet automatisch af
wanneer de notebookcomputer inactief is.
■ De standbystand wordt niet automatisch geactiveerd.
Ga als volgt te werk om de accu volledig te ontladen:
1. Schakel de hibernationvoorziening uit. U schakelt de
hibernationvoorziening als volgt uit:
a. Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
a. Noteer het energiebeheerschema dat staat weergegeven in
het veld Energiebeheerschema's, zodat u dit na de
kalibratie opnieuw kunt toepassen.
b. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Energiebeheerschema's
het energiebeheerschema Altijd aan.
c. Noteer alle instellingen in de kolom Accuvoeding (of
Accustroom), zodat u deze instellingen na de kalibratie
weer kunt opgeven.
d. Stel elk item in de kolom Accuvoeding met behulp van de
vervolgkeuzelijsten in op Nooit.
e. Klik op OK.
3. Koppel de notebookcomputer los van de externe
netvoedingsbron, maar schakel de notebookcomputer niet uit.
4. Laat de notebookcomputer op accuvoeding werken totdat de
accu volledig is ontladen. Wanneer de accu volledig is
ontladen, wordt de notebookcomputer uitgeschakeld.
Handleiding voor de hardware en software2–27
Energiebeheer
Accu opnieuw opladen
1. Sluit de notebookcomputer aan op een externe voedingsbron
2. Als de notebookcomputer is uitgeschakeld, schakelt u deze in
3. Geef de instellingen van het tabblad Energiebeheerschema's
4. Klik op OK.
en houd de computer daarop aangesloten totdat de accu
volledig is opgeladen en het acculampje uitgaat.
U kunt de notebookcomputer gebruiken terwijl de accu wordt
opgeladen. Het opladen verloopt echter sneller als de
computer is uitgeschakeld.
wanneer het acculampje uitgaat, ten teken dat de accu
volledig is opgeladen.
weer op het scherm. Om het tabblad Energiebeheerschema's
te openen, selecteert u Start > Configuratiescherm >
Prestaties en onderhoud > Energiebeheer > tabblad
Energiebeheerschema's.
a. Pas het eerder genoteerde energiebeheerschema
opnieuw toe.
b. Voer de instellingen die u eerder heeft genoteerd voor de
items in de kolom Netvoeding (of Netstroom),
opnieuw in.
VOORZICHTIG: Om onbedoeld ontladen van de accu en mogelijk
Ä
verlies van gegevens tijdens een kritiek laag niveau van de acculading
te voorkomen, kunt u het beste de hibernationvoorziening opnieuw
inschakelen na kalibratie van de accu. U schakelt de
hibernationvoorziening als volgt opnieuw in: Selecteer Start >
Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud >
Energiebeheer > tabblad Slaapstand. Selecteer de optie
Slaapstand inschakelen en klik op OK.
2–28Handleiding voor de hardware en software
Accuvoeding besparen
De notebookcomputer werkt langer op één acculading als u
gebruikmaakt van de volgende procedures en instellingen voor
energiebesparing voor de accu.
Energie besparen terwijl u werkt
U bespaart als volgt accuvoeding terwijl u werkt:
■ Laat de notebookcomputer zo mogelijk op externe voeding in
plaats van accuvoeding werken.
■ Zorg dat apparaten die u niet gebruikt, geen voeding van de
notebookcomputer betrekken. Bijvoorbeeld:
❏ Schakel draadloze en bekabelde verbindingen (alleen
bepaalde modellen) uit en sluit modemapplicaties af
wanneer u deze niet gebruikt.
❏ Koppel alle externe apparatuur die niet is aangesloten
op een externe voedingsbron, los van de
notebookcomputer.
❏ Als een van de volgende kaarttypen is geplaatst, zet de
kaart dan stop, schakel de kaart uit of verwijder de kaart:
■ Gebruik zo mogelijk optionele luidsprekers met eigen
voeding in plaats van de geïntegreerde luidsprekers. Wanneer
u de geïntegreerde luidsprekers moet gebruiken, zet u het
systeemvolume zo zacht mogelijk. Het volume kan worden
aangepast met de volumeknoppen.
Handleiding voor de hardware en software2–29
Energiebeheer
■ Verlaag de helderheid van het beeldscherm. Druk op de
hotkey
verlagen. Druk op de hotkey
fn+f7 om de helderheid van het beeldscherm te
fn+f8 om de helderheid van het
beeldscherm te verhogen.
■ Activeer de standbystand of de hibernationstand of zet de
notebookcomputer uit als u stopt met werken.
Instellingen voor energiebesparing selecteren
U stelt de notebookcomputer als volgt in op het besparen van
energie:
■ Selecteer een korte wachttijd voor de schermbeveiliging en
selecteer een schermbeveiliging met zo weinig mogelijk
afbeeldingen en bewegende beelden.
U selecteert als volgt een schermbeveiliging en een wachttijd
voor de schermbeveiliging:
■ Selecteer of maak een energiebeheerschema waarbij zo
weinig mogelijk voeding wordt verbruikt. Het voorgedefinieerde energiebeheerschema Accu vol zorgt voor
een maximale besparing van acccuvoeding.
Zie "Energiebeheerschema instellen of wijzigen", eerder dit
hoofdstuk voor informatie over het selecteren of maken van
een energiebeheerschema.
2–30Handleiding voor de hardware en software
Accu's opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan
Ä
hoge temperaturen, om beschadiging van de accu te voorkomen.
Als de notebookcomputer langer dan twee weken niet wordt
gebruikt en gedurende die tijd losgekoppeld blijft van de
netvoeding, haalt u de accu uit de computer en bergt u de accu op.
Hoge temperaturen, die in geparkeerde auto's of op sommige
werkplekken kunnen voorkomen, verhogen de snelheid waarmee
een opgeborgen accu zichzelf ontlaadt. Berg een accu daarom op
een koele, droge plaats op, zodat deze langer opgeladen blijft.
Kalibreer een accu die één maand of langer is opgeslagen voordat
u deze in gebruik neemt. Raadpleeg "Accu kalibreren", eerder in
dit hoofdstuk voor instructies.
Afvoeren van gebruikte accu's
WAARSCHUWING: Probeer niet een accu uit elkaar te halen, te
Å
pletten of te doorboren, zorg dat u geen kortsluiting veroorzaakt tussen
de externe contactpunten van een accu en laat een accu niet in
aanraking komen met water of vuur. Zo beperkt u het risico van brand
en brandwonden. Stel een accu niet bloot aan temperaturen boven
60°C (140°F). Vervang een accu alleen door een accu die voor deze
notebookcomputer is goedgekeurd.
Energiebeheer
Wanneer een accu niet meer kan worden gebruikt, mag deze niet
N
worden gedeponeerd bij het normale huishoudelijke afval. Neem de
plaatselijk wet- en regelgeving voor het afvoeren van computeraccu's
in acht.
Als u batterijen/accu's wilt inleveren voor hergebruik of op de juiste
manier wilt afvoeren, kunt u in Europa gebruikmaken van het openbare
inzamelingssysteem voor klein chemisch afval of de batterijen/accu's
terugsturen naar HP, uw bevoegde servicepartner of een
vertegenwoordiger hiervan.
Handleiding voor de hardware en software2–31
Touchpad
Touchpad gebruiken
Het touchpad (zie de volgende afbeelding) wordt geactiveerd
wanneer de notebookcomputer wordt ingeschakeld.
3
Toetsenbord
Handleiding voor de hardware en software3–1
Toetsenbord
Wanneer het touchpad is geactiveerd, brandt het
touchpadlampje 1 en biedt het touchpad de functies van een
optionele externe muis:
■ Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u uw vinger over
■ Als u met het touchpad de klikfuncties van de linker- of
■ Om verticaal te schuiven, plaatst u uw vinger op de
■ Als u het touchpad wilt uitschakelen of opnieuw wilt
Andere functies van het touchpad staan beschreven in
"Eigenschappen voor de muis instellen", hierna in dit hoofdstuk.
het oppervlak van het touchpad 2 in de richting waarin u de
aanwijzer wilt verplaatsen.
rechterknop op een externe muis wilt uitvoeren, drukt u op de
linker- of rechterknop van het touchpad 3.
schuifzone 4 en beweegt u uw vinger omhoog of omlaag.
(Om de schuifzone te activeren, haalt u eerst uw vinger van
het touchpad en plaatst u daarna uw vinger op de schuifzone.)
inschakelen, drukt u op de touchpadknop 5. (Als u
uitsluitend met het toetsenbord werkt en niet met de muis,
schakelt u het touchpad wellicht liever uit om te voorkomen
dat het onbedoeld wordt geactiveerd.)
3–2Handleiding voor de hardware en software
Eigenschappen voor de muis instellen
Voorkeuren voor het touchpad worden ingesteld in de vensters
Eigenschappen voor Muis en TouchPad Properties
(Eigenschappen voor Touchpad).
U opent het venster Eigenschappen voor Muis als volgt:
»Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en andere
hardware > Muis.
U opent het venster TouchPad Properties (Eigenschappen voor Touchpad) als volgt:
1. Selecteer met het touchpad Start > Configuratiescherm >
Printers en andere hardware > Muis >
Apparaatinstellingen.
2. Selecteer daarna de knop Settings (Instellingen). (Als u deze
selecties maakt met een optionele externe muis, is het venster
TouchPad Properties (Eigenschappen voor Touchpad)
mogelijk niet beschikbaar.)
In het venster Eigenschappen voor Muis kunt u het volgende
doen:
Toetsenbord
■ U kunt basisinstellingen wijzigen voor de cursorbesturing,
zoals de kliksnelheid, muissporen en de snelheid en vorm van
de aanwijzer.
■ U kunt de linker- en rechterknop van het touchpad
configureren voor rechtshandige of linkshandige gebruikers.
Deze knoppen zijn standaard ingesteld op rechtshandig
gebruik.
In het venster TouchPad Properties (Eigenschappen voor Touchpad) kunt u aanvullende voorkeursinstellingen voor het
touchpad opgeven, zoals:
■ Tapping (Tikfunctie): hiermee kunt u een item selecteren
door eenmaal op het touchpad te tikken of op een item
dubbelklikken door tweemaal op het touchpad te tikken.
Om de instellingen van Tapping (Tikfunctie) te openen,
selecteert u Tapping (Tikfunctie).
Handleiding voor de hardware en software3–3
Toetsenbord
■ Edge Motion (Randverplaatsing): hiermee kunt u instellen
■ Long Distance Scrolling (Verder schuiven): hiermee kunt u
dat de cursor doorbeweegt wanneer uw vinger de rand van het
touchpad bereikt.
Om de instellingen van Edge Motion (Randverplaatsing) te
openen, selecteert u Pointer Motion (Verplaatsing van aanwijzer).
instellen dat schuifvlak doorschuift wanneer uw vinger de
rand van het schuifvlak bereikt.
Om de instellingen van Long Distance Scrolling (Verder
schuiven) te openen, selecteert u Virtual Scrolling (Virtueel schuiven).
3–4Handleiding voor de hardware en software
Hotkeys
Overzicht van hotkeys
Een hotkey is een vooraf ingestelde combinatie van de toets fn
met de
De pictogrammen op de functietoetsen
vertegenwoordigen hun hotkeyfuncties. De volgende tabel geeft
een overzicht van de hotkeyfuncties.
U kunt een vergelijkbaar overzicht van hotkeyfuncties weergeven
op het beeldscherm. Raadpleeg "Informatie over hotkeys
weergeven", verderop in dit hoofdstuk voor instructies.
StandaardfunctieHotkey
Hiermee opent u het venster Help en ondersteuning.fn+f1
Hiermee opent u het afdrukvenster.fn+f2
Hiermee opent u de standaardwebbrowser.fn+f3
Hiermee schakelt u tussen beeldschermen.fn+f4
Hiermee activeert u de standbystand.fn+f5
Hiermee activeert u QuickLock.fn+f6
Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.fn+f7
Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.fn+f8
Hiermee speelt u een audio-cd of dvd af of onderbreekt of
hervat u het afspelen.
Hiermee stopt u het afspelen van een audio-cd of dvd.fn+f10
Hiermee speelt u het vorige muziekstuk of hoofdstuk op
een audio-cd of dvd af.
Hiermee speelt u het volgende muziekstuk of hoofdstuk op
een audio-cd of dvd af.
Hiermee geeft u systeeminformatie weer.*fn+esc
*Om de weergave van de systeeminformatie te sluiten, drukt u op esc.
esc-toets of een van de functietoetsen.
f1 tot en met f12
Toetsenbord
fn+f9
fn+f11
fn+f12
Handleiding voor de hardware en software3–5
Toetsenbord
Procedures voor hotkeys
Als u een hotkeyopdracht wilt gebruiken op het toetsenbord van
de notebookcomputer, volgt u een van de volgende procedures:
■ Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets
van de hotkeyopdracht.
■ Houd fn ingedrukt, druk kort op de tweede toets van
de hotkeyopdracht en laat vervolgens beide toetsen
tegelijk los.
U kunt hotkeyopdrachten ook uitvoeren via een optioneel extern
toetsenbord. Raadpleeg "Hotkeys gebruiken met een extern
toetsenbord", verderop in dit hoofdstuk voor instructies.
Hotkeyopdrachten gebruiken
Venster Help en ondersteuning openen (fn+f1)
Met de hotkeyopdracht fn+f1 opent u het venster Help en
ondersteuning. U kunt het venster Help en ondersteuning ook
openen door Start > Help en ondersteuning te selecteren.
Help en ondersteuning geeft informatie over uw
besturingssysteem. Daarnaast biedt het
■ informatie over uw notebookcomputer, zoals model en
serienummer, geïnstalleerde software, hardwareonderdelen
en specificaties;
■ antwoorden op vragen over het gebruik van de
notebookcomputer;
■ zelfstudieprogramma's, aan de hand waarvan u leert
onderdelen en functies van de notebookcomputer en het
besturingssysteem te gebruiken;
3–6Handleiding voor de hardware en software
■ updates voor het besturingssysteem, stuurprogramma's en de
software die bij de notebookcomputer is geleverd;
■ controles op de functionaliteit van de notebookcomputer;
■ geautomatiseerde en interactieve probleemoplossing,
oplossingen voor herstel en procedures voor systeemherstel;
■ koppelingen naar de klantenondersteuning.
Afdrukvenster openen (fn+f2)
Met de hotkey fn+f2 opent u het afdrukvenster van de actieve
applicatie in Windows.
Internet Explorer openen (fn+f3)
Met de hotkey fn+f3 opent u de standaardwebbrowser. Bij
aflevering van de notebookcomputer is Microsoft Internet
Explorer ingesteld als standaardwebbrowser.
■ Totdat u Internet- of netwerkdiensten heeft geïnstalleerd,
opent u met de hotkey
een Internet-verbinding van Windows. Raadpleeg de
gedrukte handleiding Aan de slag die bij de notebook-
computer is geleverd, voor informatie over het gebruik van
deze wizard en andere methoden om Internetverbindingen in
te stellen.
■ Nadat u uw Internet- of netwerkdiensten en de homepage
voor uw webbrowser heeft ingesteld, kunt u met de hotkey
fn+f3 snel toegang krijgen tot uw homepage en Internet.
fn+f3 de wizard voor het instellen van
Toetsenbord
U kunt Internet Explorer ook openen met de Quick Launch-knop
voor Internet. Raadpleeg "Quick Launch-knoppen", verderop in
dit hoofdstuk voor instructies.
Handleiding voor de hardware en software3–7
Toetsenbord
Schakelen tussen beeldschermen (fn+f4)
Met de hotkey fn+f4 kunt u schakelen tussen beeldschermen die
op het systeem zijn aangesloten. Als er bijvoorbeeld een
optionele monitor op de notebookcomputer is aangesloten via de
externe-monitorpoort, kunt u met de hotkey
tussen weergave op het beeldscherm van de notebookcomputer,
weergave op de aangesloten monitor en gelijktijdige weergave op
de notebookcomputer en de monitor.
De meeste monitoren maken gebruik van de externe-VGAvideostandaard om video-informatie van de notebookcomputer te
ontvangen. Met
apparaten die video-informatie van de notebookcomputer
ontvangen.
fn+f4 kunt u ook schakelen tussen andere
fn+f4 schakelen
De hotkey
(tussen haakjes staan voorbeelden van apparaten waarvoor het
desbetreffende overdrachtstype wordt gebruikt):
■ LCD (beeldscherm van de notebookcomputer)
■ Externe VGA (de meeste monitoren)
■ S-video (televisies, camcorders, videorecorders en
■ Samengestelde video (televisies, camcorders, videorecorders
Samengestelde-videoapparaten kunnen alleen op het systeem
✎
worden aangesloten via een optioneel dockingproduct.
fn+f4 ondersteunt de volgende video-overdrachtstypes
video-opnamekaarten met S-video-ingangen)
en video-opnamekaarten met samengestelde-video-ingangen)
3–8Handleiding voor de hardware en software
Standbystand activeren (fn+f5)
Met de hotkey fn+f5 activeert u de standbystand.
Wanneer de standbystand wordt geactiveerd, wordt uw werk
opgeslagen in het RAM (Random Access Memory), wordt het
scherm gewist en wordt er minder energie verbruikt. Wanneer de
notebookcomputer in de standbystand staat, knipperen de
aan/uit/standby-lampjes.
■ Om de standbystand te kunnen activeren, moet de notebook-
computer zijn ingeschakeld. Als de notebookcomputer in de
hibernationstand staat, moet u de hibernationstand
beëindigen voordat u de standbystand kunt activeren.
■ Als u de standbystand of de hibernationstand wilt beëindigen,
drukt u kort op de aan/uit-knop. U kunt de standbystand ook
beëindigen door op een willekeurige toets te drukken of door
een handeling te verrichten met het touchpad of een optioneel
cursorbesturingsapparaat, zoals een externe muis.
Raadpleeg hoofdstuk 2, "Energiebeheer", voor meer informatie
over het gebruik van de standbystand en de hibernationstand.
Toetsenbord
QuickLock activeren (fn+f6)
Met de hotkeyopdracht fn+f6 activeert u de beveiligingsvoorziening QuickLock.
QuickLock beveiligt een Windows-account door middel van een
aanmeldingsvenster. Om via het aanmeldingsvenster toegang te
krijgen tot de beveiligde account, moet de gebruiker het
Windows-wachtwoord voor de beveiligde account opgeven.
Voordat u QuickLock kunt gebruiken, moet u een Windowsgebruikerswachtwoord of een Windows-beheerderswachtwoord
instellen voor de account die u wilt beveiligen. (Met een
Windows-gebruikerswachtwoord beveiligt u een Windowsgebruikersaccount; met een Windows-beheerderswachtwoord
beveiligt u een Windows-beheerdersaccount.)
Handleiding voor de hardware en software3–9
Toetsenbord
U stelt als volgt een wachtwoord voor een Windows-account in:
Nadat u een Windows-wachtwoord heeft ingesteld voor een
Windows-account, kunt u de account beveiligen door middel van
een aanmeldingsvenster wanneer de account actief is.
■ U vergrendelt de account door op fn+f6 te drukken.
■ U ontgrendelt de account als volgt vanuit het
Wanneer een Windows-wachtwoord is ingesteld voor een
Windows-account, moet u het wachtwoord altijd opgeven om
toegang te krijgen tot de account wanneer u de notebookcomputer
aanzet of opnieuw opstart.
U krijgt als volgt toegang tot procedures voor het wijzigen of
verwijderen van Windows-wachtwoorden en voor het gebruik van
geheugensteuntjes voor wachtwoorden:
»Selecteer Start > Configuratiescherm >
Raadpleeg het gedeelte "HP wachtwoorden en
Windows-wachtwoorden" in hoofdstuk 12, "Beveiliging", voor
informatie over het combineren van Windows-wachtwoorden en
HP wachtwoorden.
3. Selecteer Een wachtwoord instellen en volg de instructies
op het scherm.
Als de account al is beveiligd met een Windows-wachtwoord,
✎
wordt de koppeling Een wachtwoord instellen niet
weergegeven. U kunt de account vergrendelen of
ontgrendelen met het bestaande wachtwoord, zoals hierna
wordt beschreven.
aanmeldingsvenster:
a. Selecteer de account (als er meerdere accounts worden
weergegeven).
b. Typ het wachtwoord voor de account in het veld voor het
wachtwoord.
c. Druk op enter.
Gebruikersaccounts > Gebruikersaccounts.
3–10Handleiding voor de hardware en software
Toetsenbord
Helderheid van het beeldscherm verlagen
(fn+f7)
Met de hotkey fn+f7 vermindert u de helderheid van het
beeldscherm van de notebookcomputer. Hoe langer u de hotkey
fn+f7 ingedrukt houdt, des te donkerder het beeldscherm wordt.
Als u de helderheid van het scherm verlaagt, wordt er minder
energie verbruikt.
Helderheid van het beeldscherm verhogen
(fn+f8)
Met de hotkey fn+f8 verhoogt u de helderheid van het
beeldscherm van de notebookcomputer. Hoe langer u de hotkey
fn+f8 ingedrukt houdt, des te helderder het beeldscherm wordt.
Hotkeys voor het afspelen van media
gebruiken (fn+f9 tot en met fn+f12)
De volgende vier hotkeys kunnen worden gebruikt om
het afspelen van een audio-cd of een dvd te besturen. Om het
afspelen van een video-cd te besturen, gebruikt u de
media-afspeelknoppen in uw applicatie voor het afspelen
van video-cd's.
Audio-cd of dvd afspelen, afspelen
onderbreken of afspelen hervatten (fn+f9)
■ Als de audio-cd of dvd niet wordt afgespeeld, drukt u op de
hotkey
■ Als de audio-cd of dvd wordt afgespeeld, drukt u op de
hotkey
Handleiding voor de hardware en software3–11
fn+f9 om het afspelen te starten of te hervatten.
fn+f9 om het afspelen te onderbreken.
Toetsenbord
Afspelen van een audio-cd of dvd stoppen
(fn+f10)
Met de hotkey fn+f10 wordt het afspelen van een audio-cd of dvd
gestopt.
U moet een cd of dvd die wordt afgespeeld, stoppen voordat u
deze uit de optische-schijfeenheid kunt nemen. Raadpleeg
"Optische-schijfeenheid" in hoofdstuk 5, "Schijfeenheden",
voor meer informatie over het plaatsen of verwijderen van een cd
of dvd.
Vorige muziekstuk of hoofdstuk van een
audio-cd of dvd afspelen (fn+f11)
Met de hotkey fn+f11 wordt het vorige muziekstuk van een
afgespeelde audio-cd of het vorige hoofdstuk van een afgespeelde
dvd afgespeeld.
Volgende muziekstuk of hoofdstuk van een
audio-cd of dvd afspelen (fn+f12)
Met de hotkey fn+f12 wordt het volgende muziekstuk van een
afgespeelde audio-cd of het volgende hoofdstuk van een
afgespeelde dvd afgespeeld.
Systeemgegevens weergeven (fn+esc)
Met de hotkey fn+esc geeft u systeemgegevens weer, zoals de
productnaam, de totale hoeveelheid geheugen, de processornaam,
de toetsenbordrevisie en het systeem-BIOS.
In de weergave die wordt geopend met
van het BIOS (basic input-output system) van het systeem
weergegeven als de BIOS-datum. Bij sommige notebookmodellen wordt de BIOS-datum weergegeven in decimale vorm.
De BIOS-datum wordt ook wel aangeduid als versienummer van het systeem-ROM. Raadpleeg "Systeem-ROM downloaden" in
hoofdstuk 14, "Software-updates en herstel van software", voor
informatie over het updaten van het systeem-ROM.
3–12Handleiding voor de hardware en software
fn+esc, wordt de versie
U sluit de weergave van de systeeminformatie met fn+esc als
volgt:
»Druk op esc.
Hotkeys gebruiken met een extern
toetsenbord
Als u via een extern toetsenbord een hotkeyopdracht wilt geven,
drukt u tweemaal achter elkaar op
tweede toets van de hotkeycombinatie.
Als u bijvoorbeeld de opdracht
toetsenbord, drukt u op
scroll lock+scroll lock+f5.
scroll lock en vervolgens op de
fn+f5 wilt geven op een extern
Quick Launch-knoppen
Drie van de knoppen boven het toetsenbord zijn Quick
Launch-knoppen.
Als de standaardinstellingen gelden, stellen de Quick
Launch-knoppen u in staat met één toetsaanslag toegang te
krijgen tot media-applicaties of Internet.
Toetsenbord
Handleiding voor de hardware en software3–13
Toetsenbord
Quick Launch-knoppen herkennen
KnopnaamStandaardfunctie
1 Dvd-knop*Hiermee opent u de standaard dvd-applicatie.
2 Muziekknop*Hiermee opent u de standaardapplicatie voor
muziek.
3 Internet
*Deze knop is programmeerbaar. Raadpleeg "Voorkeuren instellen voor de
dvd-knop en de muziekknop", verderop in dit hoofdstuk voor instructies.
†
Totdat u Internet- of netwerkdiensten heeft geïnstalleerd, opent u met de
Internet-knop de wizard voor het instellen van een Internet-verbinding van
Windows. Raadpleeg de handleiding
computer is geleverd, voor informatie over het gebruik van deze wizard
en de andere methoden om Internet-verbindingen in te stellen.
3–14Handleiding voor de hardware en software
†
Hiermee opent u de standaardwebbrowser. Bij
aflevering van de notebookcomputer is Internet
Explorer ingesteld als standaardwebbrowser.
Aan de slag
die bij de notebook-
Quick Launch Buttons-software
U kunt het configuratiescherm Quick Launch Buttons gebruiken
voor de volgende taken:
■ voorkeuren instellen voor de weergave van het pictogram
Quick Launch Buttons;
■ de standaardmedia-applicaties wijzigen die worden gestart
met de dvd-knop en de muziekknop;
■ informatie over hotkeys weergeven;
■ de grootte en plaatsing wijzigen van pictogrammen en tekst
op het bureaublad van Windows.
In de volgende gedeelten vindt u instructies voor het instellen van
voorkeuren via dit configuratiescherm. Als u meer informatie
over een item van het configuratiescherm wilt bekijken, klikt u op
de knop Help in de rechterbovenhoek van het venster. De
knop Help herkent u aan het vraagteken.
Pictogram van Quick Launch Buttons
weergeven
Toetsenbord
U kunt als volgt het pictogram van Quick Launch Buttons
weergeven of verbergen op de taakbalk of het bureaublad van
Windows:
1. Open het configuratiescherm Quick Launch Buttons:
❏ Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
andere hardware > Quick Launch Buttons.
– of –
❏ Selecteer het pictogram Quick Launch Buttons op de
taakbalk of op het bureaublad van Windows.
Handleiding voor de hardware en software3–15
Toetsenbord
2. Selecteer het tabblad Advanced (Geavanceerd). Op het
tabblad Advanced (Geavanceerd) kunt u het volgende doen:
❏ het pictogram Quick Launch Buttons op de taakbalk
weergeven of verbergen;
◆ Om het pictogram weer te geven, selecteert u de optie
Show icon on the taskbar (Pictogram op de
taakbalk weergeven).
◆ Om het pictogram te verbergen, schakelt u de optie
Show icon on the taskbar (Pictogram op de
taakbalk weergeven) uit.
❏ het pictogram Quick Launch Buttons op het bureaublad
van Windows weergeven of verbergen;
◆ Om het pictogram weer te geven, selecteert u de optie
Show icon on the desktop (Pictogram op het
bureaublad weergeven).
◆ Om het pictogram te verbergen, schakelt u de optie
Show icon on the desktop (Pictogram op het
bureaublad weergeven) uit.
3. Om de voorkeuren op te slaan en het venster te sluiten, klikt u
op OK.
Voorkeuren instellen voor de dvd-knop
en de muziekknop
Als de standaardinstellingen gelden, opent u met de dvd-knop en
de muziekknop media-applicaties die bij aflevering van de
notebookcomputer zijn ingesteld. De standaardtoewijzingen
verschillen per notebookmodel, al naar gelang de
media-applicaties die zijn geïnstalleerd.
U kunt de knoppen instellen op verschillende taken: het openen
van media-applicaties, het openen van bestemmingen op Internet
of in een netwerk, of het openen van een applicatie, map of
gegevensbestand in het systeem.
3–16Handleiding voor de hardware en software
Toetsenbord
Toewijzingen voor de dvd-knop, de muziekknop en de overige
mediaknoppen die beschikbaar zijn op een optionele afstandsbediening, worden ingesteld in het configuratiescherm Quick
Launch Buttons.
De knopinstellingen die u selecteert in het configuratiescherm
Quick Launch Buttons, gelden ook voor de knoppen op een
optionele afstandsbediening. De afstandsbediening heeft
bijvoorbeeld ook een dvd-knop en een muziekknop. Als u de
toewijzing van de muziekknop wijzigt in het configuratiescherm
Quick Launch Buttons, geldt de nieuwe instelling voor de
muziekknop op de notebookcomputer en de muziekknop op de
afstandsbediening.
1. Om het configuratiescherm Quick Launch Buttons te openen,
selecteert u Start > Configuratiescherm > Printers en
andere hardware > Quick Launch Buttons (Quick
Launch-knoppen).
2. Selecteer het tabblad Media. Doe daarna het volgende:
❏ Als u een knop wilt toewijzen aan een applicatie in een
vervolgkeuzelijst, drukt u op de pijl-omlaag naast de
weergegeven applicatie en klikt u op OK.
❏ Als u een item uit een vervolgkeuzelijst wilt verwijderen,
geeft u het item weer met de pijl-omlaag. Selecteer
Remove (Verwijderen) en klik op OK.
(Standaardapplicaties kunnen niet worden verwijderd uit
een vervolgkeuzelijst.)
❏ Als u een item wilt toevoegen aan een vervolgkeuzelijst,
zodat u het kunt toewijzen aan de muziekknop, de
dvd-knop of een knop op een optionele afstandsbediening,
selecteert u het weergegeven item en drukt u op de knop
Add (Toevoegen). Typ een naam voor het nieuwe item in
het veld Name (Naam). Doe daarna het volgende:
◆ Typ of kopieer een naam of URL in het veld
Assignment (Toewijzing) en klik op OK.
– of –
◆ Klik op de knop Browse (Bladeren), selecteer het
item en klik op OK.
Handleiding voor de hardware en software3–17
Toetsenbord
Informatie over hotkeys weergeven
Een hotkey is een vooraf ingestelde combinatie van de toets fn en
een andere toets, zoals een functietoets (
esc-toets.
U geeft als volgt informatie weer over de hotkeyfuncties die
beschikbaar zijn op de notebookcomputer:
1. Open het configuratiescherm Quick Launch Buttons:
❏ Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
andere hardware > Quick Launch Buttons.
– of –
❏ Selecteer het pictogram Quick Launch Buttons op de
taakbalk of op het bureaublad van Windows.
2. Selecteer het tabblad Function (Functietoetsen).
3. Om de weergave te sluiten, klikt u op OK.
Zie "Hotkeys", eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie over
hotkeys.
f1 tot en met f12) of de
Voorkeuren voor weergave van pictogrammen
op het bureaublad van Windows instellen
U wijzigt als volgt de grootte van de pictogrammen op het
bureaublad en van de bijbehorende tekst:
1. Open het configuratiescherm Quick Launch Buttons:
❏ Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
andere hardware > Quick Launch Buttons.
– of –
❏ Selecteer het pictogram Quick Launch Buttons op de
taakbalk of op het bureaublad van Windows.
2. Selecteer het tabblad Zoom.
3–18Handleiding voor de hardware en software
Toetsenbord
3. Beweeg de schuifregelaar naar links en rechts tot de
voorkeursinstelling voor de weergave van pictogrammen
wordt weergeven in de afbeelding boven de schuifregelaar.
4. Om de voorkeursinstelling op te slaan en het venster te
sluiten, klikt u op OK.
Als u een zeer grote weergave van pictogrammen instelt en heeft
ingesteld dat de pictogrammen op het bureaublad van Windows
automatisch moeten worden gerangschikt, bestaat de kans dat de
pictogrammen elkaar overlappen.
U schakelt de instelling Automatisch schikken als volgt uit:
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
Windows-bureaublad.
2. Selecteer Pictogrammen schikken op.
3. Selecteer Automatisch schikken om deze optie uit te
schakelen.
Handleiding voor de hardware en software3–19
Toetsenbord
Toetsenblokken
De notebookcomputer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt een optioneel extern numeriek toetsenblok of
een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Al naar gelang de configuratie is het geïntegreerde toetsenblok
mogelijk niet beschikbaar wanneer op de notebookcomputer een
extern toetsenblok is aangesloten.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok
gebruiken
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok bestaat uit 15 toetsen,
die op dezelfde wijze kunnen worden gebruikt als de toetsen op
een extern numeriek toetsenblok.
Wanneer het geïntegreerde numerieke toetsenblok is
ingeschakeld, voert u met elke toets van het toetsenblok de
functie uit die wordt aangegeven door het pictogram in de
rechterbovenhoek van de toets.
3–20Handleiding voor de hardware en software
In- en uitschakelen
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok is standaard
uitgeschakeld.
Wanneer het geïntegreerde numerieke toetsenblok is
uitgeschakeld, drukt u op
schakelen. Het num lock-lampje 2 gaat branden.
Wanneer het geïntegreerde numerieke toetsenblok is
ingeschakeld, drukt u op
schakelen. Het num lock-lampje gaat uit.
Toetsenbord
fn+num lk 1 om het toetsenblok in te
fn+num lk om het toetsenblok uit te
Handleiding voor de hardware en software3–21
Toetsenbord
Schakelen tussen functies van toetsen
U kunt schakelen tussen de standaardfunctie (de letter) en de
toetsenblokfunctie van een toets op het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
■ Als u een toets van het toetsenblok als toetsenbloktoets wilt
gebruiken wanneer het toetsenblok is uitgeschakeld, houdt u
fn-toets ingedrukt terwijl u op de toets drukt.
de
■ U gebruikt een toets op het toetsenblok als volgt als een
standaardtoets terwijl het toetsenblok is ingeschakeld:
❏ Druk op fn en houd deze toets ingedrukt om kleine letters
te typen.
❏ Druk op fn+shift en houd deze toetsen ingedrukt om
hoofdletters te typen.
Als u de
ingestelde functie. Een toetsenbloktoets krijgt bijvoorbeeld weer
zijn toetsenblokfunctie als het toetsenblok is ingeschakeld, of zijn
standaardfunctie als het toetsenblok niet is ingeschakeld.
fn-toets loslaat, krijgt een toetsenbloktoets weer de
Werken met een extern numeriek
toetsenblok
Al naar gelang de configuratie is het geïntegreerde toetsenblok
✎
mogelijk niet beschikbaar wanneer op de notebookcomputer
een extern toetsenblok is aangesloten.
Als u num lock op een extern numeriek toetsenblok wilt in- of
uitschakelen, drukt u op de
toetsenblok (niet op de notebookcomputer).
■ Wanneer num lock op een extern numeriek toetsenblok wordt
ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
notebookcomputer branden.
■ Wanneer num lock op een extern numeriek toetsenblok wordt
uitgeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
notebookcomputer uit.
num lk-toets op het externe
3–22Handleiding voor de hardware en software
Toetsenbord
Wanneer num lock is ingeschakeld, werken de meeste toetsen op
de meeste externe numerieke toetsenblokken anders dan wanneer
num lock is uitgeschakeld. Bijvoorbeeld:
■ Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste
toetsenbloktoetsen cijfers typen.
■ Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste
toetsenbloktoetsen als navigatietoetsen.
Handleiding voor de hardware en software3–23
4
Multimedia
Geluidsvoorzieningen
Audio-ingang (microfooningang) gebruiken
Op de audio-ingang, die hierna is afgebeeld, kunt u een optionele
monomicrofoon (één geluidskanaal) aansluiten. De audio-ingang
wordt ook wel microfooningang genoemd.
Het verdient aanbeveling een electret-condensatormicrofoon met
een 3,5-mm stekker te gebruiken. Als u een dynamische
microfoon aansluit, wordt de aanbevolen gevoeligheid mogelijk
niet bereikt.
Handleiding voor de hardware en software4–1
Multimedia
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang)
gebruiken
WAARSCHUWING: Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon
Å
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging.
VOORZICHTIG: Sluit een connector voor één geluidskanaal (mono)
Ä
niet aan op de audio-uitgang, om mogelijke beschadiging van externe
apparatuur te voorkomen.
Op de audio-uitgang (zie de volgende afbeelding) kunt u een
optionele hoofdtelefoon of stereoluidsprekers met eigen voeding
aansluiten. Op de audio-uitgang, ook wel hoofdtelefoonuitgang
genoemd, kunt u ook de audiofuncties van een audio/videoapparaat, zoals een televisie of videorecorder, aansluiten.
Gebruik alleen een 3,5-mm connector wanneer u een apparaat
aansluit op de audio-uitgang.
Wanneer een extern audioapparaat op de audio-uitgang wordt
aangesloten, worden de geïntegreerde luidsprekers uitgeschakeld.
4–2Handleiding voor de hardware en software
Geluidsvolume aanpassen
U kunt het volume aanpassen met de volumeknoppen van de
notebookcomputer of met de software voor volumeregeling die
beschikbaar is in het besturingssysteem en in sommige
multimedia-applicaties. De knop voor het uitschakelen van het
geluid op de notebookcomputer heeft voorrang op alle
softwarematige volume-instellingen.
Volumeknoppen gebruiken
U past het volume als volgt aan met de volumeknoppen van de
notebookcomputer:
■ Als u het geluid zachter wilt zetten, drukt u op de knop
Geluid zachter 1.
■ Als u het geluid harder wilt zetten, drukt u op de knop Geluid
harder 2.
■ Als u het geluid wilt uitschakelen of weer wilt inschakelen,
drukt u op de knop voor het uitschakelen van het geluid 3.
Multimedia
Wanneer het geluid is uitgeschakeld, brandt het lampje voor het
uitschakelen van het geluid 4 (op de volumeknop). Wanneer het
geluid weer wordt ingeschakeld, gaat het lampje uit.
Handleiding voor de hardware en software4–3
Multimedia
Pictogram Volume van Windows gebruiken
U plaats het pictogram Volume van Windows als volgt op de
taakbalk: selecteer Start > Configuratiescherm > Spraak, geluid en audioapparaten > Geluiden en audioapparaten en
selecteer daarna het tabblad Vo lu m e. Schakel het selectievakje
Pictogram voor het volume in het systeemvak plaatsen in en
klik op OK.
■ Selecteer het pictogram als u het volume wilt aanpassen.
Als u het volume wilt verhogen of verlagen, sleept u de
schuifregelaar omhoog of omlaag. Als u het geluid wilt
uitschakelen of weer wilt inschakelen, schakelt u het
selectievakje Dempen in of uit.
■ Om toegang te krijgen tot andere volume-instellingen, zoals
de balans, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram.
Als u een pictogram dat u op de taakbalk heeft geplaatst, niet
✎
ziet, is het pictogram mogelijk verborgen. Als u het pictogram
wilt weergeven, selecteert u Eigenschappen. Schakel de optie Niet-actieve pictogrammen opruimen uit en klik op OK.
Videovoorzieningen
S-video-uitgang gebruiken
De S-video-uitgang biedt alleen ondersteuning voor
videosignalen.
■ In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een S-videoapparaat
aansluit op de S-video-uitgang van de notebookcomputer.
■ Raadpleeg "Monitor, projector of televisie aansluiten",
verderop in dit hoofdstuk voor informatie over het instellen
van een configuratie waarbij audio- en videovoorzieningen
worden gecombineerd, bijvoorbeeld om een dvd-film vanaf
de notebookcomputer af te spelen op een televisietoestel.
4–4Handleiding voor de hardware en software
Multimedia
Als u videosignalen wilt verzenden via de S-video-uitgang, heeft
u een standaardkabel voor S-video nodig. Een dergelijke kabel is
verkrijgbaar bij de meeste computer- en elektronicazaken.
U sluit als volgt de S-videokabel aan:
1. Sluit een van de uiteinden van de S-videokabel aan op de
S-video-uitgang van de notebookcomputer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de
S-video-ingang (niet de S-video-uitgang) van het externe
apparaat.
Handleiding voor de hardware en software4–5
Multimedia
Monitor, projector of televisie aansluiten
Monitor of projector aansluiten
U sluit als volgt een optionele VGA-monitor of projector aan op
de notebookcomputer:
1. Zorg dat de monitor of projector is uitgeschakeld.
2. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector aan op de
externe-monitorpoort, die zich achter op de
notebookcomputer bevindt.
3. Sluit het netsnoer van de monitor of projector aan op een
geaard stopcontact.
4. Zet de monitor of projector aan.
❏ Als de notebookcomputer de monitor of projector niet
herkent, start u de notebookcomputer opnieuw.
❏ Als een monitor, projector of andere weergave-eenheid
die op de juiste wijze is aangesloten, geen beeld geeft,
kunt u met de hotkey
fn+f4 proberen de beeldweergave
over te schakelen van de notebookcomputer naar het
nieuwe apparaat.
4–6Handleiding voor de hardware en software
Televisie aansluiten
Voor het aansluiten van een televisietoestel op de notebookcomputer (of voor de meeste andere configuraties waarbij
geluids- en beeldfuncties worden gecombineerd), heeft u een
audiokabel en een S-videokabel nodig. Een dergelijke kabel is
verkrijgbaar bij de meeste computer- en elektronicazaken.
Audio aansluiten
Om de audio aan te sluiten, heeft u een audiokabel nodig die
de audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang) van de
notebookcomputer verbindt met de audio-ingang van de televisie.
Voor de audio-uitgang van de notebookcomputer is een 3,5-mm
stekker vereist. Als voor de televisie een RCA-aansluiting vereist
is, heeft u een conversiekabel nodig, bijvoorbeeld een 3,5-mm
stereo naar (2) RCA-kabel. U sluit de kabel als volgt aan:
1. Sluit de 3,5-mm stekker van de audiokabel aan op de
audio-uitgang van de notebookcomputer.
2. Sluit de RCA-connectoren aan het andere uiteinde van de
kabel aan op de audio-ingangen van de televisie.
Raadpleeg "Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang) gebruiken",
eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie over de
audio-uitgang van de notebookcomputer, met een afbeelding van
deze aansluiting.
Multimedia
Video aansluiten
Voor de videoaansluiting heeft u een standaard S-videokabel
nodig:
1. Sluit een van de uiteinden van de S-videokabel aan op de
S-video-uitgang van de notebookcomputer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de
S-video-ingang (niet de S-video-uitgang) van het externe
apparaat.
Raadpleeg "S-video-uitgang gebruiken", eerder in dit hoofdstuk
voor meer informatie over de S-video-uitgang van de
notebookcomputer, met een afbeelding van deze aansluiting.
Handleiding voor de hardware en software4–7
Multimedia
Videoweergave wijzigen
Videobeeld weergeven en schakelen
Als u videobeelden wilt weergeven op het beeldscherm van de
notebookcomputer of op het beeldscherm van een optioneel
extern videoapparaat, moet zowel de notebookcomputer als het
videoapparaat zijn ingeschakeld.
U schakelt het beeld als volgt tussen het beeldscherm van de
notebookcomputer en het beeldscherm van het videoapparaat:
»Druk een aantal keren op de hotkey fn+f4. Door op de hotkey
fn+f4 te drukken, schakelt u tussen weergave op het
beeldscherm van de notebookcomputer, weergave op
eventuele aangesloten beeldschermen en gelijktijdige
weergave op de notebookcomputer en aangesloten
beeldschermen.
Raadpleeg "Hotkeys" in hoofdstuk 3, "Toetsenbord", voor meer
informatie over
fn+f4 en andere hotkeys.
Kleurentelevisiestandaard wijzigen
De kleurentelevisiestandaard bepaalt hoe televisievideosignalen
worden verzonden en ontvangen. Er kunnen alleen signalen
tussen de notebookcomputer en een televisie worden uitgewisseld
wanneer de notebookcomputer en de televisie gebruikmaken van
dezelfde kleurentelevisiestandaard.
De gebruikte kleurentelevisiestandaard kan per land verschillen.
Op de meeste notebookcomputers is de landspecifieke standaard
in de fabriek ingesteld. Deze instelling wordt bepaald door de
locatie-instelling van het besturingssysteem.
4–8Handleiding voor de hardware en software
U wijzigt de locatie-instelling, en daarmee de
kleurentelevisiestandaard, als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Datum, tijd, taal
en landinstellingen > Landinstellingen > tabblad
Landinstellingen.
2. Selecteer in het deelvenster Locatie onder aan het tabblad
Landinstellingen een land in de vervolgkeuzelijst.
3. Klik op OK.
4. Start de notebookcomputer opnieuw op.
Multimediasoftware
Meegeleverde multimedia-applicaties
opzoeken
Welke multimedia-applicaties bij de notebookcomputer worden
geleverd, hangt af van uw land en het notebookmodel.
Enkele van de applicaties die mogelijk bij de notebookcomputer
zijn geleverd, worden beschreven in "Multimedia-applicaties
selecteren", hierna in dit hoofdstuk.
Multimedia
Op de notebookcomputer zijn mogelijk nog meer
multimedia-applicaties geïnstalleerd. Bekijk in elk geval de
volgende onderdelen:
■ de pictogrammen op het bureaublad;
■ de applicaties die staan vermeld bij Start > Alle
programma's;
■ de vooraf geladen items die beschikbaar zijn via Start > Alle
■ de applicaties op schijven die bij de notebookcomputer zijn
geleverd.
Handleiding voor de hardware en software4–9
Multimedia
Raadpleeg "Multimedia-applicaties installeren", verderop in dit
hoofdstuk voor informatie over het installeren van een vooraf
geladen applicatie of een applicatie die is meegeleverd op een
schijf.
Bij sommige notebookmodellen kan ook aanvullende informatie
over bepaalde multimedia-applicaties in gedrukte vorm zijn
meegeleverd.
Multimedia-applicaties selecteren
Sommige multimedia-applicaties kunnen worden gebruikt voor
✎
het maken van cd's of dvd's. Voor het branden van cd's is een
cd-rw-drive nodig. Voor het branden van dvd's is een
dvd-rw-drive nodig.
Standaardapplicaties gebruiken
Wanneer u een schijf in de optische-schijfeenheid plaatst, opent
het systeem in de meeste gevallen een standaardapplicatie die
geschikt is voor die schijf. Welke standaardapplicaties worden
gebruikt, hangt af van de geïnstalleerde applicaties. Als u er de
voorkeur aan geeft een schijf af te spelen met een andere
applicatie dan de standaardapplicatie, opent u de gewenste
applicatie en selecteert u de schijf in die applicatie.
Raadpleeg "Voorkeuren voor Automatisch afspelen instellen",
verderop in dit hoofdstuk voor informatie over het wijzigen van
de manier waarop de notebookcomputer reageert wanneer u
bestanden op een optische-schijfeenheid of een ander apparaat
met verwisselbare media opent.
Raadpleeg "Voorkeuren instellen voor de dvd-knop en de
muziekknop" in hoofdstuk 3, "Toetsenbord", voor informatie over
het wijzigen van de standaardapplicatie die is toegewezen aan de
muziekknop of de dvd-knop.
4–10Handleiding voor de hardware en software
Windows Media Player gebruiken
Met Microsoft Windows Media Player kunt u cd's en dvd's
afspelen en audio- en gegevens-cd's maken.
Windows MovieMaker gebruiken
Met Windows MovieMaker kunt u films maken en bewerken met
behulp van basisprocedures voor slepen-en-neerzetten.
Apple iTunes gebruiken
Met Apple iTunes kunt u audio-cd's afspelen, muziek van of
naar cd's kopiëren, radiozenders op Internet beluisteren, uw
muziekcollectie delen met andere computers en muziekbestanden
zoeken en beheren. Apple iTunes kan ook worden gebruikt voor
het maken van lijsten van uw favoriete muziekstukken en voor het
maken van cd's en dvd's.
Ga naar
ondersteuningsgegevens voor Apple iTunes.
http://www.apple.com/support voor service- en
Multimedia
Sonic RecordNow! gebruiken
Met Sonic RecordNow! kunt u backups maken van
gegevensbestanden, audio-cd's en dvd's maken, audiobestanden
van een cd overbrengen naar een vaste schijf en persoonlijke
audio-cd's maken.
InterVideo WinDVD Player gebruiken
Met InterVideo WinDVD kunt u audio-cd's, video-cd's en
dvd-films afspelen.
Handleiding voor de hardware en software4–11
Multimedia
InterVideo WinDVD Creator gebruiken
Met InterVideo WinDVD Creator kunt u films maken, bewerken
en op een dvd of video-cd branden, of een reeks foto's
presenteren als diavoorstelling.
InterVideo WinDVD Creator Plus wordt alleen bij bepaalde
notebookmodellen geleverd, bijvoorbeeld bij modellen met een
gecombineerde dvd/cd-rw-drive of een gecombineerde dvd±rwen cd-rw-drive.
InterVideo Home Theater
De voorzieningen van InterVideo Home Theater verschillen per
notebookmodel en -configuratie.
Op de meeste notebookmodellen kan InterVideo Home Theater
worden gebruikt voor het afspelen van digitale bestanden en
media, zoals MP3-bestanden, video- en audio-cd's en dvd's. De
applicatie kan ook worden gebruikt voor het maken van cd's en
dvd's.
Op bepaalde notebookmodellen kan InterVideo Home Theater
worden gebruik voor het weergeven van televisiebeelden op de
notebookcomputer, als er een TV-tuner en een TV-signaal
aanwezig zijn.
Multimedia-applicaties installeren
Vooraf geladen applicaties installeren
Sommige multimedia-applicaties die bij de notebookcomputer
worden geleverd, zijn vooraf geladen maar niet vooraf
geïnstalleerd. Een vooraf geladen item is op de vaste schijf
geplaatst maar kan pas worden gebruikt nadat het is geïnstalleerd.
Als u toegang wilt tot vooraf geladen items, selecteert u Start > Alle programma's > Software Setup (Software installeren).
Ga dan als volgt te werk:
4–12Handleiding voor de hardware en software
■ Om een lijst weer te geven van de software die beschikbaar is
in een categorie, klikt u op het plusteken (+) naast de
categorie.
■ Als u een beschrijving van een onderdeel in de lijst wilt
weergeven zonder het onderdeel te installeren, selecteert u
het onderdeel. (Beschrijvingen zijn alleen beschikbaar voor
geselecteerde onderdelen.)
■ Als u een vooraf geladen item wilt installeren, schakelt u het
selectievakje voor dat item in, selecteert u Install
(Installeren) en volgt u de instructies op het scherm.
Applicaties installeren vanaf een schijf
De meeste applicaties op schijven die bij de notebookcomputer
zijn geleverd, kunnen worden geïnstalleerd met de volgende
procedure.
U installeert als volgt multimediasoftware vanaf een schijf:
1. Sluit de notebookcomputer aan op een betrouwbare externe
voedingsbron.
2. Zorg ervoor dat de notebookcomputer aan staat en dat
Windows actief is.
Multimedia
3. Sluit alle geopende applicaties af.
4. Plaats de schijf in de optische-schijfeenheid. Na enkele
seconden verschijnt er een installatiewizard.
Als de installatiewizard niet verschijnt, zijn uw instellingen
voor Automatisch afspelen mogelijk gewijzigd. U gaat als
volgt verder met de installatie:
a. Selecteer Start > Uitvoeren.
b. Typ in het tekstveld Openen
x:\setup.exe
waarbij x de aanduiding is voor de schijfeenheid die
de schijf bevat.
c. Klik op OK.
Handleiding voor de hardware en software4–13
Multimedia
5. Wanneer de installatiewizard verschijnt, volgt u de instructies
op het scherm.
Raadpleeg "Voorkeuren voor Automatisch afspelen instellen",
verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie over de
instellingen van Automatisch afspelen.
Multimedia-applicaties gebruiken
Waarschuwing met betrekking tot auteursrecht
Het illegaal kopiëren van auteursrechtelijk beschermd materiaal,
waaronder computerprogramma's, films, uitzendingen en
geluidsopnamen, vormt op grond van het van toepassing zijnde
auteursrecht een strafrechtelijke overtreding. Deze notebookcomputer behoort niet voor dergelijke doeleinden te worden
gebruikt.
Help voor multimedia-applicaties openen
De meeste multimedia-applicaties bevatten een Help-bestand dat
u kunt openen via de menubalk of via een pictogram dat vaak
herkenbaar is aan een vraagteken. De meeste applicaties bevatten
ook zelfstudieprogramma's.
U kunt gebruikmaken van klantenondersteuning voor elke
multimedia-applicatie die bij de notebookcomputer is geleverd.
Sommige cd's en dvd's bevatten afspeelsoftware die niet bij de
✎
notebookcomputer is geleverd, zoals PCFriendly. Als u een
schijf plaatst met afspeelsoftware die niet bij de notebookcomputer is geleverd, wordt u gevraagd of u die software wilt
installeren. Als u liever multimedia-applicaties gebruikt die bij
de notebookcomputer zijn geleverd, annuleert u de installatie
van de afspeelsoftware en sluit u het installatievenster.
4–14Handleiding voor de hardware en software
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.