Hp PAVILION DV3-4300SA, PAVILION DV3-4100SA User Manual [nl]

Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD­logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP-producten en ­diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Eerste editie: augustus 2010
Artikelnummer: 596442-332
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar.
Raadpleeg de website van HP op
http://www.hp.com/support voor de
recentste informatie in de Gebruikershandleiding.
Kennisgeving over veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving over veiligheid
Inhoudsopgave
1 Notebookcomputer in vogelvlucht ................................................................................................................ 1
Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1
Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1
Touchpad ............................................................................................................ 1
Lampjes ............................................................................................................... 2
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ................................ 3
Toetsen ............................................................................................................... 4
Onderdelen aan de voorkant ............................................................................................... 4
Onderdelen aan de rechterkant ........................................................................................... 5
Onderdelen aan de linkerkant .............................................................................................. 6
Onderdelen van het beeldscherm ........................................................................................ 7
Onderdelen aan de onderkant ............................................................................................. 8
Antennes voor draadloze communicatie .............................................................................. 8
Overige hardwareonderdelen .............................................................................................. 9
Labels herkennen ............................................................................................................................... 10
2 Draadloos en lokaal netwerk ....................................................................................................................... 12
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................................... 12
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen ..................... 13
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 13
Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................... 13
HP Wireless Assistant gebruiken ....................................................................................... 14
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................................... 14
WLAN gebruiken ................................................................................................................................ 16
Draadloos netwerk installeren ........................................................................................... 16
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................ 16
Verbinding maken met een WLAN .................................................................................... 17
Naar een ander netwerk roamen ....................................................................................... 18
HP mobiel breedband gebruiken ........................................................................................................ 19
SIM-kaart plaatsen ............................................................................................................. 19
SIM-kaart verwijderen ........................................................................................................ 20
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................... 22
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS) ............................................................... 22
Problemen met draadloze verbinding oplossen ................................................................................. 23
v
Kan geen verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN) .................................... 23
Kan geen verbinding maken met een WLAN-voorkeursnetwerk ....................................... 24
Netwerkpictogram wordt niet weergegeven ....................................................................... 24
Huidige beveiligingscodes voor WLAN-netwerk niet beschikbaar ..................................... 24
WLAN-verbinding is zeer zwak .......................................................................................... 25
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ....................................................... 25
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) .............................................................................. 26
3 Cursorbesturing en toetsenbord ................................................................................................................. 27
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 27
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen ..................................................................... 27
Touchpad gebruiken .......................................................................................................... 27
Touchpad in- of uitschakelen ............................................................................ 27
Touchpad-bewegingen gebruiken ..................................................................... 28
Schuiven ........................................................................................... 28
Knijpen .............................................................................................. 29
Draaien ............................................................................................. 29
Actietoetsen gebruiken ....................................................................................................................... 31
Hotkeys gebruiken .............................................................................................................................. 33
4 Multimedia ..................................................................................................................................................... 34
Multimediavoorzieningen .................................................................................................................... 34
Multimediacomponenten herkennen .................................................................................. 34
Voorzieningen voor het afspelen van media gebruiken ..................................................... 36
Actietoetsen voor het afspelen van media gebruiken ....................................... 36
Multimediasoftware ............................................................................................................................ 36
HP MediaSmart-software gebruiken .................................................................................. 37
Andere multimediasoftware gebruiken .............................................................................. 37
Multimediasoftware vanaf een schijf installeren ................................................................ 37
Audio .................................................................................................................................................. 38
Externe audioapparatuur aansluiten .................................................................................. 38
Audiofuncties controleren .................................................................................................. 38
Video .................................................................................................................................................. 40
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 40
HDMI-apparaat aansluiten ................................................................................................. 40
Audio voor HDMI configureren (alleen bepaalde modellen) ............................. 41
Webcam ............................................................................................................................................. 42
Eigenschappen webcam aanpassen ................................................................................. 42
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 43
Lade van de schijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een schijf .................... 43
Computer herkent de optische-schijfeenheid niet .............................................................. 43
Schijf wordt niet afgespeeld ............................................................................................... 44
Schijf wordt niet automatisch afgespeeld .......................................................................... 45
vi
Film stopt, slaat stukken over of wordt niet naar behoren afgespeeld ............................... 45
Film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ............................................................. 45
Branden van een schijf begint niet of stopt voordat het is voltooid .................................... 46
Dvd of bd die wordt afgespeeld in Windows Media Player, geeft geen geluid of beeld ... . 46
Apparaatstuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd ........................................ 46
Recentste apparaatstuurprogramma's van HP verkrijgen ................................. 47
Recentste Windows-apparaatstuurprogramma's verkrijgen .............................. 47
5 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 48
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 48
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 48
Slaapstand activeren of beëindigen .................................................................. 48
Hibernationstand activeren of beëindigen ......................................................... 49
Energiemeter gebruiken .................................................................................................... 49
Energiebeheerschema's gebruiken ................................................................................... 50
Huidig energiebeheerschema weergeven ......................................................... 50
Ander energiebeheerschema selecteren .......................................................... 50
Energiebeheerschema's aanpassen ................................................................. 50
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen energiebesparende stand ................... 50
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 51
Netvoedingsadapter aansluiten ......................................................................................... 51
Netvoedingsadapter testen ................................................................................................ 52
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 52
Accu's herkennen .............................................................................................................. 53
Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning ............................................................. 53
Accucontrole gebruiken ..................................................................................................... 53
Acculading weergeven ....................................................................................................... 54
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 54
Accu opladen ..................................................................................................................... 55
Ontlaadtijd van de accu maximaliseren ............................................................................. 55
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 56
Lage acculading herkennen .............................................................................. 56
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 57
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 57
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu
beschikbaar is ................................................................................... 57
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 57
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de
hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 57
Accu kalibreren .................................................................................................................. 57
Stap 1: laad de accu volledig op ....................................................................... 57
Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 58
vii
Stap 3: ontlaad de accu .................................................................................... 58
Stap 4: laad de accu volledig op ....................................................................... 60
Stap 5: schakel de energiebesparende voorzieningen weer in ......................... 60
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 60
Accu opbergen ................................................................................................................... 61
Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 61
Accu vervangen ................................................................................................................. 61
Computer afsluiten ............................................................................................................................. 61
Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde modellen) .......................................................... 63
6 Schijfeenheden ............................................................................................................................................. 64
Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen ......................................................................................... 64
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 64
Optische-schijfeenheid gebruiken ...................................................................................................... 65
Achterhalen welk type optische-schijfeenheid is geïnstalleerd .......................................... 65
Optische schijven gebruiken .............................................................................................. 66
Juiste type schijf kiezen (cd's, dvd's en bd's) ..................................................................... 67
Cd-r-schijven ..................................................................................................... 67
Cd-rw-schijven .................................................................................................. 67
Dvd±r-schijven .................................................................................................. 67
Dvd±rw-schijven ................................................................................................ 67
LightScribe dvd+r-schijven ................................................................................ 67
Blu-ray-schijf ..................................................................................................... 68
Cd, dvd of bd afspelen ....................................................................................................... 68
Automatisch afspelen configureren ................................................................................... 69
Regio-instelling voor dvd's wijzigen ................................................................................... 69
Waarschuwing met betrekking tot auteursrecht ................................................................. 70
Cd of dvd kopiëren ............................................................................................................. 70
Cd of dvd maken ('branden') .............................................................................................. 71
Optische schijf (cd, dvd of bd) verwijderen ........................................................................ 72
Prestaties van de vaste schijf verbeteren ........................................................................................... 72
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 72
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 73
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken ............................................................................ 73
Status van HP ProtectSmart vaststellen ............................................................................ 73
HP ProtectSmart gebruiken ............................................................................................... 74
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................................... 75
7 Externe apparaten ......................................................................................................................................... 77
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 77
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 77
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 78
eSATA-apparaat gebruiken ................................................................................................................ 79
viii
eSATA-apparaat aansluiten ............................................................................................... 79
eSATA-apparaat verwijderen ............................................................................................. 79
8 Externemediakaarten .................................................................................................................................... 81
Kaarten voor het digitale-mediaslot gebruiken ................................................................................... 81
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 81
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 82
9 Geheugenmodules ........................................................................................................................................ 83
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 83
Geheugenmodule in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule plaatsen of
vervangen .......................................................................................................................... 83
Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden ...................... 86
10 Beveiliging ................................................................................................................................................... 90
Computer beschermen ....................................................................................................................... 90
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 91
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 91
Wachtwoorden instellen in het setupprogramma ............................................................... 92
Beheerderswachtwoord .................................................................................... 92
Beheerderswachtwoord beheren ...................................................... 93
Beheerderswachtwoord invoeren ..................................................... 93
Opstartwachtwoord ........................................................................................... 93
Opstartwachtwoord beheren ............................................................ 94
Opstartwachtwoord invoeren ............................................................ 94
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 95
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 96
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 97
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 98
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................. 98
Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................... 99
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................................. 99
Uw vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ..................... 100
Bijlage A Setupprogramma ........................................................................................................................... 101
Setupprogramma starten .................................................................................................................. 101
Setupprogramma gebruiken ............................................................................................................. 102
Taal van setupprogramma wijzigen ................................................................................. 102
Navigeren en selecteren in setupprogramma .................................................................. 102
Systeeminformatie weergeven ........................................................................................ 103
Standaardinstellingen in setupprogramma herstellen ...................................................... 103
Setupprogramma afsluiten ............................................................................................... 104
Menu's van het setupprogramma ..................................................................................................... 105
ix
Main (Hoofdmenu) ........................................................................................................... 105
Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................. 105
Menu System Configuration (Systeemconfiguratie) ........................................................ 105
Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) .................................................................. 106
Bijlage B Software-updates .......................................................................................................................... 107
BIOS bijwerken ................................................................................................................................. 108
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 108
BIOS-update downloaden ................................................................................................ 108
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................. 110
Index ................................................................................................................................................................. 111
x

1 Notebookcomputer in vogelvlucht

Hardware herkennen

De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven.
Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2. Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.

Onderdelen aan de bovenkant

Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee kunt u het touchpad aan- en uitzetten. Tik tweemaal snel op de knop
om het touchpad in en uit te schakelen.
(2) Touchpad* Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
Hardware herkennen 1
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(4) Rechterknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor cursorbesturing wilt weergeven of wijzigen, selecteert u Start > Devices and Printers (Apparaten en printers). Klik daarna met de rechtermuisknop op het pictogram dat uw apparaat vertegenwoordigt en selecteer Muisinstellingen.
Onderdeel Beschrijving
(1)
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(3)
(4)
(5)
(6) Lampje vingerafdruklezer
Touchpad-lampje Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
Aan/uit-lampje
Lampje Volume uit Aan: de luidspreker is uitgeschakeld.
Lampje voor draadloze communicatie
(alleen bepaalde modellen)
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
OPMERKING: Er bevindt zich een ander aan/uit-lamp aan de
linkerkant van de computer.
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie,
zoals een draadloosnetwerkmodule (WLAN) en/of een Bluetooth®­apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Apparaten voor draadloze communicatie worden
ingeschakeld in de fabriek.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is
uitgeschakeld.
Wit: vingerafdruk is in goed.
Oranje: vingerafdruk is slecht.
2 Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop*
(2) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Raadpleeg de gebruikershandleidingen in Help en ondersteuning voor informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen.
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer voor meer informatie over energiebeheer.
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
Hardware herkennen 3
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
(3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer
(5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte functies uit.

Onderdelen aan de voorkant

systeeminformatie weer te geven.
systeeminformatie weer te geven.
staat.
4 Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
Onderdeel Beschrijving
(1) Digitale-mediaslot Dit slot ondersteunt de volgende typen optionele
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer

Onderdelen aan de rechterkant

digitale kaarten:
Memory Stick (MS)
Memory Stick Pro (MSP)
MultiMediaCard (MMC)
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart
(SDHC) (standaard en groot)
xD-Picture Card (XD)
weergegeven.
Onderdeel Beschrijving
(1) Lampje van de optische-schijfeenheid
(2) Optische-schijfeenheid Hierin kunnen optische schijven worden gelezen en
(3)
(4) Acculampje
(5)
USB-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB-apparatuur aan.
Voedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Aan: er wordt geschreven naar of gelezen van
de optischeschijfeenheid.
Uit: de optische-schijfeenheid is inactief.
geschreven.
Wit: de computer is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu is volledig opgeladen.
Oranje: de computer is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
Knipperend: een accu die de enige
beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt, blijft het acculampje knipperen.
Hardware herkennen 5

Onderdelen aan de linkerkant

Onderdeel Beschrijving
(1)
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
(3)
(4) RJ-45 (netwerk) lampjes (2)
(5)
(6) HDMI-poort Hierop kunt u een optioneel HDMI-apparaat
Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
Poort voor externe monitor Sluit een optioneel extern weergaveapparaat aan
RJ-45-netwerkconnector Hierop kunt u een netwerkkabel aansluiten.
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet
op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer
start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
op de computer, zoals een externe monitor of projector.
Wit: het netwerk is aangesloten.
Oranje: het netwerk toont activiteit.
aansluiten.
(7) eSATA-/USB-poort Hierop sluit u hoogwaardige eSATA-onderdelen
(8)
Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
6 Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
aan, zoals een externe eSATA-vaste­schijfeenheid, of een optioneel USB-apparaat.
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
Onderdeel Beschrijving
(9)
(10)
(11)
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals
Schijfeenheidlampje
Aan/uit-lampje

Onderdelen van het beeldscherm

optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven.
Wit: er wordt geschreven naar of gelezen van
de vaste schijf.
Oranje: HP ProtectSmart Hard Drive
Protection heeft tijdelijk de interne vaste schijf geparkeerd.
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de
slaapstand.
OPMERKING: Er bevindt zich een ander aan/
uit-lamp naast de aan/uit-knop.
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee kunt u geluid opnemen.
(2) Lampje van de webcam Aan: de webcam is in gebruik.
(3) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Hardware herkennen 7

Onderdelen aan de onderkant

Onderdeel Beschrijving
(1) Vaste-schijfruimte Hierin bevindt zich de vaste schijf.
(2) Ventilatieopeningen (6) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
(3) Compartiment voor geheugen/draadloze module Hierin bevinden zich een draadloze LAN-module, een draadloze
(4) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(5) Accuvergrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.

Antennes voor draadloze communicatie

onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer wordt
automatisch gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de computer en om oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens het gebruik van de computer.
WAN-module en geheugenmodules.
OPMERKING: Vervang de module alleen door een module die
is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land/regio. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de module een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit van de computer te herstellen. Neem vervolgens via Help en ondersteuning contact op met de technische ondersteuning.
Bepaalde computermodellen zijn voorzien van minimaal 2 antennes die signalen verzenden naar en ontvangen van een of meer apparaten voor draadloze communicatie. Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
8 Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Hiermee worden draadloze signalen verzonden en ontvangen in
(2) WWAN-antennes (2)* Hiermee worden draadloze signalen verzonden en ontvangen in
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving van de antennes vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van de publicatie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu dat van toepassing is op uw land/regio. Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning.

Overige hardwareonderdelen

een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
een Wireless Wide-Area Network (WWAN).
Hardware herkennen 9
Onderdeel Beschrijving
(1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een
(2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
(3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de
*Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land/regio.

Labels herkennen

De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Servicelabel: bevat onder andere de volgende informatie:
Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer.
stopcontact.
computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Productnaam (1). Dit is de productnaam die aan de voorkant van de notebookcomputer is
bevestigd.
Serienummer (s/n) (2). Dit is een alfanumeriek nummer dat uniek is voor elk product.
Artikelnummer/productnummer (p/n) (3). Dit nummer geeft specifieke informatie over de
hardwarecomponenten van het product. Het artikelnummer helpt een onderhoudstechnicus bij het bepalen van de vereiste componenten en onderdelen.
Modelbeschrijving (4). Dit is de alfanumerieke identificatiecode die u gebruikt wanneer u
documenten, stuurprogramma's en ondersteuning voor de notebookcomputer zoekt.
Garantieperiode (5). Dit nummer geeft de lengte (in jaren) aan van de garantieperiode voor
deze computer.
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning. Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de productcode voor Windows®. U kunt het
productidentificatienummer nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. Het certificaat bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (uitsluitend voor bepaalde modellen):
bevat(ten) informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Een
10 Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
optioneel apparaat kan een WLAN-adapter (Wireless Local Area Network) of een Bluetooth®­apparaat zijn. Als het model van uw computer is uitgerust met een of meer draadloze apparaten, is de computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig hebben als u de computer in het buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerken voor apparaten voor draadloze communicatie bevinden zich aan de binnenkant van het Mini Card­compartiment.
SIM-label (Subscriber Identity Module, alleen bepaalde modellen): bevat de ICCID (Integrated
Circuit Card Identifier) van de SIM-kaart. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Label met serienummer van HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen):
bevat het serienummer van de HP-module voor mobiel breedband. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Labels herkennen 11

2 Draadloos en lokaal netwerk

Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken

Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): Hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN's of WLAN's genoemd) in bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
HP draadloosbreedbandmodule: Een draadloos WWAN-apparaat (Wide Area Network) dat
toegang biedt tot informatie overal waar mobiele netwerkservices beschikbaar zijn. In een WWAN communiceert elk mobiel apparaat met het basisstation van een aanbieder van mobiele netwerkdiensten. Aanbieders van mobiele netwerkdiensten installeren netwerken van basisstations (vergelijkbaar met masten voor mobiele telefonie) die grote gebieden beslaan, waardoor ze dekking kunnen bieden in hele provincies, regio's of zelfs landen.
Bluetooth®-apparaat: Hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Computers met WLAN-apparaten ondersteunen een of meer van de volgende IEEE-industrienormen:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en
werkt met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4
GHz. Een 802.11g WLAN-apparaat is achterwaarts compatibel met 802.11b-apparaten, waardoor ze in hetzelfde netwerk kunnen functioneren.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
OPMERKING: 802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt overdrachtssnelheden tot 450 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4
GHz of 5 GHz, waardoor het achterwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt weten over draadloze technologie.
12 Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk

Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen

Pictogram Naam Beschrijving
Draadloos (ingeschakeld) Hiermee wordt de locatie van het lampje en de actietoets
voor draadloze communicatie aangegeven. Hiermee wordt tevens de Wireless Assistant-software op de computer herkend en wordt aangegeven dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
Draadloos (uitgeschakeld) Hiermee wordt aangegeven dat alle apparaten voor
Bekabeld netwerk (aangesloten) Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
Bekabeld netwerk (gedeactiveerd/ losgekoppeld)
Netwerk (gedeactiveerd/losgekoppeld) Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
Netwerk (aangesloten) Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. U kunt er ook de Wireless Assistant-software op de computer mee herkennen.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat een of meer netwerkapparaten zijn aangesloten op het netwerk.
Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat alle netwerkapparaten of alle apparaten voor draadloze communicatie zijn gedeactiveerd in het Configuratiescherm van Windows® en dat er geen netwerkapparaten zijn aangesloten op een bekabeld netwerk.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat er geen draadloze verbindingen beschikbaar zijn of dat alle apparaten voor draadloze communicatie zijn gedeactiveerd via de actietoets voor draadloze communicatie of via de Wireless Assistant, en dat er geen netwerkapparaten zijn aangesloten op een bekabeld netwerk.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat een of meer netwerkapparaten zijn aangesloten op een draadloos netwerk en dat een of meer netwerkapparaten zijn aangesloten op een bekabeld netwerk.
Netwerk (losgekoppeld) Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat draadloze verbindingen beschikbaar zijn, maar dat er geen netwerkapparaten zijn aangesloten op een bekabeld of draadloos netwerk.

Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken

U kunt de apparaten voor draadloze communicatie op de computer met een van deze voorzieningen in- of uitschakelen:
Actietoets voor draadloze communicatie
HP Wireless Assistant-software
Voorzieningen van het besturingssysteem

Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken

De computer heeft een actietoets voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze communicatie en een lampje voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle apparaten
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 13
voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie wit wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie wit brandt, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn geactiveerd, kunt u met de actietoets voor draadloze communicatie alle apparaten voor draadloze communicatie tegelijk in- of uitschakelen. Een afzonderlijk apparaat voor draadloze communicatie kan worden bestuurd via HP Wireless Assistant.

HP Wireless Assistant gebruiken

Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via de HP Wireless Assistant-software. Als een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in het setupprogramma, moet het opnieuw worden geactiveerd via het setupprogramma voordat het kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant.
OPMERKING: Als u een draadloos apparaat activeert of inschakelt, betekent dit niet dat de
computer automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
U kunt de status van de apparaten voor draadloze communicatie weergeven door te klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en de muisaanwijzer over het pictogram voor draadloze communicatie te bewegen.
Als het pictogram Draadloos niet in het systeemvak staat, gaat u als volgt te werk om de eigenschappen van Wireless Assistant te wijzigen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows
Mobiliteitscentrum.
2. Klik op het pictogram voor draadloze communicatie op de tegel Wireless Assistant. Deze bevindt
zich in de onderste rij van het Windows® Mobiliteitscentrum.
3. Klik op Eigenschappen.
4. Selecteer het selectievakje naast Pictogram van HP Wireless Assistant in systeemvak.
5. Klik op Toepassen.
6. Klik op Sluiten.
Raadpleeg de online Help van de Wireless Assistant-software voor meer informatie.
1. Open Wireless Assistant door te klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in
Windows Mobiliteitscentrum.
2. Klik op de knop Help.

Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken

Sommige besturingssystemen bieden ook de mogelijkheid om geïntegreerde apparaten voor draadloze communicatie en de draadloze verbinding te beheren. Zo biedt Windows het Netwerkcentrum waarmee u een verbinding of netwerk tot stand kunt brengen, verbinding kunt
14 Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
maken met een netwerk, draadloze netwerken kunt beheren en netwerkproblemen kunt diagnosticeren en verhelpen.
U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 15

WLAN gebruiken

Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos lokaal netwerk (WLAN) dat bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN­infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of bedrijfsnetwerk).

Draadloos netwerk installeren

Als u thuis een draadloos lokaal netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
een draadloze router (afzonderlijk aan te schaffen) (2);
de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten op internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u meer hulp nodig hebt bij de installatie van een draadloos lokaal netwerk, neemt u contact op met de fabrikant van de router of met uw internetprovider.

Draadloos netwerk beveiligen

Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze netwerken kwetsbaar zijn voor de welbekende veiligheidsrisico's.
16 Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
Draadloze netwerken in openbare ruimten, of 'hotspots', zoals cafés en vliegvelden beschikken vaak over geen enkele vorm van beveiliging. Er worden nieuwe technologieën ontwikkeld door fabrikanten van draadloze apparatuur en hotspotproviders die de openbare omgeving veiliger en anoniemer maken. Als u zich zorgen maakt over de veiligheid van de computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten daar het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang. De gangbare beveiligingsniveaus zijn WPA-Personal (Wi-Fi Protected Access) en WEP (Wired Equivalent Privacy). Aangezien draadloze radiosignalen tot buiten het netwerk reiken, kunnen andere WLAN-apparaten onbeveiligde signalen opvangen en (ongevraagd) verbinding maken met uw netwerk of informatie onderscheppen die via het netwerk wordt verzonden. U kunt echter de volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging
Veel draadloze basisstations, gateways of routers bevatten ingebouwde beveiligingsvoorzieningen zoals protocollen voor beveiliging van draadloze communicatie en firewalls. Met behulp van de juiste draadloze zender kunt u uw netwerk beschermen tegen de meest voorkomende beveiligingsrisico's van draadloze communicatie.
Gebruik een firewall
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als gegevensverzoeken controleert die worden verzonden naar uw netwerk en die eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Firewalls zijn verkrijgbaar in vele soorten, zowel softwarematig als hardwarematig. In sommige netwerken wordt een combinatie van beide typen gebruikt.
Gebruik codering voor draadloze communicatie
Voor uw draadloze netwerken zijn diverse geavanceerde coderingsprotocollen beschikbaar. Kies de oplossing die voor uw netwerkbeveiliging het geschiktst is:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol voor draadloze communicatie
dat alle netwerkgegevens codeert en een WEP-sleutel verzendt. In de meeste gevallen kunt u de WEP-sleutel laten toewijzen door het netwerk. Maar u kunt ook uw eigen sleutel instellen, een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties kiezen. Zonder de juiste sleutel kunnen anderen het draadloze netwerk niet gebruiken.
WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van
beveiligingsinstellingen om gegevens te coderen en te decoderen die via het netwerk worden verzonden. In tegenstelling tot WEP, waarbij één statische beveiligingssleutel wordt gebruikt voor coderingen, maakt WPA echter gebruik van TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) om voor elk gegevenspakket een nieuwe sleutel te genereren. Bovendien wordt voor elke computer in het netwerk een afzonderlijke sleutelset gegenereerd.

Verbinding maken met een WLAN

Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje oranje is, drukt u op de actietoets voor draadloze communicatie.
2. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
WLAN gebruiken 17
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingssleutel in te voeren. Dit is een beveiligingscode. Typ de code en klik vervolgens op OK om de verbinding te voltooien.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, klikt u op Netwerkcentrum
openen en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Een lijst
met opties wordt weergegeven. U kunt ervoor kiezen om handmatig een netwerk te zoeken en daarmee verbinding te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding tot stand te brengen.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naar
gelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparaten of verschillende typen wanden en vloeren.
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via de volgende hulpbronnen:
informatie van uw internetprovider en de instructies van de fabrikant die bij de router en andere
apparatuur voor draadloze netwerken zijn geleverd;
informatie en koppelingen naar websites die beschikbaar worden gesteld via Help en
ondersteuning.
Neem voor een lijst met openbare WLAN's bij u in de buurt contact op met uw internetprovider of zoek op het web. Ga naar de website van uw internetprovider of zoek op internet met de zoekterm "hotspot". Informeer bij elke locatie met een openbaar draadloos netwerk naar de kosten en de vereisten voor een verbinding.
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of IT-afdeling voor aanvullende informatie over de manier waarop u met de computer verbinding kunt maken met een bedrijfsnetwerk.

Naar een ander netwerk roamen

Wanneer u de computer binnen het bereik van een ander draadloos netwerk plaatst, probeert Windows verbinding te maken met dat netwerk. Als de poging slaagt, wordt de computer automatisch met het nieuwe netwerk verbonden. Als het nieuwe netwerk niet door Windows wordt herkend, volgt u dezelfde procedure die u eerder hebt gebruikt om verbinding te maken met uw draadloze netwerk.
18 Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk

HP mobiel breedband gebruiken

Met HP mobiel breedband kan de computer via een WWAN (Wireless Wide Area Network) verbinding maken met internet vanaf meer locaties en over grotere gebieden dan bij gebruik van een WLAN. Voor het gebruik van HP mobiel breedband hebt u een netwerkserviceprovider (aanbieder van mobiele netwerkdiensten) nodig. In de meeste gevallen is dit een aanbieder van mobiele telefonie. De dekking voor HP mobiel breedband is vergelijkbaar met dekking voor mobiele telefonie.
Als u HP mobiel breedband gebruikt in combinatie met de diensten van een aanbieder van mobiele telefonie, hebt u de vrijheid om verbonden te blijven met internet, e-mailberichten te verzenden of verbinding te maken met uw bedrijfsnetwerk, ook als u onderweg bent of zich buiten het bereik van Wi-Fi-hotspots bevindt.
HP mobiel breedband ondersteunt UNDP (Universal Notebook Data Platform), dat gegevensverbindingen voor notebookcomputers mogelijk maakt.
Mogelijk hebt u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de mobiele breedbanddiensten te activeren. Het serienummer staat op een label aan de binnenkant van de accuruimte van de computer.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart (Subscriber Identity Module). Een SIM-kaart bevat basisgegevens over u, zoals een pincode, en over het netwerk. Sommige computers bevatten een SIM-kaart die vooraf in de accuruimte is geïnstalleerd. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze mogelijk meegeleverd met de informatie over HP mobiel breedband bij de computer, of wordt deze mogelijk apart geleverd door de aanbieder van mobiele netwerkdiensten.
Voor informatie over het plaatsen en verwijderen van de SIM-kaart raadpleegt u de gedeelten 'SIM­kaart plaatsen' en 'SIM-kaart verwijderen' in dit hoofdstuk.
Voor informatie over HP mobiel breedband en het activeren van diensten met een voorkeursaanbieder van mobiele netwerkdiensten, raadpleegt u de informatie over HP mobiel breedband die is meegeleverd bij de computer. Ga voor meer informatie naar de website van HP op
http://www.hp.com/go/mobilebroadband (alleen Verenigde Staten).

SIM-kaart plaatsen

VOORZICHTIG: Wanneer u een SIM plaatst, dient u de kaart te positioneren met de schuine hoek
zoals op de afbeelding. Wanneer een SIM-kaart achterwaarts of omgekeerd wordt geplaatst, klikt de accu mogelijk niet goed op zijn plaats en kan dit schade veroorzaken aan de SIM en de SIM­connector.
Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart om beschadiging van de connectoren te voorkomen.
U plaatst een SIM-kaart als volgt:
1. Schakel de computer uit. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de
hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
HP mobiel breedband gebruiken 19
5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
6. Verwijder de accu.
7. Plaats de SIM-kaart in de sleuf.
8. Plaats de accu terug.
OPMERKING: HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt
teruggeplaatst.
9. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
10. Schakel de computer in.

SIM-kaart verwijderen

U verwijdert een SIM-kaart als volgt:
1. Schakel de computer uit. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de
hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
6. Verwijder de accu.
20 Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
Loading...
+ 96 hidden pages