Microsoft en Windows zijn in de Verenigde
Staten gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation. Bluetooth is een
handelsmerk van de desbetreffende
eigenaar en wordt door Hewlett-Packard
Company onder licentie gebruikt. Het SDlogo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP-producten en
-diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, april 2010
Artikelnummer: 596442-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Raadpleeg de website van HP op
http://www.hp.com/support voor de
recentste informatie in de
Gebruikershandleiding
.
Kennisgeving over veiligheid
WAARSCHUWING!U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding).
Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid
of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft
binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals
bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving over veiligheid
Inhoudsopgave
1 Notebookcomputer in vogelvlucht ................................................................................................................ 1
Video .................................................................................................................................................. 40
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 40
Uw vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ....................... 98
Bijlage A Setupprogramma ............................................................................................................................. 99
Setupprogramma starten .................................................................................................................... 99
Menu's van het setupprogramma ..................................................................................................... 103
ix
Main (Hoofdmenu) ........................................................................................................... 103
Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................. 103
Menu System Configuration (Systeemconfiguratie) ........................................................ 103
Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) .................................................................. 104
Bijlage B Software-updates .......................................................................................................................... 105
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................. 108
Index ................................................................................................................................................................. 109
x
1Notebookcomputer in vogelvlucht
Hardware herkennen
De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit
hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven.
Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2.Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
Onderdelen aan de bovenkant
Touchpad
OnderdeelBeschrijving
(1) Aan/uit-knop van het touchpadHiermee kunt u het touchpad aan- en uitzetten. Tik tweemaal snel op de knop om
het touchpad in en uit te schakelen.
(2) Touchpad*Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad*Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
Hardware herkennen1
Lampjes
OnderdeelBeschrijving
(4) Rechterknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor cursorbesturing wilt weergeven of wijzigen,
selecteert u Start > Devices and Printers (Apparaten en printers). Klik daarna met de rechtermuisknop op het pictogram dat
uw apparaat vertegenwoordigt en selecteer Muisinstellingen.
OnderdeelBeschrijving
(1)Touchpad-lampjeAan: het touchpad is uitgeschakeld.
(2)Caps Lock-lampjeAan: Caps Lock is ingeschakeld.
(3)Aan/uit-lampje
(4)Lampje Volume uitAan: de luidspreker is uitgeschakeld.
(5)Lampje voor draadloze
communicatie
(6) Lampje vingerafdruklezer
(alleen bepaalde modellen)
Aan: de computer is ingeschakeld.
●
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
●
OPMERKING: Er bevindt zich een ander aan/uit-lamp aan de linkerkant
van de computer.
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals
●
een draadloosnetwerkmodule (WLAN) en/of een Bluetooth®apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Apparaten voor draadloze communicatie worden
ingeschakeld in de fabriek.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is
●
uitgeschakeld.
Wit: vingerafdruk is in goed.
●
Oranje: vingerafdruk is slecht.
●
2Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
OnderdeelBeschrijving
(1)Aan/uit-knop*
(2)Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows aanmelden,
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Raadpleeg de gebruikershandleidingen in Help en ondersteuning
voor informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen.
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop
●
om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
●
knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
●
aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op
●
de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van
Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-knop
minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start>Configuratiescherm>Systeem enbeveiliging>Energiebeheer voor meer informatie over
energiebeheer.
in plaats van met een wachtwoord.
Hardware herkennen3
Toetsen
OnderdeelBeschrijving
(1)esc-toetsDruk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
(2)fn-toetsDruk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
(3)Windows-logotoetsHiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4)Windows-applicatietoetsHiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer
(5)ActietoetsenHiermee voert u veelgebruikte functies uit.
Onderdelen aan de voorkant
systeeminformatie weer te geven.
systeeminformatie weer te geven.
staat.
4Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
OnderdeelBeschrijving
(1)Digitale-mediaslotDit slot ondersteunt de volgende typen optionele
digitale kaarten:
Memory Stick (MS)
●
Memory Stick Pro (MSP)
●
MultiMediaCard (MMC)
●
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart
●
(SDHC) (standaard en groot)
xD-Picture Card (XD)
●
(2)Luidsprekers (2)Hiermee wordt het geluid van de computer
Onderdelen aan de rechterkant
OnderdeelBeschrijving
(1)Lampje van de optische-schijfeenheid
(2)Optische-schijfeenheidHierin kunnen optische schijven worden gelezen en
weergegeven.
Aan: er wordt geschreven naar of gelezen van
●
de optischeschijfeenheid.
Uit: de optische-schijfeenheid is inactief.
●
geschreven.
(3)USB-poorten (2)Hierop sluit u optionele USB-apparatuur aan.
(4)Acculampje
(5)VoedingsconnectorHierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Wit: de computer is aangesloten op een externe
●
voedingsbron en de accu is volledig opgeladen.
Oranje: de computer is aangesloten op een
●
externe voedingsbron en de accu wordt
opgeladen.
Knipperend: een accu die de enige beschikbare
●
voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu
een kritiek laag ladingsniveau bereikt, blijft het
acculampje knipperen.
Hardware herkennen5
Onderdelen aan de linkerkant
OnderdeelBeschrijving
(1)Bevestigingspunt voor beveiligingskabelHiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op
de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de
computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
(2)Ventilatieopeningen (2)Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
(3)Poort voor externe monitorSluit een optioneel extern weergaveapparaat aan
(4)RJ-45 (netwerk) lampjes (2)
(5)RJ-45-netwerkconnectorHierop kunt u een netwerkkabel aansluiten.
(6)HDMI-poortHierop kunt u een optioneel HDMI-apparaat
(7)eSATA-/USB-poortHierop sluit u hoogwaardige eSATA-onderdelen
(8)Audio-ingang (microfoon)Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer
start automatisch om interne onderdelen te koelen
en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat
de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
op de computer, zoals een externe monitor of
projector.
Wit: het netwerk is aangesloten.
●
Oranje: het netwerk toont activiteit.
●
aansluiten.
aan, zoals een externe eSATA-vaste-schijfeenheid,
of een optioneel USB-apparaat.
stereomicrofoonarray of monomicrofoon
aansluiten.
(9)Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang)Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals
6Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of
een televisietoestel, om het computergeluid via dat
apparaat weer te geven.
OnderdeelBeschrijving
(10)Schijfeenheidlampje
(11)Aan/uit-lampje
Onderdelen van het beeldscherm
Wit: er wordt geschreven naar of gelezen van
●
de vaste schijf.
Oranje: HP ProtectSmart Hard Drive
●
Protection heeft tijdelijk de interne vaste schijf
geparkeerd.
Aan: de computer is ingeschakeld.
●
Knipperend: de computer staat in de
●
slaapstand.
OPMERKING: Er bevindt zich een ander aan/uit-
lamp naast de aan/uit-knop.
OnderdeelBeschrijving
(1)Interne microfoons (2)Hiermee kunt u geluid opnemen.
(2)Lampje van de webcamAan: de webcam is in gebruik.
(3)WebcamHiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Hardware herkennen7
Onderdelen aan de onderkant
OnderdeelBeschrijving
(1)Vaste-schijfruimteHierin bevindt zich de vaste schijf.
(2)Ventilatieopeningen (6)Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
(3)Compartiment voor geheugen/draadloze module Hierin bevinden zich een draadloze LAN-module, een draadloze
(4)AccuruimteHierin bevindt zich de accu.
(5)AccuvergrendelingHiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
Antennes voor draadloze communicatie
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch
gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de
computer en om oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat
de interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens het gebruik
van de computer.
WAN-module en geheugenmodules.
OPMERKING: Vervang de module alleen door een module die
is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met
betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land/
regio. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een
waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de module
een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module om de
functionaliteit van de computer te herstellen. Neem vervolgens via
Help en ondersteuning contact op met de technische
ondersteuning.
Bepaalde computermodellen zijn voorzien van minimaal 2 antennes die signalen verzenden naar en
ontvangen van een of meer apparaten voor draadloze communicatie. Deze antennes zijn niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
8Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
OnderdeelBeschrijving
(1)WLAN-antennes (2)*Hiermee worden draadloze signalen verzonden en ontvangen in
(2)WWAN-antennes (2)*Hiermee worden draadloze signalen verzonden en ontvangen in
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van de
publicatie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning.
Overige hardwareonderdelen
een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
een Wireless Wide-Area Network (WWAN).
dat van toepassing is op uw land/regio.
Hardware herkennen9
OnderdeelBeschrijving
(1)Netsnoer*Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een
stopcontact.
(2)NetvoedingsadapterHiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
(3)Accu*Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de
*Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land/regio.
Labels herkennen
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Servicelabel: bevat onder andere de volgende informatie:
●
Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Productnaam (1). Dit is de productnaam die aan de voorkant van de notebookcomputer is
◦
bevestigd.
Serienummer (s/n) (2). Dit is een alfanumeriek nummer dat uniek is voor elk product.
◦
computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Artikelnummer/productnummer (p/n) (3). Dit nummer geeft specifieke informatie over de
◦
hardwarecomponenten van het product. Het artikelnummer helpt een onderhoudstechnicus
bij het bepalen van de vereiste componenten en onderdelen.
Modelbeschrijving (4). Dit is de alfanumerieke identificatiecode die u gebruikt wanneer u
◦
documenten, stuurprogramma's en ondersteuning voor de notebookcomputer zoekt.
Garantieperiode (5). Dit nummer geeft de lengte (in jaren) aan van de garantieperiode voor
◦
deze computer.
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de productcode voor Windows®. U kunt het
●
productidentificatienummer nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of
problemen met het systeem wilt oplossen. Het certificaat bevindt zich aan de onderkant van de
computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
●
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (uitsluitend voor bepaalde modellen): bevat
●
(ten) informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van
diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Een optioneel
apparaat kan een WLAN-adapter (Wireless Local Area Network) of een Bluetooth®-apparaat zijn.
10Hoofdstuk 1 Notebookcomputer in vogelvlucht
Als het model van uw computer is uitgerust met een of meer draadloze apparaten, is de computer
voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig hebben als
u de computer in het buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerken voor apparaten voor
draadloze communicatie bevinden zich aan de binnenkant van het Mini Card-compartiment.
SIM-label (Subscriber Identity Module, alleen bepaalde modellen): bevat de ICCID (Integrated
●
Circuit Card Identifier) van de SIM-kaart. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Label met serienummer van HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): bevat
●
het serienummer van de HP-module voor mobiel breedband. Dit label bevindt zich in de
accuruimte.
Labels herkennen11
2Draadloos en lokaal netwerk
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): Hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
●
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN's of WLAN's genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en
universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat met een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
HP draadloosbreedbandmodule: Een draadloos WWAN-apparaat (Wide Area Network) dat
●
toegang biedt tot informatie overal waar mobiele netwerkservices beschikbaar zijn. In een WWAN
communiceert elk mobiel apparaat met het basisstation van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten. Aanbieders van mobiele netwerkdiensten installeren netwerken van
basisstations (vergelijkbaar met masten voor mobiele telefonie) die grote gebieden beslaan,
waardoor ze dekking kunnen bieden in hele provincies, regio's of zelfs landen.
Bluetooth®-apparaat: Hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
●
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers,
telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk
apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand
(doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Computers met WLAN-apparaten ondersteunen een of meer van de volgende IEEE-industrienormen:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en werkt
●
met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4 GHz.
●
Een 802.11g WLAN-apparaat is achterwaarts compatibel met 802.11b-apparaten, waardoor ze in
hetzelfde netwerk kunnen functioneren.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
●
OPMERKING:802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt overdrachtssnelheden tot 450 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4 GHz
●
of 5 GHz, waardoor het achterwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt
weten over draadloze technologie.
12Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen
PictogramNaamBeschrijving
Draadloos (ingeschakeld)Hiermee wordt de locatie van het lampje en de actietoets
Draadloos (uitgeschakeld)Hiermee wordt aangegeven dat alle apparaten voor
Bekabeld netwerk (aangesloten)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
Bekabeld netwerk (gedeactiveerd/
losgekoppeld)
Netwerk (gedeactiveerd/losgekoppeld)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
voor draadloze communicatie aangegeven. Hiermee wordt
tevens de Wireless Assistant-software op de computer
herkend en wordt aangegeven dat een of meer apparaten
voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. U kunt er ook de
Wireless Assistant-software op de computer mee
herkennen.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat een of
meer netwerkapparaten zijn aangesloten op het netwerk.
Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat alle
netwerkapparaten of alle apparaten voor draadloze
communicatie zijn gedeactiveerd in het Configuratiescherm
van Windows® en dat er geen netwerkapparaten zijn
aangesloten op een bekabeld netwerk.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat er geen
draadloze verbindingen beschikbaar zijn of dat alle
apparaten voor draadloze communicatie zijn gedeactiveerd
via de actietoets voor draadloze communicatie of via de
Wireless Assistant, en dat er geen netwerkapparaten zijn
aangesloten op een bekabeld netwerk.
Netwerk (aangesloten)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat een of meer
netwerkapparaten zijn aangesloten op een draadloos
netwerk en dat een of meer netwerkapparaten zijn
aangesloten op een bekabeld netwerk.
Netwerk (losgekoppeld)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat
draadloze verbindingen beschikbaar zijn, maar dat er geen
netwerkapparaten zijn aangesloten op een bekabeld of
draadloos netwerk.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie op de computer met een van deze voorzieningen
in- of uitschakelen:
Actietoets voor draadloze communicatie
●
HP Wireless Assistant-software
●
Voorzieningen van het besturingssysteem
●
Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een actietoets voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een lampje voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle apparaten voor
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken13
draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie wit wanneer
u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor
draadloze communicatie wit brandt, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn geactiveerd, kunt u met de actietoets
voor draadloze communicatie alle apparaten voor draadloze communicatie tegelijk in- of uitschakelen.
Een afzonderlijk apparaat voor draadloze communicatie kan worden bestuurd via HP Wireless
Assistant.
HP Wireless Assistant gebruiken
Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via de HP Wireless
Assistant-software. Als een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in het
setupprogramma, moet het opnieuw worden geactiveerd via het setupprogramma voordat het kan
worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant.
OPMERKING:Als u een draadloos apparaat activeert of inschakelt, betekent dit niet dat de computer
automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
U kunt de status van de apparaten voor draadloze communicatie weergeven door te klikken op het
pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en de
muisaanwijzer over het pictogram voor draadloze communicatie te bewegen.
Als het pictogram Draadloos niet in het systeemvak staat, gaat u als volgt te werk om de eigenschappen
van Wireless Assistant te wijzigen:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows
Mobiliteitscentrum.
2.Klik op het pictogram voor draadloze communicatie op de tegel Wireless Assistant. Deze bevindt
zich in de onderste rij van het Windows® Mobiliteitscentrum.
3.Klik op Eigenschappen.
4.Selecteer het selectievakje naast Pictogram van HP Wireless Assistant in systeemvak.
5.Klik op Toepassen.
6.Klik op Sluiten.
Raadpleeg de online Help van de Wireless Assistant-software voor meer informatie.
1.Open Wireless Assistant door te klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in
Windows Mobiliteitscentrum.
2.Klik op de knop Help.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Sommige besturingssystemen bieden ook de mogelijkheid om geïntegreerde apparaten voor draadloze
communicatie en de draadloze verbinding te beheren. Zo biedt Windows het Netwerkcentrum waarmee
u een verbinding of netwerk tot stand kunt brengen, verbinding kunt maken met een netwerk, draadloze
netwerken kunt beheren en netwerkproblemen kunt diagnosticeren en verhelpen.
14Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start > Configuratiescherm > Netwerk eninternet>Netwerkcentrum.
Selecteer Start>Help en ondersteuning voor meer informatie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken15
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos lokaal netwerk (WLAN) dat bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING:De termen
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze netwerken,
●
werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en accessoires
ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
●
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLANinfrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
draadloze router
Draadloos netwerk installeren
Als u thuis een draadloos lokaal netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, hebt u
de volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
●
een abonnement bij een internetprovider;
een draadloze router (afzonderlijk aan te schaffen) (2);
●
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
●
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u meer hulp nodig hebt bij de installatie van een draadloos lokaal netwerk, neemt u contact op met
de fabrikant van de router of met uw internetprovider.
Draadloos netwerk beveiligen
Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn
opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze
netwerken kwetsbaar zijn voor de welbekende veiligheidsrisico's.
16Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
Draadloze netwerken in openbare ruimten, of 'hotspots', zoals cafés en vliegvelden beschikken vaak
over geen enkele vorm van beveiliging. Er worden nieuwe technologieën ontwikkeld door fabrikanten
van draadloze apparatuur en hotspotproviders die de openbare omgeving veiliger en anoniemer maken.
Als u zich zorgen maakt over de veiligheid van de computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten
daar het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk,
is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen
onbevoegde toegang. De gangbare beveiligingsniveaus zijn WPA-Personal (Wi-Fi Protected Access)
en WEP (Wired Equivalent Privacy). Aangezien draadloze radiosignalen tot buiten het netwerk reiken,
kunnen andere WLAN-apparaten onbeveiligde signalen opvangen en (ongevraagd) verbinding maken
met uw netwerk of informatie onderscheppen die via het netwerk wordt verzonden. U kunt echter de
volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging
●
Veel draadloze basisstations, gateways of routers bevatten ingebouwde beveiligingsvoorzieningen
zoals protocollen voor beveiliging van draadloze communicatie en firewalls. Met behulp van de
juiste draadloze zender kunt u uw netwerk beschermen tegen de meest voorkomende
beveiligingsrisico's van draadloze communicatie.
Gebruik een firewall
●
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als gegevensverzoeken controleert die worden
verzonden naar uw netwerk en die eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Firewalls zijn
verkrijgbaar in vele soorten, zowel softwarematig als hardwarematig. In sommige netwerken wordt
een combinatie van beide typen gebruikt.
Gebruik codering voor draadloze communicatie
●
Voor uw draadloze netwerken zijn diverse geavanceerde coderingsprotocollen beschikbaar. Kies
de oplossing die voor uw netwerkbeveiliging het geschiktst is:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol voor draadloze communicatie
◦
dat alle netwerkgegevens codeert en een WEP-sleutel verzendt. In de meeste gevallen kunt
u de WEP-sleutel laten toewijzen door het netwerk. Maar u kunt ook uw eigen sleutel instellen,
een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties kiezen. Zonder de juiste sleutel
kunnen anderen het draadloze netwerk niet gebruiken.
WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van beveiligingsinstellingen
◦
om gegevens te coderen en te decoderen die via het netwerk worden verzonden. In
tegenstelling tot WEP, waarbij één statische beveiligingssleutel wordt gebruikt voor
coderingen, maakt WPA echter gebruik van TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) om voor
elk gegevenspakket een nieuwe sleutel te genereren. Bovendien wordt voor elke computer
in het netwerk een afzonderlijke sleutelset gegenereerd.
Verbinding maken met een WLAN
Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken:
1.Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje oranje is, drukt u op de actietoets voor
draadloze communicatie.
2.Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
WLAN gebruiken17
3.Selecteer uw WLAN in de lijst.
4.Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingssleutel in te
voeren. Dit is een beveiligingscode. Typ de code en klik vervolgens op OK om de verbinding te
voltooien.
OPMERKING:Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING:Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, klikt u op Netwerkcentrum
openen en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Een lijst met
opties wordt weergegeven. U kunt ervoor kiezen om handmatig een netwerk te zoeken en daarmee
verbinding te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding tot stand te brengen.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkpictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING:Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naar gelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparaten of
verschillende typen wanden en vloeren.
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via de volgende hulpbronnen:
informatie van uw internetprovider en de instructies van de fabrikant die bij de router en andere
●
apparatuur voor draadloze netwerken zijn geleverd;
informatie en koppelingen naar websites die beschikbaar worden gesteld via Help en
●
ondersteuning.
Neem voor een lijst met openbare WLAN's bij u in de buurt contact op met uw internetprovider of zoek
op het web. Ga naar de website van uw internetprovider of zoek op internet met de zoekterm "hotspot".
Informeer bij elke locatie met een openbaar draadloos netwerk naar de kosten en de vereisten voor een
verbinding.
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of IT-afdeling voor aanvullende informatie over de manier
waarop u met de computer verbinding kunt maken met een bedrijfsnetwerk.
Naar een ander netwerk roamen
Wanneer u de computer binnen het bereik van een ander draadloos netwerk plaatst, probeert Windows
verbinding te maken met dat netwerk. Als de poging slaagt, wordt de computer automatisch met het
nieuwe netwerk verbonden. Als het nieuwe netwerk niet door Windows wordt herkend, volgt u dezelfde
procedure die u eerder hebt gebruikt om verbinding te maken met uw draadloze netwerk.
18Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
HP mobiel breedband gebruiken
Met HP mobiel breedband kan de computer via een WWAN (Wireless Wide Area Network) verbinding
maken met internet vanaf meer locaties en over grotere gebieden dan bij gebruik van een WLAN. Voor
het gebruik van HP mobiel breedband hebt u een netwerkserviceprovider (
netwerkdiensten
voor HP mobiel breedband is vergelijkbaar met dekking voor mobiele telefonie.
Als u HP mobiel breedband gebruikt in combinatie met de diensten van een aanbieder van mobiele
telefonie, hebt u de vrijheid om verbonden te blijven met internet, e-mailberichten te verzenden of
verbinding te maken met uw bedrijfsnetwerk, ook als u onderweg bent of zich buiten het bereik van WiFi-hotspots bevindt.
HP mobiel breedband ondersteunt UNDP (Universal Notebook Data Platform), dat
gegevensverbindingen voor notebookcomputers mogelijk maakt.
Mogelijk hebt u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de mobiele
breedbanddiensten te activeren. Het serienummer staat op een label aan de binnenkant van de
accuruimte van de computer.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart (Subscriber
Identity Module). Een SIM-kaart bevat basisgegevens over u, zoals een pincode, en over het netwerk.
Sommige computers bevatten een SIM-kaart die vooraf in de accuruimte is geïnstalleerd. Als de SIMkaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze mogelijk meegeleverd met de informatie over HP mobiel
breedband bij de computer, of wordt deze mogelijk apart geleverd door de aanbieder van mobiele
netwerkdiensten.
) nodig. In de meeste gevallen is dit een aanbieder van mobiele telefonie. De dekking
aanbieder van mobiele
Voor informatie over het plaatsen en verwijderen van de SIM-kaart raadpleegt u de gedeelten 'SIMkaart plaatsen' en 'SIM-kaart verwijderen' in dit hoofdstuk.
Voor informatie over HP mobiel breedband en het activeren van diensten met een voorkeursaanbieder
van mobiele netwerkdiensten, raadpleegt u de informatie over HP mobiel breedband die is meegeleverd
bij de computer. Ga voor meer informatie naar de website van HP op
mobilebroadband (alleen Verenigde Staten).
SIM-kaart plaatsen
VOORZICHTIG:Wanneer u een SIM plaatst, dient u de kaart te positioneren met de schuine hoek
zoals op de afbeelding. Wanneer een SIM-kaart achterwaarts of omgekeerd wordt geplaatst, klikt de
accu mogelijk niet goed op zijn plaats en kan dit schade veroorzaken aan de SIM en de SIM-connector.
Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart om beschadiging van de
connectoren te voorkomen.
U plaatst een SIM-kaart als volgt:
1.Schakel de computer uit. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand
staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af
via het besturingssysteem.
2.Sluit het beeldscherm.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
http://www.hp.com/go/
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
HP mobiel breedband gebruiken19
6.Verwijder de accu.
7.Plaats de SIM-kaart in de sleuf.
8.Plaats de accu terug.
OPMERKING:HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt teruggeplaatst.
9.Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
10. Schakel de computer in.
SIM-kaart verwijderen
U verwijdert een SIM-kaart als volgt:
1.Schakel de computer uit. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand
staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af
via het besturingssysteem.
2.Sluit het beeldscherm.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
6.Verwijder de accu.
20Hoofdstuk 2 Draadloos en lokaal netwerk
Loading...
+ 94 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.