Hp COMPAQ PRESARIO CQ57-253SA, COMPAQ PRESARIO CQ57-225SA, COMPAQ PRESARIO CQ57-252SA, COMPAQ PRESARIO CQ57-256SA, COMPAQ PRESARIO CQ57-203SA User Manual [nl]

HP notebook
Referentiehandleiding
© Copyright 2011 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Java is een handelsmerk in de Verenigde Staten van Sun Microsystems, Inc.
De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP-producten en
-diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Derde editie: januari 2011
Eerste editie, april 2010
Artikelnummer: 607194-333
Kennisgeving over het product
In deze referentiehandleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Inleiding ........................................................................................................................................................... 1
Meer informatie zoeken over uw nieuwe computer .............................................................................. 1
2 Netwerk (alleen bepaalde modellen) ............................................................................................................. 2
Draadloze verbinding tot stand brengen .............................................................................................. 2
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen ....................... 2
Toetsenbordlampjes in- of uitschakelen .............................................................................. 4
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................... 4
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen met HP
Wireless Assistant (alleen bepaalde modellen) .................................................. 4
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................ 5
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ......................................................... 5
WLAN gebruiken .................................................................................................................................. 5
Verbinding maken met een bestaand WLAN ....................................................................... 5
Een nieuw draadloos netwerk installeren ............................................................................ 6
Draadloos netwerk beveiligen .............................................................................................. 7
Roamen naar een ander netwerk ........................................................................................ 7
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 8
SIM-kaart plaatsen ............................................................................................................... 8
SIM-kaart verwijderen .......................................................................................................... 9
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ............................................................ 9
Bluetooth en ICS (Internet Connection Sharing) ............................................................... 10
GPS gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................................................................... 10
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 10
Een modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) .......................................................... 10
Modemkabel aansluiten .................................................................................... 10
Modemkabeladapter voor specifieke landen/regio's aansluiten ........................ 11
Locatie-instelling selecteren .............................................................................. 12
Huidige locatieselectie weergeven ................................................... 12
Nieuwe locaties toevoegen tijdens het reizen .................................. 12
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde modellen) ................. 14
v
3 Multimedia ..................................................................................................................................................... 15
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken ........................................................... 15
Audio .................................................................................................................................................. 15
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 16
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 16
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 17
SkyRoom gebruiken (alleen bepaalde modellen) .............................................................. 17
Video .................................................................................................................................................. 18
VGA ................................................................................................................................... 18
DisplayPort ........................................................................................................................ 18
HDMI .................................................................................................................................. 19
Audio configureren voor HDMI .......................................................................... 20
Intel Wireless Display (alleen bepaalde modellen) ........................................... 20
HP MediaSmart gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..................................................................... 21
4 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 22
Computer afsluiten ............................................................................................................................. 22
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 23
Energiebesparende standen gebruiken ............................................................................. 23
Slaapstand activeren of beëindigen .................................................................. 23
Hibernationstand activeren of beëindigen ......................................................... 24
Energiemeter gebruiken .................................................................................................... 24
Energiebeheerschema's gebruiken ................................................................................... 25
Huidig energiebeheerschema weergeven ......................................................... 25
Ander energiebeheerschema selecteren .......................................................... 25
Energiebeheerschema's aanpassen ................................................................. 25
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 26
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 26
Accu-informatie zoeken in Help en ondersteuning in Windows 7 ...................................... 27
Accucontrole gebruiken in Windows 7 ............................................................................... 27
Acculading weergeven ....................................................................................................... 27
Ontlaadtijd van de accu maximaliseren ............................................................................. 27
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 28
Lage acculading herkennen .............................................................................. 28
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 28
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 28
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu
beschikbaar is ................................................................................... 28
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 29
vi
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de
hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 29
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 29
Accu opbergen ................................................................................................................... 29
Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 29
Accu vervangen ................................................................................................................. 30
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 31
Netvoedingsadapter testen ................................................................................................ 32
5 Externe kaarten en apparaten ...................................................................................................................... 33
Digitale-mediaslotkaarten gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................................................... 33
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 33
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 34
PC Cards gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................................... 34
PC Card configureren ........................................................................................................ 34
PC Card plaatsen .............................................................................................................. 35
PC Card verwijderen .......................................................................................................... 36
ExpressCards gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................................................ 37
ExpressCard configureren ................................................................................................. 37
ExpressCard plaatsen ....................................................................................................... 38
ExpressCard verwijderen ................................................................................................... 39
Smart Cards gebruiken (alleen bepaalde modellen) .......................................................................... 39
Smart Card plaatsen .......................................................................................................... 40
Smart Card verwijderen ..................................................................................................... 40
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 40
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 41
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 41
1394-apparaten gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..................................................................... 41
1394-apparaat aansluiten .................................................................................................. 42
1394-apparaat verwijderen ................................................................................................ 42
eSATA-apparaat gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................................... 42
eSATA-apparaat aansluiten ............................................................................................... 43
eSATA-apparaat verwijderen ............................................................................................. 43
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 44
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 44
De uitbreidingspoort gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................. 44
De dockingconnector gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................ 45
6 Schijfeenheden ............................................................................................................................................. 46
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 46
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 47
vii
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 47
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 47
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 47
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken in Windows 7 (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 48
Status van HP ProtectSmart vaststellen ........................................................... 48
Energiebeheer met een geparkeerde vaste schijf ............................................. 49
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken ........................................... 49
Optischeschijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................................ 49
Achterhalen welk type optischeschijfeenheid is geïnstalleerd ........................................... 49
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 51
Met lade ............................................................................................................ 51
Met slot .............................................................................................................. 51
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 52
Met lade ............................................................................................................ 52
Als de lade normaal opengaat .......................................................... 52
Als de lade niet opengaat ................................................................. 53
Met slot .............................................................................................................. 53
Optischeschijfeenheden delen ........................................................................................... 54
RAID gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................................................................................... 54
7 Beveiliging ..................................................................................................................................................... 55
Computer beschermen ....................................................................................................................... 55
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 56
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 56
Wachtwoorden instellen in het setupprogramma ............................................................... 57
Beheerderswachtwoord beheren ...................................................................... 58
Beheerderswachtwoord invoeren ...................................................................... 58
Opstartwachtwoord beheren ............................................................................. 59
Opstartwachtwoord invoeren ............................................................................ 59
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 59
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 60
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 60
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 60
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 61
Plaats van de vingerafdruklezer ........................................................................................ 61
8 Onderhoud ..................................................................................................................................................... 63
Uw computer schoonmaken ............................................................................................................... 63
Beeldscherm reinigen ........................................................................................................ 63
Touchpad en toetsenbord reinigen .................................................................................... 63
viii
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 63
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 64
9 Setupprogramma (BIOS) en Systeemdiagnose ......................................................................................... 65
Setupprogramma gebruiken ............................................................................................................... 65
Het setupprogramma starten ............................................................................................. 65
Taal van het setupprogramma wijzigen ............................................................................. 65
Navigeren en selecteren in het setupprogramma .............................................................. 66
Systeeminformatie weergeven .......................................................................................... 66
Fabrieksinstellingen herstellen in het setupprogramma .................................................... 67
Setupprogramma afsluiten ................................................................................................. 67
BIOS bijwerken .................................................................................................................. 67
BIOS-versie bepalen ......................................................................................... 68
BIOS-update downloaden ................................................................................. 68
Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................................................. 69
Bijlage A Reizen met de computer ................................................................................................................. 71
Bijlage B Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ........................................................................ 73
Bijlage C Elektrostatische ontlading .............................................................................................................. 74
Index ................................................................................................................................................................... 75
ix
x

1 Inleiding

Deze handleiding bevat algemene informatie over HP en Compaq notebookcomputers, zoals verbinding maken met een draadloos netwerk, multimedia, energiebeheer, beveiliging enzovoort.
OPMERKING: Bepaalde voorzieningen die in deze handleiding worden beschreven, zijn mogelijk
niet beschikbaar op uw computer.

Meer informatie zoeken over uw nieuwe computer

De volgende gebruikershandleidingen en referentiematerialen worden afgedrukt, op de vaste schijf van de computer of op een optische schijf of SD-kaart meegeleverd bij uw computer:
Poster Snel aan de slag—Helpt u bij het installeren en inschakelen van uw computer. De poster
zit in de doos van de computer.
OPMERKING: Op de poster staat waar de gebruikershandleidingen en het referentiemateriaal
zich bevinden.
Aan de slag—Bevat informatie over uw computer, waaronder productspecifieke voorzieningen,
back-up en herstel, onderhoud en specificaties.
Help en ondersteuning–Biedt informatie over het Windows®-besturingssysteem,
stuurprogramma's, hulpmiddelen voor probleemoplossing en technische ondersteuning. U kunt Help en ondersteuning openen door Start > Help en ondersteuning te selecteren. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm voor
specifieke ondersteuning voor uw land of regio.
Handleiding voor veiligheid en comfort—In deze handleiding worden de juiste inrichting van de
werkplek en goede gewoonten met betrekking tot houding, gezondheid en manier van werken voor computergebruikers beschreven. De handleiding biedt tevens belangrijke informatie op het gebied van elektrische en mechanische veiligheid. Als u deze handleiding wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen. Deze handleiding is tevens beschikbaar op het web op
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu–Bevat informatie over veiligheid en
voorschriften en over het afvoeren van accu's. Als u de kennisgevingen wilt openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen.
http://www.hp.com/ergo.
Meer informatie zoeken over uw nieuwe computer 1

2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)

Uw computer ondersteunt 2 soorten internettoegang:
Draadloos—Raadpleeg
Bekabeld—Raadpleeg
OPMERKING: U moet eerst een internetservice instellen voordat u verbinding met internet kunt
maken.
Draadloze verbinding tot stand brengen op pagina 2.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk op pagina 10.

Draadloze verbinding tot stand brengen

Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network)
HP-module voor mobiel breedband (WWAN, wireless wide area network)
Bluetooth®-apparaat
Raadpleeg de informatie en koppelingen naar websites in Help en ondersteuning voor meer informatie over de technologie voor draadloze communicatie.

Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen

Windows 7
Pictogram Naam Beschrijving
Draadloos (verbinding) Geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn
ingeschakeld.
Draadloos (geen verbinding) Geeft aan dat alle apparaten voor draadloze communicatie zijn
uitgeschakeld.
HP Connection Manager Hiermee wordt HP Connection Manager geopend, waarmee u verbinding
Bekabeld netwerk (aangesloten)
2 Hoofdstuk 2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)
kunt maken met een HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen).
Geeft aan dat een of meer netwerkapparaten zijn verbonden met het netwerk.
Netwerk (gedeactiveerd/ losgekoppeld)
Netwerk (aangesloten) Geeft aan dat een of meer netwerkapparaten zijn verbonden met een
Netwerk (losgekoppeld) Geeft aan dat netwerkapparaten niet zijn verbonden met een netwerk.
Geeft aan dat alle netwerkapparaten zijn gedeactiveerd in het Configuratiescherm van Windows.
netwerk.
Netwerk (gedeactiveerd/ losgekoppeld)
Geeft aan dat er geen draadloze verbindingen beschikbaar zijn.
Windows XP
Pictogram Naam Beschrijving
HP Connection Manager Hiermee wordt HP Connection Manager geopend,
Draadloos (verbinding) Geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze
Draadloos (geen verbinding) Geeft aan dat alle apparaten voor draadloze communicatie
Verbinding met draadloos netwerk (verbonden)
Verbinding met draadloos netwerk (verbroken) Geeft aan dat een of meer WLAN-apparaten niet zijn
waarmee u verbinding kunt maken met een HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen).
communicatie zijn ingeschakeld.
zijn uitgeschakeld.
Geeft aan dat een of meer WLAN-apparaten zijn verbonden met een netwerk.
verbonden met een netwerk.
Netwerkstatus (aangesloten) Verbonden met het bekabelde netwerk.
Netwerkstatus (uitgeschakeld) Niet verbonden met het bekabelde netwerk.
Draadloze verbinding tot stand brengen 3

Toetsenbordlampjes in- of uitschakelen

Knop voor draadloze communicatie gebruiken
OPMERKING: Een computer kan over een knop, schakelaar of actietoets voor draadloze
communicatie op het toetsenbord beschikken. De term knop voor draadloze communicatie wordt in deze gehele handleiding gebruikt om te verwijzen naar alle soorten bedieningselementen voor draadloze communicatie. Raadpleeg de handleiding Aan de slag om de knop voor draadloze communicatie te vinden op uw computer.
U kunt de knop voor draadloze communicatie gebruiken om de draadloze-netwerkcontroller en het Bluetooth-apparaat tegelijk in of uit te schakelen. U kunt deze apparaten ook besturen via Wireless Assistant (alleen bepaalde modellen).
Apparaten voor draadloze communicatie in- of uitschakelen met HP Wireless Assistant (alleen bepaalde modellen)
Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via de Wireless Assistant. Als een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in het setupprogramma, moet het opnieuw worden geactiveerd via het setupprogramma voordat het kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant.
OPMERKING: Als u een draadloos apparaat activeert en inschakelt, betekent dit niet dat de
computer automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
U kunt de status van de apparaten voor draadloze communicatie weergeven door te klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en de muisaanwijzer over het pictogram voor draadloze communicatie te bewegen.
Open Wireless Assistant door te dubbelklikken op het pictogram voor draadloze communicatie in
het systeemvak.
Ga als volgt te werk als het pictogram voor draadloze communicatie niet wordt weergegeven in het systeemvak:
Windows 7
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows
Mobiliteitscentrum.
2. Klik op het pictogram voor draadloze communicatie op de tegel Wireless Assistant. Deze bevindt
zich in de onderste rij van het Windows® Mobiliteitscentrum.
3. Klik op Eigenschappen.
4. Schakel het selectievakje naast HP Wireless Assistant icon in notification area (Pictogram
HP Wireless Assistant in systeemvak) in.
5. Klik op Toepassen.
6. Klik op Sluiten.
Raadpleeg de online helpfunctie van de Wireless Assistant-software voor meer informatie:
1. Open Wireless Assistant (Assistent voor draadloze communicatie) door te klikken op het
pictogram voor draadloze communicatie in Windows Mobiliteitscentrum.
2. Klik op de knop Help.
4 Hoofdstuk 2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)
Windows XP
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen > HP Wireless
Assistant.
2. Klik op Eigenschappen.
3. Schakel het selectievakje Wireless Assistant icon in notification area (Pictogram voor
Wireless Assistant in systeemvak) in.
4. Klik op Toepassen.

HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen)

U kunt HP Connection Manager gebruiken om verbinding te maken met WWAN's via de HP-module voor mobiel breedband in de computer (alleen bepaalde modellen).
Om Connection Manager te starten, klikt u op het pictogram HP Connection Manager in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
– of –
Klik op Start > Alle programma's > HP Connection Manager > HP Connection Manager.
Raadpleeg de Help-functie van Connection Manager voor meer informatie.

Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken

Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
Windows 7
Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Windows XP
Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen >
Netwerkverbindingen.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie.

WLAN gebruiken

Met een draadloze verbinding wordt de computer verbonden met Wi-Fi-netwerken of WLAN's. Een WLAN bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze router of een draadloos toegangspunt.

Verbinding maken met een bestaand WLAN

Windows 7
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. (Raadpleeg
uitschakelen op pagina 4.)
2. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Toetsenbordlampjes in- of
WLAN gebruiken 5
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op OK om de verbinding te voltooien.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, klikt u op Netwerkcentrum
openen en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Een lijst
met opties wordt weergegeven. U kunt ervoor kiezen om handmatig een netwerk te zoeken en daarmee verbinding te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding tot stand te brengen.
Windows XP
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. (Raadpleeg
uitschakelen op pagina 4.)
2. Selecteer Start > Verbinding maken.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
Als het netwerk niet beveiligd is, wordt een waarschuwing weergegeven. Klik op Toch
verbinding maken om de waarschuwing te accepteren en de verbinding tot stand te brengen.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in
te voeren. Typ de code en klik daarna op Verbinden om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten
het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet wordt
weergegeven, klikt u op Verbinding of netwerk instellen. Een lijst met opties wordt weergegeven. U kunt ervoor kiezen om handmatig een netwerk te zoeken en daarmee verbinding te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding tot stand te brengen.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
Toetsenbordlampjes in- of
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al
naargelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste obstakels zoals wanden en vloeren.

Een nieuw draadloos netwerk installeren

Vereiste apparatuur:
Een breedbandmodem (DSL of kabel) (1) en een snelle internetservice van een ISP (Internet
Service Provider)
Een draadloze router (afzonderlijk aangeschaft) (2)
De draadloze computer (3)
6 Hoofdstuk 2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)
OPMERKING: Bepaalde kabelmodems beschikken over een ingebouwde router. Neem contact op
met uw internetprovider om na te gaan of u een afzonderlijke router nodig hebt.
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten op internet.
OPMERKING: Zorg bij het tot stand brengen van een draadloze verbinding dat de computer en de
draadloze router zijn gesynchroniseerd. Om de computer en de draadloze router te synchroniseren, schakelt u de computer en de draadloze router uit en daarna weer in.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de fabrikant van de router of door uw ISP.

Draadloos netwerk beveiligen

Schakel bij het instellen van een WLAN of het gebruiken van een bestaand WLAN altijd beveiligingsvoorzieningen in om uw netwerk te beschermen tegen ongeoorloofde toegang. WLAN's in openbare gelegenheden (hotspots), zoals cafés en luchthavens bieden mogelijk geen extra beveiliging. Als u bezorgd bent om de beveiliging van uw computer in een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en eenvoudig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. U kunt de volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw WLAN te beveiligen:
Firewall–Een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een combinatie van beide typen.
Versleuteling voor draadloze communicatie–WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt net als
WEP gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen of te ontsleutelen. WPA maakt gebruik van TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) om op dynamische wijze een nieuwe sleutel te genereren voor elk pakket. Bovendien worden voor elke computer op het netwerk andere sleutelsets gegenereerd.

Roamen naar een ander netwerk

Wanneer u uw computer binnen het bereik van een ander WLAN plaatst, probeert Windows verbinding te maken met dat netwerk. Als dit lukt, wordt automatisch een verbinding gemaakt tussen uw computer en het nieuwe netwerk. Als Windows het nieuwe netwerk niet herkent, volgt u dezelfde procedure als bij het tot stand brengen van een eerste verbinding met het WLAN.
WLAN gebruiken 7

HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Met HP mobiel breedband kan de computer via een WWAN (Wireless Wide Area Network) verbinding maken met internet vanaf meer locaties en over grotere gebieden dan bij gebruik van een WLAN. Voor het gebruik van HP mobiel breedband hebt u een netwerkserviceprovider nodig. In de meeste gevallen is dit een aanbieder van mobiele telefonie.
Wanneer u HP mobiel breedband gebruikt met de diensten van een mobiele-netwerkexploitant, hebt u de mogelijkheid verbonden te blijven met internet, e-mail te verzenden of verbinding te maken het bedrijfsnetwerk wanneer u onderweg bent of zich buiten het bereik van Wi-Fi-hotspots bevindt.
OPMERKING: Mogelijk hebt u het serienummer van de HP-module voor mobiel breedband nodig
om de mobiele breedbanddiensten te activeren. Raadpleeg de handleiding Aan de slag als u wilt weten waar het serienummer wordt vermeld.
Sommige netwerkserviceproviders vereisen het gebruik van een SIM-kaart (SIM: Subscriber Identity Module). Een SIM-kaart bevat basisgegevens over u, zoals een pincode, en over het netwerk. Bepaalde computers beschikken over een vooraf geïnstalleerde SIM-kaart. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze mogelijk meegeleverd met de informatie over HP mobiel breedband bij de computer of wordt deze mogelijk apart geleverd door de mobiele netwerkserviceprovider.
Raadpleeg informatie over het plaatsen en verwijderen van de SIM-kaart.
Voor informatie over HP mobiel breedband en het activeren van diensten van de mobiele netwerkserviceprovider die uw voorkeur heeft, raadpleegt u de informatie over HP mobiel breedband die is meegeleverd bij de computer. Ga naar de website van HP op
mobilebroadband en klik op de koppeling voor uw land of regio voor meer informatie (alleen VS).
SIM-kaart plaatsen op pagina 8 en SIM-kaart verwijderen op pagina 9 voor

SIM-kaart plaatsen

OPMERKING: Raadpleeg de handleiding Aan de slag als u wilt weten waar de sleuf voor de SIM-
kaart zich bevindt.
1. Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand
staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Verwijder de accu.
6. Plaats de SIM-kaart voorzichtig in het SIM-slot en druk de SIM-kaart in het slot aan tot deze
stevig op zijn plaats zit.
http://www.hp.com/go/
8 Hoofdstuk 2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)
VOORZICHTIG: Wanneer u een SIM-kaart installeert, moet u de kaart plaatsen in
overeenstemming met het pictogram naast het SIM-slot op de computer. Als een SIM-kaart op onjuiste wijze wordt geïnstalleerd, kunnen de SIM-kaart en de SIM-connector worden beschadigd.
Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart om beschadiging van de connector zoveel mogelijk te voorkomen.
7. Plaats de accu terug.
OPMERKING: HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt
teruggeplaatst.
8. Sluit de externe voedingsbron en de randapparatuur weer aan.
9. Schakel de computer in.

SIM-kaart verwijderen

OPMERKING: Raadpleeg de handleiding Aan de slag als u wilt weten waar de sleuf voor de SIM-
kaart zich bevindt.
1. Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand
staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Verwijder de accu.
6. Druk op de SIM-kaart en verwijder deze vervolgens uit het slot.
7. Plaats de accu terug.
8. Sluit de externe voedingsbron en de randapparatuur weer aan.
9. Schakel de computer in.

Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken

Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen klein bereik, ter vervanging van fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden aangesloten:
Computers
Telefoons
Weergaveapparaten (camera's en printers)
Audioapparaten
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 9
Bluetooth-apparaten bieden peer-to-peer mogelijkheden waarmee u een persoonlijk netwerk (PAN) van Bluetooth-apparaten kunt samenstellen. Voor meer informatie over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-software.

Bluetooth en ICS (Internet Connection Sharing)

HP raadt af om één computer met Bluetooth in te stellen als een host en deze vervolgens te gebruiken als een gateway waarlangs andere computers verbinding met internet kunnen maken. Wanneer twee of meer computers met behulp van Bluetooth met elkaar zijn verbonden, en ICS (Internet Connection Sharing) op een van de computers is ingeschakeld, kunnen de andere computers geen verbinding met internet maken via het Bluetooth-netwerk.
De kracht van Bluetooth ligt in het synchroniseren van informatieoverdrachten tussen uw computer en draadloze apparaten, waaronder mobiele telefoons, printers, camera's en PDA's. Het feit dat twee of meer computers niet consistent met elkaar kunnen worden verbonden om internet te gebruiken via Bluetooth, is een beperking van Bluetooth en het Windows-besturingssysteem.

GPS gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Uw computer kan zijn voorzien van GPS (Global Positioning System). GPS-satellieten bieden informatie over de locatie, snelheid en richting aan systemen met GPS.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP Connection Manager-software voor meer informatie.

Verbinding maken met een bekabeld netwerk

Een modem gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Een modem moet zijn aangesloten op een analoge telefoonlijn via een 6-pins RJ-11-modemkabel (niet meegeleverd). In sommige landen/regio's is bovendien een specifieke modemkabeladapter vereist. Connectoren voor digitale PBX-systemen lijken mogelijk op analoge telefoonconnectoren maar zijn niet compatibel met het modem.
WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om
het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Als de modemkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2).
Modemkabel aansluiten
1. Steek de modemkabel in de modemconnector (1) van de computer.
10 Hoofdstuk 2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)
2. Steek de modemkabel in de RJ-11-telefoonaansluiting in de muur (2).
Modemkabeladapter voor specifieke landen/regio's aansluiten
Telefoonconnectoren verschillen per land/regio. Als u het modem en de modemkabel wilt gebruiken buiten het land of de regio waarin u de computer heeft aangeschaft, moet u een modemkabeladapter aanschaffen voor specifieke landen/regio's.
Volg deze stappen om het modem aan te sluiten op een analoge telefoonlijn die geen RJ-11 telefoonconnector heeft:
1. Steek de modemkabel in de modemconnector (1) van de computer.
2. Steek de modemkabel in de modemkabelconnector (2).
3. Steek de modemkabeladapter (3) in de telefoonaansluiting in de muur.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 11
Locatie-instelling selecteren
Huidige locatieselectie weergeven
Windows 7
1. Selecteer Start > Configuratiescherm.
2. Klik op Klok, taal en regio.
3. Klik op Landinstellingen.
4. Klik op het tabblad Locatie om uw locatie weer te geven.
Windows XP
1. Selecteer Start > Configuratiescherm.
2. Klik op Datum, tijd, taal en landinstellingen.
3. Klik op Landinstellingen.
Uw locatie wordt weergegeven onder Locatie.
Nieuwe locaties toevoegen tijdens het reizen
Een locatie-instelling voor het land of de regio waarin u de computer hebt aangeschaft, is op een nieuwe computer de enige beschikbare locatie-instelling voor het modem. Als u naar verschillende landen/regio's reist, stelt u het interne modem in op een locatie-instelling die voldoet aan de gebruiksnormen van het land of de regio waarin u de modem gebruikt.
Wanneer u nieuwe locatie-instellingen toevoegt, worden deze opgeslagen door de computer zodat u op elk moment kunt schakelen tussen de instellingen. U kunt meerdere locatie-instellingen toevoegen voor elk land en elke regio.
VOORZICHTIG: Wis de huidige land-/regio-instellingen voor het modem niet, om zoveel mogelijk te
voorkomen dat u de instellingen voor uw eigen land/regio verliest. Voeg een nieuwe configuratie toe voor elke locatie waar u het modem gebruikt. Op die manier kunt u het modem in andere landen/ regio's gebruiken, terwijl de configuratie voor uw eigen land/regio behouden blijft.
VOORZICHTIG: Selecteer het land of de regio waarin de computer zich bevindt, om zoveel
mogelijk te voorkomen dat u het modem configureert op een manier die in strijd is met de lokale wet­en regelgeving voor telecommunicatie. Mogelijk functioneert het modem niet correct als het verkeerde land of de verkeerde regio is geselecteerd.
Windows 7
1. Selecteer Start > Apparaten en printers.
2. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op het apparaat dat uw computer weergeeft en klik op
Modeminstellingen.
OPMERKING: U moet een initieel (actueel) locatie-netnummer instellen voordat u het tabblad
Kiesregels kunt zien. Als u nog niet eerder een locatie hebt ingesteld, wordt u gevraagd om de locatie op te geven wanneer u op Modeminstellingen klikt.
3. Klik vervolgens op het tabblad Kiesregels.
4. Klik op Nieuw. Het venster Nieuwe locatie wordt geopend.
12 Hoofdstuk 2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)
5. In het vak Locatienaam typt u een naam (zoals thuis of werk) voor de nieuwe locatie-instelling.
6. Selecteer een land of regio in de keuzelijst Land/regio. (Indien u een land of regio selecteert die
niet ondersteund wordt door het modem, wordt de land/regio-selectie voor VS of VK weergegeven.)
7. Voer het netnummer, een telecombedrijfcode (indien nodig) en het nummer om een externe lijn
te openen in (indien nodig).
8. Naast Kiezen met, klikt u op Toon of Puls.
9. Klik op OK om uw nieuwe locatie-instelling op te slaan. Het venster Telefoon- en modemopties
wordt geopend.
10. Ga als volgt te werk:
Klik op OK om uw nieuwe locatie-instelling als de huidige locatie op te slaan.
Selecteer uw voorkeur in de instellingen in de lijst Locatie en klik vervolgens op OK om
een andere locatie-instelling als de huidige locatie-instelling te selecteren.
OPMERKING: U kunt de voorgaande procedure gebruiken om locatie-instellingen toe te
voegen voor locaties binnen uw eigen land/regio en in andere landen/regio's. U kunt bijvoorbeeld een instelling 'Werk' toevoegen met kiesregels voor het bereiken van een externe lijn.
Windows XP
1. Selecteer Start > Configuratiescherm.
2. Klik op Printers en andere hardware.
3. Klik op Telefoon- en modemopties.
4. Klik vervolgens op het tabblad Kiesregels.
5. Klik op Nieuw. Het venster Nieuwe locatie wordt geopend.
6. In het vak Locatienaam typt u een naam (zoals thuis of werk) voor de nieuwe locatie-instelling.
7. Selecteer een land of regio in de keuzelijst Land/regio. (Indien u een land of regio selecteert die
niet ondersteund wordt door het modem, wordt de land/regio-selectie voor VS of VK weergegeven.)
8. Voer het netnummer, een telecombedrijfcode (indien nodig) en het nummer om een externe lijn
te openen in (indien nodig).
9. Naast Kiezen met, klikt u op Toon of Puls.
10. Klik op OK om uw nieuwe locatie-instelling op te slaan. Het venster Telefoon- en modemopties
wordt geopend.
11. Ga als volgt te werk:
Klik op OK om uw nieuwe locatie-instelling als de huidige locatie op te slaan.
Selecteer uw voorkeur in de instellingen in de lijst Locatie en klik vervolgens op OK om
een andere locatie-instelling als de huidige locatie-instelling te selecteren.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 13
OPMERKING: U kunt de voorgaande procedure gebruiken om locatie-instellingen toe te
voegen voor locaties binnen uw eigen land/regio en in andere landen/regio's. U kunt bijvoorbeeld een instelling 'Werk' toevoegen met kiesregels voor het bereiken van een externe lijn.

Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) (alleen bepaalde modellen)

Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig (niet meegeleverd). Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2).
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer (1).
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2).
WAARSCHUWING! Sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
14 Hoofdstuk 2 Netwerk (alleen bepaalde modellen)

3 Multimedia

De computer beschikt mogelijk over het volgende:
Eén of twee geïntegreerde luidsprekers
Eén of twee geïntegreerde microfoons
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of -toetsen

Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken

Audio

Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of terugspoelen:
Media, knoppen
Mediasneltoetsen (specifieke toetsen die in combinatie met de fn-toets worden ingedrukt)
Actietoetsen voor media
Raadpleeg de handleiding Aan de slag voor meer informatie over de bedieningselementen voor het afspelen van media van uw computer.
Uw computer beschikt over diverse mogelijkheden met betrekking tot audio:
muziek afspelen;
geluid opnemen;
muziek downloaden van internet;
multimediapresentaties maken;
beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's;
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken 15
radioprogramma's streamen;
audio-cd's maken (branden) met de geïnstalleerde optischeschijfeenheid (alleen bepaalde
modellen) of een optionele externe optischeschijfeenheid (afzonderlijk aangeschaft).

Geluidsvolume aanpassen

Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
volumeknoppen;
volumesneltoetsen;
volumetoetsen.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
OPMERKING: U kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: Raadpleeg de handleiding Aan de slag voor meer informatie over het type van de
bedieningselementen voor het volume waarover uw computer beschikt.

Audiofuncties op de computer controleren

Windows 7
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en
klik op de knop Test.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het geluid af.
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Als u de audio-instellingen van de computer wilt bevestigen of wijzigen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
Windows XP
16 Hoofdstuk 3 Multimedia
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Spraak, geluid en geluidsapparaten > Geluiden en
audioapparaten.
2. Wanneer het venster Eigenschappen voor Geluiden en audioapparaten verschijnt, klikt u op de
tab Geluiden. Selecteer onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik op de pijlknop om het geluid te testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Entertainment >
Geluidsrecorder.
2. Klik op de knop Opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het geluid af.
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Om de audio-instellingen van de computer te bevestigen of te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Volume op de taakbalk, of selecteert u Start >
Configuratiescherm > Spraak, geluid en geluidsapparaten > Geluiden en audioapparaten.

Webcam (alleen bepaalde modellen)

Bepaalde computers zijn voorzien van een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt de gemaakte foto of video­opname weergeven en op de vaste schijf van de computer opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
videobeelden vastleggen en delen;
video streamen met software voor expresberichten;
foto’s maken.
Raadpleeg de handleiding Aan de slag als u wilt weten hoe u toegang verkrijgt tot de webcam. Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie over het gebruik van de webcam.

SkyRoom gebruiken (alleen bepaalde modellen)

HP SkyRoom is een videohulpmiddel voor videovergaderingen en een gedeeld bureaublad waarmee deelnemers over de gehele wereld in real-time kunnen samenwerken.
U kunt uw bestaande contactpersonenlijsten van Microsoft Office Communicator of Jabber gebruiken of u kunt uw eigen lijst maken en handmatig contactpersonen toevoegen. Raadpleeg de Help bij de SkyRoom-software voor meer informatie.
Webcam (alleen bepaalde modellen) 17
Loading...
+ 61 hidden pages