Dit instructieboekje moet worden beschouwd als een onderdeel van
de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar
worden overhandigd.
Deze publicatie bevat de meest recente productinformatie die
beschikbaar was voor het ter perse gaan. Honda Motor Co., Ltd.
behoudt zich het recht voor om te allen tijde wijzigingen aan te
brengen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder het aangaan
van enige verplichting.
Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
worden gereproduceerd.
Het kan zijn dat het afgebeelde voertuig in dit instructieboekje
verschilt van uw voertuig.
Van harte gefeliciteerd met de aanschaf van
uw nieuwe Honda-motorfiets. Door te kiezen
voor een Honda maakt u deel uit van een
wereldwijde familie van tevreden klanten die
Honda's reputatie voor het leveren van
hoogwaardige producten waarderen.
Met het oog op uw veiligheid en rijplezier:
● Lees dit instructieboekje aandachtig door.
● Volg alle aanbevelingen op en voer alle
procedures uit die in deze handleiding
zijn vermeld.
● Besteed extra aandacht aan
veiligheidsinformatie in deze handleiding
en op de motorfiets.
● De volgende codes in deze handleiding
duiden de landen aan.
● De afbeeldingen hierin zijn gebaseerd op
het type NC750D ED.
Landcodes
CodeLand
NC750D
ED, II EDDirecte verkoop Europa,
Singapore, Hong Kong, Macau,
Turkije
III ED, IV ED Directe verkoop Europa
GS, II GSGCC-landen
KO, II KOKorea
*De specificaties kunnen van land tot land
verschillen.
Enkele opmerkingen over veiligheid
Uw veiligheid en de veiligheid van anderen zijn
zeer belangrijk. Het veilig rijden op deze motorfiets is een belangrijke verantwoordelijkheid.
Om u te helpen goed geïnformeerde veiligheidsbeslissingen te nemen, hebben wij bedieningsprocedures en andere informatie in deze handleiding
en op veiligheidslabels verstrekt. Deze informatie
maakt u attent op potentiële gevaren waardoor u
of anderen letsel kunnen oplopen.
Het is vanzelfsprekend niet praktisch en niet mogelijk
om u te waarschuwen voor alle gevaren die kunnen
optreden bij het rijden op en onderhouden van een
motorfiets. U moet dan ook uw eigen gezonde verstand gebruiken.
U zult belangrijke veiligheidsinformatie in verschillende vormen tegenkomen, waaronder:
● Veiligheidslabels op de motorfiets
● Veiligheidsinformatie voorafgegaan door
een waarschuwingssymbool
van de drie waarschuwingswoorden:
GEVAAR, WAARSCHUWING of LET OP.
Deze signaalwoorden betekenen:
en een
Andere belangrijke informatie vindt u
onder de volgende koppen:
3GEVAAR
U ZULT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet
opvolgt.
3WAARSCHUWING
U KUNT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet
opvolgt.
3LET OP
U KUNT LETSEL OPLOPEN als u de
instructies niet opvolgt.
LET OP
Informatie om beschadiging van
uw motorfiets, andere
eigendommen of het milieu te
voorkomen.
Inhoudsopgave
Veiligheid bij het motorrijdenBLZ. 2
BedieningshandleidingBLZ. 20
OnderhoudBLZ. 68
Verhelpen van storingenBLZ. 116
InformatieBLZ. 139
SpecificatiesBLZ. 153
IndexBLZ. 156
Veiligheid bij het motorrijden
Dit gedeelte bevat belangrijke informatie voor het veilig rijden met uw motorfiets.
Lees dit gedeelte aandachtig door.
Volg deze richtlijnen met het oog op uw veiligheid:
● Voer alle routine- en periodieke inspecties uit
die in deze handleiding zijn beschreven.
● Zet de motor uit en houd vonken en vuur uit
de buurt als u tankt.
● Laat de motor niet draaien in afgesloten of ge-
deeltelijk afgesloten ruimten. Koolstofmonoxide
in uitlaatgassen is giftig en kan uw dood veroorzaken.
Draag altijd een helm
Het is bewezen dat helmen en beschermende
kleding het aantal en de ernst van hoofdletsel en
ander letsel aanzienlijk kunnen verminderen. Draag
dus altijd een goedgekeurde motorfietshelm en
beschermende kleding. 2 BLZ. 11
Voordat u gaat rijden
Zorg ervoor dat u in goede lichamelijke conditie
bent, geconcentreerd bent en niet onder de invloed van alcohol of drugs verkeert. Zorg ervoor
dat u en uw duopassagier allebei een goedgekeur-
de motorfietshelm en beschermende kleding dragen. Draag duopassagiers op om zich aan de
handgrepen of aan uw middel vast te houden, met
u mee te leunen tijdens het schuinleggen van de
motorfiets in bochten en hun voeten altijd op de
voetsteunen te houden, zelfs wanneer de motorfiets stilstaat.
Neem de tijd om te leren en te oefenen
Zelfs als u al op andere motorfietsen hebt gereden,
kunt u het best in een veilige omgeving oefenen
om vertrouwd te raken met de werking en het
stuurgedrag van de motorfiets en om gewend te
raken aan de afmetingen en het gewicht van de
motorfiets.
Rijd defensief
Besteed altijd aandacht aan ander verkeer om u
heen en veronderstel niet dat andere bestuurders
u zien. Zorg dat u snel kunt stoppen of een
uitwijkmanoeuvre kunt maken.
Vervolg
Veiligheid bij het motorrijden
3
Veiligheidsrichtlijnen
Zorg dat u goed zichtbaar bent
Veiligheid bij het motorrijden
Zorg ervoor dat u beter zichtbaar bent, vooral 's
avonds, door heldere reflecterende kleding te dragen, te rijden op plaatsen waar andere bestuurders
u kunnen zien, uw richting aan te geven voordat u
afslaat of van rijstrook verandert en uw claxon te
gebruiken indien nodig.
Rijd binnen uw grenzen
Rijd nooit harder dan u aankunt of sneller dan de
verkeersomstandigheden toestaan. Vermoeidheid
en onoplettendheid kunnen afbreuk doen aan uw
beoordelingsvermogen en het veilig rijden.
Bob, daar kun je mee thuiskomen
Alcohol en verkeer gaan niet samen. Zelfs één alcoholisch drankje kan uw vermogen om op wisselende omstandigheden te reageren verminderen
en uw reactiesnelheid wordt minder na elk aanvullend drankje. Rijd niet onder de invloed van alcohol en laat uw vrienden ook niet drinken en rijden.
4
Houd uw Honda in veilige staat
Het is belangrijk dat u uw motorfiets naar behoren
onderhoudt en in een veilige staat van werking
houdt.
Inspecteer uw motorfiets voor elke rit en voer al het
aanbevolen onderhoud uit. Overschrijd nooit de
beladingslimieten (2 BLZ. 18), bouw uw motorfiets
niet om en monteer geen accessoires die uw
motorfiets onveilig maken (2 BLZ. 17).
Betrokken zijn bij ongevallen
Persoonlijke veiligheid is uw eerste prioriteit. Als u
of iemand anders letsel heeft opgelopen, neem
dan de tijd om de ernst van het letsel te beoordelen en te bepalen of het veilig is om door te rijden.
Schakel indien nodig de hulpdiensten in. Volg tevens de geldende wet- en regelgeving indien een
andere persoon of een ander voertuig bij het ongeval is betrokken.
Veiligheidsrichtlijnen
Als u besluit verder te rijden, zet dan eerst de contactschakelaar in de stand
de staat van uw motorfiets. Inspecteer op vloeistoflekkage, controleer of cruciale moeren en bouten
goed vastzitten en controleer het stuur, de bedieningshendels, remmen en wielen. Rijd langzaam en
voorzichtig.
Het kan ook zijn dat uw motorfiets schade heeft
opgelopen die niet onmiddellijk zichtbaar is. Laat
uw motorfiets zo snel mogelijk grondig inspecteren
door een erkend reparatiebedrijf.
(Off) en controleer
Gevaar voor koolstofmonoxide
Uitlaatgassen bevatten giftig koolstofmonoxide,
een kleurloos, reukloos gas. Het inademen van
koolstofmonoxide kan bewusteloosheid veroorzaken en tot uw dood leiden.
Als u de motor in een besloten of zelfs gedeeltelijk
afgesloten ruimte laat draaien, kan de lucht die u
inademt een gevaarlijke hoeveelheid koolstofmonoxide bevatten.
Laat uw motorfiets nooit in een garage of andere
afgesloten ruimte draaien.
3WAARSCHUWING
Het laten draaien van de motor van uw
motorfiets in een afgesloten of zelfs in
een gedeeltelijk afgesloten ruimte, kan
leiden tot een snelle opbouw van het
giftige gas koolmonoxide.
Het inademen van dit kleur- en geurloze gas kan leiden tot bewusteloosheid
en zelfs tot de dood.
Laat de motor van uw motorfiets alleen
draaien in een goed geventileerde
ruimte buiten.
Veiligheid bij het motorrijden
5
Waarschuwingslabels
Waarschuwingslabels
Veiligheid bij het motorrijden
Behalve KO, II KO
Op de volgende pagina's wordt de betekenis
van de labels beschreven. Sommige labels
waarschuwen u voor potentiële gevaren die
ernstig letsel kunnen veroorzaken. Andere
bieden belangrijke veiligheidsinformatie. Lees
deze informatie aandachtig en verwijder de
labels niet.
Als een label eraf valt of moeilijk te lezen is,
neem dan contact op met uw dealer voor een
vervangingslabel.
Elk label is voorzien van een specifiek symbool.
De betekenis van elk symbool en elk label is als
volgt.
6
Lees de instructies in het instructieboekje
aandachtig door.
Lees de instructies in de werkplaatshandleiding
aandachtig door. Laat om veiligheidsredenen
het onderhoud aan uw motorfiets alleen
uitvoeren door uw dealer.
GEVAAR (met RODE achtergrond)
U ZULT ERNSTIG of zelfs DODELIJK LETSEL
oplopen als u deze aanwijzingen niet opvolgt.
WAARSCHUWING (met ORANJE
achtergrond)
U KUNT ERNSTIG of zelfs DODELIJK LETSEL
oplopen als u deze aanwijzingen niet opvolgt.
LET OP (met GELE achtergrond)
U KUNT GEWOND RAKEN als u deze
aanwijzingen niet opvolgt.
Waarschuwingslabels
ACCULABEL
GEVAAR
•
Houd vonken en vlammen uit de buurt van de accu. Accu's
produceren explosief gas dat een explosie kan veroorzaken.
• Draag een beschermbril en rubberen handschoenen
bij het hanteren van de accu, anders kunt u
brandwonden oplopen of uw gezichtsvermogen
verliezen door het elektrolyt van de accu.
• Laat kinderen en andere personen geen accu aanra-
ken tenzij ze op de hoogte zijn van de voorschriften
voor het hanteren van accu's en de hieraan verbonden gevaren.
•
Wees buitengewoon voorzichtig bij het hanteren van de accuvloeistof aangezien deze verdund zwavelzuur bevat. Contact
met uw huid of ogen kan brandwonden veroorzaken of leiden
tot verlies van uw gezichtsvermogen.
•
Lees deze handleiding aandachtig door en zorg ervoor dat
u de inhoud begrijpt voordat u de accu hanteert. Het niet
opvolgen van de instructies kan lichamelijk letsel en beschadiging van de motorfiets veroorzaken.
• Gebruik geen accu met het elektrolyt op of onder het
onderste merkstreepje. De accu kan exploderen en
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Vervolg
Veiligheid bij het motorrijden
7
Waarschuwingslabels
Veiligheid bij het motorrijden
8
LABEL RADIATEURDOP
GEVAAR
NOOIT OPENEN BIJ WARME MOTOR.
Hete koelvloeistof veroorzaakt brandwonden.
De overdrukklep opent bij 1,1 kgf/cm2.
WAARSCHUWINGSLABEL ACCESSOIRES EN BELADING
WAARSCHUWING
Type ED, II ED, III ED, IV ED
ACCESSOIRES EN BELADING
• De veiligheid, stabiliteit en het weggedrag van deze motorfiets kunnen
nadelig worden beïnvloed door de toevoeging van accessoires en bagage.
• Lees de instructies in de gebruikers- en montagehandleiding aandachtig
door voordat u een accessoire monteert.
• Het totale gewicht van accessoires en bagage en het gewicht van de
bestuurder en de passagier mag niet meer zijn dan 195 kg, ofwel de
maximale gewichtscapaciteit.
• Het gewicht van de bagage mag niet meer zijn dan 23 kg onder alle
omstandigheden.
• Het monteren van grote kuipdelen op de voorvork of het stuur wordt niet
aanbevolen.
Waarschuwingslabels
LABEL ACHTERSCHOKDEMPER
GEVULD MET GAS
Niet openen. Niet verwarmen.
LABEL BANDENINFORMATIE EN AANDRIJFKETTING
Bandenspanning in koude toestand:
[Alleen bestuurder]
Voor250 kPa (2,50 kgf/cm2)
Achter290 kPa (2,90 kgf/cm2)
[Bestuurder en passagier]
Voor250 kPa (2,50 kgf/cm2)
Achter290 kPa (2,90 kgf/cm2)
Zorg ervoor dat de aandrijfketting juist is afgesteld en gesmeerd.
Speling 25 - 35 mm
LABEL OPENINGSMECHANISME ZADELDEMPER
GEVULD MET GAS
Niet openen. Niet verwarmen.
Vervolg
Veiligheid bij het motorrijden
9
Waarschuwingslabels
Veiligheid bij het motorrijden
of
10
VEILIGHEIDSLABEL
Draag altijd een helm en beschermende kleding met het oog op uw
veiligheid.
BRANDSTOFLABEL
Uitsluitend loodvrije benzine
ETHANOL tot 10 volumeprocent
LABEL BELADINGSLIMIET
Niet meer dan 3,0 kg.
LABEL BELADINGSLIMIET
Maximaal 0,3 kg.
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
● Rijd voorzichtig met uw beide handen aan het
stuur en uw voeten op de treeplank.
● Passagiers moeten zich aan de handgrepen of
aan uw middel vasthouden, en hun voeten
moeten zich tijdens het rijden op de voetsteunen bevinden.
● Denk altijd aan de veiligheid van uw passagier
en andere bestuurders en rijders.
Beschermende uitrusting
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier een goedgekeurde motorfietshelm, beschermbril en duidelijk zichtbare beschermende kleding dragen. Rijd
defensief afhankelijk van de weers- en wegomstandigheden.
Helm
#
Moet voldoen aan de veiligheidsnorm, duidelijk
zichtbaar zijn en de juiste afmetingen voor uw
hoofd hebben
● De motorhelm moet comfortabel passen en
veilig met de kinriem zijn vastgemaakt.
● Vizier met een onbelemmerd gezichtsveld of
andere goedgekeurde oogbescherming
3WAARSCHUWING
Het niet dragen van een helm verhoogt
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing.
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier
altijd een goedgekeurde helm en
beschermende kleding dragen.
Handschoenen
#
Leren handschoenen met volledige vingers en een
hoge slijtweerstand
Motorlaarzen of -schoenen
#
Stevige motorlaarzen met antislipzolen en
enkelbeschermers
Motorjas en -broek
#
Beschermende, duidelijk zichtbare motorjas met
lange mouwen en duurzame broek voor het rijden
(of een beschermend motorpak)
Veiligheid bij het motorrijden
11
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Voorzorgsmaatregelen
Veiligheid bij het motorrijden
voor het rijden
Inrijperiode
Volg deze richtlijnen tijdens de eerste 500 km om
de toekomstige betrouwbaarheid en prestaties van
uw motorfiets te waarborgen.
●
Vermijd het vol gas starten en snel accelereren.
● Vermijd sterk afremmen en snel
terugschakelen.
● Rijd behoedzaam.
12
Remmen
Neem de volgende richtlijnen in acht:
● Vermijd bijzonder sterk afremmen en terug-
schakelen.
u Plotseling remmen kan de stabiliteit van de
motorfiets verminderen.
u Ga waar mogelijk langzamer rijden voor
een bocht; anders bestaat het gevaar dat u
uit de bocht vliegt.
Wees voorzichtig op oppervlakken met een
●
lage tractie.
u De banden slippen sneller op dit soort
oppervlakken en de remweg is langer.
● Vermijd herhaaldelijk remmen.
u Door herhaaldelijk te remmen, zoals bij
heuvelafwaarts rijden, kunnen de remmen
ernstig oververhit raken waardoor de
remwerking vermindert. Verminder
snelheid door afwisselend te remmen op
de motor en de remmen te gebruiken.
● Bedien de voor- en achterrem tegelijkertijd
voor de meest efficiënte remwerking.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Antiblokkeersysteem (ABS)
#
Dit model is uitgerust met een antiblokkeersysteem
(ABS) dat is ontwikkeld om te voorkomen dat de
remmen blokkeren tijdens abrupt remmen.
● De remweg is niet korter met het ABS. In
bepaalde gevallen kan het gebruik van het ABS
een langere remweg tot gevolg hebben.
● ABS werkt niet bij snelheden lager dan 10 km/h.
● Het kan zijn dat de remhendels licht
terugspringen wanneer u de rem bedient. Dit is
normaal.
● Gebruik altijd de aanbevolen voor-/achterban-
den en tandwielen om de werking van ABS te
waarborgen.
Remmen op de motor
#
Remmen op de motor helpt om de snelheid van
uw motorfiets te verminderen wanneer u gas
mindert. Schakel terug naar een lagere versnelling
om meer snelheid te verminderen. Rem op de
motor en gebruik met tussenpozen de rem om
snelheid te minderen wanneer u lange, steile
hellingen afrijdt.
Natte of regenachtige omstandigheden
#
Wegoppervlakken zijn glad wanneer ze nat zijn, en
natte remmen zorgen voor een verminderde remwerking.
Wees bijzonder voorzichtig bij het remmen onder
natte omstandigheden.
Als de remmen nat worden, rem dan tijdens het
rijden op lage snelheid om ze te laten drogen.
Vervolg
Veiligheid bij het motorrijden
13
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Parkeren
Veiligheid bij het motorrijden
●
Parkeer op een stevige, horizontale ondergrond.
● Als u op een lichte helling of onverhard terrein
moet parkeren, parkeer de motorfiets dan
zodanig dat deze niet kan wegrollen of
omvallen.
● Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in
contact kunnen komen met ontvlambare
materialen.
Raak de motor, geluiddemper, remmen en
●
andere hete onderdelen niet aan voordat ze
zijn afgekoeld.
● Zet het stuur altijd op slot en verwijder de sleu-
tel als u de motorfiets onbewaakt achterlaat,
om de kans op diefstal te verminderen.
Het gebruik van een antidiefstalalarmsysteem is
ook aanbevolen.
Parkeren op de zijstandaard of de
#
middenbok
1.
Zet de motor uit.
2.
Schakel de parkeerrem in. 2 BLZ. 51
14
3.
De zijstandaard gebruiken
Klap de zijstandaard omlaag.
Laat de motorfiets langzaam naar links leunen
totdat het volle gewicht op de zijstandaard
steunt.
De middenbok gebruiken
Ga voor het neerklappen van de middenbok
aan de linkerkant van de motorfiets staan.
Duw met uw rechtervoet op het uiteinde van
de middenbok en trek tegelijkertijd omhoog en
naar achteren.
4.
Draai het stuur volledig naar links.
u Het draaien van het stuur naar rechts
reduceert de stabiliteit en kan tot gevolg
hebben dat de motorfiets omvalt.
5.
Zet de contactschakelaar in de stand (Lock)
en verwijder de sleutel. 2 BLZ. 50
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Richtlijnen voor tanken en brandstof
Volg deze richtlijnen om de motor, het brandstofsysteem en de katalysator te beschermen:
● Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
● Gebruik benzine met het aanbevolen octaan-
getal. Het gebruik van benzine met een lager
octaangetal heeft een verminderde motorprestatie tot gevolg.
● Gebruik geen brandstof met een hoog
alcoholgehalte. 2 BLZ. 151
● Gebruik geen oude of verontreinigde benzine
of een olie-benzinemengsel.
● Voorkom het binnendringen van vuil of water
in de brandstoftank.
Vervolg
Veiligheid bij het motorrijden
15
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Honda Selectable Torque Control
Veiligheid bij het motorrijden
Als de Honda Selectable Torque Control wielspin
van het achterwiel detecteert tijdens acceleratie,
wordt het koppel naar het achterwiel verlaagd.
Torque Control werkt niet tijdens het vertragen en
voorkomt niet dat het achterwiel wegglijdt tijdens
het remmen op de motor. Sluit de gashendel niet
abrupt, zeker niet wanneer u op gladde oppervlakken rijdt.
16
Torque Control biedt mogelijk geen compensatie
voor een ruw wegdek of snelle bediening van de
gashendel. Houd altijd rekening met de weg- en
weersomstandigheden en uw vaardigheden en
conditie als u de gashendel bedient.
Als uw motorfiets is vastgelopen in modder,
sneeuw of zand, kunt u hem mogelijk
gemakkelijker losrijden door Torque Control
tijdelijk uit te schakelen.
Het tijdelijk uitschakelen van Torque Control kan
ook helpen om de controle en het evenwicht te
bewaren wanneer u op terrein rijdt.
Gebruik altijd de aanbevolen banden en kettingwielen om de juiste werking van Torque Control te
waarborgen.
Accessoires & aanpassingen
Accessoires &
aanpassingen
Wij raden u ten sterkste aan om geen accessoires
te monteren die niet specifiek door Honda voor uw
motorfiets zijn ontworpen en geen modificaties
aan het oorspronkelijke ontwerp van uw motorfiets
aan te brengen. Hierdoor kan uw voertuig onveilig
worden.
Het ombouwen van uw motorfiets kan tevens uw
garantie doen vervallen en het gebruik van uw motorfiets op de openbare weg illegaal maken. Voordat
u besluit om accessoires op uw motorfiets te monteren, moet u nagaan of dit veilig en legaal is.
3WAARSCHUWING
Ondeugdelijke accessoires of aanpassingen kunnen leiden tot een ongeval
waarbij u ernstig of dodelijk letsel kunt
oplopen.
Volg alle aanwijzingen in dit instructieboekje betreffende accessoires en aanpassingen.
Trek geen aanhangwagen met uw motorfiets en
koppel geen zijspan aan uw motorfiets. Uw motorfiets is niet ontworpen voor dit toebehoren en het
gebruik hiervan kan het rijgedrag van uw motorfiets nadelig beïnvloeden.
Veiligheid bij het motorrijden
17
Beladen
Beladen
Veiligheid bij het motorrijden
● Het vervoeren van extra gewicht heeft invloed
op het rijgedrag, het remgedrag en de stabiliteit van uw motorfiets.
Rijd altijd met een veilige snelheid die is afgestemd op de belading.
Alle modi en digitale segmenten worden weergegeven wanneer de contactschakelaar wordt
ingeschakeld. Als een deel van deze displays niet wordt weergegeven zoals het hoort, laat uw
dealer dan controleren op problemen.
SET-toetsTotaalveld
Toerenteller (BLZ.29
LET OP
Laat de motor niet draaien met de toerenteller in de rode zone. Een te hoog motortoerental kan
de levensduur van de motor nadelig beïnvloeden.
)
Rode zone toerenteller
(te hoog motortoerentalbereik)
Scherm Totale afstand/
brandstofverbruik
(BLZ.24)
Snelheidsmeter
Controlelampje D
Gaat branden wanneer de D-modus is
geselecteerd in de AT-MODUS.
(BLZ.58)
Schakelstandindicator (BLZ.34
)
ControlelampjeS
Gaat branden wanneer de S-modus
is geselecteerd in de AT-MODUS.
(BLZ.58)
Klok
Klok instellen:
(BLZ.35)
Brandstofniveaumeter
Resterende brandstof wanneer alleen het 1e (E)
segment gaat knipperen: ongeveer 3,2 L
De velden reserve-ritteller en reserve brandstofverbruik worden op hetzelfde moment weergegeven.
Als het controlelampje van de brandstofniveaumeter knippert of uitgaat:
(BLZ.123)
Bedieningshandleiding
Vervolg
23
Instrumenten (Vervolg)
Scherm Totale afstand/brandstofverbruik
Het scherm Totale afstand/brandstofverbruik toont de kilometerteller, de ritteller,
Bedieningshandleiding
brandstofverbruikmeter en andere informatie.
Druk op de SEL-toets om de weergave te wijzigen.
Huidig
brandstofverbruik
Gemiddeld
brandstofverbruik A
Brandstofverbruik A
Huidig brandstofverbruik
Gemiddeld
brandstofverbruik B
Reservebrandstofverbruik
Alleen in reservebrandstofmodus
24
Kilometerteller
Reserveritteller
*
* Reservebrandstofmodus: Wanneer het 1e segment (E) van de brandstofmeter knippert, kan het
display met de reserve-ritteller en reservebrandstof worden geselecteerd.
Ritteller ARitteller ARitteller ARitteller B
Huidig brandstofverbruik
Huidig brandstofverbruik
Huidig brandstofverbruik
Huidige
datum
Brandstofverbruik B
Ritteller BRitteller BRittijd
Kilometerteller
#
Totale afgelegde afstand.
Als "------" wordt weergegeven, ga dan naar uw dealer voor onderhoud.
Ritteller A/B
#
Afstand gereden na het terugstellen van de ritteller.
Als "----.-" wordt weergegeven, ga dan naar uw dealer voor onderhoud.
u Om de ritteller terug te stellen: (BLZ.28)
Huidig brandstofverbruik
#
Het huidige brandstofverbruik toont het actuele brandstofverbruik van de motorfiets.
Wanneer uw snelheid lager is dan 5 km/h: "--.-" wordt weergegeven.
Als "---" wordt weergegeven in andere dan de bovenvermelde gevallen, ga dan naar uw dealer voor
onderhoud.
Bedieningshandleiding
Vervolg
25
Instrumenten (Vervolg)
Gemiddeld brandstofverbruik A/B
#
Toont het gemiddelde brandstofverbruik dat bij elke ritteller hoort.
Wanneer een ritteller wordt teruggesteld, wordt ook het gemiddelde brandstofverbruik teruggesteld.
Bedieningshandleiding
u Om de ritteller terug te stellen: (BLZ.28)
Wanneer de rittellers worden teruggesteld: "--.-" wordt weergegeven.
Als "---.-" wordt weergegeven in andere dan de bovenvermelde gevallen, ga dan naar uw dealer
voor onderhoud.
Brandstofverbruik A/B
#
Toont het brandstofverbruik dat bij elke ritteller hoort.
Wanneer een ritteller wordt teruggesteld, wordt ook het gemiddelde brandstofverbruik teruggesteld.
u Om de ritteller terug te stellen: (BLZ.28
Boven 300 l (gal): "300.0" wordt weergegeven.
Als "---.-" wordt weergegeven, ga dan naar uw dealer voor onderhoud.
26
)
Rittijd
#
Toont de bedrijfstijd sinds het starten van de motor.
De rittijd keert terug naar 0:00 wanneer de waarde hoger is dan 23:59 (uren:minuten).
Huidige datum
#
De huidige datum instellen: (BLZ.35)
Reserve-ritteller (alleen in reservebrandstofmodus)
#
Afgelegde afstand nadat het 1e segment (E) van de brandstofmeter en "RES" gaan
knipperen.
RES knippert sneller wanneer de hoeveelheid brandstof verder afneemt.
Wanneer de brandstofmeter nabij het 1e segment (E) is of knippert, vul dan direct brandstof bij.
Als "----.-" wordt weergegeven, ga dan naar uw dealer voor onderhoud.
Reservebrandstofverbruik (alleen in reservebrandstofmodus)
#
Brandstofverbruik nadat het 1e segment (E) van de brandstofmeter en "RES" gaan knipperen.
"RES" knippert sneller wanneer de hoeveelheid brandstof verder afneemt.
Wanneer de brandstofmeter nabij het 1e segment (E) is of knippert, vul dan direct brandstof bij.
Als "---.-" wordt weergegeven, ga dan naar uw dealer voor onderhoud.
Bedieningshandleiding
Vervolg
27
Instrumenten (Vervolg)
De ritteller terugstellen
#
Voor het terugstellen van de ritteller houdt u de SET-toets ingedrukt terwijl de ritteller die u wilt
terugstellen wordt weergegeven.
Bedieningshandleiding
Nadat er meer dan de reservehoeveelheid is getankt, worden de waarden van ritteller A, het
gemiddelde brandstofverbruik A en brandstofverbruik A automatisch teruggesteld wanneer uw
motorfiets 0,1 km rijdt. U kunt de automatische resetmodus bij tanken in- of uitschakelen.
(BLZ.35)
28
Helderheid achtergrondverlichting instellen
De helderheid van het display kan worden ingesteld op H (hoog) of L (laag).
Wanneer op de SET-toets wordt gedrukt, verschijnt het volgende scherm en wordt de helderheid ingesteld.
u De helderheid van elk scherm kan worden ingesteld op H (hoog)/L (laag). (BLZ.35)
Bedieningshandleiding
H (hoog)L (laag)
Kleurinformatie van toerenteller
Afhankelijk van de geselecteerde modus wordt de informatie over de rijomstandigheden
weergegeven door het veranderen van de segmentkleur van de toerenteller.
Segmenten van toerenteller
Kleurinformatiemodi van toerenteller:
Basiskleurmodus
• Gebruikersinstel-
modus
• Schakelstandmodus
ECO-
modus
Opschakelmodus
• DCT-modus• Motortoerentalmodus
Wanneer de gebruikersinstelmodus of DCT-modus in de basiskleurmodus is ingesteld, kunnen de
ECO-modus en/of opschakelmodus tegelijkertijd worden gebruikt.
Vervolg
29
Instrumenten (Vervolg)
Volgorde van prioriteit voor de kleur:
Bedieningshandleiding
Opschakelmodus
Basiskleurmodus
Het display verandert als volgt door de SEL-knop ingedrukt te houden:
>
ECO-modus
Basiskleurmodus
• Gebruikersinstelmodus
>
• DCT-modus
Gebruikersinstelmodus
Laat de SEL-knop los zodra de modus die u wilt instellen wordt weergegeven.
30
DCT-modusSchakelstand-
modus
Motortoerentalmodus
Gebruikersinstelmodus
#
U kunt de kleuren van de toerentellersegmenten wijzigen in de volgende kleuren.
De standaardinstelling is "BLUE".
Kleur
WHITEREDAMBERYELLOWGREENAQUABLUEVIOLETPINK
De kleur instellen: (BLZ.35)
DCT-modus
#
Afhankelijk van de modus van de transmissie met dubbele koppeling verandert de kleur van de
toerentellersegmenten als volgt.
DCT-transmissiemodusNDS1S2S3MT
KleurWHITEBLUEPINKVIOLETREDYELLOW
Bedieningshandleiding
Vervolg
31
Instrumenten (Vervolg)
Schakelstandmodus
#
Afhankelijk van de versnelling verandert de kleur van de toerentellersegmenten als volgt.
Bedieningshandleiding
32
VersnellingN1e2e3e4e5e6e
KleurWHITEYELLOWAMBERPINKVIOLETBLUEAQUA
Motortoerentalmodus
#
Afhankelijk van het motortoerental verandert de kleur van de toerentellersegmenten als volgt.
Motortoerental
(omw/min
(tpm))
KleurWHITEYELLOWGREENAQUABLUEVIOLETAMBERPINK
~1.600~2.200~2.800~3.600~4.400~5.200~6.000
Meer dan
6.000
ECO-modus
Afhankelijk van het brandstofverbruik verandert de kleur van het toerentellersegment.
Als het brandstofverbruik beter wordt, verandert de kleur van de toerenteller in AQUA.
Als het brandstofverbruik nog verder wordt verbeterd, wordt de kleur GREEN.
u De kleur van de ECO-modus wordt niet weergegeven bij snelheden lager dan 20 km/h.
u Wanneer de versnelling of het motortoerental in de basiskleur is geselecteerd, wordt de kleur van de
ECO-modus niet weergegeven, zelfs als de ECO-modus is ingeschakeld.
De ECO-modus instellen: (BLZ.35)
Opschakelmodus
Wanneer het motortoerental het door u ingestelde schakelpunt bereikt, wordt de kleur van de
toerenteller AMBER. Zo kunt u zien wanneer u moet opschakelen.
Standaardinstelling is "5.000 omw/min (tpm)".
u Wanneer de versnelling of het motortoerental in de basiskleur is geselecteerd, wordt de kleur van de
opschakelmodus niet weergegeven, zelfs als de opschakelmodus is ingeschakeld.
De opschakelmodus instellen:
(BLZ.35
Het opschakelpunt instellen: (BLZ.35
)
)
Bedieningshandleiding
Vervolg
33
Instrumenten (Vervolg)
Opstart-/afsluitscherm
Het opstart-/afsluitscherm instellen:
(BLZ.35)
Bedieningshandleiding
Het opstart-afsluitbericht instellen:
(BLZ.35)
Versnellingsstandindicator
De schakelstand wordt weergegeven door de
versnellingsstandindicator wanneer de D- of
S-modus of de MT-MODUS is geselecteerd.
u "-" verschijnt enkele seconden en gaat uit
wanneer de motor start.
u "-" knippert wanneer de stand van de
motorstopschakelaar wordt gewijzigd van
(Run) naar (Stop) terwijl de
contactschakelaar op aan staat.
u "-" knippert wanneer de contactschakelaar
wordt ingeschakeld met de
motorstopschakelaar in de stand (Stop).
34
De indicator kan knipperen als:
u Het voorwiel van de grond komt.
u U aan het wiel draait terwijl de motorfiets op
de middenbok staat.
Dit is normaal. Zet de contactschakelaar op uit
en weer op aan om het systeem opnieuw in te
schakelen.
Als de "-"-indicator knippert in het
versnellingsstandvenster tijdens het
rijden:
(BLZ.122
)
Instelmodus
Selecteer de items die u wilt instellen uit de volgende instelmodi.
Houd de SEL-toets en SET-toets ingedrukt
Normale weergave
Druk op de SEL-toets
Druk op de SET-toets
Bedieningshandleiding
ON/OFF-instelmodus (BLZ.36
)
U kunt de ECO-modus, opschakelmodus, HISS en
automatische resetmodus ritteller A in- of uitschakelen.
ADJ-instelmodus (BLZ.39
)
U kunt de klok, de helderheid van de
achtergrondverlichting en de huidige datum instellen.
SP-instelmodus (BLZ.42
)
U kunt de toerentellerkleur en het opstart-/afsluitscherm
instellen.
UNIT-instelmodus (BLZ.44
Type ED, II ED, III ED, IV ED, GS, II GS
)
U kunt de eenheid van de meter instellen.
Vervolg
35
Instrumenten (Vervolg)
De instelmodus selecteren:
a
Zet de contactschakelaar op aan.
b
Bedieningshandleiding
Houd de SEL-toets en SET-toets ingedrukt tot
de weergave van de ON/OFF-instelling
verandert.
c
Druk op de SEL-toets totdat de gewenste
instelmodus wordt weergegeven. Als u de SELtoets ingedrukt houdt, wordt de instelmodus
gewijzigd.
d
Als de SET-toets wordt ingedrukt, wordt elke
instelmodus gewijzigd.
Om terug te keren naar de normale weergave
vanuit de instelmodus:
● De SEL-toets en/of SET-toets wordt
gedurende 30 seconden niet ingedrukt.
● De contactschakelaar wordt op uit en weer
op aan gezet.
● Houd de SEL-toets en SET-toets ingedrukt.
Elke instelling wordt geannuleerd als de SETtoets niet wordt ingedrukt tijdens het instellen.
36
ON/OFF-instelmodus
1 ECO-modus instellen:
U kunt de ECO-modus in- of uitschakelen.
a
Selecteer de ON/OFF-instelmodus.
(BLZ.35)
b
Druk op de SEL -toets om "" of "" te
selecteren.
c
Druk op de SET-toets. De ECO-modus is
ingesteld en het display schakelt over naar het
instellen van de opschakelmodus.
u Wanneer de kleur van het toerentellerseg-
ment is ingesteld op GREEN of AQUA en
de ECO-modus is ingesteld op aan, verandert de kleur van de gebruikersinstelling
automatisch in WHITE.
2 Opschakelmodus instellen:
U kunt de opschakelmodus in- of uitschakelen.
d
Druk op de SEL-toets om "" of "" te
selecteren.
e
Druk op de SET-toets. De opschakelmodus is
ingesteld.
u Wanneer de kleur van het toerentellerseg-
ment is ingesteld op AMBER en de opschakelmodus is ingesteld op aan, verandert de
kleur van de gebruikersinstelling automatisch in WHITE.
u Wanneer de opschakelmodus is ingesteld
op aan, schakelt het display over naar het
instellen van het opschakelpunt.
u Wanneer de opschakelmodus is ingesteld
op uit, springt het display naar de afstelling
van het HISS-controlelampje.
3 Afstelling opschakelpunt:
U kunt het opschakelpunt afstellen.
Het bereik van de afstelling:
4.200 tot 6.400 omw/min (tpm)
a
Elke keer dat de SEL-toets wordt ingedrukt, wordt de
ingestelde waarde van het opschakelpunt verhoogd
met 200 t/min (omw/min) (één segment).
b
Druk op de SET-toets. Het opschakelpunt is
ingesteld en de weergave schakelt over naar
de instelling van het HISS-controlelampje.
Bedieningshandleiding
Vervolg
37
Instrumenten (Vervolg)
4 HISS-controlelampje instellen:
U kunt het knipperen van het HISScontrolelampje aan of uit zetten.
Bedieningshandleiding
a
Druk op de SEL-toets om "" of "" te
selecteren.
b
Druk op de SET-toets. Het HISS-controlelampje
is ingesteld en het display schakelt over naar
de automatische resetmodus in-/uitschakelen
voor ritteller A, gemiddeld brandstofverbruik
en totaal verbruikte brandstof.
38
5 Automatische resetmodus in-/
uitschakelen voor ritteller A, gemiddeld
brandstofverbruik en totaal verbruikte
brandstof:
U kunt de automatische resetmodus in-/
uitschakelen door te tanken wanneer de
controlelampjes laag brandstofniveau gaan
branden. Deze modus is standaard
uitgeschakeld.
a
Druk op de SEL-toets om "" (inschakelen) of
"" (uitschakelen) van de automatische
resetmodus te selecteren.
b
Druk op de SET-toets. De activering/deactivering van de automatische resetmodus is ingesteld en het display keert terug naar de normale weergave.
ADJ-instelmodus
1 Klok instellen (12/24-uur):
a
Selecteer de ADJ-instelmodus. (BLZ.35)
b
Druk op de SEL-toets om "12HOUR" of
"24HOUR" te selecteren.
c
Druk op de SET-toets. De 12/24-uurs instelling
van de klok is voltooid. Het display schakelt
over naar het instellen van de klok.
2 Klok instellen:
a
Druk op de SEL-toets totdat het gewenste uur
wordt weergegeven.
u Wanneer de 12-HOUR-weergave is
ingesteld, wordt AM/PM weergegeven. Het
display verandert van 11 in 12 en schakelt
tegelijkertijd over.
u Houd de SEL-toets ingedrukt om de uren
versneld vooruit te laten gaan.
b
Druk op de SET-toets. De minuten beginnen te
knipperen.
Bedieningshandleiding
Vervolg
39
Instrumenten (Vervolg)
c
Druk op de SEL-toets totdat de gewenste
minuut wordt weergegeven.
Bedieningshandleiding
u Houd de SEL-toets ingedrukt om de
minuten versneld vooruit te laten gaan.
d
Druk op de SET-toets. De klok is ingesteld en de
weergave schakelt over naar het instellen van helderheid achtergrondverlichting H (hoog).
3 Instellen van helderheid
achtergrondverlichting H (hoog):
U kunt een van de vijf helderheidsniveaus
instellen.
a
Druk op de SEL-toets. De helderheid wordt
omgeschakeld.
b
Druk op de SET-toets. De helderheid H (hoog) is ingesteld en het display schakelt over naar het instellen van
de helderheid achtergrondverlichting L (laag).
40
4 Instellen van helderheid
achtergrondverlichting L (laag):
U kunt een van de vijf helderheidsniveaus
instellen.
De helderheid achtergrondverlichting L (laag)
kan worden ingesteld op dezelfde manier als H
(hoog).
u L (laag) kan niet helderder worden ingesteld
dan H (hoog).
Druk op de SET-toets. De helderheid L (laag) is
ingesteld en het display schakelt over naar de
instelling van de huidige datum.
5 Huidige datum instellen:
a
Druk op de SEL-toets totdat het gewenste jaar
wordt weergegeven.
u Houd de SEL-toets ingedrukt om de jaren
versneld vooruit te laten gaan.
b
Druk op de SET-toets. De maand begint te
knipperen.
c
Druk op de SEL-toets totdat de gewenste
maand wordt weergegeven.
u Houd de SEL-toets ingedrukt om de
maanden versneld vooruit te laten gaan.
d
Druk op de SET-toets. De dag begint te
knipperen.
e
Druk op de SEL-toets totdat de gewenste dag
wordt weergegeven.
u Houd de SEL-toets ingedrukt om de dagen
versneld vooruit te laten gaan.
f
Druk op de SET-toets. De instelling van de
datum is voltooid en het display keert terug
naar de normale weergave.
Druk op de SET-toets. De kleur van de
gebruikersinstelmodus is ingesteld en het
display springt naar het invoeren van het
opstartbericht.
2 Het opstartbericht invoeren:
Voor het opstartbericht kunt u 6 letters voor alle
3 regels invoeren.
a
Druk op de SEL-toets totdat de gewenste letter
wordt weergegeven.
u U kunt hier letters, cijfers en symbolen
invoeren. (BLZ.44)
u Houd de SEL-toets ingedrukt om de letters
versneld vooruit te laten gaan.
u Het regelnummer waar de letters op wor-
den ingevoerd, staat bij de kilometerstand
aangegeven.
Regelnummer
b
Druk op de SET-toets. De letter is ingesteld en
de volgende letter begint te knipperen.
Volg de procedure van stap 1 en 2 totdat de
laatste letter van regel 3 is ingesteld.
Vervolgens schakelt het display over naar de
invoer van het afsluitbericht.
3 Het afsluitbericht invoeren:
Voor het afsluitbericht kunt u 6 letters voor alle
3 regels invoeren.
Het afsluitbericht wordt op dezelfde manier
ingevoerd als het opstartbericht.
De instelling van het afsluitbericht is voltooid en
het display keert terug naar de normale
weergave.
Bedieningshandleiding
Vervolg
43
Instrumenten (Vervolg)
Letters selecteren op het opstart-/afsluitscherm:
Als de SEL-toets wordt ingedrukt, worden de
letters in de onderstaande volgorde
Bedieningshandleiding
weergegeven.
(Spatie)
A B C D E F GH IJ
K L M N O P QSRT
U V WYXZ
1 234 5 67 890
''()
< >
_
44
!#$ % &
“
,- ./:;
+
*
=
?
@ ^
UNIT-instelmodus
Type ED, II ED, III ED, IV ED, GS, II GS
1 Eenheid van snelheid en afgelegde
afstand wijzigen:
a
Selecteer de UNIT-instelmodus. (BLZ.35)
b
Druk op de SEL-toets om "km/h" en "km" of
"mph" en "mile" te selecteren.
c
Druk op de SET-toets. De eenheid van snelheid
en afgelegde afstand is ingesteld en het display
schakelt over naar het wijzigen van de eenheid
van de brandstofverbruikmeter.
2 Eenheid van brandstofverbruikmeter
wijzigen:
a
Druk op de SEL-toets om "km/L" of "L/100km"
te selecteren. Als "mph" is geselecteerd voor de
snelheid en "mile" voor afstand, kan het
brandstofverbruik worden ingesteld op "mile/L"
of "mile/gal".
b
Druk op de SET-toets. De meter van totaal
verbruikte brandstof is ingesteld en het display
keert terug naar de normale weergave.
Controlelampjes
Als één van deze indicatoren niet gaat branden terwijl dat zou moeten, laat uw dealer dan
controleren op problemen.
Oliedrukcontrolelampje
Gaat branden als de contactschakelaar in de stand (On) wordt gezet.
Gaat uit na het starten van de motor.
Als het controlelampje gaat branden terwijl de motor draait: (BLZ.119
stand
laar in de stand (Run).
Gaat branden wanneer de contactschakelaar op ON wordt
gezet met de motorstopschakelaar in de stand (Stop).
Als het controlelampje gaat branden terwijl de
motor draait: (BLZ.119)
)
Bedieningshandleiding
)
Vervolg
45
Controlelampjes (Vervolg)
Richtingaanwijzer links
Bedieningshandleiding
Controlelampje grootlicht
46
Richtingaanwijzer rechts
HISS-controlelampje (BLZ.142
•
Gaat kort branden als de contactschakelaar in de stand
)
(On) wordt gezet met de motorstopschakelaar in de
stand (Run).
Gaat uit als de contactsleutel de juiste code bevat.
•
Knippert elke 2 seconden gedurende 24 uur wanneer de
contactschakelaar op uit staat.
Controlelampje Torque Control
•
Gaat branden wanneer de contactschakelaar in de stand
(On) wordt gezet. Gaat uit wanneer uw motorfiets een
snelheid van ongeveer 10 km/h bereikt om aan te geven
dat Torque Control klaar is voor gebruik.
•
Knippert als Torque Control in werking is.
Als het gaat branden tijdens het rijden: (BLZ.121
)
Controlelampje Torque Control UIT
Gaat branden als Torque Control wordt uitgeschakeld.
Parkeerremcontrolelampje
Gaat branden om u erop te wijzen dat u de parkeerremhendel niet hebt vrijgezet.
Controlelampje neutraalstand
Gaat branden als de versnellingsbak in de neutraalstand staat.
Bedieningshandleiding
47
Schakelaars
Torque Control-schakelaar
Houd de schakelaar ingedrukt om Torque
Bedieningshandleiding
Control in en uit te schakelen.
Dimlichtschakelaar/
Passeerlichtschakelaar
• : Grootlicht
• : Dimlicht
• : Knipperen
met het grootlicht.
Opschakelknop (+)
Om de versnelling op te
schakelen.
Terugschakelknop (-)
Om de versnelling terug te schakelen. (BLZ.60
u Door op de schakelaar te drukken, wordt de
48
(BLZ.60)
Claxonknop
Richtingaanwijzerschakelaar
richtingaanwijzer uitgeschakeld.
(BLZ.52)
)
Alarmknipperlichtschakelaar
Kan uit of aan worden gezet wanneer de
contactschakelaar op (On) staat. Kan uit worden
gezet ongeacht de stand van de contactschakelaar.
u
De symbolen blijven knipperen wanneer de
contactschakelaar op (Off) of (Lock) staat nadat
de alarmknipperlichtschakelaar AAN werd gezet.
Contactschakelaar
Schakelt het elektrische systeem aan/uit, vergrendelt het stuur.
u De sleutel kan in de stand (Off) of (Lock) worden
verwijderd.
Motorstopschakelaar
Moet normaal in de stand (Run) blijven staan.
u Schakel in geval van nood over naar de stand (Stop)
(de startmotor werkt niet) om de motor te stoppen.
(On)
Schakelt het elektrische systeem in
voor het starten/rijden.
(Off)
Schakelt de
motor uit.
(Lock)
Vergrendelt het
stuur.
Bedieningshandleiding
A/M-schakelaar
Om te schakelen tussen de AT-MODUS en MT-MODUS. (BLZ.58
N-D-schakelaar
Om te schakelen tussen neutraalstand en AT-MODUS. (BLZ.58
Startknop
)
)
Vervolg
49
Schakelaars (Vervolg)
Stuurslot
Vergrendel het stuur wanneer u parkeert om
Bedieningshandleiding
diefstal te voorkomen.
Een U-vormig wielslot of iets vergelijkbaars
wordt ook aanbevolen.
Vergrendelen
#
a
Draai het stuur volledig naar links.
b
Duw de sleutel omlaag en zet de
contactschakelaar in de stand
u Draai het stuur als het stuur moeilijk
vergrendeld kan worden.
c
Verwijder de sleutel.
Ontgrendelen
#
Steek de sleutel in het slot, duw de sleutel erin
en zet de contactschakelaar in de stand
(Off).
50
b
Duwen
Draaien
Contactsleutel
(Lock).
a
Parkeerrem
Parkeerremhendel
Zorg ervoor dat de motorfiets op de
parkeerrem staat tijdens het parkeren en het
warmdraaien van de motor.
u Controleer of de parkeerremhendel is vrijgezet
voordat u gaat rijden.
Bedieningshandleiding
Inknijpen
De parkeerrem inschakelen
Knijp de achterremhendel in en trek de
parkeerremhendel helemaal in om het
achterwiel te vergrendelen.
u De parkeerremvergrendeling werkt niet als de
parkeerrem niet juist is afgesteld. (BLZ.105
De parkeerrem loszetten
Zet de parkeerrem los door lichtjes aan de
parkeerremhendel te trekken.
u Controleer voordat u gaat rijden of het par-
keerremcontrolelampje uit is en of de parkeerrem volledig is ontgrendeld zodat het achterwiel niet zwaar loopt.
Aantrekken
Trekken
Parkeerremhendel
)
Ontgrendelen
Ontgrendelen
Lichtjes trekken
51
Honda Selectable Torque Control
Torque Control (regeling van motorvermogen)
kan worden in-/uitgeschakeld.
u Bedien de Torque Control-schakelaar niet
Bedieningshandleiding
tijdens het rijden.
Breng eerst de motorfiets tot stilstand en
schakel het systeem in of uit.
u Torque Control kan niet worden uitgeschakeld
wanneer het systeem actief is (Torque Controlcontrolelampje knippert).
u Telkens wanneer u de contactschakelaar op
(On) zet, wordt Torque Control automatisch
ingeschakeld.
52
Torque Control aan en uit
U kunt Torque Control in- en uitschakelen door
de Torque Control-schakelaar ingedrukt te
houden.
Torque Controlschakelaar
Motor starten
Start de motor volgens de volgende procedure,
ongeacht of de motor koud of warm is.
LET OP
•
Als de motor niet binnen 5 seconden start, moet u de
contactschakelaar in de stand (Off) zetten en 10 seconden wachten voordat u de motor opnieuw probeert
te starten om de accuspanning te verhogen.
• Het langdurig versneld stationair draaien en het
verhogen van het toerental kunnen de motor
en het uitlaatsysteem beschadigen.
•
Het snel openen van de gashendel of het langer dan ongeveer 5 minuten versneld stationair laten draaien van de motor kan een verkleuring van de uitlaatpijp veroorzaken.
a
Controleer de parkeerrem (het
parkeerremcontrolelampje gaat branden).
b
Zorg ervoor dat de motorstopschakelaar in de
stand (Run) staat.
c
Zet de contactschakelaar in de stand (On).
d
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand (Ncontrolelampje gaat branden).
e
Druk op de startknop met een volledig
gesloten gashendel.
f
Controleer of de parkeerremhendel is vrijgezet
voordat u gaat rijden.
Bedieningshandleiding
Vervolg
53
Motor starten (Vervolg)
Als u de motor niet kunt starten:
Druk met de gashendel iets open (ongeveer
3 mm, zonder speling) op de startknop.
Bedieningshandleiding
Circa 3 mm, zonder speling
Als de motor niet start:
a
Open de gashendel volledig en druk
gedurende 5 seconden op de startknop.
b
Herhaal de normale startprocedure.
c
Als de motor start en het stationair toerental
instabiel is, moet u de gashendel een klein
beetje openen.
d
Als de motor niet start, wacht dan 10 seconden
voordat u stappen a en b opnieuw probeert.
Wanneer u de motor afzet
a
Zet om de motor af te zetten de transmissie in
de neutraalstand (N-controlelampje gaat aan).
u Als u de contactschakelaar in de stand
(Off) zet terwijl de motorfiets in versnelling staat, wordt de motor uitgeschakeld
met de koppeling ontkoppeld.
b
Zet de contactschakelaar in de stand (Off).
c
Activeer de parkeerrem wanneer u de
motorfiets parkeert.
(BLZ.51
)
Als de motor niet start (BLZ.117
#
54
)
Schakelen
Uw motorfiets is uitgerust met een automatische 6-traps versnellingsbak. Deze kan automatisch (via de AT-MODUS) of handmatig (via de
MT-MODUS) worden geschakeld.
N-D-schakelaar
A/M-schakelaar
Bedieningshandleiding
Versnellingsbak met dubbele koppeling
Om te beantwoorden aan de behoeften van berijders
in een uitgebreide reeks situaties, is de versnellingsbak uitgerust met drie bedieningsmodi: AT-MODUS
(met D-modus voor gewone bediening en drie niveaus van S-modus voor sportief rijden) en MT-MODUS (MT-modus voor 6-traps handschakelbediening), die hetzelfde schakelgevoel geeft als bij een
handgeschakelde versnellingsbak.
u
Gebruik altijd de aanbevolen banden en tandwielen
om de correcte werking van de versnellingsbak met
dubbele koppeling te verzekeren.
Het systeem van de versnellingsbak met
dubbele koppeling voert onmiddellijk na het
starten van de motor een zelfcontrole uit.
" verschijnt enkele seconden in het
"
versnellingsstandindicatorvenster, en gaat dan
uit. Zolang "
" wordt weergegeven, kunt u niet
in versnelling schakelen.
AT
-MODUS
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
MT
-MODUS
Vervolg
55
Schakelen (Vervolg)
Neutraal (N): De neutraalstand wordt
automatisch geselecteerd wanneer u de
contactschakelaar in de stand (On) zet.
Bedieningshandleiding
Als de neutraalstand niet wordt
geselecteerd wanneer u de
contactschakelaar in de stand (On) zet.
u Zet de contactschakelaar in de stand (Off)
en weer in de stand (On).
u Als de neutraalstand nog steeds niet wordt
geselecteerd wanneer u de contactschakelaar
in de stand
zet. (BLZ.122
U hoort mogelijk (klik)geluiden wanneer de
versnellingsbak naar de neutraalstand (N)
schakelt. Dit is normaal.
56
(Off) en weer in de stand (On)
)
Wanneer u kunt schakelen tussenNenD
u Motorfiets is gestopt en motor draait stationair.
u Gashendel is volledig gesloten. Schakelen van
neutraalstand naar D-modus is niet mogelijk
terwijl de gashendel is opengedraaid.
u
U kunt niet schakelen tussen de N- en D-modus
terwijl de wielen draaien.
u Zijstandaard is ingeklapt.
LET OP
Om schade aan de koppeling te voorkomen, mag
de gashendel niet worden gebruikt om de motorfiets in stilstand te houden op een helling.
AT-MODUS: In deze modus worden de
versnellingen automatisch geschakeld in
overeenstemming met de rijomstandigheden.
Ook kunt u met de opschakelschakelaar (+) of
de terugschakelschakelaar (−) tijdelijk op- of
terugschakelen in de AT-MODUS met de
schakelschakelaar. Deze schakelaars zijn nuttig
als u kort wilt terugschakelen voor een bocht,
(BLZ.60
enz.
)
In de AT-MODUS kunt u kiezen tussen twee
modi: D-modus en S-modus.
D-modus (AT): Dit is de standaardmodus
wanneer de AT-MODUS is geselecteerd.
Selecteer de D-modus voor de gewone werking
en een efficiënt brandstofverbruik.
S-modus (AT): Selecteer deze modus terwijl u
in de AT MODUS rijdt wanneer u meer vermogen nodig heeft, bijvoorbeeld bij het inhalen,
heuvels oprijden of optrekken.
S-modus heeft drie aanpassingsniveaus.
MT-MODUS: MT-MODUS (6-traps handschakelbediening) In deze modus kunt u kiezen tussen 6 versnellingen.
Bedieningshandleiding
Vervolg
57
Schakelen (Vervolg)
Schakelen tussen neutraal en ATMODUS/MT-MODUS
Bedieningshandleiding
Schakelen van neutraal (N) naar ATMODUS
Druk op de D-S-zijde van de N-D-schakelaar
(a).
Het controlelampje van de D-modus gaat
branden, op de schakelstandindicator wordt "1"
weergegeven en de eerste versnelling wordt
geselecteerd.
Schakelen van AT- of MT-MODUS naar
neutraal
Druk N op de N-D-schakelaar (b) in.
Schakelen tussenD-modus en S-modus in
de AT-MODUS
Druk op de D-S-zijde van de N-D-schakelaar.
De indicator van de S- of D-modus gaat aan
(c, d).
58
Schakelen tussen AT-MODUS en MTMODUS
Druk op de A/M-schakelaar (e).
De S- of D-indicator gaat uit terwijl de MTMODUS is geselecteerd (f).
N-D-schakelaar
A/Mschakelaar
Versnellingsstandindicator
Niveau van S-modus selecteren in ATMODUS
Houd in de S-modus de D-S-zijde van de N-Dschakelaar (a) ingedrukt.
u Sluit de gashendel volledig. Selecteer
vervolgens het gewenste niveau van de Smodus.
N-D-schakelaar
Bedieningshandleiding
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Houd de D-S-zijde van de
N-D-schakelaar ingedrukt
Druk op de D-S-zijde van de
N-D-schakelaar
Niveau 1Niveau 2Niveau 3
Er kan een hoger motortoerental worden
gebruikt door het niveau te verhogen.
Het geselecteerde niveau blijft behouden als de
contactschakelaar in de stand (Off) wordt
gezet of de versnellingsbak in een andere stand
dan de S-modus wordt gezet.
Vervolg
59
Schakelen (Vervolg)
Rijden in MT-MODUS
Op- en terugschakelen met de opschakelknop
(+) en terugschakelknop (−).
Bedieningshandleiding
De geselecteerde versnelling wordt getoond op
de schakelstandindicator.
u Als de MT-MODUS is geselecteerd, wordt de
versnellingsbak niet automatisch opgeschakeld.
Laat het motortoerental niet in de rode zone
komen.
u De versnellingsbak wordt automatisch terugge-
schakeld wanneer u vertraagt, zelfs in de MTMODUS.
u U start vanaf de 1e versnelling, zelfs als de MT-
MODUS is geselecteerd.
60
Schakelbediening
Opschakelen:
Druk op de opschakelschakelaar (+) (g).
Terugschakelen:
Druk op de terugschakelschakelaar (-) (h).
U kunt niet blijven schakelen door de
schakelschakelaar ingedrukt te houden.
Om verder te schakelen moet u de schakelaar
loslaten en opnieuw indrukken.
Schakellimiet
U kunt niet terugschakelen als het motortoerental daardoor de limiet overschrijdt.
Tanken
Type brandstof: Uitsluitend loodvrije benzine
Brandstof-octaangetal: Uw motorfiets is
ontworpen voor het gebruik van een researchoctaangetal (RON) van 91 of hoger.
Tankinhoud:
14,1 L
Brandstofvuldop
Bedieningshandleiding
Richtlijnen voor tanken en brandstof
#
(BLZ.15)
Brandstofvuldop openen
a
Open het zadel. (BLZ.63
b
Draai de brandstofvuldop naar links tot in de
uiterste stand en verwijder de dop.
Brandstofvuldop sluiten
a
Plaats de brandstofvuldop terug en draai hem
stevig vast door de dop naar rechts te draaien.
u De pijlmarkeringen op de dop en de
brandstoftank moeten tegenover elkaar
staan.
b
Sluit het zadel.
)
Plaatje van
Pijlmarkeringen
Vul geen brandstof bij tot boven het plaatje van
de vulhals.
vulhals
3WAARSCHUWING
Benzine is een uiterst licht ontvlambare
en explosieve stof. U kunt brandwonden of ernstig letsel oplopen in de omgang met brandstof.
•
Zet de motor uit en houd warmte,
vonken en vlammen uit de buurt.
•
Vul de tank uitsluitend buiten.
•
Verwijder gemorste brandstof onmiddellijk.
61
Stopcontact voor accessoires
Het stopcontact voor accessoires bevindt zich
onder het opbergcompartiment.
Het gebruik van accessoires is op eigen risico.
Bedieningshandleiding
Honda kan in geen geval aansprakelijk worden
gesteld voor beschadiging van uw accessoire
tijdens het gebruik.
Open de afdekking om toegang te krijgen tot
het stopcontact.
Het nominale vermogen is
12 W (12 V, 1 A).
u Laat de motor draaien terwijl u stroom gebruikt
via het stopcontact om te voorkomen dat de
accu zwakker wordt (of leegloopt).
u Zet de koplamp op dimlicht terwijl u het stop-
contact gebruikt. De accu kan leeglopen of het
stopcontact beschadigen.
u Sluit de afdekking wanneer het stopcontact niet
in gebruik is om te voorkomen dat er iets in het
stopcontact komt.
LET OP
• Het gebruik van een warmte-genererend
accessoire of een accessoire met het onjuiste
nominale vermogen kan het stopcontact
beschadigen.
• Gebruik het stopcontact niet tijdens het wassen
of in andere natte omstandigheden, omdat het
stopcontact hierdoor beschadigd raakt.
Stopcontact voor accessoires
Afdekking
62
Zadel openen (BLZ.63
#
)
Opberguitrusting
BagagecompartimentOpenen
a
Lippen
Zadel
Steek de contactsleutel in het slot en draai de
sleutel naar rechts.
b
Trek de achterkant van het zadel omhoog.
Bedieningshandleiding
Bagagecompartiment
Contactsleutel
Vergrendelen
Sluiten
a
Duw de achterkant van het zadel omlaag tot
dit op zijn plaats klikt.
u Controleer of de lippen goed vastzitten
door de achterkant van het zadel lichtjes
omhoog te trekken.
u Het deksel wordt automatisch vergrendeld
bij het sluiten.
Pas op dat u uw sleutel niet in het
bagagecompartiment opbergt.
b
Verwijder de sleutel.
Overschrijd nooit de maximale gewichtslimiet.
Maximum gewicht: 3,0 kg
u Berg geen brandbare of warmtegevoelige
artikelen op.
u
Berg geen waardevolle of breekbare artikelen op.
Vervolg
63
Opberguitrusting (Vervolg)
Een helm kan worden opgeborgen in het
bagagecompartiment.
Plaats de helm met de voorkant van de helm
Bedieningshandleiding
omhoog.
u Sommige helmen passen mogelijk niet in het
compartiment vanwege hun afmetingen of
vorm.
64
Helm
Gereedschapsset
De gereedschapsset wordt onder het
opbergcompartiment opgeborgen.
Gereedschapsset
Rubberen band
Zadel openen (BLZ.63
#
)
Documentzakje
Het documentzakje wordt onder de gereedschapsset bewaard.
Verwijder de gereedschapsset, de mat van het
opbergcompartiment en het deksel van het
compartiment voor het instructieboekje.
Mat van
opberg-
compartiDeksel van
compartiment
voor instructieboekje
Documentzakje
ment
Bedieningshandleiding
Zadel openen (BLZ.63
#
)
Vervolg
65
Opberguitrusting (Vervolg)
Helmhouder
De helmhouder bevindt zich onder het zadel.
In de gereedschapsset zit een helmbevestigingskabel.
Bedieningshandleiding
u
Gebruik de helmhouder uitsluitend bij het parkeren.
Helmbevestigingskabel
D-ring
helm
Helmhouder
Helmbevestigingskabel
3WAARSCHUWING
Het rijden met een helm die aan de
houder is bevestigd, kan invloed
hebben op het achterwiel of de vering
en een botsing veroorzaken waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik de helmhouder uitsluitend bij
het parkeren. Rijd niet met een helm
die aan de helmhouder hangt.
Zadel openen (BLZ.63
#
66
)
Linker opbergvakOpenen
Toets linker opbergvak
Druk op de toets van het linker opbergvak en
open de afdekkap van het linker opbergvak.
Sluiten
Sluit de afdekkap van het linker opbergvak.
Het maximum toegestane gewicht in het linker
opbergvak mag niet meer bedragen dan
0,3 kg.
Controleer of dit opbergvak goed is gesloten.
u
Berg geen waardevolle of breekbare artikelen op.
Afdekkap linker opbergvak
Bedieningshandleiding
67
Onderhoud
Lees "Het belang van onderhoud" en "Standaardonderhoud" aandachtig door voordat u
onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Raadpleeg “Specificaties” voor servicegegevens.
Het belang van onderhoud .............................BLZ. 69
Het goed onderhouden van uw motorfiets is absoluut essentieel voor uw veiligheid en het beschermen van uw investering, optimale prestaties, het
voorkomen van pech en het reduceren van luchtverontreiniging. De eigenaar is verantwoordelijk
voor het onderhoud. Inspecteer uw motorfiets
voor elke rit en voer de periodieke controles uit die
in het onderhoudsschema zijn vermeld. 2 BLZ. 70
3WAARSCHUWING
Het niet goed onderhouden van uw
motorfiets of het niet repareren van een
defect voordat u gaat rijden kan een
botsing veroorzaken waarbij u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg altijd de aanwijzingen voor inspectie en onderhoud volgens de schema's
die in dit instructieboekje staan vermeld.
Onderhoudsveiligheid
Lees altijd de onderhoudsvoorschriften voordat u onderhoud uitvoert en zorg ervoor dat u over de benodigde gereedschappen, onderdelen en vakkundigheid beschikt.
Wij kunnen u niet waarschuwen voor alle denkbare risico's die zich kunnen voordoen tijdens het uitvoeren
van onderhoud. Alleen u kunt beslissen of u een bepaalde taak wel of niet zou moeten uitvoeren.
Volg deze richtlijnen tijdens het uitvoeren van
onderhoud.
● Zet de motor uit en verwijder de sleutel.
● Plaats uw motorfiets op een stevige, vlakke
ondergrond met behulp van de zijstandaard,
de middenbok of een onderhoudsbok voor
steun.
● Laat de motor, geluiddemper, remmen en
andere hete onderdelen afkoelen voor het
uitvoeren van een servicebeurt, anders kunt u
brandwonden oplopen.
● Laat de motor uitsluitend draaien wanneer dit
wordt aangegeven en alleen in een goed
geventileerde ruimte.
Onderhoud
69
Onderhoudsschema
Het onderhoudsschema vermeldt de onderhoudsprocedures die vereist zijn voor veilige,
betrouwbare prestaties en een goed werkende emissieregeling.
Onderhoud
De onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd overeenkomstig de normen en specificaties van Honda door geschoolde en bevoegde monteurs. Uw dealer
voldoet aan deze vereisten. Het bijhouden
van een nauwkeurig onderhoudsrapport
zorgt ervoor dat uw motorfiets goed wordt
onderhouden.
Zorg ervoor dat de monteur die het onderhoud uitvoert dit onderhoudsrapport invult.
70
Het periodieke onderhoud wordt beschouwd als
normale onderhoudskosten voor de eigenaar die
door uw dealer in rekening zullen worden gebracht. Bewaar alle facturen. Deze facturen moeten
aan de nieuwe eigenaar worden verstrekt wanneer
u de motorfiets verkoopt.
Honda raadt aan om uw dealer een proefrit met
uw motorfiets te laten maken na het uitvoeren van
het periodieke onderhoud.
Onderhoudsschema
Directe verkoop Europa, Singapore, Hong Kong, Macau, Turkije, Korea
*1
Items
Brandstofleiding–
Brandstofniveau–
Werking van de gashendel111
*2
Luchtfilter
Carterontluchting
Bougie–
Klepspeling–
Motorolie97
Motoroliefilter97
Koppelingsoliefilter99
Stationair motortoerental–
Radiateurkoelvloeistof
Koelsysteem–
Benzinedampafzuigsysteem–
OnderhoudsniveauOnderhoudslegenda
Tussenniveau. Wij raden u aan het onderhoud uit te laten
:
voeren door uw dealer, tenzij u over het benodigde gereedschap en de mechanische vakkundigheid beschikt.
De procedures zijn vermeld in een officiële werkplaatshandleiding van Honda.
Technisch. Met het oog op uw veiligheid raden wij aan om de
:
motorfiets voor een servicebeurt naar uw dealer te brengen.
*3
*4
Inspectie voor
het rijden
2 BLZ. 75
× 1.000 km
× 1.000 mijl
Frequentie
1 12 24 36 48
0,6 8 16 24 32
:
Inspecteren (reinigen, afstellen, smeren, of vervangen,
indien nodig)
Smeren
:
Vervangen
:
Reinigen
:
Jaarlijkse
controle
Regel-
matig
vervan-
gen
3 jaar
pagina
Vervolg
Zie
Onderhoud
86
112
101
71
Onderhoudsschema
Items
Aandrijfketting
Glijblok aandrijfketting110
Onderhoud
Remvloeistof
Remblokslijtage104
Remsysteem75
Remvergrendeling105
Koplamphoogte113
Lichten/claxon–
Motorstopschakelaar–
Zijstandaard106
Vering–
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen–
Wielen/banden83
Balhoofdlagers–
*4
Inspectie voor
het rijden
2 BLZ. 75
× 1.000 km
× 1.000 mijl
Frequentie
*1
1 12 24 36 48
0,6 8 16 24 32
Elke 1.000 km:
Jaarlijkse
con-
trole
Opmerkingen:
Herhaal het hier vermelde frequentie-interval bij hogere kilometerstanden.
*1 :
Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in buitengewoon natte of stoffige omgevingen rijdt.
*2 :
Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in de regen rijdt of met vol gas.
*3 :
Voor het vervangen is technische vaardigheid vereist.
*4 :
72
Regel-
matig
vervan-
gen
2 jaar
Zie
pagina
107
103
Onderhoudsschema
GCC-landen
*1
Items
Brandstofleiding–
Brandstofniveau–
Werking van de gashendel111
*2
Luchtfilter
Carterontluchting
Bougie
Klepspeling–
Motorolie97
Motoroliefilter97
Koppelingsoliefilter99
Stationair motortoerental–
Radiateurkoelvloeistof
Koelsysteem–
Benzinedampafzuigsysteem–
OnderhoudsniveauOnderhoudslegenda
Tussenniveau. Wij raden u aan het onderhoud uit te laten voeren
:
door uw dealer, tenzij u over het benodigde gereedschap en de
mechanische vakkundigheid beschikt.
De procedures zijn vermeld in een officiële werkplaatshandleiding van Honda.
Technisch. Met het oog op uw veiligheid raden wij aan om de
:
motorfiets voor een servicebeurt naar uw dealer te brengen.
*3
*4
Inspectie voor
het rijden
2 BLZ. 75
× 1.000 km 16 12 18 24 30 36
× 1.000 mijl 0,6 48 12 16 20 24
Frequentie
Elke 24.000 km:
Elke 48.000 km:
:
Inspecteren (reinigen, afstellen, smeren, of vervangen,
indien nodig)
Smeren
:
Vervangen
:
Reinigen
:
Jaarlijkse
controle
Regelmatig
pagina
vervan-
gen
3 jaar101
Vervolg
Zie
Onderhoud
86
112
–
73
Onderhoudsschema
*1
Items
Aandrijfketting
Glijblok aandrijfketting110
Onderhoud
Remvloeistof
Remblokslijtage104
Remsysteem75
Remvergrendeling105
Koplamphoogte113
Lichten/claxon–
Motorstopschakelaar–
Zijstandaard106
Vering–
Moeren, bouten,
bevestigingsmiddelen
Wielen/banden83
Balhoofdlagers–
*4
Inspectie voor
het rijden
2 BLZ. 75
× 1.000 km 16 12 18 24 30 36
× 1.000 mijl 0,6 48 12 16 20 24
Frequentie
Elke 1.000 km:
Jaarlijkse
con-
trole
Opmerkingen:
Herhaal het hier vermelde frequentie-interval bij hogere kilometerstanden.
*1 :
Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in buitengewoon natte of stoffige omgevingen rijdt.
*2 :
Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in de regen rijdt of met vol gas.
*3 :
Voor het vervangen is technische vaardigheid vereist.
*4 :
74
Regel-
matig
pagina
vervan-
gen
2 jaar103
Zie
107
–
Standaardonderhoud
Inspectie voor het rijden
Met het oog op de veiligheid bent u verantwoordelijk om een controle voor het rijden uit te voeren
en alle vastgestelde problemen te corrigeren. Een
controle voor het rijden is een must, niet alleen
met het oog op de veiligheid maar omdat pech, of
zelfs een lekke band, een aanzienlijk ongemak kan
betekenen.
Controleer het volgende voordat u op uw
motorfiets stapt:
● Brandstofniveau - Vul de brandstoftank wan-
neer dit nodig is. 2 BLZ. 61
● Gashendel - Controleer of de gashendel in alle
stuurstanden goed opent en sluit. 2 BLZ. 111
● Motoroliepeil - Vul indien nodig motorolie bij.
Inspecteer op lekken. 2 BLZ. 95
● Koelvloeistofpeil - Vul indien nodig
koelvloeistof bij. Inspecteer op lekken.
2 BLZ. 101
● Aandrijfketting - Staat en speling controleren,
indien nodig afstellen en smeren. 2 BLZ. 107
● Remmen − Werkingscontrole;
Voor en achter: controleer het remvloeistofpeil
en de remblokken op slijtage. 2 BLZ. 103,
2 BLZ. 104
● Lichten en claxon - Controleer de lichten,
controlelampjes en claxon op juiste werking.
● Motorstopschakelaar - Controleer op juiste
werking. 2 BLZ. 48
● Zijstandaard met ontstekingsblokkering -
Controleer op juiste werking. 2 BLZ. 106
● Wielen en banden - Controleer de staat, de
bandenspanning en pas indien nodig aan.
2 BLZ. 83
Onderhoud
75
Standaardonderhoud
Onderdelen vervangen
Gebruik altijd originele Honda-onderdelen of
gelijkwaardige onderdelen om betrouwbaarheid
en veiligheid te waarborgen.
Onderhoud
Uitgezonderd type GS, II GS
Vermeld de modelnaam, kleur en code vermeld op
het kleurenlabel bij het bestellen van gekleurde
onderdelen.
Het kleurenlabel bevindt zich op de brandstoftank
onder het zadel. 2 BLZ. 63
Uitgezonderd type GS, II GS
Kleurenlabel
76
3WAARSCHUWING
Het monteren van andere onderdelen dan
Honda-onderdelen kan uw motorfiets onveilig maken en een botsing veroorzaken
waarbij u ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik altijd originele Honda-onderdelen of gelijkwaardige onderdelen die
voor uw motorfiets zijn ontworpen en
goedgekeurd.
Standaardonderhoud
Accu
Uw motorfiets is uitgerust met een onderhoudsvrije accu. U
hoeft het elektrolytniveau van de accu niet te controleren en
geen gedistilleerd water toe te voegen. Reinig de accupolen
als ze vuil zijn geworden of verroest zijn.
Verwijder de afdichtingen van de accudoppen niet. De
dop hoeft tijdens het laden niet te worden verwijderd.
LET OP
De accu is van het onderhoudsvrije type en kan permanent
worden beschadigd als de doppenstrip wordt verwijderd.
Dit symbool op de accu duidt aan dat het product
niet met het huishoudelijk afval mag worden afgevoerd.
LET OP
Een verkeerd afgevoerde accu kan schadelijk zijn
voor het milieu en de menselijke gezondheid.
Leef altijd de lokale regels voor het correct afvoeren van accu's na.
Wat te doen in geval van nood
#
Als een van de volgende situaties zich voordoet,
dient u onmiddellijk naar uw arts te gaan.
● Elektrolyt spat in de ogen:
u
Spoel uw ogen herhaaldelijk met koud water gedurende minimaal 15 minuten. Het gebruik van water
onder druk kan schade toebrengen aan uw ogen.
● Elektrolyt spat op de huid:
● Elektrolyt spat in de mond:
Uit de accu komt tijdens normaal gebruik
explosief waterstofgas vrij.
Een vonk of vlam kan het exploderen van
de accu veroorzaken, waardoor u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Draag beschermende kleding en een gelaatscherm of laat de accu onderhouden
door een bevoegde monteur.
Reinigen van accupolen
#
1.
2.
u Trek de betreffende kleding uit en was de
huid grondig met water.
u Spoel uw mond grondig met water en slik
niet door.
3WAARSCHUWING
Verwijder de accu. 2 BLZ. 88
Als de polen door corrosie zijn aangetast en met
een witte aanslag zijn bedekt, moeten ze met warm
water worden gewassen en afgeveegd.
Vervolg
Onderhoud
77
Standaardonderhoud
3.
Als de polen sterk zijn verroest, moeten ze met
een staalborstel of schuurpapier worden gereinigd en gepolijst. Draag een veiligheidsbril.
Onderhoud
4.
Plaats de accu terug na het reinigen.
De accu heeft een beperkte levensduur. Raadpleeg
uw dealer met betrekking tot de vervanging van de
accu. Vervang de accu altijd door een andere
onderhoudsvrije accu van hetzelfde type.
LET OP
Het monteren van elektrische accessoires van
andere fabrikanten dan Honda kan het elektrische
systeem overbelasten, de accu doen ontladen en
mogelijk het systeem beschadigen.
78
Zekeringen
De zekeringen beschermen de elektrische circuits van
uw motorfiets. Als een elektrisch systeem op uw motorfiets uitvalt, controleer dan op doorgebrande zekeringen en vervang ze door nieuwe. 2 BLZ. 137
Inspecteren en vervangen van zekeringen
#
Zet de contactschakelaar in de stand (Off) als u
zekeringen gaat verwijderen of inspecteren. Vervang een doorgebrande zekering door een zekering met dezelfde stroomsterkte. Zie "Specificaties"
voor de stroomsterkte van zekeringen. 2 BLZ. 155
Doorgebrande zekering
LET OP
Als u de zekering vervangt door een zekering met
een hogere stroomsterkte, loopt u meer risico op
beschadiging van het elektrisch systeem.
Standaardonderhoud
Als een zekering herhaaldelijk doorbrandt, is dit
wellicht te wijten aan een elektrische fout. Laat uw
motorfiets door uw dealer inspecteren.
Motorolie
Het motorolieverbruik varieert en de oliekwaliteit
verslechtert afhankelijk van de rijomstandigheden
en de verstreken tijd.
Controleer het motoroliepeil regelmatig en vul bij met
aanbevolen motorolie indien nodig. Vuile olie of oude
olie moet zo snel mogelijk worden ververst.
Motorolie kiezen
#
Zie "Specificaties" voor de aanbevolen motorolie.
2 BLZ. 154
Als u motorolie van andere fabrikanten dan Honda
gebruikt, controleer dan op het label of de olie aan
de volgende normen voldoet:
● JASO T 903-norm
● SAE-norm
● API-classificatie
*2
: 10W-30
*1
: MA
*3
: SG of hoger
*1.
De JASO T 903-norm is een index voor motorolie
voor 4-taktmotoren van motorfietsen. Er zijn twee
klassen: MA en MB. Het volgende label toont
bijvoorbeeld de MA-classificatie.
Oliecode
Olieclassificatie
*2.
De SAE-norm stelt de kwaliteit van olie vast aan
de hand van de viscositeit.
*3.
De API-classificatie vermeldt de kwaliteit en prestatiegraad van motorolie. Gebruik SG of hogere
olie, met uitzondering van olie aangeduid als
"Energiebesparend" of "Hulpbronbesparend" op
het ronde API-servicesymbool.
Niet aanbevolenAanbevolen
Onderhoud
79
Standaardonderhoud
Remvloeistof
Geen remvloeistof bijvullen of verversen,
behalve in een noodgeval. Gebruik uitsluitend
verse remvloeistof uit een afgesloten houder.
Onderhoud
Als u remvloeistof bijvult, moet het remsysteem
zo snel mogelijk door uw dealer worden
nagekeken.
LET OP
Remvloeistof kan kunststof- en gelakte
oppervlakken beschadigen.
Verwijder gemorste remvloeistof onmiddellijk
en reinig het oppervlak grondig.
Aanbevolen remvloeistof:
Honda DOT 4-remvloeistof of gelijkwaardig
Aandrijfketting
De aandrijfketting moet regelmatig worden gecontroleerd en gesmeerd. Controleer de aandrijfketting vaker als u vaak op slechte wegdekken rijdt, of
met een hoge snelheid rijdt, of herhaaldelijk snel
accelereert. 2 BLZ. 107
80
Als de ketting niet soepel beweegt, vreemde
geluiden voortbrengt, beschadigde spanrollen
heeft of losse pennen of ontbrekende O-ringen of
knikken, laat de ketting dan door uw dealer
inspecteren.
Inspecteer ook het aandrijfkettingwiel en het aangedreven tandwiel. Laat de tandwielen door uw
dealer vervangen als de tanden hiervan versleten
of beschadigd zijn.
Normaal
(GOED)
LET OP
Het gebruik van een nieuwe ketting met versleten
kettingwielen veroorzaakt snelle slijtage van de
ketting.
Versleten
(VERVANGEN)
Beschadigd
(VERVANGEN)
Standaardonderhoud
Reiniging en smering
#
Reinig de ketting en kettingwielen na het inspecteren
van de speling terwijl u het achterwiel draait. Gebruik
een droog doekje met een kettingreiniger die
speciaal is ontworpen voor O-ringkettingen of een
neutraal reinigingsmiddel. Gebruik een zachte borstel
als de ketting vuil is.
Veeg droog na het reinigen en smeer met het
aanbevolen smeermiddel.
Aanbevolen smeermiddel:
Smeermiddel voor aandrijfketting
speciaal ontworpen voor O-ringkettingen
Indien niet beschikbaar, gebruik dan SAE
80 of 90 transmissieolie.
Gebruik geen stoomreiniger, hogedrukreiniger,
staalborstel, vluchtig oplosmiddel zoals benzine en
wasbenzine, schurend reinigingsmiddel, kettingreiniger of smeermiddel dat NIET speciaal ontworpen
is voor O-ringkettingen aangezien deze de rubberen O-ringafdichtingen kunnen beschadigen.
Vermijd het morsen van smeermiddel op de remmen of banden. Vermijd het aanbrengen van overtollig smeermiddel op de ketting om het spatten
van smeermiddel op uw kleding en de motorfiets
te voorkomen.
Onderhoud
81
Standaardonderhoud
Aanbevolen koelvloeistof
Uitgezonderd Singapore, Hongkong, Macau
Pro Honda HP-koelvloeistof is een voorgemengde
oplossing van antivriesmiddel en gedistilleerd
Onderhoud
water.
Concentratie:
50% antivriesmiddel en 50% gedistilleerd
water
Een concentratie van antivriesmiddel van minder
dan 40% biedt onvoldoende bescherming tegen
roestvorming en koude temperaturen.
Een concentratie tot max. 60% biedt een betere
bescherming in koudere klimaten.
LET OP
Het gebruik van koelvloeistof die niet bestemd is
voor aluminium motoren, of leiding-/mineraalwater
kan roestvorming veroorzaken.
Singapore, Hongkong, Macau
Gebruik uitsluitend originele HONDA VOORGEMENGDE KOELVLOEISTOF zonder te verdunnen
82
met water. Originele HONDA VOORGEMENGDE
KOELVLOEISTOF werkt uitstekend voor het voorkomen van corrosie en oververhitting.
De koelvloeistof moet correct worden gecontroleerd en vervangen in overeenstemming met het
onderhoudsschema. 2 BLZ. 70
LET OP
Het gebruik van koelvloeistof die niet bestemd is
voor aluminium motoren, of leiding-/mineraalwater
kan roestvorming veroorzaken.
Carterontluchting
Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in de
regen rijdt, met vol gas rijdt of na het wassen of
vallen van de motorfiets. Voer een servicebeurt uit
als het aanslagniveau in het transparante gedeelte
van de aftapslang te zien is.
Als de aftapslang overloopt, kan het luchtfilter
verontreinigd worden door motorolie met
slechte motorprestaties tot gevolg. 2 BLZ. 112
Standaardonderhoud
Banden (inspecteren/vervangen)
Bandenspanning controleren
#
Controleer uw banden met het blote oog en gebruik een bandenspanningsmeter om de bandenspanning ten minste één keer per maand te meten
of wanneer u constateert dat de bandenspanning
laag is. Controleer de bandenspanning altijd wanneer uw banden koud zijn.
Zelfs als de richting van het ventiel is gewijzigd, zet
deze dan niet terug in de oorspronkelijke stand.
Laat uw motorfiets door uw dealer inspecteren.
Rechterzijde
Controleren op beschadiging
#
Controleer de banden
op sneden, scheuren of
barsten die de koordlaag van de band zichtbaar maken of spijkers
of andere vreemde
voorwerpen die in de
zijkant van de band of
het bandloopvlak zijn ingebed. Controleer ook op
bobbels of uitstulpingen in de flanken van de banden.
Controleren op abnormale slijtage
#
Controleer de banden
op tekenen van abnor-
male slijtage op het
draagvlak.
Vervolg
Onderhoud
83
Standaardonderhoud
Profieldiepte controleren
#
Controleer de bandslijtage-indicatoren. Vervang
de banden onmiddellijk zodra deze zichtbaar
worden.
Om veilig te kunnen rijden moet u de banden
Onderhoud
vervangen wanneer de minimale profieldiepte is
bereikt.
of TWI
Locatiemarkering
slijtage-indicator
84
3WAARSCHUWING
Het rijden op banden die overmatig zijn
versleten of verkeerd zijn opgepompt,
kan een botsing veroorzaken waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg alle aanwijzingen in dit instructieboekje betreffende de juiste bandenspanning en onderhoud.
Duitsland
Het gebruik van banden met een profieldiepte van
minder dan 1,6 mm is in Duitsland bij de wet
verboden.
Standaardonderhoud
Laat uw banden door uw dealer vervangen.
Zie "Specificaties" voor aanbevolen banden, bandenspanning en minimale profieldiepte. 2 BLZ. 154
Volg deze richtlijnen voor het vervangen van
banden.
● Gebruik de aanbevolen banden of gelijkwaardi-
ge banden waarvan de bandenmaat, constructie, snelheidswaarde en het belastingsbereik
identiek zijn.
● Laat het wiel, na montage van de band, balan-
ceren met originele wielbalanceergewichten
van Honda of gelijkwaardig.
● Monteer geen binnenband in een tubeless bui-
tenband op deze motorfiets. De binnenband
kan extreem heet worden en klappen.
● Gebruik uitsluitend tubeless banden op deze
motorfiets.
De velgen zijn ontworpen voor tubeless
banden en bij snel optrekken of remmen kan
een band met binnenband op de velg gaan
slippen waardoor de band snel leegloopt.
3WAARSCHUWING
Het monteren van ongeschikte banden
op uw motorfiets kan het rijgedrag en
de stabiliteit nadelig beïnvloeden en
een botsing veroorzaken waarbij u ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik altijd banden van het juiste type en formaat, zoals aanbevolen in dit
instructieboekje.
Onderhoud
85
Standaardonderhoud
Luchtfilter
Deze motorfiets is uitgerust met een viskeus luchtfilterelement.
Persluchtreiniging of andere reiniging kan de pres-
Onderhoud
tatie van het viskeuze filterelement verslechteren
en het binnendringen van stof veroorzaken.
Voer geen onderhoud uit. Onderhoud moet worden uitgevoerd door uw dealer.
86
Gereedschap
De gereedschapsset wordt onder het zadel
opgeborgen. 2 BLZ. 63
U kunt enkele reparaties onderweg uitvoeren, kleine afstellingen maken en onderdelen vervangen
met het meegeleverde gereedschap.
Type ED, II ED, III ED, IV ED, GS, II GS
● Zekeringtrekker
● 10 x 14 mm steeksleutel
● 12 x 14 mm steeksleutel
● Handgreep voor schroevendraaier
● Standaard-/kruiskopschroevendraaier
● 5 mm inbussleutel
● Helmbevestigingskabel
● Stiftsleutel
● Verlengstaaf
KO, II KO
● Zekeringtrekker
● 10 x 14 mm steeksleutel
● 12 x 14 mm steeksleutel
● Handgreep voor schroevendraaier
● Standaard-/kruiskopschroevendraaier
● 5 mm inbussleutel
● Helmbevestigingskabel
Onderhoud
87
Demontage en montage van onderdelen
Accu
Onderhoudskap
Onderhoud
Clips B
Pluspool
88
Rubberen
band
Accu
Rubberen band
Minpool
Demontage
#
Zorg ervoor dat de contactschakelaar in de
stand (Off) staat.
Open het zadel. 2 BLZ. 63
1.
Verwijder de mat uit het
2.
bagagecompartiment.2 BLZ. 65
Verwijder de clips B (2 BLZ. 90) en de
3.
onderhoudskap.
4.
Haak de rubberen band los.
5.
Koppel de minpool - los van de accu.
6.
Koppel de pluspool + los van de accu.
7.
Verwijder de accu en pas op dat u de
moeren van de accupolen niet laat vallen.
Verwijder de accu door met een hand de accuriem op te tillen terwijl u met de andere
hand de accu ondersteunt.
Montage
#
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage. Maak altijd
eerst de pluspool + vast. Controleer of de
bouten en moeren goed vastzitten.
Zorg ervoor dat de klok correct is ingesteld
nadat de accu weer is aangesloten. 2 BLZ. 35
Voor het naar behoren hanteren van de
accu, zie "Standaardonderhoud". 2 BLZ. 77
"De accu loopt leeg". 2 BLZ. 132
Demontage en montage van onderdelen uAccu
Onderhoud
89
Demontage en montage van onderdelen uClip
Clip
Clip A
#
Demontage
Onderhoud
Draai de middelste pen 1/4 slag naar links
1.
met een kruiskopschroevendraaier totdat
de middelste pen naar buiten steekt.
Trek de clip uit de uitsparing.
2.
Montage
1.
Plaats de clip in de uitsparing.
2.
Druk de pen naar binnen.
90
Clip B
#
Demontage
Druk op de centreerstift om de vergren-
1.
deling los te maken.
Trek de clip uit de uitsparing.
2.
Centreerstift
Montage
1.
Duw tegen de onderkant van de
centreerstift.
2.
Plaats de clip in de uitsparing.
3.
Druk op de centreerstift om de clip te
vergrendelen.
Rechter vloerskirt
Bevestigingsrubber
Bout
Gaffel
Vloermat
Demontage en montage van onderdelen uRechter vloerskirt
Demontage
#
Verwijder de onderste afdekkap aan de
Bouten
1.
voorkant. 2 BLZ. 92
Verwijder de vloermat.
2.
Verwijder de bouten en clips A. 2 BLZ. 90
3.
Verwijder de gaffels uit het
4.
bevestigingsrubber, en verwijder dan de
rechter vloerskirt.
Montage
#
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage.
Onderhoud
Rechter vloerskirt
Clips A
91
Demontage en montage van onderdelen uOnderste kap voor
Onderste kap voor
Onderhoud
Onderste
kap voor
Clips A
Bout
Clip A
92
Clips A
Demontage
#
Verwijder de bouten en clips A. 2 BLZ. 90
1.
Verwijder de onderste afdekkap aan de
2.
voorkant.
Montage
#
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage.
Demontage en montage van onderdelen uZijkap aan de voorkant
Zijkap aan de voorkant
Linkerzijde
Bevestigingsrubbers
Gaffel
Gaffel
Clips A
Bevestigingsrubber
Bout
Zijkap aan de
voorkant
Bevestigingspennen
De zijkap links- en rechtsvoor kunt u op
dezelfde wijze verwijderen.
Demontage
#
Verwijder de binnenkap. 2 BLZ. 94
1.
Verwijder de bout, clips A. 2 BLZ. 90
2.
Verwijder de gaffels uit de bevestigings-
3.
rubbers, en verwijder dan de zijkap aan
de voorkant.
Montage
#
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage.
Onderhoud
93
Demontage en montage van onderdelen uBinnenkap
Binnenkap
Binnenkap
Onderhoud
Bevestigingspennen
94
Bouten
Bevestigingsrubbers
Bevestigingspennen
Bevestigingsrubbers
Demontage
#
Verwijder de bouten.
1.
Verwijder de gaffels uit de bevestigings-
2.
rubbers, en verwijder dan de binnenkap.
Montage
#
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage.
Motorolie
Motorolie controleren
Laat de motor 3 tot 5 minuten stationair
1.
draaien als de motor koud is.
Zet de contactschakelaar in de stand
2.
(Off) en wacht 2 tot 3 minuten.
Zet uw motorfiets op de middenbok op
3.
een stevige, vlakke ondergrond.
Verwijder de olievuldop/peilstok en veeg
4.
deze schoon.
5.
Plaats de olievuldop/peilstok terug
zonder deze vast te draaien.
6.
Controleer of het oliepeil zich tussen het
bovenste en onderste merkstreepje van
de olievuldop/peilstok bevindt.
7.
Monteer de olievuldop/peilstok en draai
stevig vast.
Bovenste niveau
Onderhoud
Onderste niveau
Olievuldop/peilstok
95
Motorolie uMotorolie bijvullen
Motorolie bijvullen
Als het motoroliepeil zich onder of dicht bij
het onderste merkstreepje bevindt, moet u
Onderhoud
de aanbevolen motorolie bijvullen. 2 BLZ. 79,
2 BLZ. 154
Verwijder de olievuldop/peilstok. Voeg de
1.
aanbevolen olie toe totdat deze het
bovenste merkstreepje bereikt.
u Zet uw motorfiets op de middenbok
op een stevige, vlakke ondergrond
terwijl u het oliepeil controleert.
u Vul niet hoger dan het bovenste
merkstreepje.
Zorg ervoor dat er geen vreemde
u
voorwerpen in de olievulopening
terechtkomen.
Verwijder gemorste olie onmiddellijk.
u
96
2.
Plaats de olievuldop/peilstok terug en
draai stevig vast.
LET OP
Het te vol vullen met olie of het rijden met
onvoldoende olie kan de motor beschadigen. Meng
geen olie van verschillende merken en verschillende
kwaliteit. Dit kan de werking van het smeersysteem
en de koppeling nadelig beïnvloeden.
Zie "Standaardonderhoud" voor de
aanbevolen olie en de oliekeuzerichtlijnen.
2 BLZ. 79
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.