Hartelijk dank dat u gekozen heeft voor een Graupnermz-18 HoTT of mz-24 HoTT-radiobesturingsysteem.
Dit systeem is extreem veelzijdig en kan zowel door
beginners als door experts worden gebruikt.
Leest u alstublieft deze handleiding zorgvuldig door, om
de beste resultaten met uw radiobesturing te bereiken
en vooral veilig te vliegen. Wanneer er bij het gebruik
zich moeilijkheden mochten voordoen moet u het handboek raadplegen of uw detailhandelaar of het Graupner
Service Center om hulp vragen.
Vanwege technische wijzigingen kan de informatie in dit
handboek zonder aankondiging vooraf worden veranderd.
Inleiding
Het Graupner-radiobesturingsysteem kan gebruikt
worden om motor-, zweef- en helikoptermodellen te
sturen en is de perfecte keuze voor iedereen die een
kwalitatief hoogwaardige radiobesturing nodig heeft. Het
HoTT-systeem verzendt een grote hoeveelheid data in
real-time zoals bv. motortoerental, spanning, temperatuur, door de gebruiker ingestelde waarschuwingen enz.
Zulke gegevens komen bv. direct van een HoTT-compatibele toerenregelaar, zonder dat er extra sensoren
nodig zijn. Uiteraard kunnen deze data ook door apart
aangesloten, en met het HoTT-systeem compatibele
sensoren worden uitgegeven.
WAARSCHUWING:
Lees de hele handleiding door om u met de
bediening van het apparaat vertrouwd te
maken, voordat u deze gaat gebruiken. Een
foutieve bediening kan de apparatuur beschadigen en
leiden tot schade en/of ernstig letsel.
Waarschuwings- en aanwijzingssymbolen en hun
betekenis
WAARSCHUWING:
Dit symbool benadrukt de ernaast afgedrukte
en eventueel volgende aanwijzingen, die door
worden! Bij het niet opvolgen van hiervan kan de veilige
functie van het apparaat worden beïnvloed en de
veiligheid van de gebruiker en omstanders in gevaar
worden gebracht.
LET OP:
worden! Het niet opvolgen van deze aanwijzingen kan
schade, verlies van garantie enz. tot gevolg hebben.
gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten worden! Het
niet opvolgen van de aanwijzingen en tips kan verschillende vormen van schade tot gevolg hebben.
opgevolgd om een lange levensduur van het apparaat te
garanderen.
de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten
Dit symbool benadrukt de ernaast afgedrukte
en eventueel volgende aanwijzingen, die door
de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten
Dit symbool ZONDER specifiek opschrift
benadrukt de ernaast afgedrukte en eventueel
volgende aanwijzingen resp. tips, die door de
Dit symbool wijst op aanwijzingen en tips, die
door de gebruiker opgevolgd moeten worden.
Dit symbool wijst op aanwijzingen m.b.t. het
onderhoud van het apparaat, die door de
P
gebruiker in ieder geval moeten worden
Voor het gebruik
3
Veiligheidsaanwijzingen
In ieder geval goed doornemen!
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door
te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te
volgen. Ook moet u zich direct online registreren onder
https://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx, want alleen op deze manier krijgt u automa-
tisch via e-mail actuele informatie over uw product.
Wanneer u op het gebied van radiobestuurde model-
vliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent,
moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren
modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan
een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te
worden.
BEOOGDE TOEP ASSING
LET OP:
Deze radiobesturinginstallatie mag alleen
voor het door de producent beoogde doel,
modelvoertuigen worden gebruikt. Een andersoortig
gebruik is niet toegestaan en kan leiden tot schade
aan de apparatuur en tot grote schade en/of letsel.
Voor onvakkundig gebruik buiten deze bepalingen
wordt daarom geen garantie verleend of verantwoordelijkheid genomen.
LET OP:
GEEN TOEVAL en RADIOBESTUURDE MODELLEN
ZIJN GEEN SPEELGOED.
Ook kleine modellen kunnen door onvakkundig gebruik,
maar ook door invloed van derden, aanzienlijke schade
aan personen of goederen veroorzaken.
sturing. Deze handleiding moet daarom zorgvuldig
worden bewaard en wanneer de apparatuur wordt
doorverkocht aan de volgende gebruiker worden
4
voor het besturen van niet- mandragende
NIET GESCHIKT VOOR KINDEREN ONDER
DE 14 JAAR ZONDER TOEZICHT VAN
VOL W ASSENEN, W ANT VEILIGHEID IS
Deze handleiding is onderdeel van het product. Ze bevat belangrijke aanwijzingen m.b.t.
het gebruik en de handhaving van uw radiobe-
Veiligheidsaanwijzingen
overhandigd.
Het niet opvolgen van de handleiding en de
veiligheidsaanwijzingen leiden tot verlies van
de garantie.
Verdere aanwijzingen en waarschuwingen
Technische defecten van elektronische of
mechanische aard kunnen leiden tot onvoorzien starten van de motor en/of het rondvlie-
gen van onderdelen, die u aanzienlijk kunnen blesseren!
Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut
vermeden worden! Door kortsluiting kunnen niet alleen
delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar
afhankelijk van de energievoorraad van de accu bestaat
er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar.
Propellers, rotors van helikopters en in het algemeen
alle onderdelen, die door een motor worden aangedreven, zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij mogen
door geen enkel lichaamsdeel of voorwerp worden aangeraakt. Een snel draaiende propeller bv. kan een vinger
afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende
propellers of andere draaiende delen!
Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op
in het gebied van de propeller of schroef!
Let er ook tijdens het programmeren op, dat een aangesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk
gaat lopen. Onderbreek eventueel de brandstofvoorziening resp. maak de aandrijfaccu los.
Beschermt u alle onderdelen tegen stof, vuil, vocht,
trillingen en andere invloeden van buiten af. Vermijd
overmatige hitte en koude, evenals stoot- en drukbelasting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale” buitentemperaturen worden gebruikt, d.w.z. in een bereik
van –15 °C tot +55 °C.
Vermijd stoot- en drukbelasting. Controleert u de apparatuur voortdurend op beschadigingen aan de behuizing
en de kabels. Beschadigde of nat geworden apparaten,
zelfs wanneer ze opgedroogd zijn, niet meer gebruiken!
Alleen door ons aanbevolen componenten en accessoires mogen gebruikt worden. Gebruikt u altijd alleen
bij elkaar behorende, originele Graupner stekkers van
dezelfde constructie en hetzelfde materiaal.
Let u er op bij het plaatsen van de kabels, dat deze niet
strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook
scherpe randen en kanten zijn altijd een gevaar voor de
isolatie.
Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit
aan de kabels lostrekken.
Er mogen geen veranderingen aan de apparaten worden aangebracht, anders verliest u iedere garantie en
aanspraken bij uw verzekering. Stuur eventueel het desbetreffende apparaat aan de Graupner-servicedienst,
zie bladzijde 227.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie
De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het vlieg-
tuigmodel achter een sterke spant resp. in het
auto- of scheepsmodel tegen stof en water beschermd,
geplaatst. Verpak de ontvanger echter niet luchtdicht,
zodat hij tijdens het gebruik niet te warm wordt.
De ontvanger mag op geen enkele plek direct tegen
het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en
schokken meteen aan de ontvanger zouden worden
doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstallatie in een model met verbrandingsmotor, alle delen
altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen
of olieresten kunnen binnendringen. Dit geldt vooral
voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/
UIT-schakelaar.
De ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de
aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en
de ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere
metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook
koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen, allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van
andere componenten op een goed bereikbare plaats
in het model onder te brengen. In geen geval mogen
servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in
de buurt liggen!
Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving
van de antenne zich tijdens het vliegen niet kunnen
bewegen!
Positie van de ontvangerantennes
De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk
van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij
rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antennes in ieder geval minimaal 35 mm uit de romp steken.
Eventueel moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van de HoTT-ontvangers vervangen worden door
langere exemplaren.
De uitrichting van de antenne(s) is niet kritisch. Voordelig is echter een verticale (staande) montage van de
ontvangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een
hoek van 90 ° ten opzichte van de eerste antenne staan,
en moet de ruimtelijke afstand tussen de actieve uiteinden het liefst groter dan 125 mm zijn.
Inbouw van de servo’s
Servo’s altijd met de bijgevoegde trillingsdempende
rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde
trillingen enigermate beschermd, zie ook “Aanwijzingen
bij de installatie” op bladzijde 34.
Inbouwen van stuurstangen
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de
stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk
is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen
uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen
stoppen, moet men de carburateur zó hebben ingesteld,
dat de carburateuropening helemaal gesloten wordt,
wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire
positie worden gebracht.
Let er op dat geen metalen delen bv. door het uitslaan
van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen elkaar
schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen,
die de ontvanger storen.
Uitrichten zenderantenne
In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte
slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne
van de zender op het model te ‘richten’, om de ontvangstsituatie te verbeteren.
Bij gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naastgelegen kanalen moeten de bestuurders in een los groepje bij elkaar staan. Bestuurders, die zich niet aan deze
regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als
die van anderen in gevaar.
Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobesturing dichter dan 5 m bij elkaar staan kan dit echter leiden
tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een
waarschuwingsmelding m.b.t. de reikwijdte. Vergroot de
afstand, totdat de waarschuwing uitgaat.
Controle voor de start
Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van
zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair
staat.
Altijd eerst de zender aanzetten,
dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten,
dan pas de zender.
WAARSCHUWING:
Wanneer deze volgorde niet aangehouden
wordt, dus de ontvanger aan staat en de
bijbehorende zender nog op “UIT”, dan kan
de ontvanger door andere zenders, storingen enz.
signalen oppikken. Het model voert ongecontroleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan personen of goederen veroorzaken.
Met name voor modellen met een mechanische gyro
geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken
van de energievoorziening er voor zorgen dat de motor
niet onbedoeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning
op, dat de ontvanger in de veronderstelling is geldige gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor
per ongeluk gaan draaien!
Reikwijdte- en funktiestest
Vóór iedere start de correcte functie en
reikwijdte controleren. Maak het model
personen direct voor het model bevinden.
Voer op de grond een complete functietest en een
simulatie van de vlucht uit, om fouten in het systeem of
de programmering van het model uit te sluiten. Let ook
op de aanwijzingen op bladzijde 79.
WAARSCHUWING:
functiestoringen en /of uitval van de ontvangst
veroorzaken, wat een controleverlies over het model
of zelfs een crash tot gevolg kan hebben, die weer
kunnen leiden tot grote schade en/of letsel.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automodellen
WAARSCHUWING:
•
• Schakel de zender tijdens het gebruik nooit uit!
voldoende vast en let er op, dat er zich geen
Wanneer de reikwijdte- en functietest en de
vliegsimulatie niet uitvoerig en precies
wordt uitgevoerd kan dit onverwachte
Vlieg nooit over toeschouwers of andere piloten heen. Breng nooit dieren, toe-
schouwers of andere bestuurders in gevaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van
hoogspanningsleidingen of in de buurt van sluizen en openbare scheepsvaart. Gebruik uw model ook niet op openbare straten, wegen en pleinen etc. U kunt daardoor schade veroorzaken of
in het ergste geval mensen in gevaar brengen.
Wanneer dit zou voorkomen moet u kalm blijven
en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit
en de zender dus helemaal afgeschakeld is. Dit
duurt minimaal drie seconden. Schakel de zender dan pas weer in. Anders loopt u het gevaar
dat de zender direct na het uitschakelen “blijft
hangen” en u daardoor de controle over het model definitief verliest. Een opnieuw in bedrijf nemen van de zender is dan alleen mogelijk door
hem uit te zetten en dan de hierboven beschre-
Veiligheidsaanwijzingen
5
ven procedure te herhalen.
Slepen van een model
WAARSCHUWING:
Let er bij het slepen van een model op dat
er een minimale afstand van ca. 50 cm
antennes is. Gebruik satellietontvangers, anders zijn
storingen via het terugkoppelingskanaal niet uit te
sluiten.
Controle zender- en ontvangeraccu
hoorbaar alarm klinkt, moet u direct stoppen en de
zenderaccu opladen.
Controleert u regelmatig de toestand van de accu’s, met
name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegingen van de servo’s merkbaar langzamer zijn geworden!
Vervang opgebruikte accu’s op tijd.
Let u steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant
en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s
nooit zonder toezicht opladen.
Probeer nooit droge batterijen op te laden. Er bestaat
acuut explosiegevaar.
Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgeladen. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de bananenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan
het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers
van het laadapparaat aan de laadbussen van zender en
ontvangeraccu bevestigen.
Haalt u altijd de accu’s uit uw model, wanneer u deze
langere tijd niet meer gebruiken wilt.
Gebruik nooit defecte of beschadigde accu’s resp.
accu’s met verschillende typen cellen, een mix van
oude en nieuwe cellen of cellen van een verschillend
fabricaat.
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met
elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de in-
6
tussen de beide ontvangers resp. hun
Wanneer bij een lager wordende accuspanning de aanwijzing “Accu moet geladen
worden!!” op het display verschijnt en er een
Veiligheidsaanwijzingen
wendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk af,
daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude weersomstandigheden.
Vaak opladen of gebruik van accu-onderhoudsprogramma’s kan langzaam leiden tot capaciteitsvermindering.
De stroombronnen moeten om de 6 maanden gemeten
en op voldoende capaciteit gecontroleerd worden, en
bij een duidelijk verminderd prestatieniveau worden
vervangen. Koop alleen originele Graupner-accu’s.
Ontstoren van elektromotoren
Alle conventionele elektromotoren veroorzaken tussen collector en borstels vonken die de
radiobesturing kunnen storen.
Met name in modellen met elektroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand
en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een
radiobesturinginstallaties altijd worden ingebouwd.
Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en
montagehandleiding van het model.
Verdere details w.b. ontstoorfilters vindt u in de Graup-ner-hoofdcatalogus FS of op internet onder www.
graupner.de.
Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel
Best.-Nr. 1040
Het servo-ontstoorfilter is bij toepassing van kabels van
meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt
direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische
gevallen kan een tweede filter worden toegepast.
Toepassing van elektronische snelheidsregelaars
De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar
hangt af van het vermogen van de gebruikte elektromotor.
Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te
voorkomen, moet de continue belastbaarheid van de
regelaar minstens de helft van de maximale motor-blokkeerstroom bedragen.
Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tuning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal
windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun nominale stroom opnemen en daardoor de regelaar kunnen
verwoesten.
Elektronische ontstekingen
Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroorzaken storingen, die de functie van de radiobesturing
negatief kunnen beïnvloeden.
Elektrische ontstekingen moeten daarom altijd uit een
aparte accu worden gevoed.
Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en
afgeschermde bougiekabels.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo
ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in.
Statische lading
WAARSCHUWING:
De functie van een zender wordt door de
bij blikseminslag ontstane magnetische
nog kilometers ver weg is. Daarom bij naderend
onweer direct stoppen met vliegen! Door statische
lading via de antenne kan levensgevaar ontstaan!
LET OP:
•
• Om storende invloeden van de elektrische eigen-
• Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de
• Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en
golven gestoord, ook wanneer het onweer
Om aan de FCC-eisen w.b. de HF-afstraling van mobiele zendapparatuur te vol-
doen, moet bij het gebruik van de apparatuur een afstand tussen de antenne van de installatie
en personen van minimaal 20 cm of meer aanwezig
zijn. Een gebruik op een kleinere afstand wordt
daarom niet aanbevolen.
schappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden,
moet u er op letten dat er zich geen andere zender
op een afstand van minder dan 20 cm bevindt.
zenderkant een correcte programmering van de landeninstelling. Dit is nodig om aan diverse richtlijnen,
FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de desbetreffende handleiding bij de zender en ontvanger.
reikwijdtetest uit met een vliegsimulatie, om fouten in
het systeem of de programmering uit te sluiten. Let in
ieder geval op de aanwijzingen op bladzijde 79.
• Programmeer de zender of ontvanger niet wanneer u
het model bestuurt.
Onderhoudsaanwijzingen
Reinig de behuizing, telescoopantenne etc.
nooit met schoonmaakmiddelen, benzine,
P
zachte doek.
Componenten en accessoires
LET OP:
ner/SJ GmbH getest zijn op deugdelijkheid, functie en
veiligheid en vrijgegeven zijn. De firma Graupner/SJ
GmbH neemt in dit geval de verantwoordelijkheid voor
het product van u over.
De fa. Graupner/SJ GmbH neemt geen verantwoordelijkheid voor producten of accessoires van andere
fabrikanten en kan ook niet van ieder merkvreemd
product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico
kan worden toegepast.
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding
woordelijk of aansprakelijk voor fouten resp. onnauwkeurigheden die misschien in dit handboek staan.
Zowel de toepassing van de montage-instructies en
handleiding, als ook de voorwaarden en methoden voor
de installatie, gebruik en onderhoud van de radiobesturingcomponenten kunnen door de Fa. Graupner/SJ
GmbH niet gecontroleerd worden. Daarom neemt de Fa.
Graupner/SJ GmbH geen enkele aansprakelijkheid op
zich voor verliezen, schades of kosten, die resulteren
uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee
samenhangen.
water e.d., maar uitsluitend met een droge,
De firma Graupner/SJ GmbH als fabrikant
adviseert om alleen componenten en accessoires te gebruiken die door de firma Graup-
Dit handboek dient alleen ter informatie en
kan zonder aankondiging worden gewijzigd.
De firma Graupner/SJ GmbH is niet verant-
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting
van de Fa. Graupner/SJ GmbH tot schadevergoeding,
uit welke rechtsgrond dan ook, beperkt tot de geldwaarde van de direct schadeveroorzakende producten van
de Fa. Graupner/SJ GmbH. Dit geldt niet, indien de Fa.
Graupner/SJ GmbH volgens dwingende wettelijke eisen
wegens opzet of nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk
kan worden gesteld.
Verder kunnen eventuele eisen alleen
behandeld worden wanneer er een log-be-
stand kan worden getoond, zie onder
“Gegevensverzameling /-opslag” op bladzijde 26
en onder “Klokken” op bladzijde 82. Ook moet de
zender altijd op de nieuwste software-stand geüpdatet zijn.
Let u er daarbij op, dat vanwege technische oorzaken tijdens de weergave van MP3-bestanden er
GEEN opslag van gegevens mogelijk is.
Om altijd op de hoogte te zijn van belangrijke software-updates moet u zich daarom registreren
onder https://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx. Alleen zo wordt u via e-mail op de
hoogte gehouden van nieuwe updates.
Veiligheidsaanwijzingen
7
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Nikkel-Metaal-Hydride
accu’s
Zoals bij alle technisch hoogwaardige producten is het
absoluut noodzakelijk om de onderstaande veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen op te volgen, om een lang
en veilig plezier van uw accu’s te hebben.
LET OP:
•
• Vóór ieder gebruik de toestand van de accu’s controleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s niet
meer gebruiken.
• Cellen/accu’s mogen alleen gebruikt worden binnen de grenzen, zoals deze voor het accutype zijn
gespecificeerd.
• Accu’s/cellen niet verhitten, verbranden, kortsluiten of met een te hoge of verkeerd aangesloten
stroom laden.
• Accu’s van parallel geschakelde cellen, combinaties van oude en nieuwe cellen, cellen van verschillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabrikant,
merken of cellentype mogen niet worden gebruikt.
• Een in het apparaat ingebouwde accu uit het apparaat verwijderen, wanneer deze niet wordt gebruikt.
Apparaten na het gebruik uitzetten, om een te diep
ontladen te voorkomen. Accu’s altijd op tijd opladen.
• De te laden accu moet tijdens het laadproces op een
onbrandbare, hittebestendige en niet geleidende
ondergrond leggen! Hou ook brandbare of licht ontvlambare stoffen ut de buurt van de laadopstelling.
• Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen. De voor het celtype aangegeven maximale
snellaadstroom mag niet worden overschreden.
• Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt
dan 60 °C moet het laden direct worden afgebroken
en de accu afkoelen tot ca. 30 °C.
• Nooit reeds geladen, hete of niet geheel lege accu’s
opladen.
• Wijzig niets aan de accu’s. Nooit direct aan de accu’s
8
Losse cellen en accu’s zijn geen speelgoed en mogen daarom niet binnen het
bereik van kinderen komen.
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor NiMH-accu’s
solderen of lassen.
• Bij een foutief gebruik bestaat brand- of explosiegevaar. Accu’s kunnen ook bijtende zuren bevatten.
Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken, CO2
brandblusser of zand.
• Vrijkomend elektrolyt is bijtend, niet in contact laten
komen met handen of ogen. In geval van nood direct
met veel water uitspoelen en een arts raadplegen.
• De ventielopeningen van de cellen mogen nooit geblokkeerd of gedicht worden, bv. door soldeertin. Bij
het solderen mag de soldeertemperatuur van max.
220 °C niet langer dan 20 sec. worden toegepast.
• Om een vervorming te voorkomen mag er geen
grote mechanische druk plaatsvinden.
• Bij een eventueel overladen van de accu’s las volgt
te werk gaan:
Maak de accu gewoon los en leg deze op een onbrandbare ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld
is. Hou de accu nooit in de hand, om het risico van
een explosie te vermijden.
• Let op de voorschriften voor het laden en ontladen
van de accu’s.
Algemene aanwijzingen
dering van de capaciteit van de accu.
Accu’s opslaan
Een opslaan gedurende langere tijd moet alleen plaatsvinden in een niet geheel ontladen toestand in een
droge ruimte bij een temperatuur van +5 °C tot +25 °C.
LET OP:
Balanceren van de individuele accucellen
• Om nieuwe cellen te balanceren deze via de zogenaamde normale lading naar de maximale laadtoe-
De capaciteit van uw accu wordt met elke
lading/ontlading kleiner. Ook het gedurende
langere tijd opslaan kan leiden tot een vermin-
De celspanning mag bij een langer opslaan
niet onder de 1,2 V komen. Eventueel moet
u de accu vóór het opslaan opladen.
stand brengen. Als vuistregel geldt in dit geval dat
een lege accu 12 uur lang met een stroom van één
tiende van de opgedrukte capaciteit geladen wordt
(“1/10 C”-methode). De cellen zijn dan allemaal even
vol. Een dergelijk balanceren dient bij elke 10e lading
herhaald te worden, zodat de cellen op elkaar afgestemd blijven en de levensduur maximaal is.
• Wanneer u de mogelijkheid heeft om cellen individueel te laden moet u deze optie bij elke lading benutten. Verder moet het accupack tot een individuele
celspanning van 0,9 V per cel worden ontladen. Dit is
bijv. bij het in de zender gebruikte pack van 4 cellen
een ontlaad-eindspanning van 3,6 V.
Lading
Laden is alleen toegestaan met de gespecificeerde
stromen, laadtijden, temperatuurgrenzen en onder
voortdurend toezicht. Wanneer u niet over een geschikt
snellaad-apparaat beschikt waarvan de laadstroom precies kan worden ingesteld moet de accu via de normale
lading volgens de 1/10 C-methode worden geladen, zie
voorbeeld hierboven.
Zenderaccu’s moeten vanwege de verschillende
laadtoestanden van de cellen altijd, indien mogelijk,
met 1/10 C worden geladen. De laadstroom mag echter nooit groter zijn dan de waarde die in de handleiding van de zender wordt genoemd!
Snellading
Uw laadapparaat deze mogelijkheid heeft moet u de
Deltapeak-afschakelspanning op 5 mV per cel instellen.
De meeste laadapparaten zijn echter vast op 15 …
20 mV per cel ingesteld en kunnen daardoor zowel voor
Ni-Cd-accu’s als voor Ni-MH-accu’s worden gebruikt.
Raadpleeg in geval van twijfel de handleiding of informeer bij uw winkelier, of uw apparaat geschikt is voor
Ni-MH-accu’s. In geval van twijfel laadt u de accu’s met
de helft van de aangegeven maximale laadstroom.
Ontlading
Alle door Graupner en GM-Racing verkochte accu’s zijn,
afhankelijk van het accutype, geschikt voor een maximale stroombelasting van 6 … 13 C (let op de specifica-
ties van de fabrikant!). Hoe hoger de belasting, des te
lager is de levensduur.
Reflexladen en ook laad-/ontlaadprogramma’s
verkorten de levensduur van de accu’s
om de accucellen te controleren of oude cellen “nieuw
leven in te blazen”. Ook het laden/ontladen van een
accu voor gebruik heeft geen zin, behalve wanneer u de
kwaliteit ervan wilt checken.
Aanwijzingen bij de radiobesturingset mz-18 HoTT
Best.-Nr. S1005
ingestelde onderspanningsgrens van 4,8 V verschijnt er
een waarschuwing op het display van de zender.
onnodig en moeten alleen worden gebruikt
De desbetreffende radiobesturingset is
standaard voorzien van een NiMH-zenderaccu. Na het bereiken van de fabrieksmatig
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor NiMH-accu’s
9
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Lithium-Ionen (LiIo)- en
Lithium-Polymeer (LiPo)-accu’s
Zoals voor alle technisch hoogwaardige producten is het
navolgen van de volgende veiligheidsaanwijzingen en
de behandelvoorschriften een noodzaak om Lithium-Ionen- en –Polymeer-accu’s lang, storingsvrij en ongevaarlijk te kunnen gebruiken.
LiIo-/LiPo-accu’s hebben een bijzondere behandeling
nodig. Dit geldt zowel voor het laden en ontladen als
ook voor de opslag en het verdere gebruik. Hierbij moet
u letten op de volgende specificaties:
Bijzondere aanwijzingen voor het laden van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s
LET OP:
•
foutieve lading of ontlading afgewezen.
• Voor de lading van LiPo-accu’s mogen alleen de
toegestane laadapparaten met de bijbehorende
laadkabels worden gebruikt. Iedere ingreep aan de
lader resp. de laadkabel kan tot verregaande schade
leiden.
• De max. laadcapaciteit moet begrensd worden op
het 1,05-voudige van de accucapaciteit.
Voorbeeld: 700 mAh accu = 735 mAh max. laadcapaciteit.
• Gebruik voor het laden en ontladen van LiIo-/
LiPo-accu’s alleen de in de set aanwezige stekkerlader resp. speciaal daarvoor ontworpen laad-/ontlaadapparaten van Graupner, zie bladzijde 16 of
onder www.graupner.de.
• Verzeker u ervan dat het aantal cellen resp. de
laad-eindspanning en de ontlaad-eindspanning
correct zijn ingesteld. Let ook op de handleiding van
uw laad-/ontlaadapparaat.
• Onder deze voorwaarden kunnen Graupner LiIo-/
LiPo-accu’s met max. 2 C (de waarde van 1 C komt
overeen met de celcapaciteit) laadstroom worden
geladen. Vanaf een spanning van mx. 4,2 V per cel
moet met een constante spanning van 4,2 V per cel
10
Omdat de firma Graupner GmbH de juiste
lading en ontlading van de cellen niet kan
controleren, wordt iedere garantie bij een
Veiligheidsaanwijzingen en behandelsvoorschriften voor LiIo- en LiPo-accu’s
verder geladen worden, totdat de laadstroom onder
0,1 … 0,2 A komt.
• Een spanning van meer dan 4,20 V per cel moet in
ieder geval worden vermeden, omdat de cel anders
permanent wordt beschadigd en in brand kan vliegen. Om een overladen van individuele cellen in een
pack te voorkomen, moet voor een langere levensduur de afschakelspanning tussen 4,10 V … 4,15 V
per cel worden ingesteld.
• Het toegestane temperatuurbereik bij het laden en
opslaan van LiIo-/LiPo-accu’s bedraagt 0 … +50 °C.
• Accu’s en ook losse cellen zijn geen speelgoed en
mogen niet in de buurt van baby’s of kleine kinderen
komen. Zouden accu’s worden ingeslikt, dan direct
een arts waarschuwen.
• Accu’s mogen niet in de magnetron komen of onder
druk raken. Rook en vuur en nog meer kunnen het
gevolg zijn.
• Haal nooit een LiPo-accu uit elkaar. Het openen van
een LiPo-accu kan interne kortsluitingen veroorzaken. Gasontwikkeling, brand en explosies of andere
problemen kunnen het gevolg zijn.
• De in de LiPo-accu’s aanwezige elektrolyten en
elektrolytdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. Vermijd in ieder geval direct contact met deze
vloeistof. Bij contact van elektrolyt met de huid, ogen
of andere lichaamsdelen moet u deze direct uit- en
afspoelen met voldoende schoon water, daarna een
arts consulteren.
• Vóór ieder gebruik de juiste toestand van de accu
controleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s
niet meer gebruiken.
• Cellen/accu’s mogen alleen binnen de technische
mogelijkheden worden gebruikt, die voor het desbetreffende celtype is gedefinieerd.
• Accu’s/ cellen niet verhitten, verbranden, kortsluiten of met te hoge of omgepoolde stromen laden.
Bij een foutieve behandeling bestaat er ontbrandings- of explosiegevaar en kunt u zich verwon-
den. Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken,
CO2-brandblusser of zand.
• Bij oververhitte accu’s gaat u als volgt te werk: Maak
de accu gewoon los en leg hem op een onbrandbare
ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld is. Hou de
accu nooit in de hand om het risico van een explosie
te vermijden.
• Accu’s uit parallel geschakelde cellen, combinaties van oude en nieuwe cellen, cellen van verschillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabricaat,
merk of celtype mogen niet gebruikt worden.
• Een in een apparaat ingebouwde accu altijd uit het
apparaat nemen, wanneer dit apparaat niet gebruikt
wordt. Apparaten na het gebruik altijd uitzetten
om diepe ontladingen te vermijden. Diep ontladen
LiPo-accu’s zijn defect en mogen niet meer worden
gebruikt!
• Accu’s altijd op tijd opladen. De te laden accu moet
tijdens het laadproces op een onbrandbare, hittebestendige en niet-geleidende ondergrond gelegd
worden! Hou ook brandbare of makkelijk ontvlambare voorwerpen uit de buurt van het laadapparaat.
• Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen. De voor het celtype aangegeven max. laadstroom mag niet worden overschreden.
• In principe mogen in serie geschakelde LiPo-accu’s
in een pack alleen tegelijkertijd worden opgeladen,
als de spanning van de verschillende cellen niet
meer dan 0,05 V van elkaar afwijkt, of wanneer de
spanningsverschillen via de zogenaamde Balancer-aansluiting via een Balancer of Equalizer tijdens
het laadproces bewaakt resp. gecompenseerd
worden.
De in de set aanwezige LiIo-accu is voorzien van
een speciale veiligheidsschakeling, zodat een “balanceren” van spanningsverschillen tussen de individuele cellen via de gebruikelijke balancer-aansluiting vervalt.
• Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt
dan 60 °C moet het laden direct worden onderbroken
en moet u de accu laten afkoelen tot ca. 30 °C.
• Aan de accu’s mogen geen wijzigingen worden aangebracht. Nooit direct aan cellen solderen of lassen.
• Om een vervorming te voorkomen mag geen overmatige mechanische druk worden uitgeoefend.
• Let er op dat de laad- en ontlaadvoorschriften worden opgevolgd.
Opslag
LiIo-/LiPo-cellen moeten bij een ingeladen
capaciteit van 10 … 20 % bewaard worden.
dan moeten LiIo-/LiPo-cellen in ieder geval worden
bijgeladen naar een capaciteit van 10 … 20 % van de
volle capaciteit, anders wordt de accu door een te diepe
ontlading tijdens de opslag onbruikbaar.
Bijzondere aanwijzingen bij de ontlading van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s:
•
• Een ontlading van onder de 2,5 V per cel bescha-
• Sluit de accu’s nooit kort. Een kortsluiting veroor-
• De accutemperatuur bij het ontladen mag in geen
Daalt de spanning van de cellen onder de 3 V,
Een continue belasting van 1 C vormt voor
Graupner LiIo-/LiPo-accu’s geen groot
probleem. Bij grotere stromen moet u letten
op de specificaties in de catalogus. Let echter ook op
de max. belastbaarheid van het stekkersysteem, zie
max. ontlaadstroom op de accu.
digt de cellen permanent en moet daarom absoluut
vermeden worden.
zaakt een heel hoge stroom, die de cellen opwarmt.
Dit leidt tot het verlies van elektrolyt, gassen of zelfs
explosies. Hou de Graupner-LiIo-/LiPo-accu’s uit de
buurt van geleidende oppervlakten, die een kortsluiting kunnen veroorzaken.
geval boven de +70 °C komen. In dit geval moet er
voor een betere koeling of een geringere ontlading
worden gezorgd. De temperatuur kan gemakkelijk
met een infrarood-thermometer Best.-Nr. 1963
worden gecontroleerd. De accu mag echter nooit via
de laadbus van de zender worden ontladen. Deze
aansluiting is daarvoor niet geschikt.
Verdere aanwijzingen bij het gebruik
•
geleidelijke vermindering van de capaciteit ten
gevolge hebben. In de modelbouw bereiken de
accu’s vanwege de hoge ontlaadstromen en de
inductiestromen van de motor – ook bij het opvolgen
van de laad- en ontlaadvoorschriften – na 50 cycli
nog ongeveer 50 - 80 % van de capaciteit van een
nieuwe accu.
• Accupacks mogen alleen in uitzonderlijke gevallen
in serie of parallel geschakeld worden, omdat de
cellencapaciteiten en de laadtoestand te verschillend
kunnen zijn. Door ons geleverde accupacks zijn
daarom geselecteerd.
• De aansluitpunten van LiIo-/LiPo-accu’s zijn niet zo
stevig als bij andere accu’s. Dit geldt vooral voor
de pluspool-aansluiting. De aansluitingen kunnen
makkelijk afbreken.
Verbinding van de cellen
de hitte beschadigen.
Accu-aansluitingen kunnen alleen door industrieel punt-
lassen worden gemaakt. Bij een ontbrekende of losgetrokken kabel moet een professionele reparatie door de
fabrikant of de verkoper plaatsvinden.
Vervangen van individuele accucellen
Defecte cellen niet meer gebruiken
een beschadigde behuizing, vervorming van de accu-
De capaciteit van de accu wordt met iedere
lading/ontlading kleiner. Ook bij opslag bij
te hoge of te lage temperaturen kan dit een
Direct solderen aan de accucellen is niet
toegestaan. Direct solderen kan componenten
van de accu’s zoals separator of isolator door
Het vervangen van accucellen mag alleen
door de fabrikant of verkoper worden gedaan,
en nooit door de gebruiker zelf.
Beschadigde cellen mogen in geen geval
weer worden gebruikt.
Kenmerken van beschadigde cellen zijn o.a.
Veiligheidsaanwijzingen en behandelsvoorschriften voor LiIo- en LiPo-accu’s
cellen, de geur van elektrolyt of uitlopend elektrolyt. In
deze gevallen is een verder gebruik van de accu’s niet
meer toegestaan.
Beschadigde of onbruikbare cellen zijn Klein Chemisch
Afval en moeten op de juiste manier worden afgedankt.
Algemene waarschuwingen
De accu’s mogen niet in vloeistoffen zoals
water, zeewater of dranken worden ondergedompeld. Ieder contact met vloeistoffen moet
worden vermeden.
Aanwijzingen bij de radiobesturingset mz-24 HoTT
Best.-Nr. S1006
De desbetreffende radiobesturingset is
standaard voorzien van een LiPo-zenderaccu
met een geïntegreerde veiligheidsschakeling
(wijzigingen voorbehouden). Na het bereiken van de
fabrieksmatig ingestelde onderspanningsgrens van 3,6 V
verschijnt er een waarschuwing op het display van de
zender.
11
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s:
Elke consument is wettelijk verplicht om alle
verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te
leveren.
Een verwijdering via het huisvuil is verboden. Oude
batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de
gemeente, bij onze handelaren en overal, waar batterijen en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden.
U kunt de door ons geleverde accu’s na gebruik, maar
wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het
volgende adres:
D-73230 Kirchheim unter Teck
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage
aan de bescherming van het milieu!
VOORZICHTIG:
Beschadigde accu’s moeten soms speciaal
worden verpakt voor de verzending, omdat
ze soms zeer giftig zijn!!!!
Aanwijzingen voor de milieubescherming
Het symbool op het product, de gebruiksaanwijzing of de verpakking wijst
er op, dat dit product aan het einde van
zijn levensduur niet in het normale
huishoudelijke afval mag belanden. Het
moet bij een verzamelpunt voor de
recycling van elektrische of elektroni-
sche producten worden afgegeven.
De toegepaste materialen zijn herbruikbaar. Door het
hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu aanzienlijk gespaard.
Accu’s en batterijen moeten uit het apparaat worden
verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch
Afval worden afgegeven. Informeert u zich bij uw gemeente naar het desbetreffende verzamelpunt.
Aanwijzingen bij de verwijdering en milieubescherming
12
Computersystemen van de serie mz-18 en mz-24
twee radiobesturingsets met 2,4-GHz-Graupner-HoTT-technologie (Hopping Telemetry Transmission)
Gemeenschappelijke kenmerken
• Microcomputer-radiobesturingssyteem met moderne
2,4 GHz Graupner HoTT-technologie
• Maximale ongevoeligheid tegen storingen door
geoptimaliseerde frequentie-hopping over max. 75
kanalen en brede kanaalspreiding
• Intelligente data-overdracht met correctiefunctie
• Ultrasnelle reactietijden door directe en betrouwbare
transfer van de data van de hoofdprocessor naar de
2.4-GHz-HF-module met betrouwbare overdracht.
Geen extra vertraging door omwegen via een module-processor
• Bidirectionale communicatie tussen zender en
ontvanger
• Extreem snel re-binden ook bij maximale afstand
• Reikwijdte test- en waarschuwingsfunctie
• Waarschuwing bij te lage ontvangerspanning op het
zenderdisplay
• Extreem breed spanningsbereik voor de ontvanger
van 3,6 V tot 8,4 V (werkt nog geheel tot 2,5 V)
• Fail Safe
• Door speciale telemetrie-displays talrijke programmeer- en informatiedisplays direct op het zenderdisplay
• Ook in de toekomst bruikbaar omdat alle componenten geüpdatet kunnen worden
• Geavanceerd draadloos leraar-leerling-systeem voor
de comfortabele instructie van beginners
• Aanraakgevoelig gekleurd TFT-display
• Extra bedieningstoetsen aan de zijkant
• Enz.
Radiobesturingset mz-18, Best.-Nr. S1005
• Levering
Zender mz-18 HoTT, Best.-nr. S1005, met ingebouwde NiMH-zenderaccu 4NH-2000 RX RTU plat
(wijzigingen voorbehouden), stekkerlaadapparaat
(5,6 V / 200 mA), bidirectionele Graupner ontvanger GR-12L HoTT (Best.-nr. S1012) en GR-24 HoTT
(Best.-nr. 33512), USB-adapter/aansluiting (Best.nr. 7168.6), inclusief USB-kabel en adapterkabel
(Best.-nr. 7168.6S) voor updates van de ontvanger,
draagriem en handleiding, garantiekaart en stift als
alternatieve bediening voor het aanrakingsgevoelige display.
1 … 4)
1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6*)
1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3*)
4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1*,
S4*, S5* en S7*)
2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schake-
laars met lange greep (S2* en S8*)
2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
schuifregelaars (SL1* en SL2*)
2 aan de voorzijde gemonteerde proportionele draai-
knoppen (DV1 en DV2*)
Radiobesturingset mz-24, Best.-Nr. S1006
• Levering
Zender mz-24 HoTT, Best.-nr. S1006, met ingebouwde LiPo 1s2p/4000mAh, 3,7 V TX-zenderaccu (wijzigingen voorbehouden), stekkerlaadapparaat
(4,2 V / 500 mA), bidirectionele Graupner ontvanger GR-12L HoTT (Best.-nr. S1012) en GR-24 HoTT
(Best.-nr. 33512), USB-adapter/aansluiting (Best.nr. 7168.6), inclusief USB-kabel en adapterkabel
(Best.-nr. 7168.6S) voor updates van de ontvanger,
draagriem en handleiding, garantiekaart en stift als
alternatieve bediening voor het aanrakingsgevoelige display.
1 … 4)
1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6*)
1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3*)
4 drie-standen-schakelaars met korte greep (S1*,
S4*, S5* en S7*)
2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schake-
laars met lange greep (S2* en S8*)
2 INC/DEC-toetsen (DT1* en DT2*)
2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
schuifregelaars (SL1* en SL2*)
4 proportionele draaiknoppen (DV1 … DV4*)
* zie “Bedieningselementen van de zender” bladzijde 18
12 functies, waarvan 4 trimbaar
Temperatuurbereik -10 … +55 °C
Antennedraai- en knikbar
Bedrijfsspanning3,4 … 6 V
Stroomverbruikca. 540 mA
Afmetingenca. 194 x 287 x 112 mm
Gewichtca. 840 g met zenderaccu
Stroomverbruikca. 70 mA
Frequentieband2,400 … 2,4835 GHz
ModulatieFHSS
Antenne1x ca. 145 mm lang,
ca. 115 mm gekapseld en
ca. 30 mm actief
Aan te sluiten servo’s 6
Aan te sluiten sensoren1 (in plaats van servo 5)
Temperatuurbereikca. -10 ° … +55 °C
Afmetingenca. 36 x 21 x 10 mm
Gewichtca. 7 g
geldt alleen voor de ontvanger! Let er in dit
verband op dat de ingangsspanning van de
ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen
wordt doorgegeven, terwijl de toegestane spanning Voor de
meeste servo’s, toerenregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6
Volt bedraagt!
Algemene gebruiksaanwijzingen
Zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
Zender-stroomvoorziening
De zender mz-18 HoTT is standaard voorzien van een
oplaadbare NiMH-accu met 2000 mAh en de zender
mz-24 HoTT van een 1s2p-LiPo-accu met 4000 mAh
capaciteit. (wijzigingen voorbehouden).
De standaard in de zender ingebouwde
accu is bij de levering echter niet opgeladen.
De zender-accuspanning is tijdens het gebruik zichtbaar
op het LCD-display. Wanneer de spanning onder een
waarde komt, die in de regel “Waarschuwing accu” van
het ondermenu »ETC. SET«, van het systeemmenu,
bladzijde 204, is ingesteld – standaard 4,8 V (NiMH) bij
de zender mz-18 HoTT resp. 3,6 V (Lith.) bij de zender
mz-24 HoTT – klinken er hoorbare waarschuwingssignalen en verschijnt er op het display het venster:
TRG.
S. V OL T
VELD ST.
ESC STR
CLR
4.7V
000%
000.0A
02
00
00
NIEUW LADEN
E. V OL T
ALARM VELD ST.
ESC VOL T
AAN
00
3.7V
AAN
00
00.0V
resp.:
TRG.
S. V OL T
VELD ST.
ESC STR
CLR
3.5V
000%
000.0A
04
00
00
NIEUW LADEN
E. V OL T
ALARM VELD ST.
ESC VOL T
AAN
00
3.7V
AAN
00
00.0V
Uiterlijk nu moet u stoppen met zenden en de zenderaccu weer opladen!
Aanwijzingen:
•
Let op de instelling van het juiste accutype
in het ondermenu »ETC. SET« van het
systeemmenu, bladzijde 204!
• In een speciaal kalibratie-menu, dat door aantippen
van de spanningsweergave op het basisdisplay van
de zender met een vinger of de meegeleverde stift
kan worden geopend, kunt u de werkelijke spanning
nauwkeurig instellen, zie het onderdeel “Accuwaarschuwing” op bladzijde 204.
De oplaadbare NiMH-accu van de zender mz-18 HoTT
resp. de 1s2p-LiPo-accu van de zender mz-24 HoTT
kan, zoals hierna beschreven wordt, via de met CHARGE aangegeven laadaansluiting aan de achterkant van
de zender met behulp van de bij elke set meegeleverde
stekkerlader weer opgeladen worden:
De laadbus is standaard via een diode beschermd tegen foutieve polariteit. Originele Graupner automatische
laadapparaten herkennen desondanks de spanningstoestand van de accu. Let op de aanwijzingen voor de
instelling van het desbetreffende laadapparaat.
Polariteit van de mz-laadbus
De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de
markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit.
Gebruik daarom alleen de originele Graupner-laadkabel
met het Best.-Nr. 3022.
Laden van de zenderaccu met stekkerlader
Met de in de set aanwezige stekkerlader
bedraagt de laadtijd
van de zenderaccu ca.
15 uur.
Gebruik
nooit laadap-
paraten of
netvoedingen van
ander fabricaat of apparaten, die voor andere accutypes
zijn bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en eventuele foutieve polariteit van de stekker, zie hieronder,
kunnen immense schade veroorzaken. Voorzie de
stekkerlader eventueel van een passend opschrift om
fouten uit te sluiten.
Let ook op de desbetreffende veiligheidsaanwijzingen
op de bladzijden 4 … 12.
De zender moet tijdens het hele laadproces
uitgezet zijn. Nooit de zender, zolang deze
nog met het laadapparaat verbonden is,
aanzetten! Ook een heel korte onderbreking van het
laadproces kan de laadspanning dusdanig laten stijgen,
dat de zender door overspanning direct beschadigd
wordt. Let u daarom ook op een veilig en goed contact
van alle stekkerverbindingen.
Begrens eventueel de stroom op het laadapparaat.
Losnemen van de zenderaccu
Voor het uitnemen van de zenderaccu eerst het deksel
van de accuschacht op de achterkant van de zender
verwijderen:
accu-aansluitstekker
geïntegr. balancer
Dan de stekker van de zenderaccu door voorzichtig
trekken aan de kabel losmaken. Daarna de accu aan de
zijkant optillen en zonder veel kracht te zetten lostrekken van het klittenband.
(De afbeelding toont de accu van de zender mz-24
HoTT.)
Inleggen van de zenderaccu
De accu-aansluiting is door twee afgeschuinde kantjes
tegen foutief polen beschermd. De vrije bus van de
accu-aansluitstekker bevindt zich, zoals te zien op de
afbeelding hieronder, naar boven wijzend op de bodem
van het accuvak. De pluspool (rode draad) bevindt zich
in het midden en de minpool (bruine of zwarte draad)
aan de kant van de accu.
In geen geval de stekker met geweld in de bus op de
zenderprint vastdrukken.
Leg de accu in het vak en sluit het deksel van de zender
daarna weer.
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
Deze – met een groene kleur aangegeven – klok toont de
cumulatieve bedrijfstijd van de zender sinds de laatste
keer dat de accu werd opgeladen. Deze klok wordt
automatisch naar de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij
opnieuw aanzetten van de zender, bv. na het opladen,
merkbaar hoger is dan eerst:
000%
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
Algemene aanwijzingen bij het laden
•
•
laadstroom echter normaal gesproken 1,5 A niet
overschrijden! Begrenst u indien nodig de laadstroom aan het laadapparaat.
Moet de zenderaccu toch met meer dan 1,5 A worden geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de
zender worden geladen. Anders riskeert u een beschadigen van de zenderprint door overbelasting
van de contactbanen en/of een oververhitting van de
accu.
• Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakelautomaat van het laadapparaat uit te proberen. Dit
geldt vooral, wanneer u de standaard in de zender
mz-18 HoTT ingebouwde NiMH-accu resp. den in
de zender mz-24 HoTT ingebouwde lithium-accu
met een automatisch laadapparaat wilt opladen.
Pas eventueel het afschakelpunt aan, in zoverre het
toegepaste laadapparaat over deze functie beschikt.
• Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudsprogramma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor
deze toepassing niet geschikt!
• Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat verbinden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu.
Zo voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de
blanke uiteinden van de laadkabel-stekker.
• Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van
de accu controleren, deze eventueel vervangen of de
laadstroom verkleinen.
• Laat de accu’s tijdens het laden nooit zonder toezicht.
• Let op de veiligheidsaanwijzingen en voorschriften op bladzijde 4.
Houdt u zich steeds aan de laadaanwijzingen van de laadapparaat- en accufabrikant.
Let op de maximaal toegestane laadstroom van de accufabrikant. Om schade
aan de zender te voorkomen, mag de
Afstellen van de stuurknuppels
Naar keuze kan zowel de linker als ook de rechter
stuurknuppel van neutraliserend naar niet neutraliserend en omgekeerd worden gewijzigd. Ook kan de
terugstelkracht van de stuurknuppels aangepast worden
aan de gewoonte van de piloot. Het desbetreffende
afstelsysteem bevindt zich op de achterkant van de zender in het accuvak, onder rubberen afdekkingen en onder de zijdelingse, met dubbelzijdig plakband bevestigde
handgrepen, zie markeringen in de afbeelding hieronder. Door draaien van de bijbehorende stelschroeven
met een (kruiskop-)schroevendraaier kan de gewenste
instelling worden bereikt. Hou daarbij de desbetreffende
knuppel voor de zekerheid vast:
4
3
12
• 1en 2 / 9 en 10
Met de buitenste van de beide schroeven stelt u de
remkracht in en met de binnenste de kracht van de
ratel van de bijbehorende stuurknuppel.
• 4 en 5 / 7 en 8
Door draaien van de desbetreffende instelschroef
met een (kruiskop-)schroevendraaier kan de terugstelkracht van de bijbehorende stuurrichting worden
afgesteld.
7
6
5
8
910
• 3 en 6
Om de standaard instelling van de linker resp. rechter knuppel om te wisselen draait u deze schroef in
de richting van de binnenkant van de zender, totdat
de desbetreffende stuurknuppel van aanslag tot aanslag vrij bewegelijk is resp. draait u deze weer uit,
totdat de stuurknuppel weer helemaal zelfneutraliserend is.
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Beide stuurknuppels kunnen traploos over een lengte
van ca. 8 mm worden versteld, om het sturen aan de
gewoonte van de piloot aan te kunnen passen.
Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en
maak door te draaien het bovenste geschroefde deel
los:
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de
stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna het onderste en bovenste gedeelte van de greep vastzetten door
ze tegen elkaar in te draaien.
Zenderbeschrijving – voorkant resp. bedieningselementen
18
ToetsenslotDigitale trimming
De toegang tot alle verstelbare opties kan in het basisdisplay tegen ongewild gebruik worden afgesloten,
door ca. een seconde lang de beide toetsen ESC en
ENT in te drukken. Rechts boven op het display wordt
dit gesymboliseerd door een sleutelsymbool, dat van
eenkleurig grijs nu blauw/geel is geworden:
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele
tijd klaar voor gebruik.
Een hernieuwd indrukken van de toetsen ESC en
ENT gedurende ca. een seconde heft het slot weer op.
Tegelijkertijd wordt de kleur van het sleutelsymbool weer
eenkleurig grijs:
Toetsen en ESC en ENT
Hoewel de bediening van de beide zenders mz-18
HoTT en mz-24 HoTT op de eerste plaats uitgaat van
een “aantippen van het aanrakingsgevoelige beeldscherm met een vinger of de meegeleverde stift” kan in
speciale gevallen de bediening van deze zenders ook
via de naast het display aangebrachte tweemaal drie
toetsen worden uitgevoerd:
Toetsen links van het display
• Keuzetoetsen
1. Instellen van parameters in instelvelden na de
activering daarvan door indrukken van de toets
ENT.
2. Gelijktijdig indrukken van de toetsen zet een
veranderde parameter-waarde in het actieve invoerveld weer terug naar de standaardwaarde
(CLEAR).
3. Door gelijktijdig indrukken van de toetsen
in het basisdisplay en in alle menu’s met SER-
VO resp. Sv -button direct wisselen naar de “ser-
vo-aanduiding”.
• ESC-toets
firmwareversie vóór V 1.023
Indrukken van de ESC-toets bevestigt de actuele instelwaarde en deactiveert het actieve instelveld.
firmwareversie V 1.023 en hoger
Indrukken van de ESC-toets resulteert in een stapsgewijs terugkeren naar de functiekeuze resp. ook
weer terugkeren tot aan het basisdisplay. Een eventueel tussentijds gewijzigde instelling blijft behouden.
Toetsen rechts van het display
• Keuzetoetsen
“Bladeren” door de menuregels binnen de instel-
menu’s resp. door de oproepbare icons van het basisdisplay.
• ENT-toets
Binnen de instelmenu’s activeert (bevestigt) u door
indrukken van de ENT-toets de desbetreffende instelvelden.
met optische en akoestische aanduiding
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale
trimming. Kort aantippen verstelt met iedere “klik” de
neutrale positie van de kruisknuppel met een bepaalde
waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming
met toenemende snelheid in de desbetreffende richting.
De verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door
verschillend hoge tonen. Tijdens het vliegen de middenpositie terugvinden is daarom ook zonder op het display
te kijken geen probleem: bij het bereiken van de middenpositie is een korte pauze ingevoerd.
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een
wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen.
Verder heeft de digitale trimming binnen een geheugenplaats effect per afzonderlijke vliegfase, behalve
bij de trimming van de gas-/remkleppen- resp. gas-/
pitch-stuurknuppel – stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd.
Verder heeft de trimming van de K1-stuurknuppel bij de
keuze van een verbrandingsmotor in het display “Soort
aandrijving”, bladzijde 49, zowel bij een vliegtuig- als
bij een helikoptermodel alleen effect in de “onderste”
helft van de stuurknuppelweg, d.w.z. alleen in de positie,
waarin de motor gestart wordt.
De aanduiding van de actuele trimposities is zowel
numeriek als ook in grafische vorm zichtbaar op het
basisdisplay van de zender, zie afbeelding op de linker
en op de volgende pagina, en in een speciaal display,
zie bladzijde 90.
Zenderbeschrijving – toetsen, toetsenslot en digitale trimming
19
Display
Grafische weergave van de positie van de standaard alleen bij
de zender mz-24 HoTT aanw ezige – linker – INC/DEC-toets DT 1
met numerieke positie- en richtingsaanduiding
Grafische weergave van de positie van de proportionele
draaiknop DV 1 (mz-18 HoTT) resp. DV 2 (mz-24 HoTT) met
numerieke positie- en richtingsaanduiding
Grafische weergave van de positie van de standaard alleen bij
de zender mz-24 HoTT aanw ezige – rechter – INC/DEC-toets
DT 2 met numerieke positie- en richtingsaanduiding
Grafische weergave van de positie van de proportionele
draaiknop DV 2 (mz-18 HoTT) resp. DV 3 (mz-24 HoTT) met
numerieke positie- en richtingsaanduiding
Deze icons hebben alleen
een informatief karakter:
gekleurd = actief
grijs = inactief
Modeltype *
MP3-Player* (vanaf V 1.023)
Modelgebruikstijd *
Modelgeheugen … *
Modelnaam *
Zendergebruikstijd: Deze wordt automatisch na het
laden of verwisselen van de accu weer teruggezet
naar nul.
Aantippen van “mz” en van alle andere velden
op deze pagina die voorzien zijn van een *
aan het einde van de beschrijving, opent
telkens een context-gebonden menu
Driekleurige weergave van de
zender-accuspanning. W anneer
de accuspanning onder een in te
stellen drempel daalt verschijnt er
een waarschuwingsaanduiding,
tegelijkertijd klinken er akoestische waarschuwingssignalen. *
Klok 1 *
Klok 2 *
Vliegfasennaam *
Toetsenveld voor het oproepen van telemetrie-gegevens
Toetsenveld voor het oproepen van “zenderinstellingen”
Toetsenveld voor het oproepen van “modelinstellingen”
Toetsenveld voor het oproepen van “basisinstellingen”
Grafische weergave van de positie van de vier digitale trimhevels met numerieke
positie- en richtingsaanduiding
Zenderbeschrijving – display
20
000
000
Bediening van het display
De bediening van het display vindt in principe plaats
door aantippen van het gewenste veld met een vinger of
de meegeleverde stift:
000%
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
Wordt in het display hierboven bijvoorbeeld het met
“M1” aangeduide veld “modelgeheugen” met een vinger
of met de meegeleverde stift aangetipt, dan gaat het
keuzemenu “modelgeheugen” open:
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
In dit menu heeft u nu de mogelijkheid om bijvoorbeeld
van model te wisselen, door het gewenste modelgeheugen aan te tippen.
Op dezelfde eenvoudige manier kunt u echter, zoals
beschreven op bladzijde 47, door aantippen van NW
de programmering van een nieuw model starten of
door aantippen van het veld MODELNAAM 1 aan de
bovenste rand van het display, naar het invoerveld “modelnaam” wisselen … of door aantippen van TRG. links
boven naar het telkens vorige menupunt terugkeren. Op
een tegengestelde manier wisselt u met de ook in veel
menu’s aanwezige toets VLG. – meestal telkens achter
elkaar – naar de ‘volgende” pagina. In het geval van de
afbeelding hierboven, in het display met de modelge-
heugens, dus naar de weergave van de modelgeheugens 07 … 12 enz..
In principe op dezelfde manier werken ook de andere,
op de linker pagina met een * aangeduide velden.
In tegenstelling hiertoe worden door het aantippen van
één van de vier, van “B”, “F”, “S” of “T” voorziene “tandwiel”-symbolen rechtsonder speciale keuzemenu’s opgeroepen, van waaruit u dan naar verdere ondermenu’s
kunt gaan. Beginnend met het “groene” basismenu, zie
bladzijde 44, zien deze keuzedisplays er als volgt uit,
…
BASIS
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.U TG
FUNKTIE
OMK VERT
FAIL-SAFE
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
… waarbij moet worden opgemerkt dat het “blauwe”,
vanaf bladzijde 102 resp. 173 beschreven “functie-menu” modeltype-specifieke ondermenu’s bevat. De
eerste van de beide afbeeldingen hieronder geeft
daarom de menustructuur van een vliegtuigmodel als
voorbeeld weer en de onderste de menustructuur van
een helikoptermodel …
BASIS
DR/EXP
RO DIFF
TRAINER
FUNKTIE
VL MIX
WK MIX
V-STAART
SYSTEEM
GAS CRV
WK SET
TELEMET.
TERUG
FASE
PROG.MIX
BUTTERFLY
BASIS
PIT. CRV
TS LIM ET
PIT>>HECK
FUNKTIE
GAS CRV
HELI-MIX
TELEMET.
SYSTEEM
GYRO/GOV
GAS MIX
TERUG
FASE
GAS-AR
PROG MIX
DR/EXPO
TUIMELSCH
TRAINER
… terwijl het onder “S” op te roepen en vanaf bladzijde
210 beschreven “paarse” systeemmenu er als volgt
uitziet, …
BASIS
TERUG
ST-MODE
ST.KALIB.
WAARSCHUWING
FUNKTIE
MP3
ETC.SET
SYSTEEM
DISPLAY
… en bijvoorbeeld de onder “T” op te roepen en vanaf
bladzijde 215 gedetailleerder beschreven “telemetrie”-displays:
R
00dB
TRG.
3.03.0
VO LT
0.0V
00
-20
6.06.0
40.0
TEMP
00°C
70
T
00dB
min V
0.0V
Q
S
L
000%
000%
0000ms
Zenderbeschrijving – display
21
Waarschuwingen
000
000
000
000
000%
000%
000
000
Op het display van de zenders mz-18 en mz-24 HoTT
kunnen, afhankelijk van de aanleiding, verschillende
waarschuwingsvensters worden weergegeven. Deze
kunnen in twee groepen verdeeld worden:
Display “waarschuwing”
Dit – kleinere – venster wordt overwegend na het inschakelen van de zender getoond en visualiseert bepaalde
bedrijfstoestanden. In de onderstaande afbeelding
bijvoorbeeld geeft de rode punt achter “K1-POS” aan,
dat de K1-stuurknuppel, resp. vanaf firmwareversie
V 1.023 de bij het vliegtuigmodel aan uitgang 1 en bij
het helimodel aan uitgang 6 aangesloten gasservo, zich
niet in de stationaire positie bevindt en dus het risico
bestaat, dat de motor plotseling gaat lopen.
Aanwijzing:
De standaard instelling “stationair naar
achteren” kan bij het vliegtuigmodel in het
menu “K1-curve”, bladzijde 146, eventueel
naar “stationair naar voren” door omdraaien van de
stuurcurve worden omgezet.
In de onderste regel wordt er bovendien op gewezen,
dat er aan het actuele modelgeheugen nog geen ontvanger gebonden werd:
000%
WAARSCHUWING
RX
GAS AR
GAS POS
0:01:2
M 1
GEEN ONTVANGER GEBONDEN!
MODE
ACCUTIJ
Aantippen van SET met een vinger of de meegelever-
GAS CUT
FASE
SET
000%
3.8V
0.0
0.0
AL
de stift brengt u in dit geval direct naar het display “Zenderinstelling”, waar u zoals op bladzijde 76 beschreven, uw ontvanger aan het modelgeheugen bindt …
Zenderbeschrijving – waarschuwingen
22
TRG.
MODELNAAM 1
RX2
RX1
UIT
Bind AAN/UIT
ONTV. UITG
HF AAN/UIT
RW-Test
DSC-uitg.
UIT
SET
UIT
UIT
PPM10
SET
HF-Type
99sec
NORMAAL
… of door aantippen van de toets TRG. linksboven de
procedure kunt afbreken.
firmwareversies tot en met V 1.022
Wanneer er daarentegen al een ontvanger aan het
actuele modelgeheugen gebonden werd, maar deze op
het tijdstip dat de zender werd ingeschakeld niet aangezet of buiten reikwijdte is, dan wordt er een bijpassend
waarschuwingsvenster geopend:
000%
RX
GAS AR
GAS POS
0:01:2
NORMAAL SIGNAAL
M 1
HF AAN/UIT
MODE
ACCUTI
WAARSCHUWING
GAS CUT
FASE
AAN
UIT
000%
3.8V
0.0
0.0
AL
firmwareversies vanaf V 1.023
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt bij het inschakelen van de zender in principe ook de HF-afstraling
geactiveerd en in het centrum van het zenderdisplay
regelmatig de hierboven afgebeelde melding getoond.
Tegelijkertijd klinken er gedurende enkele seconden
akoestische waarschuwingssignalen.
U kunt nu naar keuze wachten, totdat de melding na
enkele seconden automatisch weer verdwijnt, of met de
hand deze HF-afstraling door aantippen van de toets
AAN met een vinger of de meegeleverde stift voort-
zetten of deze uitschakelen, door de toets UIT aan te
tippen.
In de regel tussen de beide groene lijnen wordt u met de
aanwijzing “NORMAAL SIGNAAL” er op gewezen, dat
de zender ingesteld is op “normaal” radiobesturinggebruik. Alternatief kunnen op deze plek echter ook aanwijzingen zoals bijvoorbeeld “Leraar signaal” of “Leerling
signaal” verschijnen. Een tweede – mogelijke – variant is
de weergave van “F/S INSTELLEN” als aanwijzing, dat
er nog geen Fail-Safe-instellingen werden gedaan.
De vraag “HF AAN/UIT” in de ruimte daaronder beantwoordt u daarentegen al naar gelang uw wensen door
een aantippen van de toets AAN of UIT met een
vinger of de meegeleverde stift.
Aanwijzing:
Standaard is in het display van het ondermenu »Waarschuwing« van het systeemmenu,
bladzijde 203, alleen de bewaking van de
“Gas-positie” geactiveerd.
Display “acute waarschuwingsaanwijzingen”
U kunt dit display bewust oproepen door aantippen van
de letters mz in het midden van het basisdisplay van de
zender …
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
aantippen
000 000
mz
000
000
000:00.0
000:00.0
4.2V
NORMAAL
TRG.
S. V OL T
VELD ST.
ESC STR
CLR
3.6V
000%
000.0A
03
00
00
NIEUW LADEN
E. V OL T
ALARM VELD ST.
ESC VOL T
AAN
00
3.7V
AAN
00
00.0V
… en door aantippen van de toets TRG. linksboven op
het display weer sluiten.
Klinken er echter onverwachts akoestische waarschuwingssignalen en wordt het “normale” zenderdisplay
bedekt door dit display, dan moet u de in rode letters
weergegeven melding ter harte nemen! Bijvoorbeeld,
omdat de voedingsspanning van de zender de in het
ondermenu »ETC Set« van het systeemmenu, bladzijde
204, ingestelde waarschuwingsdrempel heeft bereikt:
TRG.
S. V OL T
VELD ST.
ESC STR
CLR
3.5V
000%
000.0A
03
00
00
NIEUW LADEN
E. V OL T
ALARM VELD ST.
ESC VOL T
AAN
00
3.7V
AAN
00
00.0V
Parallel wordt het displaycontrast naar de waarde 05
gereduceerd om stroom te sparen.
Door aantippen van de toets AAN rechtsboven kunt u
voorkomen dat deze waarschuwing opnieuw wordt geladen, waarna u door een aantippen van de toets TRG.
linksboven op het display het waarschuwingsvenster
verwijderen kunt. (In dit concrete geval moet u dan
echter ook zo snel mogelijk stoppen met vliegen en de
zender opladen!)
Het rode getal rechtsboven geeft het aantal actueel
afgegeven waarschuwingen aan, in het voorbeeld
hierboven is het dus al de derde. Deze teller kan door
aantippen van de toets CLR linksboven weer worden
gewist.
Op dezelfde manier gaat u in principe met alle andere
waarschuwingen op het display te werk. Alleen bij een
veldsterkte-alarm heeft u de extra optie om verdere,
door te geringe veldsterkte veroorzaakte, alarmen door
een aantippen van de toets AAN voor de duur van de
actuele gebruiksperiode van de zender te onderdrukken.
Zenderbeschrijving – waarschuwingen
23
Zender-achterkant
(De afbeelding toont de zender mz-24 HoTT.)
draaggreep met vastgeklemde stift
als alternatieve bediening van het
aanrakingsgevoelige display
draai- en knikbare antenne
aansluitbus voor hoofdtelefoon
data-bus, bv. voor de
aansluiting van een
Smart-Box
proportionele schuif SL1
DSC-busLaadbus
Zenderbeschrijving – achterkant en aansluitingen aan de achterkant
24
cardslot voor micro-SD-kaarten
5-pol. mini-USB-aansluiting
proportionele schuif SL 2
DSC-aansluiting
De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de
oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het
HoTT-systeem is echter een “directe servo-controle” via
een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer
mogelijk.
De standaard tweepolige DSC-bus aan de achterkant
van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT dient
zowel als leraar- of leerling-aansluiting, als aansluitpoort
voor vliegsimulatoren of externe apparaten.
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op deze
punten letten:
1. Pas eventueel de menu’s aan.
Voor het aanpassen van de zender aan een leraar-/
leerling-systeem zie vanaf bladzijde 109.
2. Verbind nu het andere uiteinde van de kabel met de
gewenste apparatuur, let daarbij op de handleiding.
Belangrijk:
Let er op dat alle stekkers stevig zijn
aangebracht en gebruik alleen de hier-
de 2-polige stekker aan de DSC-kant.
3. In het ondermenu »Zenderinstelling«, bladzijde 76, kan in de regel “DSC-uitgang” – afhankelijk van het aantal over te geven functies – één van de
volgende modi worden ingesteld: PPM10, PPM16,
PPM18 en PPM24. Default-instelling: PPM10.
Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
•
stekker of in de DSC-module door de Graupner-service moeten worden aangepast.
LET OP:
•
van uw simulator kan een elektrostatische ontlading
eventueel de zender verwoesten! Deze soort verbinding mag daarom alleen worden gebruikt wanneer u
voor bedoelde stekkerverbindingen met
Omdat er zoveel verschillende vliegsimulatoren op de markt zijn is het goed mogelijk,
dat de toewijzing van de contacten in de
Bij een directe aansluiting van uw zender
aan een PC of een laptop via een verbindingskabel (DSC-kabel) en/of PC-interface
Data-poort
Aansluiting hoofdtelefoon
zich – bv. met behulp van een aardingsarmband, zoals die in elektronicazaken te koop is – tegen elektrostatische oplading tijdens het gebruik van een vliegsimulator beschermt. Graupner adviseert daarom
dringend om alleen simulatoren met draadloze overdrachtstechniek te gebruiken.
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich linksbuiten
de zogenaamde DATA-poort:
Deze is bedoeld voor de aansluiting van de als accessoire leverbare Smart-Box Best.-Nr. 33700.
Nadere informatie over de Smart-Box vindt u in de
Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.
graupner.de bij het desbetreffende product.
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich links van het
midden de hoofdtelefoon-aansluiting:
De bus is bedoeld voor de aansluiting van een standaard oor- of hoofdtelefoon met een 3,5 mm Cinch-stekker. (Niet in de set inbegrepen.) Wanneer de hoofdtelefoon is aangesloten is de luidspreker uitgeschakeld en
op het basisdisplay wordt het symbool van de hoofdtelefoon niet meer grijs, maar gekleurd weergegeven, zie
bladzijde 20.
Via deze aansluiting worden naast hoorbare signalen
van de zender de eventuele van het “Telemetrie”-menu
afkomstige signalen en berichten doorgegeven. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Nadere informatie
vindt u onder “Gesproken berichten” in het gedeelte
»Telemetrie« vanaf bladzijde 116.
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
25
Cardslot
micro-SD en micro-SDHC
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich rechts van
het midden de kaartschacht voor geheugenkaarten van
het type micro-SD en micro-SDHC:
Naast de standaard met de zender mz-24 HoTT meegeleverde kunnen alle gebruikelijke micro-SD-geheugenkaarten met maximaal 2 GB en micro-SDHC-kaarten
met maximaal 32 GB worden gebruikt. Wij adviseren
het gebruik van geheugenkaarten met maximaal 4 GB,
omdat deze capaciteit voor normale toepassingen meer
dan voldoende is.
De geheugenkaart die u in de zender wilt gebruiken
wordt, zoals bekend bij mobiele telefoons en digitale
camera’s, met de contacten naar boven wijzend in de
schacht geschoven en vergrendeld. Na het inleggen
van de geheugenkaart kan de afdekklep van de zender
weer gesloten worden.
Wanneer de standaard met de zender mz-24 HoTT
meegeleverde of ook een andere, al minstens één keer
in de zender gebruikte geheugenkaart wordt ingebracht
is deze direct na het inschakelen van de zender klaar
voor gebruik. Als aanduiding van de ingebrachte geheugenkaart verschijnt na het aanzetten van de zender in
het basisdisplay het symbool van een geheugenkaart
niet meer grijs, maar gekleurd, zie bladzijde 20. In
andere gevallen worden eerst enkele mappen op de
geheugenkaart aangemaakt.
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
26
Verwijderen van de geheugenkaart
Afdekklep aan de achterzijde openen. Daarna de SDkaart iets in de richting van de Cardslot drukken om
deze te ontgrendelen en daarna lostrekken.
Data-verzameling /-opslag
De dataopslag op de SD-kaart is gekoppeld
aan de klok 1: wanneer deze wordt gestart
SD-kaart in de zender bevindt en er een telemetrie-verbinding met de ontvanger is – de opslag van gegevens
en deze stopt weer, zodra de klok 1 wordt stilgezet.
Gestart en gestopt wordt de klok 1 zoals beschreven in
het onderdeel »Klokken« op bladzijde 82.
Na het afsluiten van de dataopslag bevindt er zich een
(lege) map “Models” en een map “Log-data” op de geheugenkaart. In de laatste worden volgens het schema
0001_jaar-maand-dag.bin, 0002_jaar-maand-dag.bin
enz. benoemde Log-bestanden in een sub-map met de
naam “modelnaam” aangemaakt. Zou daarentegen een
modelgeheugen nog geen naam hebben, dan zijn de
bijbehorende Log-bestanden na het uitnemen van de
geheugenkaart en het uitlezen ervan via de cardreader
van een PC of laptop te vinden in een sub-map met
de naam “NoName”. Met de software, die onder www.
graupner. de op de downloadpagina van de zender te
vinden is, kunt u de bestanden op een PC uitlezen.
Belangrijke aanwijzingen:
•
•
start ook – wanneer er zich een geschikte
Eventuele garantieclaims kunnen niet
worden geaccepteerd wanneer er geen
log-bestand aanwezig is. Om dezelfde
reden moet de zender ook altijd naar de nieuwste
software-stand geüpdatet zijn.
Let er echter wel op, dat vanwege technische
oorzaken er tijdens de weergave van MP3-bestanden GEEN opslag van data mogelijk is.
Om op tijd geïnformeerd te worden over
belangrijke software-updates moet u
zich in ieder geval onder https://www.
graupner.de/de/service/produktregistrierung.
aspx registreren. Alleen zo wordt u automatisch
per e-mail op de hoogte gehouden van nieuwe
updates.
Im- en export van modelgeheugens
Voor het uitwisselen van gegevens tussen soortgelijke
zenders of voor het opslaan van data kunnen indien
gewenst modelgeheugens op een ingebrachte geheugenkaart weggeschreven of vanaf deze naar de zender
gekopieerd worden. Nadere informatie vindt u in het
gedeelte “Import/export van SD-kaart” vanaf bladzijde
61.
Aanwijzingen:
•
heugenkaarten gebruikte FAT- resp. FAT32-bestandssysteem niet correct worden overgenomen en worden bij het kopiëren vervangen door een golfje (~).
• De modelgeheugens van de zenders mz-18 en mz-24 zijn in principe compatibel, MAAR:
Voorwaarde voor een “Import van SD-kaart” naar
een andere zender is dat van te voren het gewenste modelgeheugen op een PC naar de desbetreffende map gekopieerd of verschoven wordt. Dus bijvoorbeeld van \\Models\mz-24 naar \\Models\mz-18
of omgekeerd.
Meer informatie over “Import van SD-kaart” zie bladzijde 61.
LET OP:
functies van stuurelementen en schakelaars aan de
desbetreffende zender worden aangepast.
Enkele van de eventueel bij de modelnaam
gebruikte speciale tekens kunnen vanwege
bepaalde beperkingen van het voor de ge-
Let er in ieder geval op, dat na een “Import
van SD-kaart” alle modelfuncties nauwkeurig gecontroleerd worden en met name de
Mini-USB-aansluiting
Onder de afdekking aan de achterkant van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT bevindt zich rechtsbuiten
de aansluitbus voor software-updates, datum- en tijdsinstelling via een PC onder Windows XP, Vista, 7 of 8:
Aan deze bus wordt de bij de set geleverde USB-kabel
aangesloten. De procedure bij een software-update via
de PC wordt op in de handleiding bij het softwarepakket
beschreven.
De software voor de PC en de bijbehorende USB-Driver
vindt u op de downloadpagina onder www.graupner.de
bij het desbetreffende product.
Na installatie van de benodigde driver en van de software kunnen dan via deze verbinding naar behoefte de
zender geupdated worden of alleen de kloktijd en de
datum worden ingesteld.
Zenderbeschrijving – aansluitingen aan de achterkant
27
In bedrijf nemen van de zender
000
000
000
000
000
000
Opmerkingen vooraf bij de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT
Het Graupner HoTT-systeem maakt het theoretisch
mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd
te gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische
gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in
de praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel
zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan
worden toch groter zijn dan vroeger bij de conventionele
35-/40-MHz-frequenties.
Accu geladen?
Omdat de zender uitgeleverd wordt met een ongeladen
accu, moet u hem na het bestuderen van de laadvoorschriften op bladzijde 15 opladen. Anders klinkt er bij
het onderschrijden van een bepaalde spanning, standaard 4,8 V bij de zender mz-18 HoTT en 3,6 V bij de
zender mz-24 HoTT, die echter in de regel “Waarschuwingsdrempel accu” van het ondermenu »ETC Set« uit
het systeemmenu, bladzijde 204, ingesteld kan worden, al na korte tijd een waarschuwingssignaal en wordt
er een desbetreffende melding op het display getoond:
TRG.
CLR
S. V OL T
02
4.7V
VELD ST.
000%
ESC STR
000.0A
TRG.
CLR
S. V OL T
04
3.5V
VELD ST.
000%
ESC STR
000.0A
In bedrijf nemen van de zender
28
00
00
00
00
NIEUW LADEN
E. V OL T
ALARM VELD ST.
ESC VOL T
NIEUW LADEN
E. V OL T
ALARM VELD ST.
ESC VOL T
AAN
00
3.7V
AAN
00
00.0V
AAN
00
3.7V
AAN
00
00.0V
In bedrijf nemen van de zender
Bij levering van de zender vanaf firmwareversie V 1.023
wordt bij het inschakelen van de zender in principe ook
de HF-afstraling geactiveerd en in het centrum van het
zenderdisplay verschijnt zoals gewoon de aanduiding:
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
NORMAAL SIGNAAL
HF AAN/UIT
AAN
GAS CUT
FASE
UIT
Tegelijkertijd klinken er gedurende enkele seconden
akoestische waarschuwingssignalen.
U kunt nu naar keuze wachten, totdat de melding na
enkele seconden automatisch weer verdwijnt, of met
de hand deze HF-afstraling door aantippen van de
toets AAN met een vinger of de meegeleverde stift
voortzetten of deze uitschakelen, door de toets UIT
aan te tippen.
Schakel een eventueel al ingeschakelde ontvanger
uit en tip voor demonstratiedoeleinden eerst eens
op AAN . Daarna bevindt u zich in de basisaanduiding
van de zender mz-18 HoTT resp. mz-24 HoTT:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
Het blauwe schakelaarsymbool links boven tussen de
rode “RX” en de groene “TX” betekent, dat de HF-afstraling van de zender ingeschakeld is.
De rode “RX” en de groene “TX” links en rechts van dit
schakelaarsymbool betekent nu, dat het actueel actieve
modelgeheugen al aan een Graupner-HoTT-ontvanger
“gebonden” werd, maar dat er momenteel geen verbinding met deze ontvanger bestaat.
Zodra deze verbinding bestaat, wordt er links naast de
rode “RX” en rechts van de groene “TX” een aanduiding
van de veldsterkte en daaronder in geel de numerieke
weergave van de actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening zichtbaar, bijvoorbeeld:
000%
RXTX
RX 05.2V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
Werd echter de zender met een uitgeschakelde HF aangezet, dan is alle desbetreffende informatie onzichtbaar
en wordt het HF-schakelaarsymbool grijs weergegeven:
000%
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
Verschijnt er daarentegen na het inschakelen van de
zender op het display de waarschuwing …
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
GEEN ONTVANGER GEBONDEN!
GAS CUT
FASE
SET
… dan is het actueel actieve modelgeheugen op dit
moment aan geen ontvanger “gebonden”.
Belangrijke aanwijzingen:
•
ropa.
Let in dit verband echter op de aanwijzing op
bladzijde 78.
• Met de zender mz-18 HoTT kunnen via de bij de
set geleverde en al aan de zender gebonden ontvanger GR-24 aan de aansluitingen 1 … 9 maximaal 9 servo’s worden aangestuurd. Eventueel aan de aansluitingen 10 … 12 aangesloten
servo’s blijven standaard in hun middenpositie
staan en kunnen niet via de zender worden bediend.
Met de zender mz-24 HoTT kunnen via de bij de
set geleverde en al aan de zender gebonden ontvanger GR-24 maximaal 12 servo’s worden aangestuurd.
Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om
een onbedoelde foutieve bediening te voorkomen
zijn er echter aan de stuurkanalen 5 … 9 resp. 5
… 12 standaard geen stuurelementen toegewezen, zodat eventueel aan deze kanalen aangesloten servo’s eerst uitsluitend in de middenpositie blijven staan, totdat er een bedieningselement
toegewezen is. Om dezelfde reden zijn praktisch
alle mixers inactief. Nadere informatie hierover
vindt u op bladzijde 94.
• De principes van de eerste programmering van
een nieuw modelgeheugen vindt u vanaf bladzijde 47.
• Let er bij het inschakelen, binden of instellen van
de radiobesturing op dat de zenderantenne altijd
voldoende ver verwijderd is van de ontvangerantennes! Wanneer de zenderantenne zich namelijk
te dicht bij de ontvangerantennes bevindt over-
De zender in de set is standaard ingesteld op de correcte instellingen voor
het gebruik in de meeste landen in Eu-
stuurt de ontvanger en gaat de rode LED op de
ontvanger branden. Parallel daaraan valt het terugkoppelingskanaal uit, waardoor de veldsterkte-balk op het display een “X” laat zien en de
actuele ontvangerspanning met 0,0 V wordt weergegeven. Tegelijkertijd bevindt de besturing zich
in de Fail-safe-modus, zie bladzijde 86, d.w.z.
dat de servo’s vanwege de uitval van de ontvanger in de als laatste correct ontvangen posities
blijven, resp. na korte tijd naar de vooraf ingestelde Fail-Safe-posities gaan, totdat er een nieuw,
geldig signaal wordt ontvangen. Vergroot in dit
geval de afstand totdat alle weergaven weer “normaal” zijn.
WAARSCHUWING:
Schakel de zender tijdens het gebruik
nooit uit! Wanneer dit zou voorkomen moet
u kalm blijven en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit en de zender dus helemaal
afgeschakeld is. Dit duurt minimaal vier seconden.
Schakel de zender dan pas weer in. Anders loopt u
het gevaar dat de zender direct na het uitschakelen
“blijft hangen” en u daardoor de controle over het
model helemaal verliest. Een opnieuw in bedrijf
nemen van de zender is dan alleen mogelijk door
hem uit te zetten en dan de hierboven beschreven
procedure correct te herhalen.
In bedrijf nemen van de zender
29
Update van de zendersoftware
Firmware-updates van de zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kunnen via de data-aansluiting aan de achterkant van de zender met behulp van een PC of laptop
onder Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd.
Verbind uw uitgeschakelde zender via de meegeleverde
USB-kabel (USB-A naar mini-B-USB 5-polig) met uw
PC of laptop, door het ene uiteinde van de USB-kabel
kabel direct in de 5-polige mini-USB-aansluiting van de
zender en het andere uiteinde in een vrije USB-poort
van uw computer te steken.
De voor een update van de zender tevens benodigde
programma’s en bestanden en een uitvoerige handleiding vindt u – samengevat als een softwarepakket – bij
het desbetreffende product als download onder www.
graupner.de.
Download dit softwarepakket van internet en pak deze
op uw PC of laptop uit. Alle overige informatie vindt u in
de uitvoerige handleiding bij het desbetreffende softwarepakket.
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder https://
www.graupner.de/de/service/produktregistrie-
de hoogte gehouden van nieuwe updates.
Belangrijke aanwijzingen:
•
• Gebruik uw zender alleen met de actuele soft-
30
rung.aspx wordt u automatisch via e-mail op
Let er in ieder geval op dat een storingsvrije communicatie tussen de ge-
bruikte HoTT-componenten alleen mogelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De
programma’s en bestanden die hiervoor nodig
zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd,
op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
ware-versie. Op dit moment vindt u actuele informatie onder http://www.graupner.de/supportdetail/cc489e1d-0c1c-4cdd-a133-398d908bc27d
opgeroepen worden. Dezelfde informatie bereikt
u, wanneer de link niet zou werken, onder www.
graupner.de => Service&Support => Update- und
Inbedrijfname van de zender – update van de zendersoftware
Revisionshistory für GRAUPNER HoTT-Komponenten.
• Controleer vóór iedere update in ieder geval de
laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze
voor de zekerheid en sla alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen
herstellen.
• De verbinding tussen PC en zender mag tijdens
de update niet losgekoppeld worden! Let daarom op een goed contact tussen de zender en de
computer.
• Controleer na een update in ieder geval of alle
functies van al uw modellen correct werken.
Zendersoftware herstellen
Programma: “Herstellen”
Wanneer een Firmware-update van de zender mislukt
zou zijn of de zendersoftware “blijft hangen” en de
zender eventueel niet meer via de “POWER”-schakelaar
uitgezet kan worden, dan moet u in de schakelaarpositie
“POWER = UIT” de accu uit de zender verwijderen resp.
de stekker van de zenderaccu lostrekken. Wacht enkele
seconden en sluit dan de accu weer aan, laat echter de
POWER-schakelaar nog steeds op “UIT”!
Download ook in dit geval een actueel softwarepakket
van internet en pak deze op uw PC of laptop uit, resp.
wanneer u dit al gedaan heeft, start u het PC-programma gr_Studio en volgt u de stappen in het onderdeel
“Herstellen” van de handleiding, die bij de software
hoort.
Voor uw aantekeningen
31
In bedrijf nemen van de ontvanger
000
000
rood
Opmerkingen vooraf
Bij beide radiobesturingssets mz-18 HoTT en mz-24
HoTT vindt u zowel een bidirectionele ontvanger van het
type GR-24 voor de aansluiting van maximaal 12 servo’s als ook een bidirectionele ontvanger GR-12L HoTT.
Met de zender mz-18 HoTT kunnen via de bij
de set geleverde en al aan de zender gebon-
den ontvanger GR-24 aan de aansluitingen 1
… 9 maximaal 9 servo’s worden aangestuurd. Eventueel
aan de aansluitingen 10 … 12 aangesloten servo’s
blijven standaard in hun middenpositie staan en kunnen
niet via de zender worden bediend.
Met de zender mz-24 HoTT kunnen daarentegen via
de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden
ontvanger GR-24 maximaal 12 servo’s worden aangestuurd.
Wanneer u de GR-24 HoTT-ontvanger van de bewuste
set heeft ingeschakeld heeft en “zijn” zender niet binnen
bereik resp. uitgeschakeld is, brandt de rode LED ca. 1
seconde constant en begint dan langzaam te knipperen. Dat betekent, dat er (nog) geen verbinding is met
een Graupner-HoTT-zender. Wanneer de verbinding
gemaakt is brandt de groene LED constant en gaat de
rode uit.
Om een telemetrieverbinding met de zender te kunnen
opbouwen moet eerst de Graupner-HoTT-ontvanger
met “zijn” modelgeheugen in “zijn” Graupner-HoTT-zen-
der “gebonden” worden. Deze procedure noemt men
“binding”. Deze “binding” is echter maar één keer per
ontvanger-/modelgeheugen-combinatie nodig, zie
bladzijde 76, en werd bij de apparatuur in de set al in
de fabriek voor het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat
u het “binden” alleen voor andere ontvangers of bij een
wissel van modelgeheugen hoeft uit te voeren (en – bv.
na een wisselen van zender – op ieder moment kunt
herhalen).
LET OP:
Een ingeschakelde en minstens eenmaal aan
“zijn” zender gebonden ontvanger reageert op
andere modelgeheugens van “zijn” zender als een
32
eventueel aankomende stuursignalen van
Inbedrijfname van de ontvanger
zogenaamde secundaire ontvanger.
Weergave boordspanning
De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening wordt bij een bestaande telemetrieverbinding links
boven op het display van de zender in het geel getoond.
000%
RXTX
RX 05.2V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
Temperatuurwaarschuwing
Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een
ingestelde grenswaarde (standaard -10 °C) of komt deze
boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel
(standaard +55 °C) dan vindt er een waarschuwing
plaats door de zender in de vorm van een gelijkmatig
piepen met een ritme van ca. een seconde.
Servo-aansluitingen en polariteit
De servo-aansluitingen van de Graupner-HoTT-ontvanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van
onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s
en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier
aangesloten kunnen worden. Daarvoor zijn de originele
Graupner-stekkers in overeenstemming met de stekkerbussen aan een kant licht afgerond, zie afbeeldingen op
de volgende dubbele bladzijde. Forceer nooit iets.
De voedingsspanning is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden.
Bij de ontvanger GR-24 zijn de beide buitenste verticale
aansluitingen voor de aansluiting van de ontvangeraccu bedoeld. Deze worden aangeduid met “11+B-“ en
“12+B-“.
Via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr. 3936.11 kan echter
ook aan beide aansluitingen de desbetreffende servo
samen met de stroomvoorziening worden aangesloten.
LET OP:
Let op de juiste polariteit bij deze aansluitingen! De ontvanger en de eventueel
daaraan aangesloten apparatuur kunnen
verwoest worden, zie volgende dubbele bladzijde.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald
door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet
alleen de aansluiting van de gasservo is bij elk fabricaat
en modeltype verschillend. Bij Graupner/JR en Graup-ner-radiobesturingen ligt deze bijvoorbeeld bij een vliegtuigmodel op kanaal 1 en bij een helikopter op kanaal 6.
Let ook op de aanwijzingen m.b.t. de inbouw van de
ontvanger, de antennes en de montage van de servo’s
op bladzijde 34.
Afsluitende aanwijzingen:
•
De aanzienlijk hogere servo-resolutie van
het HoTT-systeem leidt tot een merkbaar
directer stuurgedrag in vergelijking met traditionele technologie. Maakt u zich met dit directere
gedrag vertrouwd!
• Indien u parallel met de ontvangeraccu een regelaar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet
afhankelijk van het type regelaar eventueel de pluspool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden losgemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van
de regelaar.
Met een kleine schroevendraaier voorzichtig het middelste lipje van de stekker iets
omhooghalen (1), rode kabel
lostrekken (2) en met isolatieband tegen mogelijke kortslui-
1
2
3
ting beveiligen (3).
Reset
Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u
de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en
houdt u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening
inschakelt. Hou de SET-knop zo lang ingedrukt, tot na
ca. 3 seconden de langzaam rood/groen knipperende
Firmware-update van de ontvanger
Ontvangerinstellingen opslaan
LED gedurende ca. 2 seconden uitgaat.
Werd de reset uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender
of met een ongebonden ontvanger, dan knipperen bij
de standaard in de set aanwezige ontvanger GR-24 de
groene en de rode LED van de ontvanger binnen ongeveer 3 s vier maal, daarna gaan beide LED’s ongeveer
3 s uit, voordat de rode LED verder knippert. Laat de
knop los, zodra de LED’s uitgaan.
Aan de zender- en aan de ontvangerkant kan nu direct
weer een bind-proces worden gestart.
Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset
uitgevoerd en is het bijbehorende modelgeheugen in de
ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na ca.
2 tot 3 seconden constant groen, als teken dat uw zender-/ontvanger-combinatie weer klaar voor gebruik is.
Let op het volgende:
Door een RESET worden, met uitzondering
van binding-informatie, ALLE instellingen
in de ontvanger teruggezet naar de stan-
daard fabriekswaarden!
Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom
na een RESET alle instellingen, die eventueel via het
»Telemetrie«-menu in de ontvanger waren ingevoerd, weer hersteld worden.
Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam,
wanneer een ontvanger in een ander model wordt
overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden
voorkomen dat u per ongeluk verkeerde instellingen
meeneemt.
Firmware-updates van de ontvanger worden via de
zijdelings aangebrachte telemetrie-aansluiting van
de ontvanger met behulp van een PC of laptop onder
Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd. Daarvoor
heeft u de apart verkrijgbare USB-adapter Best.-Nr.
7168.6 en de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S nodig.
De tevens benodigde programma’s en bestanden vindt
u – samengevat tot een softwarepakket – bij het desbetreffende product als download op www.graupner.de.
Download dit softwarepakket van internet en pak dit uit
op uw PC of laptop. De overige informatie vindt u in de
uitvoerige handleiding bij dit softwarepakket.
Aanwijzing:
Na registratie van uw ontvanger onder https://
www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx wordt u automatisch per
e-mail over nieuwe updates geïnformeerd.
In het softwarepakket, dat u van internet kunt downloaden en op uw PC of laptop moet uitpakken, bevindt zich
o.a. het PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio”.
Eventueel heeft u dit al op uw PC of laptop geïnstalleerd.
Met het programmapunt “Ontvangerinstelling” van dit
PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio” is het
op elk moment mogelijk om alle in de ontvanger geprogrammeerde instellingen als bestand op uw PC of
laptop veilig op te slaan, zodat u bij behoefte deze weer
terug kunt zetten in de ontvanger. Een opnieuw programmeren van een ontvanger via het menu »Teleme-trie« is daardoor niet nodig.
Voor dit programma is de standaard bij de radiobesturingsets mz-18 HoTT (Best.-Nr. S1005)en mz-24 HoTT
(Best.-Nr. S1006) aanwezige USB-adapter (Best.-Nr.
7168.6) en de ook meegeleverde adapterkabel (Best.Nr. 7168.S) nodig.
Alle overige informatie kunt u vinden in de uitvoerige
handleiding bij het softwarepakket.
Inbedrijfname van de ontvanger
33
Aanwijzingen bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welk Graupner-ontvangersysteem u ook gebruikt, de
procedure is steeds dezelfde:
Let er op dat de ontvangstantenne minstens
5 cm van alle grotere metalen delen of bedra-
verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de
ontvanger uit de buurt van andere componenten op een
goed bereikbare plaats in het model onder te brengen.
In geen geval mogen servokabels om de antenne
gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die
tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van
de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande)
montage bij één enkele ontvangerantenne in het model
het beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes)
moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten
opzichte van de eerste antenne worden geplaatst en de
ruimtelijke afstand tussen de uiteinden van de antennes
indien mogelijk minimaal 125 mm bedragen.
Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de
antenne minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel
moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van
de HoTT-ontvangers tegen 300 mm of 450 mm lange
exemplaren met het Best.-Nr. 33500.2 resp. 33500.3
worden gewisseld.
De aansluitingen met de aanduiding “X+B-“ van de bij
de sets geleverde GR-24 ontvanger zijn bedoeld voor
de aansluiting van de accu. De stroomvoorziening is
via alle genummerde aansluitingen doorverbonden en
kan dus in principe aan elk van de 12 uitgangen worden
aangesloten. Eventueel kan een V- resp. Y-kabel (Best.Nr. 3936.11) worden gebruikt.
Vanwege extra spanningsverliezen moeten de overdwars staande aansluitingen 8 … 10 van de ontvanger
34
ding, die niet direct uit de ontvanger komt,
Aanwijzingen bij de installatie
echter niet voor de aansluiting van een ontvangeraccu
worden gebruikt.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald
door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger
door programmering in het menu »Telemetrie« worden
veranderd. We adviseren echter om dit via de zender
met de optie »Zenderuitgang« te doen, zie bladzijde
98.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobesturings-componenten in te bouwen:
1. Bevestig de ontvanger in het vliegtuigmodel achter een stevige rompspant, resp. in een auto- of
scheepsmodel beschermd tegen stof en water. Pak
de ontvanger echter niet te dicht in, omdat hij anders
te warm zou kunnen worden.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze
niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïnvloed worden door trillingen. Het knopje van de schakelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek de bevestigingsschroeven niet te hard aan,
anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts ziet u, hoe een servo gemonteerd dient
te worden. De messing holniet wordt vanaf de onderkant in de rubbertule geschoven. Wanneer de
schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken,
biedt deze bevestiging veiligheid en bescherming tegen trillingen:
bevestigingsflens
van de servo
schroef
rubber tule
messing holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij
kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
5. Sluit de kabel(s) van de stroomvoorziening van de
ontvanger en ook de aansluitkabels van de servo’s
zoals hieronder afgebeeld aan de ontvanger aan, …
… maar in geen geval zo:
LET OP:
Bij de ontvanger GR-24 worden alleen aan
de aansluitingen 8, 9 en 10 servo’s of
andere componenten horizontaal
aangesloten. In GEEN geval mogen aan de overige
aansluitingen 1 tot 7 en 11 en 12 componenten, en
met name de ontvangeraccu, overdwars worden
aangesloten, zoals op de afbeelding gedemon-
Stroomvoorziening van de ontvanger
speciale functie
streerd is. Dit leidt direct tot een kortsluiting van de
accu, de verwoesting van de aangesloten componenten en het directe verlies van garantie.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aangesloten, hangt daarentegen van het modeltype af. Let op
de aansluitschema’s op de bladzijden 42 en 43.
Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden
4 … 12.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan
de ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder geval op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste
verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brandstoftoevoer.
Een veilig omgaan met een model begint o.a.
bij een betrouwbare stroomvoorziening.
Wanneer de op het display weergegeven
ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds
(te) laag is, ondanks licht lopende stuurstangen, volle
accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerverbindingen, dan moet eens letten op de volgende aanwijzingen:
Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgeladen zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een
geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval
over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting,
omdat zelfs nieuwe, hoog belastbare schakelaars een
spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken. Bovendien zorgen trillingen en schokken voor slechter contact
en een steeds groter wordende overgangsweerstand.
Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een
Graupner DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’ wanneer ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van deze
servo’s kunnen in een “foamie” de boordaccu met 3 A
belasten…
Ook worden aan een 2,4-GHz-ontvanger aangesloten
servo’s in de regel vaker, en daardoor in kortere tijdsspannen, voorzien van stuurimpulsen dan bij vergelijkbare ontvangers uit het klassieke frequentiebereik. Dit
heeft ook invloed op de stroomopname van de ontvangstinstallatie, naast het feit dat veel van de huidige
digitale servo’s telkens de positie bij laatst ontvangen
stuurimpuls vasthouden totdat de volgende impuls
aankomt.
U moet daarom een stroomvoorziening kiezen, die ook
onder belasting niet door de knieën gaat, maar ook dan
nog een voldoende spanning levert. Als “berekening”
van de benodigde accucapaciteit moet u minstens
350 mAh voor iedere analoge servo en 500 mAh voor
iedere digitale servo nemen.
Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met
1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstinstallatie met 4 analoge servo’s het absolute minimum
vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger,
Aanwijzingen bij de installatie – stroomvoorziening van de ontvanger
die vanwege zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh
nodig heeft.
Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om de
ontvanger via twee kabels aan de stroomvoorziening
aan te sluiten: kabel “1” wordt daarbij op de normale
manier aan de aansluiting “12+B-“ van de ontvanger
aangesloten en kabel “2” aan de tegenoverliggende
aansluiting met het opschrift “11+B-“ van de stekkerlijst
van de ontvanger. Bijvoorbeeld, door een schakelaar
of spanningsregelaar met twee naar de ontvanger
leidende stroomvoorzieningkabels te gebruiken. Gebruik eventueel tussen kabel en ontvanger een V- resp.
Y-kabel, Best.-Nr. 3936.11, zie afbeelding, wanneer u
één of beide aansluitingen van de ontvanger ook voor
een servo, regelaar etc. nodig heeft. U verkleint door de
dubbele stroomvoorziening niet alleen het risico op een
kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere
stroomvoorziening van de aangesloten servo’s.
Als u aan iedere accu-aansluiting een aparte accu
aansluit moet u er in ieder geval op letten dat de accu’s
dezelfde spanning en capaciteit bezitten. Sluit nooit
verschillende accutypen of accu’s met sterk van elkaar
afwijkende laadtoestanden aan, omdat er dan kortsluitings-achtige effecten kunnen optreden. Schakel in dit
soort gevallen uit veiligheidsoverwegingen een spanningsstabilisatie zoals bv. de PRX-5A-ontvangerstroomvoorziening tussen accu’s en ontvanger:
Gebruik voor de veiligheid nooit accu-boxen en geen
droge (niet-oplaadbare) batterijen.
De spanning van de boord-stroomvoorziening wordt
tijdens het gebruik links boven op het display van de
zender in het geel weergegeven:
35
000%
RXTX
RX 05.2V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000
000 000
mz
000
000
Wanneer de accuspanning onder een in het display
“RX SERVO TEST” van het ondermenu “INSTELLEN,
WEERGEVEN” van het »Telemetrie«-menu, vanaf blad-
zijde 126, instelbare waarschuwingsdrempel – standaard 3,8V – daalt volgt er een optische en akoestische
waarschuwing.
Test echter in regelmatige intervallen de
toestand van de accu’s. Wacht met het
laden van de accu’s niet tot de spanning
zover daalt, dat het waarschuwingssignaal klinkt.
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
000
verdraagt, vooral wanneer de cellen net geladen zijn.
Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld
met een duidelijk hoorbaar “brommen”.
LiFe packs met 2 cellen
Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype
de beste keuze!
Als bescherming zijn deze cellen ook met een plastic
Hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als
LiPo-cellen in combinatie met geschikte laadapparatuur
snellaadbaar en relatief robuust.
Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duidelijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale
spanning van 6,6 Volt van een twee-cellige LiFe-accu is
geen probleem voor de Graupner-HoTT-ontvangers of
voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde
servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Aanwijzing:
Een compleet overzicht van de accu’s, laadapparaten en meetapparatuur voor het testen
van stroombronnen vindt u in de Graupner
hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www.
graupner.de. Een selectie van geschikte computer-laadapparaten vindt u in de tabel op bladzijde 16 .
Stroomvoorziening van de ontvanger
NiMH-accupacks met 4 cellen
Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graupner-HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven
beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde
is wel dat de packs voldoende capaciteit en spanning
hebben!
NiMH-accupacks met 5 cellen
Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer
speelruimte dan de 4-cellen-packs.
Let er wel op, dat niet iedere servo die in de handel is
toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De
aansluiting van deze apparatuur maakt dus het
gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling
absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr.
4136. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
LiPo packs met 2 cellen
Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend
lichter dan bv. NiMH-accu’s.
Als bescherming tegen beschadigingen zijn LiPo-accu’s
ook met een plastic Hardcase-behuizing verkrijgbaar.
De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een
twee-cellig LiPo-accupack is geen probleem voor de
Graupner-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor
deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars,
gyro’s enz.
de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn)
Aanwijzingen bij de installatie – stroomvoorziening van de ontvanger
36
Let daarom op de specificaties van uw servo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs te
gaan gebruiken.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s,
regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op
de markt waren en nu nog zijn, slechts een
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s,
regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op
de markt waren en nu nog zijn, slechts een
toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De
aansluiting van deze apparatuur maakt dus het
gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling
absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr.
4136. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-Nr. 3021 kan voor het laden direct
aan de ontvangeraccu worden aangesloten. Is de accu
in het model via één van de stroomvoorzieningskabels
Best.-Nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3 aangesloten,
dan vindt de lading via de in de schakelaar geïntegreerde laadbus resp. de aparte laadaansluiting plaats. De
schakelaar van de stroomvoorzieningskabel moet bij het
laden op “UIT” staan
Om u de omgang met het mz-18/24-HoTT-handboek
te vergemakkelijken vindt u hieronder een aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt
worden.
Stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhankelijk van het signaalverloop in de zender – het voor een
bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen
zijn dit bv. gas, richtingroer of rolroer, bij helikopters bv.
pitch, rollen of nicken.
Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één
resp. via een mixer naar meerdere stuurkanalen worden
geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde
zijn aparte rolroerservo’s of het toepassen van twee
rol- of nickservo’s bij helikopters. De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie tussen de uitslag van een
bepaald stuurelement en de bijbehorende servo. Deze
kan softwarematig niet allen gespreid of geknikt worden,
maar de karakteristiek van de stuuruitslag kan ook van
lineair tot extreem exponentieel worden gemodificeerd.
Stuurelement
Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de
piloot bediende besturingselementen, waarmee de
aan de ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc.
bestuurd worden. Daartoe behoren:
• De beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4
inclusief de bijbehorend trimmingen, waarbij deze
vier functies voor de beide modeltypen (“vleugel”
en “heli”) via de “Mode”-instelling softwarematig
willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas links
of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/
remkleppenfunctie bij een vliegtuigmodel resp. gas-/
pitchsturing bij de helikopter wordt vaak met K1-stuurelement (kanaal 1) aangeduid.
• De twee (mz-18 HoTT) resp. vier (mz-24 HoTT)
proportionele draaiknoppen DV1 en DV2 resp. DV1
… DV4
• De beide zijdelings onderaan gemonteerde proportionele schuifknoppen SL1 en SL2
• De schakelaars S1 … S8
Begripsdefinities
38
• De INC/DEC-toetsen DT1 en DT2 van de zender
mz-24 HoTT
Bij de proportionele bedieningselementen van het type
DV en SL alsmede bij de INC/DEC-toetsen zullen de
servo’s de positie van het stuurelement direct volgen,
terwijl in het geval van een schakelaar er maar een
twee- resp. drietraps- verstelling mogelijk is.
Welk stuurelement resp. welke schakelaar op welke van
de servo’s 5 … 9 bij de zender mz-18 HoTT resp. 5 …
12 bij de zender mz-24 HoTT effect heeft, is geheel vrij
programmeerbaar.
Belangrijke aanwijzing:
In de basisprogrammering van de zender
zijn de ingangen 5 … 9 resp. 5 … 11 bij een
helikopter en 5 … 9 resp. 5 … 12 bij een
vliegtuigmodel in principe op “vrij” gezet, dus nog
niet bezet.
Functie-ingang
Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag
niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aansluiting op de zenderprint! De keuze van de “stuurtoewijzing” en de instellingen in de regel “Ontvangeruitgang”
van het ondermenu »ZEND.SET« (zender-instelling)
van het basismenu beïnvloeden namelijk “achter” deze
aansluitingen nog de volgorde, waardoor er zeker
verschillen tussen het nummer van het stuurelement,
zoals hierboven aangegeven, en het nummer van het
navolgende stuurkanaal kunnen ontstaan.
Stuurkanaal
Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde
servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuurelement of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er
gesproken over een stuurkanaal.
Zo wordt bijvoorbeeld de stuurfunctie “rolroer”
van een vliegtuigmodel bij het modeltype
“2RO” in de stuurkanalen voor linker en
rechter rolroer opgedeeld, of op dezelfde manier bij het
helikoper-modeltype “3sv(2rol)” bv. de stuurfunctie rollen
naar de stuurkanalen voor de linker en rechter rolservo
gemixt.
Dit signaal wordt alleen nog door de in de ondermenu’s
»WEG/LIM« (servo-weg /-limiet), »OMK/VERTR«
(servo-omkeer/-vertraging) en »MIDDEN« (servo-midden resp. –neutraalpositie) voor het instellen van de
servo’s en eventueel door de in het ondermenu »ZEND.UITG« (zenderuitgang) van het “Basis”-menu geprogrammeerde instellingen beïnvloed en verlaat dan via
de HF-module de zender. In de ontvanger aangekomen
wordt dit signaal eventueel nog door de in het »Teleme-trie«-menu doorgevoerde instellingen gemodificeerd om
dan tenslotte bij de servo aan te komen.
Mixers
In de software van de zender bevinden zich o.a. veel
mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie
eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere
stuurfuncties op een servo effect te laten hebben.
Let u in dit verband op de talrijke mixerfuncties, die
vanaf bladzijde 100 van de handleiding beschreven
worden.
Schakelaars
De standaard ingebouwde schakelaars S1 … S8
kunnen ook bij de programmering van stuurelementen
worden betrokken. Deze schakelaars zijn ook bedoeld
om programmaopties te schakelen, bv. voor het starten
en stoppen van de stopwatch, aan- resp. uitschakelen
van een mixer, als leraar/leerling-schakelaar enz. Iedere
schakelaar
kan aan zoveel functies toegewezen worden als u maar
wenst. Voorbeelden hiervan worden in dit handboek
gedemonstreerd.
Stuurelement-schakelaars
Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van
een stuurelement, bv. bij een gedefinieerde positie van
de kruisknuppel, een functie automatisch aan- of uit te
schakelen (bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om
de motorlooptijd vast te leggen, automatisch uitdraaien
van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In
de software van de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT is daarom de mogelijkheid tot het programmeren
van stuurelement-schakelaars geïntegreerd.
Bij deze software-schakelaars moet alleen het schakelpunt op de stuuruitslag worden vastgelegd. De schakelrichting kan ook via de software worden vastgelegd.
Meer details vindt u in het onderdeel „Toewijzing van
stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars“ ab Seite 40.
Begripsdefinities
39
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
Principes van de bediening
Op veel plaatsen in het programma bestaat de mogelijkheid, om een functie via een stuurelement (ST1 … 4,
DV1 … max. DV4, DT1 en DT2, SL1 en SL2), schakelaars (S1 … S8) resp. via een stuurelement-schakelaar, zie verder hieronder, tussen instellingen om te
schakelen, waarbij ook bij beide vormen meervoudige
toewijzingen mogelijk zijn. u moet er wel op letten, dat
bij functie-overlappingen, zoals het gebruik van één en
dezelfde fysieke schakelaar bijvoorbeeld als schakelaar
voor het omschakelen tussen vliegfasen en als stuurelement voor de fasentriming, een foute bediening niet
uitgesloten kan worden. In dit geval moet u de toewijzing
van schakelaars wijzigen.
Omdat de toewijzing van schakelaars in alle menu’s op
dezelfde manier plaatsvindt, leggen we hier de principes
van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van
de gedetailleerde menubeschrijvingen, kunt concentreren op de speciale inhouden.
Toewijzing van stuurelementen en schakelaars
In het ondermenu »KAN.SET« (Toewijzing stuurelement), vanaf bladzijde 94, kunt u …
Sv
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GL
7.
AUX 2
AUX 3
8.
9.
AUX 4
AUX 5
10.
AUX 6
11.
12.
AUX 7
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
… aan de ingangen van de zender 5 … 9 resp. 5 … 12
voor de bediening van servo’s zowel elke willekeurige
stuurknuppel (ST1 … ST4) als ook elk met “DVx”, “SLx”
of eventueel “DTx” aangeduid stuurelement of met “S1
… S8’’ aangeduide schakelaar toewijzen.
Na aantippen van de desbetreffende toets – bijvoorbeeld
de van GEEN voorziene toets rechts naast “AUX 1”
aan de onderste rand van het display – met een vinger
of de meegeleverde stift verschijnt op het display het
volgende venster:
Sv
7.
8
KIEZEN
NEE
CLR
11.
12.
AUX 2
AUX 3
AUX 6
AUX 7
GL
GEEN
GEEN
4
GEEN
5
GEEN
GEEN
GEEN
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
Nu bedient u alleen het gewenste stuurelement
(stuurknuppel 1 .. 4, DV1 … max. DV4, SL1 … SL2 of
eventueel DT1 … DT2) of schakelaar (S1 … S8), bijvoorbeeld de rechter proportionele draaischuif SL1:
Sv
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
GL
7.
AUX 2
AUX 3
8.
9.
AUX 4
AUX 5
10.
AUX 6
11.
12.
AUX 7
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Aanwijzing:
De stuurelementen worden pas na een
bepaalde uitslag herkend. Beweeg deze
daarom zo lang van links naar rechts resp.
van voren naar achteren totdat de toewijzing op het
display wordt weergegeven. Wanneer de uitslag niet
voldoende zou zijn moet u eventueel het stuurelement in
de andere richting bewegen.
Toewijzing van schakelaars en stuurelement-schakelaars
De programmapunten, waaraan ook een schakelaar of
stuurelement-schakelaar toegewezen kan worden zijn
aangeduid met “St/S”, zoals bijvoorbeeld in de afbeelding hieronder van een Dual Rate / Expo-display:
TRG.
Graubele
K
D/R
EXP
St/S
SYM
+100%
000%
GEEN
UIT
NORMAAL
RO
+100%
000%
Sv
+
RES
–
Tip met een vinger of de meegeleverde stift rechts naast
“St/S” op de toets GEEN met de rode achtergrond. Op
het display verschijnt de aanduiding:
TRG.
Graubele
K
KIEZEN
NEE
CLR
St/S
SYM
00%
00%
GEEN
UIT
NORMAAL
RO
+100%
000%
Sv
+
RES
–
Toewijzing van schakelaars
Gewenste schakelaar omzetten:
TRG.
SW 1
Graubele
UIT
UIT
UIT
Op dit display kunt u nu door aantippen van de desbetreffende toets bepalen, in welke positie van de schakelaar de gekozen deze “AAN” moet zijn, bijvoorbeeld:
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
40
TRG.
SW 1
Graubele
AAN
UIT
AAN
Zou u echter in plaats van de hier als voorbeeld afgebeelde 3-standen-schakelaar S1 de 2-standen-schakelaar S6 kiezen, dan ziet het display er als volgt uit:
TRG.
Graubele
UIT
SW 6
UIT
Kies de gewenste schakelrichting op dezelfde manier
als hiervoor beschreven uit.
Schakelaar wissen
Na het activeren van de schakelaartoewijzing, zoals beschreven aan het begin van dit onderdeel, de
toets CLR met een vinger of de meegeleverde stift
aantippen:
KIEZEN
aantippen
N E
CLR
Afbreken van de schakelaartoewijzing
Na het activeren van de schakelaartoewijzing, zoals beschreven aan het begin van dit onderdeel, de
toets NEE aantippen.
Toewijzing van stuurelement-schakelaars
Gewenste stuurelement-schakelaar bedienen, bijvoorbeeld de hoogteroerstuurknuppel, op het display aangeduid als “St 3”:
TRG.
STICK
POS
MODE
RICHT
St 3
000
ENKEL
OMK
Graubele
ENT
De gele pijl rechts naast het balkdiagram visualiseert de
actuele positie van het stuurelement, die door aantippen
van de toets ENT als schakelpunt naar het waardenveld rechts naast “POS” kan worden overgenomen.
Aantippen van OMK in de regel “RICHT(ing)” keert de
schakelrichting van die functie om.
In de regel “MODE” kan tenslotte nog de schakelfunctie
van de stuurelement-schakelaar van eenvoudig aan-/
uitzetten net als een 2-standen-schakelaar naar de
schakelfunctie zoals bij een 3-standen-schakelaar
worden omgezet.
In dit geval moet u echter in ieder geval
een schakelpositie die niet gelijk aan “000”
is ingeven. Anders riskeert u een permanent omschakelen tussen de beide schakeltoestanden, zolang het desbetreffende stuurelement zich in
de middenpositie bevindt.
Aanwijzing:
Alle schakelaars kunnen meerdere keren
worden bezet! Let er wel op, dat u niet per
abuis aan een schakelaar functies toewijst,
die elkaar storen! Noteer eventueel de verschillende
schakelaarfuncties.
Voorbeelden van toepassingen::
• Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de
K1-knuppel onder of boven een bepaald punt komt.
De schakelaar van de gloeiplugverhitting wordt daarbij in de zender via een mixer aangestuurd.
• Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch
voor het meten van de netto “vliegtijd” van een helikopter door een stuurelement-schakelaar op de gaslimiter.
• Automatisch uitschakelen van de mixer “RO RI” bij
het uitdraaien van de remkleppen, om bv. bij landingen op een helling de dwarsrichting van het model
aan de contouren van de helling aan te passen, zonder dat het – normaal gesproken – meelopende richtingroer ook nog eens de vliegrichting beïnvloedt.
• Uitdraaien van de landingskleppen en bijtrimmen van
het hoogteroer bij de landing, zodra de gasknuppel
op een bepaald schakelpunt gekomen is.
• Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de looptijd van elektromotoren te meten.
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
41
vrij of RO2 rechts of speciale functie
vrij of RO2 rechts of speciale functie
vrij of speciale functie of WK2 rechts/hoogte rechts
Aansluiting aan de ontvanger
Vliegtuigmodellen
Aanwijzingen bij de installatie
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde
volgorde aan de uitgangen van de ontvanger worden aangesloten: niet benodigde
uitgangen worden gewoon open gelaten.
• Bij de zender mz-18 HoTT in ieder geval op het
volgende letten:
De 9-kanaals zender mz-18 HoTT kan
standaard alleen de uitgangen 1 tot 9 aan-
sturen! Eventueel aan de uitgangen 10 tot
12 aangesloten servo’s blijven daarom bij deze zender constant in de middenpositie staan.
Let ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Vliegtuigmodellen met en zonder motor, met maximaal 4 rolroer- en maximaal 4 welfkleppenservo’s …
… en staarttype “normaal” of “2 hoogteroerservo’s”
vrij of WK2 rechts of speciale functie
vrij of WK2 links of speciale functie
vrij of 2e hoogteroer of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
welfklep rechts of vrij of speciale functie
welfklep of welfklep links
rolroer rechts of speciale functie
richtingroer
hoogteroer of 1e hoogteroer
rolroer of rolroer links
remkleppen- of motorservo of
regelaar bij electroaandrijving
ontvangerstroomvoorziening
vrij of RO2 links of speciale functie
… en staarttype “V-staart”
vrij of WK2 rechts of speciale functie
vrij of WK2 links of speciale functie
vrij of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
welfklep rechts of vrij of speciale functie
welfklep of welfklep links
rolroer rechts of speciale functie
hoogte/richting rechts
hoogte/richting
rolroer of rolroer links
remkleppen- of motorservo of
regelaar bij electroaandrijving
links
ontvangerstroomvoorziening
vrij of RO2 links of speciale functie
Delta-/staartloze modellen met en zonder motor, met
maximaal 4 rol-/hoogteroer- en 4 welfkleppen/hoogteroerservo’s
vrij of speciale functie of WK2 links/hoogte links
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
vrij of welfklep/hoogte rechts
vrij of welfklep/hoogte links
vrij of speciale functie
vrij of richtingroer
rol/hoogte rechts
rol/hoogte links
remkleppen- of motorservo of
regelaar bij electroaandrijving
ontvangerstroomvoorziening
vrij of speciale functie
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s
en de roeraansturingen kan bij het programmeren de
draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgende tabel biedt hierbij hulp:
model-
type
V-staartrichtings- en hoog-
servo met ver-
keerde draairich-
ting
teroer verkeerd
aanwijzing
servo 3 + 4 in het
ondermenu »OMK/VERTR« ompolen
richtingroer goed,
hoogteroer ver-
servo 3 + 4 aan ontvanger omwisselen
keerd
hoogteroer goed,
richtingroer verkeerd
servo 3 + 4 in het
ondermenu »OMK/VERTR« ompolen
EN aan ontvanger
omwisselen
delta,
staartloos
hoogte- en richtingroer verkeerd
hoogteroer goed,
rolroer verkeerd
servo 2 + 3 in het
ondermenu »OMK/VERTR« ompolen
servo 2 + 3 in het
ondermenu »OMK/VERTR« ompolen
EN aan ontvanger
omwisselen
rolroer goed, hoogteroer verkeerd
servo 2 + 3 aan de
ontvanger omwisselen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de
“programmabeschrijvingen” van het symbool van een
vliegtuigmodel …
Aansluiting aan de ontvanger – vliegtuigmodellen
42
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een
vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
Helikoptermodellen
vrij of toerenregelaar of speciale functie
vrij of toerenregelaar of speciale functie
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf
oudere Graupner-besturingen:
Anders dan bij de vroegere ontvangerbezetting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo)
en servo-aansluiting 6 (gas-servo) verwisseld.
De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts is
afgebeeld, aan de uitgangen van de ontvanger worden
aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon
open gelaten.
Preciezere details bij elk tuimelschijftype vindt u op
bladzijde 50 in het menu »Modelkeuze«.
Aanwijzingen bij de installatie:
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde
volgorde aan de ontvanger aangesloten
zijn. Niet benodigde uitgangen worden
gewoon open gelaten.
Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de
volgende bladzijden.
Aanwijzing:
Om het gemak en de veiligheid van de
gaslimiter, zie vanaf bladzijde 96, te kunnen
benutten moet ook een toerenregelaar,
afwijkend van de afbeelding hiernaast, in plaats van aan
ontvangeruitgang “8” aan ontvangeruitgang “6” worden
aangesloten. Zie voor meer informatie bladzijde 184.
Ontvangeraansluiting van helikoptermodellen …
… met 1 tot 3 tuimelschijfservo’s
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
gyro-gevoeligheid „Gain“
gasservo of motorregelaar
vrij of speciale functie
hekrotorservo (gyro-systeem)
nick-1-servo
rol-1-servo
pitch- of rol-2- of nick-2-servo
ontvangerstroomvoorziening
vrij of speciale functie
… met 4 tuimelschijfservo’s
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
vrij of speciale functie
ontvangerstroomvoorziening
gyro-gevoeligheid „Gain“
gasservo of motorregelaar
ontvangerstroomvoorziening
vrij of speciale functie
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’s zijn in
het onderdeel “programmabeschrijving” van het symbool
van een helikopter …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een
helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
Aansluiting aan de ontvanger – helikoptermodellen
43
Programmabeschrijving
000
000
Wanneer u tot hiertoe het handboek heeft doorgenomen
zult u ongetwijfeld de een of andere programmering
hebben uitgeprobeerd. Desondanks willen we hieronder
elk menu gedetailleerd beschrijven.
Zoals al in het onderdeel “Bediening van het display”
op bladzijde 21 werd behandeld worden er door het
aantippen van één van de drie, met “B”, “F”, en “S”
aangeduide “tandwiel”-symbolen rechts onder op het
basisdisplay …
000%
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
… het desbetreffende keuzemenu opgeroepen. In deze
drie menu’s zijn tenslotte alle benodigde instel- en
weergavemenu’s samengevat, die nodig zijn voor het
programmeren van een model en de zender inclusief de
telemetrie-functies.
Aanwijzing:
De beschrijving van de verschillende
menupunten op de volgende dubbele
bladzijde wordt in de volgorde gedaan, zoals
de zender deze aanbiedt.
Deze menu’s zijn:
Programmabeschrijving
44
„B“ (“groen” Basismenu)
Tip het van de letter “B” voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
BASIS
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
FUNKTIE
OMK/VERT
FAIL-SAFE
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
In dit menu zijn in principe alle instel- en weergavemenu’s samengevat, die voor het instellen van een
model nodig zijn:
naammenuzijde
MOD.KEUZE
MODELTYPE
WEG/LIM
OMK/VERTR
MIDDEN
M-STOP
ZEND.SET
KLOKKEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.UITG
* Bij een model ZONDER motor niet zichtbaar
»modelkeuze«46
»modeltype«66
»servo-weg/servo-limit«68
»servo-omkeer/vertraging
stuurelement«
70
»servo-neutraalpositie«72
»motor-stop«*74
»zender-instelling«76
»klokken«82
»fail-safe«86
»trimstappen«88
» servo-monitor«92
»instelling stuurelement«94
»zenderuitgang«98
„F“ (“blauw” Functiemenu)
Tip het van de letter “F” voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
Afhankelijk van het modeltype van het actueel
actieve modelgeheugen worden er twee
verschillende menustructuren getoond. Deze
kunnen weer – afhankelijk van de basisinstellingen van
het desbetreffende model – ook variëren. De beide
menu’s hieronder geven daarom maar een voorbeeld
van de omvang van een menu weer:
gemeenschappelijke functiemenu’s
naammenuzijde
PROG.MIX
TRAINER
TELEMET.
»vrije mixers«102
»leraar/leerling«109
»telemetrie-instelling«116
vliegtuigmodellen
BASIS
DR EXP
RO DIFF
TRAINER
FUNKTIE
VL MIX
WK MIX
V-STAART
SYSTEEM
GAS CRV
WK SET
TELEMET.
TERUG
FASE
PROG.MIX
BUTTERFLY
naammenuzijde
FASE
DR/EXP
VL MIX
»faseninstelling«134
»DR/expo«138
»wingmixer«142
GAS CRV
STATION.
PROG.MIX
SNAP ROLL
RO DIFF
WK MIX
WK SET
REM
BUTTERFLY
TRAINER
V-STAART
TELEMET.
»K1-curve«*146
»instelling stationairloop«*150
»vrije mixers«102
»snap-roll instelling«*151
»ro-differentiatie«*152
»ro- en wk-mixers«*154
»wk-instellingen«*158
»rem-instellingen«*162
»butterfly-instellingen«*164
»leraar/leerling«109
»v-staart«*168
»telemetrie-instellingen«116
* Eventueel afhankelijk van het model niet zichtbaar
helikoptermodellen
BASIS
TERUG
FUNKTIE
SYSTEEM
GYRO/GOV
GAS-AR
TUIMELSCH
TS LIMIET
HELI-MIX
GAS MIX
PROG.MIX
TRAINER
PIT>>HECK
TELEMET.
»gyro/toerenregelaar«188
»gas autorot“«192
»tuimelschijfmixer«194
»ts-limiter«195
»helimixers«196
»gasmixers«198
»vrije mixers«102
»leraar/leerling«109
»pitch >> hek mixer»200
»telemetrie-instellingen«116
gemeenschappelijke systeemmenu’s
„S“ (“paars” Systeemmenu)
Tip het van de letter “S” voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
In dit menu zijn zenderspecifieke instel- en weergavemenu’s samengevat:
ETC.SET
DISPLAY
ST.KALIB
MP3
»“diverse“ instellingen«204
»display-instellingen«207
»stuurknuppelcalibratie«210
»MP3-menu«
(alleen bij mz-24 HoTT)
212
„T“ („Telemetrie-displays“)
Tip het van de letter “T” voorziene “tandwiel”-symbool
aan met een vinger of de meegeleverde stift:
De weergave wisselt van het basisdisplay naar de weer-
gave van telemetrie-data, bv.:
R
00dB
TRG.
3.03.0
VO LT
0.0V
00
-20
6.06.0
40.0
TEMP
00°C
70
T
00dB
min V
0.0V
Q
S
L
000%
000%
0000ms
FASE
GAS-AR
PROG.MIX
DR/EXPO
TUIMELSCH
TRAINER
PIT. CRV
TS LIMIET
PIT>>HECK
GAS CRV
HELI-MIX
TELEMET.
GYRO/GOV
GAS MIX
naammenuzijde
FASE
DR/EXP
PIT CRV
GAS CRV
»faseninstelling«170
»DR/expo«173
»pitchcurve«177
»gascurve«183
BASIS
TERUG
ST-MODE
ST.KALIB.
WAARSCHUWING
FUNKTIE
MP3
ETC.SET
SYSTEEM
DISPLAY
naammenuzijde
ST-MODE
WARSCHU.
»stuurtoewijzing«202
»instell. waarschuwingen«203
Programmabeschrijving
45
000%
000%
000
000
Modelkeuze
Manipuleren van de modelgeheugens 1 … 30
Schakel de zender aan en tip hierna in het basisdisplay
van de zender met een vinger of de meegeleverde stift
óf op het waardenveld M x links op het display om het
ondermenu »Modelkeuze« direct óf alternatief op het
met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool, om hetzelfde
menu vanuit het Basismenu op te roepen:
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
TERUG
MODELTYPE
MOD.KEUZE
aantippen
Sv-MON
TRG.
01
02
03
04
05
06
ZEND.SET
KAN.SET
MODELNAAM 1
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
BASIS
000 000
mz
000
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
aantippen
0
FUNKTIE
000:00.0
000:00.0
OMK/VERT
FAIL-SAFE
De hieronder volgende beschrijving van dit omvangrijke
menu vindt plaats in de volgorde van de aan de rechter rand geplaatste functietoetsen, beginnend met de
bovenste:
4.2V
NORMAAL
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
VLG. (“volgende zijde”)
Door middel van aantippen van de toets VLG. op het
display rechts boven met een vinger of de meegeleverde stift wisselt u volgens het rotatieprincipe van de
weergave van de eerste zes modelgeheugens …
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
S L
aantippen
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… naar de weergave van de volgende zes …
MODELNAAM 1
TRG.
07
08
09
10
MODELNAAM 10
MODELNAAM 11
11
MODELNAAM 12
12
MODELNAAM 7
MODELNAAM 8
MODELNAAM 9
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… enz. Na de weergave van de modelgeheugens 25 …
30 staan weer de modelgeheugens 01 … 06 ter beschikking enz.
SEL (modelwissel)
Tip met een vinger of de meegeleverde stift het keuzeveld van het gewenste modelgeheugen aan, bijvoorbeeld:
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODE NAAM 3
aantippen
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op het
symbool SEL op de rechter rand van het display …
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
aantippen
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… en aansluitend op NEE , om het proces weer af
te breken resp. op JA , om de wissel van model in te
leiden …
Basismenu – modelkeuze
46
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
MODEL-
WISSEL
JA
aantippen
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… waarop gedurende ca. 1 seconde “Wachten” verschijnt:
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
wachten!
AUB
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Zodra deze melding verdwijnt heeft de modelwissel
plaatsgevonden en verschijnt in de bovenste regel als
bevestiging de naam van het geselecteerde modelgeheugen:
MODELNAAM 2
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
FAIL SAFE
INSTELLEN
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt hierna – zoals hierboven afgebeeld – de aanwijzing “FAIL SAFE INSTELLEN” gedurende enkele seconden getoond, wanneer u
in het opgeroepen modelgeheugen nog geen Fail-Safe-instellingen geprogrammeerd heeft.
NW (nieuw model aanmaken)
Aanwijzingen:
•
Met SEL wisselt u tussen de al bezette
modelgeheugens.
• Om modelgeheugens met een hoger nummer dan
06 te bereiken tipt u rechts boven op het display
op VLG. (“volgende”).
Kies, zoals hierboven beschreven werd, een vrij of
eventueel een al bezet, maar niet meer benodigd
modelgeheugen uit om een nieuw model aan te maken.
Tip daarvoor met een vinger of de meegeleverde stift
aan de rechter rand van het display in plaats van SEL
op NW :
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IM .M
aantippen
RES
KOP
Na het aantippen van NW verschijnt het keuzevenster,
zoals zichtbaar in de volgende afbeelding. Hierin heeft u
de keuze tussen handmatig en assistent-gestuurde programmering en een NEE om het proces af te breken.
In de hierna volgende menu’s worden dan – afhankelijk
van het gekozen modeltype – de opties als keuze aangeboden, die voor de configuratie van een vliegtuigmodel
resp. een helikopter nodig zijn. Omdat in dit onderdeel
als voorbeeld de handmatige programmering van een
vliegtuigmodel wordt beschreven, tipt u met een vinger
of de meegeleverde stift op de toets MAN. :
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MO
MAN.
MODEL AAM 4
MODEL AAM 5
aantippen
MODELNAAM 6
KIES
ASSI
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Aanwijzing:
De assistent gestuurde modelprogrammering
wordt aansluitend, in het kader van de
programmering van een helikopter, als
voorbeeld behandeld.
Handmatig de basisinstellingen van een nieuw
model invoeren
De handmatige basisprogrammering van een model
wordt altijd begonnen door de naam ervan in te voeren.
• “Modelnaam”
MAN.
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
O P
M
N
U
T
Z
CL SP
NUM
V W
SPECIAL
S
Y
CAPS
R
Q
X
EN
DE
Tip op het toetsenbord op het beeldscherm de eerste letter van de in te voeren modelnaam met een
vinger of de meegeleverde stift.
Van GROTE naar kleine letters en omgekeerd wisselt u via de CAPS -toets onderaan het beeldscherm, en op dezelfde manier bereikt u via
de NUM -toets rechts daarnaast de getallen 0 … 9
en enkele bijzondere tekens.
Voor het invoeren van een spatie tipt u op de
Basismenu – modelkeuze
47
toets SP [Space]. Andere bijzondere tekens staan
ter beschikking na het aantippen van de toets SPE-
CIAL .
Op dezelfde manier voert u alle andere tekens in.
Maximaal 15 tekens kunnen als modelnaam worden
ingevoerd.
Aantippen van de toets DE [DELETE] in de onderste rij van de rode toetsen verwijdert het telkens laatste teken, en een aantippen van CL [CLEAR] verwijdert alle ingevoerde tekens in één keer.
De op deze manier ingevoerde tekens verschijnen in
het blauwe veld boven het toetsenveld in de volgorde, zoals u ze heeft ingevoerd, bijvoorbeeld:
N
T
Z
NUM
O P
U
CL SP
Graubele
Q
V W
EN
DE
SPECIAL
R
X
MAN.
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
M
S
Y
CAPS
Om de modelnaam in het modelgeheugen over te
nemen tipt u op de “rode” toets EN [ENTER] rechts
onder:
N
T
Z
CL SP
NUM
O P
U
Graubele
Q
V W
DE
SPECI
R
X
EN
aantippen
MAN.
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
M
S
Y
CAPS
MAN.
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
Graubele
A B C D E F
G H I J K L
O P
M
N
U
T
Z
NUM
V W
CL SP
SPECIAL
S
Y
CAPS
R
Q
X
EN
DE
Om naar de volgende optie te gaan verlaat u het
menu door een aantippen van de toets MAN. links
boven:
MAN.
ACT. MODELNAAM
AM 2
aantippen
NIEUW MODELNAAM
Graubele
A B C D E F
G H I J K L
O P
M
N
U
T
Z
NUM
V W
CL SP
SPECIAL
S
Y
CAPS
R
Q
X
EN
DE
• “Modeltype”
Omdat we hier als voorbeeld een “motormodel met
electro-aandrijving” willen programmeren wordt het
keuzeveld “MOT(ormodel)” met een vinger of de
meegeleverde stift aangetipt:
aantippen
HELI
HELIKOPTER
MOT.
VLIEGTUIG
ZWE.
ZWEVER
• “Vleugeltype”
… waarin u door aantippen van het desbetreffende keuzeveld het aantal rolroer- en welfkleppenservo’s vastlegt:
VL-TYP
NORMAAL
1R
1RO
2R2W
2RO2WK
1R1W
1RO1WK
2R4W
2RO4WK
2R
2RO
4R2W
4RO2WK
2R1W
2RO1WK
4R4W
4RO4WK
Aanwijzing:
Afwijkend van het hier afgebeelde display
van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT
wordt op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen “1RO” tot maximaal
“2R2W” aangeboden.
Eventueel wisselt u eerst door het aantippen van de
toets met het op schrift “normaal” naar de keuzelijst
voor Delta-/staartloze modellen:
VL-TYP
2R
2RO
2R4W
2RO4WK
DE LTA
2R1W
2RO1WK
4R2W
4RO2WK
2R2W
2RO2WK
4R4W
4RO4WK
Aansluitend op de keuze van het vleugeltype verschijnt het display …
Basismenu – modelkeuze
48
Na de keuze van het modeltype verschijnt het display …
• “Staarttype”
… waar u het soort staart vastlegt:
NOR
NORMAAL
V
V-STAART
2HO
2HOSv3+8
Uw invoer sluit u af met de keuze van de …
• “Soort aandrijving”
… van uw model:
EL
ELEKTRO MOTOR
VB
VERBR. MOTOR
Aanwijzing:
De standaardwaarde “Motor uit” resp.
“Stationair”= “K1-knuppel naar achteren”
kan bij een vliegtuigmodel in het menu
“K1-curve”, bladzijde 146, eventueel omgezet
worden naar “K1-knuppel naar voren” door omdraaien van de stuurcurve.
Na keuze van de soort aandrijving verschijnt een display met een overzicht van de tot nu toe gedane instellingen, bijvoorbeeld …
M-TYPVL-TYPMOTOR
NORMAAL
MOT.
VLIEGTUIG
2RO
ST-TYP
NORMAAL
EL
ELEKTRO MOTOR
ENT
... dat u door aantippen van de toets ENT rechts onder met een vinger of de meegeleverde stift in de
richting van het basismenu verlaat:
BASIS
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.U TG
FUNKTIE
OMK VERT
FAIL-SAFE
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
Met behulp van een assistent de basisinstellingen
van een nieuw model invoeren
In het onderdeel hierboven is als voorbeeld de handmatige basisprogrammering van een vliegtuigmodel
beschreven. Hieronder wordt nu ook als voorbeeld de
assistent gestuurde programmering van een helikoptermodel beschreven.
Kies, zoals onder »Modelkeuze« op bladzijde 46 beschreven werd, een vrij of eventueel een al bezet, maar
niet meer benodigd modelgeheugen uit om een nieuw
model aan te maken.
Na het aantippen van NW verschijnt – zoals in het
vorige onderdeel werd beschreven – het keuzevenster,
zoals zichtbaar in de volgende afbeelding. Hierin heeft
u de keuze tussen MAN. – handmatige – en ASSI – assistentgestuurde – programmering en een NEE om het
proces af te breken.
In de hierna volgende menu’s worden dan – afhankelijk
van het gekozen modeltype – de opties als keuze aangeboden, die voor de configuratie van een vliegtuigmodel
resp. een helikopter nodig zijn. Omdat in dit onderdeel
als voorbeeld de programmering van een helikopter met
behulp van een assistent wordt beschreven, tipt u met
een vinger of de meegeleverde stift op de toets ASSI :
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MO
MAN.
MODELNAAM 4
MODELNAA
MODELNAAM 6
aantippen
KIES
ASSI
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Aanwijzing:
De handmatige programmering van een
model wordt in het vorige onderdeel, in het
kader van de programmering van een
vliegtuigmodel met electroaandrijving, als voorbeeld
Basismenu – modelkeuze
49
beschreven.
Net als hiervoor, bij de handmatige programmering van
een model, wordt ook bij een modelprogrammering met
behulp van een assistent begonnen met de invoer van
de naam van het model.
• “Modelnaam”
ASSI
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
O P
M
N
U
T
Z
NUM
V W
CL SP
SPECIAL
S
Y
CAPS
R
Q
X
EN
DE
Tip op het toetsenbord op het beeldscherm de eerste letter van de in te voeren modelnaam met een
vinger of de meegeleverde stift.
Van GROTE naar kleine letters en omgekeerd wisselt u via de CAPS -toets onderaan het beeldscherm, en op dezelfde manier bereikt u via
de NUM -toets rechts daarnaast de getallen 0 … 9
en enkele bijzondere tekens.
Voor het invoeren van een spatie tipt u op de
toets SP [Space]. Andere bijzondere tekens staan
ter beschikking na het aantippen van de toets SPE-
CIAL .
Op dezelfde manier voert u alle andere tekens in.
Maximaal 15 tekens kunnen als modelnaam worden
ingevoerd.
Aantippen van de toets DE [DELETE] in de onderste rij van de rode toetsen verwijdert het telkens laatste teken, en een aantippen van CL [CLEAR] verwijdert alle ingevoerde tekens in één keer.
De op deze manier ingevoerde tekens verschijnen in
het blauwe veld boven het toetsenveld in de volgorde, zoals u ze heeft ingevoerd, bijvoorbeeld:
O P
U
CL SP
Cobra
Q
V W
DE
SPECIAL
R
X
EN
ASSI
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
A B C D E F
G H I J K L
M
N
T
S
Z
Y
NUM
CAPS
Om de modelnaam in het modelgeheugen over te
nemen tipt u op de “rode” toets EN [ENTER] rechts
onder:
O P
U
CL SP
O P
U
CL SP
Cobra
Q
V W
DE
SPECIA
aantippen
Q
V W
DE
SPECIAL
R
X
EN
R
X
EN
ASSI
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
ASSI
ACT. MODELNAAM
MODELNAAM 2
NIEUW MODELNAAM
Cobra
A B C D E F
G H I J K L
M
N
T
S
Z
Y
NUM
CAPS
A B C D E F
G H I J K L
M
N
T
S
Z
Y
NUM
CAPS
Om naar de volgende optie te gaan verlaat u het
menu door een aantippen van de toets ASSI links
boven:
ASSI
ACT ODELNAAM
aantippen
AAM 2
NIEUW MODELNAAM
Cobra
A B C D E F
G H I J K L
O P
M
N
U
T
Z
CL SP
NUM
V W
SPECIAL
S
Y
CAPS
R
Q
X
EN
DE
• “Modeltype”
Omdat we hier als voorbeeld een helikoptermodel
willen programmeren wordt de toets HELI met een
vinger of de meegeleverde stift aangetipt:
HELI
HELIK PTER
aantippen
MOT.
VLIEGTUIG
ZWE.
ZWEVER
Na de keuze van het modeltype verschijnt het display …
• “Tuimelschijftype”
… waarin u door aantippen van het desbetreffende
keuzeveld het aantal tuimelschijfservo’s vastlegt:
1S
1 SERVO
3S
3 Sv (140°)
2S
2 SERVO
3S-N
3 Sv nick (120°)
3S-R
3 Sv rol (120°)
4S
4 Sv (90°)
Basismenu – modelkeuze
50
• “1 servo”
1
U gebruikt een Flybarless-systeem of de tuimelschijf wordt via een aparte rol- en nickservo bewogen. De pitchsturing vindt plaats via één aparte servo.
(Omdat bij helikoptermodellen, die maar 1 pitchservo hebben, de in totaal drie tuimelschijfservo’s voor pitch, nicken en rollen ZONDER zendermixers voor de functies worden gebruikt, net
als normaal gesproken bij Flybarless-systemen,
wordt daardoor het menupunt »TS-MIX«, bladzijde 194, uit de multifunctielijst verwijderd.)
• “2 servo”
De tuimelschijf wordt voor de pitchsturing axiaal verschoven door twee rolservo’s; de nicksturing wordt door een mechanische compensatiewip ontkoppeld.
• “3Sv (2Roll)”
Symmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 over telkens 120 ° verdeelde aanstuurpunten, waaraan één nickservo (vooraan of
achteraan) en twee rolservo’s (zijdelings links en
rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal.
• “3Sv (140)”
Asymmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 aanstuurpunten, waaraan één
nickservo (achteraan) en twee rolservo’s (zijdelings links en rechts vooraan) verbonden zijn.
Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal.
• “3Sv (2Nick)”
Symmetrische driepuntsaansturing zoals hierboven, alleen om 90 ° verdraaid, d.w.z. één rolservo aan de zijkant en twee nickservo’s vooraan en
achteraan.
• “4Sv (90)”
Vierpuntsaansturing van de tuimelschijf via twee
rol- en twee nickservo’s.
tuimelschijftype: 1 servo
2
tuimelschijftype: 2 servo‘s
2
1
tuimelschijftype: 3 servo‘s (2 rol)
2
3
1
tuimelschijftype: 3 servo‘s (140 °)
2
3
tuimelschijftype: 3 servo‘s (2 nick)
1
3
2
tuimelschijftype: 4 servo‘s (90 °) 2 nick / 2 rol
2
5
3
1
Direct daarna verschijnt het display ...
• “Soort aandrijving”
… , waarin u vastlegt of uw helikopter door een elektro- of verbrandingsmotor wordt aangedreven:
EL
ELEKTRO MOTOR
VB
VERBR. MOTOR
Aansluitend aan de keuze van de soort aandrijving
brengt de assistent u direct verder, naar de eerste
model-afhankelijke instellingen, naar het display …
Basismenu – modelkeuze
51
• “OMK/VERT“ (servo-omkehr/-vertraging)
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
+
RES
–
OMK/VERT
TRG.
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K1
K2
K3
K4
K5
K6
Aanwijzing:
Afwijkend van de hier afgebeelde displays
van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT
worden bij de 9-kanaals zender mz-18
HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
• Vliegfasen-onafhankelijke instelling van de
servo-draairichtingen
In dit display stelt u de servo-draairichtingen onafhankelijk van de vliegfase in door middel van
het aantippen van de desbetreffende toets met
een vinger of de meegeleverde stift van NOR
naar OMK en omgekeerd, bijvoorbeeld bij K8:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
NOR
N R
aantippen
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
+
RES
–
OMK/VERT
TRG.
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K1
K2
K3
K4
K5
K6
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
+
RES
–
K7
K8
K9
OMK/VERT
TRG.
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K1
K2
K3
K4
K5
K6
• Vliegfasen-afhankelijke instelling van een –
symmetrische – tijdsvertraging van het stuurelement
LET OP
Via de toetsen met de standaardwaarde 0.0s stelt u een symmetrische
tijdsvertraging van het stuursignaal aan
de kant van het stuurelement in. Een hier ingestelde tijdsvertraging heeft daardoor niet uitsluitend effect op de servo met het nummer van de
vermeende vertraagde ontvangeraansluiting,
maar ook tegelijkertijd op alle servo’s, die aangestuurd worden door het aan stuurfunctie X
aangesloten bedieningselement.
Voor het instellen van een tijdsvertraging van het
stuurelement tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de gewenste toets, die standaard van het opschrift 0.0s is voorzien, bijvoorbeeld die van het in het menu »Kanaal set«,
vanaf bladzijde 94, aan de ingang 8 toegewezen stuurelement:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
NOR
NORMAAL
aantippen
0.0s
0.0s
0 s
0.0s
0.0s
0.0s
+
RES
–
OMK/VERT
TRG.
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K1
K2
K3
K4
K5
K6
De kleur van het optieveld verandert van rood in
blauw:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
NOR
NORMAAL
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
+
RES
–
OMK/VERT
TRG.
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K1
K2
K3
K4
K5
K6
Door de + -toets aan de rechter rand van het display een aantal keren aan te tippen verhoogt u de
waarde tot max. 9,9s, bijvoorbeeld:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
NOR
NORMAAL
0.0s
1.2s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
+
RES
–
OMK/VERT
TRG.
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K1
K2
K3
K4
K5
K6
Basismenu – modelkeuze
52
Aantippen van de – -toets daaronder verkleint
een waarde naar minimaal 0,0s en aantippen van
de RES -toets zet een veranderde waarde terug
naar de standaardwaarde.
Door een aantippen van de toets ASSI …
TRG.
K1
aantippen
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
OMK/VERT
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
OMK
NOR
NOR
NOR
NOR
0.0s
1.2s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
+
RES
–
K7
K8
K9
ASSI
WEG/LIM
K1
K2
K3
K4
K5
100%
150%
150%
100%
150%
100%
150%
1 %
aantippen
150%
100%
– BEGR.BEGR. +
– WEG +
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
VLG.
RES
ASSI
WEG/LIM
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
VLG.
+
RES
–
K1
150%
aantippen
K2
150%
100%
+
–
K3
150%
123%
K4
150%
100%
150%
K5
100%
– BEGR.BEGR. +
– WEG +
… wisselt u verder, naar de volgende optie, die van
de …
• “WEG/LIM” (servoweg/-limiet)
ASSI
WEG/LIM
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
VLG.
+
RES
–
K1
150%
K2
150%
100%
K3
150%
100%
K4
150%
100%
150%
K5
100%
– BEGR.BEGR. +
– WEG +
Aanwijzing:
Om stuurkanalen met een hoger nummer
dan K5 te bereiken tipt u rechts boven in
het display op VLG. (“volgende”).
In dit display wordt de servoweg en eventueel ook de
begrenzing van de weg apart voor beide kanten ingesteld. Het instelbereik bedraagt in beide gevallen
0 … 150% van de normale servoweg.
De ingestelde waarden hebben daarbij altijd betrekking op de instellingen in het ondermenu »MIDDEN«.
Voor het veranderen van een actuele waarde tipt u
met een vinger of de meegeleverde stift op het gewenste optieveld, bijvoorbeeld:
De kleur van het optieveld wisselt van rood naar
blauw:
ASSI
WEG/LIM
100%
100%
100%
100%
100%
100%
150%
150%
150%
150%
150%
VLG.
+
RES
–
K1
150%
K2
150%
100%
K3
150%
100%
K4
150%
100%
150%
K5
100%
– BEGR.BEGR. +
– WEG +
Door de + -toets aan de rechter rand van het display
een aantal keren aan te tippen verhoogt u de waarde
van het actieve optieveld.
Aantippen van de – -toets daaronder verkleint de
actuele waarde van het actieve veld en aantippen
van de RES -toets zet een veranderde waarde terug
naar de standaardwaarde.
Zodra u al uw servo’s op de hier beschreven manier
heeft afgesteld tipt u weer op de toets ASSI links
boven, om naar het volgende instelpunt te wisselen:
• “Dual Rate/Expo”
1. Display “Dual Rate/Expo”
De – klassieke – Dual-Rate-/Expo-functie van dit
menupunt maakt het mogelijk om vliegfasen-afhankelijk via schakelaars de stuuruitslagen resp.
–karakteristieken van “rollen”, “nicken” en “hekrotor”, d.w.z. de stuurfuncties 2 … 4, om te schakelen resp. te beïnvloeden.
Om tussen de verschillende stuurfuncties te wisselen tipt u met een vinger of de meegeleverde
stift op de toets rechts naast de gele “K”:
ASSI
K
D/R
EXP
St/S
SYM
NORMAAL
aantippen
+
000%
GEEN
UIT
ROL
%
000%
Aanwijzingen:
•
In de display-grafiek worden de curvenkarakteristieken direct zichtbaar
gemaakt.
• Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzij-
de 170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk
van een passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op het display rechts boven, bijvoorbeeld “NORMAAL”. Bedien dus eventueel
Basismenu – modelkeuze
+
RES
–
53
de desbetreffende schakelaar, om tussen de
vliegfasen om te schakelen.
• Standaard moet de instelling van de Dual
Rate- en/of Expo-waarden van de gekozen
stuurfunctie per stuurkant worden uitgevoerd.
Na omschakelen van de vanaf Firmwareversie 1020 in de – onderste – regel toegev oegde
optie “SYM” van UIT naar AAN is ook een
symmetrische, d.w.z. simultane, instelling van
de beide stuurkanten mogelijk.
Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven
displays tipt u om een actuele waarde te veranderen op het bijbehorende optieveld met een vinger
of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint
u deze waarde door het aantippen van de toetsen + of – aan de rechter displayrand.
Het instelbereik van de regel “D/R” bedraagt
±125 % en van de regel “EXP” ±100 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld
weer terug naar de standaardwaarde.
Tenslotte kan in de regel “St/S”, zoals beschreven
op bladzijde 40 in het onderdeel “Toewijzing
van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” een schakelaar of stuurelement-schakelaar worden toegewezen.
2. Display “Instelling weg stuurelement” K5 … 9
resp. 12
De hiervoor beschreven – klassiek e – Dual-Rate/
Expo-functie wordt aangevuld met een niet-schakelbare Dual-Rate-functie resp. instelling van de
weg van het stuurelement voor de stuurfuncties
5 … 9 van de zender mz-18 HoTT resp. 5 … 12
van de zender mz-24 HoTT.
Tip, zoals zichtbaar in de afbeelding hierboven,
met een vinger of de meegeleverde stift zo vaak
op de toets in de regel “K” totdat de tekst “K5-9”
resp. “K5-12” verschijnt:
ASSI
+100%
K5
K6
K7
K8
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
DR –
DR +DR +
NORMAAL
K5-12
K
+100%
K9
K10
K11
K12
+100%
+100%
+100%
DR –
+100%
+100%
+100%
+100%
+
RES
–
Aanwijzing:
Afwijkend van de hier afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender
mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9
weergegeven.
Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven
displays tipt u om een actuele waarde te veranderen op de bijbehorende toets met een vinger
of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint
u deze waarde door het aantippen van de toetsen + of – aan de rechter displayrand.
Het instelbereik bedraagt telkens ±125 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld
weer terug naar de standaardwaarde.
3. Display “Offset-instelling” K5 … 9 resp. 12
Het laatste display in deze serie biedt voor elk
van de ingangen 5 … 9 (mz-18 HoTT) resp. 5 …
12 (mz-24 HoTT) de mogelijkheid om een stuurelement-offset in een bereik van ±125 % in te stellen.
Tip, zoals in de afbeelding links boven zichtbaar,
met een vinger of de meegeleverde stift het gewenste aantal malen op de toets in de regel “K”
totdat de tekst “St/S K5-9” resp. “St/S K5-12” verschijnt:
ASSI
K
000%
K5
000%
K6
K7
000%
000%
K8
OFFSETOFFSET
NORMAAL
St K5-12
000%
K9
000%
K10
K11
000%
000%
K12
+
RES
–
Afwijkend van de hier afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender
mz-24 HoTT worden bij de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9
weergegeven.
Op dezelfde manier als bij de eerder beschreven
displays tipt u om een actuele waarde te veranderen op de bijbehorende toets met een vinger
of de meegeleverde stift en verhoogt of verkleint
u deze waarde door het aantippen van de toetsen + of – aan de rechter displayrand.
Het instelbereik bedraagt telkens ±125 %.
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief waardenveld
weer terug naar de standaardwaarde.
Door een aantippen van de toets ASSI links boven
op het display verlaat u dit menu weer in de richting
van het volgende:
ASSI
aantippen
000%
K5
000%
K6
K7
000%
000%
K8
OFFSETOFFSET
K
NORMAAL
St K5-12
000%
K9
000%
K10
K11
000%
000%
K12
+
RES
–
Basismenu – modelkeuze
54
• “Pitchcurve”
In dit display kunt u de pitchcurve en – vanaf firmwareversie 1.021 – ook nog in de regel “PITCH MIN.” de
bedieningsrichting van de pitchknuppel aan uw behoeften aanpassen:
Firmwareversie V 1.021 of hoger
Regel “PITCH MIN.”
Standaard is in het helikopterprogramma van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de “achterste”
pitchknuppel-positie als “pitch min”-positie ingesteld.
Met deze, vanaf de firmwareversie V 1.021 geïntroduceerde optie kunt u de stuurrichting van de
pitch-stuurknuppel naar behoefte op een eenvoudige
manier van “pitch min achter” naar “pitch min voor”
en omgekeerd omzetten, door in de regel “pitch min”
de toets ACHTER resp. VOOR aan te tippen.
UIT
–100%
–100%
L
X-AS
NORMAAL
–100%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
ACHTER
CURVE
aantippen
IN
UIT
PUNT
ST. UIT
Na het aantippen van deze toets verschijnt er een
veiligheidsvraag:
JA
Sicher?
X-AS
NEE
L
NORMAAL
–100%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
ACHTER
WAARSCHUWING
PUNT
ST. UIT
Aantippen van NEE met een vinger of de meege-
leverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA
bevestigt het proces en keert de bedieningsrichting
van de pitchknuppel om:
UIT
–100%
–100%
L
X-AS
NORMAAL
–100%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. UIT
Instelling van de “pitchcurve”
Aanwijzingen:
•
Op de display-grafiek worden de curven
karakteristieken direct zichtbaar gemaakt.
• Wanneer u in het ondermenu »FASE«, bladzij-
de 170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van
een passende naam heeft voorzien verschijnt
deze op het display rechts boven, bv. “NORMAAL”. Bedien dus eventueel de desbetreffende
schakelaar, om tussen de vliegfasen om te schakelen.
Principes van de bediening
• Toets ST. UIT
Door aantippen van deze toets met een vinger of
de meegeleverde stift wordt de grafische en numerieke weergave van de knuppelpositie aan- en
uitgeschakeld, bijvoorbeeld:
UIT
+050%
+050%
?
X-AS
NORMAAL
000%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
Met het bedieningselement (gas-/remkleppenstuurknuppel) wordt aansluitend in de grafiek een
verticale – groene – lijn synchroon tussen de beide eindpunten “L” en “H” verschoven. De huidige
stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “IN(gang)” weergegeven (-100 % tot +100 %).
Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende
curve is als “UIT(gang)” aangeduid en kan aan de
steunpunten telkens tussen -125 % en +125 % gevarieerd worden. Het dusdanig veranderde stuursignaal heeft dan effect op alle navolgende mixeren koppelfuncties.
Toets ENT
Door aantippen van de toets rechts onder op het
display met een vinger of de meegeleverde stift
zet u maximaal 5 extra punten tussen de eindpunten “L” en “H” neer.
In het hierna volgende voorbeeld bevindt de
stuurknuppel zich exact halverwege tussen het
midden en de eind-aanslag van zijn weg, bij
+50 % stuuruitslag, en vormt vanwege de lineaire
karakteristiek een uitgangssignaal van ook +50 %.
Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen
maximaal 5 extra steunpunten worden gezet,
waarbij de afstand tussen de steunpunten onderling niet kleiner dan ca. 25 % dient te zijn.
Beweeg de stuurknuppel. Zolang er rechts naast
“punt” een vraagteken te zien is, kunt u door aantippen van de ENT -toets het volgende steunpunt
zetten. Tegelijkertijd wordt de “?” door een nummer vervangen:
Basismenu – modelkeuze
55
UIT
+050%
+050%
1
X-AS
NORMAAL
+050%
Y-AS
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUKT
ST. AAN
De volgorde, waarin de max. 5 punten tussen de
eindpunten “L” en “H” worden geplaatst is niet van
belang, omdat de steunpunten na het zetten (of
wissen) van een steunpunt automatisch van links
naar rechts voortdurend nieuw genummerd worden, bv.:
UIT
–050%
–050%
1
X-AS
NORMAAL
–050%
Y-AS
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
Wissen van een steunpunt
Om één van de gezette steunpunten 1 tot max.
5 weer te wissen moet de verticale lijn met de
stuurknuppel in de buurt van het desbetreffende steunpunt worden gebracht. Zodra het nummer van het steunpunt en de bijbehorende waarde in de regel “punt” worden weergegeven en het
punt rood is, zie afbeelding hieronder, kunt u deze
door aantippen van de toets ENT wissen, bv.:
Basismenu – modelkeuze
56
TRIM
ENT
TRIM
ENT
veert deze functie weer.
Aanwijzingen:
•
Wanneer u het – rode – punt horizontaal wegschuift van de actuele posi-
tie van het stuurelement, dan wordt
het punt na een tijdje weer groen afgebeeld en
verschijnt er in de regel punt een “?”. Dit
vraagteken slaat echter niet op het verschoven
punt, maar geeft aan dat op de actuele positie
UIT
000%
000%
X-AS
NORMAAL
2
000%
Y-AS
TRIM
+
aantippen
–
ENT
PITCH CRV.
ASSI
PITCH MIN.
+
–
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
van het stuurelement een nieuw punt gezet
UIT
000%
000%
X-AS
NORMAAL
?
000%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
PITCH CRV.
ASSI
PITCH MIN.
+
Wijzigen van de steunpunt-waarden
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
• Toets X-AS
–
Door aantippen van deze, aan de onderste rand
van het display geplaatste toets met een vinger of
de meegeleverde stift activeert u deze functie.
Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld, punt met de + toets willekeurig naar
rechts en met de – toets op dezelfde manier
naar links verschuiven, bijvoorbeeld:
UIT
000%
000%
X-AS
NORMAAL
2
000%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
Een hernieuwd aantippen van de X-AS deacti-
kan worden.
• Let er op dat de percentages in de regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd betrekking hebben op de actuele positie van de stuurknuppel
en niet op de positie van het punt.
• Toets Y-AS
Door aantippen van deze, aan de onderste rand
van het display geplaatste toets met een vinger of
de meegeleverde stift activeert u deze functie.
Aansluitend kunt u een actief, d.w.z. rood afgebeeld, punt met de + toets willekeurig naar boven en met de – toets op dezelfde manier naar
beneden verschuiven, bijvoorbeeld:
UIT
–044%
+027%
2
X-AS
NORMAAL
+044%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
Een hernieuwd aantippen van de Y-AS deactiveert deze functie weer.
Aanwijzing:
Let er op dat de percentages in de
regels “IN(gang)” en “UIT(gang)” altijd
betrekking hebben op de actuele positie
van de stuurknuppel en niet op de positie van het
punt.
Afronden van de kanaal-1-curve
• AAN -/ UIT -toets in de regel “curve”
Het standaard “hoekige” profiel van de curve kan
door een eenvoudige druk op de knop automatisch worden afgerond; dit doet u door een aantippen van deze toets met een vinger of de meegeleverde stift, zodat de afrondingsfunctie wordt
ingeschakeld, bijvoorbeeld:
ASSI
PITCH MIN.
ASSI
PITCH MIN.
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
PITCH CRV.
VOOR
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
NORMAAL
UIT
–04 %
aantippen
+027%
2
X-AS
NORMAAL
AAN
–044%
+027%
2
X-AS
+044%
Y-AS
+044%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
TRIM
+
–
ENT
Belangrijke aanwijzing:
De hier afgebeelde curven zijn slechts ter
demonstratie en stellen geen echte
pitchcurven voor.
Verdere functies
• Toets TRIM
De zender mz-18 HoTT en mz-24 HoTT beschikken over een in de software van de zen-
der geïntegreerde functie om de maximaal zes
steunpunten van de beide opties “Gascurve” en
“Pitchcurve” tijdens het vliegen te kunnen trimmen.
Door middel van aantippen van de toets TRIM
aan de rechter bovenrand van het display met
een vinger of de meegeleverde stift roept u het
desbetreffende display op:
ASSI
STUUR.
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
MIXER
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
L
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
+
RES
–
Principes van de bediening
• Kolom “STUUR(ELEMENT)”
In de eerste, van het opschrift “STUUR” voorziene, kolom van dit menu kiest u een voor dit
doel passend stuurelement uit het aanbod van
uw zender mz-18 HoTT of mz-24 HoTT uit.
Om een stuurelement toe te wijzen tipt u in
de gewenste regel de in die kolom aanwezige
toets aan met een vinger of de meegeleverde
stift aan, bv.:
ASSI
STUUR.
GEEN
G N
aantippen
GEEN
GEEN
GEEN
MIXER
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
L
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
+
RES
–
Op het display verschijnt de aanduiding:
ASSI
STUUR
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
MIXER
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
L
KIEZEN
NEE
CLR
L
L
1
1
+
1
RES
1
–
1
1
Nu bedient u alleen het gewenste stuurelement, bijvoorbeeld de rechter proportionele
schuif SL1:
ASSI
SL1
MIXER
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
L
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
+
RES
–
STUUR
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
• Kolom “MIXER”
In de in totaal zes waardenvelden van de
tweede, van het opschrift “MIXER” voorzien
kolom kunt u apart of in een willekeurige combinatie telkens één van de beide beschikbare
helikoptermixers uitkiezen.
Om een mixer uit te kiezen tipt u in de gewenste regel op de toets in de kolom “MIXER”
met een vinger of de meegeleverde stift, bv.:
Basismenu – modelkeuze
57
ASSI
STUUR
SL1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
De kleur van de toets verandert van rood naar
blauw:
ASSI
STUUR
SL1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
De actuele waarde in het nu blauwe en dus
nu actieve waardenveld verandert u door het
gewenste aantal malen de + of – toetsen
rechts aan de rand van het display aan te tippen, bijvoorbeeld:
ASSI
STUUR
SL1
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld terug naar de standaardwaarde.
Basismenu – modelkeuze
58
MIXER
GEEN
G N
aantippen
GEEN
GEEN
GEEN
MIXER
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
MIXER
GAS CRV
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
L
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
PUNT FASE
L
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
PUNT FASE
L
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
RES
RES
RES
• Kolom “PUNT”
In de regels van de kolom “Mixer” heeft u één
of meerdere mixers uitgekozen. In de regel
“Punt” legt u nu het te trimmen steunpunt of de
+
te trimmen steunpunten vast.
Om een punt te selecteren tipt u in de ge-
–
+
–
wenste regel op de toets in de kolom “PUNT”
met een vinger of de meegeleverde stift, bv.:
ASSI
SL1
MIXER
GAS CRV
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
L
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
+
RES
–
STUUR
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
De actuele waarde in het nu blauwe en dus
nu actieve waardenveld verandert u door het
gewenste aantal malen de + of – toetsen
rechts aan de rand van het display aan te tippen, bijvoorbeeld:
ASSI
SL1
MIXER
GAS CRV
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
3
1
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
+
RES
–
STUUR
GEEN
GEEN
GEEN
+
–
GEEN
GEEN
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en dus actief waardenveld terug naar de standaardwaarde.
Aanwijzing:
Bij de keuze van een niet gedefinieerd punt – in de basisversie van de
desbetreffende mixer zijn alleen de
punten “L” en “H” gezet – blijft de bijbehorende
regelaar zonder werking.
• Kolom “F ASE”
In de rechter kolom “FASE” legt u eventueel vast, in welke van de geprogrammeerde vliegfasen de desbetreffende regelaar actief moet zijn. het nummer in het waardenveld,
in het voorbeeld “1 (normaal)”, slaat op het fasennummer, dat in het menu “Fase”, bladzijde
170, terug te vinden is.
Om eventueel een andere fase dan de standaard fase 1 te selecteren tipt u in de gewenste regel de toets in de kolom “Fase” aan met
een vinger of de meegeleverde stift, bv.:
ASSI
SL1
MIXER
GAS CRV
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
3
L
L
L
L
L
1
1
+
1
RES
1
–
1
1
STUUR
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Het actuele nummer van de fase in het nu
blauwe en dus nu actieve waardenveld verandert u door het gewenste aantal malen de +
of – toetsen rechts aan de rand van het display aan te tippen, bijvoorbeeld:
ASSI
SL1
MIXER
GAS CRV
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
3
L
L
L
L
L
3
1
+
1
RES
1
–
1
1
STUUR
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Aantippen van de toets RES zet een veran-
derde waarde in een blauw en dus actief waardenveld terug naar de standaardwaarde.
Aanwijzing:
De instellingen die op dit display
verschijnen grijpen terug op
dezelfde gegevens als die op een
vergelijkbare plek in het display “TRIM” van
het ondermenu »GAS CRV«, zie volgende
kolom, zodat veranderingen elkaar altijd naar
beide kanten beïnvloeden.
Na het afsluiten van uw instellingen verlaat u dit
menu weer in de richting “Pitchcurve” door een
aantippen van de toets ASSI links boven op het
display;
ASSI
STUU
aantippen
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
MIXER
GAS CRV
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
3
3
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
+
RES
–
Wanneer u opnieuw de toets ASSI in het display
“Pitchcurve” aantipt …
AAN
–044%
+027%
X-AS
NORMAAL
2
+044%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
aantippen
PITCH CRV.
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. AAN
… opent de assistent het volgende menu …
• “Gascurve”
Ook de gascurve kan door maximaal 7 punten, de
zogenaamde “steunpunten” langs de hele uitslag
van de stuurknuppel vliegfasen-afhankelijk worden
vastgelegd:
UIT
–100%
–100%
L
X-AS
NORMAAL
000%
Y-AS
TRIM
+
–
ENT
ASSI
GAS CRV
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. UIT
Zet, wijzig en wis de steunpunten op dezelfde manier, zoals die in het vorige onderdeel “Pitchcurve”,
vanaf bladzijde 55, werd uitgelegd. Leg de gascurve eerst met drie punten vast, en wel met de beide
uiterste punten “L” en “H” en het nog te zetten punt
“1” in het midden van de stuuruitslag, om de curve
van het motorvermogen in overeenstemming met de
pitchcurve te brengen.
Aanwijzingen:
•
De in de regel “gaslimiet” links boven
aangeduide waarde visualiseert alleen
de positie van de gaslimiter.
• Bij de keuze van een niet gedefinieerd punt – in de
basisversie van de desbetreffende mixer zijn alleen de punten “L” en “H” gezet – blijft de bijbehorende regelaar zonder werking.
• De instellingen die op dit display verschijnen grijpen terug op dezelfde gegevens als die op een
vergelijkbare plek in het display “TRIM” van het
ondermenu »GAS CRV«, zie volgende kolom, zodat veranderingen elkaar altijd naar beide kanten
beïnvloeden.
ASSI
SL1
MIXER
GAS CRV
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
PUNT FASE
3
3
L
1
1
L
1
L
1
L
L
1
+
RES
–
STUUR
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Meer informatie over de instelling van gascurven
vindt u vanaf bladzijde 183.
Aantippen van de toets ASSI in het display “gascurve” zorgt ervoor dat de assistent het volgende menu
opent, …
• “GYRO/GOV” (Gyro/Governor)
In dit display kunt u bij behoefte de eerste basisin-
stellingen voor uw gyro en/of een eventueel in het
model toegepaste toerenregelaar doorvoeren
000%
000%
UIT
050%
NORMAAL
+
RES
–
GYRO/GOV
ASSI
GYRO VERBERGEN
GYRO OFFSET
GOVERNOR
GOVERNOR OFFSET
• “GYRO VERBERGEN”
Als eerste moet gezegd worden, dat
deze functie bij de tegenwoordig in
omloop zijnde gyro-systemen normaal gesproken niet mag worden gebruikt. Let
u in ieder geval op de bijgeleverde handleiding, omdat u anders riskeert dat uw heli onbestuurbaar wordt. Toch is dit menu aanwezig,
om aan alle gewoonten en eisen recht te doen.
Met deze optie kan het effect van de autopiloot (“gyro”) afhankelijk van de bediening van de
Basismenu – modelkeuze
59
hekrotorstuurknuppel worden aangepast, wanneer een systeem wordt gebruikt, waarbij het effect van de autopiloot via een apart kanaal – bij
de Graupner-radiobesturingssystemen kanaal
7 – vanaf de zender kan worden ingesteld. De gyro-reductie reduceert het effect van de autopiloot bij een toenemende uitslag van de hekrotorstuurknuppel lineair volgens de ingestelde
waarde. Zonder deze functie, bij een ingestelde
waarde van 0 %, is het gyro-effect onafhankelijk
van de knuppeluitslag constant.
Het effect van de autopiloot kan echter via een in
de regel “gyro” in het menu »Instelling stuure-lement«, bladzijde 94, toegewezen stuurelement, bv. één van de proportionele draaiknoppen
DVx, ook nog traploos tussen minimaal en maximaal worden gevarieerd. Meer over dit thema
vindt u vanwege de plaats in het onderdeel “Gyro/
Gov” vanaf bladzijde 188.
• “GYRO OFFSET”
LET OP:
De in deze optie en eventueel een in
de regel “ST K5-12” van het menu
»DR/EXPO«, bladzijde 176, ingevoerde Offset-waarden worden bij elkaar opgeteld! Let er daarom vanwege de overzichtelijkheid in ieder geval op, dat u slechts in één
van de beide opties een Offset-waarde invoert
resp. wijzigt.
De meeste actuele gyro-systemen hebben niet
alleen een traploze proportionele regeling van
de gyro-gevoeligheid (“gain”), maar ook de keuze tussen twee verschillende werkwijzen vanuit
de zender.
Wanneer de door u gebruikte gyro ook minstens
één van deze opties bezit, heeft u via deze alternatieve offset-instelling de mogelijkheid om
zowel tussen “normale” gain als eventueel ook
“Heading-Lock” te kiezen en ook binnen deze
keuze normale, langzame vluchten met een maxi-
Basismenu – modelkeuze
60
male stabiliteit te vliegen óf bij snelle kunstvlucht
het effect van de gyro te reduceren.
Waarden tussen -125 % en +125 % zijn mogelijk,
bijvoorbeeld:
000%
+023%
UIT
050%
NORMAAL
+
RES
–
GYRO/GOV
ASSI
GYRO VERBERGEN
GYRO OFFSET
GOVERNOR
GOVERNOR OFFSET
Gebaseerd op deze eventueel vliegfasen-specifiek vastgelegde (Offset-) instellingen kan het gyro-effect met een in de regel “K7” van het display “ST 5-9” resp. “ST K5-12” van het menu »DR/EXPO«, bladzijde 175, toegewezen stuurelement, bv. DVx, ook nog traploos worden gevarieerd.
• “GOVERNOR”
In tegenstelling tot ‘gewone’ elektronische regelaars, die net als de carburateur van een verbran-
dingsmotor slechts een vermogensregeling kennen, houdt een toerenregelaar het toerental van
het systeem constant, door het vermogen zelf te
regelen. In het geval van een verbrandings-heli bedient de regelaar dus zelfstandig de gasservo
resp. bij een elektroheli de regelaarfunctie. Toe-
rentalregelaars hebben daarom ook geen klassieke gascurve nodig, maar alleen een vastgelegd
toerental. Een afwijken van het ingestelde toeren-
tal vindt pas dan plaats, wanneer het benodigde
vermogen groter is dan het eigenlijke vermogen,
dat de motor kan opbrengen.
Voor het wijzigen van de actuele waarde tipt u
met een vinger of de meegeleverde stift op de
toets in de regel “GOVERNOR”: De weergave
verandert van UIT naar AAN en omgekeerd,
bijvoorbeeld:
000%
+023%
AAN
050%
NORMAAL
+
RES
–
GYRO/GOV
ASSI
GYRO VERBERGEN
GYRO OFFSET
GOVERNOR
GOVERNOR OFFSET
• “GOVERNOR OFFSET”
In de regel “GOVERNOR” heeft u eventueel de
functie “toerenregelaar aan K8” ingeschakeld. In
deze regel “GOVERNOR OFFSET” legt u nu de
passende Offset-waarde vast, die nodig is om
het gewenste rotor-toerental te bereiken. De in
te stellen waarde is afhankelijk van de gebruikte toerenregelaar en van het gewenste toerental
en kan – na het beëindigen van de assistent – natuurlijk ook per vliegfase gevarieerd worden, bijvoorbeeld:
000%
+023%
AAN
067%
NORMAAL
+
RES
–
GYRO/GOV
ASSI
GYRO VERBERGEN
GYRO OFFSET
GOVERNOR
GOVERNOR OFFSET
Met een in de regel “K8” van het display “ST 5-9”
resp. “ST K5-12” van het menu »DR/EXPO«,
vanaf bladzijde 173, toegewezen stuurelement,
bv. DVx, kan deze waarde ook nog traploos worden gevarieerd.
Aantippen van de toets ASSI in het display »GYR/GOV« laat de assistent het volgende menu openen,
…
• “GAS-AR”
000
000
Op wedstrijden wordt verwacht dat een verbrandingsmotor helemaal uit is. In de trainingsfase zou
dit zeker niet handig zijn, omdat u dan telkens na
elke autorotatie-oefenlanding de motor opnieuw zou
moeten starten.
Stelt u daarom – zoals uitvoerig beschreven in het
onderdeel »GAS AR« vanaf bladzijde 192 – bij de
trainingfasen de waarde in dit display dusdanig in,
dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair
blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp.
een elektro-aandrijving veilig “uit” is, bijvoorbeeld:
GAS-AR
ASSI
ACT
BLK
St/S
AAN
SET
–100%
+
RES
–
Aanwijzing:
Met de optie “Motor-stop” van het menu
»Basisinstelling model« heeft u
eventueel een alternatieve “Nood-UIT”-
functie.
Aantippen van de toets ASSI in het display “GAS
AR” laat de assistent het volgende menu openen …
• “Fail-Safe”
ASSI
K
K1
K2
K3
K4
VERTR.
MODE
HOUD
HOUD
HOUD
HOUD
0.25s
SET
VLG.
OPS1
OPS2
SET
Omdat standaard op dit moment van de programmering van een model er nog geen verbinding met de
ontvanger bestaat, kunt u dit menupunt overslaan.
Tip dus nog een keer op de toets ASSI : er verschijnt een display met een overzicht van uw invoer
tot nu toe, bijvoorbeeld …
M-TYPTSM OTOR
Heli
HELIKOPTER
3S
3 Sv (140°)
EL
ELEKTRO MOTOR
ENT
… dat u door aantippen van de toets ENT rechts
onder met een vinger of de meegeleverde stift in de
richting basismenu verlaat:
BASIS
WEG/LIM
FUNKTIE
OMK VERT
SYSTEEM
MIDDEN
TERUG
MOD.KEUZE
MODELTYPE
IMP.M (Import van SD-kaart)
Zodra zich een geheugenkaart in de zender bevindt
wordt het symbool van een geheugenkaart rechts boven
in het basisdisplay van de zender blauw afgebeeld:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… kunt u compatible modellen van de in de cardslot van
de zender ingestoken geheugenkaart naar het zendergeheugen importeren.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst
van lege modelgeheugens kiest u een passende uit, bv.
het – in dit voorbeeld nog vrije – modelgeheugen 2. Tip
daarom op het veld rechts naast de gele 02 met een
vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld
wisselt van rood naar blauw:
ZEND.SET
M-STOP
KAN.SET
Sv-MON
KLOKKEN
ZEND.U TG
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Basismenu – modelkeuze
61
000
000
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
aantippen
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Daarna wisselt u naar de weergave van de op de kaart
opgeslagen modellen door middel van aantippen van de
toets IMP.M in het midden van de rechter kolom:
TRG.
SD-KAART
Graubele
01
Soarmaster
02
03
Extra 330
Bell 47G
04
05
06
BRON
DOEL
JA
NEE
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
02
KOP
Het vanaf de SD-geheugenkaart te importeren model
met een vinger of de meegeleverde stift aantippen. De
kleur van het veld wisselt van rood naar blauw en rechts
onder worden verdere toetsen en informatie zichtbaar.
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
TRG.
SD-KAART
Graubele
01
Soarmaster
02
03
Extra 330
Bell 47G
04
05
06
BRON
aantippen
DOEL
JA
NEE
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
02
RES
02
KOP
TRG.
SD-KAART
Graubele
01
Soarmaster
02
03
Extra 330
Bell 47G
04
05
06
B
AUB
wachten!
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
2
RES
2
KOP
… terwijl het geselecteerde model naar het gekozen
modelgeheugen wordt geïmporteerd.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
MODELNAAM 1
TRG.
01
02
03
04
05
06
MODELNAAM 1
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
EXT.M (Export naar SD-kaart)
Met behulp van deze optie exporteert u in de zender
opgeslagen modellen naar een in de cardslot aangebrachte geheugenkaart.
Zodra zich een geheugenkaart in de zender bevindt
wordt het symbool van een geheugenkaart rechts boven
in het basisdisplay van de zender blauw afgebeeld:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
MODELNAAM 1
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
000
000%
4.2V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… kunt u bezette modelgeheugens naar de in de
cardslot van de zender ingestoken geheugenkaart
exporteren.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van
gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheugenplaats uit, bv. het modelgeheugen 2. Tip daarom op
de gewenste modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar
blauw:
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” …
Basismenu – modelkeuze
62
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets EXP.M aan de rechter rand
van het display:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
aantippen
IM M
EXP.M
RES
KOP
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er
worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
SD-KAART
EXPORT?
JA
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
SD KAART
aantippen
E PORT?
JA
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
SD KAART
AUB
wachten!
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… terwijl het geselecteerde model naar de SD-kaart
wordt geëxporteerd.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
RES (Model wissen)
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… kunt u een bezet modelgeheugen via de toets RES
aan de rechter rand van het display wissen.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van
gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheugenplaats uit, bv. het modelgeheugen 2. Tip daarom op
de gewenste modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar
blauw:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets RES aan de rechter rand van
het display:
Basismenu – modelkeuze
63
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP M
aantippen
EX M
RES
KOP
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er
worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
GEHEUGEN
INITIAL.?
NEE
JA
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
I TIAL.?
JA
GEN
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Soarmaster
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
AUB
wachten!
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
... terwijl het geselecteerde modelgeheugen opnieuw
geinitialiseerd wordt.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
WAARSCHUWING
Het wissen is onherroepelijk. Alle gegevens in het geselecteerde modelgeheugen
worden daarbij compleet gewist.
KOP (Kopiëren model model)
In het kader van het menu »Modelkeuze«, dat we hier
gaan beschrijven …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… kunt u een bezet modelgeheugen via de toets KOP
aan de rechter rand van het display naar een willekeurig
ander modelgeheugen kopiëren.
Uit de op het display “Modelkeuze” aangeboden lijst van
gebruikte modelgeheugens kiest u de gewenste geheugenplaats uit, bv. het modelgeheugen 1. Tip daarom op
de gewenste modelnaam met een vinger of de meegeleverde stift. De kleur van het veld wisselt van rood naar
blauw:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
In de volgende stap tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op de toets KOP aan de rechter rand van
het display:
Basismenu – modelkeuze
64
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP M
aantippen
R S
KOP
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
aantippen
OEL
JA
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
01
RES
02
KOP
het originele modelgeheugen verbonden ontvanger
zonder hernieuwd binden ook met de kopie daarvan
met DEZELFDE zender gebruikt kan worden.
De kleur van de toets wisselt van grijs naar rood en er
worden nu meer toetsen en informatie zichtbaar:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
BRON
DOEL
JA
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
01
RES
KOP
Tip nu met een vinger of de meegeleverde stift op het
gewenste doelgeheugen. De kleur van het geselecteerde veld wisselt van rood naar blauw en rechts naast
“Doel” in het blauwe veld verschijnt in het rood het
nummer van het gekozen doelgeheugen, bv.:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
BRON
DOEL
JA
NEE
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
01
RES
02
KOP
Door aantippen van NEE breekt u de actie af en keert
u terug naar de uitgangspagina. Tipt u daarentegen JA
aan …
… dan verschijnt er na kort tijd “AUB wachten!” …
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
MODELNAAM 2
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
Q
AUB
wachten!
2
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
… terwijl het geselecteerde modelgeheugen naar het
doel-geheugen gekopieerd wordt.
Zodra het proces is afgesloten verdwijnt de melding
“AUB wachten!” en het display geeft opnieuw de lijst met
modellen in de zender weer:
TRG.
01
02
03
04
05
06
Graubele
Graubele
Graubele
MODELNAAM 3
MODELNAAM 4
MODELNAAM 5
MODELNAAM 6
VLG.
SEL
NW
IMP.M
EXP.M
RES
KOP
Aanwijzing:
Bij het kopiëren van een modelgeheugen
worden samen met de modelgegevens ook de
bindingsgegevens gekopieerd, zodat de aan
Basismenu – modelkeuze
65
000%
000%
000
000
Modeltype
Modeltype wijzigen
Tip in het basisdisplay van de zender met een vinger of
de meegeleverde stift op het icoon met het symbool van
het modeltype om het menu »Modeltype« direct op te
roepen, of alternatief op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool om hetzelfde menu vanuit het Basismenu
te kunnen openen:
RXTX
aantippen
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
000:00.0
000:00.0
Bij het laatstgenoemde wisselt het display naar de
weergave van het “groene” basismenu. Tip hier met
een vinger of de meegeleverde stift op het menupunt
«MODELTYPE«:
BASIS
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
FUNKTIE
OMK/VERT
FAIL-SAFE
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
aantippen
ZEND.SET
KAN.SET
Normaal gesproken wordt het modeltype, dat ten
grondslag ligt aan het aanmaken van een nieuw modelgeheugen, in het ondermenu »Modelkeuze« van het
basismenu vastgelegd, zie vanaf bladzijde 47. In dit
ondermenu »Modeltype« kan echter het “modeltype”
van het actuele model direct gewijzigd worden. Als gevolg van een dergelijke wijziging worden echter ook alle
voor het voorgaande modeltype vastgelegde mixers,
koppelfuncties etc. gewist resp. aan het gewijzigde type
aangepast.
Na het oproepen van het ondermenu »Modeltype«
Basismenu – modeltype
66
4.1V
NORMAAL
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
verschijnt een grafisch overzicht van de huidige basisgegevens van het te actuele model, bv.:
M-TYPVL-TYPMOTOR
NORMAAL
MOT.
VLIEGTUIG
2RO
ST-TYP
NORMAAL
EL
ELEKTRO MOTOR
ENT
WAARSCHUWING:
Zodra u één van de al gedane instellingen
wijzigt, worden alle desbetreffende parameters teruggezet.
Bijvoorbeeld moet nu het modelgeheugen, dat tot nu toe
van een motormodel was voorzien, omgeprogrammeerd
worden naar het modeltype helikopter.
Tip dus met een vinger of de meegeleverde stift op
het eerste van de te wijzigen velden, in dit voorbeeld
“motormodel”:
M-TYPVL-TYPMOTOR
NORMAAL
MOT.
VLIEGTUIG
aantippen
2RO
ST-TYP
NORMAAL
EL
ELEKTRO MOTOR
ENT
Zoals gedetailleerd beschreven werd in het onderdeel
“Handmatig de basisinstellingen van een nieuw model
instellen” vanaf bladzijde 47 start nu de handmatige
configuratie van een modelgeheugen met de keuze van
het modeltype.
Vanaf firmwareversie V 1.023 wordt het
desbetreffende keuzevenster in gemodificeerde vorm weergegeven:
TRG.
MOT.
VLIEGTUIG
OK
ZWE.
ZWEVER
SICHER?
HELI
HELIKOPTER
Aantippen van TRG. met een vinger of de meegeleverde stift breekt het proces af. Aantippen van OK bevestigt het proces en geeft de keuze van het modeltype vrij:
HELI
HELIKOPTER
MOT.
VLIEGTUIG
ZWE.
ZWEVER
In dit voorbeeld tipt u in dit display op de linker, van het
opschrift “Heli” voorziene toets …
HELI
HELIKOPTER
aantippen
MOT.
VLIEGTUIG
ZWE.
ZWEVER
… waarna het display voor de keuze van de tuimelschijfservo’s verschijnt …
1S
1 SERVO
3S
3 Sv (140°)
2S
2 SERVO
3S-N
3 Sv nick (120°)
3S-R
3 Sv rol (120°)
4S
4 Sv (90°)
... enz. In het verdere verloop hoeft u alleen de assistent, zoals beschreven in het desbetreffende onderdeel,
te volgen totdat de basis-instellingen van het nieuw
gekozen modeltype afgesloten zijn.
In principe op dezelfde manier gaat u te werk wanneer
u bijvoorbeeld alleen het vleugeltype van het actuele
model van “2RO” naar “2RO 2WK” wilt wijzigen. In dit
geval tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op
het waardenveld onder “VL-TYPE” …
M-TYPVL-TYPMOTOR
NORMAAL
MOT.
VLIEGTUIG
2RO
ST YP
aantippen
NORMAAL
EL
ELEKTRO MOTOR
ENT
… en wijzigt u in het display “VL-TYPE” dat nu verschijnt
het vleugeltype …
… door het “nieuwe” vleugeltype met een vinger of de
meegeleverde stift aan te tippen. Op dezelfde manier
gaat u te werk met alle anderen velden die ter beschikking staan.
Aanwijzing:
Afwijkend van het hier afgebeelde display van
de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden
op het display van de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen “1R” tot max. “2R2W” aangeboden.
VL-TYP
1R
1RO
2R2W
2RO2WK
NORMAAL
1R1W
1RO1WK
2R4W
2RO4WK
2R
2RO
4R2W
4RO2WK
2R1W
2RO1WK
4R4W
4RO4WK
Basismenu – modeltype
67
000
000
Weg/limit
Instelling van de servoweg en servolimit
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
000 000
mz
000
aantippen
0
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift
op het menupunt »WEG/LIM«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
aantippen
KLOKKEN
ZEND.UITG
Instelling van de servoweg en servolimit
In dit display worden de parameters, die uitsluitend de
desbetreffende servo aangaan, ingesteld en wel de
servoweg resp. –draaihoek en eventueel de begrenzing
daarvan.
De ingestelde waarden hebben daarbij altijd betrekking
op de instellingen in het menu »(servo-)MIDDEN«, zoals
beschreven op bladzijde 72:
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
150%
150%
150%
150%
150%
Sv
VLG.
+
RES
–
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
Graubele
150%
100%
150%
100%
150%
100%
150%
100%
100%
150%
– BEGR.BEGR. +
– WEG +
100%
100%
100%
100%
100%
Aanwijzing:
Om stuurkanalen met een hoger nummer dan
K5 te kunnen bereiken tipt u rechts boven op
het display op VLG. [volgende].
Voor het veranderen van een actuele waarde tipt u met
een vinger of de meegeleverde stift op de gewenste
toets, bijvoorbeeld:
150%
150%
150%
150%
150%
Sv
VLG.
+
RES
–
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
Graubele
150%
100%
150%
100%
150%
100%
150%
10 %
aantippen
150%
– BEGR.BEGR. +
– WEG +
100%
100%
100%
100%
100%
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
150%
150%
150%
150%
150%
Sv
VLG.
+
RES
–
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
Graubele
150%
100%
150%
100%
150%
100%
150%
100%
100%
150%
– BEGR.BEGR. +
– WEG +
100%
100%
100%
100%
100%
waarde, terwijl aantippen van de – toets de actuele
waarde in het waardenveld verkleint. Aantippen van
de RES -toets zet een veranderde waarde weer terug
naar de standaardwaarde.
Op dezelfde manier gaat u te werk met alle andere
instelwaarden.
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafische weergave van de servo-uitslagen op te roepen en
eventueel aansluitend de in dit display geïntegreerde
functie “Servotest” door aantippen van het veld AAND
te activeren, tipt u op de toets Sv op het display rechts
boven:
150%
150%
150%
150%
150%
11
000%
aantippen
VLG.
12
AAND
000%
Sv
+
RES
–
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
TRG.
1 2 345 678 9
000%
000%
Graubele
150%
104%
097%
111%
107%
077%
088%
088%
115%
076%
111%
– WEG +
150%
150%
150%
150%
– BEGR.BEGR. +
Graubele
000%
000%
000%
000%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
Door het gewenste aantal malen op de + toets aan
de rechter rand van het display te tippen verhoogt u de
Basismenu – servoweg/servolimit
68
TRG.
1 2 345 678 9
Graubele
NORMAAL
10
11
12
AAND
+0.5s
+
RES
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–
UIT
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden bij de 9-kanaals zender mz-18
HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Zodra u één of ook meerdere bedieningselementen van
uw zender bedient, wordt de daaruit resulterende beweging van de servo grafisch weergegeven, bv.:
–061%
+061%
Graubele
+100%
000%
TRG.
1 2 345 678 9
–100%
+100%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
11
12
AAND
000%
000%
In de richting van het “Basismenu” verlaat u de “servo-aanduiding” door aantippen van de toets TRG. links
boven.
Belangrijk:
Afwijkend van het menu »KAN SET” hebben
alle instellingen van dit menu uitsluitend
betrekking op de desbetreffende servo,
onafhankelijk ervan, hoe het stuursignaal voor deze
servo tot stand komt, dus óf direct van een bedieningselement óf via willekeurige mixerfuncties.
Voorbeeld van servolimiet:
De richtingroerservo wordt, zoals gebruikelijk, direct
door “zijn” stuurelement aangestuurd, maar vanwege
het gemak ook via een mixer “rolroer >> richtingroer”.
Vanwege modelspecifieke redenen kan de richtingroerservo echter maar een maximale weg van 100 %
uitvoeren, omdat bijvoorbeeld het richtingroer bij meer
dan 100 % mechanisch zou aanlopen.
Zolang er nu alleen maar “richting” wordt gegeven is
dat ook verder geen probleem. Problematisch wordt het
echter, wanneer de signalen bij gelijktijdig gebruik van
“richting” en “rol” een uitslag van meer dan 100 % gaan
vormen. De aansturingen en de servo’s zouden (te)
extreem belast kunnen worden …
Om dit te voorkomen moet in ieder geval de weg van de
desbetreffende servo via de individuele weginstelling
resp. limietfunctie in de juiste hoeveelheid begrensd
worden. In het geval van de hier als voorbeeld genomen
richtingroerservo zou dit – omdat we hier aannamen
dat het roer bij 100 % al aanloopt – een waarde van iets
onder de 100 % zijn.
Basismenu – servoweg/servolimit
69
000
000
Omkeer/vertraging
Instelling van de draairichtingen van de servo’s en tijdsvertragingen
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift
op het menupunt »OMK/VERT«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
Draairichtingen van de servo’s en vertraging van het
stuurelement
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
Graubele
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
In dit display wordt in de – telkens linkse – kolom uitsluitend de draairichting van de desbetreffende servo
Basismenu – omkeer/vertraging
70
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
aantippen
FAIL SAFE
TRIM STAP
NORMAAL
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
RES
0.0s
0.0s
Sv
+
–
ingesteld.
Daarentegen wordt in de – telkens rechtse – kolom even-
tueel een tijdsvertraging voor de stuurfunctie, die aan dit
kanaal is toegewezen, ingesteld.
Aanwijzingen:
•
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde displays van de 12-kanaals zender mz-
24 HoTT worden bij de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
• Wanneer u in het menu “Fase”, bladzijde 134 resp.
170, vliegfasen heeft aangemaakt en elk van een
passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op
het display rechts boven, bv. zoals afgebeeld “NORMAAL”.
• Instellingen in de telkens linker kolom, in de kolom
“servo-draairichting”, hebben echter globaal effect.
Alleen de instellingen van de tijd in de telkens rechter kolom, in de kolom “tijdsvertraging”, kunnen specifiek per vliegfase worden ingesteld. Bedien dus bij
het instellen van een tijdsvertraging eventueel de bijbehorende schakelaars, om tussen de vliegfasen te
kunnen omschakelen.
Instellingen in de telkens linker kolom, in
de kolom “servo-draairichting”, hebben
echter globaal effect. Alleen de instellingen
van de tijd in de telkens rechter kolom, in de kolom
“tijdsvertraging”, kunnen specifiek per vliegfase worden ingesteld. Bedien dus bij het instellen van een
tijdsvertraging eventueel de bijbehorende schakelaars, om tussen de vliegfasen te kunnen omschakelen.
• Vliegfasen-onafhankelijke instelling van servo-draairichtingen
Belangrijk:
De cijfers van de servo-aanduidingen slaan
op de aan de desbetreffende ontvangeruit-
gangen aangesloten servo’s, zolang er
geen verwisseling van de zender- en/of ontvangeruitgangen heeft plaatsgevonden. Daarom beïnvloedt
ook een veranderen van de stuurtoewijzing de
nummering van de servo’s niet.
De draairichting van de servo’s wordt met deze optie onafhankelijk van de vliegfase aan de vereisten
van het model aangepast, zodat u bij het inbouwen
van de stuurstangen en aansturingen geen rekening
hoeft te houden met de draairichting van de aanwezige servo’s.
De instellen van de draairichting van de servo’s moet
uit praktisch oogpunt vóór het instellen van de servo-wegen plaatsvinden!
De omkeer van de draairichting wordt door direct
aantippen van het desbetreffende waardenveld ingesteld en gesymboliseerd door het opschrift van de
toetsen met NOR en OMK , bv.:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
Graubele
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
Sv
+
RES
–
Aanwijzing:
Met Firmwareversie V1.020 werd ook een
waarschuwingsvenster ingevoerd, dat
opduikt zodra u probeert om de draairich-
ting van K1 te veranderen:
aantippen
TRG
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
Graubele
0.0s
WAARSCHUWING
0.0s
0.0s
K7
SICHER?
JA
K11
K12
NOR
NEE
NOR
NOR
NORMAAL
0.0s
0.0s
0.0s
Sv
s
+
s
s
RES
–
Aantippen van NEE met een vinger of de meegeleverde stift breekt het proces af. Aantippen van JA
bevestigt het proces en keert de draairichting van de
aan K1 aangesloten servo om.
• Vliegfasen-afhankelijke instelling van een – symmetrische – tijdvertraging van het stuurelement
Belangrijk:
In tegenstelling tot de telkens linker kolom
slaan de cijfers K1 … K9 bij de zender
mz-18 HoTT resp. K1 … K12 bij de zender
mz-24 HoTT op de stuurkanalen vanuit het
stuurelement
LET OP
Via de toetsen met het standaard opschrift 0.0s stelt u een symmetrische
tijdsvertraging van het stuursignaal vanuit het stuurelement in. Een hier ingestelde tijdsvertraging heeft dus niet uitsluitend effect op de servo met
het nummer van de vermeende vertraagde omtvangeraansluiting, maar tegelijkertijd op alle servo’s, die
door het aan de stuurfunctie X toegewezen bedieningselement worden aangestuurd.
Voor het instellen van een tijdsvertraging aan de kant van het stuurelement tipt u met een vinger of de
meegeleverde stift op de toets, die standaard voorzien is van het opschrift 0.0s , bijvoorbeeld K8:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NORMAAL
aantippen
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
Graubele
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0 s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
Sv
+
RES
–
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
Graubele
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
Sv
+
RES
–
Door de + toets aan de rechter rand van het display
het gewenste aantal malen aan te tippen verhoogt u
de waarde tot max. 9,9 s, bijvoorbeeld:
K7
K8
K9
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
NOR
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
NOR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
Graubele
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
4.5s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
Sv
+
RES
–
Aantippen van de – toets daaronder verkleint een
waarde naar minimaal 0,0 s en een aantippen van de
toets RES zet een veranderde waarde terug naar
de standaardwaarde.
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven
grafische weergave van de servowegen en –posities op
te roepen tipt u op de toets Sv op het display rechts
boven.
Op dezelfde manier gaat u te werk bij eventuele ande-
re instellingen. U verlaat het display “OMK/VERT” in
de richting van het basismenu door aantippen van de
toets TRG. links boven:
TRG.
K1
aantippen
K2
K3
K4
K5
K6
OR
OMK
NOR
NOR
OMK
NOR
Graubele
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
K10
K11
K12
NORMAAL
NOR
K7
K8
NOR
NOR
K9
NOR
NOR
NOR
0.0s
4.5s
0.0s
0.0s
0.0s
0.0s
Sv
+
RES
–
Basismenu – omkeer/vertraging
71
000
000
Midden
Instelling van de neutrale positie van de servo’s
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip met een vinger of de meegeleverde stift
op het menupunt »Midden«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
Servo-midden
De verstelling van de middenpositie van de servo’s
is bedoeld voor het aanpassen van servo’s, die niet
overeenkomen met de standaard (middenpositie van de
servo bij een impulslengte van 1,5 ms resp. 1500 us), als
ook voor de aanpassing van kleinere afwijkingen, bv. bij
het nauwkeurig afstellen van de middenpositie van de
roeren van een model.
Onafhankelijk van de trimhevels en eventuele instellingen van mixers kan de neutrale positie over een gebied
van ±125 % binnen de servoweg van maximaal ±150 %
worden verschoven. De instelling heeft direct effect op
de desbetreffende servo, onafhankelijk van alle andere
trim- en mixerinstellingen.
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
aantippen
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Let er alstublieft op, dat een extreme
verstelling van de middenpositie kan
leiden tot servowegen die aan één kant
beperkt zijn, omdat uit elektronische en mechanische overwegingen de totale servoweg op 150 % is
begrensd.
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Graubele
K7
K8
K9
K10
K11
K12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Sv
+
RES
–
Aanwijzingen:
•
Zet eventueel de trimhevels van uw zender
in de middenpositie VOORDAT u de midden-waarden gaat wijzigen!
• Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde dis-
plays van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT wor-
den bij de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de
kanalen 1 … 9 weergegeven.
Om de neutrale positie van een bepaalde servo te wijzigen tipt u de bijbehorende toets aan, bv.:
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
000%
000%
000%
0 %
aantippen
000%
Graubele
K7
K8
K9
K10
K11
K12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Sv
+
RES
–
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Graubele
K7
K8
K9
K10
K11
K12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Sv
+
RES
–
Door aantippen van de + resp. – toets verandert u de
waarde, bijvoorbeeld:
TRG.
K1
K2
K3
K4
K5
K6
000%
000%
+012%
000%
000%
000%
Graubele
K7
K8
K9
K10
K11
K12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Sv
+
RES
–
Een aantippen van de toets RES zet in het blauwe veld
een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde.
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven
grafische weergave van de servowegen en –posities op
te roepen tipt u op de toets Sv op het display rechts
boven.
U verlaat het display “MIDDEN” in de richting van het
basismenu door aantippen van de toets TRG. links
boven:
TRG.
K1
aantippen
K2
K3
K4
K5
K6
000%
000%
+012%
000%
000%
000%
Graubele
K7
K8
K9
K10
K11
K12
000%
000%
000%
000%
000%
000%
Sv
+
RES
–
Basismenu – servomidden
72
Voor uw aantekeningen
73
000
000
Motor-stop
Schakelbare motor-stop resp. motor-limiter
Aanwijzing:
•
resp. »Modeltype« niet zichtbaar.
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »M-STOP«:
LET OP:
+100 %). Bij vliegtuigmodellen met verbrandingsmotor
en in principe bij helikopters alleen onder een K1-knuppelpositie onder -66 %.
Dit menu is bij de keuze van een modelconfiguratie “zonder motor” in de basisinstellingen van het menu »Modelkeuze«
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
TERUG
MODELTYPE
MOD.KEUZE
ZEND.SET
M-STOP
aantippen
KAN.SET
BASIS
000 000
mz
000
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
aantippen
FUNKTIE
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAL-SAFE
TRIM STAP
Bij vliegtuigmodellen met elektromotor heeft
de hieronder beschreven functie effect over de
hele uitslag van de gasknuppel (-100 …
Motor-stop
Door middel van de optie “Motor-stop” kunt u via een
schakelaar een regelaar de motor laten stoppen of
een servo voor de aansturing van de carburateur naar
motor-UIT (of ook naar stationair) brengen.
Deze optie kan daardoor ook als nood-UIT-functie
worden gebruikt. De motor-UIT-positie, of bv. stationair,
wordt in het waardenveld van de regel “SET” ingesteld
en moet in de praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, zodra er een schakelaar
werd omgezet en hierna de in de regel “SET” vastgelegde servopositie resp. schakeldrempel onderschreden
wordt.
• Is de in de regel “SET” vooraf ingestelde %-waarde
groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de door
de groene pijl links van de balkengrafiek weergegeven actuele knuppelpositie bevindt zich onder de
schakel drempel, dan vindt de omschakeling plaats
zodra u de schakelaar in de AAN-positie zet.
• Is de in de regel “SET” vooraf ingestelde %-waarde
kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de door de
groene pijl links van de balkengrafiek weergegeven
actuele knuppelpositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het toerental
resp. sluit de gasservo de carburateur pas volgens
de in de regel “SET” ingestelde waarde, zodra de
servopositie – na het omzetten van de schakelaar
naar de AAN-positie – voor de eerste keer onder
de schakel drempel (max. +150 %) komt. In deze
motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo nu zolang, totdat de gekozen schakelaar weer
omgezet wordt en aansluitend de gasservo resp. de
regelaar met de gas-/rem-stuurknuppel weer over de
voorgeprogrammeerde schakeldrempel heen wordt
bewogen.
Standaard voorgeprogrammeerd is in het waardenveld
“SET” een schakeldrempel van -100 % servopositie:
TRG.
Graubele
NORMAAL
ACT
BLK
AAN
St/S
SET
–100%
Sv
+
RES
–
Programmering
Om de standaard waarde van de “schakeldrempel/
motor-UIT”-positie te wijzigen tipt u met en vinger of
de meegeleverde stift op het waardenveld in de regel
“SET”:
TRG.
Graubele
NORMAAL
ACT
BLK
aantippen
A N
St/S
SET
–100%
Sv
+
RES
–
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
Graubele
NORMAAL
ACT
BLK
AAN
St/S
SET
–100%
Sv
+
RES
–
Stel nu met de + resp. – toets rechts buiten een
waarde in, waarbij de motor met het door u gewenste
stationaire toerental betrouwbaar loopt of echter bijvoorbeeld “uit” is:
Basismenu – motor-stop
74
TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
TRG.
Graubele
NORMAAL
Sv
ACT
St/S
SET
BLK
AAN
–123%
+
RES
–
Let er wel op, dat bij een verbrandingsmotor
de gasservo niet mechanisch vastloopt!
De benodigde AAN-/UIT-schakelaar wijst u in de regel
“St/S”, zoals gedetailleerd beschreven in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 40, toe, bijvoorbeeld
S6:
ACT
St/S
SET
NORMAAL
BLK
SW 6
–123%
Sv
+
RES
–
TRG.
Graubele
Als laatste tipt u op het waardenveld “ACT” om de
standaard geblokkeerde ( BLK ) optie vrij te geven.
Afhankelijk van de positie van de schakelaar wisselt de
weergave van dit veld naar AAN of UIT , bijvoorbeeld:
ACT
St/S
SET
AAN
SW 6
–123%
+
RES
–
Om de op bladzijde 92 uitvoeriger beschreven grafische weergave van de servo-uitslagen op te roepen en
eventueel aansluitend de daarin geïntegreerde functie
“Servotest” te activeren, tipt u op de toets Sv op het
display rechts boven.
In de richting van het basismenu verlaat u het display
“Motor-stop” door aantippen van de toets TRG. links
boven:
ACT
St/S
SET
WEG/LIM
KLOKKEN
NORMAAL
AAN
SW 6
–123%
FUNKTIE
OMK VERT
FAIL-SAFE
Sv
+
RES
–
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
TRG.
aantippen
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Graubele
BASIS
MODELTYPE
ZEND.SET
Sv-MON
KAN.SET
ZEND.U TG
Basismenu – motor-stop
75
000
000
Zenderinstelling
Zenderinstellingen
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »ZEND.SET«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
aantippen
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
Dit menu biedt u de mogelijkheid om zenderspecifieke
functies zoals “binden”, “zenderuitgangen”, “HF AAN/
UIT”, “soort HF”, “reikwijdtetest” en “DSC-uitgang” te
programmeren:
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
UIT
SET
UIT
UIT
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
NORMAAL
Bind AAN/UIT
Om een telemetrie-verbinding met de zender op te
kunnen bouwen moeten Graupner HoTT-ontvangers
“aangewezen” worden om uitsluitend met een bepaald
model(-geheugen) van een Graupner HoTT-zender te
communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts eenmaal voor elke nieuwe ontvanger/modelgeheugenplaats-combinatie nodig (en kan op
ieder moment herhaald worden).
Belangrijke aanwijzingen::
•
Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ont-
vangerantenne verwijderd is! Een meter
afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u
een gestoorde verbinding op het terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
• Let in ieder geval op een juiste stroomvoorziening van uw ontvangstinstallatie. Bij een te lage
voedingsspanning reageren weliswaar de LED’s
van de ontvanger op uw bindingspogingen zoals
hieronder beschreven, maar komt er desondanks
geen correcte binding tot stand.
• Let er bij het binden van verdere ontvangers op,
dat al aan de zender gebonden en dus niet direct
aan het bindproces deelnemende – ingeschakelde – ontvangers tijdens de tijdsperiode van het
“binden” van de zender naar de Fail-Safe-modus
gaan.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model
worden gebonden, waarbij binnen de desbetreffende
programma’s van de mz-18 HoTT en de mz-24 HOTT
bestaat de mogelijkheid om max. twee aan het desbe-treffende modelgeheugen gebonden ontvangers direct
te beheren en ook menugestuurd de max. 9 resp. 12
stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht tussen
deze beide ontvangers te verdelen, zie verder hieronder
in dit gedeelte. Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk
apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen die
ontvanger een telemetrie-verbinding met
de zender op, die óf het laatst aan het
actieve modelgeheugen werd gebonden óf in de
regel “ONTVANGER KEUZE” van het »Telemetrie«-menu gekozen werd, bijvoorbeeld.:
TRG.
ONTVANGER SELECT.
INSTELLEN/WEERGEVEN
SENSOR
HF STATUS
BERICHT
Graubele
RX1
>>
>>
>>
>>
Aan deze ontvanger moeten daarom ook de eventueel
in het model ingebouwde telemetrie-sensoren worden
aangesloten, omdat alleen de in deze regel geactiveerde ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en verdere
ontvangers werken parallel, maar helemaal onafhankelijk in de Slave-modus!
„Binden“ van zender en ontvanger
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in:
• Ontvanger GR-16 en GR-24
Op de ontvanger knippert de rode LED.
Druk de SET-knop op de ontvanger in en hou deze
ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden ongeveer 3 seconden
lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SETknop van de ontvanger loslaten. Zolang de LED
rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de
bind-modus.
Start nu binnen deze ca. 3 s het zogenaamde binden
van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen
door het aantippen met de vinger of de meegeleverde stift ban één van de beide toetsen van de regel
“BIND AAN/UIT”, bv.:
Basismenu – zenderinstelling
76
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
UIT
S
aantippen
UIT
UIT
PPM10
Graubele
RX1
ZOEK
SET
UIT
UIT
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
NORMAAL
Gaat binnen ongeveer 10 seconden de intussen
weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en
brandt deze nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten. Uw model-/ontvangercombinatie is nu klaar voor de start. Parallel daaraan
verschijnt op het display in plaats van UIT nu de afgekorte omschrijving van het ontvangertype, bijvoorbeeld 12K voor de standaard meegeleverde ontvanger GR-24 HoTT:
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
AAN
UIT
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
Parallel wordt de HF-afstraling ingeschakeld, zie regel “HF AAN/UIT” in de afbeelding hierboven.
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10
seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Parallel daaraan verschijnt in de regel “Bind AAN/UIT” op
het display weer UIT . Verander eventueel de positie
van de antennes en herhaal de procedure.
• Ontvanger GR-12L
Op de ontvanger brandt de rode LED.
Druk de SET-knop op de ontvanger in en houd deze
ingedrukt, totdat de rode LED na ca. 3 seconden uitgaat. U kunt nu de SET-knop op de ontvanger loslaten. Zolang de LED uit is, bevindt de ontvanger zich
in de bind-modus.
Start nu – zoals hierboven beschre ven – binnen deze
ca. 3 s het zogenaamde binden van een ontvanger
aan het actuele modelgeheugen door een aantippen
met een vinger of de meegeleverde stift van één van
de beide toetsen van de regel “BIND AAN/UIT”.
Blijft de LED van de ontvanger nog steeds uit en wisselt de aanduiding op de zender naar 6K , dan is het
bindproces met succes afgesloten.
Begint echter de rode LED op de ontvanger weer
rood te branden, dan is het bindproces mislukt. Tegelijkertijd verschijnt in de regel “BIND AAN/UIT” van
het display weer UIT . Verander eventueel de positie
van de antennes en herhaal de hele procedure.
ONTV.UITG (Ontvangeruitgang)
Zoals in de inleiding bij het gedeelte “Binden van ont-
vangers” al werd gezegd is het bij de mz-18 HoTT en
mz-24 HoTT mogelijk om de stuurkanalen van de zender binnen een ontvanger naar eigen inzicht te verdelen
én om de 9 resp. 12 stuurkanalen over twee ontvangers
te verdelen. Dit hernieuwd verdelen wordt hierna “Mapping” of “Channel Mapping” (kanaaltoewijzing) genoemd.
Schakel eventueel uw ontvangstinstallatie in en tip dan
in de regel “ONTV.UITG” de te “mappen” ontvanger met
een vinger of de meegeleverde stift aan, bijvoorbeeld
“RX1”.
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
A
aantippen
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
Kanaaltoewijzing binnen een ontvanger
Op dezelfde manier als de op bladzijde 121 beschreven en ook als “Channel Mapping” aangeduide kanaal-toewijzingsfunctie van het »Telemetrie«-menu kunt
u in dit menupunt gemakkelijk de aan de ingangen van
de ontvanger gekoppelde stuurkanalen van de zender
naar eigen inzicht over de uitgangen resp. servo-aansluitingen van de geselecteerde ontvanger verdelen:
TRG.
K
K
K
K
K
K
Graubele
K
UIT1
1
2
K
UIT2
3
K
UIT3
K
4
UIT4
K
5
UIT5
6
K
UIT6
NORMAAL
7
UIT7
UIT8
8
9
UIT9
10
UIT10
11
UIT11
UIT12
12
Sv
+
RES
–
OPS
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de zender mz-24 HoTT worden
op het display van de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 getoond.
Na keuze van de gewenste uitgang door middel van
aantippen van de kanaaltoets met een vinger of de
meegeleverde stift in de regel van de gewenste ontvanger-uitgang wisselt de kleur van de toets van rood naar
blauw, bijvoorbeeld:
Basismenu – zenderinstelling
77
TRG.
K
K
K
K
K
K
Graubele
K
UIT1
1
2
K
UIT2
3
K
UIT3
K
4
UIT4
K
5
UIT5
6
K
UIT6
NORMAAL
7
UIT7
UIT8
8
9
UIT9
10
UIT10
11
UIT11
UIT12
12
Sv
+
RES
–
OPS
Kies nu door de toets + of – het gewenste aantal
keren met een vinger of de meegeleverde stift aan te
tippen het gewenste ingangskanaal resp. zenderuitgang,
zie bladzijde 98, uit, bv.:
TRG.
K
K
K
K
K
K
Graubele
K
UIT1
1
2
K
UIT2
3
K
UIT3
K
4
UIT4
K
5
UIT5
1
K
UIT6
NORMAAL
7
UIT7
UIT8
8
9
UIT9
10
UIT10
11
UIT11
UIT12
12
Sv
+
RES
–
OPS
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde terug naar de standaard indeling.
Op dezelfde manier gaat u te werk bij een eventueel
verwisselen van verder combinaties van stuurkanaal-/
ontvangeruitgangen.
MAAR LET OP:
Wanneer u bv. in de basisinstellingen van een
model “2 RO” heeft gekozen, dan wordt aan
de zenderkant de stuurfunctie 2 (rolroer)
gesplitst op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en rechter rolroer. De corresponderende en daardoor ook eventueel te “mappen” zenderuitgangen (= ontvanger-ingan-gen) zouden in dit geval dan de kanalen 2 + 5 zijn, zie
verder hieronder bij de voorbeelden.
Basismenu – zenderinstelling
78
Tenslotte moeten nu nog uw instellingen naar
de ontvanger worden overgeseind, omdat
deze uitsluitend in de ontvanger worden
opgeslagen … en eventueel hierin via het »Teleme-trie«-menu kunnen worden gewijzigd. Door middel van
aantippen van de toets OPS (opslaan) start u deze
overdracht en een aantippen van de toets TRG links
boven op het display brengt u weer terug naar het menu
“Zenderinstelling”.
Voorbeelden:
• U wilt bij een groot model elk rolroer via twee of
meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende
uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval afhankelijk van de linker en rechter vleugelhelft, als ingang
telkens één van de beide standaard rolroerkanalen
2 + 5.
• U wilt bij een groot model het richtingroer met twee
of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één
en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval het
standaard richtingroerkanaal 4, zie afbeelding rechts
onder.
Aanwijzingen:
•
Het maximaal aanwezige aantal regels
(uitgangen) komt overeen met het aantal
servo’s, dat maximaal aan de desbetreffen-
de ontvanger kan worden aangesloten.
• Met de optie »Zenderuitgang« , bladzijde 98, van
de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT kunnen
de stuurfuncties van de zender op een zelfde manier
omgewisseld of ook meerdere uitgangen van dezelfde stuurfunctie voorzien worden. Vanwege de overzichtelijkheid wordt u echter dringend geadviseerd
om maar van één van de beide opties gebruikt.
Kanaaltoewijzing naar een tweede ontvanger
Zoals al eerder genoemd kunnen met de optie “Ontvangeruitgang” de 9 stuurkanalen van de zender
mz-18 HoTT resp. de 12 stuurkanalen van de zender
mz-24 HoTT ook willekeurig over twee ontvangers
worden verdeeld, waarbij de nummering van de uitgangen (servo-aansluitingen) en het maximaal aantal ter
beschikking staande regels (uitgangen) overeenkomt
met het aantal servo’s, dat maximaal aan de ontvanger
kan worden aangesloten. Ga hier op dezelfde manier te
werk als bij het hierboven genoemde.
HF AAN/UIT
In deze menuregel kunt u zolang de zender ingeschakeld is de HF-afstraling van de zender modelspecifiek
met de hand uit- en eventueel weer aanzetten, bijvoorbeeld om tijdens de modelprogrammering stroom te
sparen.
Wanneer u de zender de volgende keer
weer aanzet wordt een eventuele instelling
op “UIT” echter weer teniet gedaan!
Om de HF-afstraling van uw zender met de hand
aan- of uit te zetten tipt u in de regel “HF AAN/UIT” de
desbetreffende toets met een vinger of de meegeleverde stift aan:
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
AAN
U
aantippen
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
HF type (Landeninstelling)
De instelling van een bepaald HF-type is nodig om te
voldoen aan de verschillende richtlijnen (FCC, ETSI, IC
etc.).
In Frankrijk bv. was oorspronkelijk het gebruik van een
radiobesturing slechts toegestaan op een beperkte
frequentieband. Met de publicatie van een nieuwe lijst
“Class 1 Devices” in juli 2012 door de verantwoordelijke
EU-commissie en de daaraan verbonden verhoging van
de toegestane bovengrens van de frequentieband van
de voor 2,4-GHz-apparaten relevante “Subclass 22” van
2,400 naar 2,4835 GHz zijn er echter een aantal juridische beperkingen voor de vroegere “France-modus”
vervallen.
Bij firmwareversie V 1.023 werd daarom de
“Frankrijk-modus” als keuze verwijderd. De
hieronder volgende alinea m.b.t. de compatibiliteit met oudere firmwareversies is echter voorlopig in
de oorspronkelijke versie nog aanwezig.
De “France–modus” kan echter wel – ook buiten Frank-
rijk – worden gebruikt. Bijvoorbeeld, om het daardoor vrij
blijvende (bovenste) frequentiebereik van de 2,4-GHzband te gebruiken voor het uitzenden van beelden van
een On-Board-camera. In dit geval moet u er wel op
letten dat de antenne(s) van de video-zender minimaal
3 m van de actieve uiteinden van de RC-ontvanger
verwijderd is (zijn). Uit veiligheidsoverwegingen wordt
daarom dringend geadviseerd om apart opgestelde
satellietontvangers te plaatsen. Bovendien moet telkens
een uitvoerige reikwijdtetest met ingeschakeld videosignaal worden uitgevoerd, omdat u moet rekenen op een
geringere reikwijdte.
Om de “landeninstelling” van uw zender tussen “NORMAAL”, “USA” of eventueel nog “FRANKRIJK” om te
schakelen, tipt u de toets rechts naast “HF type” het
gewenste aantal keren met een vinger of de meegeleverde stift aan:
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
AAN
UIT
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
aantippen
RW-test (Reikwijdtetest)
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendver-
mogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren
over een afstand van minder dan 100 m.
Doe de reikwijdtetest van het Graupner-HoTT-systeem
volgens de onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel
aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden
ontvanger in het model in.
2. Schakel de radiobesturing in en wacht tot op de ontvanger(s) GR-16 en GR-24 de groene LED brandt
resp. de rode LED van de GR-12L uit gaat. Nu kunt u
de servobewegingen zien.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is
daarom eventueel nodig om het model tijdens de test
te ondersteunen.
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand
van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op
het model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens de reikwijdtetest ongeveer
in een rechte hoek ten opzichte van het model is uitgericht.
5. Start in de op één na onderste regel van het display
de reikwijdtetest-modus door een aantippen van de
toets rechts naast “RW-test” met een vinger of de
meegeleverde stift, …
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
aantippen
A N
UIT
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
… waarna een sinds de Firmware-versie V1,017 ingevoerde veiligheidsvraag verschijnt:
TRG.
Bind AAN/
ONTV.UITG
HF AAN/U
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX2
RX1
KIEZEN
Reikwijdtetest starten
NEE
JA
99sek
UIT
PPM10
ORMAAL
Aantippen van de toets JA met een vinger of de
meegeleverde stift start de reikwijdtetest. Aantippen
van de toets NEE breekt het proces af.
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd.
Tegelijkertijd begint het verlichte Graupner-logo onder de middelste proportionele draaiknop DV te knipperen. Op hetzelfde moment begint de tijdsaanduiding op het zenderdisplay terug te tellen, en klinkt er
om de 2 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal.
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
AAN
AAN
PPM10
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
78sek
NORMAAL
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal.
Na afloop van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en
brandt het Graupner–logo weer constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen
om deze te reproduceren.
Basismenu – zenderinstelling
79
7. Schakel een eventueel aanwezige motor in, om te
testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat er geen
perfecte controle over het model meer mogelijk is.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer
op de stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100 % het
geval is moet u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de servicedienst van Graupner|SJ
GmbH.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer
daarbij de servo-bewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd
minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
LET OP:
Tijdens het normale gebruik in geen geval
de reikwijdtetest op de zender starten!
DSC UITG. (DSC-uitgang)
Voor het instellen van de aan de DSC-uitgang van uw
zender aanwezige modulatie tipt u in de regel “DSC
uitg.” – eventueel herhaaldelijk – op de toets met de
actuele instelwaarde, totdat de gewenste modulatie
zichtbaar is. U kunt kiezen uit de vier modulatiesoorten “PPM10”, “PPM16”, “PPM18” en “PPM24” in deze
volgorde:
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
UIT
aantippen
UIT
PPM10
RX2
UIT
SET
HF TYPE
99sek
NORMAAL
TRG.
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
UIT
UIT
PPM18
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het maximaal
aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus is aangesloten en zo voor een aan deze bus aangesloten vliegsimulator, een leraar-leerlingsysteem of externe HF-module kan worden gebruikt. Bij de keuze van “PPM10” zijn
dit de kanalen 1 … 5; bij “PPM16” de kanalen 1 … 8, bij
“PPM18” de kanalen 1 … 9 en bij “PPM24” de stuurkanalen 1 … 12.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display verlaat u het menu weer in de richting van het
basismenu.
TRG.
aantippen
BIND AAN/UIT
ONTV.UITG
HF AAN/UIT
RW-TEST
DSC UITG.
Graubele
RX1
12K
SET
UIT
UIT
PPM18
RX2
UIT
SET
HF-TYPE
99sek
NORMAAL
Basismenu – zenderinstelling
80
Voor uw aantekeningen
81
000
000
Klokken
Instellen van klok 1, klok 2 en van de datum en kloktijd
Het basisdisplay van de zender bevat standaard vier
klokken, zie afbeelding hieronder. Naast de – groene – zenderbedrijftijd en van de modeltijd aan de linker
kant van het display zijn dit de “bovenste” en de “onderste” klok aan de rechter kant van het display.
Voor het instellen van de “bovenste” klok 1 en/of de
“onderste” klok 2 en eventueel de datum en de kloktijd
tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het
desbetreffende waardenveld in de rechter helft van het
display, om direct naar het display van de gewenste klok
te wisselen.
Alternatief kunt u het menupunt “Klokken” ook via het
“basismenu” oproepen: tip daarvoor in het basisdisplay van de zender op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool, …
000%
RXTX
RX 00 0V
aantippen
000 000
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
aantippen
000
z
000
aantippen
… waarna het display wisselt naar de weergave van het
“groene” basismenu. Tip daarna met een vinger of de
meegeleverde stift op het menupunt »Klokken«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
Basismenu – klokken
82
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
aantippen
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
LET OP:
Het opslaan van telemetrie-data op een, in de
cardslot op achterkant van de zender
ingebrachte, SD-kaart is gekoppeld aan deze
klok. Wanneer deze wordt gestart, dan start ook de
opslag van telemetrie-data op de SD-kaart en deze
wordt weer gestopt, wanneer de klok gestopt wordt.
Eventuele claims kunnen alleen worden behandeld
wanneer er een log-bestand aanwezig is, zie bladzijde 7. Gebruik daarom in uw eigen belang de optie van de parallel aan “KLOK 1” lopende opslag van
telemetrie-gegevens op de SD-kaart in de cardslot
van de zender.
Let er echter op, dat vanwege technische oorzaken
er tijdens de weergave van MP3-bestanden GEEN
opslag van data mogelijk is.
TRG.
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
T+
Graubele
RES
ALARM
GEEN
GEEN
GEEN
000
00
RONDE LST
00
:
:
VLG.
+
00
RES
–
>>
Aanwijzing:
Met de toets VLG. aan de rechter rand van
het display bovenaan schakelt u telkens om
van “KLOK 1” naar “KLOK 2” en via “DATUM”
weer naar “KLOK 1”.
„KLOK 1“ en „KLOK 2“
Met het programmeren van één van de beide klokken
begint u bij voorkeur in de regel “MODE”, door het
waardenveld direct rechts daarnaast op zijn instelling te
controleren: standaard staat hier T+ als synoniem voor
“voorwaarts tellend”, zie afbeelding hierboven.
Is dit wat u nodig heeft en heeft u ook geen alarm bij
een voorwaarts tellende klok nodig, dan kunt u het
volgende onderdeel overslaan en verder lezen vanaf
“KLOK START” op de volgende bladzijde.
Alarmfunctie
Zowel bij een voorwaarts als ook bij een aftellende klok
kan er een alarmfunctie geactiveerd worden, doordat in
het minuten- en/of secondeveld rechts naast “ALARM”
het gewenste tijdskader weergegeven wordt. Binnen de
laatste 20 seconden van deze tijdsperiode klinken er
dan akoestische signalen, zodat u tijdens het vliegen
niet voortdurend op het display hoeft te kijken.
Volgorde van de geluidssignalen
20 s voor “nul”: 2-voudige toon
elke 2 seconden een enkele toon
10 s voor “nul”: enkele toon
elke seconde een enkele toon met
verschillende toonhoogte
5 s voor “nul”: iedere seconde een enkele toon met
gereduceerde frequentie
“nul”: gesproken bericht
Om het gewenste tijdskader in te stellen tipt u het – linker – minutenveld …
TRG.
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
T+
Graubele
RES
ALARM
GEEN
GEEN
GEEN
000
00
aantippen
RONDE LST
00
:
:
VLG.
+
00
RES
–
>>
… en/of het – rechter – secondeveld met een vinger of de
meegeleverde stift aan:
TRG.
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
T+
Graubele
RES
ALARM
GEEN
GEEN
GEEN
000
00
RONDE LST
00
:
00
:
aantippen
>>
VLG.
+
RES
–
De kleur van het desbetreffende veld wisselt van rood
naar blauw:
TRG.
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
T+
Graubele
RES
ALARM
GEEN
GEEN
GEEN
000
59
RONDE LST
00
:
:
VLG.
+
00
RES
–
>>
Tip nu zo vaak op de + of de – toets aan de rechter
rand van het display of hou de desbetreffende toets zo
lang ingedrukt, tot het door u gewenste tijdskader tussen 00:00 en maximaal 59:59 weergegeven wordt, bv.:
TRG.
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
T+
Graubele
RES
ALARM
GEEN
GEEN
GEEN
000
59
RONDE LST
00
:
:
VLG.
+
59
RES
–
>>
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in het actieve veld weer terug naar de standaardwaarde.
Vooruit tellende klok ( T+ )
Omdat een vooruit lopende klok bij 000:00 start moet
hieraan, zoals verder hieronder wordt beschreven, een
startschakelaar en eventueel nog een schakelaar voor
het terugzetten van de kok worden toegewezen.
Achteruit tellende klok ( T– )
Voor het overnemen van het al eerder beschreven
tijdskader naar de minuten: seconden-velden van de
desbetreffende regel “KLOK” en voor het omzetten van
de “KLOK X” van vooruit naar achteruit tellend tipt u op
de toets T+ rechts naast “MODE”:
TRG.
KLOK 1
MODE
KLOK STAR
RESET KLOK
RONDE TLR
TRG.
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
T+
aantippen
T–
Graubele
RES
ALARM
GEEN
GEEN
GEEN
Graubele
RES
ALARM
GEEN
GEEN
GEEN
000
59
RONDE LST
059
59
RONDE LST
00
:
:
:
:
VLG.
+
59
RES
–
>>
59
VLG.
+
59
RES
–
>>
Aanwijzingen:
•
Alternatief kan een klok ook van tevoren op
vooruit of achteruit tellend omgezet worden
en kan een later ingevoerd of gewijzigd
tijdskader door aantippen van de toets RES overgenomen worden.
• Wanneer een al lopende, maar tussentijds stopgezette klok door aantippen van de bijbehorende toets
van vooruit naar achteruit tellend wordt omgezet of
omgekeerd, dan wordt daardoor alleen de resterende tijd van de desbetreffende klok geactualiseerd,
maar deze niet teruggezet.
Terugzetten van gestarte klokken
Voor het terugzetten van een gestarte klok tipt u óf met
een vinger of de meegeleverde stift op de toets RES
óf bedient u de – zoals hieronder in de regel “RESET
KLOK” wordt beschre ven – schakelaar.
Regel “KLOK ST AR T” (startschakelaar)
In deze regel wijst u aan de klok zoals uitvoerig be-
schreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf
bladzijde 40, een schakelaar voor het starten van de
geselecteerde klok toe.
Regel „RESET KLOK“
(schakelaar voor het terugzetten)
In deze regel wijst u aan de klok zoals uitvoerig be-
schreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf
bladzijde 40, een schakelaar voor het naar de startwaarde terugzetten van de geselecteerde klok toe.
Aanwijzing:
Een tussentijds eventueel gewijzigd tijdskader
wordt bij het bedienen van deze schakelaar
automatisch in de regel “KLOK” overgenomen.
Alternatief kan ook de toets RES worden aangetipt.
Regel „RONDE TLR“ (rondenteller)
In de regel “Rondenteller/Rondenlijst” moet, zoals
uitvoerig beschreven in het onderdeel “Toewijzing van
stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” vanaf bladzijde 40, een schakelaar gezet
worden. Bij voorkeur moet u hier één van de beide
momentschakelaars S2 of S8 voor nemen, waarmee
het rondental telkens één ronde verder gezet en tegelijkertijd (automatisch) de tijdens deze ronde gescoorde
rondetijd gestopt (en opgeslagen) wordt. Tegelijkertijd
start deze momentschakelaar de stopwatch voor de
volgende ronde, bv.:
Basismenu – klokken
83
TRG.
Graubele
TRG.
Graubele
TRG.
Graubele
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
RES
T–
ALARM
SW 1
SW 6
GEEN
RONDE LST
059
59
:
59
:
VLG.
+
59
RES
–
>>
Optieveld >>
Door aantippen van deze toets wisselt u naar de lijst
met rondetijden, en wel de eerste van in totaal 100
mogelijke tijden. Tussen de verschillende bladzijden
bladert u met de toets VLG. (volgende) vooruit en met
de toets VRG. (vorige) achteruit:
Aantippen van de toets TRG. links boven brengt u
terug naar het insteldisplay van de timer:
KLOK 1
MODE
KLOK START
RESET KLOK
RONDE TLR
RES
T–
ALARM
SW 1
SW 6
GEEN
RONDE LST
059
59
:
59
:
VLG.
+
59
RES
–
>>
Hierin worden de eventueel benodigde instellingen van
de “KLOK 2” op dezelfde manier als bij “KLOK 1” gedaan. In tegenstelling tot “KLOK 1” worden er bij “KLOK
2” geen gegevens op de geheugenkaart opgeslagen.
Datum en kloktijd
Op de derde pagina van het display van dit menu
»Klokken« kan bij behoefte de datum en kloktijd in- of
bijgesteld worden. Een in- resp. bijstellen van datum en/
of kloktijd is echter alleen mogelijk, indien deze optie
door een aantippen van de toets SET met een vinger
of de meegeleverde stift eerst vrijgegeven werd:
TRG.
SET
aantippen
ACCUTIJD
MODEL TIJD
DAT.
TIJD
Graubele
07
2014
/
55
12
:
020734
:
:
001218
/
07
VLG.
+
15
:
–
:
A-RES
:
M-RES
De kleur van het SET -veld wisselt naar blauw:
SET
DAT.
TIJD
2014
12
/
07
07
/
55
:
:
VLG.
+
15
–
ACCUTIJD
MODEL TIJD
020734
001218
:
:
:
A-RES
:
M-RES
Tip aansluitend het waardenveld, dat in- of bijgesteld
moet worden, met een vinger of de meegeleverde stift
aan, bijvoorbeeld:
TRG.
SET
ACCUTIJD
MODEL TIJD
DAT.
TIJD
Graubele
07
2014
/
55
12
:
aantippen
0234
:
001218
/
07
VLG.
+
15
:
–
A-RES
:
M-RES
De kleur van het veld wisselt ook naar blauw:
TRG.
SET
ACCUTIJD
MODEL TIJD
DAT.
TIJD
Graubele
07
2014
/
55
12
:
020734
:
:
001218
/
07
VLG.
+
15
:
–
:
A-RES
:
M-RES
Stel nu met de + of – toets aan de rechter rand van
het display de gewenste waarde in, bv.:
Basismenu – klokken
84
TRG.
SET
ACCUTIJD
MODEL TIJD
DAT.
TIJD
Graubele
07
2014
/
54
12
:
020734
:
:
001218
/
07
VLG.
+
15
:
–
:
A-RES
:
M-RES
Met de andere waarden gaat u eventueel op dezelfde
manier te werk. Om tenslotte de wijzigingen in het
geheugen van de zender over te nemen tipt u weer
op SET :
TRG.
SET
ACCUTIJD
MODEL TIJD
DAT.
TIJD
Graubele
07
2014
/
54
12
:
020734
:
:
001218
/
07
VLG.
+
15
:
–
:
A-RES
:
M-RES
van de zender de spanning van de zenderaccu, bv. na
een opladen hiervan of na het vervangen van de accu
door een opgeladen exemplaar, merkbaar hoger is dan
daarvoor.
De modeltijd-klok daarentegen geeft de actueel geregistreerde gebruikstijd van de juist actieve modelgeheugenplaats aan.
Beide klokken zijn niet schakelbaar, maar kunnen
indien gewenst door aantippen van de desbetreffende
toets RES met de hand naar NUL worden teruggezet,
bijvoorbeeld:
TRG.
SET
ACCUTIJD
MODEL TIJD
TRG.
DAT.
TIJD
Graubele
07
2014
/
54
12
:
020734
:
:
001218
Graubele
/
07
VLG.
+
15
:
aantippen
:
A ES
:
M-RES
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
BASIS
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
FUNKTIE
OMK/VERT
FAIL-SAFE
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
Alle waardenvelden zijn nu weer rood en de actuele
datum en de actuele kloktijd werden in het geheugen
overgenomen.
Aanwijzing:
Vanaf firmwareversie V 1.023 kunnen de
datum en de kloktijd ook met behulp van de
“Firmware_Upgrade_grStudio V4.x” worden
geactualiseerd.
“ACCUTIJD” en “MODELTIJD”
Als bewaking van de zenderaccu wordt met deze klok
de totale inschakeltijd van de zender getoond, vanaf het
telkens laatste verhoging van de zender-accuspanning.
Een schakelaar kan hier niet worden toegewezen.
Deze klok wordt automatisch op de waarde “0:00”
teruggezet, zodra bij een hernieuwd in gebruik nemen
DAT.
SET
TIJD
ACCUTIJD
MODEL TIJD
2014
12
020734
000000
/
07
07
/
54
:
:
:
:
:
:
VLG.
+
15
–
A-RES
M-RES
Na afsluiting van uw instellingen verlaat u het menu
»Klokken« weer in de richting van het basismenu door
het aantippen van de toets TRG. links boven op het
display:
Basismenu – klokken
85
Fail Safe
000
000
Instellingen bij een storing
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »FAIL-SAFE«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
Fail Safe
De door het systeem opgeroepen hogere veiligheid
van het HoTT-systeem ten opzichte van de klassieke
PPM-technologie resulteert uit het feit dat de in de
HoTT-ontvanger ingebouwde microprocessor niet
alleen de signalen van “zijn” zender verwerkt maar ook
“onzuiver” ontvangen signalen nog verder kan bewerken. Pas wanneer deze, bv. door sterke storingen, te
veel gaan afwijken of zelfs verminkt zijn, vervangt de
processor – afhankelijk van de hieronder beschreven
instellingen – deze signalen automatisch door de in
de ontvanger tussendoor opgeslagen stuursignalen.
Daardoor worden bv. ook korte storingen, door een
gebrek aan veldsterkte o.i.d., verborgen, die anders tot
Basismenu – fail-safe
86
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
aantippen
de bekende storingsverschijnselen zouden leiden. In dit
geval brandt, zolang de storing duurt, de rode LED op
de ontvanger.
Bij uitlevering van een ontvanger is standaard
bij alle uitgangen “hold” (houden) geprogram-
meerd! Deze instelling kan zowel met behulp
van het desbetreffende menu als ook via het »Teleme-trie«-menu, bladzijde 120, bij alle ontvangeruitgangen
individueel worden gewijzigd.
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
HOUD
HOUD
K2
K3
HOUD
HOUD
K4
0.25s
SET
VLG.
OPS1
OPS2
SET
Aanwijzing:
Om stuurkanalen met een hoger nummer dan
K4 te kunnen instellen tipt u rechts boven in
het display op VLG. [volgende].
Programmering
De functie “Fail Safe” bepaalt het gedrag van de ontvanger in het geval van een storing tijdens de overdracht
van de zender naar de ontvanger. De ontvangeruitgangen 1 … 9 van de zender mz-18 HoTT resp. 1 … 12
van de zender mz-24 HoTT kunnen naar keuze …
1. … de momentele positie behouden (“HOUD”).
Alle op “houden” geprogrammeerde servo’s blijven in
het geval van een storing zolang in de positie staan,
die door de ontvanger het laatst als correct werd herkend, totdat er een nieuw, correct stuursignaal bij de
ontvanger binnenkomt.
2. … bij het optreden van een storing na verloop van
een “vertragingstijd” naar een vrij te kiezen positie
(“POS”) bewegen.
Om naar keuze tussen “HOUD” en “POS” te kunnen
omschakelen, tipt u met een vinger of de meegeleverde
stift in de kolom “Mode” op de toets, die zich in de regel
van het om te schakelen kanaal bevindt, bijvoorbeeld:
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.25s
SET
000%
000%
VLG.
OPS1
OPS2
SET
Na afsluiting van het omzetten naar “POS” tipt u in de
kolom “SET” met een vinger of de meegeleverde stift op
één van de waardenvelden, die parallel aan het omzetten naar “POS” verschijnen, bijvoorbeeld op die in de
regel “K1” verschijnt:
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.25s
SET
000%
aantippen
000%
VLG.
OPS1
OPS2
SET
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.25s
SET
000%
000%
VLG.
OPS1
OPS2
SET
Breng nu het bedieningselement van dit stuurkanaal
naar de gewenste positie en tip dan, om deze over te
nemen in het waardenveld, met een vinger of de meegeleverde stift op de toets SET rechts onder op het
display, bijvoorbeeld:
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.25s
SET
–111%
000%
VLG.
OPS1
OPS2
SET
Op dezelfde manier gaat u eventueel te werk bij het
opslaan van andere Fail-Safe-posities.
Als laatste kiest u eventueel in de onderste regel “Vertr.”
(vertraging) nog door het benodigde aantal keren aantippen van het waardenveld uit één van de vier mogelijke vertragingstijden (0,25 s, 0,5 s, 0,75 s en 1 s) een
passende tijd uit, bijvoorbeeld:
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.5s
SET
–111%
000%
VLG.
OPS1
OPS2
SET
Wanneer alle Fail-Safe-posities en de passende vertragingstijd zijn vastgelegd, moeten
deze waarden naar de gewenste ontvanger
worden overgedragen.
Overdragen van de gekozen Fail-Safe-posities naar
de ontvanger
Schakel daarvoor uiterlijk nu uw ontvangstinstallatie in
en start de overdracht van de gekozen Fail-Safe-posities
naar de ontvanger door met een vinger of de meegeleverde stift op de toets OPS1 (opslaan 1) aan te tippen,
bv.:
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.5s
SET
–111%
000%
VLG.
OPS1
O S2
aantippen
SET
Overdragen van de gekozen vertragingstijd naar de
ontvanger
De hiervoor beschreven gekozen vertragingstijd wordt
door aantippen van de toets OPS2 (opslaan 2) naar de
ingeschakelde ontvanger(s) overgebracht, bv.:
TRG.
VERTR.
Graubele
MODE
K
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.5s
SET
–111%
000%
VLG.
OPS1
OPS2
aantippen
SET
LET OP:
•
Let er op dat de belangrijke Fail-Safe
instellingen in de ontvanger worden op-
geslagen! De instellingen van de
Fail-Safe moeten dus na een wisselen van ontvanger vernieuwd en bij de huidige ontvanger
eventueel via de reset-functie, zoals beschreven
op bladzijde 32, gewist worden.
• Benut dit veiligheidspotentieel door voor een
Fail-Safe-geval de carburateurpositie bij modellen met verbrandingsmotor op stationair resp. bij
electromodellen op stop resp. bij helimodellen op
“Hold” te programmeren. Het model kan er dan in
het geval van een storing niet zo makkelijk ‘zelf’
vandoor gaan en zo schade of zelfs letsel aan
personen veroorzaken. Vraag eventueel een ervaren piloot om advies.
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display verlaat u het menu weer in de richting van het
basismenu.
TRG.
aantippen
VERTR.
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
Graubele
MODE
K1
POS
HOUD
K2
K3
HOUD
POS
K4
0.5s
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
BASIS
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
SET
–111%
000%
FUNKTIE
OMK/VERT
FAIL-SAFE
VLG.
OPS1
OPS2
SET
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
Basismenu – fail-safe
87
000
000
Triminstelling
Instelling van de trimmingen
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »TRIM STAP«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale
trimming. Kort aantippen van de trimhevels verstelt met
iedere “klik” de neutrale positie van de kruisknuppels
met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden
loopt de trimming met toenemende snelheid in de desbetreffende richting.
De actuele trimwaarden worden op het basisdisplay
weergegeven en een verstelling wordt ook akoestisch
“hoorbaar” gemaakt. Het is tijdens het vliegen daarom
probleemloos mogelijk om de middenpositie terug te
vinden, zonder op het display te hoeven kijken: wanneer
de trimming over de middenpositie gaat is er een korte
pauze merkbaar.
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een
wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder
Basismenu – triminstelling
88
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
aantippen
heeft de digitale trimming bij levering van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT – behalve bij de trimming van de gas-/remkleppenstuurknuppel, kortweg
ook stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd, – binnen een
geheugenplaats altijd globaal effect.
Dit vastleggen GL (globaal) of FASE (fase) vindt
rechts boven in het ondermenu »Kanaal set«, bladzijde
94, van het basismenu plaats, waarbij de K1-trimming
softwarematig standaard op “globaal”, d.w.z. onafhankelijk van de vliegfase, staat.
Sv
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
GL
7.
AUX 2
AUX 3
8.
9.
AUX 4
AUX 5
10.
AUX 6
11.
12.
AUX 7
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Aanwijzing:
Afwijkend van de in dit onderdeel afgebeelde
displays van de zender mz-24 HoTT worden
op het display van de 9-kanaals zender
mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 getoond.
Regel „STAP“ (trimstappen)
De vier digitale trimhevels verschuiven het neutraalpunt
van de bijbehorende stuurknuppel bij elke “klik” met
een tussen “01” en maximaal “10” instelbare stapgrootte in de desbetreffende richting, waarbij de maximale
trimweg – onafhankelijk van het aantal gekozen trimstappen – altijd ca. ±30 % van de stuurweg bedraagt.
Deze instelling heeft volledig onafhankelijk van de instelling GL (globaal) of FASE (fase) altijd “globaal” effect.
Om de actuele “stapgrootte” van een trim-stuurelement
te wijzigen, tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het bijbehorende waardenveld in de regel
“STAP”, bijvoorbeeld:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
04
+1 %
aantippen
NORMAAL
04
–06%
000%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
04
+13%
000%
NORMAAL
04
–06%
000%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste
waarde in, bijvoorbeeld:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
02
+13%
000%
NORMAAL
04
–06%
000%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Aantippen van de toets RES zet een gewijzigde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Met de andere trim-stuurelementen gaat u op dezelfde
manier te werk.
Aanwijzing:
De nummering van de trim-stuurelementen T1
… T4 heeft alleen betrekking op de bezetting
van de stuurkanalen 1 … 4. Of echter een
bepaalde aanduiding op een trimhevel van de linker of
rechter stuurknuppel slaat, is afhankelijk van de
gekozen stuurmodus, zie bladzijde 202.
Regel „POS“ (trimpositie)
In de kolom “POS” worden de actuele trimposities
weergegeven. (Het trimbereik bedraagt ca. ±30 % van
de totale stuurweg.) Deze “actuele” trimposities kunnen
er bijvoorbeeld als volgt uitzien:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
02
+13%
000%
NORMAAL
04
–06%
000%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Regel „SET“ (opslaan van trimposities)
Dit menu maakt het mogelijk om naar keuze de actuele
positie van de vier digitale trimmingen op te slaan, om
deze daarna weer naar het optische midden te kunnen
terugzetten. Na een wisselen van modelgeheugenplaats
of na langere vliegpauzes kunt u zo weer over de laatst
opgeslagen trimposities beschikken in de middenposities van de desbetreffende trimweergaven, die bij de
stuurfuncties 1 … 4 horen.
U heeft bijvoorbeeld uw model ingevlogen en in het
kader daarvan getrimd. In de regel “POS” ongeveer
op het midden van het display worden nu de actuele
trimposities in het wit weergegeven. (Het bereik van de
trimming bedraagt ca. ±30 % van de totale stuurweg.)
De waardenvelden in de regel “SET” daaronder bevatten de inhoud van het trimgeheugen, dat, omdat er nog
geen waarden werden opgeslagen, overal waarden van
000 % laat zien. Het display ziet er daarom uit zoals
hierboven, in het onderdeel “Regel POS”, is afgebeeld.
Het opslaan van de trimwaarden vindt plaats volgens
uw instelling in het ondermenu »Kanaal set« van het
basismenu, bladzijde 94, als “globaal” of “fase”, zodra
u in het ondermenu »Fase«, bladzijde 134 resp. 170,
vliegfasen heeft gedefinieerd. De telkens actieve vliegfase wordt weergegeven in een groene kleur aan de
bovenste rand van het display.
Voor het opslaan van een trimwaarde tipt u met een vinger of de meegeleverde stift op het waardenveld onder
de over te nemen trimwaarde, bv. het waardenveld in de
kolom “T3” (hoogteroer):
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
02
+13%
000%
–06%
000%
GEEN
aantippen
G
NORMAAL
04
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
De kleur van het veld wisselt van rood naar blauw:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
02
+13%
000%
NORMAAL
04
–06%
000%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Door middel van aantippen van de toets SET rechts
onder op het display …
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
02
+13%
000%
NORMAAL
04
–06%
000%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
aantippen
–
SET
... wordt de trimwaarde uit de regel “POS” overgenomen
in het trimgeheugen:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
02
+13%
000%
NORMAAL
04
00%
–006%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Met de andere trimwaarden gaat u eventueel op dezelfde manier te werk.
Wissen van opgeslagen trim-posities
Tip het waardenveld, waarvan u de trimwaarde wilt wissen, met een vinger of de meegeleverde stift aan, bv.:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
02
+13%
000%
NORMAAL
04
00%
–006%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Aantippen van de toets RES zet nu een veranderde
waarde in het blauwe en daardoor actieve veld terug
naar de standaardwaarde.
Basismenu – triminstelling
89
Met de andere trim-bedieningselementen gaat u eventueel op dezelfde manier te werk.
DIGITRIM 1 resp. 2
Volledig onafhankelijk van het hierboven genoemde
kunnen de standaard alleen bij de mz-24 HoTT gemonteerde INC-/DEC-toetsen “DT1” en “DT2” in de regels
“DIGITRIM 1” en “DIGITRIM 2” elk aan een willekeurig
stuurkanaal van de zender, zie “Begripsdefinities” op
bladzijde 38, als stuurelement worden toegewezen.
Tip daarvoor op de toets in de regel van het gewenste
stuurelement, bv. “DIGITRIM 1”:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
04
+13%
000%
06%
aantippen
000%
GEEN
GEEN
NORMAAL
04
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
04
+13%
000%
NORMAAL
04
–06%
000%
GEEN
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Kies nu met de + of – toets rechts buiten het gewenste kanaal “K5 ... K9” resp. “K5 ... K12” uit, bijvoorbeeld:
TRG.
STAP
POS
SET
DIGITRIM 1
DIGITRIM 2
T1
04
00%
000%
Graubele
T2T3
04
+13%
000%
NORMAAL
04
–06%
000%
K8
GEEN
T4
04
–07%
000%
Sv
AAND
+
RES
–
SET
Aantippen van de toets RES zet een veranderde waarde in een blauw en daardoor actief veld terug naar de
standaardwaarde GEEN .
Met “DIGITRIM 2” gaat u eventueel op dezelfde manier
te werk.
Voor een optische controle van uw instellingen wisselt
u eventueel door een aantippen van de toets AAND
rechts boven op het display naar de grafische weergave
van de posities van alle trim-stuurelementen …
TRG.
000%000%
000
Graubele
000% 000%
000%000%
000
000
000
STAP
000
000
…, waarbij de grafische weergave volgens het onderstaande schema aan de diverse trim-stuurelementen is
toegewezen:
TRG.
SL2SL1
000%000%
000
Graubele
000% 000%
DV1
000%000%
DT1
TRIMMING
DV2
000
000
TRIMMING
DV3
000
STAP
DV4
DT2
000
000
Basismenu – triminstelling
90
Voor uw aantekeningen
91
Servomonitor
000
000
Weergave van de servoposities en servo-testfunctie
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »Sv-MON«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
aantippen
M P
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
De optische weergave van de actuele servo-posities
kunt u niet alleen via de keuze van dit menu oproepen,
maar ook vanuit bijna alle menu’s door aantippen met
een vinger of de meegeleverde stift van de optietoets
met het opschrift SERVO resp. Sv rechts boven op
het display. Door aantippen van de toets TRG. keert u
weer terug naar het uitgangspunt.
firmwareversie V 1.023 of hoger
De wissel naar de servo-aanduiding kan nu zowel in het
basisdisplay als ook in alle menu’s, waarin rechts boven
de optietoets SERVO resp. Sv te zien is, door gelijktij-
dig indrukken van de links naast het display aanwezige
toetsen worden gedaan.
Basismenu – servomonitor
92
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
Servomonitor
De actuele positie van elke servo apart wordt weergegeven in een balkdiagram exact tussen -150 % en +150 %
van de normale weg; hierbij wordt rekening gehouden
met de instellingen van stuurelementen en servo,
Dual-Rate-/Expo-functies, het samenwerken van mixers
enz. 0 % komt precies overeen met de middenpositie
van de servo. Zo kunt u snel uw instellingen controleren,
zonder de ontvanger te hoeven inschakelen. Dit ontslaat
u niet van de verplichting om vóór de eerste vlucht alle
programmeerstappen zorgvuldig bij het model te testen,
om fouten uit te sluiten!
–061%
+061%
Graubele
+100%
000%
TRG.
1 2 345 678 9
–100%
+ 00%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
11
12
AAND
000%
000%
De aanduiding vindt bij “normale” vliegtuigmodellen
volgens onderstaand schema plaats:
Let er op, dat de servo-aanduiding alleen
betrekking heeft op de oorspronkelijke
volgorde van de servo’s, dus een verwisselen van de uitgangen in het menu »Zenderuitgang«,
bladzijde 98, of in het ondermenu “Ontvangeruitgang” van het menu »Zender Set«, bladzijde 77,
niet volgt.
• Het aantal kanalen, dat in dit menu wordt getoond,
komt overeen met het maximum aantal stuurkanalen waarover de desbetreffende zender beschikt, zie
scheidslijn tussen “balk 9” en “balk 10” in de tabel
hierboven. Het aantal dat daadwerkelijk bruikbaar is,
is afhankelijk van het gebruikte type ontvanger resp.
het aantal daaraan aangesloten servo’s en kan daarom soms veel geringer zijn.
• Gebruik deze aanduiding tijdens het programmeren
van een model, omdat u alle instellingen aan de zender hier direct kunt controleren. Dit mag u er echter niet van weerhouden, om vóór de eerste start van
uw model alle programmeerstappen ook bij het model te testen, om fouten tijdens het programmeren uit
te sluiten!
Servotest
Aanwijzing:
Start een servotest alleen in een speciaal voor
dit doel aangemaakt modelgeheugen zonder
een enkele mixer! In andere gevallen leidt dit
tot onvoorspelbare servo-uitslagen.
Om de servo-testfunctie te kunnen activeren tipt u
rechts boven met een vinger of de meegeleverde stift op
het veld AAND :
–061%
+061%
Graubele
+100%
000%
TRG.
1 2 345 678 9
–100%
+100%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
11
12
AAND
aantippen
000%
000%
Aan de rechter rand van het display verschijnen er
verdere toetsenvelden:
–061%
+061%
Graubele
+100%
000%
TRG.
1 2 345 678 9
–100%
+100%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
11
12
TEST
+0.5s
+
RES
–
000%
000%
UIT
Voor het wijzigen van de standaard cyclustijd van 0.5 s
tipt u het desbetreffende waardenveld aan. De kleur
wisselt van grijs naar blauw:
TRG.
1 2 345 678 9
Graubele
NORMAAL
10
11
12
TEST
+0.5s
+
RES
– 00%
+100%
–061%
+061%
+100%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
000%
–
UIT
In het blauwe waardenveld kan de tijdswaarde voor een
bewegingscyclus met de + of – toets rechts buiten in
stappen van 0,5 s tussen 0,5 en maximaal 5,0 s veranderd worden, bijvoorbeeld:
–061%
+061%
Graubele
+100%
000%
TRG.
1 2 345 678 9
– 00%
+100%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
11
12
TEST
+4.0s
+
RES
–
000%
000%
UIT
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een actief veld weer terug naar de standaardwaarde van 0,5 s.
Gestart en gestopt wordt de servotest door aantippen
van de toets UIT rechts onder:
–061%
+061%
Graubele
+100%
000%
TRG.
1 2 345 678 9
–100%
+ 00%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
11
12
TEST
+4.0s
+
RES
aantippen
000%
000%
UIT
ment – startend vanuit de neutrale positie – gelijktijdig
en permanent in de ingestelde tijd tussen -100 % en
+100 % heen en weer bewogen worden. Alle in het desbetreffende modelgeheugen actieve servo’s bewegen
binnen de ingestelde servo-wegen en begrenzingen van
de servo-wegen zo lang, totdat door een aantippen van
de toets AAN rechts onder de servotest weer gestopt
wordt:
–061%
+061%
Graubele
+100%
000%
TRG.
1 2 345 678 9
–100%
+100%
000%
000%
NORMAAL
000%
000%
10
11
12
TEST
+4.0s
+
RES
aantippen
000%
000%
AAN
Door aantippen van de toets TRG. links boven op het
display verlaat u het menu weer in de richting van het
basisdisplay:
BASIS
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
FUNKTIE
OMK/VERT
FAIL-SAFE
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
De functie “servotest” stuurt nu de servo’s automatisch
dusdanig, alsof ze door het bijbehorende stuurele-
Basismenu – servomonitor
93
Kanaal Set
000
000
Toewijzing van stuurelementen en schakelaars
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
000 000
mz
000
aantippen
0
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »KAN SET«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
aantippen
ZE SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
Naast de standaard bij de beide zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT aanwezige kruisknuppels voor de
stuurfuncties 1 tot 4 met bijbehorende trimhevels zijn
deze beide zenders ook nog standaard voorzien van
een per zender verschillend aantal andere bedieningselementen.
• mz-18 HoTT
• 1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6)
• 1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3)
• 4 drie-standen-schakelaars met korte greep
(S1, S4, S5 en S7)
• 2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schakelaars met lange greep (S2 en S8)
• 2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
Basismenu – kanaal set
94
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
schuifregelaars (SL1 en SL2)
• 2 aan de voorzijde gemonteerde proportionele
draaiknoppen (DV1 en DV2)
• mz-24 HoTT
• 1 twee-standen-schakelaar met lange greep (S6)
• 1 drie-standen-schakelaar met lange greep (S3)
• 4 drie-standen-schakelaars met korte greep
(S1, S4, S5 en S7)
• 2 eenzijdig zelfneutraliserende drie-standen-schakelaars met lange greep (S2 en S8)
• 2 INC/DEC-toetsen (DT1 en DT2)
• 2 aan de achterzijde gemonteerde proportionele
schuifregelaars (SL1 en SL2)
• 4 proportionele draaiknoppen (DV1 … DV4)
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw
modelgeheugen met het modeltype “vleugelmodel” werd
gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s. De andere hierboven genoemde “verdere” bedieningselementen zijn
echter in principe standaard inactief.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing en
ook na het initialiseren van een nieuw modelgeheugen
met het type “vliegtuigmodel” en de “binding” ervan aan
de in te bouwen ontvanger, alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s via de beide
stuurknuppels bewogen kunnen worden, maar de aan
de andere uitgangen aangesloten servo’s daarentegen
steeds in hun middenpositie blijven staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel
lijkt …, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u
enerzijds volledig vrij de “verdere” bedieningselementen
kunt uitkiezen en u anderzijds het “deactiveren” van niet
benodigde bedieningselementen bespaard blijft, want:
Een niet benodigd bedieningselement
heeft ook bij een foutieve bediening alleen
dan geen invloed op uw model, wanneer
het inactief, dus niet aan een functie toegekend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedieningselementen nu in dit hier te bespreken menu
»Kanaal set« geheel naar vrije keuze aan iedere
willekeurige functie-ingang, zie bladzijde 38, worden
toegewezen. Dit wil echter ook zeggen, dat aan elk van
deze bedieningselementen naar behoefte ook gelijktijdig
meerdere functie-ingangen kunnen worden toegewezen.
Zo kan bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar, die u in dit
menu aan een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu
»Klokken« voor de “klokken” als aan-/uit-schakelaar
dienen enz.
Aanwijzingen:
•
In tegenstelling tot de instelling van de servo-wegen heeft de instelling van stuurele-
menten effect op alle daarna volgende
mix- en koppelfuncties en dus uiteindelijk op alle servo’s, die via het desbetreffende bedieningselement
worden bediend.
• Afwijkend van de in dit onderdeel getoonde displays
van de 12-kanaals zender mz-24 HoTT worden op
het display van de 9-kanaals zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Optietoets GL / FASE (GLobal/FASE)
Door aantippen van deze toets aan de bovenste rand
van het display rechts ...
Sv
10.
11.
12.
7.
8.
9.
GL
AUX 2
aantippen
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
… kan de trimming van de stuurfuncties 2 … 4 van “toepasbaar op alle vliegfasen (“GL(obaal)”) naar “specifiek
voor een bepaalde vliegfase (“FASE”) en omgekeerd
worden gezet. Meer informatie hierover in het onderdeel
»Trim Stap« enkele bladzijden hiervoor.
Toewijzing van een stuurelement
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
waardenveld in de regel van het gewenste stuurkanaal,
bijvoorbeeld:
Sv
TRG.
K1
1.
2.
RO1L
3.
HO
4.
RI
RO1R
5.
6.
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
aantippen
G EN
GEEN
GL
7.
AUX 2
AUX 3
8.
9.
AUX 4
AUX 5
10.
AUX 6
11.
12.
AUX 7
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Het display “KIEZEN” wordt nu zichtbaar:
Sv
7.
8
KIEZEN
NEE
CLR
11.
12.
AUX 2
AUX 3
AUX 6
AUX 7
GL
GEEN
GEEN
4
GEEN
5
GEEN
GEEN
GEEN
TRG.
K1
1.
2.
RO1L
3.
HO
4.
RI
RO1R
5.
6.
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
Door aantippen van NEE breekt u het proces af. Voor
het toewijzen van het gewenste stuurelement of de gewenste schakelaar bedient u deze, waarbij u er op moet
letten, dat de proportionele draaiknop en –draaischuif
pas na enkele “klikken” worden herkend, dus wat langer
bediend worden. Wanneer de weg niet voldoende is
bedient u het stuurelement eventueel naar de tegenoverliggende richting.
Met een toegewezen 2-standen-schakelaar kan alleen
tussen de beide eindpunten worden heen en weer geschakeld, bv. motor AAN resp. UIT. De 3-standen-schakelaars daarentegen hebben ook een middelste positie.
Op het display wordt nu óf de aanduiding van het stuurelement óf het nummer van de schakelaar getoond, bv.:
Sv
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
GL
7.
AUX 2
AUX 3
8.
9.
AUX 4
AUX 5
10.
AUX 6
11.
12.
AUX 7
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Stuurelement of schakelaar wissen
Tip het waardenveld met de te wissen toewijzing met
een vinger of de meegeleverde stift aan, bv.:
Sv
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
aantippen
GE N
SL 1
GL
7.
AUX 2
AUX 3
8.
9.
AUX 4
AUX 5
10.
AUX 6
11.
12.
AUX 7
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
Het display “KIEZEN” wordt weer zichtbaar:
Sv
7.
8
KIEZEN
NEE
CLR
11.
12.
AUX 2
AUX 3
AUX 6
AUX 7
GL
GEEN
GEEN
4
GEEN
5
GEEN
GEEN
GEEN
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
Tip om het toegewezen stuurelement of de toegewezen
schakelaar te wissen op CLR :
Sv
7.
8
N E
CLR
11.
12.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
AUX 2
AUX 3
AUX 6
AUX 7
AUX 2
AUX 3
AUX 4
AUX 5
AUX 6
AUX 7
GL
GEEN
GEEN
4
GEEN
5
GEEN
GEEN
GEEN
Sv
GL
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
TRG.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
K1
RO1L
HO
RI
RO1R
AUX 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
SL 1
Graubele
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
aantippen
Belangrijke aanwijzingen:
•
De in dit menu toegewezen stuurelementen hebben “globaal” effect in alle vliegfa-
sen. Alleen de in het ondermenu »DR/Expo« van het functiemenu in te stellen “Offset” en
de tevens in het ondermenu »DR/Expo«, bladzijde
138 resp. 173,, in te stellen “Weg-instelling” hebben specifiek per vliegfase effect.
•
Wanneer u bij een model met welfkleppen
aan de dan met “WK1L” aangeduide ingang
6 een stuurelement of schakelaar toewijst,
is de functie daarvan afhankelijk van de telkens actuele instelling in de regel “ACT” van het ondermenu
»WK-SET« van het functiemenu, bladzijde 158:
Staat daar het waardenveld naast “ACT” op BLK
of UIT , dan heeft dit stuurelement of deze schakelaar uitsluitend effect op de servo’s 6 en 7 met de in
het ondermenu »DR/Expo« ingestelde waarden. In
andere gevallen neemt dit stuurelement of deze schakelaar de functie van een “fasentrimming” over, met
de in het ondermenu »WK-SET« ingestelde waarden.
Basismenu – kanaal set
95
Gaslimiet-functie
Bij het modeltype “helikopter” is de standaard bij de
zender mz-18 HoTT de ingang “9” en bij de zender mz-24 HoTT de ingang “12” aan de proportionele draaiknop
“DV1” toegekend:
Sv
7.
GYRO
GOVERNOR
8.
9.
AUX 2
7.
GYRO
GOVERNOR
8.
9.
AUX 2
AUX 3
10.
AUX 4
11.
12.
AUX 5
GL
GEEN
GEEN
DV 1
Sv
GL
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
GEEN
DV 1
TRG.
PITCH
1.
2.
ROLL1
3.
NICK1
4.
HEKROTOR
AUX 1
5.
6.
GAS
TRG.
PITCH
1.
2.
ROLL1
3.
NICK1
4.
HEKROTOR
AUX 1
5.
6.
GAS
Starlet
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
Starlet
St 1
St 2
St 3
St 4
GEEN
GEEN
Aanwijzing:
Afwijkend van het in dit onderdeel afgebeelde
display van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Door deze toewijzing is het niet meer nodig om twee
vliegfasen “met idle up” en “zonder idle up” te programmeren, zoals u dat misschien gewend was bij andere
besturingen, omdat het verhogen van het systeemtoerental onder het hoverpunt met de desbetreffende opties
van de zenders mz-18 HoTT en mz-24 HoTT veel
flexibeler en fijngevoeliger is dan bij de zogenaamde
“idle up”. Als u echter toch liever uw helikopter met “idle
up” wilt programmeren, dan schakelt u de hieronder
beschreven functie “gaslimiet” uit, door de ingang “9”
Basismenu – kanaal set | gaslimiet-functie
96
resp. “12” op GEEN te zetten.
Betekenis en toepassing van “gaslimiet”
Zoals al eerder bij de functie “gas” werd gezegd, wordt
in tegenstelling tot een vleugelmodel bij een helikoptermodel het vermogen van de motor niet direct met de
K1-knuppel, maar slechts indirect via de in bepaalde
helikoptermenu’s ingestelde gascurve geregeld of – wanneer u in uw model een toerenregelaar gebruikt – door
deze.
Aanwijzing:
Voor verschillende vliegfasen kunt u via de
programmering van vliegfasen natuurlijk ook
individuele vliegfasen instellen.
In de praktijk is het zo, dat echter zowel bij de traditionele motoraansturing als bij toepassing van een toerenregelaar de motor van een helikopter bij “normaal” vliegen
nooit in de buurt van het stationaire toerental komt, en
dat deze motor daarom normaal gesproken niet zonder
meer gestart of goed afgesteld kan worden.
De functie “gaslimiet” lost dit probleem elegant op,
doordat via een apart stuurelement – standaard de bij
de zender mz-18 HoTT links boven en bij de zender
mz-24 HoTT links vooraan gemonteerde proportionele
draaiknop “DV 1” – de positie van de gasservo resp. de
vermogensregeling van een motorregelaar begrensd
kan worden. Op deze manier is het mogelijk om met
de gaslimiet-draaiknop het “gas” ook tot aan de stationaire positie terug te nemen, waar dan de trimmer
van de gas-/pitch-stuurknuppel de controle overneemt,
resp. om een elektro-aandrijving helemaal uit te zetten.
Omgekeerd kan de gasservo resp. de regelaar natuurlijk
alleen dan de volgaspositie bereiken, wanneer met de
gaslimiter ook de hele servo-uitslag vrijgegeven is.
De instelling van de waarde aan de – rechter – plus-kant
in de kolom “weg” in het display “K5-9” resp. “K5-12” van
het ondermenu »DR/Expo« van het functiemenu, bladzijde 175, moet daarom in ieder geval zo groot worden
ingesteld, dat in de maximumpositie van de gaslimiter
de via gascurven-instellingen haalbare volgaspositie
niet begrensd wordt – normaal gesproken zal dit een
waarde tussen +100 % en +125 % zijn.
TRG.
K5
+100%
+100%
K6
+100%
K7
K8
+100%
Starlet
K
+100%
K9
K10
+100%
K11
+100%
+100%
K12
DR –DR –DR +DR +
+100%
+100%
+100%
+100%
NORMAAL
K5-12
+100%
+100%
+100%
+125%
Sv
+
RES
–
De waarde van de – linker – min-kant in de kolom “weg”
moet het daarentegen mogelijk maken om met de gaslimiter de elektromotor uit te zetten resp. om een carburateur zo ver te sluiten, dat de verbrandingsmotor ook met
de – digitale – K1-trimming uitgezet kan worden. Laat u
daarom deze waarde – voorlopig – op +100 %.
Deze variabele “begrenzing” van de gasuitslag zorgt
niet alleen voor comfortabel starten en afzetten van de
motor, maar ook voor een aanzienlijke vergroting van de
veiligheid! Denk er maar eens aan wat er zou kunnen
gebeuren, wanneer u bv. de helikopter met lopende
motor naar de startplaats brengt en u per ongeluk de
K1-knuppel aanraakt …
Bij een te ver geopende carburateur wordt u daarom al
bij het aanzetten van de zender gewaarschuwd met een
geluidssignaal en ziet u op het basisdisplay de melding:
WAARSCHUWING
GAS AR
GAS POS
NORMAAL SIGNAL
HF AAN/UIT
AAN
GAS CUT
FASE
UIT
Tip:
Maak gebruik van de »Servo-monitor«, om
de invloed van de gaslimiter te controleren.
Denk er aan, dat bij de zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT de servo-uitgang 6 de gasservo
aanstuurt!
Basisinstelling stationairloop
Draai de gaslimiter – standaard de aan de links vooraan
resp. links bovenop de zender gemonteerde proportionele draaiknop “DV1” – eerst met de klok mee tot aan de
aanslag. Zet nu de gas-/pitch-stuurknuppel in de pitchmaximum-positie en controleer, of in het ondermenu …
»Gascurve« (vanaf bladzijde 183)
… van het functiemenu een standaard gascurve effec-
tief is.
Zou u na het aanmaken van een modelgeheugen de
standaard gascurve al gewijzigd hebben, dan moet u
deze in ieder geval tijdelijk terugzetten naar de waarden
“punt L = 0 %”, “punt 3 = +50 %” en “punt H = +100 %”:
TRG.
GASLIMIET +100%
Starlet
CURVE
IN
UIT
PUNT
ST. UIT
NORMAAL
UIT
–100%
–100%
L
X-AS
000%
Y-AS
Sv
TRIM
+
–
ENT
Aanwijzing:
Omdat de trimhevel van het gas bij een
geopende gaslimiter geen effect heeft, is de
positie ervan hier niet van belang.
Stel nu – zonder de verbrandingsmotor te starten – de
gasservo eerst bij voorkeur mechanisch zó af, eventueel daarna via de weg-instelling van servo 6 in het
ondermenu »WEG/LIM«, dat de carburateur helemaal
geopend is.
Sluit nu de gaslimiter helemaal, door de draaiknop
“DV 1” tegen de klok in tot aan de uitslag te draaien.
Breng met de trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel
de markering van de trimpositie naar de motor-UIT-positie.
Aanwijzing:
Bij een gesloten gaslimiter is daarentegen de
positie van de gas-/pitch-stuurknuppel niet
van belang; deze kan daarom in de maximum-pitch-positie blijven, zodat bij het afstellen van de
carburateur-stuurstang alleen met de gaslimiter van
“volgas” (gaslimiter open) naar “motor UIT” (gaslimiter
dicht) gewisseld kan worden.
Stel nu bij een gesloten gaslimiter de aansturing van de
carburateur zó af, dat de carburateur precies helemaal
sluit. Let er in ieder geval op, dat de gasservo in geen
van de beide extreme posities (volgas / motor-UIT)
mechanisch vastloopt.
Tot slot van deze basisinstelling moet nog het instelbereik van de stationairtrimming met het punt “L” van de
gascurve in overeenstemming worden gebracht. Daarvoor moet het punt “L” van het display “Gascurve” op
ongeveer +15 tot +18 % worden gezet, bijvoorbeeld:
TRG.
GASLIMIET +100%
ST. AAN
Starlet
CURVE
IN
UIT
PUNT
UIT
–100%
–067%
L
X-AS
NORMAAL
+016%
Y-AS
Sv
TRIM
+
–
ENT
Voor de exacte instelling van een naadloze overgang
van stationairtrimming naar de gascurve moet bij een
gesloten gaslimiter en geheel geopende stationairtrimming de pitchknuppel rond de minimum-aanslag een
beetje heen en weer worden bewogen. De gasservo
mag daarbij niet meelopen! De verdere instellingen
van de gascurve moeten sowieso later bij het vliegen
worden aangepast.
Het starten van de motor gebeurt bij een volledig geslo-
ten gaslimiter, waarbij de stationairloop alleen met de
trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel wordt ingesteld
en de motor met behulp van de digitale trimming wordt
uitgezet.
Aanwijzing:
Maak gebruik van de »Servo-monitor«, om
de invloed van de gaslimiter te kunnen zien.
Denk er aan, dat bij de zenders mz-18 HoTT
en mz-24 HoTT de gasservo via de servo-uitgang 6
wordt aangestuurd!
Basismenu – kanaal set | gaslimiet-functie
97
Zenderuitgang
000
000
Verwisselen van de uitgangen van de zender
Tip eventueel in het basisdisplay van de zender met een
vinger of de meegeleverde stift op het met “B” aangeduide “tandwiel”-symbool:
000%
RXTX
RX 00.0V
0:01:23
M 1
000 000
mz
000
aantippen
0
Graubele
ACCUTIJD 00: 01: 23
Het display wisselt naar de weergave van het “groene”
basismenu. Tip hier met een vinger of de meegeleverde
stift op het menupunt »ZEND.UITG«:
BASIS
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
FUNKTIE
WEG/LIM
aantippen
KL KEN
ZEND.UITG
Om een maximale flexibiliteit wat betreft de ontvangerbezetting te hebben is in het programma van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT de mogelijkheid geïntegreerd om naar eigen goeddunken de servo-uitgangen
1 tot maximaal 9 resp. 12 om te wisselen:
TRG.
TS
TS
TS
TS
TS
TS
Basismenu – zenderuitgang
98
Graubele
K
1
2
K
3
K
K
4
5
K
6
K
>> UIT1
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
7
8
TS
TS
9
10
TS
11
TS
12
TS
000%
4.1V
000:00.0
000:00.0
NORMAAL
SYSTEEM
OMK/VERT
MIDDEN
FAIL-SAFE
TRIM STAP
>> UIT7
K
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
RES
K
K
K
K
K
Sv
+
–
Aanwijzing:
Afwijkend van het in dit onderdeel afgebeelde
display van de 12-kanaals zender mz-24
HoTT worden op het display van de 9-kanaals
zender mz-18 HoTT alleen de kanalen 1 … 9 weergegeven.
Met deze optie kunnen de 9 “stuurkanalen” van de
zender mz-18 HoTT resp. de 12 “stuurkanalen” van de
zender mz-24 HoTT naar eigen inzicht worden verdeeld over de zenderuitgangen 1 … 9 resp. 1 … 12. Let
er wel op, dat de weergave in het menu »Servomoni-tor«, bladzijde 92, alleen slaat op de “stuurkanalen”
volgens de ontvangerbezetting en dus GEEN rekening
houdt met het verwisselen van de uitgangen.
Programmering
Tip met een vinger of de meegeleverde stift op het
waardenveld in de regel van de te wijzigen kanaal/uitgang-combinatie, bijvoorbeeld:
TRG.
TS
1
2
TS
TS
3
4
TS
aantippen
TS
6
TS
K
K
K
K
K
K
Graubele
>> UIT1
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
K
7
8
TS
K
TS
9
K
K
10
TS
11
TS
K
12
K
TS
>> UIT7
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
Sv
+
RES
–
De kleur van de toets wisselt van rood naar blauw:
TRG.
TS
TS
TS
TS
TS
TS
Graubele
K
1
2
K
3
K
K
4
5
K
6
K
>> UIT1
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
K
7
8
TS
K
TS
9
K
K
10
TS
11
TS
K
12
K
TS
>> UIT7
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
Sv
+
RES
–
Stel nu met de + of – toets rechts buiten de gewenste
waarde in.
Bij de andere zenderuitgangen gaat u eventueel op
dezelfde manier te werk, bijvoorbeeld:
TRG.
TS
TS
TS
TS
TS
TS
Graubele
K
6
2
K
3
K
K
4
5
K
1
K
>> UIT1
>> UIT2
>> UIT3
>> UIT4
>> UIT5
>> UIT6
TS
K
7
8
TS
K
TS
9
K
K
10
TS
11
TS
K
12
K
TS
>> UIT7
>> UIT8
>> UIT9
>> UIT10
>> UIT11
>> UIT12
Sv
+
RES
–
Aantippen van de toets RES zet een veranderde
waarde in een blauw en dus actief veld terug naar de
standaardwaarde.
Eventuele latere wijzigingen, zoals instellingen van de
servo-weg, Dual Rate/Expo, mixers etc. moeten echter
altijd volgens de oorspronkelijke ontvangerbezetting worden gedaan!
Na het afsluiten van uw instellingen keert u door aantippen van de toets TRG. links boven op het display weer
terug naar de menukeuze:
BASIS
WEG LIM
KLOKKEN
ZEND.UITG
FUNKTIE
OMK/VERT
FAIL-SAFE
SYSTEEM
MIDDEN
TRIM STAP
TERUG
MOD.KEUZE
M-STOP
Sv-MON
MODELTYPE
ZEND.SET
KAN.SET
Voorbeeld:
In het helikopterprogramma van de zenders
mz-18 HoTT en mz-24 HoTT zijn de
uitgangen voor een pitchservo en de gasservo
ten opzichte bepaalde oudere Graupner-zenders
verwisseld: de gasservo zit nu op de zenderuitgang “6”
en de pitchservo op uitgang “1”. Misschien wilt u echter
de oorspronkelijke configuratie houden. In dit geval
verwisselt u de kanalen 1 en 6 met elkaar, zodat
zich – zoals hierboven afgebeeld – (stuur-)kanaal 6 aan
uitgang 1 zit en omgekeerd.
Aanwijzing:
Met de als “Channel Mapping” aangeduide
kanaal-toewijzingsfunctie van de ontvanger
van het in de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT geïntegreerde »Telemetrie«-menu kunnen de
maximaal 9 resp. 12 stuurkanalen van deze zenders ook
over meerder ontvangers worden verdeeld of meerdere
ontvangeruitgangen van dezelfde stuurfunctie worden
voorzien, bijvoorbeeld om elke rolroerhelft met twee in
plaats van één servo aan te kunnen sturen enz.
Vanwege de overzichtelijkheid adviseren wij echter
dringend, om maar van één van de beide opties gebruik
te maken.
gemeenschappelijke functiemenu’s
Basismenu – zenderuitgang
99
Wat is een mixer?
richting / hoogte rechts
Principes van een mixfunctie
Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende
aansturingen in het model wenselijk, bv. een koppeling
tussen rol- en richtingroer of een koppeling van twee
servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten
worden aangestuurd. In al deze gevallen wordt de
signaalstroom aan de “uitgang” van het stuurelement
“afgetakt” – d.w.z. op een punt, waarbij de verschillende
opties van het stuurelement ook al het signaal beïnvloeden, zoals bv. »Dual Rate/Expo«, »Kanaal set«,
»Kanaal 1 curve« enz. –, om dit signaal dan op een
bepaalde manier op de “ingang” van een ander stuurkanaal en daarmee tenslotte op een ontvangeruitgang
effect te laten hebben.
Voorbeeld: V-staartmix er
hoogteroerstuurknuppel
3
hoogte
V-staart-
richting
stuurfunctie-ingangen
4
richtingroerstuurknuppel
mixer
richting
hoogte
richting
hoogte
3
richting / hoogte links
stuurkanalen
(ontvangeruitgangen)
4
4 V
C 577
Servo
Bes N 41 1
48 V
C 577
Servo
Bes N 4 0
De software van de zenders mz-18 HoTT en mz-24
HoTT bevat al een groot aantal voorgeprogrammeerde
koppelfuncties, waarbij twee (of meer) stuurkanalen
met elkaar gemixt worden. Zo kan de juist als voorbeeld
genoemde mixer al in het kader van de basisinstelling
van een model, vanaf bladzijde 47, in de vorm van
“V-staart” softwarematig geactiveerd worden.
Daarnaast biedt de software in elke geheugenplaats van
het vliegtuig- en heliprogramma telkens vijf vrij programmeerbare lineaire mixers en drie curvenmixers per
eventueel geactiveerde vliegfase.
Lees meer hierover in de algemene opmerkingen bij de
“vrije mixers” op de rechter bladzijde.
Wat is een mixer?
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.