De hierna volgende aanwijzingen moeten
door de gebruiker in ieder geval opgevolgd
worden! Bij het niet opvolgen van de aanwijzing kan de juiste functie van het apparaat worden
beïnvloed en de veiligheid van de gebruiker en omstanders in gevaar worden gebracht.
LET OP:
De hierna volgende aanwijzingen moeten
door de gebruiker in ieder geval opgevolgd
worden! Het niet opvolgen van de aanwijzing
kan schade, verlies van garantie enz. tot gevolg hebben.
Dit symbool ZONDER specifiek opschrift
benadrukt de daarnaast genoemde en
eventueel daaronder volgende aanwijzingen
resp. tips, die door de gebruiker in ieder geval opgevolgd
moeten worden! Elke onachtzaamheid ten aanzien van
deze aanwijzingen en tips kan schade tot gevolg hebben.
Dit symbool benadrukt aanwijzingen en tips,
die door de gebruiker opgevolgd dienen te
worden.
Dit symbool benadrukt aanwijzingen m.b.t.
het onderhoud van het apparaat, die door de
P
gebruiker in ieder geval opgevolgd dienen te
worden, om een lange levensduur van het apparaat te
garanderen.
Aanwijzingenn voor de milieubescherming
Het symbool op het product, de gebruiksaanwijzing of de verpakking wijst er op, dat
dit product aan het einde van zijn levensduur
niet in het normale huishoudelijke afval mag belanden.
Het moet bij een verzamelpunt voor de recycling van
elektrische of elektronische producten worden afgegeven. De toegepaste materialen zijn herbruikbaar. Door
het hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu
aanzienlijk gespaard.
Accu’s en batterijen moeten uit het apparaat worden
verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch
Afval worden afgegeven. Informeert u zich bij uw gemeente naar het desbetreffende verzamelpunt.
Accu’s en batterijen moeten uit het
apparaat worden verwijderd en bij een
verzamelpunt voor Klein Chemisch
Afval worden afgegeven.
Informeert u zich bij uw gemeente naar
het desbetreffende verzamelpunt.
Dit handboek dient uitsluitend informatieve
doeleinden en kan zonder aankondiging
gewijzigd worden. De firma Graupner|SJ is
niet aansprakelijk voor fouten of onnauwkeurigheden in
dit handboek.
Inhoudsopgave
3
Veiligheidsaanwijzingen
goed doornemen!
Waarschuwingen en aanwijzingen rond de veiligheid
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te
beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig
door te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften
op te volgen. Ook moet u uw Graupner/SJ HoTT-producten direct online registreren. De link bereikt u via: www.
graupner.de => Service => Produktregistrierung. Alleen
op deze manier krijgt u automatisch via e-mail actuele
informatie over uw product.
Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent,
moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren
modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval
aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven
te worden.
GEBRUIKSDOEL
LET OP:
Deze radiobesturing mag alleen worden
gebruikt voor het door de fabrikant
beoogde doel, voor het gebruik in
niet-mandragende radiobestuurde modellen. Een
andersoortig gebruik is niet toegestaan en kan
leiden tot schade aan de apparatuur en tot aanzienlijke schade of letsel. Voor ieder onrechtmatig
gebruik buiten deze bepalingen om kan daarom
geen garantie worden gegeven of aansprakelijkheid
worden aanvaard.
LET OP:
NIET GESCHIKT VOOR KINDEREN ON-
DER DE 14 JAAR ZONDER TOEZICHT VAN
EEN VOLWASSENE, WANT VEILIGHEID IS
GEEN TOEVAL EN RADIOBESTUURDE MODELLEN
ZIJN GEEN SPEELGOED!
Ook kleine modellen kunnen door onvakkundig gebruik,
maar ook door schuld van derden, aanzienlijke schade
of letsel veroorzaken.
Deze handleiding is onderdeel van het
product. Ze bevat belangrijke aanwijzingen
m.b.t. het gebruik van uw radiobesturing.
Deze handleiding dient zorgvuldig bewaard en wanneer
de zender verkocht zou worden aan de volgende gebruiker meegegeven te worden.
Het niet opvolgen van de handleiding en de
veiligheidsaanwijzingen leidt tot verlies van
garantie.
Verdere aanwijzingen en waarschuwingen
Technische defecten van elektronische of mechanische
aard kunnen leiden tot onvoorzien starten van de motor
en/of het rondvliegen van onderdelen, die u aanzienlijk
kunnen blesseren!
Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut
vermeden worden! Door kortsluiting kunnen niet alleen
delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar
afhankelijk van de energievoorraad van de accu bestaat
er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar.
Propellers, rotors van helikopters en in het algemeen
alle onderdelen, die door een motor worden aangedreven, zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij mogen
door geen enkel lichaamsdeel of voorwerp worden aangeraakt. Een snel draaiende propeller bv. kan een vinger
afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende
propellers of andere draaiende delen!
Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op
in het gebied van de propeller of schroef!
Let er ook tijdens het programmeren op, dat een aan-
gesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk
gaat lopen. Onderbreek eventueel de brandstofvoorziening resp. maak de aandrijfaccu los.
Beschermt u alle onderdelen tegen stof, vuil, vocht,
trillingen en andere invloeden van buiten af. Vermijd
overmatige hitte en koude, evenals stoot- en drukbelasting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale”
buitentemperaturen worden gebruikt, d.w.z. in een
bereik van –15 °C tot +55 °C.
Vermijd stoot- en drukbelasting. Controleert u de apparatuur voortdurend op beschadigingen aan de behuizing
en de kabels. Beschadigde of nat geworden apparaten,
zelfs wanneer ze opgedroogd zijn, niet meer gebruiken!
Alleen door ons aanbevolen componenten en accessoires mogen gebruikt worden. Gebruikt u altijd alleen bij
elkaar behorende, originele Graupner|SJ stekkers van
dezelfde constructie en hetzelfde materiaal.
Let u er op bij het plaatsen van de kabels, dat deze niet
strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook
scherpe randen en kanten zijn altijd een gevaar voor de
isolatie.
Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit
aan de kabels lostrekken.
Er mogen geen veranderingen aan de apparaten
worden aangebracht, anders verliest u iedere garantie
en aanspraken bij uw verzekering. Stuur eventueel het
desbetreffende apparaat aan de Graupner|SJ-servicedienst, zie bladzijde 203.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie
De ontvanger wordt, ook om stoten te
voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het
vliegtuigmodel achter een sterke spant resp.
in het auto- of scheepsmodel tegen stof en water
Veiligheidsaanwijzingen
4
beschermd, geplaatst. Verpak de ontvanger echter niet
luchtdicht, zodat hij tijdens het gebruik niet te warm
wordt.
De ontvanger mag op geen enkele plek direct tegen
het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en
schokken meteen aan de ontvanger zouden worden
doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstallatie in een model met verbrandingsmotor, alle delen
altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen
of olieresten kunnen binnendringen. Dit geldt vooral
voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/
UIT-schakelaar.
De ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de
aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en
de ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere
metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook
koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen, allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van
andere componenten op een goed bereikbare plaats
in het model onder te brengen. In geen geval mogen
servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in
de buurt liggen!
Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving
van de antenne zich tijdens het vliegen niet kunnen
bewegen!
Positie van de ontvangerantennes
De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk
van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij
rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antennes in ieder geval minimaal 35 mm uit de romp steken.
Eventueel moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van de HoTT-ontvangers vervangen worden door
langere exemplaren.
De uitrichting van de antenne(s) is niet kritisch. Voordelig is echter een verticale (staande) montage van de ontvangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-antennes
(twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek
van 90 ° ten opzichte van de eerste antenne staan, en
moet de ruimtelijke afstand tussen de actieve uiteinden
het liefst groter dan 125 mm zijn.
Inbouw van de servo’s
Servo’s altijd met de bijgevoegde trillingsdempende
rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde
trillingen enigermate beschermd, zie ook “Aanwijzingenn bij de installatie” op bladzijde 40.
Inbouwen van stuurstangen
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de
stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk
is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen
uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld,
dat de carburateuropening helemaal gesloten wordt,
wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire
positie worden gebracht.
Let er op dat geen metalen delen bv. door het uitslaan
van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen elkaar
schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen,
die de ontvanger storen.
Uitrichten zenderantenne
In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte
slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne
van de zender op het model te ‘richten’, om de ontvangstsituatie te verbeteren.
Bij gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naastgelegen kanalen moeten de bestuurders in een los groepje
bij elkaar staan. Bestuurders, die zich niet aan deze
regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als
die van anderen in gevaar.
Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobesturing dichter dan 5 m bij elkaar staan kan dit echter leiden
tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een
waarschuwingsmelding m.b.t. de reikwijdte. Vergroot de
afstand, totdat de waarschuwing uitgaat.
Controle voor de start
Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van
zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair
staat.
Altijd eerst de zender aanzetten,
dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten,
dan pas de zender.
WAARSCHUWING:
Wanneer deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de ontvanger aan staat en
de bijbehorende zender nog op “UIT”, dan
kan de ontvanger door andere zenders, storingen
enz. signalen oppikken. Het model voert ongecontroleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan
personen of goederen veroorzaken.
Met name voor modellen met een mechanische gyro
geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken
van de energievoorziening er voor zorgen dat de motor
niet onbedoeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning
op, dat de ontvanger in de veronderstelling is gel-
Veiligheidsaanwijzingen
5
Veiligheidsaanwijzingen
dige gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor
per ongeluk gaan draaien!
Reikwijdte- en functietest
Vóór iedere start de correcte functie en
reikwijdte controleren. Maak het model
voldoende vast en let er op, dat er zich geen
personen direct voor het model bevinden.
Voer op de grond een complete functietest en een
simulatie van de vlucht uit, om fouten in het systeem of
de programmering van het model uit te sluiten. Let ook
op de aanwijzingen op bladzijde 91.
WAARSCHUWING:
Wanneer de reikwijdte- en functietest en
de vliegsimulatie niet uitvoerig en gron-
dig worden uitgevoerd, kan dit leiden tot
onverwachte functiestoringen en/of uitval van de
ontvangst, wat bv. een controleverlies of zelfs tot
neerstorten van het model kan veroorzaken, wat
aanzienlijke schade of letsel tot gevolg kan hebben.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automodellen
WAARSCHUWING:
•
in gevaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van
hoogspanningsleidingen of in de buurt van sluizen en openbare scheepsvaart. Gebruik uw model ook niet op openbare straten, wegen en pleinen etc. U kunt daardoor schade veroorzaken of
in het ergste geval mensen in gevaar brengen.
• Schakel de zender tijdens het gebruik nooit uit!
Veiligheidsaanwijzingen
6
Vlieg nooit over toeschouwers of andere piloten heen. Breng nooit dieren,
toeschouwers of andere bestuurders
Wanneer dit zou voorkomen moet u kalm blijven
en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit en
de zender dus helemaal afgeschakeld is. Schakel de zender dan pas weer in. Anders loopt u het
gevaar dat de zender direct na het uitschakelen
“blijft hangen” en u daardoor de controle over het
model helemaal verliest. Een opnieuw in bedrijf
nemen van de zender is dan alleen mogelijk door
hem uit te zetten en dan de hierboven beschreven procedure te herhalen.
Slepen van een model
WAARSCHUWING:
Let er bij het slepen van een model op dat
er een minimale afstand van ca. 50 cm.
tussen de beide ontvangers resp. hun
antennes is. Gebruik eventueel HoTT-ontvangers als
satelliet-ontvanger, anders zijn storingen via het
terugkoppelings-kanaal niet uit te sluiten.
Controle zender- en ontvangeraccu
Wanneer bij een lager wordende accuspan-
ning de aanwijzing “Accu moet geladen
worden!!” op het display verschijnt en er een
hoorbaar alarm klinkt, moet u direct stoppen en de
zenderaccu opladen.
Controleert u regelmatig de toestand van de accu’s, met
name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegingen van de servo’s merkbaar langzamer zijn geworden!
Vervang opgebruikte accu’s op tijd.
Let u steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant
en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s
nooit zonder toezicht opladen. Probeer nooit droge
batterijen op te laden. Er bestaat acuut explosiegevaar.
Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgela-
den. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de bananenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan
het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers
van het laadapparaat aan de laadbussen van zender en
ontvangeraccu bevestigen.
Haalt u altijd de accu’s uit uw model, wanneer u deze
langere tijd niet meer gebruiken wilt. Gebruik nooit
defecte of beschadigde accu’s resp. accu’s met verschillende typen cellen, een mix van oude en nieuwe cellen
of cellen van een verschillend fabricaat.
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met
elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de
inwendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk
af, daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude
weersomstandigheden. Vaak opladen of gebruik van
accu-onderhoudsprogramma’s kan langzaam leiden
tot capaciteitsvermindering. De stroombronnen moeten
om de 6 maanden gemeten en op voldoende capaciteit
gecontroleerd worden, en bij een duidelijk verminderd
prestatieniveau worden vervangen. Koop alleen originele Graupner|SJ-accu’s.
Ontstoren van elektromotoren
Alle conventionele elektromotoren veroorzaken tussen collector en borstels vonken die
de radiobesturing kunnen storen.
Met name in modellen met elektroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en
moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een radiobesturinginstallaties altijd worden ingebouwd.
Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en
montagehandleiding van het model.
Verdere details w.b. ontstoorfilters vindt u in de Graup-ner|SJ-hoofdcatalogus FS of op internet onder www.
graupner.de.
Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel
Best.-Nr. 1040
Het servo-ontstoorfilter is bij toepassing van kabels van
meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt
direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische
gevallen kan een tweede filter worden toegepast.
Toepassing van elektronische snelheidsregelaars
De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar
hangt af van het vermogen van de gebruikte elektromotor.
Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te
voorkomen, moet de continue belastbaarheid van de
regelaar minstens de helft van de maximale motor-blokkeerstroom bedragen.
Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tuning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal
windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun
nominale stroom opnemen en daardoor de regelaar
kunnen verwoesten.
Elektronische ontstekingen
Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroorzaken storingen, die de functie van de radiobesturing
negatief kunnen beïnvloeden.
Elektrische ontstekingen moeten daarom altijd uit een
aparte accu worden gevoed.
Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en
afgeschermde bougiekabels.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo
ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in.
Statische lading
WAARSCHUWING:
De functie van een zender wordt door de
bij blikseminslag ontstane magnetische
golven gestoord, ook wanneer het onweer
nog kilometers ver weg is. Daarom bij naderend
onweer direct stoppen met vliegen! Door statische
lading via de antenne kan levensgevaar ontstaan!
Let op het volgende:
•
apparatuur een afstand tussen de antenne van de
installatie en personen van minimaal 20 cm of meer
aanwezig zijn. Een gebruik op een kleinere afstand
wordt daarom niet aanbevolen.
• Om storende invloeden van de elektrische eigen-
schappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden,
moet u er op letten dat er zich geen andere zender
op een afstand van minder dan 20 cm bevindt.
• Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de
ontvangerkant een correcte programmering van de
landeninstelling. Dit is nodig om aan diverse richtlijnen, FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de
handleidingen bij de zender en ontvanger.
• Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en
reikwijdtetest uit met een vliegsimulatie, om fouten in
het systeem of de programmering uit te sluiten.
• Programmeer de zender of ontvanger niet wanneer u
het model bestuurt.
Om aan de FCC-eisen w.b. de HF-afstraling van mobiele zendapparatuur te
voldoen, moet bij het gebruik van de
Onderhoud
Reinig de behuizing, telescoopantenne etc.
nooit met schoonmaakmiddelen, benzine,
P
water e.d., maar uitsluitend met een droge,
zachte doek.
Componenten en accessoires
LET OP:
De firma Graupner|SJ GmbH als fabrikant
adviseert om alleen componenten en acces-
soires te gebruiken die door de firma Graup-ner|SJ getest zijn op deugdelijkheid, functie en veiligheid
en vrijgegeven zijn. De Fa. Graupner/SJ neemt in dit
geval de verantwoordelijkheid voor dit product voor u
ove r.
De fa. GRAUPNER neemt geen verantwoordelijkheid
voor producten of accessoires van andere fabrikanten en kan ook niet van ieder merkvreemd product
beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico kan
worden toegepast.
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding
Dit handboek dient alleen ter informatie en kan zonder
aankondiging worden gewijzigd. De firma Graupner|SJ
GmbH is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor
fouten resp. onnauwkeurigheden die misschien in dit
handboek staan.
Zowel de toepassing van de montage-instructies en
handleiding , als ook de voorwaarden en methoden voor
de installatie, gebruik en onderhoud van de radiobesturingcomponenten kunnen door de Fa. Graupner|SJ
GmbH niet gecontroleerd worden. Daarom neemt de
Fa. Graupner|SJ GmbH geen enkele aansprakelijkheid
op zich voor verliezen, schades of kosten, die resulteren
Veiligheidsaanwijzingen
7
Veiligheidsaanwijzingen
uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee
samenhangen.
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting
van de Fa. Graupner|SJ GmbH tot schadevergoeding ,
uit welke rechtsgrond dan ook, beperkt tot de geldwaarde van de direct schadeveroorzakende producten van
de Fa. Graupner|SJ GmbH. Dit geldt niet, indien de Fa.
Graupner|SJ GmbH volgens dwingende wettelijke eisen
wegens opzet of nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk
kan worden gesteld.
Om altijd op de hoogte te zijn van belangrijke software-updates moet u zich daarom registreren onder
https://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx. Alleen zo wordt u via e-mail op de hoogte
gehouden van nieuwe updates.
Veiligheidsaanwijzingen
8
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Nikkel-Metaal-Hydride accu’s
Zoals bij alle technisch hoogwaarde producten is het
absoluut noodzakelijk om de onderstaande veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen op te volgen om lang en
veilig plezier van uw accu’s te hebben.
Veiligheidsaanwijzingen
LET OP:
•
daarom zó dat kinderen er niet bij kunnen komen.
• Vóór ieder gebruik de toestand van de accu’s controleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s niet meer
gebruiken.
• Cellen/accu’s mogen alleen gebruikt worden binnen de grenzen, zoals deze voor het accutype zijn
gespecificeerd.
• Accu’s/cellen niet verhitten, verbranden, kortsluiten of met een te hoge of verkeerd aangesloten
stroom laden.
• Accu’s van parallel geschakelde cellen, combinaties van oude en nieuwe cellen, cellen van verschillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabrikant,
merken of celtype mogen niet worden gebruikt.
• Een in het apparaat ingebouwde accu uit het apparaat verwijderen wanneer deze niet wordt gebruikt.
Apparaten na het gebruik uitzetten, om een te diep
ontladen te voorkomen. Accu’s altijd op tijd opladen.
• De te laden accu moet tijdens het laadproces op een
onbrandbare, hittebestendige en niet geleidende
ondergrond leggen! Hou ook brandbare of licht ontvlambare stoffen ut de buurt van de laadopstelling.
• Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen. De voor het celtype aangegeven maximale
Accu’s en losse cellen zijn geen speelgoed en mogen daarom niet binnen het
bereik van kinderen komen. Bewaar ze
snellaadstroom mag niet worden overschreden.
• Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt
dan 60 °C moet het laden direct worden afgebroken
en de accu afkoelen tot ca. 30 °C.
• Nooit reeds geladen, hete of niet geheel lege accu’s
opladen.
• Wijzig niets aan de accu’s. Nooit direct aan de accu’s
solderen of lassen.
• Bij een foutief gebruik bestaat brand- of explosiegevaar. Accu’s kunnen ook bijtende zuren bevatten.
Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken, CO
brandblusser of zand.
• Vrijkomend elektrolyt is bijtend, niet in contact laten
komen met handen of ogen. In geval van nood direct
met veel water uitspoelen en een arts raadplegen.
• De ventielopeningen van de cellen mogen nooit geblokkeerd of gedicht worden, bv. door soldeertin. Bij
het solderen mag de soldeertemperatuur van max.
220 °C niet langer dan 20 sec. worden toegepast.
• Om een vervorming te voorkomen mag er geen grote
mechanische druk plaatsvinden.
• Bij een eventueel overladen van de accu’s las volgt te
werk gaan:
Maak de accu gewoon los en leg deze op een onbrandbare ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld
is. Hou de accu nooit in de hand, om het risico van
een explosie te vermijden.
• Let op de voorschriften voor het laden en ontladen
van de accu’s.
Algemene aanwijzingen:
De capaciteit van uw accu wordt met elke
lading/ontlading kleiner. Ook het gedurende
langere tijd opslaan kan leiden tot een
2
vermindering van de capaciteit van de accu.
Accu’s opslaan
Een opslaan gedurende langere tijd moet alleen plaatsvinden in een niet geheel ontladen toestand in een droge ruimte bij een temperatuur van +5 °C tot +25 °C. De
celspanning moet ook bij een opslaan over een langere
periode niet onder 1,2 V komen.
Balanceren van de individuele accucellen
• Om de cellen van een nieuwe accu te balanceren
moet u deze via de zogenaamde normale lading naar
de maximale laadtoestand brengen. Als vuistregel
geldt in dit geval dat een lege accu 12 uur lang met
een stroom van één tiende van de opgedrukte capaciteit geladen wordt (“1/10 C”-methode). De cellen
zijn dan allemaal even vol. Een dergelijk balanceren
dient bij elke 10e lading herhaald te worden, zodat de
cellen op elkaar afgestemd blijven en de levensduur
maximaal is.
• Wanneer u de mogelijkheid heeft om cellen individueel te laden moet u deze optie bij elke lading benutten. Verder moet het accupack tot een individuele
celspanning van 0,9 V per cel worden ontladen. Dit is
bijv. bij het in de zender gebruikte pack van 4 cellen
een ontlaad-eindspanning van 3,6 V.
Lading
Laden is alleen toegestaan met de gespecificeerde
stromen, laadtijden, temperatuurgrenzen en onder
voortdurend toezicht. Wanneer u niet over een geschikt
snellaad-apparaat beschikt waarvan de laadstroom precies kan worden ingesteld moet de accu via de normale
lading volgens de 1/10 C-methode worden geladen, zie
voorbeeld hierboven.
Zenderaccu’s moeten vanwege de verschillende
Veiligheidsaanwijzingen
9
laadtoestanden van de cellen altijd, indien mogelijk,
met 1/10 C worden geladen. De laadstroom mag
echter nooit groter zijn dan de waarde die in de
handleiding van de zender wordt genoemd!
Snellading
Uw laadapparaat deze mogelijkheid heeft moet u de
Deltapeak-afschakelspanning op 5 mV per cel instellen.
De meeste laadapparaten zijn echter vast op 15 …
20 mV per cel ingesteld en kunnen daardoor zowel voor
Ni-Cd-accu’s als voor Ni-MH-accu’s worden gebruikt.
Raadpleeg in geval van twijfel de handleiding of informeer bij uw winkelier, of uw apparaat geschikt is voor
Ni-MH-accu’s. In geval van twijfel laadt u de accu’s met
de helft van de aangegeven maximale laadstroom.
Ontlading
Alle door Graupner|SJ en GM-Racing aangeboden
accu’s zijn, afhankelijk van het accutype, geschikt voor
een maximale stroombelasting van 6 … 13 C (let op de
specificaties van de fabrikant!). Hoe hoger de belasting,
des te lager is de levensduur.
• Gebruik de accu tot het vermogen minder wordt resp.
de waarschuwing voor onderspanning klinkt.
LET OP:
De celspanning mag bij een langer
opslaan niet onder de 1,2 V komen.
Eventueel moet u de accu vóór het
opslaan opladen.
• Reflexladen en ook laad-/ontlaadprogramma’s
verkorten de levensduur van de accu’s onnodig en
moeten alleen worden gebruikt om de accucellen te
controleren of oude cellen “nieuw leven in te blazen”.
Ook het laden/ontladen van een accu voor gebruik
heeft geen zin, behalve wanneer u de kwaliteit ervan
Veiligheidsaanwijzingen
10
wilt checken.
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s
Elke consument is wettelijk verplicht om alle verbruikte
batterijen resp. accu’s weer in te leveren.
Een verwijdering via het huisvuil is verboden. Oude
batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de
gemeente, bij onze handelaren en overal, waar batterijen en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden.
U kunt de door ons geleverde accu’s na gebruik, maar
wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het
volgende adres:
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage
aan de bescherming van het milieu!
WAARSCHUWING:
Beschadigde accu’s moeten soms speciaal worden
ingepakt bij verzending, omdat ze soms heel giftig zijn!!!!
Voor uw aantekeningen
11
mz-12 radiobesturingstechnologie van de nieuwste generatie
Het HoTT (Hopping Telemetry Transmission)-protocol
met bidirectionale communicatie tussen zender en
ontvanger op de 2,4-GHz-ISM-band is de synthese van
knowhow, engineering en wereldwijde tests door professionele piloten.
Gebaseerd op de al in 1997 geïntroduceerde Graupner/JR-computer-radiobesturingset mc-24 werd de radio-
besturingset mz-12 hoTT speciaal voor de beginner
ontwikkeld. Desondanks kunnen alle gangbare modeltypen met maximaal 6 stuurfuncties probleemloos met
de mz-12 HoTT worden bestuurd, of dit nu vliegtuig-,
helikopter-, scheeps- of automodellen zijn.
Met name bij vliegtuig- en helikoptermodellen zijn er
vaak gecompliceerde mixerfuncties voor de roer- resp.
tuimelschijffuncties nodig. Dankzij de computertechnologie kan de zender mz-12 HoTT met een “druk op
de knop” aan de verschillende eisen van zo’n model
worden aangepast. Kies alleen in het programma van
de zender het desbetreffende modeltype uit, en de
software stelt alle benodigde mixer- en koppelfuncties
automatisch ter beschikking. In de zender zijn daarom
geen aparte modulen voor de realisatie van complexe
mixerfuncties meer nodig, en in het model vervallen alle
mechanische mixerconstructies. De mz-12 HoTT biedt
een maximum aan veiligheid en betrouwbaarheid.
De software is duidelijk gestructureerd. Qua functie
samenhangende opties zijn inhoudelijk overzichtelijk en
eenvoudig georganiseerd.
De mz-12 HoTT biedt 20 modelgeheugenplaatsen. In
iedere modelgeheugenplaats kunnen ook nog vliegfasen-specifieke instellingen worden vastgelegd, die het u
mogelijk maken om bijvoorbeeld verschillende parameters voor verschillende vliegtaken via een “druk op de
knop” op te roepen.
Het grote grafische display maakt een overzichtelijke en
eenvoudige bediening mogelijk. De grafische weergave
van de mixers enz. is buitengewoon duidelijk.
De beginner raakt door de duidelijke en overzichtelijke
programmastructuur snel vertrouwd met de verschillende functies. Met de links en rechts van het contrastrijke
display geplaatste vier-weg-toetsen voert de gebruiker
zijn instellingen in en leert zo heel snel om alle opties
die voor zijn radiobestuurde model nodig zijn te benutten.
Het Graupner|SJ HoTT protocol maakt het theoretisch
mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd
te gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal
in de praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de
regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt
kan worden toch groter zijn dan bij de conventionele
35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt
echter – zoals dat altijd al het geval was – de afmetingen
van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit
dat er geen afspraken over de frequenties meer nodig
zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat
bv. bij hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme
veiligheidswinst.
Het geïntegreerde »Telemetrie«-menu maakt het
mogelijk om eenvoudig gegevens te verzamelen en de
HoTT-ontvanger te programmeren. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld ontvangeruitgangen worden gemappt,
stuurfuncties over meerdere servo’s worden verdeeld
en ook uitslagen en draairichtingen van de servo’s op
elkaar afgestemd of begrensd worden.
In dit handboek wordt ieder menu uitvoerig beschreven.
Tips, veel aanwijzingen en programmeervoorbeelden
vullen de beschrijvingen aan, net als de uitlag van
modelbouwspecifiek jargon zoals stuurelement of Dual
Rate, Butterfly enz. In het aanhangsel vindt u verdere
informatie over het HoTT-systeem. Het handboek wordt
afgesloten met de conformiteitverklaring en het garantiebewijs van de zender.
Let op de veiligheidsaanwijzingen en technische voorschriften. Lees de handleiding aandachtig door en
test alle functies vóór gebruik door de servo’s aan de
ontvanger aan te sluiten. Let daarbij wel op de aanwijzingen op bladzijde 22. Zo leert u in een korte tijd
de belangrijkste bedieningsstappen en functies van de
mz-12 HoTT kennen.
Ga op een verantwoorde wijze met uw radiobestuurde
model om, zodat u uzelf en anderen niet in gevaar
brengt.
Het Graupner|SJ-team wenst u veel plezier en succes
toe met uw mx-12 HoTT-radiobesturing van de nieuwste generatie.
Kirchheim-Teck, februari 2014
12
Inleiding
Computersysteem mz-12
6-kanaals radiobesturing met 2,4 GHz Graupner/SJ HoTT-technologie (Hopping Telemetry Transmission)
• Microcomputer-radiobesturingssyteem met moderne
2,4 GHz Graupner/SJ HoTT-technologie
• Bidirectionale communicatie tussen zender en
ontvanger
• Ultrasnelle reactietijden door directe en betrouwbare
transfer van de data van de hoofdprocessor naar de
2.4-GHz-HF-module
• Maximale ongevoeligheid tegen storingen door
geoptimaliseerde frequentie-hopping over max. 75
kanalen en brede kanaalspreiding
• Intelligente data-overdracht met correctiefunctie
• Meer dan 200 systemen tegelijkertijd te gebruiken
• 7 verschillende talen: wissel tussen Duits, Engels,
Frans, Nederlands, Italiaans en Spaans en Tsjechisch op elk moment via software-update mogelijk
• »Telemetrie«-menu voor de weegave van telemetrie-data en de programmering van de als optie aan
te sluiten sensoren en ontvangeruitgangen
• Talrijke programmeer- en actuele gegevens via telemetrie direct op het display van de zender zichtbaar
• Gesproken aanwijzingen via hoofdtelefoon
• Servo-cyclustijden voor digitale servo’s van 10 ms
naar keuze
• Korte antenne, omklapbaar
• Bediening en programmering gebaseerd op de
beproefde concepten van mc-18 tot mc-24
• Contrastrijk blauw verlicht grafisch display biedt
een perfecte controle van de instelparameters zoals
Hoge betrouwbaarheid van de Graupner/SJ
HoTT-technologie door bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger met geïntegreerde
telemetrie en ultrasnelle reactietijden.
Programmering door vereenvoudigde programmeertechniek met vier-weg-toetsen.
Contrastrijk, 8-regelig blauw verlicht grafisch display voor de perfecte weergave van alle instelparameters en telemetrie-data.
bijvoorbeeld modeltype, modelgeheugen, klokken en
de accuspanning
• Functie-encoder met twee vier-weg-toetsen voor een
eenvoudige programmering en exacte instelling
• Key-Lock functie tegen abusievelijk bedienen
Beschrijving radiobesturingset
13
Computer System mz-12
6-Kanal-Fernlenkset in 2,4 GHz Graupner|SJ HoTT-Technologie (Hopping Telemetry Transmission)
• 3 vliegfasen programmeerbaar
• 20 modelgeheugens met opslag van alle modelspecifieke programma- en instelparameters
• 5 schakelaars (2 drie-standen-schakelaars,
2 twee-standen-schakelaar en 1 druktoets) en 1 proportionele draaiknop standaard ingebouwd en vrij te
gebruiken
• Vrije toewijzing van alle schakelaars aan schakelfuncties door eenvoudig omzetten van de gewenste schakelaar
• Modern back-upsysteem voor opslag van de modelgeheugens zonder lithiumbatterij
• 6 stuurfuncties met vereenvoudigde toewijzing van
bedieningselementen voor extra functies, zoals
schakelaars en proportionele stuurelementen maken
een hoog bedieningscomfort mogelijk
• Comfort-mode-selector voor het eenvoudig omschakelen van de stuurknuppelmodus 1 … 4 (gas links/
rechts enz.).
Alle bijbehorende instellingen worden automatisch
meegenomen
• Grafische servo-positieaanduiding voor een snel,
eenvoudig overzicht en voor het testen van de
servo-uitslagen
• Verwisselen van zenderuitgangen
• Omvangrijke programma’s voor vliegtuig- en helikoptermodellen:
• Servo-verstelling +/-150 % voor alle servo-uitgangen,
apart instelbaar per kant (Single Side Servo Throw)
• Sub-trim met een bereik van ±125 % voor het instellen van de middenpositie van alle servo’s
• Servo-Reverse (servo-omkeer) voor alle servo’s
programmeerbaar
• DUAL RATE/EXPO-systeem per vliegfase apart in te
stellen, omschakelbaar tijdens het vliegen
• Stopwatches/Countdown-timer met alarmfunctie
• Kopieerfunctie voor modelgeheugens
• Omschakelbare aansluiting, keuze tussen hoofdtelefoon- en DSC-functie voor gebruik van een
hoofdtelefoon resp. vliegsimulator of een leraar-/
leerlingsysteem
Algemene HoTT-kenmerken
• Maximale storingsongevoeligheid door geoptimaliseerd frequentie-hopping en brede kanaalspreiding
• Intelligente data-overdracht met correctie-functie
• Meer dan 200 systemen tegelijkertijd te gebruiken
• Telemetrie-weergave in realtime
• Alle componenten kunnen geüpdatet worden
• Eenvoudig en extreem snel binden van zender en
ontvanger
• Binden van meerdere ontvangers per model in parallelle modus mogelijk
• Extreem snel re-binding ook bij maximale afstand’
• Satellietgebruik van twee ontvangers via speciale
kabelverbinding
• Reikwijdte test- en waarschuwingsfunctie
• Waarschuwing op display bij te lage ontvangeraccu-spanning
• Extreem breed bereik w.b. de bedrijfsspanning van
3,6 V tot 8,4 V (werkend tot 2,5 V)
• Fail Safe
• Vrije kanaaltoewijzing (Channel Mapping), mixerfuncties en alle servo-instellingen kunnen in het »Tele-metrie«-menu geprogrammeerd worden
• Tot max. 4 servo’s kunnen als blok met een servo-cyclustijd van 10 ms tegelijkertijd worden aangestuurd
(alleen digitale servo’s!)
De set Best.-Nr.S1002.NL bevat
Microcomputer-zender mz-12 HoTT, bidirectionale
Graupner|SJ ontvanger GR-16 HoTT Best.-Nr. 33508,
4 batterijen type AA, batterijhouder, zenderriem en
handboek
Aanbevolen laadapparaten (toebehoren)
geschikt voor
volgende ac-
cutypen
Best.-Nr.
omschrijving
6411Ultramat 8xxxxx
6463Ultramat 12 plusxxxxxx
6464Ultramat 14 plusxxxxxxx
6466Ultra Trio plus 14xxxxxxx
6468Ultramat 16Sxxxxxxx
6469Ultra Trio Plus 16xxxxxx
6470Ultramat 18xxxxxxx
6475Ultra Duo Plus 45xxxxxx
6478Ultra Duo Plus 60xxxxxxx
6480Ultra Duo Plus 80xxxxxx
Voor het opladen is tevens voor de zender de laadkabel Best.-Nr. 3022
en voor de ontvangeraccu de laadkabel Best.-Nr. 3021 nodig.
Meer laadapparaten en details hierbij vindt u in de Graupner|SJ hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.graupner.de.
2 x ca. 145 mm lang,
ca. 115 mm gekapseld en
ca. 30 mm actief
Aan te sluiten servo’s 8
Aan te sluiten sensoren 1
Temperaturbereikca. -10 … +55 °C
Afmetingenca. 46 x 21 x 14 mm
Gewichtca. 12 g
* De opgave voor de toegestane bedrijfsspanning geldt alleen voor
de ontvanger! Let er in dit verband op dat de ingangsspanning van
de ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen wordt doorgegeven, terwijl de toegestane spanning Voor de meeste servo’s,
toerenregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6 Volt bedraagt!
Meer toebehoren zie aanhangsel of op internet onder
www.graupner.de. Uw detailhandelaar helpt u graag
verder.
Beschrijving radiobesturingset
15
Aanwijzingenn bij het
gebruik
Stroomvoorziening van de zender
De zender mz-12 HoTT wordt standaard
geleverd met een batterijhouder en een set
NIET OPLAADBARE batterijen. Let bij het
bevestigen van deze batterijen, van andere batterijen of
accu’s altijd op een goed contact. Onderbrekin-
gen – ook heel korte – van de stroomvoorziening van
de zender kunnen, wanneer u een model bestuurt, in
het ergste geval leiden tot verlies van het model of
eventueel nog meer schade.
De spanning van de zenderstroomvoorizneing kan
tijdens het zenden op het LCD-display gecontroleerd
worden. Bij het onderschrijden van een in de regel
“waarschuwingsdrempel accu” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde 124, instelbare spanning klinkt
een akoestisch waarschuwingssignaal en op het display
verschijnt de melding:
0.0V
M-01
3:21
Uiterlijk op dat moment moet u direct stoppen met
zenden en de accu weer opladen!
Aanwijzing:
Let ook op de instelling van het juiste
accutype in het menu »Algemene instellin-
gen«, bladzijde 124! Standaard moet hier
NiMH ingesteld zijn.
Aanwijzingen bij het gebruik
16
Accu moet
geladen
4
worden !!
NR
0:00
0:00
Inleggen en verwisselen van de zenderbatterijen
Om de zenderbatterijen uit de zender te halen moet u
eerst het deksel van het batterijvak op de achterkant van
de zender naar beneden schuiven en verwijderen:
Verwijder daarna de verbruikte batterijen uit de batterijhouder resp. vervang deze door nieuwe.
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
Deze klok wordt automatisch naar de waarde “0:00”
teruggezet, zodra bij opnieuw aanzetten van de zender
de spanning van de stroomvoorziening, bijv. door het
vervangen van de batterijen, aanmerkelijk hoger dan
daarvoor is; de klok telt de totale gebruikstijd van de
zender vanaf dit tijdstip weer.
0.0V
M-01
5.5V
0:00h
Laden een eventueel aanwezige zenderaccu
Eventueel kunt u in plaats van batterijen oplaadbare
NiMH-accucellen in de batterijhouder aanbrengen. Deze
kunnen via de aan de achterzijde van de zender aanwezige laadaansluiting met een geschikt laadapparaat – bv.
de als optie verkrijgbare mx-lader Best.-Nr. 33116.2
(5,6 V/200 mA) – worden opgeladen.
Als vuistregel geldt dat een lege accu 12 uur met een
stroom in de hoogte van één tiende van de opgedrukte
capaciteit wordt opgeladen. In het geval van de standaard zenderaccu en de meegeleverde oplader zijn dat
200 mA. U moet er wel zelf voor zorgen dat het laadproces op de juiste tijd wordt beëindigd …
Gebruik nooit laadapparaten of netvoedingen van ander
fabricaat of apparaten, die voor andere accutypes zijn
bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en eventuele
foutieve polariteit van de stekker, zie hieronder, kunnen
immense schade veroorzaken. Voorzie de stekkerlader
eventueel van een passend opschrift om fouten uit te
sluiten.
De zender moet tijdens het hele laadproces op “OFF”
(UIT) gezet zijn. Nooit de zender, zolang deze nog met
het laadapparaat verbonden is, aanzetten! Ook een heel
korte onderbreking van het laadproces kan de laadspanning dusdanig laten stijgen, dat de zender door overspanning direct beschadigd wordt. Let u daarom ook op
een veilig en goed contact van alle stekkerverbindingen.
Stop
vli.
NR
0:00
0:00
Let ook op de veiligheidsvoorschriften op de bladzijden
9 … 10.
Polariteit van de mz-12 HoTT-laadbus
De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de
markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit. Gebruik daarom alleen de originele GRAUPNER|SJ-laadkabel met het Best.-Nr. 3022.
Laden met automatische laadapparaten
De laadbus is standaard via een diode beschermd tegen
foutieve poling. Originele Graupner|SJ automatische
laadapparaten herkennen desondanks de spanningstoestand van de accu. De laadstroom mag echter niet
hoger zijn dan 1 A, omdat anders de diode en eventuele
andere componenten beschadigd kunnen raken.
Stel eventueel uw snellaadapparaat volgens de handleiding in op een Delta-Peak spanningsverschil van 10 mV
… 20 mV of vergelijkbaar, zodat deze geschikt is voor
het laden van Ni-MH-cellen.
LET OP:
Verbind eerst de bananenstekkers met
het laadapparaat en steek dan pas het
andere einde van de laadkabel in de
laadbus van de zender. Verbind nooit de blanke
uiteinden van een aangesloten laadkabel-aansluitstekker met elkaar! Om schade aan de zender te
vermijden mag de laadstroom in principe 1 A niet
overschrijden. Begrens eventueel de stroom op het
laadapparaat.
Aanwijzingen bij het gebruik
17
Stroomvoorziening van de ontvanger
Voor de stroomvoorziening van de ontvanger kunt u
kiezen uit diverse 4- en 5-cellige NiMH-accu’s met
verschillende capaciteit. Bij een gebruik van digitale
servo’s adviseren we, een 5-cellige accu (6 V) van
voldoende capaciteit te nemen. In het geval van een
gemengd gebruik van analoge- en digitale servo’s moet
u in ieder geval op de toegestane spanning van de
servo’s letten. Voor een gestabiliseerde en instelbare
stroomvoorziening van de ontvanger met 1 of 2 accu’s
zorgt bv. de PRX-eenheid Best.-Nr. 4136, zie bladzijde
198 en verder.
Gebruik uit veiligheidsredenen geen batterijhouders en geen droge batterijen.
De spanning van de stroomvoorziening aan boord wordt
tijdens het gebruik bij een bestaande telemetrie-verbinding rechts boven op het display van de zender weergegeven:
5.1V
M-01
0:12h
Stop
vli.
5.5V
NR
0:00
0:00
In het »Telemetrie«-menu, bladzijde 150, kan een
waarschuwingsdrempel worden ingesteld, zodat er
een optisch en akoestisch alarm afgaat wanneer de
accuspanning onder een bepaalde waarde, standaard
3,8 V, komt.
Controleer de toestand van de accu’s
regelmatig. Wacht niet met het laden van
de accu’s, tot het alarm klinkt.
Aanwijzing:
Een totaaloverzicht van accu’s, laadapparaten en meetapparatuur voor het testen van
stroombronnen vindt u in de Graupner|SJ
hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www.
graupner.de.
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-Nr. 3021 kan voor het laden direct
met de ontvangeraccu verbonden worden. Is de accu in
het model aangesloten via de stroomvoorzieningkabel
Best.-Nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3, dan vindt
het laden plaats via de in de schakelaar geïntegreerde
laadbus resp. de aparte laadaansluiting. De schakelaar
van de stroomvoorzieningkabel moet tijdens het laden
op “UIT” staan.
polariteit zenderaccu-stekker
Algemene aanwijzingen bij het laden
•
Houdt u zich steeds aan de laadaanwijzingen van de laadapparaat- en accufabrikant.
• Let op de maximaal toegestane laadstroom van de
accufabrikant. Om schade aan de zender te voorkomen, mag de laadstroom echter normaal gesproken
1 A niet overschrijden! Begrenst u indien nodig de
laadstroom aan het laadapparaat.
Moet de zenderaccu toch met meer dan 1 A worden
geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de zender worden geladen. Anders riskeert u een beschadigen van de zenderprint door overbelasting van de
contactbanen en/of een oververhitting van de accu.
• Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakelautomaat van het laadapparaat uit te proberen. Dit
geldt vooral, wanneer u de standaard ingebouwde
NiMH-accu met een automatisch laadapparaat
voor NiCd-accu’s wilt opladen. Pas eventueel de
Delta-Peak-afschakelspanning aan, in zoverre het
toegepaste laadapparaat over deze functie beschikt.
• Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudsprogramma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor deze
toepassing niet geschikt!
• Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat
verbinden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu.
Zo voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de
blanke uiteinden van de laadkabel-stekker.
• Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van
de accu controleren, deze eventueel vervangen of de
laadstroom verkleinen.
• Laat u de accu’s tijdens het laden nooit zonder
toezicht.
• Let op de aanwijzingen m.b. tot de veiligheid en
de behandelingsvoorschriften vanaf bladzijde
9.
Aanwijzingen bij het gebruik
18
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Beide stuurknuppels kunnen traploos in de lengte
worden versteld, om het sturen aan de gewoonte van de
piloot aan te kunnen passen.
Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en
maak door te draaien het bovenste deel los:
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de
stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna de greep
weer bevestigen door het onderste en bovenste gedeelte tegen elkaar in te draaien.
Zenderbehuizing openen
Lees zorgvuldig deze aanwijzingen, voordat u de zender
opent. Wanneer u onervaren bent, adviseren we u om
de hieronder beschreven handelingen door de Graup-ner|SJ-servicedienst te laten uitvoeren.
De zender moet alleen in de volgende gevallen worden
geopend:
• als een neutraliserende stuurknuppel naar niet-neutraliserend of een niet-neutraliserende stuurknuppel
naar neutraliserend moet worden omgebouwd
• voor het instellen van de veerkracht van een
stuurknuppel
Vóór het openen van de behuizing de zender uitzetten (Power-schakelaar op “OFF”).
Open het accuvak en maak de batterijhouder los, door
deze aan een uiteinde op te tillen en voorzichtig aan het
klittenband los te trekken. Maak daarna de aansluitstekker los en leg de batterijhouder apart.
Schroef de aan de achterzijde van de zender aangebrachte acht schroeven los met een kruiskopschroeven-draaier maat PH1, zie afbeelding:
plaatsing van de behuizingschroeven
Hou de beide behuizingdelen met de hand samen en
laat deze 8 schroeven uit de zender vallen door deze
eerst om te draaien. Pak de onderste schaal nu voorzichtig op en klap deze naar onderen om, net zoals u
een boek opent dat aan de onderkant ingebonden is.
LET OP:
•
geen geval beschadigd worden!
• Verander nooit wat aan de schakeling, omdat
daardoor de garantie en ook de zendvergunning
vervalt.
• Raak nooit de printen met metalen voorwerpen
aan. Raak ook geen contacten met de vingers
aan.
• Zet de zender nooit aan, wanneer de behuizing
geopend is!
Bij het sluiten van de zender moet u er op letten, dat
…
• … er geen kabels bij het samenvoegen van de schalen beklemd raken.
• … de beide delen van de behuizing goed op elkaar
passen. Nooit de beide delen met geweld samendrukken.
• … de kortere en dunnere schroeven bij de handgreep en de eveneens met dunnere pijlen aangegeven schroeven bij de beide bovenste hoeken van de
zender horen.
• … u de schroeven van de behuizing met gevoel in de
al bestaande schroefdraadopeningen draait, zodat
deze niet uitscheuren.
• … u vóór het bevestigen van de batterijbox deze
weer op de in de behuizing aangegeven manier aansluit.
Meerdere kabels verbinden de onderste schaal met de elektronica in de bovenste schaal. Deze verbinding mag in
Aanwijzingen bij het gebruik
19
afstelschroeven
van remveren gas-/
remstuurknuppel, zie
rechts
linker knuppel-
aggregaat
aanraken
zenderprint niet
zenderprint niet
aanraken
rechter knuppel-
aggregaat
omklapbare antenne
afstelschroeven
stuurknuppelterug-
stelling
Omzetten van de kruisknuppels
Neutralisering
Indien gewenst kan zowel de linker als de rechter
stuurknuppel van neutraliserend naar niet-neutraliserend
worden omgebouwd: zender zoals hierboven beschreven openen.
Voor het wisselen van de standaardinstelling van de
stuurknuppel lokaliseert u op de volgende afbeelding de
hier wit omcirkelde schroef van de linker knuppelaggregaat.
Aanwijzingen:
•
De afbeelding hieronder laat de knuppelaggregaat van de mx-12-zender zien,
omdat de juiste afbeeldingen op het moment dat deze handleiding werd gedrukt nog niet beschikbaar waren.
• De rechter knuppelaggregaat is om 180 ° gedraaid
opgebouwd, zodat hier de bewuste schroef rechts
onder het midden zit.
Aanwijzingen bij het gebruik
20
Draai nu de schroef in totdat de desbetreffende
stuurknuppel van aanslag tot aanslag vrij beweegbaar
is resp. draai de schroef uit, totdat de stuurknuppel weer
zelfcentrerend is.
Remveer en ratel
Met de buitenste van de beide schroeven (zie afbeelding
hieronder) stelt u de remkracht en met de binnenste de
kracht van de ratel van de desbetreffende stuurknuppel:
Aanwijzing:
De linker knuppelaggregaat is om 180 °
gedraaid opgebouwd, zodat hier de bewuste
schroeven rechts onder te vinden zijn.
Terugstelkracht van de stuurknuppel
De veerkracht van de stuurknuppels kan ingesteld worden op de gewoonten van de piloot. Het afstelsysteem
bevindt zich naast de neutralisatieveren, zie volgende
afbeeldingen.
Door het verdraaien van de desbetreffende instelschroef
met een (kruiskop)-schroevendraaier kan de gewenste
veerkracht worden ingesteld.
• draaien naar rechts = harder terugstellen
• draaien naar links = soepeler terugstellen
horizontaal
verticaal
Aanwijzing:
De linker knuppelaggregaat is om 180 °
gedraaid opgebouwd, zodat hier de bewuste
schroeven links van het midden zitten.
Aanwijzingen bij het gebruik
21
Beschrijving van de zender
Bedieningselementen van de zender
Bevestigen van de omhangriem voor de zender
Aan de bovenkant van de mz-12 HoTT-zender vindt
u een bevestigingsoog, zie afbeelding rechts, waaraan
u de standaard meegeleverde draagriem kunt bevestigen. Dit punt is dusdanig aangebracht dat de zender
optimaal uitgebalanceerd is wanneer deze aan de riem
hangt.
Reserve omhangriemen:
Best.-Nr. 1121Omhangriem, 20 mm breed
Best.-Nr. 70Omhangriem, 30 mm breed
Belangrijke aanwijzing:
Bij levering van de zender kunnen aan de
ontvanger aangesloten servo’s etc. alleen
maar via de beide knuppels worden bediend.
Alle andere bedieningselementen (draaiknop, SW 1 tot
7) zijn voor de flexibiliteit software-matig “vrij” en kunnen
zo, zoals o.a. in het menu »Instellingen stuurelement«
op bladzijde 76 (vleugelmodellen) resp. bladzijde
78 (heli-modellen) beschreven, willekeurig aan de
persoonlijke wensen en eisen worden toegewezen.
Beschrijving van de zender
22
3-standen schakelaar
SW 4 en 5
2-standen
toetsschakelaar SW 2
2-standen schakelaar SW 1
linker knuppel
trimming
linker vier-weg-toets
antenne met knik- en draaigewricht
draaggreep
LC-display
centrale status-LED
oog voor draagriem
proportionele draaiknop DK
3-standen schakelaar
SW 6 en 7
2-standen schakelaar SW 3
rechter knuppel
trimming
rechter vier-weg-toets
AAN/UIT-schakelaar
Achterzijde van de zender
behuizingschroef
behuizingschroef
behuizingschroef
data-bus voor de aansluiting van de SMARTBOX Best.-Nr. 33700 en
voor het updaten van de
zender
behuizingschroef
3,5 mm bus voor de aansluiting van een hoofdtelefoon OF
alternatief een DSC-kabel voor de aansluiting van een
vliegsimulator en voor leraar-/leerling-gebruik, zie optie
“aansluiting achterzijde” van het menu »Alg. instellingen«
op bladzijde 126
afdekking accuvak
behuizingschroef
behuizingschroef
laadbus voor het laden van een event.
ingebouwde accu
behuizingschroef
behuizingschroef
Bus aan de achterzijde voor 3,5mm stekker
De linker bus aan de onderrand van de achterzijde is
bedoeld voor de aansluiting van een standaard oor- of
hoofdtelefoon met 3,5 mm stekker én voor de aansluiting
van een DSC-kabel. (Beide niet in de set aanwezig.)
Afhankelijk van de keuze “Hoofdtelefoon” of “DSC” in
de regel “Bus aan achterzijde” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde 126, wordt via deze aansluiting of een signaal voor de weergave van geluiden via
de hoofdtelefoon óf een voor vliegsimulatoren resp. het
kabelgebonden leraar-/leerlingsysteem geschikt analoog
DSC-signaal afgegeven.
Meer informatie over het DSC-gebruik vindt u op de
volgende bladzijde.
Het volume van de oor- of koptelefoon kan in de regels
“Volume taal” en “Volume signalen” van het menu »Al-gem. instellingen«, bladzijde 126, worden aagepast.
Standaard vinden deze mededelingen in het Duits
plaats, maar andere talen zijn ook mogelijk. Meer hierover onder »Telemetrie« vanaf bladzijde 158.
Data-poort
Voor de aansluiting van de als accessoire leverbare
Smart-Box Best.-Nr. 33700 en voor het updaten van de
zender. Nadere informatie over de Smart-Box vindt u in
de Graupner|SJ hoofdcatalogus FS en op Internet onder
www.graupner.de bij het desbetreffende product.
Meer over het updaten van de zender vanaf bladzijde
36.
Beschrijving van de zender
23
DSC-gebruik van de bus voor 3,5mm stekker aan de achterzijde van de zender
Aansluiting voor vliegsimulatoren of leraar-/leerlingsystemen
De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de
oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het
HoTT-systeem is echter een “directe servo-controle” via
een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer
mogelijk.
Het signaal, dat aan de bus op de achterzijde van de
zender mz-12 aanwezig is, kan in de regel “Bus achterzijde” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde
126, van oor- of koptelefoon naar DSC-gebruik worden
omgezet:
Wanneer de aansluiting op DSC staat kan hier een
passende leraar-/leerlingkabel worden aangesloten,
zie bladzijde 133, of dient de bus als poort voor een
vliegsimulator.
De omschakeling naar DSC-gebruik is ook zichtbaar op
het basisdisplay: rechts op het display verschijnt DSC en
in de infovelden aan de bovenste rand van het display
zijn alleen nog het slot-symbool en de eventuele actuele
ontvanger-accuspanning te zien:
M-01
5.5V
0:23h
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op de
volgende punten letten:
1. Pas eventueel de menu’s aan.
Voor het aanpassen van de zender mz-12 HoTT
aan een leraar-/leerling-systeem zie bladzijde 130.
en verder.
2. Verbind het andere uiteinde van de kabel met de gewenste apparatuur, let daarbij op de handleiding
daarvan.
Belangrijk:
Let er op dat alle stekkers stevig zijn aange-
bracht.
Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
•
stekker of in de DSC-module door de Graupner|SJ-servicedienst moeten worden aangepast.
LET OP:
•
uw simulator kunnen eventueel elektrostatische ontladingen voorkomen, die de zender kunnen beschadigen! Deze soort verbinding mag daarom alleen
worden toegepast, wanneer u zich – bv. met een in
elektronicawinkels verkrijgbare aardings-armband – tijdens het gebruik van een vliegsimulator tegen elektrostatische lading beschermt. Graupner/SJ
raadt daarom dringend aan om alleen simulatoren
met draadloze overdrachtstechniek te gebruiken.
Omdat er zoveel verschillende vliegsimulatoren op de markt zijn is het mogelijk
dat de toewijzing van de contacten in de
Wanneer u uw zender direct aan een PC
of laptop verbindt m.b.v. een verbindingskabel (DSC-kabel) en/of PC-interface van
Beschrijving van de zender
24
Voor uw aantekeningen
25
M 01
0:12h
Stop
Flug
0:00
0:00
5.5V
NR
5.1V
GRAUBELE
normal
Display en toetsenveld
optische weergave van de posities van de trimhevels
geheugenplaats 1 … 20
weergave modeltype
(vliegtuigmodel / helikopter)
modelnaam
linker vier-weg-toets
Zie beschrijving op de
rechter bladzijde
accuspanning
(bij lagere spanning verschijnt er een waarschuwing – zie
“Waarschuwingen” op bladzijde 29 –, tegelijkertijd klinkt er
een alarmsignaal.)
mogelijke waarschuwingen zie bladzijde 29
stopwatch in min:s
(vooruit/achteruit)
spanning ontvangerstroomvoorziening
naam vliegfase
omschakelen tussen
vliegfasen via schakelaar
vliegtijdklok in min:s
(vooruit/achteruit)
rechter vier-weg-toets
ENT
TLM VIEW
ESC
Zie beschrijving op de
rechter bladzijde
Beschrijving van de zender - Display en toetsenveld
26
weergave van de bedrijfsmodusaccu-gebruikstijd sinds de
laatste lading in h:min
Bediening van de “data-terminal”
Invoertoetsen en symbolen
Symbolen in de info-balk op het display bovenaan
links:
Geen ontvanger binnen bereik
Weergave van de signaalsterkte van het
signaal dat van de ontvanger komt
/ Toetsenslot inactief / actief
rechts:
Het actieve modelgeheugen is aan een
ontvanger gebonden
0.0 V Geen verbinding met een ontvanger
5.2 V Actuele bedrijfsspanning van de ontvanger-stroomvoorziening met gesymboliseerde
aanduiding van de laadtoestand van de
stroombron
Weergave van de zenderbedrijfsoort op het display
onderaan
NR normaal bedrijf
LL leraar-leerling bedrijf
Aanwijzing:
Bij de keuze van “DSC” in de regel “Bus aan
achterzijde” van het menu »Algem. instellin-gen«, bladzijde 126, worden, met uitzonde-
ring van het slotsymbool en – wanneer er een ontvanger
in reikwijdte is – de aanduiding van de actuele ontvangerspanning, alle andere symbolen verborgen.
Toetsen links van het display
• Keuzetoetsen
1. Door indrukken van één van deze toetsen bladert
u in de richting van die toets door lijsten zoals bv.
de modelkeuze of de multifunctielijst, en binnen
menu’s door de menuregels.
2. Door indrukken van één van deze toetsen in het
basisdisplay wisselt u naar de “weergave telemetrie-data”, zie bladzijde 160.
3. 3. Gelijktijdig indrukken van de toetsen zet
een gewijzigde parameter-waarde in een actief invoerveld weer terug naar de standaardwaarde
(CLEAR).
ENT
TLM VIEW
ESC
Toetsen rechts van het display
• ENT-toets ()
1. Door een druk op de toets ENT () komt u vanuit het basisdisplay, dat bij het inschakelen van
de zender verschijnt verder naar het multifunctiemenu. Ook het oproepen van een gekozen menu
gaat via ENT ().
2. Binnen een instelmenu activeert en deactiveert
(bevestigt) u via het indrukken van de ENT-toets
() de desbetreffende instelvelden.
• ESC-toets ()
Indrukken van de ESC-toets () zorgt voor een
stapsgewijze terugkeer naar de functiekeuze resp.
ook weer terug naar het basisdisplay. Een eventueel
tussentijds ingevoerde instelling blijft behouden.
• VIEW-toets ()
Door Indrukken van de VIEW-toetsen () wisselt
u vanuit het basisdisplay van de zender en uit bijna
elke menupositie naar »Servo-aanduiding«. (Door
indrukken van de ESC-toets () keert u weer terug
naar de uitgangspositie.)
• TLM-toets ()
Door indrukken van de TLM-toetsen () wisselt u
vanuit het basisdisplay van de zender en uit bijna
elke menupositie naar de »Telemetrie«-menu’s, zie
bladzijde 140. (Door indrukken van de ESC-toets
() keert u weer terug naar de uitgangspositie.)
Aanwijzing:
Wanneer de vier-weg-toetsen na het
uitschakelen en direct daarna weer aanzet-
ten van de zender geen functie hebben is dit
geen fout! Zet de zender nogmaals uit en wacht enkele
seconden, voordat u de zender weer aanzet.
Beschrijving van de zender - Display en toetsenveld
27
Sneltoetsen (Short-Cuts)
Met behulp van de volgende toetscombinaties kunt u
bepaalde menu’s resp. opties direct oproepen:
• CLEAR
Kort gelijktijdig indrukken van de toetsen van de
linker vier-weg-toets zet een veranderde parameterwaarde in het actieve invoerveld weer terug naar de
standaardwaarde.
• »Servo-aanduiding«
Door kort gelijktijdig indrukken van de toetsen VIEW
() van de rechter vier-weg-toets wisselt u vanuit de
basisaanduiding van de zender en vanuit bijna iedere menupositie naar het menu »Servo-aanduiding«.
(Door indrukken van de ESC-toets () keert u weer
terug naar de uitgangspositie.)
• »Telemetrie«
Zowel om vanuit het basisdisplay van de zender
het »Telemetrie«-menu, zie vanaf bladzijde 140,
op te roepen als ook om hiernaar terug te keren de
TLM-toets () van de rechter vier-weg-toets indruk-
ken.
(Door indrukken van de ESC-toets () keert u weer
terug naar de uitgangspositie.)
• grafische weergave van telemetrie-data
Door indrukken van één van de keuzetoetsen
van de linker vier-weg-toets wisselt u vanuit het
basisdisplay van de zender direct naar de “Weergave
van telemetrie-gegevens”, zie bladzijde 160.
Invoerslot
De vier-weg-toetsen en daarmee de toegang tot alle
verstelbare opties kunnen voor ongewild gebruik worden
afgesloten, door ca één seconde lang de beide toetsen
TLM en VIEW () in het basisdisplay van de zender
mz-12 HoTT in te drukken.
M-01
5.5V
0:11h
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele
tijd klaar voor gebruik.
Een hernieuwd indrukken van de toetsen TLM en VIEW
() gedurende ca één seconde heft het slot weer op.
M-01
5.5V
0:12h
Stop
vli.
NR
Stop
vli.
NR
0:00
0:00
0:00
0:00
Functievelden in het display
SEL, STO, SET, SYM, ASY, ,
Afhankelijk van het desbetreffende menu verschijnen er
in de onderste regel van het display de functievelden:
SET SEL STO SYM ASY
De desbetreffende functie wordt geactiveerd door het
indrukken van de ENT-toets. Deze functievelden zijn:
Functievelden
• SEL (select) uitkiezen
• STO (store) opslaan (bv. positie stuurelement)
• SET (set) een waarde “zetten” resp. instellen
• SYM waarden symmetrisch instellen
• ASY waarden asymmetrisch instellen
schakelaarsymbool-veld
•
(toewijzing van allerlei schakelaars)
binnen een menu wisselen naar de
•
tweede bladzijde (vervolgmenu)
Beschrijving van de zender - Display en toetsenveld
28
Waarschuwingen
Accu moet
geladen
worden !!
BIND. n/a
OK
HF AAN/UIT?
AAN
UIT
Fail-Safe
in stellen!
Gas
te
hoog!
Bedrijfsspanning te laag
“Binding niet aanwezig”
Aan het momenteel actieve
modelgeheugen is nog geen
ontvanger gebonden. Met
een kort indrukken van de
ENT-toets komt u direct bij de
desbetreffende optie.
Alleen na het inschakelen van
de zender bij een al gebonden ontvanger in het actieve
modelgeheugen.
Moet de HF-afstraling “AAN”
of “UIT” zijn?
Fail Safe nog niet ingesteld
Gas-stuurknuppel resp. limiter
bij heli te ver richting volgas
KAN
GEEN DATA
ONTFANGEN!
OK
Geen
leerling-
signaal
Geen gebonden ontvanger
binnen bereik
Verbinding tussen leraar- en
leerling-zender gestoord
• Moet de vóór het laatste uitschakelen van de zender gebruikte “draadloze leraar/leerling-verbinding”
voortgezet of uitgeschakeld worden?
LL–SYST.
LL-verbinding
VERDUIT
LL–SYST.
LL-verbinding
VERDUIT
• Wanneer de zender in de laatste 10 minuten niet
bediend werd verschijnt op het display …
Inschakel–waarsc
is actief!!!
antenne, naar de “AAN”-positie.
• Bij een te lage accuspanning is een wisselen van
model uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op
het display verschijnt de melding:
Momenteel onmogelijk
Spanning te laag!
HF
UIT-
schakel
OK
Oproep om de HF-afstraling
uit te schakelen
…, de centrale LED knippert rood en er klinken waarschuwingssignalen.
Wanneer de zender dan nog niet bediend wordt, gaat
hij na een minuut zelf uit. Om de zender hierna weer
te kunnen gebruiken schuift u de power-schakelaar
eerst in de richting van het display, naar de “UIT”-positie, en na ca. 5 seconden weer in de richting van de
Beschrijving van de zender - Waarschuwingen
29
Servo-aanduiding
De optische weergave van de actuele servo-posities
kunt u direct vanuit het basisdisplay van de zender
en ook vanuit bijna alle menuposities door indrukken
van de toets VIEW () van de rechter vier-weg-toets
oproepen:
1
–100%
3
5
De actuele positie van elke servo apart wordt weergegeven in een balkdiagram exact tussen -150 % en +150 %
van de normale weg; hierbij wordt rekening gehouden
met de instellingen van stuurelementen en servo,
Dual-Rate-/Expo-functies, het samenwerken van mixers
enz. 0 % komt precies overeen met de middenpositie
van de servo. Zo kunt u snel uw instellingen controleren,
zonder de ontvanger te hoeven inschakelen. Dit ontslaat
u niet van de verplichting om vóór de eerste vlucht alle
programmeerstappen zorgvuldig bij het model te testen,
om fouten uit te sluiten!
De aanduiding bij “normale” vliegtuigmodellen is als
volgt:
balk 1 = gas-/rem-servo of welfklep rechts
balk 2 = rolroer of rolroer links
balk 3 = hoogteroer
balk 4 = richtingsroer
balk 5 = rolroer rechts / vrij kanaal
balk 6 = welfklep (links) / vrij kanaal of 2e hoogte-
0%
0%
roerservo
2
4
6
0%
+100%
0%
… en bij helikoptermodellen:
balk 1 = pitch of roll (2)- of nick (2)-servo
balk 2 = roll (1)-servo
balk 3 = nick (1)-servo
balk 4 = hek-servo (gyro)
balk 5 = gyro of nick (2)-servo
balk 6 = gas-servo of regelaar
Door indrukken van de ESC-toets () van de rechter
vier-weg-toets keert u weer terug naar uw uitgangspunt.
Aanwijzingen:
•
wisselen van de uitgangen volgens het ondermenu
“Ontvangeruitgang” in het menu »Zenderinstelling«,
bladzijde 90, of een eventueel in het »Teleme-trie«-menu, bladzijde 145, ingestelde verwisseling
van de uitgangen NIET volgt.
• Het aantal van de in dit menu getoonde kanalen komt
overeen met de 6 stuurkanalen van de zender mz-12 HoTT. Het aantal kanalen dat werkelijk ter beschikking staat is echter afhankelijk van het type ontvanger en het aantal daaraan aangesloten servo’s en
kan daarom eventueel geringer zijn.
• Gebruik deze weergave tijdens het programmeren
van een model, omdat u hier direct alle instellingen
op de zender kunt controleren. Dat wil echter niet
zeggen, dat u niet vóór de eerste vlucht alle programmeerstappen ook zorgvuldig bij het model zelf moet
testen, om fouten uit te sluiten!
Let er op, dat de servo-aanduiding uitsluitend betrekking heeft op de oorspronkelijke volgorde van de servo’s, dus een ver-
Beschrijving van de zender - Servo-aanduiding
30
Voor uw aantekeningen
31
Accu moet
geladen
worden !!
In bedrijf nemen van de zender
Opmerkingen vooraf bij de zender mz-12 HoTT
Opmerkingen vooraf
Het Graupner|SJ HoTT-systeem maakt het theoretisch
mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd
te gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal
in de praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de
regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt
kan worden toch groter zijn dan bij de conventionele
35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt
echter – zoals dat altijd al het geval was – de afmetingen
van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit
dat er geen afspraken over de frequenties meer nodig
zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat
bv. bij hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme
veiligheidswinst.
Spanning van de zenderstroomvoorziening voldoende ?
Omdat de zender met een leeg batterijcompartiment
wordt geleverd moet u voordat u de zender in bedrijf
neemt de bijgeleverde batterijen aanbrengen. Tijdens
het gebruik van de zender raken deze leeg, evenals
accu’s, die u eventueel in plaats van batterijen kunt
gebruiken. Zodra de spanning onder een bepaalde
spanning komt, die in de regel “Waarschuwingsdrempel
accu” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde
124, ingesteld kan worden, klinkt er een waarschuwingssignaal en wordt er een desbetreffende melding
op het display getoond.
Uiterlijk nu stopt u meteen met vliegen, varen of rijden
en vervangt u de batterijen door nieuwe resp. laadt u de
In bedrijf nemen van de zender
32
accu op.
In bedrijf nemen van de zender
Na het inschakelen van de zender verschijnt er in het
midden van het zenderdisplay gedurende ca. twee
seconden de aanduiding:
HF AAN/UIT?
AAN
UIT
Eventueel kunt u binnen deze tijd de HF-afstraling
uitschakelen door met de toets of van de linker
vier-weg-toets het zwarte veld naar rechts te verschuiven, zodat AAN nu normaal en UIT invers wordt weergegeven:
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Door het indrukken van de toets ENT () van de rechter vier-weg-toets schakelt u nu de HF-module uit.
De centrale LED blijft donker en parallel ziet u nu het
basisdisplay van de zender:
0.0V
M-01
5.5V
0:12h
De symboolcombinatie in de beide info-velden bovenaan betekent, dat het actueel actieve modelgeheugen
al met een Graupner|SJ-HoTT-ontvanger is ”gebonden”
(“trap-“ en accusymbool en 0.0 V) maar dat er momenteel geen verbinding met deze ontvanger bestaat (in
het linker info-veld tussen het antennesymbool links en
Stop
vli.
NR
0:00
0:00
het slotsymbool rechts zijn er geen verdere symbolen
zichtbaar), we hebben immers zojuist de HF-afstraling in
dit voorbeeld uitgeschakeld!
Werd de zender echter ingeschakeld zonder de HF-afstraling uit te zetten, dan brandt tevens de centrale LED
constant rood en klinkt er zó lang een hoorbaar waarschuwingssignaal, totdat er een verbinding is met de
bijbehorende ontvanger.
Zodra er een telemetrie-verbinding met deze ontvanger
bestaat verschijnen tussen het antenne- en het slotsymbool nog twee symbolen: een veldsterktesymbool samen met een modelsymbool, bijvoorbeeld
actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening
in het rechter infoveld. Tegelijkertijd vult het bijbehorende
batterijsymbool links van de weergave van de ontvangerspanning zich en gaan de waarschuwings-signalen
van de zender uit.
Blijft daarentegen het rechter info-veld helemaal leeg en
verschijnt er op het display de waarschuwing …
M-01
BIND. n/a
5.5
0:12h
… dan is het actuele modelgeheugen op dit moment
niet met een ontvanger “verbonden”.
Belangrijke aanwijzingen:
•
ropa.
De zender in de set is standaard ingesteld op de correcte instellingen voor
het gebruik in de meeste landen in Eu-
Stop
OK
NR
, én de
0:00
0:00
• Met de zender mz-12 HoTT kunnen via de bij
de set geleverde en al aan de zender gebonden
ontvanger GR-16 weliswaar maximaal 8 servo’s
worden aangestuurd, maar vanwege het feit dat
de zender 6 kanalen heeft worden alleen de eerste zes daarvan ook werkelijk aangestuurd. (Uitzondering: kanaal 8 bij een heli-model met geactiveerde optie “Regelaar aan K8”, zie bladzijde
108.)
Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om
een onbedoelde foutieve bediening te voorkomen
zijn er aan de stuurkanalen 5 en 6 standaard geen
stuurelementen toegewezen, zodat eventueel aan
deze kanalen aangesloten servo’s in hun middenpositie blijven staan, totdat er een stuurelement
toegewezen wordt. Om dezelfde reden zijn praktisch alle mixers inactief. Nadere informatie hierover vindt u op bladzijde 76 (vliegtuigmodel)
resp. 78 (helimodel).
• De principes van de eerste programmering van
een nieuw modelgeheugen vindt u op bladzijde
54 en vanaf bladzijde 170 bij de programmeervoorbeelden.
• Let er bij het inschakelen, binden of instellen van
de radiobesturing op dat de zenderantenne altijd
voldoende ver verwijderd is van de ontvangerantennes! Wanneer de zenderantenne zich namelijk
te dicht bij de ontvangerantennes bevindt overstuurt de ontvanger en gaat de rode LED op de
ontvanger GR-16 branden. Parallel daaraan valt
het terugkoppelingskanaal uit, waardoor de aanduiding voor de veldsterkte en het modelsymbool
op het linker info-veld onzichtbaar zijn en de actuele ontvanger-spanning met 0,0 V wordt weerge-
geven. Tegelijkertijd bevindt de besturing zich in
de Fail-safe-modus, zie bladzijde 144, d.w.z. dat
de servo’s in de laatste correcte positie blijven
staan totdat er een nieuw, geldig signaal wordt
ontvangen. Vergroot in dit geval de afstand totdat
alle weergaven weer “normaal” zijn.
WAARSCHUWING:
Schakel de zender tijdens het gebruik
nooit uit! Wanneer dit zou voorkomen
moet u kalm blijven en wachten, tot het
zenderdisplay helemaal uit en de zender dus helemaal afgeschakeld is. Schakel de zender dan pas
weer in. Anders loopt u het gevaar dat de zender
direct na het uitschakelen “blijft hangen” en u
daardoor de controle over het model helemaal
verliest. Een opnieuw in bedrijf nemen van de
zender is dan alleen mogelijk door hem uit te zetten
en dan de hierboven beschreven procedure te
herhalen.
In bedrijf nemen van de zender
33
Download van een Firmware-pakket
Belangrijke aanwijzing:
Omdat er op het tijdstip dat dit handboek
gemaakt werd nog geen bijbehorende
internet-pagina’s ter beschikking
stonden, wordt de beschrijving van de Firmware-update via de PC hier beschreven aan de hand van de
zender mx-12 HoTT.
Actuele software en informatie vindt u bij het desbetreffende product als download onder www.graupner.de.
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder https://
www.graupner.de/de/service/produktregis-
trierung.aspx wordt u automatisch per e-mail
over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
De hierboven genoemde “bijbehorende” productpagina’s
vindt u het makkelijkste door in de adresregel van uw
browser „www.graupner.de“ in te tikken en dan op de
ENTER-toets van uw PC of laptop te drukken:
Op deze zogenaamde startpagina van de Fa. Graup-ner|SJ vindt u rechtsboven een invoerveld “zoeken”:
Klik met de muis in dit veld en voer een zoekbegrip in,
bijvoorbeeld het artikelnummer van de zender:
Wanneer u nu met de muis de scroll-balk van uw Internetbrowser wat naar beneden verschuift verschijnen de
tabbladen “Eigenschappen”, “Onderdelen”, “Toebehoren”
en “Downloads”; klik hier op het tabblad “Downloads”:
Na nogmaals op ENTER gedrukt te hebben wordt de
gezochte pagina geopend:
Download van een Firmware-pakket
34
Kies het benodigde bestand / de benodigde bestanden
uit en start de download door een dubbelklikken op het
woord “Download” onder het geselecteerde bestand.
Met de download van “HoTT-software VX” downloadt
u het bestand “HoTT_Software_VX.zip”. Dit gecomprimeerde bestand bevat alle bestanden die voor de
update van de zender, HoTT-ontvanger, sensoren etc.
nodig zijn.
Let er op: toen dit handboek bewerkt werd was de programmapakket-versie “4” actueel: “HoTT-Software V4”.
Wanneer de als laatste doorgevoerde update “V3” of
ouder is, MOETEN alle componenten van het radiobesturingssysteem naar de versie “V4” geüpdatet worden,
anders kan dit leiden tot een foutieve functie van componenten. Hetzelfde geldt voor toekomstige download-pakketten “V5” of hoger.
Wanneer binnen een versie “VX” individuele Firmware-bestanden gewijzigd zouden zijn, is het voldoende
om de nieuwere Firmware-versie van dat product te
installeren. Of er actuelere versies van de Firmware
zijn kunt u zien aan de productiedatum van het download-bestand. Ook versienummers van de desbetreffende Firmware-bestanden zijn dan gewijzigd.
Aanwijzing:
Op dit moment kan een lijst van de actuele
stand van de Firmware via de link http://
www.graupner.de/de/supportdetail/
cc489e1d-0c1c-4cdd-a133-398d908bc27d opgeroepen
worden. Dezelfde informatie bereikt u, wanneer de link
niet zou werken, stap voor stap via www.graupner.de =>
Service&Support => Update- und Revisionshistory für
GRAUPNER HoTT-Komponenten.
Sla het bestand nu op in een map van uw keuze en pak
deze met behulp van een geschikt programma uit.
Download van een Firmware-pakket
35
Update van de zendersoftwareZendersoftware herstellen
Programma: „Herstellen“
Firmware-updates van de zender kunnen via de data-aansluiting aan de achterkant van de zender met
behulp van een PC of laptop onder Windows XP, Vista,
7 of 8 worden uitgevoerd. Bovendien heeft u de apart
verkrijgbare USB-adapter met het Best.-Nr. 7168.6 en
de driepolige adapterkabel Best.-Nr. 6466.S nodig.
Download, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven
werd, een actueel software-pakket van internet en pak
deze op uw PC of laptop uit.
Steek de adapterkabel in de USB-adapter en sluit deze
eenheid dan juist gepoold in de bovenste stekkerrij van
de zespolige aansluitbus op de achterkant van uw uitge-schakelde zender aan. Verbind daarna de USB-adapter
via de bijgeleverde USB-kabel (USB-A op mini-USBUSB 5-polig) met uw PC of laptop, door het ene uiteinde
van de USB-kabel direct in de 5-polige mini-USB-aansluiting op de adapter en het andere uiteinde in een
vrije USB-poort van uw computer te steken. Alle overige
informatie vindt u in de uitvoerige handleiding bij het
desbetreffende software-pakket.
Belangrijke aanwijzingen:
•
gelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De
programma’s en bestanden die hiervoor nodig
zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd,
op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
• Gebruik uw zender alleen met de actuele software-versie. Op dit moment kan een lijst van de
actuele stand van de Firmware via de link http://
www.graupner.de/de/supportdetail/cc489e1d0c1c-4cdd-a133-398d908bc27d opgeroepen worden. Dezelfde informatie bereikt u, wanneer de
Update van de zendersoftware
36
Let er in ieder geval op dat een storingsvrije communicatie tussen de gebruikte HoTT-componenten alleen mo-
link niet zou werken, stap voor stap via www.
graupner.de => Service&Support => Update- und
Revisionshistory für GRAUPNER|SJ HoTT-Komponenten.
• Controleer vóór iedere update in ieder geval de
laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze
voor de zekerheid en sla alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen
herstellen.
• De verbinding tussen PC en zender mag tijdens
de update niet losgekoppeld worden! Let daarom op een goed contact tussen de zender en de
computer.
• Controleer na een update in ieder geval alle functies van uw modellen
Wanneer een Firmware-update van de zender mislukt
zou zijn of de zendersoftware “blijft hangen” en de
zender eventueel niet meer via de “POWER”-schakelaar
uitgezet kan worden, dan moet u in de schakelaarpositie “POWER = UIT” alle batterijen resp. accu’s uit de
batterijhouder van de zender halen resp. de stekker van
de zenderaccu lostrekken. Wacht enkele seconden en
doe de batterijen weer in de batterijhouder resp. sluit de
accu weer aan, laat echter de POWER-schakelaar nog
steeds op “UIT”!
Download in dit geval, zoals hierboven beschreven
werd, een actueel software-pakket van internet en pak
deze op uw PC of laptop uit, resp. wanneer u dit al
gedaan heeft, start u het programma gr_Studio en volgt
u de stappen in het onderdeel “Wiederherstellung” van
de handleiding, die bij de software hoort.
Voor uw aantekeningen
37
In bedrijf nemen van de ontvanger
rot
Opmerkingen vooraf over de ontvanger GR-16
Ontvanger
Bij de radiobesturingset mz-12 HoTT vindt u een
bidirectionele 2,4-GHz-ontvanger van het type GR-16
voor de aansluiting van maximaal 8 servo’s.
De 6-kanaals zender mz-12 HoTT kan
echter slechts maximaal de aansluitingen 1
… 6 aansturen. Eeventueel aan de aansluitingen 7 en 8 aangesloten servo’s reageren daarom niet
op stuurcommando’s, maar blijven permanent in de
middenpositie. (Uitzondering: kanaal 8 bij een heli-model
met actieve optie “Regelaar aan K8”, bladzijde 108.)
Deze toestand kan bij behoefte alleen via het »Teleme-trie«-menu, vanaf bladzijde 140, worden gewijzigd.
Nadat u de HoTT-ontvanger van de set ingeschakeld
heeft en “zijn” zender niet binnen bereik resp. uitgeschakeld is, brandt de rode LED ca. één seconde constant
en begint dan langzaam te knipperen. Dat betekent,
dat er (nog) geen verbinding is met een Graupner/SJ
HoTT-zender. Wanneer de verbinding gemaakt is brandt
de groene LED constant en gaat de rode uit.
Om een verbinding met de zender te kunnen opbouwen
moet eerst de Graupner/SJ HoTT-ontvanger met “zijn”
modelgeheugen in “zijn” Graupner/SJ HoTT-zender “gebonden” worden. Deze procedure noemt men “binding”.
Deze “binding” is echter maar één keer per ontvanger-/
modelgeheugen-combinatie nodig, zie bladzijde 88,
en werd bij de apparatuur in de set al in de fabriek voor
het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat u het “binden”
alleen voor andere ontvangers of bij een wissel van
modelgeheugen hoeft uit te voeren (en – bv. na een
wisselen van zender – op ieder moment kunt herhalen).
Weergave boordspanning
De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorzie-
In bedrijf nemen van de ontvanger
38
ning wordt bij een bestaande telemetrieverbinding rechts
op het display van de zender getoond.
5.1V
M-01
0:12h
Stop
vli.
5.5V
NR
0:00
0:00
Temperatuurwaarschuwing
Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een in het
»Telemetrie«-menu, bladzijde 150, in de ontvanger
ingestelde grenswaarde (standaard -10 °C) of komt deze
boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel
(standaard +55 °C) dan vindt er een waarschuwing
plaats door de zender in de vorm van een gelijkmatig
piepen met een ritme van ca. een seconde.
Servo-aansluitingen en polariteit
De servo-aansluitingen van de Graupner/SJ HoTT-ontvanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van
onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s
en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier
aangesloten kunnen worden. Daarvoor zijn de originele
Graupner/SJ-stekkers in overeenstemming met de
stekkerbussen aan een kant licht afgerond, zodat u niets
hoeft te forceren.
De aansluitingen met de aanduiding “1+B-“ en “6+B-“
zijn bedoeld voor de accu-aansluiting. Via een V- resp.
Y-kabel Best.-Nr. 3936.11 kan echter aan beide aansluitingen ook een servo samen met de stroomvoorziening
worden aangesloten.
LET OP:
Let op de juiste polariteit bij deze aansluiting! De ontvanger en de eventueel
daaraan aangesloten apparatuur kunnen
door een foutieve polariteit verwoest worden.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door
de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet alleen
de aansluiting van de gasservo is bij elk fabricaat en
modeltype verschillend. Bij Graupner radiobesturingen
ligt deze bijvoorbeeld bij een vliegtuigmodel op kanaal 1
en bij een helikopter op kanaal 6.
Let ook op de aanwijzingen m.b.t. de inbouw van de
ontvanger, de antennes en de montage van de servo’s
op bladzijde 40.
Afsluitende aanwijzingen:
•
De aanzienlijk hogere servo-resolutie van
het HoTT-systeem leidt tot een merkbaar
directer stuurgedrag in vergelijking met
traditionele technologie. Maakt u zich met dit directere gedrag vertrouwd!
• Indien u parallel met de ontvangeraccu een regelaar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet
afhankelijk van het type regelaar eventueel de pluspool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden losgemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van
de regelaar.
Met een kleine schroevendraaier voorzichtig het middelste lipje van de stekker iets
omhooghalen (1), rode kabel
lostrekken (2) en met isolatie-
1
2
3
band tegen mogelijke kortsluiting beveiligen (3).
* Battery Elimination Circuit
Firmware-update van de ontvanger
Ontvangerinstellingen opslaan
Reset
Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u
de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en
houdt u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening
inschakelt. Hou de SERT-knop zo lang ingedrukt, tot na
ca. 3 seconden de langzaam rood/groen knipperende
LED gedurende ca. 2 seconden uitgaat.
Werd de reset uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender
of met een ongebonden ontvanger, dan knippert de
LED van de ontvanger na deze ca. 2 seconden durende
pauze langzaam rood en kan eventueel via de zender
direct weer een bind-proces worden gestart.
Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset
uitgevoerd en is het bijbehorende modelgeheugen in
de ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na
de pauze van ca. 2 seconden constant groen, als teken
dat uw zender-/ontvanger-combinatie weer klaar voor
gebruik is.
Let op:
Door een RESET worden, met uitzondering van binding-informatie, ALLE instellingen in de ontvanger teruggezet naar de
standaard fabriekswaarden!
Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom
na een RESET alle instellingen, die eventueel via het
“Telemetrie”-menu, vanaf bladzijde 140, al waren
ingevoerd, weer herhaald worden.
Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam,
wanneer een ontvanger in een ander model wordt
overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden
voorkomen dat u per ongeluk verkeerde instellingen
meeneemt.
Firmware-updates van de ontvanger worden via de zijdelings aangebrachte telemetrie-aansluiting van de ontvanger met behulp van een PC of laptop onder Windows
XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd. Daarvoor heeft u de
apart verkrijgbare USB-adapter Best.-Nr. 7168.6 en de
adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S nodig. De tevens benodigde programma’s en bestanden vindt u – samengevat
tot een softwarepakket – bij het desbetreffende product
als download op www.graupner.de.
Download dit softwarepakket, zoals beschreven in het
onderdeel „Download van een Firmware-pakket“ op
bladzijde 34, van internet en pak dit uit op uw PC of
laptop. De overige informatie vindt u in de uitvoerige
handleiding bij dit softwarepakket.
Aanwijzing:
Na registratie van uw ontvanger onder
https://www.graupner.de/de/service/
produktregistrierung.aspx wordt u automa-
tisch per e-mail over nieuwe updates geïnformeerd.
In het softwarepakket, dat u – zoals beschreven in het
onderdeel „Download van een Firmware-pakket“ op
bladzijde 34 – van internet kunt downloaden en op
uw PC of laptop moet uitpakken, bevindt zich o.a. het
PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio”. Eventueel heeft u dit al op uw PC of laptop geïnstalleerd.
Met het programmapunt “Ontvangerinstelling” van
dit PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio” is
het op elk moment mogelijk om alle in de ontvanger
geprogrammeerde instellingen als bestand op uw PC
of laptop veilig op te slaan, zodat u bij behoefte deze
weer terug kunt zetten in de ontvanger. Een opnieuw
programmeren van een ontvanger via het menu »Tele-metrie« is daardoor niet nodig.
Alle overige informatie kunt u vinden in de uitvoerige
handleiding bij het softwarepakket.
In bedrijf nemen van de ontvanger
39
bevestigingsflens
Aanwijzingenn bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welk Graupner|SJ-ontvangersysteem u ook gebruikt, de
procedure is steeds dezelfde:
Let er op dat de ontvangstantenne minstens
5 cm van alle grotere metalen delen of
bedrading, die niet direct uit de ontvanger
komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de
ontvanger uit de buurt van andere componenten op een
goed bereikbare plaats in het model onder te brengen.
In geen geval mogen servokabels om de antenne
gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die
tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van
de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande)
montage bij één enkele ontvangerantenne in het model
het beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes)
moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten
opzichte van de eerste antenne worden geplaatst en de
ruimtelijke afstand tussen de uiteinden van de antennes
indien mogelijk minimaal 125 mm bedragen.
Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de
antenne minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel
moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van
de HoTT-ontvangers tegen 300 mm of 450 mm lange
exemplaren met het Best.-nr. 33500.2 resp. 33500.3
worden gewisseld.
De servo-aansluitingen van de Graupner/SJ-ontvanger zijn genummerd. De stroomvoorziening is via alle
genummerde aansluitingen doorverbonden en kan dus
Aanwijzingen bij de installatie
40
in principe aan elk van de 8 uitgangen van de standaard
in de zet aanwezige ontvanger GR-16 worden aangesloten. Eventueel kan via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr.
3936.11 parallel aan de stroomvoorziening ook een
servo worden aangesloten.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald
door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger
door programmering in het »Telemetrie«-menu worden
veranderd. We adviseren echter om dit via de zender
met de optie “Ontvangeruitgang” te doen, zie bladzijde
90.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobesturings-componenten in te bouwen:
1. Bevestig de ontvanger in het vliegtuigmodel achter een stevige rompspant, resp. in een auto- of
scheepsmodel beschermd tegen stof en water. Pak
de ontvanger echter niet te dicht in, omdat hij anders
te warm zou kunnen worden.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze
niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïnvloed worden door trillingen. Het knopje van de schakelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing
holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek
de bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders
verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts
ziet u, hoe een servo gemonteerd dient te worden.
De messing holniet wordt vanaf de onderkant in de
rubbertule geschoven. Wanneer de schroeven op de
juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevestiging veiligheid en bescherming tegen trillingen:
van de servo
schroef
rubber tule
messing holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij
kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aangesloten, hangt van het modeltype af. Let op de aansluitschema’s op de bladzijden 49 en 53. Let ook op de
veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 10.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de
ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het
inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder geval op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste
verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brandstoftoevoer.
Stroomvoorziening van de ontvanger
Een veilig omgaan met een model begint
o.a. bij een betrouwbare stroomvoorziening.
Wanneer de op het display weergegeven
ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds
(te) laag is, ondanks licht lopende stuurstangen, volle
accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerverbindingen, dan moet eens letten op de volgende aanwijzingen:
Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgeladen zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een
geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval
over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting,
omdat zelfs nieuwe, hoogbelastbare schakelaars een
spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken. Bovendien zorgen trillingen en schokken voor slechter contact
en een steeds groter wordende overgangsweerstand.
Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een
Graupner/JR DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’
wanneer ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van
deze servo’s kunnen in een “foamie” de boordaccu met
3 ampère belasten …
Ook worden aan een 2,4-GHz-ontvanger aangesloten
servo’s in de regel vaker, en daardoor in kortere tijdsspannen, voorzien van stuurimpulsen dan bij vergelijkbare ontvangers uit het klassieke frequentiebereik. Dit
heeft ook invloed op de stroomopname van de ontvangstinstallatie, naast het feit dat veel van de huidige
digitale servo’s telkens de positie bij laatst ontvangen
stuurimpuls vasthouden totdat de volgende impuls
aankomt.
U moet daarom een stroomvoorziening kiezen, die ook
onder belasting niet door de knieën gaat, maar ook dan
nog een voldoende spanning levert. Als “berekening”
van de benodigde accucapaciteit moet u minstens
350 mAh voor iedere analoge servo en 500 mAh voor
iedere digitale servo nemen.
Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met
1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstinstallatie met 4 analoge servo’s het absolute minimum
vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger,
die vanwege zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh
nodig heeft.
Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om de
ontvanger via twee kabels aan de stroomvoorziening
aan te sluiten, bijvoorbeeld door een schakelaar of
spanningsregelaar met twee naar de ontvanger leidende
stroomvoorzieningkabels te gebruiken. Gebruik eventueel tussen kabel en ontvanger een V- resp. Y-kabel,
Best.-Nr. 3936.11, zie afbeelding, wanneer u één of
beide aansluitingen van de ontvanger ook voor een
servo, regelaar etc. nodig heeft. U verkleint door de
dubbele stroomvoorziening niet alleen het risico op een
kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere
stroomvoorziening van de aangesloten servo’s.
Gebruik voor de veiligheid nooit batterij-boxen en geen
droge (niet-oplaadbare) batterijen.
De spanning van de boord-stroomvoorziening wordt
tijdens het gebruik rechts onder op het display van de
zender weergegeven:
5.1V
M-01
Stop
vli.
0:00
0:00
5.5V
0:12h
NR
Wanneer de accuspanning onder een in het display
“RX SERVO TEST” van het ondermenu “INSTELLEN,
WEERGEVEN” uit het »Telemetrie«-menu, bladzijde
150, instelbare waarschuwingsdrempel – standaard
3,80 V – daalt volgt er een optische en akoestische
waarschuwing.
Test echter in regelmatige intervallen de toestand
van de accu’s. Wacht met het laden van de accu’s
niet tot de spanning zover daalt, dat het waarschuwingssignaal klinkt.
Aanwijzing:
Een compleet overzicht van de accu’s,
laadapparaten en meetapparatuur voor het
testen van stroombronnen vindt u in de
Graupner|SJ hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder
www.graupner.de. Een selectie van geschikte laadapparaten vindt u in de tabel op bladzijde 15.
Stroomvoorziening met …
NiMH-accu-packs met 4 cellen
Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graupner/
SJ-HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven
beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde
is wel dat de packs voldoende capaciteit en spanning
hebben!
Aanwijzingen bij de installatie
41
NiMH-accu-packs met 5 cellen
Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer
speelruimte dan de 4-cellen-packs.
Let er wel op, dat niet iedere servo die in de handel is
de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn)
verdraagt, vooral wanneer de cellen net geladen zijn.
Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld
met een duidelijk hoorbaar “brommen”.
Let daarom op de specificaties van uw
servo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs
te gaan gebruiken.
LiFe-packs met 2 cellen
Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype de
beste keuze!
Als bescherming zijn deze cellen ook met een plastic
hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als
LiPo-cellen in combinatie met geschikte laadapparatuur
snellaadbaar en relatief robuust.
Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duidelijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale
spanning van 6,6 Volt van een twee-cellige LiFe-accu is
geen probleem voor de Graupner|SJ-HoTT-ontvangers
of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s,
regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu
op de markt waren, slechts een toegesta-
ne spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De aansluiting
van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een
gestabiliseerde spanningsregeling absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-nr. 4136, zie aanhangsel.
Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
LiPo packs met 2-cellen
Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend
lichter dan bv. NiMH-accu’s. Als bescherming tegen
beschadigingen zijn LiPo-accu’s ook met een plastic
Hardcase-behuizing verkrijgbaar.
De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een
twee-cellig LiPo-accupack is geen probleem voor de
Graupner/SJ-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor
deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars,
gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch alle typen
servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroe-
ger op de markt waren en nu nog zijn,
slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt
hebben. De aansluiting van deze apparatuur maakt dus
het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling
absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr.
4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het gevaar dat de
aangesloten apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd
beschadigd raakt.
Aanwijzingen bij de installatie
42
Digitale trimming
draaiknop gaslimiet
actuele
actuele
stationairrichting
Functie en beschrijving van de K1-afschakeltrimming
Digitale trimming met optische en akoestische
aanduiding
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale
trimming. Kort indrukken verstelt met iedere “klik” de
neutrale positie van de kruisknuppel met een bepaalde
waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming
met toenemende snelheid in de desbetreffende richting. De verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door
verschillend hoge tonen. Tijdens het vliegen de middenpositie terugvinden is daarom ook zonder op het display
te kijken geen probleem: bij het bereiken van de middenpositie is een korte pauze ingevoerd.
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een
wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder
heeft de digitale trimming binnen een geheugenplaats
effect per afzonderlijke vliegfase, behalve bij de trimming
van de gas-/remkleppenstuurknuppel bij vliegtuigmodellen, stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd.
Deze K1-trimming heeft bij vleugel- en helikoptermodellen nog een bijzondere functie, waarmee u de
stationair-instelling van de carburateur makkelijk kunt
terugvinden.
Omdat de in deze handleiding beschreven trimfuncties slechts in de richting “motor uit” effectief zijn, is
de weergave op het display van uw zender eventueel
anders, afhankelijk van uw individuele gas- resp. minimum-pitch-positie van de K1-knuppel “naar voren” of
“naar achteren”, alsmede van uw keuze voor gas/pitch
op de “linker knuppel” of “rechter knuppel”. De afbeeldingen van deze handleiding tonen steeds “gas” resp. “pitch
rechts” en “gas” resp. “pitch naar achteren” bij beide
modeltypen.
1. Vliegtuigmodellen
De K1-trimming bezit een speciale afschakeltrimming,
die voor verbrandingsmotoren is bedoeld: u stelt eerst
met de trimming eerst een veilige stationairloop in.
Voor het uitzetten van de motor verschuift u dan de
K1-trimming in één keer in de richting “motor afzetten”
tot aan de uiterste positie van de trimweg.
trimmpositie
NR
laatste stationairpositie
K1-trimhevel
StopFlug
trimming in
motor-UIT-positie
Voor het hernieuwde starten van de motor bereikt u
door éénmalig drukken richting “meer gas” meteen weer
de laatste stationair-instelling.
Deze afschakeltrimming is gedeactiveerd, wanneer
in het menu »Model en faseninstelling« in de regel
“Motor aan K1” “geen” resp. “geen/inv” is ingevoerd, zie
bladzijde 62.
Aanwijzing:
Omdat deze trimfunctie alleen effect heeft in
de richting “motor uit”, verandert de
bovenstaande afbeelding wanneer u de
stuurrichting voor de gas-minimum-positie van de
K1-stuurknuppel van “naar achteren” (zoals in de
afbeelding hierboven) naar “naar voren” verandert in het
menu »basisinstelling« in de regel “motor aan K1”.
2. Helikoptermodellen
Bovenop de hier links onder “vliegtuigmodellen” beschreven “afschakeltrimming” bezit de K1-trimming in
combinatie met de zogenaamde “gaslimiter-functie”, zie
bladzijde 81, nog een extra eigenschap: zolang het
gaslimiter-stuurelement zich in de “onderste” helft van
zijn uitslag, d.w.z. in het “startgebied” bevindt, heeft de
K1-trimming effect als stationairtrimming op de gasservo:
trimpositie
laatste stationairpositie
Stop
vli.
DK
NR
trimming in
motor-UIT-positie
In de “rechter” helft van de gaslimiet-draaiknop is de
stationairtrimming daarentegen weer “normaal”.
Aanwijzing voor helikopter:
De K1-trimming heeft alleen effect op de
gasservo en niet op de pitch-servo’s. Let er
ook op, dat de heli-gasservo aan ontvangeruitgang 6 moet worden aangesloten, zie ontvangerbezetting op bladzijde 53!
Om u de omgang met het mz-12 HoTT-handboek te
vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een
aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens
weer gebruikt worden.
Stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhankelijk van het signaalverloop in de zender – het voor een
bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen
zijn dit bv. gas, richtingsroer of rolroer, bij helikopters bv.
pitch, rollen of nicken. Het signaal van een stuurfunctie
kan direct naar één resp. via een mixer naar meerdere
stuurkanalen worden geleid. Een typisch voorbeeld voor
het laatstgenoemde zijn aparte rolroerservo’s of het
toepassen van twee roll- of nickservo’s bij helikopters.
De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie tussen
de uitslag van een bepaald stuurelement en de bijbehorende servo.
Stuurelement
Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de piloot bediende besturingselementen, waarmee de aan de
ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc. bestuurd
kunnen worden. Daartoe behoren:
• de beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4,
waarbij deze vier functies voor de beide modeltypen
(“vleugel”en “heli”) via de “Mode”-instelling softwarematig willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas
links of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/
remkleppenfunctie wordt vaak met K1-stuurelement
(kanaal 1) aangeduid.
• De proportionele draaiknop “DK”
• De schakelaars SW 1 … 7, in zoverre die in het
menu »Instelling stuurelement«, bladzijde 76
resp. 78 aan een stuurkanaal werden toegewezen.
Begripsdefinities
44
Bij de proportionele bedieningselementen zullen de servo’s de positie van het stuurelement direct volgen, terwijl
in het geval van een schakelaar er maar een twee- resp.
drietraps-verstelling mogelijk is.
Welk stuurelement resp. welke schakelaar er op servo 5
of 6 effect heeft, is helemaal vrij programmeerbaar.
Belangrijke aanwijzing:
In de basisprogrammering van de zender
zijn de ingangen 5 en 6 zowel bij de
helikopter als ook bij het vliegtuigmodel
in principe op “vrij” gezet, dus nog niet in gebruik.
Functie-ingang
Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag
niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aansluiting op de zenderprint! De beide menu’s »Stuurknup-pel-toewijzing« en »Instelling stuurelement«
beïnvloeden namelijk “achter” deze aansluitingen nog
de volgorde, waardoor er zeker verschillen tussen het
nummer van het stuurelement, zoals hierboven aangegeven, en het nummer van het navolgende stuurkanaal
kunnen ontstaan.
Stuurkanaal
Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde
servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuurelement of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er
gesproken over een stuurkanaal.
Zo wordt bijvoorbeeld de stuurfunctie “rolroer” van een
vliegtuigmodel bij het modeltype “2 RO” in de stuurkanalen voor linker en rechter rolroer opgedeeld, of op
dezelfde manier bij het helikoper-modeltype “3sv(2rol)”
bv. de stuurfunctie rollen naar de stuurkanalen voor de
linker en rechter rolservo gemixt.
Dit signaal wordt alleen nog door de in het menu »Servo-instelling« geprogrammeerde instellingen beïnvloed
en verlaat dan via de HF-module de zender. In de
ontvanger aangekomen wordt dit signaal eventueel
nog door de in het »Telemetrie«-menu, vanaf bladzijde
140, doorgevoerde instellingen gemodificeerd om dan
tenslotte bij de bijbehorende servo aan te komen.
Mixer
In de software van de zender bevinden zich o.a. veel
mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie
eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere
stuurfuncties op een servo effect te laten hebben.
Let u op de talrijke mixerfuncties vanaf bladzijde 94
van de handleiding.
Schakelaar
De standaard ingebouwde schakelaars SW 1 en 3, de
beide driestanden-schakelaars SW 4/5 en 6/7 en de
toetsschakelaar SW 2 kunnen ook bij de programmering
van stuurelementen worden betrokken. Al deze schakelaars zijn ook bedoeld om enkele programmaopties
te schakelen, bv. voor het starten en stoppen van de
stopwatch, aan- resp. uitschakelen van een mixer, als leraar/leerling-schakelaar enz. Iedere schakelaar kan aan
zoveel functies toegewezen worden als u maar wenst.
Talrijke voorbeelden worden in dit handboek gedemonstreerd.
Stuurelement-schakelaar
Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van
een stuurelement, bv. bij een gedefinieerde positie van
de kruisknuppel, een functie aan- of uit te schakelen
(bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om de motorlooptijd vast te leggen, automatisch uitdraaien van
de landingskleppen en andere mogelijkheden). In het
programma van de mz-12 HoTT zijn daarom ook twee
resp. drie stuurelement-schakelaars geïntegreerd:
Zowel bij de vliegtuig- als bij de helikoptermodellen
kunt u daarom in ieder modelgeheugen over 2 stuurelement-schakelaars op de K1-stuurknuppel naar keuze
beschikken, en bij de helikopter over nog een extra
derde op de gaslimiter, zie volgende bladzijde en bladzijde 88.
Een serie instructieve voorbeelden maakt de programmering kinderlijk eenvoudig. Let daarom op de programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 170.
Begripsdefinities
45
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
Principes van de bediening
Op veel plaatsen in het programma bestaat de mogelijkheid, om een functie via de draaiknop, een schakelaar
(SW 1 … 7) of stuurelement-schakelaar (G 1 … 3, zie
verder hieronder) te bedienen of tussen instellingen om
te schakelen, bv. bij de DUAL RATE/EXPO-functie of
programmeringen van vliegfasen, mixers enz. Daarbij is
ook iedere vorm van meervoudige toewijzing mogelijk.
Omdat de toewijzing van schakelaars in alle menu’s op
dezelfde manier plaatsvindt, leggen we hier de principes
van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van
de gedetailleerde menubeschrijvingen, kunt concentreren op de speciale inhouden.
Toewijzing van stuurelementen of schakelaars
In het menu »Instelling stuurelement«, vanaf bladzijde
76 resp. 78, kunt u in de tweede kolom aan de zenderzijdige ingangen 5 en 6 resp. Gyr, gas en Lim voor
de bediening van servo’s de proportionele draaiknop
als ook naar eigen behoefte één van de op de zender
gemonteerde 2- of 3-traps-schakelaars toewijzen.
Na het indrukken van de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets verschijnt er op het display het volgende
venster:
Gewenste schakelaar
of stuurel. bedienen
Nu bedient u gewoon het gewenste stuurelement of de
gewenste schakelaar.
Aanwijzing:
Het stuurelement wordt pas na een bepaalde
uitslag herkend. Draai daarom zo lang van
links naar rechts totdat de toewijzing op het
display wordt weergegeven. Wanneer de uitslag niet
voldoende is moet u eventueel het stuurelement in de
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
46
andere richting bewegen.
Toewijzing van schakelaars
Op de programmapunten, waar een schakelaar toegewezen kan worden, verschijnt in de onderste displayregel een schakelaar-symbool:
Wissel met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
naar deze kolom.
Zo wijst u een schakelaar toe
1. Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets
in. Op het display verschijnt de melding:
2. Nu wordt slechts de uitgekozen schakelaar in de
gewenste “AAN”-positie omgezet of de K1-knuppel resp. gaslimiter vanuit de gewenste schakelaar-“UIT”-positie naar “AAN” bewogen. (De aan dit
stuurorgaan en bij het modeltype “helikopter” extra aan de gaslimiter, zie bladzijde 81, toegewezen zogenaamde stuurelement-schakelaars, zie hieronder, nemen hierbij softwarematig de taak van een
AAN/UIT-schakelaar over.) Daarmee is de toewijzing
afgesloten.
Op deze manier kunt u beschikken over een draaiknop,
in totaal 7 schakelaars (“SW 1 … 7”) en 2 resp. 3 stuurelement-schakelaars voor het gebruik naar eigen inzicht
Schakelrichting wijzigen
Mocht de bediening echter verkeerd om gaan, dan
brengt u de schakelaar, K1-stuurknuppel of eventueel
de gaslimiter-draaiknop weer naar de gewenste UIT-positie, kiest u het schakelaarsymbool opnieuw en wijst
Gewenste schakelaar
in de AAN positie!
u de schakelaar nog een keer en nu met de gewenste
schakelrichting toe.
Schakelaar wissen
Na het activeren van de schakelaar-toewijzing, zoals
onder punt 2 beschreven, tegelijkertijd de toetsencombinatie van de linker vier-weg-toets (CLEAR)
indrukken.
Stuurelement-schakelaars S1 … S3
Bij bepaalde schakelfuncties kan het zeker zinvol zijn,
om deze niet met de hand via een normale schakelaar
te bedienen, maar automatisch door de K1-stuurknuppel
of de gaslimiter bij een helikoptermodel.
Voorbeelden van toepassingen:
• Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de
K1 knuppel onder of boven een bepaald punt komt
(“S1” resp. “S2”). De schakelaar van de gloeiplugverhitting wordt daarbij in de zender via een mixer aangestuurd.
• Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch
voor het meten van de netto“vliegtijd” van een helikopter door de “S3”-schakelaar van de gaslimiter.
• Automatisch uitschakelen van de mixer “rolr. richtingsr.” bij het uitdraaien van de remkleppen, om bv.
bij landingen op een helling de dwarsrichting van het
model aan de contouren van de helling aan te passen, zonder dat het – nor maal gesproken – meelopende richtingsroer ook nog eens de vliegrichting beïnvloedt.
• Uitdraaien van de landingskleppen en natrimmen van
het hoogteroer bij de landing, zodra de gasknuppel
op een bepaald schakelpunt gekomen is.
• Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de looptijd van elektromotoren te meten.
In het programma van de zender mz-12 HoTT kunt
u voor deze doelen in de beide modeltypen over
twee zogenaamde stuurelement-schakelaars op de
K1-stuurknuppel beschikken: een “S1” bij ca. -80 % en
een “S2” bij ca. +80 % van de knuppeluitslag. Het helikopterprogramma heeft ook nog een “S3” op de gaslimiter dicht bij het 100 %-punt, zie bladzijde 81.
Deze stuurelement-schakelaars kunnen willekeurig in de
vrije programmering van schakelaars worden betrokken,
d.w.z. in plaats van een “normale” schakelaar aan een
functie worden toegewezen. Bij de programmapunten,
waar u een schakelaar kunt toewijzen, heeft u dus
steeds de mogelijkheid, om in plaats van een schakelaar ook één van de stuurelement-schakelaars S1 … S2
resp. S1 … S3 toe te wijzen; dit doet u door de K1-knuppel resp. het gaslimiter-stuurelement (standaard de
proportionele draaiknop) vanuit de gewenste “UIT”-positie in de richting “AAN” te bewegen.
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
47
Vliegtuigmodellen
remkl.functie 1
hoogteroer
g
t
e
r
o
e
r
r
o
l
r
o
e
Tot maximaal twee rolroer- en twee welfkleppenservo’s
bij normale modellen alsmede V-staart- en staartloze /
deltamodellen met twee rolroer-/hoogteroer- en twee
welfkleppenservo’s worden op een comfortabele manier
ondersteund.
De meeste motor- en zweefmodellen zullen tot het
staarttype “normaal” horen met een aparte servo voor
hoogte-, richtings-, rolroer en gas of elektronische
regelaar (resp. remkleppen bij een zweefmodel). Verder
is het mogelijk, in het modeltype “2 HR sv” twee hoogteroerservo’s aan de kanalen 3 en 6 aan te sluiten.
Bij het bedienen van de rolroeren en eventueel de
welfkleppen met telkens twee aparte servo’s kunnen de
rolroeruitslagen van de beide kleppenparen in het menu
»Vleugelmixers« gedifferentieerd worden, een roeruitslag naar boven kan onafhankelijk van de uitslag naar
beneden ingesteld worden.
Tenslotte kunnen ook de welfkleppen b.v. via één van de
stuurelementen CTRL 7 … 10 worden bediend. Als alternatief kunt u voor de welfkleppen, rol- en hoogteroer
ook beschikken over een fasenafhankelijke trimming in
het menu »Fasentrim«. Maximaal 3 vliegfasen kunnen
in elk van de tien geheugenplaatsen worden geprogrammeerd.
Wanneer het model een V-staart in plaats van een
gewone staart heeft, moet in het ondermenu “Modeltype” van het menu »Model en faseninstelling«, bladzijde 64, het type “V-staart” worden gekozen, dat de
stuurfuncties hoogte- en richtingsroer dusdanig elkaar
verbindt, dat elk van de beide staartroeren – ieder door
een eigen servo aangestuurd – zowel de hoogte- als ook
de richtingsroerfunctie kan overnemen.
Bij de delta- en staartloze modellen wordt de rol- en
hoogteroerfunctie via een gemeenschappelijk roer aan
de achterkant van de linker en rechter vleugel bediend.
Het programma beschikt over de benodigde mixfuncties
voor de beide servo’s.
Tot maximaal 3 vliegfasen kunnen in elk van de twintig
modelgeheugenplaatsen geprogrammeerd worden.
De digitale trimming wordt vliegfasen-specifiek, behalve
de K1-trimming, opgeslagen. De K1-trimming maakt
het mogelijk om de carburateurinstelling voor stationair
makkelijk terug te vinden.
Tijdens het vliegen kunt u voortdurend over twee klokken beschikken. De gebruikstijd van de zender sinds het
laatste laadproces wordt ook zichtbaar gemaakt.
Aan de ingangen 5 en 6 kunnen naar keuze alle stuurelementen (CTRL) en schakelaars (SW) worden toegewezen in het menu »Instellingen stuurelement«.
“Dual Rate”en “Exponential” voor rol-, richtings- en
hoogteroer kunnen apart worden geprogrammeerd en
elk in twee varianten via een schakelaar worden bediend.
Naast 3 vrije mixers kunt u – afhankelijk van het modeltype – in het menu »Vleugelmixers« kiezen uit 12 vast
gedefinieerde mixers en koppelfuncties:
1. rolroerdifferentiatie (schakelbaar)
2. welfkleppen-differentiatie (schakelbaar)
3. rolroer richtingsroer (schakelbaar)
4. rolroer welfklep (schakelbaar)
5. K1 hoogteroer (schakelbaar)
6. K1 welfklep (schakelbaar)
7. K1 rolroer (schakelbaar)
8. hoogteroer welfklep (schakelbaar)
9. hoogteroer rolroer (schakelbaar)
10. welfklep hoogteroer (schakelbaar)
11. welfklep rolroer (schakelbaar)
12. reductie differentiatie
r
e
o
r
l
o
r
r
e
o
e
t
g
o
o
h
r
o
l
Vliegtuigmodellen
48
rolroer
k
w
o
r
e
o
r
s
g
n
i
t
h
c
i
r
h
o
o
g
.
r
l
t
e
k
e
o
r
l
o
r
r
o
e
r
r
e
r
o
i
c
r
h
s
t
g
i
n
r
f
.
l
e
e
l
f
k
w
l
w
.
r
l
o
r
r
links
rechts
remklep
remklep
welfklep
hoogteroer
links
richting/
V-staart
hoogte
rechts
r
o
r
o
w
k
w
k
h
o
o
g
t
e
r
w
e
l
f
k
l
e
p
r
o
l
r
o
e
r
h
o
o
p
o
e
e
l
r
k
f
l
e
w
r
e
o
r
e
t
g
h
o
o
r
i
c
h
t
i
n
g
r
s
w
w
k
k
r
o
r
o
r
e
o
r
remklep
remklep
remklep
welfklep
Aanwijzingenn bij de installatie
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde
volgorde aan de uitgangen van de ontvanger worden aangesloten.
Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Met name geldt:
• Bij toepassing van maar 1 rolroerservo blijft de
ontvangeruitgang 5 voor het rechter rolroer vrij resp.
kan – in zoverre in het ondermenu “Modeltype” van
het menu »Modeltype en faseninstelling«, bladzijde 64, “1 rolroer” werd gekozen – eventueel voor
een ander doel worden gebruikt.
• Bij toepassing van maar 1 welfkleppenservo blijft
de ontvangeruitgang 1 voor de rechter welfklep IN
IEDER GEVAL vrij, in zoverre in het ondermenu
“Modeltype” van het menu »Modeltype en fasenin-
stelling» “2 RO 2WK” werd gekozen.
Let ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Vliegtuigmodellen met en zonder motor, met maximaal 2 rolroerservo’s …
… en staarttype “normaal”
… en staarttype “V-staart”
vrij of speciale functie
ontvanger stroomvoorziening
rolroer rechts
hoogte/richting rechts
hoogte/richting links
rolroer of rolroer links
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
… en staarttype “2 hoogteroerservo’s”
2. hoogteroer
ontvanger stroomvoorziening
rolroer rechts
richtingsroer
1. hoogteroer
rolroer of rolroer links
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
Delta-/staartloze modellen met en zonder motor ….
… met 2 rol-/hoogteroerservo’s
… met 2 rolroer-/hoogteroerservo’s en 2 welfkleppen/hoogteroerservo’s
welf(rol)/hoogte links
ontvanger stroomvoorziening
welf(rol)/hoogte rechts
vrij of richtingsroer
rol/hoogte rechts
rol/hoogte links
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
zweefmodel zonder motor, met 2 rolroer- en 2 welfkleppenservo’s …
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s
en de roeraansturingen kan bij het programmeren de
draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgende tabel biedt hierbij hulp:
model-
type
V-staartrichtings- en hoogte-
delta,
staartloos
servo met verkeer-
de draairichting
roer verkeerd
richtingsroer goed,
hoogteroer verkeerd
hoogteroer goed,
richtingsroer verkeerd
hoogte- en richtingsroer verkeerd
hoogteroer goed,
rolroer verkeerd
rolroer goed, hoogteroer verkeerd
aanwijzing
servo 3 + 4 in het menu
»Servo-instelling«
ompolen
servo 3 + 4 aan ontvanger omwisselen
servo 3 + 4 in het menu
»Servo-instelling« ompolen EN aan ontvanger
omwisselen
servo 2 + 3 in het menu
»Servo-instelling«
ompolen
servo 2 + 3 in het menu
»Servo-instelling«
ompolen EN aan de
ontvanger omwisselen
servo 2 + 3 aan de
ontvanger omwisselen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de
“programmabeschrijvingen” van het symbool van een
vliegtuigmodel …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een
vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
Vliegtuigmodellen - aansluiting ontvanger
50
Voor uw aantekeningen
51
Helikoptermodellen
pitchcurve
kanaal 1
gas
k
a
n
a
a
l
1
h
e
k
r
o
t
o
r
De voortschrijdende ontwikkeling van de modelhelikopter en de bijbehorende componenten zoals gyro’s,
toerentalregelaar, rotorbladen enz. maakt het tegenwoordig mogelijk, een helikopter zelfs in 3D-kunstvlucht
te beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een
klein aantal instellingen voldoende om met de hovertraining te kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds
meer opties van de mz-12 HoTT te kunnen toepassen.
Met het helikopterprogramma van de mz-12 HoTT
kunnen alle gangbare helikopters met 1 … 4 servo’s
voor de pitchsturing worden gevlogen, volledig onafhankelijk van het feit, of ze door een verbrandings- of
elektromotor worden aangedreven.
U kunt beschikken over 2 vliegfasen en autorotatie
binnen een modelgeheugen.
Twee klokken zijn tijdens het vliegen voortdurend
zichtbaar in de basisaanduiding. Ook wordt de tijd
weergegeven die verstreken is sinds de laatste keer dat
de zenderaccu werd opgeladen.
Met een druk op de knop kan de stationairpositie van de
digitale K1-trimming teruggevonden worden.
“Dual Rate”en “Exponential” voor roll, nick en hekrotor
zijn koppelbaar en kunnen in twee varianten geprogrammeerd worden.
Alle stuurelementen (CTRL) en schakelaars (SW) van
de zender kunnen in het menu »Instellingen stuurele-ment«, bladzijde 78, bijna geheel naar keuze aan de
ingangen 5 en 6 worden toegewezen.
Naast 3 vrij toewijsbare en ook aan- en uitschakelbare
lineaire mixers van het menu »Vrije mixers«, vanaf
bladzijde 117, kunt u in het menu »Helimix«, vanaf
bladzijde 102, over de vliegfasenafhankelijk instelbare
5-punts-curven voor pitch, gas en hekrotor beschikken:
1. pitchcurve
2. K1 gas
3. K1 hekrotor
De beginner zal eerst slechts het hoverpunt bij middenstelling van de stuurknuppel en de pitchwaarde willen
aanpassen.
In het menu »Helimix« biedt de zender in de regels
“gyro” en “tuimelschijflimiter” nog meer instelopties.
In het menu »TS-mixers«, bladzijde 123, kunnen
dan de mixpercentages voor pitch, roll en nick worden
afgestemd.
De functie gaslimiet in het menu »Instellingen stuu-relement« maakt het mogelijk om de motor in iedere
vliegfase te starten en bespaart u het programmeren
van een speciale vliegfase “Idle up”.
Standaard is de proportionele draaiknop toegewezen
aan deze ingang. Deze stuurfunctie legt de maximale
positie van de gasservo vast. Daardoor kan de motor
in het stationaire bereik aangestuurd worden door de
trimhevel. Wordt dit proportionele stuurelement verschoven richting volgas, dan worden de gascurven effectief
en beginnen eventueel de beide klokken de vliegtijd op
te nemen, zie voor verdere uitleg bladzijde 81.
Helikoptermodellen
52
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf
vrij (6 kanaals zender)
vrij of toerenregelaar
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
vrij (6 kanaals zender)
vrij of toerenregelaar
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
oudere GRAUPNER-besturingen:
Anders dan bij de vroegere ontvangerbezetting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo)
en servo-aansluiting 6 (gas-servo) verwisseld. De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts
is afgebeeld, aan de uitgangen van de ontvanger
worden aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden
gewoon open gelaten. Preciezere details bij elk
tuimelschijftype vindt u op bladzijde 68 in het kader
van de beschrijving van het ondermenu “Modeltype” van
het menu »Model en faseninstelling«.
Aanwijzingenn bij de installatie
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde
volgorde aangesloten zijn.
Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de
volgende bladzijden.
Aanwijzing:
Om het gemak en de veiligheid van de
gaslimiter, zie vanaf bladzijde 81, te
kunnen benutten moet een eventuele
toerenregelaar aan de ontvangeruitgang “6” worden
aangesloten. Zie hiervoor ook bladzijde 105.
Ontvangerbezetting bij helikoptermodellen …
… met 1 tot 3 tuimelschijfservo’s
gasservo of
motorregeling of vrij
vrij of gyro-gain
hekrotorservo of gyro
nick-1-Servo
roll-1-Servo
pitch- of roll-2 of
nick-2-servo
… met 4 tuimelschijfservo’s
gasservo of
motorregeling of vrij
nick-2-Servo
hekrotorservo of gyro
nick-1-Servo
roll-1-Servo
roll-2-Servo
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’s zijn bij
de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een
helikopter …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een
helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
Helikoptermodellen - aansluitning ontvager
53
Gedetailleerde programmabeschrijving
Nieuwe geheugenplaats aanmaken
Wie het handboek tot hier toe heeft doorgenomen,
zal vast en zeker al de een of andere programmering
uitgeprobeerd hebben. Toch willen we toch elk menu
gedetailleerd beschrijven.
We beginnen in dit deel eerst met het aanmaken van
een “vrije” geheugenplaats, wanneer er dus een nieuw
model “geprogrammeerd moet worden:
M-01
Stop
vli.
0:00
0:00
5.2V
0:02h
NR
Vanuit het basisdisplay wordt door indrukken van de
ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets gewisseld
naar de “multifunctie-lijst”. (Met de ESC-toets () van
dezelfde vier-weg-toets komt u weer terug in het basisdisplay.) Standaard ziet u na het eerste oproepen van
de multifunctie-keuze na het inschakelen van de zender
het menupunt »Modelgeheugen« invers afgebeeld en
dus actief. Anders met de pijltoetsen () van de
linker vier-weg-toets het menupunt »Modelgeheugen«
kiezen …
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
… en dan weer de ENT-toets () van de rechter vierweg-toets indrukken:
Programmabeschrijving: nieuwe geheugenplaats aanmaken
54
Modelselectie
=>
Mod.naam
Model wissen
Kopiëren mod–>mod
=>
=>
=>
Druk nog een keer de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets in voor het ondermenu “Modelselectie”:
01
02
03
04
05
06
vrij
vrij
vrij
vrij
vrij
O08
Bij levering van de zender is het eerste modelgeheugen
voorzien van het modeltype “Vliegtuigmodel” en de
meegeleverde ontvanger al aan dit geheugen “gebonden”. Dit is herkenbaar aan het pictogram van een
vliegtuigmodel in de tweede kolom van links en aan de
rechts zichtbare ontvangercode. In dit voorbeeld is dat
“O08” als synoniem voor de meegeleverde ontvanger
GR-16. Bij een “ongebonden” modelgeheugen verschijnt
daarentegen “---“.
De overige, met “
vrij” betitelde geheugenplaat-
sen zijn nog onbezet en dus ook “ongebonden”. Wanneer u een vliegtuigmodel wilt programmeren, dan kunt
u na het verlaten van het ondermenu “Modelselectie”
en van het menu »Modelgeheugen« – door een dienovereenkomstig aantal keren indrukken van de centrale
ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets – direct
met het programmeren beginnen … of met de toetsen
of van de linker vier-weg-toets een andere nog
vrije geheugenplaats uitkiezen …
01
02
03
04
05
06
vrij
vrij
vrij
vrij
vrij
O08
… en dan de ENT-toets () van de rechter vier-wegtoets indrukken als bevestiging.
U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vliegtuigmodel” of “helikoptermodel” te kiezen:
Modeltype kiezen
(Vrij modelgeheugen)
Kies met de toetsen of van de linker of rechter
vier-weg-toets het modeltype uit en druk de ENT-toets
() van de rechter vier-weg-toets in. Daardoor wordt
het gekozen modelgeheugen geinitialiseerd met het geselecteerde modeltype en wisselt het display weer naar
de basisweergave. U kunt nu in deze geheugenplaats
uw model gaan inprogrammeren.
Een wissel naar een ander modeltype is nu alleen nog
mogelijk door de geheugenplaats eerst te wissen, zie
menu »Modelgeheugen«, bladzijde 58.
Aanwijzingen:
•
Moet het modelgeheugen gewist worden,
dat nu in de basisaanduiding zichtbaar is,
dan moet direct na het wissen één van de
beide modeltypen “vleugel” of “heli” worden gekozen.
Deze keuze kunt u niet ontlopen door de zender uit
te zetten. U kunt wel de ongewenst bezette modelgeheugenplaats vanuit een ander modelgeheugen weer
wissen.
Wordt daarentegen een niet actieve geheugenplaats gewist, dan verschijnt daarna in de modelkeu-
vrij”.
ze “
• Na het aanmaken van het uitgekozen modelgeheugen met het gewenste modeltype wisselt de aanduiding naar het basisdisplay van het nieuw aangemaakte modelgeheugen. Tegelijkertijd verschijnt
gedurende enkele seconden de waarschuwing …
BIND. n/a
OK
… als aanwijzing dat er nog geen binding met een
ontvanger is. Door een kort indrukken van de van de
ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets komt u
direct bij de bijbehorende optie:
Klokken 0:00
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.99sec
HF–moduleUIT
–––
–––
Meer informatie over het binden van een ontvanger
vindt u op bladzijde 88.
• Onder de hierboven beschreven waarschuwing
“BIND. n/a” verschijnt ook enkele seconden de waarschuwing …
Fail-Safe
in stellen!
… als aanwijzing dat er nog geen Fail-Safe-instellingen zijn. Meer informatie hierover vindt u op bladzijde 128.
• Verschijnt er op het display de waarschuwings-aanduiding …
Gas
te
hoog!
… beweeg dan de gasstuurknuppel resp. bij een helimodel de limiter, standaard de draaiknop rechts boven op de zender, in de richting van stationair.
Het verschijnen van deze waarschuwing is ook afhankelijk van de bij “Motor aan K1” resp. “Pitch min.”
in het ondermenu “Modeltype” van het menu »Mo-deltype en faseninstelling« bladzijde 62 resp.
71 gekozen instellingen. Kies bij vleugelmodellen
om deze melding te deactiveren “geen” resp. “geen/
inv” als u geen motor gebruikt maar de anders verborgen mixers “K1 N.N.*” van het menu »Vleugel-mixers«, bladzijde 97, of de servo-aansluiting 1
voor de tweede welfkleppenservo nodig heeft.
• Werden er al modelgeheugens in de zender bezet,
dan verschijnt er in de ondermenu’s van het menu
»Modelgeheugen«, bladzijde 58, een pictogram
van het gekozen modeltype gevolgd door een leeg
veld resp. de in de regel “Modelnaam” van het menu
»Modelgeheugen«, bladzijde 58, ingevoerde modelnaam, evenals de code van de ontvanger, wanneer deze gebonden is.
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
Programmabeschrijving: nieuwe geheugenplaats aanmaken
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit
veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de melding:
Momenteel onmogelijk
Spanning te laag!
In principe zijn er nu nog vier verschillende mogelijkheden, om de vier stuurfuncties rolroer, hoogteroer, richtingsroer en gas resp. remkleppen bij een vleugelmodel
of roll, nick, hekrotor en gas/pitch bij een helikoptermodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van
de vier mogelijkheden wordt gekozen, hangt af van de
individuele gewoonte van de piloot. Deze functie stelt
u in de regel “Stuurtoewijzing” (stuurmode) voor het
actuele modelgeheugen in het menu »Zenderinst.«,
bladzijde 88, in:
Stuurtoewijz.
Klokken
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.99sec
1
0:00 –––
–––
Verder wijzen we er nogmaals op, dat uit het oogpunt
van een maximale flexibiliteit, maar ook om onbedoelde fouten te voorkomen, bij beide modeltypen aan
de stuurkanalen 5 en 6 standaard geen stuurelement
toegewezen is.
Dit betekent, dat bij uitlevering van deze
set alleen de aan de ontvangeruitgangen
1 … 4 aangesloten servo’s via de beide
stuurknuppels kunnen worden bewogen,
aan de uitgangen 5 … 8 aangesloten servo’s daarentegen niet zullen bewegen. Bij een nieuw geinitiali-
55
seerd helikoptermodel beweegt ook nog – afhankelijk
van de positie van de boven op de zender gemonteerde
draaiknop – de servo 6 min of meer. Bij beide modeltypen verandert deze toestand pas, nadat u de bijbehorende toewijzingen gedaan heeft in het menu »Instel-ling stuurelement«, bladzijde 76 resp. 78.
Wanneer een nieuw aangemaakt modelgeheugen in gebruik moet worden genomen, dan MOET deze eerst aan
een (andere) ontvanger worden “gebonden”, voordat
eventueel daaraan aangesloten servo’s kunnen worden
aangestuurd. Lees hiervoor ook het gedeelte “binding”
op bladzijde 90.
Een beschrijving van de programmeringstappen bij een
vliegtuigmodel vindt u in het onderdeel programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 170 en voor helikoptermodellen vanaf bladzijde 190.
De hieronder volgende beschrijvingen van menu’s
vindt u in de volgorde, zoals deze in de multifunctielijst
voorkomen.
Programmabeschrijving: nieuwe geheugenplaats aanmaken
56
Voor uw aantekeningen
57
Modelgeheugen
Model oproepen, modelnaam, model wissen, kopiëren model model
Op de bladzijden 26 en 27 werden de principes
achter de bediening van de toetsen uitgelegd en op de
vorige pagina’s hoe u bij de multifunctie-lijst komt en een
nieuwe geheugenplaats aanmaakt. Hier willen we nu de
“normale” beschrijving van de verschillende menupunten
in de door de zender bepaalde volgorde voortzetten.
Daarom beginnen we eerst met het menu »Modelge-heugen«.
Tot maximaal 20 complete modelinstellingen inclusief
de digitale trimwaarden van de vier trimhevels kunnen
opgeslagen worden. De trimming wordt automatisch
opgeslagen, zodat na een wisselen van model de eenmaal ingestelde trimming van het model niet verloren
gaat. Een pictogram van het gekozen modeltype, de in
regel “Modelnaam” ingevoerde modelnaam – zie verder
hieronder – en een aanduiding van de eventueel aan het
modelgeheugen “gebonden” ontvanger verschijnen in
drie van de vier ondermenu’s van het menu »Modelge-heugen« achter het modelnummer.
Kies eventueel met de pijltoetsen van de linker vier-wegtoets het menu »Modelgeh.« (modelgeheugen) uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
… en druk dan kort de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets in:
Modelkeuze
Modelselectie
Mod.naam
Model wissen
Kopiëren mod–>mod
=>
=>
=>
=>
Wanneer u nu nog een keer ENT-toets () indrukt komt
u in het ondermenu “Modelkeuze”:
01
02
03
04
05
06
GRAUBELE
ULTIMATE
STARLET
BELL47G
vrij
vrij
O08
O06
O08
–––
Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
kiest u het gewenste modelgeheugen in de lijst uit en
kunt u deze keuze bevestigen door indrukken van de
ENT-toets (). Met ESC () komt u weer – zonder te
wisselen van model – terug bij de vorige pagina van het
menu.
Aanwijzingen:
•
Indien na een modelwissel de waarschuwing “gas te hoog!” verschijnt, bevindt
zich de stuurknuppel van het gas/de pitch
(K1) resp. de gaslimiter te ver in de richting volgas.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit
veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de bijbehorende melding:
Momenteel onmogelijk
Spanning te laag!
Modelnaam
Modelselectie
Mod.naam
Model wissen
Kopiëren mod–>mod
=>
=>
=>
=>
Wisselt u door een indrukken van de van ENT-toets
() van de rechter vier-weg-toets naar de volgende
beeldschermpagina om daar uit een lijst van tekens een
modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 9 tekens
kunnen aan een modelnaam worden toegekend:
+,–./0123456789:
;
? ABCDEFGHIJ
KLMNOPQRSTUVWXYZ
Modelnaam
GRAUB
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
het gewenste teken uit. Een indrukken van de ENT-toets
() van de rechter vier-weg-toets of de van de linker
vier-weg-toets wisselt naar de volgende positie, voor
welke u het volgende teken kunt kiezen. Een gelijktijdig
indrukken van de toetsen van de linker vier-wegtoets (CLEAR) voegt op die plaats een lege plek toe.
Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld
bereikt u met de toetsen van de linker vier-wegtoets.
Door een indrukken van de ESC-toets () van de
rechter vier-weg-toets komt u terug naar de vorige
menu-pagina.
De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basis-
Programmabeschrijving: modelgeheugen
58
aanduiding en in de ondermenu’s van het menupunt
»Modelgeheugen«.
Model wissen
Modelselectie
Mod.naam
Model wissen
Kopiëren mod–>mod
=>
=>
=>
=>
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
het ondermenu “Model wissen” en druk de ENT-toets
() in.
Het te wissen model met de pijltoetsen van de
linker of rechter vier-weg-toets uitkiezen …
Tu wissen model:
01
02
03
04
GRAUBELE
ULTIMATE
STARLET
BELL47G
O08
O06
O08
–––
… waarop na een verdere druk op de ENT-toets () de
veiligheidsvraag …
Moet model
02
gewist worden ?
NEE
ULTIMATE
JA
….verschijnt. Met NEE breekt u het proces af en komt
u terug bij de vorige pagina. Kiest u echter met de
-toets van de linker vier-weg-toets JA en bevestigt u
deze keuze door een kort indrukken van de ENT-toets
(), dan wordt het gekozen modelgeheugen gewist.
Het wissen is onherroepelijk. Alle gegevens in het uitgekozen modelgeheugen
worden hierdoor compleet gewist.
Aanwijzing:
Moet er een modelgeheugen gewist worden,
dat juist actief is, dan moet onmiddellijk
daarna het modeltype “heli” of “vleugel”
gedefinieerd worden. Wordt daarentegen een niet-actieve modelgeheugenplaats gewist, dan verschijnt in de
modelkeuze “vrij”.
Kopiëren model model
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
het ondermenu “Kopiëren model model” uit en druk
de ENT-toets () in:
Modelselectie
M d
Schakelt HF UIT
OK
GR UBELE
=>
>
>
>
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van
de zender actief.
Door de ESC-toets () van de linker vier-weg-toets in
te drukken breekt u dit proces af.
Door een kort indrukken van de ENT-toets () van
de rechter vier-weg-toets schakelt u daarentegen de
HF-module uit en opent het opgeroepen menu zich.
Schakel voor de veiligheid echter eerst een eventueel
nog in bedrijf zijnde ontvanger uit.
Het te kopiëren model met de pijltoetsen van de
linker vier-weg-toets uitkiezen, …
Kopiëren van model:
01
02
03
04
GRAUBELE
ULTIMATE
STARLET
BELL47G
O08
O06
O08
–––
…waarop u na een verder indrukken van de ENT-toets
() van de rechter vier-weg-toets in het venster “Kopieren naar model:” met de pijltoetsen van de linker
vier-weg-toets het doelgeheugen kiest, en met ENT
() bevestigt of het proces met ESC () afbreekt. Een
al bezet modelgeheugen kan overschreven worden.
Kopieren naar model:
01
02
03
04
05
GRAUBELE
ULTIMATE
STARLET
BELL47G
vrij
O08
O06
O08
–––
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door indrukken van de ENT-toets () verschijnt de
veiligheidvraag:
Moet model
02
05
gekopieerd worden ?
NEE
ULTIMATE
JA
frei
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar
de vorige pagina van het beeldscherm. Kiest u daarentegen met de toets van de linker vier-weg-toets JA
Programmabeschrijving: modelgeheugen
59
en bevestigt u deze keuze door een indrukken van de
ENT-toets (), dan wordt het gekozen modelgeheugen
naar het geselecteerde modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzing:
Bij het kopiëren van een modelgeheugen
worden samen met de modelgegevens ook
de bindingsdata gekopieerd, zodat de aan
het originele modelgeheugen gebonden ontvanger
zonder hernieuwd binden ook met deze kopie in
DEZELFDE zender kan worden gebruikt.
Programmabeschrijving: modelgeheugen
60
Voor uw aantekeningen
61
Modeltype- en faseninstelling
Modelspecifieke basisinstellingen voor vliegtuigmodellen
Voordat met de programmering van vliegspecifieke
parameters wordt begonnen moeten er enkele basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor
het juist actieve modelgeheugen.
Kies het menu »M-type (+) Fase« met de pijltoetsen
van de linker vier-weg-toets …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk daarna de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets in:
Door nogmaals de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets in te drukken komt u in het ondermenu
“Modeltype”:
M-typ
Fase
Zend.
inst.
Modeltype
Faseninstelling
Fasentrimming
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
=>
=>
=>
Ondermenu „Modeltype“
Motor aan K1
Motor aan K1
Staart
Rolr./welfk1RO
Na selectie van “Motor aan K1” met de pijltoetsen
van de linker vier-weg-toets is het bijbehorende invoerveld omkaderd. Druk de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets in. De actuele instelling wordt invers
weergegeven. Kies nu met pijltoetsen van de rechter
vier-weg-toets uit de volgende 4 mogelijkheden:
• „Stat. v.“
De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich vooraan, d.w.z. van de piloot af.
De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 29 en
de optie “motor-stop”, zie hieronder, zijn geactiveerd
en de mixers “K1 N.N.*” van het menu »Vleugel-
mixers«, bladzijde 97, zijn gedeactiveerd.
• „Stat. a.“
De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich achteraan, d.w.z. naar de
piloot toe.
De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 29,
en de optie “motor-stop”, zie hieronder, zijn geac-tiveerd en de mixers “K1 N.N.*” van het menu
»Vleugelmixers«, bladzijde 97, zijn gedeacti-veerd.
geen
normaal
• „geen“
Het remsysteem is in de voorste positie van de gas-/
remknuppel “ingetrokken” en de mixers “K1 N.N.*”
van het menu »Vleugelmixers«, zie bladzijde 97,
zijn geactiveerd.
De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 29,
en de optie “motor-stop”, zie hieronder, zijn gedeac-tiveerd.
• „geen/inv“
Het remsysteem is in de achterste positie van de
gas-/remknuppel “ingetrokken” en de mixers “K1
N.N.*” van het menu »Vleugelmixers«, zie bladzij-
de 97, zijn geactiveerd. De waarschuwing “gas te
hoog” zie bladzijde 29, en de optie “motor-stop”,
zie hieronder, zijn gedeactiveerd.
Aanwijzingen:
•
geluk kan gaan lopen. Onderbreek eventueel de
brandstoftoevoer resp. maak de aandrijfaccu los.
•
slag óf alleen in de desbetreffende stationaire positie.
• “Afschakeltrimming”: let u op deze functie, die op
bladzijde 43 is beschreven.
Let er tijdens de programmering
steeds op dat een aangesloten verbrandings- of elektromotor niet per on-
De K1-trimming heeft, afhankelijk van uw
keuze – ”normaal” of alleen “voor” of “achter” – effect, dus óf over de hele stuuruit-
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
62
Motor-stop
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij keuze van “geen” of
“geen/inv” in de regel “Motor aan K1” niet
zichtbaar.
Afhankelijk van de in de regel “Motor aan K1” gemaakte
keuze “stationair voor/achter” …
Motor aan K1
M-Stop
Staart
Rolr./welfk1RO
Stat. a.
+150%–100%
normaal
–––
… kunt u bij de optie “Motor-stop” via een schakelaar
er voor zorgen dat een toerenregelaar of een servo de
motor UIT-zet (of naar stationairloop brengt).
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de
linker kolom ingesteld en moet in de praktijk worden
uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde
servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt
is en een schakelaar wordt bediend. Hiervoor moet in
de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste
servopositie (schakeldrempel) worden vastgelegd en in
de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar
worden gekozen.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde
groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel,
dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schakelaar in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde
kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel,
dan reduceert de regelaar het motortoerental resp.
sluit de gasservo de carburateur pas dán volgens de
waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na
het omzetten van de schakelaar in de AAN-positie
voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max.
+150 %) komt.
In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de
gasservo slechts zó lang, tot de gekozen schakelaar
weer omgezet wordt en de gasservo resp. de regelaar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één keer
over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt bewogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van
-100 % voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en
de middelste kolom op een waarde van +150 % servopositie:
Motor aan K1
M-Stop
Staart
Rolr./welfk1RO
Stat. a.
+150%–100%
normaal
STO
–––
Programmering
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te
wijzigen drukt u de ENT-toets () van de rechter vierweg-toets in. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker vier-wegtoets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let
er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo niet
mechanisch vastloopt, bv. -125 %:
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
Motor aan K1
M-Stop
Staart
Rolr./welfk1RO
Stat. a.
+150%–125%
normaal
STO
–––
De – hoge – standaardwaarde in de middelste kolom
garandeert, dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag van de gasservo resp. de regelaar met de
schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden
toegewezen, kan worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij
welke de gasservo resp. de regelaar bij een gesloten
schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet
u de standaardwaarde van +150 % verkleinen door de
gasservo resp. de regelaar via de gas-/remstuurknuppel
naar de door u gewenste positie te brengen en dan
de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in te
drukken:
Motor aan K1
M-Stop
Staart
Rolr./welfk1RO
Stat. a.
+100%–125%
normaal
STO
–––
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan,
waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten
resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
63
Motor aan K1
M-Stop+100%–125%
Staart
Rolr./welfk1RO
Stat. a.
1
normaal
STO
Aanwijzingen:
•
Let er op dat de gasservo bij het activeren van de motorstop-functie niet mechanisch vastloopt.
• Een schakelpunt van meer dan +100 % bereikt u
door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu »Ser-vo-instelling« naar meer dan 100 % te vergroten, en
na het opslaan van de schakeldrempel deze weer terug te zetten naar de oorspronkelijke waarde.
Staarttype
Na keuze van de regel “staarttype” met de pijltoetsen
van de linker vier-weg-toets wordt het bijbehorende invoerveld omkaderd:
Motor aan K1
M-Stop+100%–125%
Staart
Rolr./welfk1RO
Stat. a.
1
normaal
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets
in. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies
nu met de pijltoetsen van de rechter vier-weg-toets het
staarttype van uw model uit:
• „normaal“
Het hoogte- en richtingsroer worden elk met maar
één servo aangestuurd.
• „V-staart“
De hoogte- en richtingsroeraansturing vindt plaats
via twee apart aangestuurde, V-vormige roeren. De
koppelfunctie voor de richtings- en hoogteroersturing wordt automatisch door het programma overgenomen. De stuuruitslag van het hoogte- en richtingsroer moet eventueel via »D/R Expo«, bladzijde 84,
ingesteld worden.
• „Delta/Sl“
De rol- en hoogteroersturing vindt plaats via één of
twee servo’s per vleugelhelft. De hoogteroertrimming heeft bij selectie van “2RO 2WK” (= 2 rolroeren, 2 welfkleppen) – zie hieronder – echter alleen effect op de servo’s 2 + 3.
• „2 HO sv“
Deze optie is voor modellen met twee hoogteroerservo’s bedoeld. Bij het bedienen van het hoogteroer
loopt de aan uitgang 6 aangesloten servo mee met
servo 3. De hoogteroertrimming heeft effect op beide servo’s.
Aanwijzing bij „2 HO sv“:
Een stuurelement dat aan de uitgang 6 in
het menu »instellingen stuurelement«
is toegewezen, is uit veiligheidsoverwegingen softwarematig van servo “6” losgekoppeld,
d.w.z. zonder effect.
Rolroeren/welfkleppen
Na selectie van de regel “rolr./welfk” met de pijltoetsen
van de linker vier-weg-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd:
Motor aan K1
M-Stop+100%–125%
Staart
Rolr./welfk1RO
Stat. a.
1
normaal
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in.
De actuele instelling wordt invers afgebeeld. Kies nu met
de pijltoetsen van de rechter vier-weg-toets tussen de
maximaal vijf mogelijke combinaties, en wel:
Vliegtuigmodel met en zonder motor en normale- of
V-staart
Vleugel
rolroeren/
welfkleppen
norma-
le- of
V-staart
stuurkanalen
met of
zonder
motor
1RO23 + 4vrij of 1
1RO 1WK2 | 63 + 4vrij of 1
2RO2 + 53 + 4vrij of 1
2RO 1WK2 + 5 | 63 + 4vrij of 1
2RO 2WK2 + 5 | 6 + 13 + 4alleen zon-
der motor
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
64
Delta/staartloos met en zonder motor
Vleugel
rolroeren/
welfkleppen
rich-
tings-
roer
stuurkanalen
met of
zonder
motor
2RO2 + 34vrij of 1
2RO 1WK2 + 3 | 64vrij of 1
2RO 2WK2 + 3 | 5 + 64vrij of 1
Vliegtuigmodel met en zonder motor en 2 hoogteroerservo’s
Vleugel
rolroeren/
welfkleppen
2 HO sv
/rich-
tingsr.
stuurkanalen
met of
zonder
motor
1RO23 + 6 / 4vrij of 1
1RO 1WK2 | 53 + 6 / 4vrij of 1
2RO2 + 53 + 6 / 4vrij of 1
2RO 1WK2 + 5 | 13 + 6 / 4 alleen zon-
der motor
Afhankelijk van het aantal rolroer-/welfkleppenservo’s
worden in het menu »Vleugelmixers«, vanaf bladzijde
94, de telkens benodigde mixers en bijbehorende
instelmogelijkheden geactiveerd. Softwarematig zijn
er maximaal 12 kant-en-klare mixers voor maximaal 2
rolroer- en welfkleppenservo’s beschikbaar.
Ondermenu „Faseninstelling“
Na keuze van de regel “Faseninstelling” met de selectietoetsen van de linker vier-weg-toets …
Modeltype
Faseninstelling
Fasentrimming
=>
=>
=>
… opent u het ondermenu “Fasenkeuze” door de ENTtoets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken.
Fase 2 en fase 3
Zolang u aan geen van de fasen 2 of 3 een schakelaar
heeft toegewezen bevindt u zich automatisch in vliegfase 1 «normaal».
Zowel het nummer als de naam van deze vliegfase zijn
standaard als «normaal» ingesteld en kunnen niet worden veranderd, zodat de fase «normaal» niet als fase 1
zichtbaar is, maar verborgen blijft:
Fase 2
Fase 3
Start
Speed
–––
–––
Verder wijzen we er nog op dat aan de ene vliegfase
prioriteit boven de andere heeft, wat vooral belangrijk
is bij het toewijzen van de schakelaars. Het schema
hierachter is als volgt:
• Zijn alle eventueel toegewezen vliegfase-schakelaars
gesloten of open, dan is de fase «normaal» actief.
• Is er maar één schakelaar gesloten, dan is die vliegfase actief die aan de actueel gesloten schakelaar
werd toegewezen.
• Zijn er twee schakelaars gesloten, dan is de vliegfase met het laagste fasenummer actief. Dus fase 2,
wanneer ook de aan fase 3 toegewezen schakelaars
gesloten is.
• Eventueel moet daarom de toewijzing van de vliegfasen aan de vliegfasennamen aan de eigen eisen
worden aangepast, zie hieronder.
• Aan de servokant vindt de omschakeling niet “hard”
plaats, maar met een standaard omschakeltijd van
ca. 1 seconde.
Programmering
Na keuze van “fase 2” of “fase 3” met de pijltoetsen
van de linker vier-weg-toets wordt het veld “naam” van
de desbetreffende vliegfase omkaderd.
“Fase 2” is standaard voorzien van de fasenaam “Start”
en “fase 3” van de naam “Speed”. Deze namen kunnen
echter altijd na selectie van de desbetreffende regel en
een indrukken van de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets worden gewijzigd in één van de volgende
namen; gebruik hiervoor de pijltoetsen van de linker
vier-weg-toets in het inverse veld:
• Start
• Thermiek
• Afstand
• Speed
• Acro
• Landing
• Slepen
• Test
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
65
Door indrukken van de ENT-toets () beëindigt u de
invoer weer.
Wissel nu met de toets van de linker vier-weg-toets
naar de kolom rechtsonder met het schakelaarsymbool
en druk weer de ENT-toets () in. Wijs nu,
zoals beschreven op bladzijde 46 in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelelent-schakelaars”, aan de desbetreffende fase een
schakelaar toe. Het beste is hier om, uitgaande van de
middenpositie, de drie-standen-schakelaars SW 4/5 te
nemen:
Fase 2
Fase 3
Start
Speed4
5
Deze namen verschijnen dan telkens in het basisdisplay
van de zender …
M-01
0:02h
Stop
vli.
5.2V
«normaal »
NR
0:00
0:00
… en in het hierna beschreven ondermenu “Fasentrim”.
Ondermenu „Fasentrim“
Na keuze van de regel “Fasentrim” met de selectietoetsen van de linker vier-weg-toets …
Modeltype
Faseninstelling
Fasentrimming
=>
=>
=>
… opent u het ondermenu “Fasentrim” door de ENTtoets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken.
Zolang u in het hiervoor beschreven ondermenu “Faseninstelling” aan geen van de fasen 2 of 3 een schakelaar
heeft toegewezen, bevindt u zich nog automatisch in de
vliegfase 1 «normaal».
Zowel het nummer als mede de naam van deze vliegfase is vast ingesteld als «normaal» en kan niet veranderd
worden, zodat ook in het ondermenu “Faseninstelling”
de fase «normaal» niet als fase 1 wordt aangeduid,
maar verborgen blijft:
Fase 2
Fase 3
Start
Speed
–––
–––
Wanneer u met deze basisinstelling wisselt naar het hier
besproken ondermenu “Fasentrim” dan vindt u in het
display alleen de regel «normaal», waarvan de ingestelde waarde van 0 % normaal gesproken niet veranderd
hoeft te worden.
FASENTRIMMING
normaa
0%
0%
ROHOWK
0%
Aanwijzing:
Afhankelijk van de in de regel “rolr./welfkl.”
van het ondermenu “Modeltype”, bladzijde
64, gedane instellingen beschikt u in dit
menu over minimaal HO(ogteroer) en maximaal over
HO(ogteroer), RO(lroer) en WK (welfkleppen) voor
fasenspecifieke triminstellingen.
Wilt u van “0” afwijkende waarden aanbrengen, bv. om
in de thermiek langzamer resp. bij een glijvlucht sneller
te kunnen vliegen, ZONDER telkens de basis-instelling
te hoeven veranderen, dan moet u in het hierboven
beschreven ondermenu “Faseninstelling” “fase 2” en
eventueel “fase 3” activeren.
Wissel dus eventueel met de ESC-toets () van de
rechter vier-weg-toets terug naar het keuzemenu; wissel
hier met een indrukken van de van de linker vierweg-toets naar de regel “Faseninstelling” en door een
druk op de ENT-toets () naar het ondermenu “Faseninstelling”. Hierin wijst u, zoals beschreven op de vorige
bladzijde, aan de gewenste fase(n) een schakelaar toe.
Zou u daarvoor de drie-weg-schakelaar SW 4/5 hebben
gekozen, dan wijst u deze schakelaar telkens vanuit de
middenstand, vanuit de «normaal»-fase dus, aan de
“fase 2” en aan de “fase 3” toe. Eeventueel kunt u aan
de beide fasen ook een andere naam toewijzen.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
66
Aanwijzingen:
•
In de middenpositie van SW 4/5 moeten
dan de schakelaarsymbolen overeenkomen met de afbeelding hierboven.
• Let u op de prioriteit van de verschillende vliegfasen,
zoals op de vorige bladzijden uitvoerig beschreven is.
Instellen van de vliegfasentrimming
In dit menu “Fasentrimming” kunnen de eerder gekozen
vliegfasen getrimd worden.
Schakel daarvoor via de door u aangewezen schakelaar
naar de gewenste vliegfase (de * helemaal links geeft de
op het moment actieve fase aan):
FASENTRIMMING
normaal
Start
Speed
0%
0%
0%
0%
0%
0%
ROHOWK
0%
0%
0%
Nu eventueel met de pijltoetsen van de linker vierweg-toets de gewenste roerfunctie selecteren en dan na
een kort indrukken van de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets met de pijltoetsen ervan de benodigde
trimwaarden in het inverse veld instellen.
Door omzetten van de vastgelegde schakelaar(s) kan
de bijbehorende fase geactiveerd worden, waarbij aan
de servokant de omschakeling niet “hard” plaatsvindt,
maar met een vast ingestelde omschakeltijd van ca.
1 seconde.
Er kunnen waarden worden ingesteld – net als bij de
instelling van de offset en de instelling van het middenpunt van de stuurelementen – tussen -99 % en +99 %.
Normaliter zijn de ze waarden echter niet veel groter
dan enkele tientallen procenten.
FASENTRIMMING
normaal0%
Start
Speed
0%
+8%
–7%
0%
4%
–5%
ROHOWK
+2%
–3%
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een eventueel ingestelde
waarde weer terug naar de standaard van 0 %.
Aanwijzing:
Afhankelijk van uw invoer in de regel “rolr./
welfkl.” van het ondermenu “Modeltype”,
bladzijde 64, kunt u bij de “Fasentrimming”
slechts beschikken over de kolom “HO”, de kolommen
“RO” en “HO” of zoals hierboven afgebeeld “WK”, “RO”
en “HO” op het display.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
67
Modeltype- en faseninstelling
Modelspecifieke basisinstellingen voor helikoptermodellen
Voordat met de programmering van vliegspecifieke
parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor
het juist actieve modelgeheugen.
Kies het menu »M-type (+) Fase« met de pijltoetsen
van de linker vier-weg-toets …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk daarna op de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets:
Door weer op de ENT-toets () van de rechter vierweg-toets te drukken opent u het ondermenu “Modeltype”:
Afhankelijk van het aantal servo’s voor de pitch-aansturing is er voor de bediening van de tuimelschijf een
bijbehorende programmavariant nodig.
De keuze van het desbetreffende “helikoptertype” wordt
intussen ook bepaald door de soort aansturing van de
tuimelschijfservo’s: van Flybarless-systemen voorziene
helikoptermodellen bijvoorbeeld hebben in de regel
geen tuimelschijfmixers in de zender nodig, zodat bij het
gebruik van zo’n systeem – geheel onafhankelijk van het
aantal gebruite tuimelschijfservo’s – als tuimelschijftype
hier normaal gesproeken “1” moet worden gekozen. Let
in dit geval altijd op de handleiding bij uw Flybarless
systeem, omdat u anders het risico loopt dat uw
model misschien onbestuurbaar wordt.
Na de keuze van de regel “Tuimelsch.” (tuimelschijf) met
de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets is het
invoerveld omkaderd. Druk de ENT-toets in. Het actuele
aantal pitch-servo’s is nu invers te zien:
Leg nu met de keuzetoetsen van de linker vier-wegtoets de benodigde variant vast:
• „1 servo“
U heeft een Flybarless-systeem of de tuimelschijf
wordt via één roll- en één nickservo bewogen. De pit-chsturing vindt plaats via één aparte servo.
(Het menupunt »TS-mixers«, bladzijde 123, wordt
in de multifunctie-lijst onzichtbaar gemaakt omdat bij
helikoptermodellen, die maar 1 pitchservo hebben,
de in totaal drie tuimelschijfservo’s voor pitch, nick en
roll ZONDER mixers vanuit de zender worden aangestuurd; dit geldt ook voor Flybarless-systemen.)
• „2 servo“
De tuimelschijf wordt voor de pitchsturing axiaal verschoven door twee rollservo’s; de nicksturing wordt
door een mechanische compensatiewip ontkoppeld.
• „3sv (2roll)“
Symmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 over telkens 120 ° verdeelde aanstuurpunten, waaraan één nickservo (vooraan of achteraan)
en twee rollservo’s (zijdelings links en rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de
servo’s de tuimelschijf axiaal.
• „3sv (140)“
Asymmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 aanstuurpunten, waaraan één nickservo
(vooraan of achteraan) en twee rollservo’s (zijdelings
links en rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing
verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal.
• „3sv (2nick)“
Symmetrische driepuntsaansturing zoals hierboven,
alleen om 90 ° verdraaid, d.w.z. één rollservo aan de
zijkant en twee nickservo’s vooraan en achteraan.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
68
• „4sv (90°)“
Vierpuntsaansturing van de tuimelschijf via twee rollen twee nickservo’s.
Aanwijzing bij „4sv (90°)“:
Zoals zichtbaar bij de ontvangerbezetting
op bladzijde 53 wordt de tweede
nickservo aan uitgang 5 aangesloten,
zodat de bij 1 … 3 pitchservo’s standaard op uitgang
5 werkende optie “gyro” van het menu »Helimix« en
de gelijknamige regel in het menu »Instelling stuurelement« onzichtbaar is.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) schakelt naar “1 servo”.
tuimelschijftype: 1 servo
2
tuimelschijftype: 2 servos
2
1
tuimelschijftype: 3 servos (2 roll)
2
1
3
tuimelschijftype: 3 servos (140°)
2
1
3
tuimelschijftype: 3 servos (2 nick)
1
3
2
tuimelschijftype: 4 servos (90°) 2 nick / 2 roll
2
5
3
1
Aanwijzing:
De tuimelschijf-mixpercentages worden – met
uitzondering van de variant “1 servo” – in het
menu »TS-mixers«, bladzijde 123,
ingesteld.
Motor-stop
In het kader van de autorotatie-instellingen van het
helikopterprogramma van de zender mz-12 HoTT
bestaat de mogelijkheid om voor noodgevallen een
“motor UIT”-positie voor de gasservo of regelaar in te
stellen. Wanneer u echter in de regel “gas” van het
menu »Helimix« in plaats van een (nood-) UIT-positie
een stationairloop-positie instelt, om bijvoorbeeld bij
autorotatie-oefeningen niet elke keer de motor opnieuw
te hoeven starten, dan vervalt deze mogelijkheid. In dit
geval is het raadzaam om de hier onder beschreven
optie “motor-stop” als nood-UIT-oplossing te gebruiken.
Afhankelijk van de in de regel “pitch min” gemaakte
keuze “voor/achter”, zie verder in dit hoofdstuk, kunt
u via een schakelaar d.m.v. de optie “Motor-stop” een
regelaar de motor laten afremmen of een servo voor de
aansturing van de carburateur in de motor-UIT (of ook
naar een stationaire positie) brengen.
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de
linker kolom ingesteld en moet in de praktijk worden
uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde
servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt
is en een schakelaar wordt bediend. Hiervoor moet in
de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste
servopositie (schakeldrempel) worden vastgelegd en in
de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar
worden gekozen.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde
groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel,
dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schakelaar in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde
kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel,
dan reduceert de regelaar het motortoerental resp.
sluit de gasservo de carburateur pas dán volgens de
waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na
het omzetten van de schakelaar in de AAN-positie
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
69
voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max.
+150 %) komt.
In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de
gasservo slechts zó lang, tot de gekozen schakelaar
weer omgezet wordt en de gasservo resp. de regelaar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één keer
over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt bewogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van
-100 % voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en
de middelste kolom op een waarde van +150 % servopositie:
De – hoge – standaardwaarde in de middelste kolom
garandeert dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag van de gasservo resp. de regelaar met de
schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden
toegewezen, kan worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij
welke de gasservo resp. de regelaar bij een gesloten
schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet
u de standaardwaarde van +150 % verkleinen door de
gasservo resp. de regelaar via de gas-/pitchstuurknuppel en eventueel de gaslimiter naar de door u gewenste
positie te brengen en dan de ENT-toets () van de
rechter vier-weg-toets in te drukken:
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te
wijzigen drukt u de ENT-toets () van de rechter vierweg-toets in. De actuele instelling wordt invers weerge-
1 servo
–––
rechts
–––
STO
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan,
waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten
resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
geven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker vier-wegtoets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let
er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo niet
mechanisch vastloopt, bv. -125 %:
Let er op, dat de gasservo bij het activeren van de motorstop-functie niet mechanisch vastloopt.
• Een schakelpunt van meer dan +100 % bereikt u
door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu »Ser-vo-instelling«, bladzijde 74, naar meer dan 100 %
te vergroten, en na het opslaan van de schakeldrempel deze weer terug te zetten naar de oorspronkelijke waarde.
In de regel “rotor-draair.” wordt de draairichting van de
hoofdrotor na indrukken van de ENT-toets () met de
pijltoetsen van de van de rechter vier-weg-toets ingesteld:
• „rechts“
Van boven gezien draait de hoofdrotor met de klok
mee.
• „links“
Van boven gezien draait de hoofdrotor tegen de klok
in.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen (CLEAR) van
de linker vier-weg-toets zet deze optie op “rechts”.
rechts-
draaiend
linksdraaiend
Deze invoer is nodig, om de mixers voor de koppel- en
vermogenscompensatie in de goede richting te kunnen
laten werken, en wel in het menu »Helimix«:
pitch
K1 gas
K1 hekrotor
Pitch min
Tuimelsch.
M-stop+150%–100%
Rotor draair.
1 servo
–––
rechts
Pitch minachter
Autorotatie
–––
• „voor“
minimale pitchinstelling, wanneer de pitchknuppel
(K1) naar “voren”, dus van de piloot af, wijst.
• „achter“
Minimale pitchinstelling, wanneer de pitchknuppel
(K1) naar “achteren”, dus naar de piloot toe, wijst.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen (CLEAR)
schakelt om naar “naar achteren”.
Aanwijzingen:
•
Standaard is de zogenaamde “gaslimiter”
toegepast (zie bladzijde 81 en verder),
waarmee via de ingang “Lim” in het menu
»instelling stuurelement« de gasservo los van de
pitchservo’s in de richting volgas begrensd kan worden.
• De K1-trimming heeft alleen effect op de gasservo.
Autorotatie
Tuimelsch.
M-stop+150%–100%
Rotor draair.
1 servo
–––
rechts
Pitch minachter
Autorotatie
–––
Ondermenu „Faseninstelling“
Na selectie van de regel “Faseninstelling” met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets …
Modeltype
Faseninstelling
=>
=>
… opent u het ondermenu “Fasenkeuze” door een druk
op de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets.
Fase 2
Zolang u aan de fase 2 of de autorotatie-fase nog geen
schakelaar heeft toegewezen bevindt u zich automatisch
in vliegfase 1 «normaal».
Zowel het nummer als de naam van deze vliegfase zijn
standaard als «normaal» ingesteld en kunnen niet worden veranderd, zodat de fase «normaal» niet als fase 1
zichtbaar is, maar verborgen blijft:
Fase 2
Hover
–––
In de regel “pitch min” wordt de stuurrichting van de
gas-/pitchstuurknuppel aangepast aan uw stuurgewoonten. Van deze instelling hangen de functies van alle
andere opties van het helikopterprogramma af, dus bv.
de gascurve, stationaire trimming, hekrotormixer enz.
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in.
De stuurrichting van de gas-/pitchstuurknuppel wordt invers weergegeven. Nu met de pijltoetsen van de rechter
vier-weg-toets de benodigde variant vastleggen:
De naam “autorotatie” is vast aan de fase 3 gekoppeld
en kan NIET worden veranderd. U kunt alleen rechts op
het display, zoals op bladzijde 46 beschreven in het
onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars
en stuurelement-schakelaars”, een schakelaar toewijzen.
Meer over de programmering van vliegfasen vindt u
vanaf bladzijde 102, in het onderdeel »Helimixers«.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
Verder wijzen we er nog op dat aan de ene vliegfase
prioriteit boven de andere heeft, wat vooral belangrijk
is bij het toewijzen van de schakelaars. Het schema
hierachter is als volgt:
• Zijn alle eventueel toegewezen vliegfase-schakelaars
gesloten of open, dan is de fase «normaal» actief.
71
• Is er maar één schakelaar gesloten, dan is die vliegfase actief, die aan de actueel gesloten schakelaar
werd toegewezen.
• De “autorotatiefase” heeft, onafhankelijk van het
bovenstaande, ALTIJD voorrang op de andere
vliegfasen.
• Eventueel moet daarom de toewijzing van de vliegfase 2 met de naam “hover” aan de eigen prioriteiten
worden aangepast, zie hieronder.
• Aan de servokant vindt de omschakeling niet “hard”
plaats, maar met een standaard omschakeltijd van
ca. 1 seconde. Naar de autorotatiefase wordt ook
altijd ZONDER VERTRAGING omgeschakeld.
Programmering
Na keuze van “fase 2” met de pijltoetsen van de
linker vier-weg-toets is het veld “Naam” van de desbetreffende vliegfase al omkaderd.
Wanneer u de naam van de fase niet passend vindt,
drukt u de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets
in. De actuele instelling wordt invers weergegeven:
en druk de ENT-toets () in. Wijs nu, zoals beschreven
op bladzijde 46 beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”, een schakelaar toe.
Meer over de betekenis van vliegfasen en de programmering ervan vindt u vanaf bladzijde 102, in het onderdeel “Vliegfasen-afhankelijke instelling van pitch, gas en
hekrotor”.
Fase 2
Hover
–––
Kies nu met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
uit de lijst met beschikbare namen een passende naam.
Door indrukken van de ENT-toets () beëindigt u de
invoer weer.
Wissel nu met de toets van de linker vier-weg-toets
naar de kolom rechtsonder met het schakelaarsymbool
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
72
Voor uw aantekeningen
73
normaal
Draairichting
Beweging stuurelement
Servo-instelling
v
o
-
u
i
t
s
Servodraairichting, -midden, -uitslag
Kies met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets
het menu »Servo inst.« uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Servo
inst.
Heli
mixer
… en druk dan op de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets:
S1
S2
S3
S4
S5
Omk
0%
0%
0%
0%
0%
Midd
100%
100%
100%
100%
100%
Weg
In dit menu worden parameters, die uitsluitend de individueel aangesloten servo betreffen, ingesteld en wel
Begin met de instelling van de servo’s altijd in de kolom
de draairichting, de middenpositie en de servo-uitslag.
“Omk.”!
Principes van de bediening:
1. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
de gewenste servo S1 … 6 uitkiezen.
2. Eventueel met de pijltoetsen van de linker vier-
Programmabeschrijving: servo-instelling
74
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
100%
100%
100%
100%
100%
+
weg-toets de gewenste kolom selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in-
drukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers afgebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste waarde instellen. Eventueel het bijbehorende
stuurelement uit de middenpositie bewegen om een
asymmetrische instelling te kunnen doen.
5. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken om invoer te beëindigen.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet de eventueel gewijzigde instellingen weer terug naar de standaardwaarde.
Belangrijk:
De cijfers van de servo-aanduidingen
hebben betrekking op de, aan de overeen-
komstige ontvangeruitgangen aangesloten
servo’s, zolang er geen verwisseling van de ontvangeruitgangen heeft plaatsgevonden. Daarom beïnvloedt een
verandering van de stuurknuppeltoewijzing ook de
nummering van de servo’s niet.
Kolom 2 “Omk”
De draairichting van de servo wordt aan de eisen van
het model aangepast, zodat u bij de montage van de
stuurstangen en aansturingen geen rekening hoeft te
houden met de draairichting van de servo’s.
De draairichting wordt gesymboliseerd door de tekens
“=>” en “<=”. De draairichting van de servo’s moet vóór
het instellen van de navolgende functies worden vastgelegd!
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de rech-
ter vier-weg-toets (CLEAR) zet de draairichting terug
naar “=>”.
omgekeerd
Kolom 3 “Midden”
De middenverstelling van de servo-uitslag is bedoeld
om servo’s aan te passen, die niet overeenkomen met
de standaard (middenpositie van de servo bij 1,5 ms)
alsmede voor geringe correcties, bv. bij het instellen van
de neutraalpositie van roeren aan het model. Onafhankelijk van de trimhevels en eventuele instellingen van
mixers kan de neutrale positie in een bereik van -125 tot
+125 % binnen de servo-uitslag van maximaal ±150 %
worden verschoven. De instelling heeft direct betrekking
op de bijbehorende servo, onafhankelijk van alle andere
trim- en mixerinstellingen.
l
a
r
g
e
Let er wel op, dat er bij een
extreme verstelling van de
middenpositie er eenzijdig
s
e
r
v
s
n
t
e
e
l
d
l
i
n
d
i
m
%
5
2
1
-
g
+
1
2
5
%
beperkte uitslagen gaan
ontstaan, omdat zowel
elektronisch als mechanisch de totale uitslag
beperkt is tot ±150 %.
Gelijktijdig indrukken
van de toetsen van
de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse
invoerveld de waarde weer terug naar “0 %”.
Kolom 4 “- Weg +”
In deze kolom wordt de weg van de servo symmetrisch
of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het bereik
bedraagt 0 …150 % van de normale servo-uitslag. De
ingestelde waarde hebben betrekking op de instellingen
in de kolom “midden”.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z.
een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting, moet het
bijbehorende stuurelement (stuurknuppel, proportioneel
stuurelement of schakelaar) naar een positie worden
gebracht waarbij in de kolom “weg” op het display de
beide kanten van de uitslag-instelling omkaderd zijn.
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet
het desbetreffende stuurelement (stuurknuppel, proportionele draaiknop of schakelaar) eerst naar de kant
worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat
de omkadering op het display alleen de te veranderen
waarde aangeeft.
Aanwijzing:
Eventueel moet in het menu »Instelling stuurelement«, zie volgend hoofdstuk, aan
een servo die aan één van de stuurkanalen
5 en/of 6 is aangesloten, eerst een stuurelement
toegewezen worden.
Door een indrukken van de ENT-toets () van de
rechter vier-weg-toets activeert u de instelling van de
waarden. Het waardenveld wordt invers weergegeven.
Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets verandert
u de waarden. Door nogmaals de ENT-toets () van
de rechter vier-weg-toets in te drukken wordt de invoer
afgesloten.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de
rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet de in het inverse
waarden-veld veranderde parameters terug op 100 %.
Belangrijk:
In tegenstelling tot het menu »Instelling stuurelement« heeft deze instelling direct
betrekking op de bijbehorende servo,
onafhankelijk daarvan, hoe het stuursignaal voor deze
servo tot stand is gekomen, dus óf direct van een
stuurknuppel óf via willekeurige mixerfuncties.
servo-uitslag
De afbeelding hierboven
toont een voorbeeld van
een ingestelde servo-uitslag, die per kant
verschillend is: -50 % en
+ 150 %.
stuurknuppel-uitslag
Programmabeschrijving: servo-instelling
75
Instelling stuurelement
Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing
Kies met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets
het menu »Servo inst.« uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk dan op de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets:
I5
I6
Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4
is de zender mz-12 HoTT ook nog standaard voorzien
van andere bedieningselementen. Dit zijn:
• een proportionele draaiknop: In het menu wordt deze
“DK” genoemd.
• twee 3-standen-schakelaars: SW 4/5 en SW 6/7.
• twee 2-standen-schakelaar: SW 1 en 3. In het menu
aangegeven met “1” resp. “3” en voorzien van een
schakelaarsymbool, dat tevens de schakelrichting
aangeeft.
• een toetsschakelaars: SW 2. Op dezelfde manier als
het hiervoor beschrevene aangeduid met “2” en voorzien van een schakelaarsymbool met schakelrichting.
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw
modelgeheugen met het modeltype “vleugelmodel”
werd gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvan-
M-Typ
Fase
Zend.
vrij
vrij
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
+100%
+100%
Weg
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
+100%
+100%
+
geruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s. De andere
hierboven genoemde “verdere” bedieningselementen
zijn echter in principe standaard inactief.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing – zoals al vermeld op bladzijde 22 – en ook na het initialiseren van een nieuw modelgeheugen met het type
“vliegtuigmodel” en de “binding” ervan, alleen de aan de
ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s via de
beide stuurknuppels bewogen kunnen worden, maar de
aan de uitgangen 5 tot 8 aangesloten servo’s daarentegen steeds in hun middenpositie blijven staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel
lijkt …, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u
enerzijds volledig vrij de “verdere” bedieningselementen
kunt uitkiezen en u anderzijds het “wegprogrammeren”
van niet benodigde bedieningselementen bespaard blijft,
want:
Een niet benodigd bedieningselement
heeft ook bij een foutieve bediening
alleen dan geen invloed op uw model,
wanneer het inactief, dus niet aan een functie toegekend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedieningselementen nu in dit menu »Instelling stuurele-ment« geheel naar vrije keuze aan iedere willekeurige
functie-ingang, zie bladzijde 44, worden toegewezen.
Dit wil echter ook zeggen, dat aan elk van deze bedieningselementen naar behoefte ook gelijktijdig meerdere
functie-ingangen kunnen worden toegewezen. Zo kan
bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar SW X, die u in dit
menu aan een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu
»Zender instelling« voor de “klokken” als aan-/uit-schakelaar dienen enz …
Belangrijk:
In tegenstelling tot de instelling van de
servo-uitslag heeft de instelling van de
stuuruitslag echter ook effect op alle daarvan
afgeleide mix- en koppelfuncties, d.w.z. uiteindelijk op
alle servo’s, die via het bijbehorende stuurelement
kunnen worden bediend.
Principes van de bediening
1. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
de betreffende ingang 5 of 6 uitkiezen.
2. Met de pijltoetsen van de linker of rechter vier-
weg-toets eventueel naar de gewenste kolom gaan.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in-
drukken. Het te veranderen invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Gewenst bedieningselement bedienen resp. met de
pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste
waarde instellen.
5. De ESC-toets () of de ENT-toets () van de rech-
ter vier-weg-toets indrukken om de invoer te beëindigen.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de lin-
ker vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewijzigde
waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Kolom 2 “Stuurelement- en schakelaartoewijzing”
Selecteer met de pijltoetsen van de linker vierweg-toets één van de ingangen 5 of 6. Door een indrukken van de centrale ENT-toets () van de rechter vierweg-toets activeert u de mogelijkheid van toewijzing:
het desbetreffende stuurelement (proportionele draaiknop of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen
die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering
op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
+
Weg
Bedien nu het gewenste stuurelement of de uitgekozen
schakelaar, waarbij u er op moet letten, dat de proportionele draaiknop pas na enkele “klikken” herkend wordt,
dus iets langer bediend moet worden. Wanneer de
uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in
de tegenovergestelde richting bewegen.
Met de toegewezen 2-standen-schakelaars kan alleen tussen de desbetreffende eindposities heen en
weer geschakeld worden, bv. motor AAN resp. UIT. De
3-weg-schakelaar SW 4/5 resp. 6/7 hebben natuurlijk
nog een middenpositie.
Tips:
•
Let u bij het toewijzen van de schakelaars op de gewenste schakelrichting en
let u er ook op, dat alle niet benodigde
ingangen “vrij” blijven, om een foutief bedienen via
niet benodigde stuurelementen uit te sluiten.
• Via de hieronder beschreven instelling van de
stuuruitslag kan ook bij de toewijzing van een schakelaar de bijbehorende eindpositie worden beïnvloed.
Op het display wordt nu óf het nummer van het stuurelement of – samen met een schakelaarsymbool, dat de
schakelrichting aangeeft – het nummer van de schakelaar getoond, bv.:
+
Weg
Stuurelement of schakelaar wissen
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de
rechter vier-weg-toets (CLEAR) bij een geactiveerde
stuurelement- of schakelaartoewijzing – zie afbeelding
hierboven – zet de ingang weer terug op “vrij”.
Kolom 3 “-Weg+”
In deze kolom wordt de weg van het stuurelement symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld.
Het bereik bedraagt ±125 % van de normale uitslag.
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
één van de ingangen 5 of 6 uit.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z.
een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting van het
stuurelement, moet het desbetreffende stuurelement
(proportionele draaiknop of schakelaar) naar een positie
worden gebracht waarbij in de kolom “Weg” op het
display de beide kanten van de uitslag-instelling omkaderd zijn:
I5
I6
DK
+100%
3
+100%
Weg
+100%
+100%
+
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet
Door een indrukken van de ENT-toets () van de
rechter vier-weg-toets activeert u de instelling van de
waarden. Het waardenveld wordt invers weergegeven.
Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets verandert
u de waarden:
I5
I6
I5
I6
DK
DK
+100%
3
+111%
+100%
3
+111%
Weg
Weg
+100%
+111%
+
+100%
+100%
+
Door opnieuw de ENT-toets () of de ESC-toets ()
van de rechter vier-weg-toets wordt de invoer afgesloten. Er zijn negatieve en positieve waarden mogelijk, om
de richting van het stuurelement resp. het effect ervan te
kunnen aanpassen.
77
Instelling stuurelement
Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing
Kies met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets
het menu »Servo inst.« uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk dan op de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets:
Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4
is de zender mz-12 HoTT ook nog standaard voorzien
van andere bedieningselementen. Dit zijn:
• een proportionele draaiknop: In het menu wordt deze
“DK” genoemd.
• twee 3-standen-schakelaars: SW 4/5 en SW 6/7.
• twee 2-standen-schakelaar: SW 1 en 3. In het menu
aangegeven met “1” resp. “3” en voorzien van een
schakelaarsymbool, dat tevens de schakelrichting
aangeeft.
• een toetsschakelaars: SW 2. Op dezelfde manier als
het hiervoor beschrevene aangeduid met “2” en voorzien van een schakelaarsymbool met schakelrichting.
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw
modelgeheugen met het modeltype “helikoptermodel”
werd gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvan-
Gyr
Gas
Lim
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
vrij
vrij
DK
Servo
inst.
Heli
mixer
+100%
+100%
+100%
Weg
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
+100%
+100%
+100%
+
geruitgangen 1 … 4 en eventueel 6 aangesloten servo’s.
De andere hierboven genoemde “verdere” bedieningselementen – met uitzondering van de standaard ook op
servo 6 reagerende proportionele draaiknop (gaslimiter) – zijn echter in principe standaard inactief.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing – zoals al vermeld op bladzijde 22 – en ook na het initialiseren van een nieuw modelgeheugen met het type
“helikoptermodel” en de “binding” ervan, alleen de aan
de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s
en – afhankelijk van de positie van de gaslimiter – ook
de servo 6 via de beide stuurknuppels bewogen kunnen
worden. Een aan de uitgang 5 aangesloten servo daarentegen blijft steeds in de middenpositie staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel
lijkt …, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u
enerzijds volledig vrij de “verdere” bedieningselementen
kunt uitkiezen en u anderzijds het “wegprogrammeren”
van niet benodigde bedieningselementen bespaard blijft,
want:
Een niet benodigd bedieningselement
heeft ook bij een foutieve bediening
alleen dan geen invloed op uw model,
wanneer het inactief, dus niet aan een functie toegekend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedieningselementen nu in dit menu »Instelling stuurele-ment« geheel naar vrije keuze aan iedere willekeurige
functie-ingang, zie bladzijde 44, worden toegewezen.
Dit wil echter ook zeggen, dat aan elk van deze bedieningselementen naar behoefte ook gelijktijdig meerdere
functie-ingangen kunnen worden toegewezen. Zo kan
bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar SW X, die u in dit
menu aan een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu
»Zender instelling« voor de “klokken”als aan-/uit-schakelaar dienen enz …
Aanwijzingen:
•
• In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag
heeft de instelling van de stuuruitslag echter ook effect op alle daarvan afgeleide mix- en koppelfuncties,
d.w.z. uiteindelijk op alle servo’s, die via het bijbehorende stuurelement kunnen worden bediend.
Principes van de bediening
1. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
de betreffende ingang Gyr, Gas of Lim uitkiezen.
2. Met de pijltoetsen van de linker of rechter vierweg-toets eventueel naar de gewenste kolom gaan.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken. Het te veranderen invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Gewenst bedieningselement bedienen resp. met de
pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste
waarde instellen.
5. De ESC-toets () of de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken om de invoer te beëindigen.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewijzigde
waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Kolom 2 “Stuurelement- en schakelaartoewijzing”
Selecteer met de pijltoetsen van de linker vierweg-toets één van de ingangen Gyr, Gas of Lim.
Door een indrukken van de centrale ENT-toets () van
De ingang 6 moet bij een helikoptermodel
in principe “vrij” blijven. Zie hiervoor ook
onder “Gas” verderop in dit hoofdstuk.
de rechter vier-weg-toets activeert u de mogelijkheid
van toewijzing:
Gyr
vrij
Gewenste schakelaar
of stuurel. bedienen
+100%
Weg
+100%
+
Bedien nu het gewenste stuurelement of de uitgekozen
schakelaar, waarbij u er op moet letten, dat de proportionele draaiknop pas na enkele “klikken” herkend wordt,
dus iets langer bediend moet worden. Wanneer de
uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in
de tegenovergestelde richting bewegen.
Met de toegewezen 2-standen-schakelaars kan alleen
tussen de desbetreffende eindposities heen en weer
geschakeld worden, bv. schijnwerper AAN resp. UIT. De
3-weg-schakelaar SW 4/5 resp. 6/7 hebben natuurlijk
nog een middenpositie.
Tips:
•
Let u bij het toewijzen van de schakelaars op de gewenste schakelrichting en
let u er ook op, dat alle niet benodigde
ingangen “vrij” blijven, om een foutief bedienen via
niet benodigde stuurelementen uit te sluiten.
• Via de hieronder beschreven instelling van de
stuuruitslag kan ook bij de toewijzing van een schakelaar de bijbehorende eindpositie worden beïnvloed.
Op het display wordt nu óf het nummer van het stuurelement of – samen met een schakelaarsymbool, dat de
schakelrichting aangeeft – het nummer van de schakelaar getoond, bv.:
Gyr
Gas
Lim
3
vrij
DK
+100%
+100%
+100%
Weg
+100%
+100%
+100%
+
Stuurelement of schakelaar wissen
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de
rechter vier-weg-toets (CLEAR) bij een geactiveerde
stuurelement- of schakelaartoewijzing – zie afbeelding
hierboven – zet de ingang weer terug op “vrij”.
Kolom 3 “- Weg +”
In deze kolom wordt de weg van het stuurelement symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld.
Het bereik bedraagt ±125 % van de normale uitslag.
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
één van de ingangen Gyr, Gas of Lim uit.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z.
een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting van het
stuurelement, moet het desbetreffende stuurelement
(proportionele draaiknop of schakelaar) naar een positie
worden gebracht waarbij in de kolom “weg” op het display de beide kanten van de uitslag-instelling omkaderd
zijn:
Gyr
Gas
Lim
3
vrij
DK
+100%
+100%
+100%
Weg
+100%
+100%
+100%
+
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet
het desbetreffende stuurelement ( proportionele draaiknop of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen
die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering
op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
Gyr
Gas
Lim
3
vrij
DK
+100%
+100%
+100%
Weg
+100%
+100%
+100%
+
Door een indrukken van de ENT-toets () van de
rechter vier-weg-toets activeert u de instelling van de
waarden. Het waardenveld wordt invers weergegeven.
Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets verandert
u de waarden:
Gyr
Gas
Lim
Gyr
Gas
Lim
3
vrij
DK
3
vrij
DK
+111%
+100%
+100%
Weg
+111%
+100%
+100%
Weg
+111%
+100%
+100%
+
+100%
+100%
+100%
+
Door opnieuw de ENT-toets () of de ESC-toets ()
van de rechter vier-weg-toets wordt de invoer afgesloten. Er zijn negatieve en positieve waarden mogelijk, om
de richting van het stuurelement resp. het effect ervan te
kunnen aanpassen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de rech-
ter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse waardenveld de veranderde parameter terug naar 100 %.
„Gyr“
Gyr
Gas
Lim
vrij
vrij
DK
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
„Gas“
Gyr
Gas
Lim
vrij
vrij
DK
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
+100%
Mocht de door u gebruikte gyro een traploos instelbare
instelling van de gevoeligheid bezitten, dan kan het
gyro-effect in de regel “gyro” van het menu »Helimix«,
bladzijde 107, in de vorm van een “offset” over een
bereik van ±125 % per vliegfase worden ingesteld.
Uitgaande van deze in het »Helimix«-menu per vliegfase ingestelde – statische – instelling kunt u met een in de
regel “Gyr” toegewezen stuurelement, bv. de proportionele draaiknop, het effect van de gyro laten variëren. In
de middenpositie van het stuurelement komt dit overeen
met de in het menu »Helimix« gekozen instelling. Wordt
het stuurelement vanuit de middenstand in de richting
volgas bewogen, dan wordt het gyro-effect ook groter en
naar de andere richting juist weer zwakker. Zo kan het
gyro-effect snel en gemakkelijk ook tijdens het vliegen – bv. bij verschillende weersomstandigheden – aangepast en geoptimaliseerd worden. Softwarematig
kunt u tevens het effect-bereik via de instelling van het
stuurelement aan beide kanten beperken.
Let in dit verband ook op de handleiding
bij de gyro, omdat u anders het risico
loopt dat uw heli misschien onbestuur-
+
Weg
Ook in het heliprogramma kunnen aan de verschillende
ingangen in principe alle aanwezige stuurelementen
(proportionele draaiknoppen en schakelaars) worden
toegewezen.
U moet er wel op letten, dat een aantal van deze in het
menu beschikbare ingangen al door helikopter-specifieke functies bezet zijn en u dus niet vrij over deze ingangen kunt beschikken.
Zo maakt de ontvangerbezetting op bladzijde 53 bv. al
duidelijk dat de gasservo resp. de regelaar van een elektrisch aangedreven helikopter aan de ontvangeruitgang
“6” moet worden aangesloten, dus dat het stuurkanaal
“6” gereserveerd is voor de aansturing van het motorvermogen.
In tegenstelling tot een vliegtuigmodel wordt echter
de gasservo resp. de regelaar niet direct door de
stuurknuppel of een ander stuurelement, maar via een
complex systeem van mixers, zie menu »Helimixers«,
vanaf bladzijde 102, aangestuurd. Daarbij heeft ook de
op de volgende bladzijde beschreven “gaslimiet-functie”
invloed op dit systeem.
De toewijzing van een stuurelement of
schakelaar in de regel “gas” resp. het bijbehorende stuursignaal zou dit ingewikkelde
mixsysteem slechts onnodig “in de war brengen”. De
ingang “gas” MOET daarom in ieder geval “vrij”
blijven.
Gaslimit-functie
Ingang „Lim“
„Lim“
Standaard is de ingang “lim” al toegewezen aan de
rechts boven op de zender gemonteerde proportionele
draaiknop:
Gyr
vrij
vrij
Gas
DK
Lim
Door deze toewijzing is het niet meer nodig om twee
vliegfasen “met idle up” en “zonder idle up” te programmeren, zoals u dat misschien gewend was bij andere besturingen, omdat het verhogen van het systeemtoerental
onder het hoverpunt bij het mz-12 HoTT-programma
veel flexibeler en fijngevoeliger is dan bij de zogenaamde
“idle up”. Als u echter toch liever uw helikopter met “idle
up” wilt programmeren, dan schakelt u de hieronder
beschreven functie “gaslimiet” uit, door de ingang “lim” op
“vrij” te zetten.
Betekenis en toepassing van “gaslimiet”
Zoals al eerder bij de functie “gas” werd gezegd, wordt
in tegenstelling tot een vleugelmodel bij een helikoptermodel het vermogen van de motor niet direct met de
K1-knuppel, maar slechts indirect via de in het menu
»Helimix«, vanaf bladzijde 102, ingestelde gascurve
geregeld of – wanneer u in uw model een toerenregelaar
gebruikt – door deze.
Aanwijzing:
Voor verschillende vliegfasen kunt u via de
programmering van vliegfasen natuurlijk ook
individuele vliegfasen instellen.
+100%
+100%
+100%
Weg
+100%
+100%
+100%
+
In de praktijk is het zo, dat echter zowel bij de traditionele motoraansturing als bij toepassing van een toerenregelaar de motor van een helikopter bij “normaal” vliegen
nooit in de buurt van het stationaire toerental komt, en
dat deze motor daarom normaal gesproken niet zonder
meer gestart of goed afgesteld kan worden.
De functie “gaslimiet” lost dit probleem elegant op, doordat via een apart stuurelement – standaard de rechts
boven op de zender gemonteerde draaiknop – de positie
van de gasservo resp. de vermogensregeling van een
motorregelaar begrensd kan worden.
Op deze manier is het mogelijk om met de gaslimiet-draaiknop het “gas” ook tot aan de stationaire positie terug te nemen, waar dan de trimmer van de gas-/
pitch-stuurknuppel de controle overneemt, resp. om een
elektro-aandrijving helemaal uit te zetten. Omgekeerd
kan de gasservo resp. de regelaar natuurlijk alleen dan
de volgaspositie bereiken, wanneer met de gaslimiter
ook de hele servo-uitslag vrijgegeven is.
De instelling van de waarde aan de – rechter – plus-kant
in de kolom “Weg” moet in ieder geval zo groot worden
ingesteld, dat in de maximumpositie van de gaslimiter
de via gascurven-instellingen haalbare volgaspositie niet
begrensd wordt – normaal gesproken zal dit een waarde
tussen +100 en +125 % zijn.
Gyr
vrij
vrij
Gas
Lim
DK
De waarde van de – linker – min-kant in de kolom “Weg”
moet het daarentegen mogelijk maken om met de
+100%
+100%
+100%
Weg
+100%
+100%
+125%
+
gaslimiter de elektromotor uit te zetten resp. om een
carburateur zo ver te sluiten, dat de verbrandingsmotor
ook met de – digitale – K1-trimming uitgezet kan worden.
Laat u daarom deze waarde (voorlopig) op +100 %.
Deze variabele “begrenzing” van de gasuitslag zorgt
niet alleen voor comfortabel starten en afzetten van de
motor, maar ook voor een aanzienlijke vergroting van de
veiligheid! Denk er maar eens aan wat er zou kunnen
gebeuren, wanneer u bv. de helikopter met lopende
motor naar de startplaats brengt en u per ongeluk de
K1-knuppel aanraakt …
Bij een te ver geopende carburateur wordt u daarom al
bij het aanzetten van de zender gewaarschuwd met een
geluidssignaal en ziet u op het display de melding:
Gas
te
hoog!
Tip:
Maak gebruik van het menu »Servo-aandui-ding«, die u vanuit bijna elke menupositie
door gelijktijdig indrukken van de toets VIEW
() van de rechter vier-weg-toets bereikt, om de invloed
van de gaslimiter te controleren. Denk er aan, dat bij de
mz-12 HoTT de servo-uitgang 6 de gasservo
aanstuurt!
Basisinstelling stationairloop
Draai de gaslimiter – standaard de rechts boven op de
zender gemonteerde proportionele draaiknop – eerst
met de klok mee tot aan de aanslag. Zet nu de gas-/
pitch-stuurknuppel op pitchmaximum en controleer, of in
het ondermenu “K1 gas” van het menu …
… een standaard gascurve effectief is. Zou u na het
aanmaken van een modelgeheugen de standaard gascurve al gewijzigd hebben, dan moet u deze in ieder geval tijdelijk terugzetten naar de waarden “punt 1 = 0 %”,
“punt 3 = +50 %” en “punt 5 = +100 %”:
K1Gas
Ing.
Uitg.
Punt3
+50%
+50%
+50%
Aanwijzing:
Omdat de trimmer van het gas bij een
geopende gaslimiter geen effect heeft, is de
positie van de trimmer hier niet van belang.
Stel nu – zonder de verbrandingsmotor te starten – de
gasservo eerst bij voorkeur mechanisch zó af, eventueel daarna via de weg-instelling van servo 6 in het
menu »Servo-instelling«, dat de carburateur helemaal
geopend is.
Sluit nu de gaslimiter helemaal, door de proportionele draaiknop tegen de klok in tot aan de uitslag
terug te draaien. Breng met de trimmer van de gas-/
pitch-stuurknuppel de markering van de trimpositie naar
de motor-UIT-positie, zie afbeelding onderaan deze
bladzijde.
Aanwijzing:
Bij een gesloten gaslimiter is daarentegen
de positie van de gas-/pitch-stuurknuppel
niet van belang; deze kan daarom in de
maximum-pitch-positie blijven, zodat bij het afstellen van
de carburateur-stuurstang alleen met de gaslimiter van
“volgas” (gaslimiter open) naar “motor UIT” (gaslimiter
dicht) gewisseld kan worden.
Stel nu bij een gesloten gaslimiter de aansturing van de
carburateur zó af, dat de carburateur precies helemaal
sluit. Let er in ieder geval op, dat de gasservo in geen
van de beide extreme posities (volgas / motor-UIT)
mechanisch vastloopt.
Tot slot van deze basisinstelling moet nog het instelbereik van de stationairtrimming met het punt “1” van de
gascurve in overeenstemming worden gebracht. Daarvoor moet het punt “1” van de mixer “K1 gas” van het
menu »Helimix« op ongeveer +15 tot +18 % worden
gezet:
K1Gas
Ing.
Uitg.
Punt1
0%
+16%
+16%
Voor de exacte instelling van een naadloze overgang
van stationairtrimming naar de gascurve moet bij een
gesloten gaslimiter en geheel geopende stationairtrimming de pitchknuppel rond de minimum-aanslag een
beetje heen en weer worden bewogen. De gasservo
mag daarbij niet meelopen! De verdere instellingen
van de gascurve moeten sowieso later bij het vliegen
worden aangepast.
Het starten van de motor gebeurt bij een volledig
gesloten gaslimiter, waarbij de stationairloop alleen
met de trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel wordt
ingesteld.
Gaslimiet in combinatie met de digitale trimming
In combinatie met de gaslimiet-draaiknop geeft de
K1-trimming een markering weer in de ingestelde
stationairpositie van de motor, van waaruit de motor via
de trimming in één keer kan worden uitgezet. Bevindt er
zich een tweede markering bij een uiteinde, zie afbeelding hieronder, dan bereikt men met één klik direct weer
de oorspronkelijke stationaire instelling, zie ook bladzijde 43.
Deze afschakeltrimming heeft alleen effect in de linker helft van de gaslimiter-uitslag als stationairtrimming,
d.w.z., alleen in dit bereik wordt de markering aangebracht en ook opgeslagen.
trimpositie
laatste stationairpositie
Stop
vli.
DK
NR
trimming in
motor-UIT-positie
In de “rechter” helft van de uitslag van de gaslimiter-draaiknop is de stationairtrimming daarentegen weer
“normaal”.
Aanwijzing:
Omdat deze trimming alleen in de richting
“motor UIT” effect heeft verandert de
bovenstaande afbeelding wanneer u in het
ondermenu “Modeltype” van het menu »Model en faseninstelling« in de regel “pitch min” de stuurrichting
van “naar achteren” (zoals op de afbeelding) verandert
in “naar voren”. Ook zijn de afbeeldingen anders,
wanneer u van “pitchknuppel rechts” (zoals in de
Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingsroer
Blader met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
naar het menupunt »D/R Expo« van het multifunctie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
Door een indrukken van de ENT-toets () van de
rechter vier-weg-toets opent u dit menu:
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen
resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken voor rol-, hoogte- en richtingsroer mogelijk
(stuurfuncties 2 … 4) via schakelaars.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurelement-instelling in het menu »Instelling stuurelement«,
dus direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk
daarvan, of deze één servo of via willekeurige complexe
koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase
tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instelbaar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijngevoelig sturen van het model rond de middenpositie van
de desbetreffende stuurfunctie (rol-, hoogte- en rich-
Programmabeschrijving: D/R Expo - vliegtuigmodel
84
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
RO
100%
100%
HO
RI
100%
DUAL EXPO
Servo
inst.
Vleug.
mixer
0%
0%
0%
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
–––
–––
–––
tingsroer) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een
volledige stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0 % het effect van
het stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en
in de richting van de volledige uitslag weer verkleind.
De waarde van de “progressie” kan dus van -100 % tot
+100 % worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met
de normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik
van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de
roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met
een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp.
van de servohevel wordt de roeraansturing via de
stuurstang – afhankelijk daarvan, hoe ver naar buiten
de stuurstang aan de servohevel is bevestigd – steeds
kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit effect
worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende
knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel
toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de
bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit
of deze effect heeft op één servo of via willekeurige
koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Expo-functie kan net als de Dual-Rate-functie tijdens
het vliegen worden omgeschakeld, wanneer aan deze
functie een schakelaar werd toegewezen. Daardoor
bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo
via één enkele schakelaar met elkaar te verbinden, wat
vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellingen
Wanneer u in het ondermenu “Faseninstelling” van
het menu »Modeltype- en faseninstelling«, bladzijde 65, aan één van de fasen 2 of 3 een schakelaar
en eventueel een passende naam heeft toegewezen,
verschijnt deze naam in het display links onderaan, bv.
«normaal». Bedient u dus eventueel de bijbehorende
schakelaar om tussen de verschillende vliegfasen om te
schakelen.
Principes van de bediening
1. Schakel naar de gewenste vliegfase en kies dan de
gewenste regel “RO”, “HO” of “RI” met de pijltoetsen
van de linker vier-weg-toets.
2. Eventueel met de pijltoetsen van de linker vierweg-toets de gewenste kolom selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste waarde invoeren.
5. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken, om de invoer af te sluiten.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewijzigde
waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke
varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker
vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool rechtsonder
en drukt u kort de ENT-toets () in …
RO
100%
Gewenste schakelaar
in de AAN positie!
DUAL EXPO
… en wijst u, zoals op bladzijde 46 in het onderdeel
0%
–––
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure-
servo-uitslag
servo-uitslag
lement-schakelaars” beschreven is, een schakelaar toe.
De toegewezen schakelaar verschijnt op het display
samen met een schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft.
Kies de kolom linksonder, aangeduid met DUAL, om
voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Dual-Rate-waarde met de pijltoetsen van de rechter vier-wegtoets in het inverse veld te veranderen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld
een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
LET OP:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20 % bedragen.
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden:
Dual Rate = 100%
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 20%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
schakelaar verschijnt op het display samen met een
schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft.
Nu bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene
positie van de schakelaar met een lineaire curve te
vliegen en in de andere positie van de schakelaar een
afwijkende waarde te hebben.
Kies de kolom rechtsonder, aangeduid met EXPO,
om voor elk van de beide schakelaarrichtingen de
Expo-waarde met de pijltoetsen van de linker vier-wegtoets in het inverse veld te veranderen.
RO
HO
RI
100%
100%
100%
+11%
+22%
0%
3
3
–––
DUAL EXPO
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld
een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
Voorbeelden van verschillende Expo-waarden:
Expo = +100%
Expo = +50%
Expo = –100%
Combinatie Dual Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Expo-functie waarden heeft ingevoerd, worden de beide
functies tegelijkertijd uitgevoerd en overlappen ze elkaar
als volgt:
Expo = +100%, DR = 125%
stuurknuppel-uitslag
Expo = +100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = –100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
bv. in de schakelaarpositie “naar achteren”
RO
HO
RI
88%
77%
100%
0%
0%
0%
3
3
–––
DUAL EXPO
en na omzetten van de schakelaar “3” naar voren:
RO
HO
RI
123%
111%
100%
+11%
+22%
0%
3
3
–––
Exponential-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke
varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker
vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool
rechts-
onder, drukt u de ENT-toets () in en wijst u, zoals op
bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”
beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
In deze voorbeelden bedraagt de Dual-Rate-waarde
telkens 100 %.
DUAL EXPO
Programmabeschrijving: D/R Expo - vliegtuigmodel
85
D/R Expo
Omschakelbare stuurkarakteristiek voor roll, nick en hekrotor
Blader met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets
naar het menupunt »D/R Expo« van het multifunctie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
Met een druk op de ENT-toets () van de rechter vierweg-toets opent u dit menupunt:
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen
resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken voor rollen, nicken en hekrotor mogelijk, d.w.z.
van de stuurfuncties 2 … 4 via schakelaars.
Een individuele karakteristiek voor de stuurfunctie 1
(motor/pitch) wordt apart voor gas, pitch en hekrotor
in het menu »Helimix« via maximaal 5 apart programmeerbare punten ingesteld, zie vanaf bladzijde 102 en
193.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurele-
ment-instelling in het menu »Instelling stuurelement«,
dus direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk
daarvan, of deze één servo of via willekeurige complexe
koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase
Programmabeschrijving: D/R Expo - helikoptermodel
86
Rol
Nick
Hekr
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
100%
100%
100%
DUAL EXPO
Servo
inst.
Heli
mixer
0%
0%
0%
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
–––
–––
–––
tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instelbaar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijngevoelig sturen van het model rond de middenpositie van
de desbetreffende stuurfunctie (roll, nick en hekrotor)
mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige
stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd
wordt voor waarden kleiner dan 0 % het effect van het
stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en
in de richting van de volledige uitslag weer verkleind.
De waarde van de “progressie” kan dus van -100 % tot
+100 % worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met
de normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik
van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de
roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met
een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp.
van de servohevel wordt de roeraansturing via de
stuurstang – afhankelijk daarvan, hoe ver naar buiten
de stuurstang aan de servohevel is bevestigd – steeds
kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit effect
worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende
knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel
toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de
bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit
of deze effect heeft op één servo of via willekeurige
koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Expo-functie kan net als de Dual-Rate-functie tijdens
het vliegen worden omgeschakeld, wanneer aan deze
functie een schakelaar werd toegewezen. Daardoor
bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo
via één enkele schakelaar met elkaar te verbinden, wat
vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellingen
Wanneer u in het ondermenu “Modeltype” van het menu
»Modeltype en faseninstelling« aan de autorotatie-fase, bladzijde 71, en/of aan de fase 2 in het ondermenu “Faseninstelling”, bladzijde 71, een schakelaar
en eventueel een passende naam heeft toegewezen,
verschijnt deze naam in het display links onderaan, bv.
«normaal». Bedient u dus eventueel de bijbehorende
schakelaar om tussen de verschillende vliegfasen om te
schakelen.
Principes van de bediening
1. Schakel naar de gewenste vliegfase en kies dan de
gewenste regel “rol”, “nick” of “hekr(otor)” met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets.
2. Eventueel met de pijltoetsen van de linker vierweg-toets de gewenste kolom selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers afgebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste waarde invoeren.
5. De ESC-toets () of de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken, om de invoer af te sluiten.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de
rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke
varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker
vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool
rechts-
servo-uitslag
onder en drukt u kort de ENT-toets () in …
servo-uitslag
Rol
100%
0%
–––
Gewenste schakelaar
in de AAN positie!
DUAL EXPO
… en wijst u, zoals op bladzijde 46 in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” beschreven is, een schakelaar toe.
De toegewezen schakelaar verschijnt op het display
samen met een schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft.
Kies de kolom linksonder, aangeduid met DUAL, om
voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Dual-Rate-waarde met de pijltoetsen van de rechter vier-wegtoets in het inverse veld te veranderen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld
een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
LET OP:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20 % bedragen.
Exponential-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke
varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker
vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool
rechts-
onder, drukt u de ENT-toets () in en wijst u, zoals op
bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”
beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen
schakelaar verschijnt op het display samen met een
schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft.
Nu bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene
positie van de schakelaar met een lineaire curve te
vliegen en in de andere positie van de schakelaar een
afwijkende waarde te hebben.
Kies de kolom rechtsonder, aangeduid met EXPO, om
voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Expo-waarde met de pijltoetsen van de rechter vier-wegtoets in het inverse veld te veranderen.
Rol
Nick
Hekr
100%
100%
100%
+11%
+22%
0%
3
3
–––
DUAL EXPO
Voorbeelden van verschillende Expo-waarden:
Expo = +100%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = +50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = –100%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
In deze voorbeelden bedraagt de Dual-Rate-waarde
telkens 100 %.
Combinatie Dual-Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Expo-functie waarden heeft ingevoerd, worden de beide
functies tegelijkertijd uitgevoerd en overlappen ze elkaar
bv. als volgt:
Expo = +100%, DR = 125%
stuurknuppel-uitslag
Expo = +100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = –100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden:
Dual Rate = 100%
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 20%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld
een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
Programmabeschrijving: D/R Expo - helikoptermodel
87
Zenderinstelling
Zenderspecifieke basisinstellingen
Blader met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets
naar het menupunt »Zenderinstelling« van het multifunctie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Servo
inst.
Heli
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Door indrukken van de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets opent u dit menu:
Stuurtoewijz.
Klokken0:00
1
–––
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
–––
99s
HF–moduleAAN
Stuurtoewijzing
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om
de 4 stuurfuncties rolroer, hoogteroer, richtingsroer en
gas / remkleppen bij een vliegtuigmodel resp. roll, nick,
hekrotor en gas/pitch aan de beide stuurknuppels toe te
wijzen. Welke van deze mogelijkheden gebruikt wordt,
hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot
Programmabeschrijving: zenderinstelling
88
af.
Mogelijke stuurtoewijzingen bij een vliegtuigmodel
MODE 1 (gas rechts)
hoogter. „down“
richting links
hoogter. „up“
hoogter. „down“
rolr. links
hoogter. „up“
richting rechts
MODE 3 (gas rechts)
rolr. rechts
motor volgas
rolr. links
motor stationair
motor volgas
richting links
motor stationair
rolr. rechts
richting rechts
MODE 2 (gas links)
motor volgas
richting links
motor stationair
motor volgas
rolr. links
motor stationair
richting rechts
MODE 4 (gas links)
rolr. rechts
hoogter. „down“
rolr. links
hoogter. „up“
hoogter. „down“
richting links
hoogter. „up“
rolr. rechts
richting rechts
Mogelijke stuurtoewijzingen bij een helikoptermodel
MODE 1 (gas rechts)
ts - nick
hekrotor
hekrotor
ts - nick
MODE 3 (gas rechts)
ts - nick
ts - roll
ts - roll
ts - nick
motor / pitch
ts - roll
motor / pitch
motor / pitch
hekrotor
motor / pitch
ts - roll
hekrotor
MODE 2 (gas links)
motor / pitch
hekrotor
motor / pitch
motor / pitch
ts - roll
motor / pitch
hekrotor
MODE 4 (gas links)
ts - roll
ts - nick
ts - roll
ts - nick
Nicken
hekrotor
ts - nick
ts - roll
hekrotor
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
de regel “Stuurtoewijz.” (stuurtoewijzing) uit. Het keuzeveld is omkaderd:
Stuurtoewijz.
Klokken
0:00
1
–––
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
–––
99s
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in.
De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergegeven. Kiest u nu met de pijltoetsen van de rechter vierweg-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4.
Na het gelijktijdig indrukken van de toetsen van
de rechter vier-weg-toets (CLEAR) keert de weergave
terug naar de mode “1”.
Door een opnieuw indrukken van de ENT-toets () van
de rechter vier-weg-toets deactiveert u het keuzeveld
weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
Klokken
In de basisaanduiding zijn rechts op het display twee
klokken zichtbaar: een stopwatch en een vliegtijd-klok:
M-01
Stop
vli.
0:00
0:00
5.2V
0:02h
NR
Aan deze beide klokken kan in de rechter kolom van de
regel “klokken”, bij het schakelaarsymbool …
Stuurtoewijz.
Klokken
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
0:00
1
–––
–––
99s
… een schakelaar of een stuurelement-schakelaar
worden toegewezen, waarmee u de klokken samen kunt
starten en de stopwatch ook weer stil kunt zetten.
De toewijzing van een schakelaar resp. van een stuurelement-schakelaar vindt plaats zoals beschreven op
bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”.
De vliegtijdklok start altijd samen met de stopwatch,
maar loopt echter verder, ook als de stopwatch stilgezet (uitgeschakeld) werd en kan alleen bij stilgezette
stopwatch door indrukken van de ESC-toets () van de
rechter vier-weg-toets worden gestopt.
Stilgezette klokken kunnen door gelijktijdig indrukken
van de toetsen van de rechter vier-weg-toets
(CLEAR) weer teruggezet worden naar de beginwaarde.
Omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit”
Vooruit lopende stopwatch
Worden de klokken na het toewijzen van een schakelaar
gestart met de beginwaarde “0:00”, dan lopen ze vooruit
tot maximaal 180 min en 59 s, om dan weer bij 0:00 te
beginnen.
Teruglopende stopwatch (Timerfunctie)
Via het – linker – minutenveld kiest u de starttijd tussen 0
en 180 min en via het rechter secondenveld een starttijd
tussen 0 en 59 s (of een willekeurige combinatie daar-
van):
Stuurtoewijz.
Klokken
10:01
1
S1
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
–––
99s
Een gelijktijdig indrukken van de toetsen van de
rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet eventuele instellingen terug naar “0” resp. “0:00” terug.
Programmeren
1. Gewenst invoerveld met de pijltoetsen van de
linker vier-weg-toets uitkiezen.
2. ENT () van de rechter vier-weg-toets indrukken.
3. In het nu inverse minuten- resp. secondenveld door
middel van de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
de gewenste tijd instellen.
4. Invoer beëindigen door indrukken van de ENT-toets
().
5. Na de wissel terug in het basisdisplay via een aantal
keren indrukken van de centrale ESC-toets () van
de rechter vier-weg-toets, drukt u bij een stilstaande
stopwatch tegelijkertijd de toetsen van de linker
vier-weg-toets in (CLEAR), zodat de stopwatch omschakelt naar de “timer”-functie, zie rechts boven in
de onderstaande afbeelding:
M-01
0:03h
Stop
vli.
5.2V
NR
10:01
0:00
De stopwatch start nu bij de ingestelde beginwaarde na
het bedienen van de toegewezen schakelaar teruglopend (“Timerfunctie”). Na het aflopen van de tijd blijft de
Timer niet stilstaan, maar loopt verder, om zo de na nul
verstreken tijd ook te kunnen aflezen. Om dit duidelijk te
kunnen zien wordt deze tijd invers getoond.
“Alarm”-Timer
Bij een “teruglopende” klok klinken er vanaf 30 s voor
nul hoorbare signalen, zodat u tijdens het sturen niet
voortdurend op het display van de zender hoeft te kijken:
Volgorde van de geluidssignalen
30 s voor nul: 3-voudige toon
elke 2 seconden enkele toon
20 s voor nul: 2-voudige toon
elke 2 seconden enkele toon
10 s voor nul: Enkele toon
elke seconde enkele toon
5 s voor nul: Iedere seconde met verhoogde frequen-
tie
nul: Verlengd geluidssignaal en omspringen
van de aanduiding naar inverse weergave
Het terugzetten van deze “alarmtimer” vindt plaats door
het gelijktijdige indrukken van de toetsen van de
linker vier-weg-toets (CLEAR) bij een gestopte klok.
Programmabeschrijving: zenderinstelling
89
Aanwijzing:
Een teruglopende klok wordt in de basisaanduiding door een knipperende dubbele punt
tussen het minuten- en secondenveld aange-
duid.
Ontvangeruitgang
Om een maximale flexibiliteit m.b.t. de ontvangerbezetting te hebben, biedt het programma van de mz-12
HoTT op de tweede pagina van het ondermenu “Ontv.
uitgang” (Ontvangeruitgang) de mogelijkheid om de
servo-uitgangen 1 tot maximaal 6 naar eigen inzicht te
verwisselen.
Stuurtoewijz.
Klokken
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
10:01
1
S1
–––
99s
Door indrukken van de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets wisselt u naar de volgende displaypagina:
S
1
S
2
S
3
S
4
S
5
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
1
2
3
4
5
Hier kunt u nu de 6 stuurkanalen van de zender naar
eigen inzicht aan de ontvangeruitgangen resp. servo-stekkerplaatsen 1 … 6 toewijzen. Let er wel op, dat
de weergave in »Servo-aanduiding« – die u vanuit bijna
elke menupositie kunt bereiken door de toets VIEW ()
van de rechter vier-weg-toets in te drukken – uitsluitend
Programmabeschrijving: zenderinstelling
90
betrekking heeft op de “stuurkanalen” en dus een verwisselen van de uitgangen hier NIET te zien is.
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-wegtoets de te wijzigen servo/uitgangscombinatie en druk
de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. Nu
kunt u met de linker keuzetoetsen aan de geselecteerde
uitgang de gewenste servo (S) toewijzen en met ENT
() bevestigen … of door gelijktijdig indrukken van de
pijltoetsen van de linker vier-weg-toets (CLEAR)
de standaardtoewijzing weer terugzetten.
Eventuele latere veranderingen, zoals servo-uitslagen,
D/R Expo, mixers enz. moeten altijd volgens de oor-
spronkelijke ontvangerbezetting worden ingesteld!
Voorbeeld van gebruik:
In het helikopterprogramma van de zender mz-12
HoTT zijn de uitgangen voor een pitchservo en de
gasservo ten opzichte van enkele oudere Graupner/
JR mc-zenders verwisseld: de gasservo bezet nu de
ontvangeruitgang “6” en de pitchservo de uitgang “1”.
Misschien wilt u echter de huidige configuratie houden.
S
6
S
2
S
3
S
4
S
5
S6
1
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
Uitgang
1
2
3
4
5
Aanwijzing:
Met de Channel-mapping functie van het in
de mz-12 HoTT geïntegreerde »Teleme-trie«-menu kunnen de 6 stuurfuncties van de
zender ook naar eigen inzicht binnen één ontvanger of
over meerdere ontvangers worden verdeeld of ook
meerdere ontvangeruitgangen aan één en dezelfde
stuurfunctie worden toegewezen, bijvoorbeeld om per
rolroer twee servo’s te gebruiken in plaats van één enz.
Voor de overzichtelijkheid adviseren we echter dringend
om maar één van de beide opties te gebruiken.
Gebonden ontvanger
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” worden, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen)
van een Graupner|SJ-HoTT-zender te communiceren.
Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts
éénmaal voor elke nieuwe ontvanger/model-combinatie
nodig.
Belangrijke aanwijzing:
Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvange-
rantenne verwijderd is! Een meter afstand
is een goede richtlijn. Anders riskeert u een
gestoorde verbinding op het terugkoppelingskanaal
en daardoor een foutief functioneren.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model
worden gebonden. Bind daarvoor deze ontvangers eerst
elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen de
ontvanger, die als laatste gebonden werd,
een telemetrie-verbinding met de zender
op. Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren
dus ook worden aangesloten, omdat alleen de als
laatste gebonden ontvanger in staat is, de data via het
terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en
verdere ontvangers werken parallel aan de als laatste
gebonden ontvanger, maar helemaal onafhankelijk van
deze, in de Slave-modus met uitgeschakeld terugkoppelingskanaal!
“Binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen van de linker
vier-weg-toets naar de regel “Geb. ontv.”:
Stuurtoewijz.
Klokken
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
10:01
1
S1
–––
99s
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in:
op de ontvanger knippert de groene LED eenmaal kort
en blijft dan donker.
Druk de SET-knop op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de groene LED gaat knipperen.
Start nu aansluitend het zogenaamde binden van een
ontvanger aan het actuele modelgeheugen door een kort
indrukken van de ENT-toets () van de rechter vierweg-toets. Tegelijkertijd begint op het display het woord
“BINDEN” in plaats van de drie “---“ in de omkadering van
de regel “Geb. ontv.” te knipperen:
Stuurtoewijz.
Klokken
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
1
10:01
BINDEN
S1
99s
Wanneer binnen ongeveer 10 seconden de LED van de
ontvanger permanent groen brandt, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten . U kunt de SET-knop van
de ontvanger nu loslaten.
Uw model-/ontvangercombinatie is nu klaar voor de
start. Tevens verschijnt op het display het nummer van
de nu aan dit modelgeheugen “gebonden” ontvanger,
bijvoorbeeld:
Stuurtoewijz.
Klokken
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
10:01
O08
1
S1
99s
Knippert daarentegen de groene LED langer dan ca.
10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook
zijn op het display weer de drie “---“ te zien. Verander
eventueel de positie van de antennes en herhaal de
procedure.
Andere ontvangers binden
Het modelgeheugen is al gebonden. Deze binding moet
door een andere vervangen worden. Na het starten van
de bindprocedure verschijnt op het display echter in
plaats van “BINDEN”:
Stuurtoewijz.
Klok
Ontv
Geb.
Test
HF
UIT-
schakel
OK
1
1
O08
99s
S1
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets
in om de melding te wissen. Wissel dan twee regels
naar beneden en schakel, zoals verderop in het onderdeel “HF-module” wordt beschreven, de HF-module
uit. Daarna gaat u terug naar de regel “Geb. ontv.” en
start u de bindingsprocedure opnieuw, zoals hierboven
beschreven.
Alternatief kunt u ook kort de zender uitzetten en in het
venster dat daarna verschijnt …
HF AAN/UIT?
AAN
UIT
… … “UIT” kiezen …
HF AAN/UIT?
AAN UIT
… en dit door een kort indrukken van de ENT-toets ()
van de rechter vier-weg-toets bevestigen. Vanuit het basisdisplay wisselt u dan weer naar de regel “Geb. ontv.”
en start u de binding opnieuw.
Wissen van een binding
Start zoals hierboven staat een bindingsprocedure,
ZONDER eerst de ontvanger ‘bindingsklaar’ te maken.
Test reikwijdte
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over
een afstand van minder dan 100 m.
Doe de reikwijdtetest van het Graupner/SJ-HoTT-sys-
teem volgens de onderstaande aanwijzingen. Vraag
eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te
assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden
ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED
op de ontvanger brandt. Nu kunt u de bewegingen
van de servo’s controleren.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond
Programmabeschrijving: zenderinstelling
91
(asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes
minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom
eventueel nodig om het model tijdens de test te ondersteunen.
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand
van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op
het model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal staat.
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets naar de regel “Test reikw.” en start
de reikwijdte-testmodus door een indrukken van de
ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets:
Stuurtoewijz.
Klokken
Ontv. uitgang
Geb. ontv.
Test reikw.
10:01
O08
1
S1
99s
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd
en begint de blauwe LED bij de antennevoet te knipperen. Tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het
zenderdisplay terug te tellen, en klinkt er om de 5 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal.
Na afloop van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en
brandt de blauwe LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen
om deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen
perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest
met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de
stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is
afgelopen. Wanneer dit niet voor 100 % het geval is
moet u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de servicedienst van Graupner|SJ GmbH.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer
daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd
minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
LET OP:
Tijdens het normale gebruik in geen geval
de reikwijdtetest op de zender starten!
HF-module
In deze regel van het menu kunt u voor de periode dat
de zender ingeschakeld is de HF-afstraling per model
met de hand uit- en eventueel weer aanzetten. Bijvoorbeeld om tijdens de demonstratie van een modelprogrammering stroom te sparen.
Bij het volgende inschakelen van de
zender wordt een eventuele instelling
“UIT” echter weer opgeheven!
Wissel met de pijltoetsen van de linker vier-wegtoets naar de regel “HF-module” en activeer deze door
een indrukken van de ENT-toets () van de rechter
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen UIT
en AAN. Door de ENT-toets () van de rechter vierweg-toets opnieuw in te drukken sluit u de invoer weer
af.
Programmabeschrijving: zenderinstelling
92
Voor uw aantekeningen
93
Wat is een mixer?
richting / hoogte rechts
Principes van een mixfunctie
Vleugelmixers
Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende
aansturingen in het model wenselijk, bv. een koppeling
tussen rol- en richtingsroer of een koppeling van twee
servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten
worden aangestuurd. In al deze gevallen wordt de
signaalstroom aan de “uitgang” van het stuurelement
“afgetakt” – d.w.z. ook “achter” instelopties zoals bv. »D/R Expo« of »Instelling stuurelement« –, om dit signaal
dan op een bepaalde manier op de “ingang” van een
ander stuurkanaal en daarmee tenslotte op een ontvangeruitgang effect te laten hebben.
Voorbeeld: V-staartmixer
hoogteroerstuurknuppel
3
hoogte
V-staart-
richting
stuurfunctie-ingangen
4
richtingroerstuurknuppel
mixer
richting
richting
hoogte
3
hoogte
4
richting / hoogte links
stuurkanalen
(ontvangeruitgangen)
48 V
C 577
Servo
Bes N 10
8 V
v
C 577
Bes N 40
De software van de zender mz-12 HoTT bevat een
groot aantal voorgeprogrammeerde koppelfuncties,
waarbij twee (of meer) stuurkanalen met elkaar gemixt
worden. Zo kan de als voorbeeld genoemde mixer al in
de regel “Staarttype” van het ondermenu “Modeltype” in
het menu »Modeltype- en faseninstelling« in de vorm
van “V-staart” softwarematig geactiveerd worden.
Daarnaast biedt de software in het vliegtuig- en heliprogramma in ieder modelgeheugen telkens drie vrij
programmeerbare lineaire mixers.
Lees meer hierover in de algemene opmerkingen bij de
“vrije mixers” vanaf bladzijde 116 van dit handboek.
Blader met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets
naar het menupunt »Vleugelmixers« van het multifunctie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Door de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in
te drukken opent u dit menupunt:
–––
RO–diff.
WK–diff.
RO
RO
K1
K1
K1
HO
HO
WK
WK
RI
WK
HO
WK
RO
WK
RO
HO
RO
Diff.–red.
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
–––
–––
–––
–––
–––
–––
–––
–––
–––
–––
Aanduiding afhankelijk van de in de regels
“motor aan K1”, bladzijde 62, en “Rolr./
welfkl.”, bladzijde 64, van het menu
»Modeltype- en faseninstelling« gekozen instellingen.
De afbeelding hierboven geeft het maximaal aantal
mogelijke opties weer en komt overeen met de instelling
“geen (motor)” en “2 RO 2WK”.
Het programma van de mz-12 HoTT bevat een
reeks kant-en-klaar geprogrammeerde koppelfuncties,
waarbij alleen het mixpercentage en een eventuele
schakelaar hoeven worden ingevuld. Afhankelijk van het
geselecteerde “modeltype” (staarttype, aantal vleugelservo’s, met of zonder motor, zie vanaf bladzijde 62),
verschijnt er een aantal voorgeprogrammeerde mixerfuncties. Wanneer uw model bij voorbeeld niet voorzien
is van welfkleppenservo’s, en u daarom in de regel
“Rolr./welfkl.” van het ondermenu “Modeltype” ook geen
welfkleppenservo’s heeft ingevoerd, dan worden alle
welfkleppenmixers door het programma automatisch onzichtbaar gemaakt, net als de mixer “K1 N.N.*” bij de
keuze van “stationair naar voren” resp. “naar achteren” in
de regel “motor aan K1”. Het menu wordt daardoor niet
alleen overzichtelijker; ook eventuele programmeerfouten worden op deze manier vermeden.
Opmerkingen:
Voor het positioneren van de welfkleppen
zijn er verschillende mogelijkheden. U kunt
…
a. … genoegen nemen met één positie per vliegfase,
door – zoals in het onderdeel “Fasentrim” vanaf bladzijde 66 beschreven – in het ondermenu “Fasentrim” van het menu »Modeltype- en faseninstel-ling« de desbetreffende trimwaarden in te voeren.
b. … de in het ondermenu “Fasentrim” gepositioneerde
welfkleppen met een willekeurig, in het menu »Instel-ling stuurelement«, bladzijde 76, aan de ingang 6
toegewezen stuurelement variëren. Bij voorkeur dient
dit de proportionele draaiknop te zijn.
Het gekozen stuurelement stuurt direct de beide aan
de ontvangeruitgangen 6 en 1 aangesloten welfkleppenservo’s aan, in zoverre in het ondermenu “Modeltype” van het menu »Modeltype- en faseninstel-
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
ling« in de regel “rolr./welfkl.”, bladzijde 64, 1 of 2
welfkleppen zijn ingevoerd. Indirect stuurt dit stuurelement via het percentage, dat in de regel “WK
RO” werd ingesteld, het welfkleppen-aandeel van de
rolroeren.
Om de kleppen exacter te kunnen aansturen moet
wel in de regel “i6” van het menu »Instelling stuu-relement«, bladzijde 76, de weg tot ca. 25 % verkleind worden.
c. … echter ook de standaardwaarde van “0 %” in de re-
gel van de vleugelmixer “WK RO” zo laten en als
alternatief in het menu »Instelling stuurelement«
zowel aan de ingang 6 als ook aan de ingang 5 hetzelfde stuurelement toewijzen. De hoeveelheid effect
op de beide kleppenparen bepaalt u dan via de bijbehorende weginstelling.
• Een standaard aan de ingang 1 toegewezen
K1-stuurknuppel is bij de instelling van 2 welfkleppenservo’s softwarematig van uitgang 1 losgekoppeld, om een foutieve bediening van de welfkleppen
te voorkomen. Als remfunctie kunt u in dit geval alleen beschikken over de Butterfly- of kraai-positie, zie
bladzijde 98.
Principes van de programmering
1. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets
de gewenste mixer uitkiezen.
2. Met de toets van de linker vier-weg-toets eventueel de kolom rechtsonder met het schakelaarsymbool
selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets indrukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers
weergegeven.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de ge-
wenste waarde instellen en eventueel schakelaar
toewijzen, zie bladzijde 46 “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”.
Met uitzondering van de regels “Diff.-red.” zijn negatieve en positieve parameterwaarden mogelijk, om
de servo-draairichting resp. de uitslagrichting van de
roeren te kunnen aanpassen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de
linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde
waarde weer terug naar de standaardwaarde.
5. Invoer beëindigen door indrukken van de ENT-toets
() of de ESC–toets () van de rechter vier-wegtoets.
Mixer-neutraalpunten (Offset)
De mixers RO N.N.*
HO N.N.* WK N.N.*
… hebben in de nulpositie van het stuurelement (middenpositie van het stuurelement) hun neutraalpunt,
d.w.z. geen effect. Bij een volledige uitslag wordt de
ingestelde waarde bijgemixt.
Bij de mixers …
K1 N.N.*
… bevindt het mixer-neutraalpunt (“Offset”), waarbij
de remkleppen altijd ingedraaid zijn, zich bij keuze van
“geen” in de regel “motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel-ling«, bladzijde 62, in de voorste en bij keuze van
“geen/inv” in de achterste positie van de K1-stuurknuppel (gas-/remstuurknuppel).
Bij het naar beneden uitslaande roer van een rolroeruitslag ontstaat een grotere weerstand dan bij het even
ver naar boven uitslaande roer. Daaruit resulteert o.a.
een draaimoment om de hoogte-as met als gevolg een
“uitdraaien” uit de vliegrichting, zodat dit ongewenste
neveneffect ook wel bekend staat als “negatief draaimoment”. Dit effect doet zich bij zweefvliegtuigen met
een hoge vleugelslankheid sterker gelden dan bij bv.
motorvliegtuigen met hun duidelijk kortere hevelarmen,
en moet normaal gesproken gecompenseerd worden
door een gelijktijdige en tegengestelde uitslag van het
richtingsroer. Dit veroorzaakt echter weer extra luchtweerstand en verslechtert de vliegprestaties nog meer.
De rolroerdifferentiatie heeft als effect, wanneer voor ieder rolroer een aparte servo is ingebouwd, dat het naar
beneden uitslaande rolroer een kleinere uitslag heeft
dan het naar boven uitslaande rolroer. Het (ongewenste)
negatieve draaimoment wordt daardoor verkleind resp.
opgeheven. Voorwaarde is echter wel, dat ieder rolroer
wordt aangestuurd door een aparte servo, die daarom
ook meteen in de vleugel kan worden ingebouwd. Door
de kortere aansturingen ontstaat er een reproduceerbare en spelingvrijere aansturing van het rolroer.
Deze elektronische differentiatie, die tegenwoordig
gebruikelijk is, heeft in tegenstelling tot mechanische
oplossingen, die meestal al bij de bouw van het model
moeten worden ingesteld en vaak bij sterke differentiatie
snel tot een grote hoeveelheid speling in de aansturing
leiden, grote voordelen.
95
0% (normaal)
neer uitsluitend met de rolroeren bochten gevlogen
moeten worden.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
RO RI (rolroer richtingsroer)
50% (gedifferentieerd)
100% (Split)
Zo kan bv. de mate van differentiatie op elk moment
veranderd worden, in het meest extreme geval kan
de rolroeruitslag naar beneden in de zogenaamde
“Split”-positie zelfs helemaal onderdrukt worden. Op
deze manier wordt niet alleen het negatieve draaimoment, maar kan er zelfs een positief draaimoment
ontstaan, zodat bij een rolroeruitslag een draaien om de
hoogte-as in de richting van de bocht ontstaat. Vooral bij
grote zweefvliegtuigmodellen kunnen op deze manier
“nette” bochten met alleen de rolroeren worden gevlogen, wat normaal gesproken niet mogelijk is.
Het instelbereik van -100 % tot +100 % maakt het
mogelijk om onafhankelijk van de draairichtingen van de
rolroerservo de juiste differentiatie in te stellen. 0 % komt
overeen met de normale aansturing, d.w.z. geen differentiatie en -100 % resp. +100 % met de Split-functie.
Lage absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, om er
voor te zorgen dat het model bij een rolroeruitslag exact
om de lengteas draait. Middelmatige waarden van ca.
–50 % resp. +50 % zijn typisch voor het ondersteunen
van bochten in de thermiek. De split-positie (-100 %,
+100 %) wordt vaak bij hellingvliegen toegepast, wan-
Opmerking:
Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de
kanalen meestal niet nodig.
WK–diff. (welfkleppen-differentiatie)
De rolroeren-/ welfkleppen-mixer RO WK, zie verder
hieronder, maakt het mogelijk om de welfkleppen – wanneer ze elk door een eigen servo worden aangestuurd – als rolroeren aan te sturen. De welfkleppen-differentiatie heeft net als de rolroerdifferentiatie het effect,
dat bij een rolroerfunctie van de welfkleppen de uitslag
naar beneden kan worden verkleind.
Het instelbereik van -100 % tot +100 % maakt een juiste
aanpassing van de differentiatie mogelijk, onafhankelijk
van de draairichting van de servo’s. Een waarde van
0 % komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. de
servo-uitslag naar beneden is even groot als de uitslag
naar boven. -100 % resp. +100 % betekent, dat bij een
rolroersturing van de welfkleppen de uitslag naar beneden verkleind is tot nul (“split”).
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0%.
Opmerking:
Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de
kanalen meestal niet nodig.
Het richtingsroer wordt met een in te stellen hoeveelheid door de rolroersturing meegenomen, waardoor
met name in combinatie met de rolroerdifferentiatie het
negatieve draaimoment wordt onderdrukt, wat een “net”
bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtingsroer blijft
natuurlijk ook apart stuurbaar.
Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk om
de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van
de welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de
niet-centrerende schakelaars kan deze mixer eventueel
aan- en uitgeschakeld worden, om eventueel het model
ook via de rolroeren resp. het richtingsroer alleen te
kunnen sturen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
Normaal gesproken wordt deze mixer zo ingesteld,
dat het richtingsroer uitslaat naar de kant van het naar
boven draaiende rolroer, waarbij u met een waarde van
rond de 50 % meestal goed zit.
Met deze mixer wordt een instelbaar mixpercentage
van de rolroersturing naar de welfkleppenkanalen
bijgemixt. Bij een uitslag van de rolroeren bewegen dan
de welfkleppen dezelfde kant als de rolroeren op, maar
normaal gesproken met een kleinere uitslag, d.w.z. het
mixpercentage is kleiner dan 100 %.
Het instelbereik van -150 % tot +150 % maakt het mogelijk, om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting
van de welfkleppenservo’s aan de rolroeren aan te
passen.
Meer dan ongeveer 50 % van de (mechanische) uitslag
van de rolroeren moeten de welfkleppen niet meelopen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
K1 HO(rem hoogteroer)
Aanwijzing:
De mixer “K1 HO” is verborgen wanneer,
zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in
de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel-ling« “voor/achter” is ingevoerd.
of
Door het uitdraaien van de stoorkleppen, maar vooral bij
het toepassen van een Butterfly-systeem (zie volgende
pagina) kan de vliegsnelheid van een model ongunstig
worden beïnvloed.
Met deze mixer kunnen dergelijke momenten door het
bijmixen van een correctiewaarde op het hoogteroer
worden gecompenseerd. Het instelbereik bedraagt
-150 % tot +150 %.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
“Normale” waarden zijn echter meestal enkele tientallen
procenten. De gekozen instelling moet u in ieder geval
op voldoende vlieghoogte uitproberen en eventueel
corrigeren. Let er daarbij in ieder geval op, dat het model
bij uitgedraaide remkleppen niet te langzaam wordt! Anders riskeert u namelijk dat het model bij het indraaien
van de landingskleppen, bv. wanneer het veld tóch net
niet gehaald wordt bij de landing, doorzakt.
K1 WK(rem welfklep)
Aanwijzing:
De mixer “K1 WK” is verborgen wanneer,
zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in
de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel-ling« “voor/achter” is ingevoerd.
of
Bij het bedienen van de rem-stuurfunctie (K1-stuurknuppel) kunnen de beide welfkleppenservo’s voor het
landen individueel met een mixpercentage tussen
-150 % en +150 % worden versteld – normaal gesproken
naar beneden.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
Hier wordt de waarde dusdanig gekozen, dat bij het
bedienen van de remfunctie de welfkleppen zover
mogelijk naar beneden worden gezet. Let er wel op, dat
de desbetreffende servo’s in geen geval mechanisch
vastlopen. Begrens eventueel de sevo-uitslag(en) met
de optie “LIMIT-/+” van het menu »Telemetrie« op de
display-pagina “RX SERVO -/+ ”.
De mixer “K1 RO” is verborgen wanneer,
zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in
de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel-ling« “voor/achter” is ingevoerd.
of
Met deze mixer worden bij het bedienen van de
rem-stuurfuntie de beide rolroerservo’s bij de landing
individueel met een mixpercentage tussen -150 % en
+150 % versteld – normaal gesproken naar boven.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
Aanwijzing:
Ook bij het uitdraaien van de stoorkleppen is
het echter zinvol, de rolroeren iets naar
boven uit te draaien. Dit verkleint normaal
gesproken het risico op overtrekken van de vleugel.
Combinatie van de mixers K1 -> N.N.*:
“kraai-positie” of “Butterfly”
Aanwijzing:
De mixer “K1 N.N.” is verborgen wanneer,
zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in
de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel-ling« “voor/achter” is ingevoerd.
Wanneer alle drie remkleppenmixers worden toegepast, kan er een bijzondere kleppencombinatie worden
toegepast, die ook wel “kraai-positie” of “Butterfly” wordt
genoemd: in de Butterfly-positie gaan de beide rolroeren
iets naar boven en de welfkleppen zover mogelijk naar
beneden. Via een derde mixer wordt het hoogteroer
zo bijgetrimd, dat de vliegsnelheid ten opzichte van
de normale snelheid niet wezenlijk verandert. Anders
riskeert u namelijk dat het model bij het indraaien van
de landingskleppen, bv. wanneer het veld tóch net niet
gehaald wordt bij de landing, doorzakt.
Dit samenspel van de welfkleppen, rolroeren en hoogteroer gebruikt men om de glijhoek bij de landing aan te
kunnen passen. (De Butterfly-kleppen-positie wordt met
name bij zweefmodellen vaak in plaats van rem- resp.
stoorkleppen toegepast.)
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
Aanwijzingen:
•
Bij doorlopende rolroeren, die de gehele
achterlijst van de vleugel beslaan en tegelijkertijd als welfkleppen dienen, kun-
nen de beide mixers “K1 rolroer” en “K1 hoogteroer” samen worden toegepast, om de als
welfkleppen dienende rolroeren sterk naar boven te
kunnen zetten en het hoogteroer dienovereenkomstig
te kunnen bijtrimmen.
• Afhankelijk van de rolroerdifferentiatie wordt het effect van de rolroeren door het omhoog zetten ervan
in de Butterfly-positie meer of minder verslechterd,
omdat de rolroeruitslagen naar beneden door de differentiatie verkleind of ten opzichte van de uitslagen
naar boven zelfs onderdrukt worden (Split-positie).
De uitslagen naar boven kunnen echter niet verder
vergroot worden, omdat de rolroeren sowieso al bijna
of helemaal in de extreme positie staan. Handig hierbij is de “differentiatie-reductie”, die verder hieronder
in een eigen onderdeel wordt uitgelegd.
HO WK(hoogteroer welfklep)
Ter ondersteuning van het hoogteroer bij scherpe bochten en bij kunstvlucht kan de welfkleppenfunctie via een
mixer door de hoogteroersturing worden meegenomen.
De mixrichting moet zó gekozen worden, dat bij een
hoogteroer naar boven (up) de welfkleppen naar bene-
den en andersom bij hoogteroer naar beneden (down)
de welfkleppen naar boven – dus tegengesteld – uitslaan.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Bij deze mixer liggen
de “normale” waarden rond enkele tientallen procenten.
HO RO(hoogteroer rolroer)
Met deze mixer kunt u het hoogteroereffect, net als bij
de voorgaande mixer, ondersteunen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Ook bij deze mixer
liggen de “normale” waarden rond enkele tientallen
procenten.
WK HO (welfklep hoogteroer)
Bij het zetten van welfkleppen, of dit nu via “Fasentrim”
of via een aan de ingang “i6“ toegewezen stuurelement
plaatsvindt, kunnen als neveneffect momentbewegingen
om de dwars-as ontstaan. Het kan echter ook gewenst
zijn, dat bv. het model na een licht omhoog zetten van
de welfkleppen ook iets meer snelheid moet gaan
maken. Met deze mixer kunt u beide dingen bereiken.
Via deze mixer wordt bij het uitdraaien van de kleppen-
afhankelijk van de ingestelde waarde – automatisch de
positie van het hoogteroer gecorrigeerd.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Bij deze mixer liggen
de “normale” waarden enkele tientallen procenten.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
WK RO (welfklep rolroer)
Om een gelijkmatig verdeelde lift over de hele spanwijdte te krijgen, wordt met deze mixer een instelbaar
percentage van de welfkleppensturing naar de rolroerkanalen 2 en 5 overgedragen. Daardoor bewegen
de rolroeren zich bij een uitslag van de welfkleppen
in dezelfde richting als de welfkleppen, maar normaal
gesproken met een kleinere uitslag.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Bij deze mixer liggen
de “normale” waarden rond ongeveer 50 %.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.
Aanwijzing:
Belassen Sie den Wert dieses Mischers auf
0 %, wenn Sie im Menü »Gebereinstellung«
sowohl dem Eingang 5 wie auch Eingang 6
einen Geber zur Regelung der Wölbklappenpositionen
zuweisen. Siehe dazu auch die Anmerkungen auf Seite
94.
Diff.-red.(differentiatie-reductie)
Al eerder werd de problematiek bij de Butterfly-configuratie beschreven, namelijk dat bij het toepassen van de
rolroerdifferentiatie het effect van de rolroeren door het
extreme omhoog zetten van de rolroeren sterk wordt
verkleind, omdat aan de ene kant een verdere uitslag
van het ene rolroer naar boven (bijna) niet meer mogelijk is en aan de andere kant de uitslag van het naar
beneden uitslaande rolroer door de ingestelde differentiatie meer of meer “verhinderd” is. Daardoor is echter
de werking van de rolroeren merkbaar kleiner dan bij de
normale positie van de roeren.
Om het verlies aan rolroersturing zoveel mogelijk tegen
te gaan, moet u in ieder geval gebruik maken van de
“differentiatie-reductie”. Deze reduceert bij het uitdraaien
van het remsysteem de hoeveelheid rolroerdifferentiatie
continu en in een instelbare hoeveelheid resp. heft deze,
afhankelijk van de instelling, zelfs op.
Een waarde van 0 % betekent, dat de via de zender
geprogrammeerde “rolroerdifferentiatie” blijft bestaan.
Een waarde die gelijk is aan de %-waarde van de
rolroerdifferentiatie betekent, dat deze bij een maximale
Butterfly-functie, d.w.z. volledig uitgedraaide kleppen,
volledig opgeheven is. Bij een reductiewaarde groter dan
99
de ingestelde rolroerdifferentiatie wordt deze al vóór de
volledige uitslag van de remstuurknuppel opgeheven.
Het instelbereik bedraagt 0 tot 150 %.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0 %.