Graupner mz-12 HoTT Programming Manual [nl]

mz-12
S1002.NL mz-12 HoTT.1
LET OP!
Net geschikt voor kinderen
14+
jonger dan 36 maanden
Bevat kleine onderdelen die
tot verstkking kunnen le den
0 3
programmeerhandboek
Inhoudsopgave
Algemene aanwijzingen
Inhoudsopgave .............................................................. 2
Waarschuwingen en aanwijzingen in dit handboek ....... 3
Aanwijzingenn voor de milieubescherming ................... 3
Veiligheidsaanwijzingen .................................................4
Uitsluiting van
aansprakelijkheid / schadevergoeding ...................... 7
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften
voor Nikkel-Metaal-Hydride accu’s ...............................9
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s...........10
Voorwoord ................................................................... 12
Beschrijving van de radiobesturingset ......................... 13
Technische gegevens ............................................. 15
Aanbevolen laadapparaten (toebehoren) ....................15
Stroomvoorziening van de zender ............................... 16
… van de ontvanger ...............................................18
Lengteverstelling van de stuurknuppels ......................19
Zenderbehuizing openen ............................................. 19
Omzetten van de kruisknuppels ..................................20
Beschrijving van de zender ......................................... 22
Voorkant van de zender .......................................... 22
Achterzijde van de zender ...................................... 23
Bus aan de achterzijde voor 3,5mm stekker ...........23
DSC-gebruik van de bus voor 3,5mm stekker aan
de achterzijde van de zender.............................24
Gebruik hoofdtelefoon ..................................... 126
Data-poort .............................................................. 23
Display en toetsenveld ............................................26
Bediening van de “data-terminal” ............................27
Invoertoetsen en symbolen ............................... 27
Sneltoetsen (Short-Cuts) ........................................ 28
Invoerslot ................................................................ 28
Functievelden in het display ................................... 28
Waarschuwingen .................................................... 29
Servo-aanduiding ................................................... 30
In bedrijf nemen van de zender ................................... 32
Belangrijke aanwijzingen: .......................................32
Download van een Firmware-pakket ...................... 34
Update van de zendersoftware ............................... 36
Zendersoftware herstellen ...................................... 36
In bedrijf nemen van de ontvanger .............................. 38
Firmware-update van de ontvanger ........................ 39
Ontvangerinstellingen opslaan ............................... 39
Aanwijzingenn bij de installatie .................................... 40
Stroomvoorziening van de ontvanger .....................41
Digitale trimming .......................................................... 43
Begripsdefinities .......................................................... 44
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure-
lement-schakelaars ..................................................... 46
Vliegtuigmodellen ........................................................ 48
Ontvangerbezetting ................................................49
servo met verkeerde draairichting .......................... 50
Helikoptermodellen ...................................................... 52
Ontvangerbezetting bij helikoptermodellen … ........ 53
Programmabeschrijvingen in detail
Nieuwe geheugenplaats aanmaken ............................ 54
»Modelgeheugen«
Modelkeuze ............................................................58
Modelnaam ............................................................. 58
Model wissen .......................................................... 59
Kopiëren model model ......................................59
»Modeltype- en faseninstelling«
Vleugelmodel
Ondermenu „Modeltype“ .................................... 62
Ondermenu „Faseninstelling“ ............................65
Ondermenu „Fasentrim“ .................................... 66
Helikoptermodel
Ondermenu „Modeltype“ .................................... 68
Ondermenu „Faseninstelling“ ............................71
»Servo-instelling« ......................................................74
»Instelling stuurelement«
Vleugelmodel .......................................................... 76
Helikoptermodel ...................................................... 78
Gaslimit-functie .................................................. 81
Basisinstelling stationairloop ............................. 81
»D/R Expo«
Vleugelmodel .......................................................... 84
Helikoptermodel ...................................................... 86
»Zenderinstelling« ..................................................... 88
Gebonden ontvanger .............................................. 90
Test reikwijdte ......................................................... 91
Wat is een mixer? ........................................................94
»Vleugelmixers« ........................................................ 94
»Helimixers« ............................................................102
Het afstemmen van de gas- en pitchcurve ........... 110
Autorotatie-instelling ............................................. 114
Algem. opmerk. bij de vrij programmeerbare mixers . 116
»Vrije mixers« .......................................................... 117
Voorbeelden ......................................................... 121
»TS-mixers« ............................................................. 123
»Algemene instellingen« ........................................ 124
»Fail Safe« ................................................................ 128
»Leraar/leerling« ...................................................... 130
Verbindingsschema .............................................. 133
Draadloos HoTT-systeem ..................................... 134
»Info« ........................................................................ 138
Inhoudsopgave
2
»Telemetrie« .............................................................140
Belangrijke aanwijzingen: .....................................140
INSTELLEN, WEERGEVEN ................................. 142
satellietgebruik ................................................. 152
Instellen, weergeven sensor(en) ...................... 153
Sensor (kiezen) .................................................... 155
WEERGAVE HF STATUS ..................................... 156
Keuze gesproken berichten .................................. 158
Weergave telemetrie-data ....................................160
Programmeervoorbeelden
Inleiding ..................................................................... 170
Vleugelmodel
Eerste stappen ..................................................... 172
Invoegen van een elektro-aandrijving ................... 177
E-motor en Butterfly met K1-knuppel ............ 180
Bediening van klokken door K1-knuppel
of schakelaar SW 1 … 7 ....................................... 183
Parallel lopende servo’s ........................................ 184
Gebruik van vliegfasen ......................................... 185
Delta’s en staartloze modellen .................................. 186
Helikoptermodel......................................................... 190
Aanhangsel
Aanhangsel ................................................................ 198
Conformiteitverklaring ................................................ 202
Garantiebewijs ........................................................... 203
Waarschuwingen en aanwijzingen in dit handboek
WAARSCHUWING:
De hierna volgende aanwijzingen moeten door de gebruiker in ieder geval opgevolgd
worden! Bij het niet opvolgen van de aanwij­zing kan de juiste functie van het apparaat worden beïnvloed en de veiligheid van de gebruiker en omstan­ders in gevaar worden gebracht.
LET OP:
De hierna volgende aanwijzingen moeten
door de gebruiker in ieder geval opgevolgd
worden! Het niet opvolgen van de aanwijzing kan schade, verlies van garantie enz. tot gevolg hebben.
Dit symbool ZONDER specifiek opschrift
benadrukt de daarnaast genoemde en
eventueel daaronder volgende aanwijzingen resp. tips, die door de gebruiker in ieder geval opgevolgd moeten worden! Elke onachtzaamheid ten aanzien van deze aanwijzingen en tips kan schade tot gevolg heb­ben.
Dit symbool benadrukt aanwijzingen en tips,
die door de gebruiker opgevolgd dienen te
worden.
Dit symbool benadrukt aanwijzingen m.b.t.
het onderhoud van het apparaat, die door de
P
gebruiker in ieder geval opgevolgd dienen te worden, om een lange levensduur van het apparaat te garanderen.
Aanwijzingenn voor de milieubescherming
Het symbool op het product, de gebruiks­aanwijzing of de verpakking wijst er op, dat
dit product aan het einde van zijn levensduur niet in het normale huishoudelijke afval mag belanden. Het moet bij een verzamelpunt voor de recycling van elektrische of elektronische producten worden afgege­ven. De toegepaste materialen zijn herbruikbaar. Door het hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu aanzienlijk gespaard.
Accu’s en batterijen moeten uit het apparaat worden verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch Afval worden afgegeven. Informeert u zich bij uw ge­meente naar het desbetreffende verzamelpunt.
Accu’s en batterijen moeten uit het apparaat worden verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch Afval worden afgegeven.
Informeert u zich bij uw gemeente naar het desbetreffende verzamelpunt.
Dit handboek dient uitsluitend informatieve
doeleinden en kan zonder aankondiging
gewijzigd worden. De firma Graupner|SJ is niet aansprakelijk voor fouten of onnauwkeurigheden in dit handboek.
Inhoudsopgave
3
Veiligheidsaanwijzingen
goed doornemen!
Waarschuwingen en aanwijzingen rond de veiligheid
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Ook moet u uw Graupner/SJ HoTT-produc­ten direct online registreren. De link bereikt u via: www. graupner.de => Service => Produktregistrierung. Alleen op deze manier krijgt u automatisch via e-mail actuele informatie over uw product.
Wanneer u op het gebied van radiobestuurde model­vliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent, moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te worden.
GEBRUIKSDOEL
LET OP:
Deze radiobesturing mag alleen worden gebruikt voor het door de fabrikant
beoogde doel, voor het gebruik in niet-mandragende radiobestuurde modellen. Een andersoortig gebruik is niet toegestaan en kan leiden tot schade aan de apparatuur en tot aanzien­lijke schade of letsel. Voor ieder onrechtmatig gebruik buiten deze bepalingen om kan daarom geen garantie worden gegeven of aansprakelijkheid worden aanvaard.
LET OP:
NIET GESCHIKT VOOR KINDEREN ON-
DER DE 14 JAAR ZONDER TOEZICHT VAN
EEN VOLWASSENE, WANT VEILIGHEID IS GEEN TOEVAL EN RADIOBESTUURDE MODELLEN
ZIJN GEEN SPEELGOED!
Ook kleine modellen kunnen door onvakkundig gebruik, maar ook door schuld van derden, aanzienlijke schade of letsel veroorzaken.
Deze handleiding is onderdeel van het product. Ze bevat belangrijke aanwijzingen
m.b.t. het gebruik van uw radiobesturing. Deze handleiding dient zorgvuldig bewaard en wanneer de zender verkocht zou worden aan de volgende gebrui­ker meegegeven te worden.
Het niet opvolgen van de handleiding en de
veiligheidsaanwijzingen leidt tot verlies van
garantie.
Verdere aanwijzingen en waarschuwingen
Technische defecten van elektronische of mechanische aard kunnen leiden tot onvoorzien starten van de motor en/of het rondvliegen van onderdelen, die u aanzienlijk kunnen blesseren!
Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut vermeden worden! Door kortsluiting kunnen niet alleen delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar afhankelijk van de energievoorraad van de accu bestaat er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar.
Propellers, rotors van helikopters en in het algemeen alle onderdelen, die door een motor worden aangedre­ven, zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij mogen door geen enkel lichaamsdeel of voorwerp worden aan­geraakt. Een snel draaiende propeller bv. kan een vinger afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende propellers of andere draaiende delen!
Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op in het gebied van de propeller of schroef!
Let er ook tijdens het programmeren op, dat een aan-
gesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk gaat lopen. Onderbreek eventueel de brandstofvoorzie­ning resp. maak de aandrijfaccu los.
Beschermt u alle onderdelen tegen stof, vuil, vocht, trillingen en andere invloeden van buiten af. Vermijd overmatige hitte en koude, evenals stoot- en drukbe­lasting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale” buitentemperaturen worden gebruikt, d.w.z. in een bereik van –15 °C tot +55 °C.
Vermijd stoot- en drukbelasting. Controleert u de appa­ratuur voortdurend op beschadigingen aan de behuizing en de kabels. Beschadigde of nat geworden apparaten, zelfs wanneer ze opgedroogd zijn, niet meer gebruiken!
Alleen door ons aanbevolen componenten en accessoi­res mogen gebruikt worden. Gebruikt u altijd alleen bij elkaar behorende, originele Graupner|SJ stekkers van dezelfde constructie en hetzelfde materiaal.
Let u er op bij het plaatsen van de kabels, dat deze niet strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook scherpe randen en kanten zijn altijd een gevaar voor de isolatie.
Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit aan de kabels lostrekken.
Er mogen geen veranderingen aan de apparaten worden aangebracht, anders verliest u iedere garantie en aanspraken bij uw verzekering. Stuur eventueel het desbetreffende apparaat aan de Graupner|SJ-service­dienst, zie bladzijde 203.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie
De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het vliegtuigmodel achter een sterke spant resp.
in het auto- of scheepsmodel tegen stof en water
Veiligheidsaanwijzingen
4
beschermd, geplaatst. Verpak de ontvanger echter niet luchtdicht, zodat hij tijdens het gebruik niet te warm wordt.
De ontvanger mag op geen enkele plek direct tegen het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en schokken meteen aan de ontvanger zouden worden doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstal­latie in een model met verbrandingsmotor, alle delen altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen of olieresten kunnen binnendringen. Dit geldt vooral voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/ UIT-schakelaar.
De ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en de ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ont­vanger komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstof­pompen, allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen!
Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving van de antenne zich tijdens het vliegen niet kunnen bewegen!
Positie van de ontvangerantennes
De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de anten­nes in ieder geval minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel moeten de ca. 145 mm lange standaardan­tennes van de HoTT-ontvangers vervangen worden door
langere exemplaren.
De uitrichting van de antenne(s) is niet kritisch. Voorde­lig is echter een verticale (staande) montage van de ont­vangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten opzichte van de eerste antenne staan, en moet de ruimtelijke afstand tussen de actieve uiteinden het liefst groter dan 125 mm zijn.
Inbouw van de servo’s
Servo’s altijd met de bijgevoegde trillingsdempende rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde trillingen enigermate beschermd, zie ook “Aanwijzin­genn bij de installatie” op bladzijde 40.
Inbouwen van stuurstangen
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stop­pen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld, dat de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire positie worden gebracht.
Let er op dat geen metalen delen bv. door het uitslaan van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen elkaar schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen, die de ontvanger storen.
Uitrichten zenderantenne
In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne van de zender op het model te ‘richten’, om de ont­vangstsituatie te verbeteren.
Bij gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naastge­legen kanalen moeten de bestuurders in een los groepje bij elkaar staan. Bestuurders, die zich niet aan deze regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als die van anderen in gevaar.
Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobestu­ring dichter dan 5 m bij elkaar staan kan dit echter leiden tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een waarschuwingsmelding m.b.t. de reikwijdte. Vergroot de afstand, totdat de waarschuwing uitgaat.
Controle voor de start Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van
zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair staat.
Altijd eerst de zender aanzetten,
dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten,
dan pas de zender.
WAARSCHUWING:
Wanneer deze volgorde niet aangehou­den wordt, dus de ontvanger aan staat en
de bijbehorende zender nog op “UIT”, dan kan de ontvanger door andere zenders, storingen enz. signalen oppikken. Het model voert ongecon­troleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan personen of goederen veroorzaken.
Met name voor modellen met een mechanische gyro geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken
van de energievoorziening er voor zorgen dat de motor niet onbedoeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning op, dat de ontvanger in de veronderstelling is gel-
Veiligheidsaanwijzingen
5
Veiligheidsaanwijzingen
dige gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor per ongeluk gaan draaien!
Reikwijdte- en functietest
Vóór iedere start de correcte functie en reikwijdte controleren. Maak het model voldoende vast en let er op, dat er zich geen
personen direct voor het model bevinden.
Voer op de grond een complete functietest en een simulatie van de vlucht uit, om fouten in het systeem of de programmering van het model uit te sluiten. Let ook op de aanwijzingen op bladzijde 91.
WAARSCHUWING:
Wanneer de reikwijdte- en functietest en de vliegsimulatie niet uitvoerig en gron-
dig worden uitgevoerd, kan dit leiden tot onverwachte functiestoringen en/of uitval van de ontvangst, wat bv. een controleverlies of zelfs tot neerstorten van het model kan veroorzaken, wat aanzienlijke schade of letsel tot gevolg kan hebben.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automo­dellen
WAARSCHUWING:
in gevaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van hoogspanningsleidingen of in de buurt van slui­zen en openbare scheepsvaart. Gebruik uw mo­del ook niet op openbare straten, wegen en plei­nen etc. U kunt daardoor schade veroorzaken of in het ergste geval mensen in gevaar brengen.
• Schakel de zender tijdens het gebruik nooit uit!
Veiligheidsaanwijzingen
6
Vlieg nooit over toeschouwers of an­dere piloten heen. Breng nooit dieren, toeschouwers of andere bestuurders
Wanneer dit zou voorkomen moet u kalm blijven en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit en de zender dus helemaal afgeschakeld is. Scha­kel de zender dan pas weer in. Anders loopt u het gevaar dat de zender direct na het uitschakelen “blijft hangen” en u daardoor de controle over het model helemaal verliest. Een opnieuw in bedrijf nemen van de zender is dan alleen mogelijk door hem uit te zetten en dan de hierboven beschre­ven procedure te herhalen.
Slepen van een model
WAARSCHUWING:
Let er bij het slepen van een model op dat er een minimale afstand van ca. 50 cm.
tussen de beide ontvangers resp. hun antennes is. Gebruik eventueel HoTT-ontvangers als satelliet-ontvanger, anders zijn storingen via het terugkoppelings-kanaal niet uit te sluiten.
Controle zender- en ontvangeraccu
Wanneer bij een lager wordende accuspan-
ning de aanwijzing “Accu moet geladen
worden!!” op het display verschijnt en er een hoorbaar alarm klinkt, moet u direct stoppen en de zenderaccu opladen.
Controleert u regelmatig de toestand van de accu’s, met name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegin­gen van de servo’s merkbaar langzamer zijn geworden! Vervang opgebruikte accu’s op tijd.
Let u steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s nooit zonder toezicht opladen. Probeer nooit droge batterijen op te laden. Er bestaat acuut explosiegevaar.
Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgela-
den. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de bana­nenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers van het laadapparaat aan de laadbussen van zender en ontvangeraccu bevestigen.
Haalt u altijd de accu’s uit uw model, wanneer u deze langere tijd niet meer gebruiken wilt. Gebruik nooit defecte of beschadigde accu’s resp. accu’s met verschil­lende typen cellen, een mix van oude en nieuwe cellen of cellen van een verschillend fabricaat.
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de inwendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk af, daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude weersomstandigheden. Vaak opladen of gebruik van accu-onderhoudsprogramma’s kan langzaam leiden tot capaciteitsvermindering. De stroombronnen moeten om de 6 maanden gemeten en op voldoende capaciteit gecontroleerd worden, en bij een duidelijk verminderd prestatieniveau worden vervangen. Koop alleen origine­le Graupner|SJ-accu’s.
Ontstoren van elektromotoren
Alle conventionele elektromotoren veroorza­ken tussen collector en borstels vonken die de radiobesturing kunnen storen.
Met name in modellen met elektroaandrijving moet iede­re motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Ontstoor­filters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een radio­besturinginstallaties altijd worden ingebouwd.
Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en montagehandleiding van het model.
Verdere details w.b. ontstoorfilters vindt u in de Graup- ner|SJ-hoofdcatalogus FS of op internet onder www. graupner.de.
Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel
Best.-Nr. 1040
Het servo-ontstoorfilter is bij toepassing van kabels van meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische gevallen kan een tweede filter worden toegepast.
Toepassing van elektronische snelheidsregelaars
De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar hangt af van het vermogen van de gebruikte elektromo­tor.
Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te voorkomen, moet de continue belastbaarheid van de regelaar minstens de helft van de maximale motor-blok­keerstroom bedragen.
Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tu­ning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun nominale stroom opnemen en daardoor de regelaar kunnen verwoesten.
Elektronische ontstekingen
Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroor­zaken storingen, die de functie van de radiobesturing negatief kunnen beïnvloeden.
Elektrische ontstekingen moeten daarom altijd uit een aparte accu worden gevoed.
Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en afgeschermde bougiekabels.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in.
Statische lading
WAARSCHUWING:
De functie van een zender wordt door de bij blikseminslag ontstane magnetische
golven gestoord, ook wanneer het onweer nog kilometers ver weg is. Daarom bij naderend onweer direct stoppen met vliegen! Door statische lading via de antenne kan levensgevaar ontstaan!
Let op het volgende:
apparatuur een afstand tussen de antenne van de installatie en personen van minimaal 20 cm of meer aanwezig zijn. Een gebruik op een kleinere afstand wordt daarom niet aanbevolen.
• Om storende invloeden van de elektrische eigen-
schappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden, moet u er op letten dat er zich geen andere zender op een afstand van minder dan 20 cm bevindt.
• Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de
ontvangerkant een correcte programmering van de landeninstelling. Dit is nodig om aan diverse richt­lijnen, FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de handleidingen bij de zender en ontvanger.
• Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en
reikwijdtetest uit met een vliegsimulatie, om fouten in het systeem of de programmering uit te sluiten.
• Programmeer de zender of ontvanger niet wanneer u
het model bestuurt.
Om aan de FCC-eisen w.b. de HF-afstra­ling van mobiele zendapparatuur te voldoen, moet bij het gebruik van de
Onderhoud
Reinig de behuizing, telescoopantenne etc. nooit met schoonmaakmiddelen, benzine,
P
water e.d., maar uitsluitend met een droge,
zachte doek.
Componenten en accessoires
LET OP:
De firma Graupner|SJ GmbH als fabrikant adviseert om alleen componenten en acces-
soires te gebruiken die door de firma Graup- ner|SJ getest zijn op deugdelijkheid, functie en veiligheid en vrijgegeven zijn. De Fa. Graupner/SJ neemt in dit geval de verantwoordelijkheid voor dit product voor u ove r.
De fa. GRAUPNER neemt geen verantwoordelijkheid voor producten of accessoires van andere fabrikan­ten en kan ook niet van ieder merkvreemd product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico kan worden toegepast.
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding
Dit handboek dient alleen ter informatie en kan zonder aankondiging worden gewijzigd. De firma Graupner|SJ GmbH is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor fouten resp. onnauwkeurigheden die misschien in dit handboek staan.
Zowel de toepassing van de montage-instructies en handleiding , als ook de voorwaarden en methoden voor de installatie, gebruik en onderhoud van de radiobe­sturingcomponenten kunnen door de Fa. Graupner|SJ GmbH niet gecontroleerd worden. Daarom neemt de Fa. Graupner|SJ GmbH geen enkele aansprakelijkheid op zich voor verliezen, schades of kosten, die resulteren
Veiligheidsaanwijzingen
7
Veiligheidsaanwijzingen
uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee samenhangen.
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting van de Fa. Graupner|SJ GmbH tot schadevergoeding , uit welke rechtsgrond dan ook, beperkt tot de geldwaar­de van de direct schadeveroorzakende producten van de Fa. Graupner|SJ GmbH. Dit geldt niet, indien de Fa. Graupner|SJ GmbH volgens dwingende wettelijke eisen wegens opzet of nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk kan worden gesteld.
Om altijd op de hoogte te zijn van belangrijke soft­ware-updates moet u zich daarom registreren onder https://www.graupner.de/de/service/produktregistrie­rung.aspx. Alleen zo wordt u via e-mail op de hoogte gehouden van nieuwe updates.
Veiligheidsaanwijzingen
8
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Nikkel-Metaal-Hydride accu’s
Zoals bij alle technisch hoogwaarde producten is het absoluut noodzakelijk om de onderstaande veiligheids­voorschriften en aanwijzingen op te volgen om lang en veilig plezier van uw accu’s te hebben.
Veiligheidsaanwijzingen
LET OP:
daarom zó dat kinderen er niet bij kunnen komen.
• Vóór ieder gebruik de toestand van de accu’s contro­leren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s niet meer gebruiken.
• Cellen/accu’s mogen alleen gebruikt worden bin­nen de grenzen, zoals deze voor het accutype zijn gespecificeerd.
• Accu’s/cellen niet verhitten, verbranden, kortslui­ten of met een te hoge of verkeerd aangesloten stroom laden.
• Accu’s van parallel geschakelde cellen, combi­naties van oude en nieuwe cellen, cellen van ver­schillend fabricaat, formaat, capaciteit, fabrikant, merken of celtype mogen niet worden gebruikt.
• Een in het apparaat ingebouwde accu uit het appa­raat verwijderen wanneer deze niet wordt gebruikt. Apparaten na het gebruik uitzetten, om een te diep ontladen te voorkomen. Accu’s altijd op tijd opladen.
• De te laden accu moet tijdens het laadproces op een onbrandbare, hittebestendige en niet geleidende ondergrond leggen! Hou ook brandbare of licht ont­vlambare stoffen ut de buurt van de laadopstelling.
• Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opge­laden. De voor het celtype aangegeven maximale
Accu’s en losse cellen zijn geen speel­goed en mogen daarom niet binnen het bereik van kinderen komen. Bewaar ze
snellaadstroom mag niet worden overschreden.
• Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt dan 60 °C moet het laden direct worden afgebroken en de accu afkoelen tot ca. 30 °C.
• Nooit reeds geladen, hete of niet geheel lege accu’s opladen.
• Wijzig niets aan de accu’s. Nooit direct aan de accu’s solderen of lassen.
• Bij een foutief gebruik bestaat brand- of explosie­gevaar. Accu’s kunnen ook bijtende zuren bevatten. Geschikte blusmiddelen zijn een blusdeken, CO brandblusser of zand.
• Vrijkomend elektrolyt is bijtend, niet in contact laten komen met handen of ogen. In geval van nood direct met veel water uitspoelen en een arts raadplegen.
• De ventielopeningen van de cellen mogen nooit ge­blokkeerd of gedicht worden, bv. door soldeertin. Bij het solderen mag de soldeertemperatuur van max. 220 °C niet langer dan 20 sec. worden toegepast.
• Om een vervorming te voorkomen mag er geen grote mechanische druk plaatsvinden.
• Bij een eventueel overladen van de accu’s las volgt te werk gaan:
Maak de accu gewoon los en leg deze op een on­brandbare ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld is. Hou de accu nooit in de hand, om het risico van een explosie te vermijden.
• Let op de voorschriften voor het laden en ontladen van de accu’s.
Algemene aanwijzingen:
De capaciteit van uw accu wordt met elke lading/ontlading kleiner. Ook het gedurende langere tijd opslaan kan leiden tot een
2
vermindering van de capaciteit van de accu.
Accu’s opslaan
Een opslaan gedurende langere tijd moet alleen plaats­vinden in een niet geheel ontladen toestand in een dro­ge ruimte bij een temperatuur van +5 °C tot +25 °C. De celspanning moet ook bij een opslaan over een langere periode niet onder 1,2 V komen.
Balanceren van de individuele accucellen
• Om de cellen van een nieuwe accu te balanceren moet u deze via de zogenaamde normale lading naar de maximale laadtoestand brengen. Als vuistregel geldt in dit geval dat een lege accu 12 uur lang met een stroom van één tiende van de opgedrukte ca­paciteit geladen wordt (“1/10 C”-methode). De cellen zijn dan allemaal even vol. Een dergelijk balanceren dient bij elke 10e lading herhaald te worden, zodat de cellen op elkaar afgestemd blijven en de levensduur maximaal is.
• Wanneer u de mogelijkheid heeft om cellen individu­eel te laden moet u deze optie bij elke lading benut­ten. Verder moet het accupack tot een individuele celspanning van 0,9 V per cel worden ontladen. Dit is bijv. bij het in de zender gebruikte pack van 4 cellen een ontlaad-eindspanning van 3,6 V.
Lading
Laden is alleen toegestaan met de gespecificeerde stromen, laadtijden, temperatuurgrenzen en onder voortdurend toezicht. Wanneer u niet over een geschikt snellaad-apparaat beschikt waarvan de laadstroom pre­cies kan worden ingesteld moet de accu via de normale lading volgens de 1/10 C-methode worden geladen, zie voorbeeld hierboven.
Zenderaccu’s moeten vanwege de verschillende
Veiligheidsaanwijzingen
9
laadtoestanden van de cellen altijd, indien mogelijk, met 1/10 C worden geladen. De laadstroom mag echter nooit groter zijn dan de waarde die in de handleiding van de zender wordt genoemd!
Snellading
Uw laadapparaat deze mogelijkheid heeft moet u de Deltapeak-afschakelspanning op 5 mV per cel instellen. De meeste laadapparaten zijn echter vast op 15 … 20 mV per cel ingesteld en kunnen daardoor zowel voor Ni-Cd-accu’s als voor Ni-MH-accu’s worden gebruikt. Raadpleeg in geval van twijfel de handleiding of infor­meer bij uw winkelier, of uw apparaat geschikt is voor Ni-MH-accu’s. In geval van twijfel laadt u de accu’s met de helft van de aangegeven maximale laadstroom.
Ontlading
Alle door Graupner|SJ en GM-Racing aangeboden accu’s zijn, afhankelijk van het accutype, geschikt voor een maximale stroombelasting van 6 … 13 C (let op de specificaties van de fabrikant!). Hoe hoger de belasting, des te lager is de levensduur.
• Gebruik de accu tot het vermogen minder wordt resp. de waarschuwing voor onderspanning klinkt.
LET OP:
De celspanning mag bij een langer opslaan niet onder de 1,2 V komen. Eventueel moet u de accu vóór het
opslaan opladen.
• Reflexladen en ook laad-/ontlaadprogramma’s verkorten de levensduur van de accu’s onnodig en moeten alleen worden gebruikt om de accucellen te controleren of oude cellen “nieuw leven in te blazen”. Ook het laden/ontladen van een accu voor gebruik heeft geen zin, behalve wanneer u de kwaliteit ervan
Veiligheidsaanwijzingen
10
wilt checken.
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s
Elke consument is wettelijk verplicht om alle verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te leveren.
Een verwijdering via het huisvuil is verboden. Oude batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de gemeente, bij onze handelaren en overal, waar batterij­en en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden. U kunt de door ons geleverde accu’s na gebruik, maar wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het volgende adres:
Graupner|SJ GmbH Service: Gebrauchte Batterien Henriettenstrasse 96
D-73230 Kirchheim unter Teck
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage aan de bescherming van het milieu!
WAARSCHUWING: Beschadigde accu’s moeten soms speciaal worden ingepakt bij verzending, omdat ze soms heel giftig zijn!!!!
Voor uw aantekeningen
11
mz-12 radiobesturingstechnologie van de nieuwste generatie
Het HoTT (Hopping Telemetry Transmission)-protocol met bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger op de 2,4-GHz-ISM-band is de synthese van knowhow, engineering en wereldwijde tests door profes­sionele piloten.
Gebaseerd op de al in 1997 geïntroduceerde Graupner/ JR-computer-radiobesturingset mc-24 werd de radio- besturingset mz-12 hoTT speciaal voor de beginner ontwikkeld. Desondanks kunnen alle gangbare model­typen met maximaal 6 stuurfuncties probleemloos met de mz-12 HoTT worden bestuurd, of dit nu vliegtuig-, helikopter-, scheeps- of automodellen zijn.
Met name bij vliegtuig- en helikoptermodellen zijn er vaak gecompliceerde mixerfuncties voor de roer- resp. tuimelschijffuncties nodig. Dankzij de computertechno­logie kan de zender mz-12 HoTT met een “druk op de knop” aan de verschillende eisen van zo’n model worden aangepast. Kies alleen in het programma van de zender het desbetreffende modeltype uit, en de software stelt alle benodigde mixer- en koppelfuncties automatisch ter beschikking. In de zender zijn daarom geen aparte modulen voor de realisatie van complexe mixerfuncties meer nodig, en in het model vervallen alle mechanische mixerconstructies. De mz-12 HoTT biedt een maximum aan veiligheid en betrouwbaarheid.
De software is duidelijk gestructureerd. Qua functie samenhangende opties zijn inhoudelijk overzichtelijk en eenvoudig georganiseerd.
De mz-12 HoTT biedt 20 modelgeheugenplaatsen. In iedere modelgeheugenplaats kunnen ook nog vliegfa­sen-specifieke instellingen worden vastgelegd, die het u mogelijk maken om bijvoorbeeld verschillende parame­ters voor verschillende vliegtaken via een “druk op de knop” op te roepen.
Het grote grafische display maakt een overzichtelijke en eenvoudige bediening mogelijk. De grafische weergave van de mixers enz. is buitengewoon duidelijk.
De beginner raakt door de duidelijke en overzichtelijke programmastructuur snel vertrouwd met de verschillen­de functies. Met de links en rechts van het contrastrijke display geplaatste vier-weg-toetsen voert de gebruiker zijn instellingen in en leert zo heel snel om alle opties die voor zijn radiobestuurde model nodig zijn te benut­ten.
Het Graupner|SJ HoTT protocol maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechni­sche gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter – zoals dat altijd al het geval was – de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen afspraken over de frequenties meer nodig zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat bv. bij hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme veiligheidswinst.
Het geïntegreerde »Telemetrie«-menu maakt het mogelijk om eenvoudig gegevens te verzamelen en de HoTT-ontvanger te programmeren. Op deze manier kun­nen bijvoorbeeld ontvangeruitgangen worden gemappt, stuurfuncties over meerdere servo’s worden verdeeld en ook uitslagen en draairichtingen van de servo’s op elkaar afgestemd of begrensd worden.
In dit handboek wordt ieder menu uitvoerig beschreven. Tips, veel aanwijzingen en programmeervoorbeelden vullen de beschrijvingen aan, net als de uitlag van
modelbouwspecifiek jargon zoals stuurelement of Dual Rate, Butterfly enz. In het aanhangsel vindt u verdere informatie over het HoTT-systeem. Het handboek wordt afgesloten met de conformiteitverklaring en het garantie­bewijs van de zender.
Let op de veiligheidsaanwijzingen en technische voor­schriften. Lees de handleiding aandachtig door en test alle functies vóór gebruik door de servo’s aan de ontvanger aan te sluiten. Let daarbij wel op de aanwij­zingen op bladzijde 22. Zo leert u in een korte tijd de belangrijkste bedieningsstappen en functies van de mz-12 HoTT kennen.
Ga op een verantwoorde wijze met uw radiobestuurde model om, zodat u uzelf en anderen niet in gevaar brengt.
Het Graupner|SJ-team wenst u veel plezier en succes toe met uw mx-12 HoTT-radiobesturing van de nieuw­ste generatie.
Kirchheim-Teck, februari 2014
12
Inleiding
Computersysteem mz-12
6-kanaals radiobesturing met 2,4 GHz Graupner/SJ HoTT-technologie (Hopping Telemetry Transmission)
• Microcomputer-radiobesturingssyteem met moderne 2,4 GHz Graupner/SJ HoTT-technologie
• Bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger
• Ultrasnelle reactietijden door directe en betrouwbare transfer van de data van de hoofdprocessor naar de
2.4-GHz-HF-module
• Maximale ongevoeligheid tegen storingen door geoptimaliseerde frequentie-hopping over max. 75 kanalen en brede kanaalspreiding
• Intelligente data-overdracht met correctiefunctie
• Meer dan 200 systemen tegelijkertijd te gebruiken
• 7 verschillende talen: wissel tussen Duits, Engels, Frans, Nederlands, Italiaans en Spaans en Tsje­chisch op elk moment via software-update mogelijk
• »Telemetrie«-menu voor de weegave van teleme­trie-data en de programmering van de als optie aan te sluiten sensoren en ontvangeruitgangen
• Talrijke programmeer- en actuele gegevens via te­lemetrie direct op het display van de zender zichtbaar
• Gesproken aanwijzingen via hoofdtelefoon
• Servo-cyclustijden voor digitale servo’s van 10 ms naar keuze
• Korte antenne, omklapbaar
• Bediening en programmering gebaseerd op de beproefde concepten van mc-18 tot mc-24
• Contrastrijk blauw verlicht grafisch display biedt een perfecte controle van de instelparameters zoals
Hoge betrouwbaarheid van de Graupner/SJ HoTT-technologie door bidirectionale communica­tie tussen zender en ontvanger met geïntegreerde telemetrie en ultrasnelle reactietijden.
Programmering door vereenvoudigde programmeer­techniek met vier-weg-toetsen.
Contrastrijk, 8-regelig blauw verlicht grafisch dis­play voor de perfecte weergave van alle instelpara­meters en telemetrie-data.
bijvoorbeeld modeltype, modelgeheugen, klokken en de accuspanning
• Functie-encoder met twee vier-weg-toetsen voor een eenvoudige programmering en exacte instelling
• Key-Lock functie tegen abusievelijk bedienen
Beschrijving radiobesturingset
13
Computer System mz-12
6-Kanal-Fernlenkset in 2,4 GHz Graupner|SJ HoTT-Technologie (Hopping Telemetry Transmission)
• 3 vliegfasen programmeerbaar
• 20 modelgeheugens met opslag van alle modelspeci­fieke programma- en instelparameters
• 5 schakelaars (2 drie-standen-schakelaars, 2 twee-standen-schakelaar en 1 druktoets) en 1 pro­portionele draaiknop standaard ingebouwd en vrij te gebruiken
• Vrije toewijzing van alle schakelaars aan scha­kelfuncties door eenvoudig omzetten van de gewens­te schakelaar
• Modern back-upsysteem voor opslag van de model­geheugens zonder lithiumbatterij
• 6 stuurfuncties met vereenvoudigde toewijzing van bedieningselementen voor extra functies, zoals schakelaars en proportionele stuurelementen maken een hoog bedieningscomfort mogelijk
• Comfort-mode-selector voor het eenvoudig omscha­kelen van de stuurknuppelmodus 1 … 4 (gas links/ rechts enz.).
Alle bijbehorende instellingen worden automatisch meegenomen
• Grafische servo-positieaanduiding voor een snel, eenvoudig overzicht en voor het testen van de servo-uitslagen
• Verwisselen van zenderuitgangen
• Omvangrijke programma’s voor vliegtuig- en helikop­termodellen:
Vleugelmenu voor 1 rolr., 1 rolr. + 1 welfkl., 2 rolr, 2 rolr.+ 1 of 2 welfkl., V-staart, Delta/staartloos, 2 hoog­teroerservo’s
Vleugelmix: rolr.diff, welfkl.diff., rolr. richtingsr., rolr. welfkl., rem hoogter., rem welfkl., rem rolr., hoogter. welfkl., hoogter. rolr., welfkl.
Beschrijving radiobesturingset
14
hoogter., welfkl. rolr. en diff. reductie
Heli-menu voor: 1-, 2-, 3-, en 4-puntsaansturing (1sv, 2sv, 3sv (2 roll), 3 sv (140°), 3sv (2 nick), 4sv (90°))
• 5 vrije lineaire mixers
• Tuimelschijf-limiter
• Servo-verstelling +/-150 % voor alle servo-uitgangen, apart instelbaar per kant (Single Side Servo Throw)
• Sub-trim met een bereik van ±125 % voor het instel­len van de middenpositie van alle servo’s
• Servo-Reverse (servo-omkeer) voor alle servo’s programmeerbaar
• DUAL RATE/EXPO-systeem per vliegfase apart in te stellen, omschakelbaar tijdens het vliegen
• Stopwatches/Countdown-timer met alarmfunctie
• Kopieerfunctie voor modelgeheugens
• Omschakelbare aansluiting, keuze tussen hoofd­telefoon- en DSC-functie voor gebruik van een hoofdtelefoon resp. vliegsimulator of een leraar-/ leerlingsysteem
Algemene HoTT-kenmerken
• Maximale storingsongevoeligheid door geoptimali­seerd frequentie-hopping en brede kanaalspreiding
• Intelligente data-overdracht met correctie-functie
• Meer dan 200 systemen tegelijkertijd te gebruiken
• Telemetrie-weergave in realtime
• Alle componenten kunnen geüpdatet worden
• Eenvoudig en extreem snel binden van zender en ontvanger
• Binden van meerdere ontvangers per model in paral­lelle modus mogelijk
• Extreem snel re-binding ook bij maximale afstand’
• Satellietgebruik van twee ontvangers via speciale
kabelverbinding
• Reikwijdte test- en waarschuwingsfunctie
• Waarschuwing op display bij te lage ontvangerac­cu-spanning
• Extreem breed bereik w.b. de bedrijfsspanning van 3,6 V tot 8,4 V (werkend tot 2,5 V)
• Fail Safe
• Vrije kanaaltoewijzing (Channel Mapping), mixerfunc­ties en alle servo-instellingen kunnen in het »Tele- metrie«-menu geprogrammeerd worden
• Tot max. 4 servo’s kunnen als blok met een servo-cy­clustijd van 10 ms tegelijkertijd worden aangestuurd (alleen digitale servo’s!)
De set Best.-Nr. S1002.NL bevat Microcomputer-zender mz-12 HoTT, bidirectionale
Graupner|SJ ontvanger GR-16 HoTT Best.-Nr. 33508, 4 batterijen type AA, batterijhouder, zenderriem en handboek
Aanbevolen laadapparaten (toebehoren)
geschikt voor volgende ac-
cutypen
Best.-Nr.
omschrijving 6411 Ultramat 8 x x x x x 6463 Ultramat 12 plus x x x x x x 6464 Ultramat 14 plus x x x x x x x 6466 Ultra Trio plus 14 x x x x x x x 6468 Ultramat 16S x x x x x x x 6469 Ultra Trio Plus 16 x x x x x x 6470 Ultramat 18 x x x x x x x 6475 Ultra Duo Plus 45 x x x x x x 6478 Ultra Duo Plus 60 x x x x x x x 6480 Ultra Duo Plus 80 x x x x x x
Voor het opladen is tevens voor de zender de laadkabel Best.-Nr. 3022 en voor de ontvangeraccu de laadkabel Best.-Nr. 3021 nodig.
Meer laadapparaten en details hierbij vindt u in de Graupner|SJ hoofd­catalogus FS en op Internet onder www.graupner.de.
aansl. 230 V AC
aansl. 12 V DC
NiCd
NiMH
LiPo
loodaccu
Technische gegevens zender mz-12 HoTT
Frequentieband 2,4 … 2,4835 GHz
Modulatie FHSS
Zendvermogen 100 mW EIRP
Stuurfuncties 6 functies, waarvan 4 trimbaar
Temperaturbereik -10 … +55 °C
Antenne Omklapbaar
Bedrijfsspanning 3,4 … 6 V
Stroomverbruik ca. 180 mA
Afmetingen ca. 190 x 185 x 90 mm
Gewicht ca. 700 g met batterijen
geïntegr. balancer
Toebehoren
Best.-Nr. omschrijving
1121 omhangriem, 20mm breed 70 omhangriem, 30mm breed 3097 windkap voor handzender
leraar-/leerling-kabel voor mz-12 HoTT
zie bladzijde 133
Onderdelen
Best.-Nr. omschrijving
33800 zenderantenne HoTT
Technische gegevens ontvanger GR-16 HoTT
Best.-Nr. 33508
Bedrijfsspanning 3,6 … 8,4 V*
Stroomverbruik ca. 70 mA
Frequentieband 2,4 … 2,4835 GHz
Modulatie FHSS
Antenne Diversity-antennes,
2 x ca. 145 mm lang, ca. 115 mm gekapseld en ca. 30 mm actief
Aan te sluiten servo’s 8
Aan te sluiten sensoren 1
Temperaturbereik ca. -10 … +55 °C
Afmetingen ca. 46 x 21 x 14 mm
Gewicht ca. 12 g
* De opgave voor de toegestane bedrijfsspanning geldt alleen voor
de ontvanger! Let er in dit verband op dat de ingangsspanning van de ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen wordt door­gegeven, terwijl de toegestane spanning Voor de meeste servo’s, toerenregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6 Volt bedraagt!
Meer toebehoren zie aanhangsel of op internet onder www.graupner.de. Uw detailhandelaar helpt u graag verder.
Beschrijving radiobesturingset
15
Aanwijzingenn bij het gebruik
Stroomvoorziening van de zender
De zender mz-12 HoTT wordt standaard geleverd met een batterijhouder en een set NIET OPLAADBARE batterijen. Let bij het
bevestigen van deze batterijen, van andere batterijen of accu’s altijd op een goed contact. Onderbrekin-
gen – ook heel korte – van de stroomvoorziening van de zender kunnen, wanneer u een model bestuurt, in het ergste geval leiden tot verlies van het model of eventueel nog meer schade.
De spanning van de zenderstroomvoorizneing kan tijdens het zenden op het LCD-display gecontroleerd worden. Bij het onderschrijden van een in de regel “waarschuwingsdrempel accu” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde 124, instelbare spanning klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal en op het display verschijnt de melding:
0.0V
M-01
3:21
Uiterlijk op dat moment moet u direct stoppen met zenden en de accu weer opladen!
Aanwijzing:
Let ook op de instelling van het juiste accutype in het menu »Algemene instellin-
gen«, bladzijde 124! Standaard moet hier
NiMH ingesteld zijn.
Aanwijzingen bij het gebruik
16
Accu moet
geladen
4
worden !!
NR
0:00 0:00
Inleggen en verwisselen van de zenderbatterijen
Om de zenderbatterijen uit de zender te halen moet u eerst het deksel van het batterijvak op de achterkant van de zender naar beneden schuiven en verwijderen:
Verwijder daarna de verbruikte batterijen uit de batterij­houder resp. vervang deze door nieuwe.
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
Deze klok wordt automatisch naar de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij opnieuw aanzetten van de zender de spanning van de stroomvoorziening, bijv. door het vervangen van de batterijen, aanmerkelijk hoger dan daarvoor is; de klok telt de totale gebruikstijd van de zender vanaf dit tijdstip weer.
0.0V
M-01
5.5V
0:00h
Laden een eventueel aanwezige zenderaccu
Eventueel kunt u in plaats van batterijen oplaadbare NiMH-accucellen in de batterijhouder aanbrengen. Deze kunnen via de aan de achterzijde van de zender aanwe­zige laadaansluiting met een geschikt laadapparaat – bv. de als optie verkrijgbare mx-lader Best.-Nr. 33116.2 (5,6 V/200 mA) – worden opgeladen.
Als vuistregel geldt dat een lege accu 12 uur met een stroom in de hoogte van één tiende van de opgedrukte capaciteit wordt opgeladen. In het geval van de stan­daard zenderaccu en de meegeleverde oplader zijn dat 200 mA. U moet er wel zelf voor zorgen dat het laadpro­ces op de juiste tijd wordt beëindigd …
Gebruik nooit laadapparaten of netvoedingen van ander fabricaat of apparaten, die voor andere accutypes zijn bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en eventuele foutieve polariteit van de stekker, zie hieronder, kunnen immense schade veroorzaken. Voorzie de stekkerlader eventueel van een passend opschrift om fouten uit te sluiten.
De zender moet tijdens het hele laadproces op “OFF” (UIT) gezet zijn. Nooit de zender, zolang deze nog met het laadapparaat verbonden is, aanzetten! Ook een heel korte onderbreking van het laadproces kan de laadspan­ning dusdanig laten stijgen, dat de zender door over­spanning direct beschadigd wordt. Let u daarom ook op een veilig en goed contact van alle stekkerverbindingen.
Stop vli.
NR
0:00 0:00
Let ook op de veiligheidsvoorschriften op de bladzijden 9 … 10.
Polariteit van de mz-12 HoTT-laadbus
De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit. Ge­bruik daarom alleen de originele GRAUPNER|SJ-laad­kabel met het Best.-Nr. 3022.
Laden met automatische laadapparaten
De laadbus is standaard via een diode beschermd tegen foutieve poling. Originele Graupner|SJ automatische laadapparaten herkennen desondanks de spannings­toestand van de accu. De laadstroom mag echter niet hoger zijn dan 1 A, omdat anders de diode en eventuele andere componenten beschadigd kunnen raken.
Stel eventueel uw snellaadapparaat volgens de handlei­ding in op een Delta-Peak spanningsverschil van 10 mV … 20 mV of vergelijkbaar, zodat deze geschikt is voor het laden van Ni-MH-cellen.
LET OP:
Verbind eerst de bananenstekkers met het laadapparaat en steek dan pas het
andere einde van de laadkabel in de laadbus van de zender. Verbind nooit de blanke uiteinden van een aangesloten laadkabel-aansluit­stekker met elkaar! Om schade aan de zender te vermijden mag de laadstroom in principe 1 A niet overschrijden. Begrens eventueel de stroom op het laadapparaat.
Aanwijzingen bij het gebruik
17
Stroomvoorziening van de ontvanger
Voor de stroomvoorziening van de ontvanger kunt u kiezen uit diverse 4- en 5-cellige NiMH-accu’s met verschillende capaciteit. Bij een gebruik van digitale servo’s adviseren we, een 5-cellige accu (6 V) van voldoende capaciteit te nemen. In het geval van een gemengd gebruik van analoge- en digitale servo’s moet u in ieder geval op de toegestane spanning van de servo’s letten. Voor een gestabiliseerde en instelbare stroomvoorziening van de ontvanger met 1 of 2 accu’s zorgt bv. de PRX-eenheid Best.-Nr. 4136, zie bladzijde 198 en verder.
Gebruik uit veiligheidsredenen geen batterij­houders en geen droge batterijen.
De spanning van de stroomvoorziening aan boord wordt tijdens het gebruik bij een bestaande telemetrie-verbin­ding rechts boven op het display van de zender weerge­geven:
5.1V
M-01
0:12h
Stop vli.
5.5V
NR
0:00 0:00
In het »Telemetrie«-menu, bladzijde 150, kan een waarschuwingsdrempel worden ingesteld, zodat er een optisch en akoestisch alarm afgaat wanneer de accuspanning onder een bepaalde waarde, standaard 3,8 V, komt.
Controleer de toestand van de accu’s regelmatig. Wacht niet met het laden van de accu’s, tot het alarm klinkt.
Aanwijzing:
Een totaaloverzicht van accu’s, laadappara­ten en meetapparatuur voor het testen van
stroombronnen vindt u in de Graupner|SJ hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www. graupner.de.
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-Nr. 3021 kan voor het laden direct met de ontvangeraccu verbonden worden. Is de accu in het model aangesloten via de stroomvoorzieningkabel Best.-Nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3, dan vindt het laden plaats via de in de schakelaar geïntegreerde laadbus resp. de aparte laadaansluiting. De schakelaar van de stroomvoorzieningkabel moet tijdens het laden op “UIT” staan.
polariteit zenderaccu-stekker
Algemene aanwijzingen bij het laden
Houdt u zich steeds aan de laadaanwij­zingen van de laadapparaat- en accufa­brikant.
• Let op de maximaal toegestane laadstroom van de
accufabrikant. Om schade aan de zender te voorko­men, mag de laadstroom echter normaal gesproken 1 A niet overschrijden! Begrenst u indien nodig de laadstroom aan het laadapparaat.
Moet de zenderaccu toch met meer dan 1 A worden geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de zen­der worden geladen. Anders riskeert u een bescha­digen van de zenderprint door overbelasting van de contactbanen en/of een oververhitting van de accu.
• Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakel­automaat van het laadapparaat uit te proberen. Dit geldt vooral, wanneer u de standaard ingebouwde NiMH-accu met een automatisch laadapparaat voor NiCd-accu’s wilt opladen. Pas eventueel de Delta-Peak-afschakelspanning aan, in zoverre het toegepaste laadapparaat over deze functie beschikt.
• Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudspro­gramma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor deze toepassing niet geschikt!
• Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat verbinden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu. Zo voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de blanke uiteinden van de laadkabel-stekker.
• Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van de accu controleren, deze eventueel vervangen of de laadstroom verkleinen.
• Laat u de accu’s tijdens het laden nooit zonder toezicht.
• Let op de aanwijzingen m.b. tot de veiligheid en de behandelingsvoorschriften vanaf bladzijde
9.
Aanwijzingen bij het gebruik
18
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Beide stuurknuppels kunnen traploos in de lengte worden versteld, om het sturen aan de gewoonte van de piloot aan te kunnen passen.
Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en maak door te draaien het bovenste deel los:
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna de greep weer bevestigen door het onderste en bovenste gedeel­te tegen elkaar in te draaien.
Zenderbehuizing openen
Lees zorgvuldig deze aanwijzingen, voordat u de zender opent. Wanneer u onervaren bent, adviseren we u om de hieronder beschreven handelingen door de Graup- ner|SJ-servicedienst te laten uitvoeren.
De zender moet alleen in de volgende gevallen worden geopend:
• als een neutraliserende stuurknuppel naar niet-neu­traliserend of een niet-neutraliserende stuurknuppel naar neutraliserend moet worden omgebouwd
• voor het instellen van de veerkracht van een stuurknuppel
Vóór het openen van de behuizing de zender uitzet­ten (Power-schakelaar op “OFF”).
Open het accuvak en maak de batterijhouder los, door deze aan een uiteinde op te tillen en voorzichtig aan het klittenband los te trekken. Maak daarna de aansluitstek­ker los en leg de batterijhouder apart.
Schroef de aan de achterzijde van de zender aange­brachte acht schroeven los met een kruiskopschroe­ven-draaier maat PH1, zie afbeelding:
plaatsing van de behuizingschroeven
Hou de beide behuizingdelen met de hand samen en laat deze 8 schroeven uit de zender vallen door deze eerst om te draaien. Pak de onderste schaal nu voor­zichtig op en klap deze naar onderen om, net zoals u een boek opent dat aan de onderkant ingebonden is.
LET OP:
geen geval beschadigd worden!
• Verander nooit wat aan de schakeling, omdat daardoor de garantie en ook de zendvergunning vervalt.
• Raak nooit de printen met metalen voorwerpen aan. Raak ook geen contacten met de vingers aan.
• Zet de zender nooit aan, wanneer de behuizing geopend is!
Bij het sluiten van de zender moet u er op letten, dat …
• … er geen kabels bij het samenvoegen van de scha­len beklemd raken.
• … de beide delen van de behuizing goed op elkaar passen. Nooit de beide delen met geweld samen­drukken.
• … de kortere en dunnere schroeven bij de hand­greep en de eveneens met dunnere pijlen aangege­ven schroeven bij de beide bovenste hoeken van de zender horen.
• … u de schroeven van de behuizing met gevoel in de al bestaande schroefdraadopeningen draait, zodat deze niet uitscheuren.
• … u vóór het bevestigen van de batterijbox deze weer op de in de behuizing aangegeven manier aan­sluit.
Meerdere kabels verbinden de onder­ste schaal met de elektronica in de bo­venste schaal. Deze verbinding mag in
Aanwijzingen bij het gebruik
19
afstelschroeven van remveren gas-/ remstuurknuppel, zie rechts
linker knuppel-
aggregaat
aanraken
zenderprint niet
zenderprint niet
aanraken
rechter knuppel-
aggregaat
omklapbare antenne
afstelschroeven
stuurknuppelterug-
stelling
Omzetten van de kruisknuppels
Neutralisering
Indien gewenst kan zowel de linker als de rechter stuurknuppel van neutraliserend naar niet-neutraliserend worden omgebouwd: zender zoals hierboven beschre­ven openen.
Voor het wisselen van de standaardinstelling van de stuurknuppel lokaliseert u op de volgende afbeelding de hier wit omcirkelde schroef van de linker knuppelaggre­gaat.
Aanwijzingen:
De afbeelding hieronder laat de knuppe­laggregaat van de mx-12-zender zien,
omdat de juiste afbeeldingen op het mo­ment dat deze handleiding werd gedrukt nog niet be­schikbaar waren.
• De rechter knuppelaggregaat is om 180 ° gedraaid opgebouwd, zodat hier de bewuste schroef rechts onder het midden zit.
Aanwijzingen bij het gebruik
20
Draai nu de schroef in totdat de desbetreffende
stuurknuppel van aanslag tot aanslag vrij beweegbaar is resp. draai de schroef uit, totdat de stuurknuppel weer zelfcentrerend is.
Remveer en ratel
Met de buitenste van de beide schroeven (zie afbeelding hieronder) stelt u de remkracht en met de binnenste de kracht van de ratel van de desbetreffende stuurknuppel:
Aanwijzing:
De linker knuppelaggregaat is om 180 ° gedraaid opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven rechts onder te vinden zijn.
Terugstelkracht van de stuurknuppel
De veerkracht van de stuurknuppels kan ingesteld wor­den op de gewoonten van de piloot. Het afstelsysteem bevindt zich naast de neutralisatieveren, zie volgende afbeeldingen.
Door het verdraaien van de desbetreffende instelschroef met een (kruiskop)-schroevendraaier kan de gewenste veerkracht worden ingesteld.
• draaien naar rechts = harder terugstellen
• draaien naar links = soepeler terugstellen
horizontaal
verticaal
Aanwijzing:
De linker knuppelaggregaat is om 180 ° gedraaid opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven links van het midden zitten.
Aanwijzingen bij het gebruik
21
Beschrijving van de zender
Bedieningselementen van de zender
Bevestigen van de omhangriem voor de zender
Aan de bovenkant van de mz-12 HoTT-zender vindt u een bevestigingsoog, zie afbeelding rechts, waaraan u de standaard meegeleverde draagriem kunt beves­tigen. Dit punt is dusdanig aangebracht dat de zender optimaal uitgebalanceerd is wanneer deze aan de riem hangt.
Reserve omhangriemen:
Best.-Nr. 1121 Omhangriem, 20 mm breed Best.-Nr. 70 Omhangriem, 30 mm breed
Belangrijke aanwijzing:
Bij levering van de zender kunnen aan de ontvanger aangesloten servo’s etc. alleen maar via de beide knuppels worden bediend.
Alle andere bedieningselementen (draaiknop, SW 1 tot
7) zijn voor de flexibiliteit software-matig “vrij” en kunnen zo, zoals o.a. in het menu »Instellingen stuurelement« op bladzijde 76 (vleugelmodellen) resp. bladzijde 78 (heli-modellen) beschreven, willekeurig aan de persoonlijke wensen en eisen worden toegewezen.
Beschrijving van de zender
22
3-standen schakelaar SW 4 en 5
2-standen toetsschakelaar SW 2
2-standen schakelaar SW 1
linker knuppel
trimming
linker vier-weg-toets
antenne met knik- en draaigewricht
draaggreep
LC-display
centrale status-LED
oog voor draagriem
proportionele draaiknop DK
3-standen schakelaar
SW 6 en 7
2-standen schakelaar SW 3
rechter knuppel
trimming
rechter vier-weg-toets
AAN/UIT-schakelaar
Achterzijde van de zender
behuizingschroef
behuizingschroef
behuizingschroef
data-bus voor de aan­sluiting van de SMART­BOX Best.-Nr. 33700 en voor het updaten van de zender
behuizingschroef
3,5 mm bus voor de aansluiting van een hoofdtelefoon OF alternatief een DSC-kabel voor de aansluiting van een vliegsimulator en voor leraar-/leerling-gebruik, zie optie “aansluiting achterzijde” van het menu »Alg. instellingen« op bladzijde 126
afdekking accuvak
behuizingschroef
behuizingschroef
laadbus voor het laden van een event. ingebouwde accu
behuizingschroef
behuizingschroef
Bus aan de achterzijde voor 3,5mm stekker
De linker bus aan de onderrand van de achterzijde is bedoeld voor de aansluiting van een standaard oor- of hoofdtelefoon met 3,5 mm stekker én voor de aansluiting van een DSC-kabel. (Beide niet in de set aanwezig.)
Afhankelijk van de keuze “Hoofdtelefoon” of “DSC” in de regel “Bus aan achterzijde” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde 126, wordt via deze aanslui­ting of een signaal voor de weergave van geluiden via de hoofdtelefoon óf een voor vliegsimulatoren resp. het kabelgebonden leraar-/leerlingsysteem geschikt analoog DSC-signaal afgegeven.
Meer informatie over het DSC-gebruik vindt u op de volgende bladzijde.
Het volume van de oor- of koptelefoon kan in de regels “Volume taal” en “Volume signalen” van het menu »Al- gem. instellingen«, bladzijde 126, worden aagepast.
Standaard vinden deze mededelingen in het Duits plaats, maar andere talen zijn ook mogelijk. Meer hier­over onder »Telemetrie« vanaf bladzijde 158.
Data-poort
Voor de aansluiting van de als accessoire leverbare Smart-Box Best.-Nr. 33700 en voor het updaten van de zender. Nadere informatie over de Smart-Box vindt u in de Graupner|SJ hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.graupner.de bij het desbetreffende product.
Meer over het updaten van de zender vanaf bladzijde
36.
Beschrijving van de zender
23
DSC-gebruik van de bus voor 3,5mm stekker aan de achterzijde van de zender
Aansluiting voor vliegsimulatoren of leraar-/leerlingsystemen
De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het HoTT-systeem is echter een “directe servo-controle” via een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer mogelijk.
Het signaal, dat aan de bus op de achterzijde van de zender mz-12 aanwezig is, kan in de regel “Bus ach­terzijde” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde 126, van oor- of koptelefoon naar DSC-gebruik worden omgezet:
Stop vli.
DSC
onbeg
Europa
3 3
0.0V
0:00 0:00
Display licht Landeninst. Volume berichten Volume signalen Plug achterz. DSC
Wanneer de aansluiting op DSC staat kan hier een passende leraar-/leerlingkabel worden aangesloten, zie bladzijde 133, of dient de bus als poort voor een vliegsimulator.
De omschakeling naar DSC-gebruik is ook zichtbaar op het basisdisplay: rechts op het display verschijnt DSC en in de infovelden aan de bovenste rand van het display zijn alleen nog het slot-symbool en de eventuele actuele ontvanger-accuspanning te zien:
M-01
5.5V
0:23h
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op de volgende punten letten:
1. Pas eventueel de menu’s aan.
Voor het aanpassen van de zender mz-12 HoTT aan een leraar-/leerling-systeem zie bladzijde 130. en verder.
2. Verbind het andere uiteinde van de kabel met de ge­wenste apparatuur, let daarbij op de handleiding daarvan.
Belangrijk: Let er op dat alle stekkers stevig zijn aange-
bracht.
Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
stekker of in de DSC-module door de Graup­ner|SJ-servicedienst moeten worden aangepast.
LET OP:
uw simulator kunnen eventueel elektrostatische ont­ladingen voorkomen, die de zender kunnen bescha­digen! Deze soort verbinding mag daarom alleen worden toegepast, wanneer u zich – bv. met een in elektronicawinkels verkrijgbare aardings-arm­band – tijdens het gebruik van een vliegsimulator te­gen elektrostatische lading beschermt. Graupner/SJ raadt daarom dringend aan om alleen simulatoren met draadloze overdrachtstechniek te gebruiken.
Omdat er zoveel verschillende vliegsimu­latoren op de markt zijn is het mogelijk dat de toewijzing van de contacten in de
Wanneer u uw zender direct aan een PC of laptop verbindt m.b.v. een verbindings­kabel (DSC-kabel) en/of PC-interface van
Beschrijving van de zender
24
Voor uw aantekeningen
25
M 01
0:12h
Stop Flug
0:00 0:00
5.5V
NR
5.1V
GRAUBELE
normal
Display en toetsenveld
optische weergave van de posities van de trimhevels
geheugenplaats 1 … 20
weergave modeltype
(vliegtuigmodel / helikopter)
modelnaam
linker vier-weg-toets
Zie beschrijving op de rechter bladzijde
accuspanning (bij lagere spanning verschijnt er een waarschuwing – zie “Waarschuwingen” op bladzijde 29 –, tegelijkertijd klinkt er een alarmsignaal.)
mogelijke waarschuwingen zie bladzijde 29
stopwatch in min:s (vooruit/achteruit)
spanning ontvangerstroomvoorziening
naam vliegfase
omschakelen tussen vliegfasen via schakelaar
vliegtijdklok in min:s (vooruit/achteruit)
rechter vier-weg-toets
ENT
TLM VIEW
ESC
Zie beschrijving op de rechter bladzijde
Beschrijving van de zender - Display en toetsenveld
26
weergave van de bedrijfsmodusaccu-gebruikstijd sinds de
laatste lading in h:min
Bediening van de “data-terminal”
Invoertoetsen en symbolen
Symbolen in de info-balk op het display bovenaan
links:
Geen ontvanger binnen bereik
Weergave van de signaalsterkte van het
signaal dat van de ontvanger komt
/ Toetsenslot inactief / actief
rechts:
Het actieve modelgeheugen is aan een
ontvanger gebonden
0.0 V Geen verbinding met een ontvanger
5.2 V Actuele bedrijfsspanning van de ontvan­ger-stroomvoorziening met gesymboliseerde aanduiding van de laadtoestand van de stroombron
Weergave van de zenderbedrijfsoort op het display onderaan
NR normaal bedrijf
LL leraar-leerling bedrijf
Aanwijzing:
Bij de keuze van “DSC” in de regel “Bus aan achterzijde” van het menu »Algem. instellin- gen«, bladzijde 126, worden, met uitzonde-
ring van het slotsymbool en – wanneer er een ontvanger in reikwijdte is – de aanduiding van de actuele ontvan­gerspanning, alle andere symbolen verborgen.
Toetsen links van het display
• Keuzetoetsen 
1. Door indrukken van één van deze toetsen bladert u in de richting van die toets door lijsten zoals bv. de modelkeuze of de multifunctielijst, en binnen menu’s door de menuregels.
2. Door indrukken van één van deze toetsen in het basisdisplay wisselt u naar de “weergave teleme­trie-data”, zie bladzijde 160.
3. 3. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  zet een gewijzigde parameter-waarde in een actief in­voerveld weer terug naar de standaardwaarde (CLEAR).
ENT
TLM VIEW
ESC
Toetsen rechts van het display
ENT-toets ()
1. Door een druk op de toets ENT () komt u van­uit het basisdisplay, dat bij het inschakelen van de zender verschijnt verder naar het multifunctie­menu. Ook het oproepen van een gekozen menu gaat via ENT ().
2. Binnen een instelmenu activeert en deactiveert (bevestigt) u via het indrukken van de ENT-toets () de desbetreffende instelvelden.
ESC-toets () Indrukken van de ESC-toets () zorgt voor een
stapsgewijze terugkeer naar de functiekeuze resp. ook weer terug naar het basisdisplay. Een eventueel tussentijds ingevoerde instelling blijft behouden.
VIEW-toets () Door Indrukken van de VIEW-toetsen () wisselt
u vanuit het basisdisplay van de zender en uit bijna elke menupositie naar »Servo-aanduiding«. (Door indrukken van de ESC-toets () keert u weer terug naar de uitgangspositie.)
TLM-toets () Door indrukken van de TLM-toetsen () wisselt u
vanuit het basisdisplay van de zender en uit bijna elke menupositie naar de »Telemetrie«-menu’s, zie bladzijde 140. (Door indrukken van de ESC-toets () keert u weer terug naar de uitgangspositie.)
Aanwijzing:
Wanneer de vier-weg-toetsen na het uitschakelen en direct daarna weer aanzet-
ten van de zender geen functie hebben is dit geen fout! Zet de zender nogmaals uit en wacht enkele seconden, voordat u de zender weer aanzet.
Beschrijving van de zender - Display en toetsenveld
27
Sneltoetsen (Short-Cuts)
Met behulp van de volgende toetscombinaties kunt u bepaalde menu’s resp. opties direct oproepen:
CLEAR
Kort gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets zet een veranderde parameter­waarde in het actieve invoerveld weer terug naar de standaardwaarde.
• »Servo-aanduiding« Door kort gelijktijdig indrukken van de toetsen VIEW
() van de rechter vier-weg-toets wisselt u vanuit de basisaanduiding van de zender en vanuit bijna iede­re menupositie naar het menu »Servo-aanduiding«. (Door indrukken van de ESC-toets () keert u weer terug naar de uitgangspositie.)
• »Telemetrie«
Zowel om vanuit het basisdisplay van de zender het »Telemetrie«-menu, zie vanaf bladzijde 140, op te roepen als ook om hiernaar terug te keren de
TLM-toets () van de rechter vier-weg-toets indruk-
ken. (Door indrukken van de ESC-toets () keert u weer
terug naar de uitgangspositie.)
• grafische weergave van telemetrie-data
Door indrukken van één van de keuzetoetsen   van de linker vier-weg-toets wisselt u vanuit het
basisdisplay van de zender direct naar de “Weergave van telemetrie-gegevens”, zie bladzijde 160.
Invoerslot
De vier-weg-toetsen en daarmee de toegang tot alle verstelbare opties kunnen voor ongewild gebruik worden afgesloten, door ca één seconde lang de beide toetsen
TLM en VIEW () in het basisdisplay van de zender
mz-12 HoTT in te drukken.
M-01
5.5V
0:11h
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele tijd klaar voor gebruik.
Een hernieuwd indrukken van de toetsen TLM en VIEW () gedurende ca één seconde heft het slot weer op.
M-01
5.5V
0:12h
Stop vli.
NR
Stop vli.
NR
0:00 0:00
0:00 0:00
Functievelden in het display
SEL, STO, SET, SYM, ASY, ,
Afhankelijk van het desbetreffende menu verschijnen er in de onderste regel van het display de functievelden:
SET SEL STO SYM ASY
De desbetreffende functie wordt geactiveerd door het indrukken van de ENT-toets. Deze functievelden zijn:
Functievelden
• SEL (select) uitkiezen
• STO (store) opslaan (bv. positie stuurelement)
• SET (set) een waarde “zetten” resp. instellen
• SYM waarden symmetrisch instellen
• ASY waarden asymmetrisch instellen
schakelaarsymbool-veld
(toewijzing van allerlei schakelaars)
binnen een menu wisselen naar de
tweede bladzijde (vervolgmenu)
Beschrijving van de zender - Display en toetsenveld
28
Waarschuwingen
Accu moet geladen worden !!
BIND. n/a
OK
HF AAN/UIT?
AAN
UIT
Fail-Safe in­ stellen!
Gas
te
hoog!
Bedrijfsspanning te laag
“Binding niet aanwezig”
Aan het momenteel actieve modelgeheugen is nog geen ontvanger gebonden. Met een kort indrukken van de ENT-toets komt u direct bij de desbetreffende optie.
Alleen na het inschakelen van de zender bij een al gebon­den ontvanger in het actieve modelgeheugen.
Moet de HF-afstraling “AAN” of “UIT” zijn?
Fail Safe nog niet ingesteld
Gas-stuurknuppel resp. limiter bij heli te ver richting volgas
KAN
GEEN DATA
ONTFANGEN!
OK
Geen
leerling-
signaal
Geen gebonden ontvanger binnen bereik
Verbinding tussen leraar- en leerling-zender gestoord
• Moet de vóór het laatste uitschakelen van de zen­der gebruikte “draadloze leraar/leerling-verbinding” voortgezet of uitgeschakeld worden?
LL–SYST.
LL-verbinding
VERD UIT
LL–SYST.
LL-verbinding
VERD UIT
• Wanneer de zender in de laatste 10 minuten niet bediend werd verschijnt op het display …
Inschakel–waarsc
is actief!!!
antenne, naar de “AAN”-positie.
• Bij een te lage accuspanning is een wisselen van model uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display verschijnt de melding:
Momenteel onmogelijk Spanning te laag!
HF
UIT-
schakel
OK
Oproep om de HF-afstraling uit te schakelen
…, de centrale LED knippert rood en er klinken waar­schuwingssignalen.
Wanneer de zender dan nog niet bediend wordt, gaat hij na een minuut zelf uit. Om de zender hierna weer te kunnen gebruiken schuift u de power-schakelaar eerst in de richting van het display, naar de “UIT”-po­sitie, en na ca. 5 seconden weer in de richting van de
Beschrijving van de zender - Waarschuwingen
29
Servo-aanduiding
De optische weergave van de actuele servo-posities kunt u direct vanuit het basisdisplay van de zender en ook vanuit bijna alle menuposities door indrukken van de toets VIEW () van de rechter vier-weg-toets oproepen:
1
–100%
3
5
De actuele positie van elke servo apart wordt weergege­ven in een balkdiagram exact tussen -150 % en +150 % van de normale weg; hierbij wordt rekening gehouden met de instellingen van stuurelementen en servo, Dual-Rate-/Expo-functies, het samenwerken van mixers enz. 0 % komt precies overeen met de middenpositie van de servo. Zo kunt u snel uw instellingen controleren, zonder de ontvanger te hoeven inschakelen. Dit ontslaat u niet van de verplichting om vóór de eerste vlucht alle programmeerstappen zorgvuldig bij het model te testen, om fouten uit te sluiten!
De aanduiding bij “normale” vliegtuigmodellen is als volgt:
balk 1 = gas-/rem-servo of welfklep rechts
balk 2 = rolroer of rolroer links
balk 3 = hoogteroer
balk 4 = richtingsroer
balk 5 = rolroer rechts / vrij kanaal
balk 6 = welfklep (links) / vrij kanaal of 2e hoogte-
0%
0%
roerservo
2
4
6
0%
+100%
0%
… en bij helikoptermodellen:
balk 1 = pitch of roll (2)- of nick (2)-servo
balk 2 = roll (1)-servo
balk 3 = nick (1)-servo
balk 4 = hek-servo (gyro)
balk 5 = gyro of nick (2)-servo
balk 6 = gas-servo of regelaar
Door indrukken van de ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets keert u weer terug naar uw uitgangspunt.
Aanwijzingen:
wisselen van de uitgangen volgens het ondermenu “Ontvangeruitgang” in het menu »Zenderinstelling«, bladzijde 90, of een eventueel in het »Teleme- trie«-menu, bladzijde 145, ingestelde verwisseling van de uitgangen NIET volgt.
• Het aantal van de in dit menu getoonde kanalen komt
overeen met de 6 stuurkanalen van de zender mz- 12 HoTT. Het aantal kanalen dat werkelijk ter be­schikking staat is echter afhankelijk van het type ont­vanger en het aantal daaraan aangesloten servo’s en kan daarom eventueel geringer zijn.
• Gebruik deze weergave tijdens het programmeren van een model, omdat u hier direct alle instellingen op de zender kunt controleren. Dat wil echter niet zeggen, dat u niet vóór de eerste vlucht alle program­meerstappen ook zorgvuldig bij het model zelf moet testen, om fouten uit te sluiten!
Let er op, dat de servo-aanduiding uitslui­tend betrekking heeft op de oorspronkelij­ke volgorde van de servo’s, dus een ver-
Beschrijving van de zender - Servo-aanduiding
30
Voor uw aantekeningen
31
Accu moet geladen worden !!
In bedrijf nemen van de zender
Opmerkingen vooraf bij de zender mz-12 HoTT
Opmerkingen vooraf
Het Graupner|SJ HoTT-systeem maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechni­sche gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter – zoals dat altijd al het geval was – de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen afspraken over de frequenties meer nodig zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat bv. bij hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme veiligheidswinst.
Spanning van de zenderstroomvoorziening voldoen­de ?
Omdat de zender met een leeg batterijcompartiment wordt geleverd moet u voordat u de zender in bedrijf neemt de bijgeleverde batterijen aanbrengen. Tijdens het gebruik van de zender raken deze leeg, evenals accu’s, die u eventueel in plaats van batterijen kunt gebruiken. Zodra de spanning onder een bepaalde spanning komt, die in de regel “Waarschuwingsdrempel accu” van het menu »Algem. instellingen«, bladzijde 124, ingesteld kan worden, klinkt er een waarschu­wingssignaal en wordt er een desbetreffende melding op het display getoond.
Uiterlijk nu stopt u meteen met vliegen, varen of rijden en vervangt u de batterijen door nieuwe resp. laadt u de
In bedrijf nemen van de zender
32
accu op.
In bedrijf nemen van de zender
Na het inschakelen van de zender verschijnt er in het midden van het zenderdisplay gedurende ca. twee seconden de aanduiding:
HF AAN/UIT?
AAN
UIT
Eventueel kunt u binnen deze tijd de HF-afstraling uitschakelen door met de toets of van de linker vier-weg-toets het zwarte veld naar rechts te verschui­ven, zodat AAN nu normaal en UIT invers wordt weer­gegeven:
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Door het indrukken van de toets ENT () van de rech­ter vier-weg-toets schakelt u nu de HF-module uit.
De centrale LED blijft donker en parallel ziet u nu het basisdisplay van de zender:
0.0V
M-01
5.5V
0:12h
De symboolcombinatie in de beide info-velden boven­aan betekent, dat het actueel actieve modelgeheugen al met een Graupner|SJ-HoTT-ontvanger is ”gebonden” (“trap-“ en accusymbool en 0.0 V) maar dat er momen­teel geen verbinding met deze ontvanger bestaat (in het linker info-veld tussen het antennesymbool links en
Stop vli.
NR
0:00 0:00
het slotsymbool rechts zijn er geen verdere symbolen zichtbaar), we hebben immers zojuist de HF-afstraling in dit voorbeeld uitgeschakeld!
Werd de zender echter ingeschakeld zonder de HF-af­straling uit te zetten, dan brandt tevens de centrale LED constant rood en klinkt er zó lang een hoorbaar waar­schuwingssignaal, totdat er een verbinding is met de bijbehorende ontvanger.
Zodra er een telemetrie-verbinding met deze ontvanger bestaat verschijnen tussen het antenne- en het slotsym­bool nog twee symbolen: een veldsterktesymbool sa­men met een modelsymbool, bijvoorbeeld actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening in het rechter infoveld. Tegelijkertijd vult het bijbehorende batterijsymbool links van de weergave van de ontvan­gerspanning zich en gaan de waarschuwings-signalen van de zender uit.
Blijft daarentegen het rechter info-veld helemaal leeg en verschijnt er op het display de waarschuwing …
M-01
BIND. n/a
5.5
0:12h
… dan is het actuele modelgeheugen op dit moment niet met een ontvanger “verbonden”.
Belangrijke aanwijzingen:
ropa.
De zender in de set is standaard inge­steld op de correcte instellingen voor het gebruik in de meeste landen in Eu-
Stop
OK
NR
, én de
0:00 0:00
• Met de zender mz-12 HoTT kunnen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden ontvanger GR-16 weliswaar maximaal 8 servo’s worden aangestuurd, maar vanwege het feit dat de zender 6 kanalen heeft worden alleen de eer­ste zes daarvan ook werkelijk aangestuurd. (Uit­zondering: kanaal 8 bij een heli-model met ge­activeerde optie “Regelaar aan K8”, zie bladzijde
108.) Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om
een onbedoelde foutieve bediening te voorkomen zijn er aan de stuurkanalen 5 en 6 standaard geen stuurelementen toegewezen, zodat eventueel aan deze kanalen aangesloten servo’s in hun midden­positie blijven staan, totdat er een stuurelement toegewezen wordt. Om dezelfde reden zijn prak­tisch alle mixers inactief. Nadere informatie hier­over vindt u op bladzijde 76 (vliegtuigmodel) resp. 78 (helimodel).
• De principes van de eerste programmering van een nieuw modelgeheugen vindt u op bladzijde 54 en vanaf bladzijde 170 bij de programmeer­voorbeelden.
• Let er bij het inschakelen, binden of instellen van de radiobesturing op dat de zenderantenne altijd voldoende ver verwijderd is van de ontvangeran­tennes! Wanneer de zenderantenne zich namelijk te dicht bij de ontvangerantennes bevindt over­stuurt de ontvanger en gaat de rode LED op de ontvanger GR-16 branden. Parallel daaraan valt het terugkoppelingskanaal uit, waardoor de aan­duiding voor de veldsterkte en het modelsymbool op het linker info-veld onzichtbaar zijn en de ac­tuele ontvanger-spanning met 0,0 V wordt weerge-
geven. Tegelijkertijd bevindt de besturing zich in de Fail-safe-modus, zie bladzijde 144, d.w.z. dat de servo’s in de laatste correcte positie blijven staan totdat er een nieuw, geldig signaal wordt ontvangen. Vergroot in dit geval de afstand totdat alle weergaven weer “normaal” zijn.
WAARSCHUWING:
Schakel de zender tijdens het gebruik nooit uit! Wanneer dit zou voorkomen
moet u kalm blijven en wachten, tot het zenderdisplay helemaal uit en de zender dus hele­maal afgeschakeld is. Schakel de zender dan pas weer in. Anders loopt u het gevaar dat de zender direct na het uitschakelen “blijft hangen” en u daardoor de controle over het model helemaal verliest. Een opnieuw in bedrijf nemen van de zender is dan alleen mogelijk door hem uit te zetten en dan de hierboven beschreven procedure te herhalen.
In bedrijf nemen van de zender
33
Download van een Firmware-pakket
Belangrijke aanwijzing:
Omdat er op het tijdstip dat dit handboek gemaakt werd nog geen bijbehorende
internet-pagina’s ter beschikking stonden, wordt de beschrijving van de Firmware-up­date via de PC hier beschreven aan de hand van de zender mx-12 HoTT.
Actuele software en informatie vindt u bij het desbetref­fende product als download onder www.graupner.de.
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder https://
www.graupner.de/de/service/produktregis-
trierung.aspx wordt u automatisch per e-mail over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
De hierboven genoemde “bijbehorende” productpagina’s vindt u het makkelijkste door in de adresregel van uw browser „www.graupner.de“ in te tikken en dan op de ENTER-toets van uw PC of laptop te drukken:
Op deze zogenaamde startpagina van de Fa. Graup- ner|SJ vindt u rechtsboven een invoerveld “zoeken”:
Klik met de muis in dit veld en voer een zoekbegrip in, bijvoorbeeld het artikelnummer van de zender:
Wanneer u nu met de muis de scroll-balk van uw Inter­netbrowser wat naar beneden verschuift verschijnen de tabbladen “Eigenschappen”, “Onderdelen”, “Toebehoren” en “Downloads”; klik hier op het tabblad “Downloads”:
Na nogmaals op ENTER gedrukt te hebben wordt de gezochte pagina geopend:
Download van een Firmware-pakket
34
Kies het benodigde bestand / de benodigde bestanden uit en start de download door een dubbelklikken op het woord “Download” onder het geselecteerde bestand.
Met de download van “HoTT-software VX” downloadt u het bestand “HoTT_Software_VX.zip”. Dit gecom­primeerde bestand bevat alle bestanden die voor de update van de zender, HoTT-ontvanger, sensoren etc. nodig zijn.
Let er op: toen dit handboek bewerkt werd was de pro­grammapakket-versie “4” actueel: “HoTT-Software V4”.
Wanneer de als laatste doorgevoerde update “V3” of ouder is, MOETEN alle componenten van het radiobe­sturingssysteem naar de versie “V4” geüpdatet worden, anders kan dit leiden tot een foutieve functie van compo­nenten. Hetzelfde geldt voor toekomstige download-pak­ketten “V5” of hoger.
Wanneer binnen een versie “VX” individuele Firmwa­re-bestanden gewijzigd zouden zijn, is het voldoende om de nieuwere Firmware-versie van dat product te installeren. Of er actuelere versies van de Firmware zijn kunt u zien aan de productiedatum van het down­load-bestand. Ook versienummers van de desbetreffen­de Firmware-bestanden zijn dan gewijzigd.
Aanwijzing:
Op dit moment kan een lijst van de actuele stand van de Firmware via de link http://
www.graupner.de/de/supportdetail/ cc489e1d-0c1c-4cdd-a133-398d908bc27d opgeroepen worden. Dezelfde informatie bereikt u, wanneer de link niet zou werken, stap voor stap via www.graupner.de => Service&Support => Update- und Revisionshistory für GRAUPNER HoTT-Komponenten.
Sla het bestand nu op in een map van uw keuze en pak deze met behulp van een geschikt programma uit.
Download van een Firmware-pakket
35
Update van de zendersoftware Zendersoftware herstellen
Programma: „Herstellen“
Firmware-updates van de zender kunnen via de da­ta-aansluiting aan de achterkant van de zender met behulp van een PC of laptop onder Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd. Bovendien heeft u de apart verkrijgbare USB-adapter met het Best.-Nr. 7168.6 en de driepolige adapterkabel Best.-Nr. 6466.S nodig.
Download, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven werd, een actueel software-pakket van internet en pak deze op uw PC of laptop uit.
Steek de adapterkabel in de USB-adapter en sluit deze eenheid dan juist gepoold in de bovenste stekkerrij van de zespolige aansluitbus op de achterkant van uw uitge- schakelde zender aan. Verbind daarna de USB-adapter via de bijgeleverde USB-kabel (USB-A op mini-USB­USB 5-polig) met uw PC of laptop, door het ene uiteinde van de USB-kabel direct in de 5-polige mini-USB-aan­sluiting op de adapter en het andere uiteinde in een vrije USB-poort van uw computer te steken. Alle overige informatie vindt u in de uitvoerige handleiding bij het desbetreffende software-pakket.
Belangrijke aanwijzingen:
gelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De programma’s en bestanden die hiervoor nodig zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd, op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
• Gebruik uw zender alleen met de actuele soft­ware-versie. Op dit moment kan een lijst van de actuele stand van de Firmware via de link http:// www.graupner.de/de/supportdetail/cc489e1d­0c1c-4cdd-a133-398d908bc27d opgeroepen wor­den. Dezelfde informatie bereikt u, wanneer de
Update van de zendersoftware
36
Let er in ieder geval op dat een sto­ringsvrije communicatie tussen de ge­bruikte HoTT-componenten alleen mo-
link niet zou werken, stap voor stap via www. graupner.de => Service&Support => Update- und Revisionshistory für GRAUPNER|SJ HoTT-Kom­ponenten.
• Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze voor de zekerheid en sla alle gebruikte modelge­heugens op, om deze eventueel weer te kunnen herstellen.
• De verbinding tussen PC en zender mag tijdens de update niet losgekoppeld worden! Let daar­om op een goed contact tussen de zender en de computer.
• Controleer na een update in ieder geval alle func­ties van uw modellen
Wanneer een Firmware-update van de zender mislukt zou zijn of de zendersoftware “blijft hangen” en de zender eventueel niet meer via de “POWER”-schakelaar uitgezet kan worden, dan moet u in de schakelaarpo­sitie “POWER = UIT” alle batterijen resp. accu’s uit de batterijhouder van de zender halen resp. de stekker van de zenderaccu lostrekken. Wacht enkele seconden en doe de batterijen weer in de batterijhouder resp. sluit de accu weer aan, laat echter de POWER-schakelaar nog steeds op “UIT”!
Download in dit geval, zoals hierboven beschreven werd, een actueel software-pakket van internet en pak deze op uw PC of laptop uit, resp. wanneer u dit al gedaan heeft, start u het programma gr_Studio en volgt u de stappen in het onderdeel “Wiederherstellung” van de handleiding, die bij de software hoort.
Voor uw aantekeningen
37
In bedrijf nemen van de ontvanger
rot
Opmerkingen vooraf over de ontvanger GR-16
Ontvanger
Bij de radiobesturingset mz-12 HoTT vindt u een bidirectionele 2,4-GHz-ontvanger van het type GR-16 voor de aansluiting van maximaal 8 servo’s.
De 6-kanaals zender mz-12 HoTT kan echter slechts maximaal de aansluitingen 1
… 6 aansturen. Eeventueel aan de aanslui­tingen 7 en 8 aangesloten servo’s reageren daarom niet op stuurcommando’s, maar blijven permanent in de middenpositie. (Uitzondering: kanaal 8 bij een heli-model met actieve optie “Regelaar aan K8”, bladzijde 108.) Deze toestand kan bij behoefte alleen via het »Teleme- trie«-menu, vanaf bladzijde 140, worden gewijzigd.
Nadat u de HoTT-ontvanger van de set ingeschakeld heeft en “zijn” zender niet binnen bereik resp. uitgescha­keld is, brandt de rode LED ca. één seconde constant en begint dan langzaam te knipperen. Dat betekent, dat er (nog) geen verbinding is met een Graupner/SJ HoTT-zender. Wanneer de verbinding gemaakt is brandt de groene LED constant en gaat de rode uit.
Om een verbinding met de zender te kunnen opbouwen moet eerst de Graupner/SJ HoTT-ontvanger met “zijn” modelgeheugen in “zijn” Graupner/SJ HoTT-zender “ge­bonden” worden. Deze procedure noemt men “binding”. Deze “binding” is echter maar één keer per ontvanger-/ modelgeheugen-combinatie nodig, zie bladzijde 88, en werd bij de apparatuur in de set al in de fabriek voor het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat u het “binden” alleen voor andere ontvangers of bij een wissel van modelgeheugen hoeft uit te voeren (en – bv. na een wisselen van zender – op ieder moment kunt herhalen).
Weergave boordspanning
De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorzie-
In bedrijf nemen van de ontvanger
38
ning wordt bij een bestaande telemetrieverbinding rechts op het display van de zender getoond.
5.1V
M-01
0:12h
Stop vli.
5.5V
NR
0:00 0:00
Temperatuurwaarschuwing
Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een in het »Telemetrie«-menu, bladzijde 150, in de ontvanger ingestelde grenswaarde (standaard -10 °C) of komt deze boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel (standaard +55 °C) dan vindt er een waarschuwing plaats door de zender in de vorm van een gelijkmatig piepen met een ritme van ca. een seconde.
Servo-aansluitingen en polariteit
De servo-aansluitingen van de Graupner/SJ HoTT-ont­vanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier aangesloten kunnen worden. Daarvoor zijn de originele Graupner/SJ-stekkers in overeenstemming met de stekkerbussen aan een kant licht afgerond, zodat u niets hoeft te forceren.
De aansluitingen met de aanduiding “1+B-“ en “6+B-“ zijn bedoeld voor de accu-aansluiting. Via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr. 3936.11 kan echter aan beide aanslui­tingen ook een servo samen met de stroomvoorziening worden aangesloten.
LET OP:
Let op de juiste polariteit bij deze aanslui­ting! De ontvanger en de eventueel daaraan aangesloten apparatuur kunnen
door een foutieve polariteit verwoest worden.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet alleen de aansluiting van de gasservo is bij elk fabricaat en modeltype verschillend. Bij Graupner radiobesturingen ligt deze bijvoorbeeld bij een vliegtuigmodel op kanaal 1 en bij een helikopter op kanaal 6.
Let ook op de aanwijzingen m.b.t. de inbouw van de ontvanger, de antennes en de montage van de servo’s op bladzijde 40.
Afsluitende aanwijzingen:
De aanzienlijk hogere servo-resolutie van het HoTT-systeem leidt tot een merkbaar
directer stuurgedrag in vergelijking met traditionele technologie. Maakt u zich met dit directe­re gedrag vertrouwd!
• Indien u parallel met de ontvangeraccu een rege­laar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet afhankelijk van het type regelaar eventueel de plus­pool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden los­gemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van de regelaar.
Met een kleine schroevendraaier voorzichtig het mid­delste lipje van de stekker iets omhooghalen (1), rode kabel lostrekken (2) en met isolatie-
1
2
3
band tegen mogelijke kortslui­ting beveiligen (3).
* Battery Elimination Circuit
Firmware-update van de ontvanger
Ontvangerinstellingen opslaan
Reset
Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en houdt u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening inschakelt. Hou de SERT-knop zo lang ingedrukt, tot na ca. 3 seconden de langzaam rood/groen knipperende LED gedurende ca. 2 seconden uitgaat.
Werd de reset uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender of met een ongebonden ontvanger, dan knippert de LED van de ontvanger na deze ca. 2 seconden durende pauze langzaam rood en kan eventueel via de zender direct weer een bind-proces worden gestart.
Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset uitgevoerd en is het bijbehorende modelgeheugen in de ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na de pauze van ca. 2 seconden constant groen, als teken dat uw zender-/ontvanger-combinatie weer klaar voor gebruik is.
Let op:
Door een RESET worden, met uitzonde­ring van binding-informatie, ALLE instel­lingen in de ontvanger teruggezet naar de
standaard fabriekswaarden! Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom
na een RESET alle instellingen, die eventueel via het “Telemetrie”-menu, vanaf bladzijde 140, al waren ingevoerd, weer herhaald worden.
Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam, wanneer een ontvanger in een ander model wordt overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden voorkomen dat u per ongeluk verkeerde instellingen meeneemt.
Firmware-updates van de ontvanger worden via de zij­delings aangebrachte telemetrie-aansluiting van de ont­vanger met behulp van een PC of laptop onder Windows XP, Vista, 7 of 8 worden uitgevoerd. Daarvoor heeft u de apart verkrijgbare USB-adapter Best.-Nr. 7168.6 en de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S nodig. De tevens beno­digde programma’s en bestanden vindt u – samengevat tot een softwarepakket – bij het desbetreffende product als download op www.graupner.de.
Download dit softwarepakket, zoals beschreven in het onderdeel „Download van een Firmware-pakket“ op bladzijde 34, van internet en pak dit uit op uw PC of laptop. De overige informatie vindt u in de uitvoerige handleiding bij dit softwarepakket.
Aanwijzing:
Na registratie van uw ontvanger onder https://www.graupner.de/de/service/ produktregistrierung.aspx wordt u automa-
tisch per e-mail over nieuwe updates geïnformeerd.
In het softwarepakket, dat u – zoals beschreven in het onderdeel „Download van een Firmware-pakket“ op bladzijde 34 – van internet kunt downloaden en op uw PC of laptop moet uitpakken, bevindt zich o.a. het PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio”. Eventu­eel heeft u dit al op uw PC of laptop geïnstalleerd.
Met het programmapunt “Ontvangerinstelling” van dit PC-programma “Firmware_Upgrade_grStudio” is het op elk moment mogelijk om alle in de ontvanger geprogrammeerde instellingen als bestand op uw PC of laptop veilig op te slaan, zodat u bij behoefte deze weer terug kunt zetten in de ontvanger. Een opnieuw programmeren van een ontvanger via het menu »Tele- metrie« is daardoor niet nodig.
Alle overige informatie kunt u vinden in de uitvoerige handleiding bij het softwarepakket.
In bedrijf nemen van de ontvanger
39
bevestigingsflens
Aanwijzingenn bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welk Graupner|SJ-ontvangersysteem u ook gebruikt, de procedure is steeds dezelfde:
Let er op dat de ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere metalen delen of
bedrading, die niet direct uit de ontvanger komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstof­vezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen, allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande) montage bij één enkele ontvangerantenne in het model het beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten opzichte van de eerste antenne worden geplaatst en de ruimtelijke afstand tussen de uiteinden van de antennes indien mogelijk minimaal 125 mm bedragen.
Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antenne minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van de HoTT-ontvangers tegen 300 mm of 450 mm lange exemplaren met het Best.-nr. 33500.2 resp. 33500.3 worden gewisseld.
De servo-aansluitingen van de Graupner/SJ-ontvan­ger zijn genummerd. De stroomvoorziening is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden en kan dus
Aanwijzingen bij de installatie
40
in principe aan elk van de 8 uitgangen van de standaard in de zet aanwezige ontvanger GR-16 worden aange­sloten. Eventueel kan via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr.
3936.11 parallel aan de stroomvoorziening ook een servo worden aangesloten.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger door programmering in het »Telemetrie«-menu worden veranderd. We adviseren echter om dit via de zender met de optie “Ontvangeruitgang” te doen, zie bladzijde
90.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobestu­rings-componenten in te bouwen:
1. Bevestig de ontvanger in het vliegtuigmodel ach­ter een stevige rompspant, resp. in een auto- of scheepsmodel beschermd tegen stof en water. Pak de ontvanger echter niet te dicht in, omdat hij anders te warm zou kunnen worden.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïn­vloed worden door trillingen. Het knopje van de scha­kelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek de bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts ziet u, hoe een servo gemonteerd dient te worden. De messing holniet wordt vanaf de onderkant in de rubbertule geschoven. Wanneer de schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevesti­ging veiligheid en bescherming tegen trillingen:
van de servo
schroef
rubber tule
messing holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aange­sloten, hangt van het modeltype af. Let op de aansluit­schema’s op de bladzijden 49 en 53. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 10.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder ge­val op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan draaien of een met een automatische starter uitgeruste verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brand­stoftoevoer.
Stroomvoorziening van de ontvanger
Een veilig omgaan met een model begint o.a. bij een betrouwbare stroomvoorziening.
Wanneer de op het display weergegeven ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds (te) laag is, ondanks licht lopende stuurstangen, volle accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerver­bindingen, dan moet eens letten op de volgende aanwij­zingen:
Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgela­den zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting, omdat zelfs nieuwe, hoogbelastbare schakelaars een spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken. Boven­dien zorgen trillingen en schokken voor slechter contact en een steeds groter wordende overgangsweerstand.
Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een Graupner/JR DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’ wanneer ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van deze servo’s kunnen in een “foamie” de boordaccu met 3 ampère belasten …
Ook worden aan een 2,4-GHz-ontvanger aangesloten servo’s in de regel vaker, en daardoor in kortere tijds­spannen, voorzien van stuurimpulsen dan bij vergelijk­bare ontvangers uit het klassieke frequentiebereik. Dit heeft ook invloed op de stroomopname van de ont­vangstinstallatie, naast het feit dat veel van de huidige digitale servo’s telkens de positie bij laatst ontvangen stuurimpuls vasthouden totdat de volgende impuls aankomt.
U moet daarom een stroomvoorziening kiezen, die ook onder belasting niet door de knieën gaat, maar ook dan nog een voldoende spanning levert. Als “berekening”
van de benodigde accucapaciteit moet u minstens 350 mAh voor iedere analoge servo en 500 mAh voor iedere digitale servo nemen.
Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met 1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstin­stallatie met 4 analoge servo’s het absolute minimum vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger, die vanwege zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh nodig heeft.
Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om de ontvanger via twee kabels aan de stroomvoorziening aan te sluiten, bijvoorbeeld door een schakelaar of spanningsregelaar met twee naar de ontvanger leidende stroomvoorzieningkabels te gebruiken. Gebruik even­tueel tussen kabel en ontvanger een V- resp. Y-kabel, Best.-Nr. 3936.11, zie afbeelding, wanneer u één of beide aansluitingen van de ontvanger ook voor een servo, regelaar etc. nodig heeft. U verkleint door de dubbele stroomvoorziening niet alleen het risico op een kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere stroomvoorziening van de aangesloten servo’s.
speciale functie
V-kabel Best.-Nr. 3936.11
PRX gestabiliseerde ontvangerstroomvoor­ziening Best.-Nr. 4136
Gebruik voor de veiligheid nooit batterij-boxen en geen droge (niet-oplaadbare) batterijen.
De spanning van de boord-stroomvoorziening wordt tijdens het gebruik rechts onder op het display van de zender weergegeven:
5.1V
M-01
Stop vli.
0:00 0:00
5.5V
0:12h
NR
Wanneer de accuspanning onder een in het display “RX SERVO TEST” van het ondermenu “INSTELLEN, WEERGEVEN” uit het »Telemetrie«-menu, bladzijde 150, instelbare waarschuwingsdrempel – standaard 3,80 V – daalt volgt er een optische en akoestische waarschuwing.
Test echter in regelmatige intervallen de toestand van de accu’s. Wacht met het laden van de accu’s niet tot de spanning zover daalt, dat het waarschu­wingssignaal klinkt.
Aanwijzing:
Een compleet overzicht van de accu’s, laadapparaten en meetapparatuur voor het
testen van stroombronnen vindt u in de Graupner|SJ hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www.graupner.de. Een selectie van geschikte laadappa­raten vindt u in de tabel op bladzijde 15.
Stroomvoorziening met …
NiMH-accu-packs met 4 cellen
Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graupner/ SJ-HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven
beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde is wel dat de packs voldoende capaciteit en spanning hebben!
Aanwijzingen bij de installatie
41
NiMH-accu-packs met 5 cellen
Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer speelruimte dan de 4-cellen-packs.
Let er wel op, dat niet iedere servo die in de handel is de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn) verdraagt, vooral wanneer de cellen net geladen zijn. Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld met een duidelijk hoorbaar “brommen”.
Let daarom op de specificaties van uw servo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs te gaan gebruiken.
LiFe-packs met 2 cellen
Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype de beste keuze!
Als bescherming zijn deze cellen ook met een plastic hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als LiPo-cellen in combinatie met geschikte laadapparatuur snellaadbaar en relatief robuust.
Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duide­lijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale spanning van 6,6 Volt van een twee-cellige LiFe-accu is geen probleem voor de Graupner|SJ-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoel­de servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op de markt waren, slechts een toegesta-
ne spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De aansluiting
van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut noodzake­lijk, bv. de PRX met het Best.-nr. 4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten appara­tuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
LiPo packs met 2-cellen
Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend lichter dan bv. NiMH-accu’s. Als bescherming tegen beschadigingen zijn LiPo-accu’s ook met een plastic Hardcase-behuizing verkrijgbaar.
De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een twee-cellig LiPo-accupack is geen probleem voor de Graupner/SJ-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch alle typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroe-
ger op de markt waren en nu nog zijn, slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben. De aansluiting van deze apparatuur maakt dus
het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr. 4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
Aanwijzingen bij de installatie
42
Digitale trimming
draaiknop gaslimiet
actuele
actuele
stationairrichting
Functie en beschrijving van de K1-afschakeltrimming
Digitale trimming met optische en akoestische aanduiding
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Kort indrukken verstelt met iedere “klik” de neutrale positie van de kruisknuppel met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming met toenemende snelheid in de desbetreffende rich­ting. De verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door verschillend hoge tonen. Tijdens het vliegen de midden­positie terugvinden is daarom ook zonder op het display te kijken geen probleem: bij het bereiken van de midden­positie is een korte pauze ingevoerd.
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder heeft de digitale trimming binnen een geheugenplaats effect per afzonderlijke vliegfase, behalve bij de trimming van de gas-/remkleppenstuurknuppel bij vliegtuigmodel­len, stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd.
Deze K1-trimming heeft bij vleugel- en helikopter­modellen nog een bijzondere functie, waarmee u de stationair-instelling van de carburateur makkelijk kunt terugvinden.
Omdat de in deze handleiding beschreven trimfunc­ties slechts in de richting “motor uit” effectief zijn, is de weergave op het display van uw zender eventueel anders, afhankelijk van uw individuele gas- resp. mini­mum-pitch-positie van de K1-knuppel “naar voren” of “naar achteren”, alsmede van uw keuze voor gas/pitch op de “linker knuppel” of “rechter knuppel”. De afbeeldin­gen van deze handleiding tonen steeds “gas” resp. “pitch rechts” en “gas” resp. “pitch naar achteren” bij beide modeltypen.
1. Vliegtuigmodellen
De K1-trimming bezit een speciale afschakeltrimming, die voor verbrandingsmotoren is bedoeld: u stelt eerst met de trimming eerst een veilige stationairloop in.
Voor het uitzetten van de motor verschuift u dan de K1-trimming in één keer in de richting “motor afzetten” tot aan de uiterste positie van de trimweg.
trimmpositie
NR
laatste stationairpositie
K1-trimhevel
Stop Flug
trimming in motor-UIT-positie
Voor het hernieuwde starten van de motor bereikt u door éénmalig drukken richting “meer gas” meteen weer de laatste stationair-instelling.
Deze afschakeltrimming is gedeactiveerd, wanneer in het menu »Model en faseninstelling« in de regel “Motor aan K1” “geen” resp. “geen/inv” is ingevoerd, zie bladzijde 62.
Aanwijzing:
Omdat deze trimfunctie alleen effect heeft in de richting “motor uit”, verandert de
bovenstaande afbeelding wanneer u de stuurrichting voor de gas-minimum-positie van de K1-stuurknuppel van “naar achteren” (zoals in de afbeelding hierboven) naar “naar voren” verandert in het menu »basisinstelling« in de regel “motor aan K1”.
2. Helikoptermodellen
Bovenop de hier links onder “vliegtuigmodellen” be­schreven “afschakeltrimming” bezit de K1-trimming in combinatie met de zogenaamde “gaslimiter-functie”, zie bladzijde 81, nog een extra eigenschap: zolang het gaslimiter-stuurelement zich in de “onderste” helft van zijn uitslag, d.w.z. in het “startgebied” bevindt, heeft de K1-trimming effect als stationairtrimming op de gasser­vo:
trimpositie
laatste stationairpositie
Stop
vli.
DK
NR
trimming in motor-UIT-positie
In de “rechter” helft van de gaslimiet-draaiknop is de stationairtrimming daarentegen weer “normaal”.
Aanwijzing voor helikopter:
De K1-trimming heeft alleen effect op de gasservo en niet op de pitch-servo’s. Let er
ook op, dat de heli-gasservo aan ontvanger­uitgang 6 moet worden aangesloten, zie ontvangerbe­zetting op bladzijde 53!
Digitale trimming
43
Begripsdefinities
stuurfunctie, stuurelement, functie-ingang, stuurkanaal, mixer, schakelaar, stuurelement-schakelaar
Om u de omgang met het mz-12 HoTT-handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden.
Stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhan­kelijk van het signaalverloop in de zender – het voor een bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen zijn dit bv. gas, richtingsroer of rolroer, bij helikopters bv. pitch, rollen of nicken. Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één resp. via een mixer naar meerdere stuurkanalen worden geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde zijn aparte rolroerservo’s of het toepassen van twee roll- of nickservo’s bij helikopters. De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie tussen de uitslag van een bepaald stuurelement en de bijbeho­rende servo.
Stuurelement
Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de pi­loot bediende besturingselementen, waarmee de aan de ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc. bestuurd kunnen worden. Daartoe behoren:
• de beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4, waarbij deze vier functies voor de beide modeltypen (“vleugel”en “heli”) via de “Mode”-instelling software­matig willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas links of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/ remkleppenfunctie wordt vaak met K1-stuurelement (kanaal 1) aangeduid.
• De proportionele draaiknop “DK”
• De schakelaars SW 1 … 7, in zoverre die in het menu »Instelling stuurelement«, bladzijde 76 resp. 78 aan een stuurkanaal werden toegewezen.
Begripsdefinities
44
Bij de proportionele bedieningselementen zullen de ser­vo’s de positie van het stuurelement direct volgen, terwijl in het geval van een schakelaar er maar een twee- resp. drietraps-verstelling mogelijk is.
Welk stuurelement resp. welke schakelaar er op servo 5 of 6 effect heeft, is helemaal vrij programmeerbaar.
Belangrijke aanwijzing:
In de basisprogrammering van de zender zijn de ingangen 5 en 6 zowel bij de helikopter als ook bij het vliegtuigmodel
in principe op “vrij” gezet, dus nog niet in gebruik.
Functie-ingang
Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aanslui­ting op de zenderprint! De beide menu’s »Stuurknup- pel-toewijzing« en »Instelling stuurelement« beïnvloeden namelijk “achter” deze aansluitingen nog de volgorde, waardoor er zeker verschillen tussen het nummer van het stuurelement, zoals hierboven aange­geven, en het nummer van het navolgende stuurkanaal kunnen ontstaan.
Stuurkanaal
Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuurele­ment of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er gesproken over een stuurkanaal.
Zo wordt bijvoorbeeld de stuurfunctie “rolroer” van een vliegtuigmodel bij het modeltype “2 RO” in de stuurka­nalen voor linker en rechter rolroer opgedeeld, of op dezelfde manier bij het helikoper-modeltype “3sv(2rol)” bv. de stuurfunctie rollen naar de stuurkanalen voor de linker en rechter rolservo gemixt.
Dit signaal wordt alleen nog door de in het menu »Ser­vo-instelling« geprogrammeerde instellingen beïnvloed
en verlaat dan via de HF-module de zender. In de ontvanger aangekomen wordt dit signaal eventueel nog door de in het »Telemetrie«-menu, vanaf bladzijde 140, doorgevoerde instellingen gemodificeerd om dan tenslotte bij de bijbehorende servo aan te komen.
Mixer
In de software van de zender bevinden zich o.a. veel mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere stuurfuncties op een servo effect te laten hebben.
Let u op de talrijke mixerfuncties vanaf bladzijde 94 van de handleiding.
Schakelaar
De standaard ingebouwde schakelaars SW 1 en 3, de beide driestanden-schakelaars SW 4/5 en 6/7 en de toetsschakelaar SW 2 kunnen ook bij de programmering van stuurelementen worden betrokken. Al deze scha­kelaars zijn ook bedoeld om enkele programmaopties te schakelen, bv. voor het starten en stoppen van de stopwatch, aan- resp. uitschakelen van een mixer, als le­raar/leerling-schakelaar enz. Iedere schakelaar kan aan zoveel functies toegewezen worden als u maar wenst.
Talrijke voorbeelden worden in dit handboek gedemon­streerd.
Stuurelement-schakelaar
Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van een stuurelement, bv. bij een gedefinieerde positie van de kruisknuppel, een functie aan- of uit te schakelen (bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om de mo­torlooptijd vast te leggen, automatisch uitdraaien van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In het
programma van de mz-12 HoTT zijn daarom ook twee resp. drie stuurelement-schakelaars geïntegreerd:
Zowel bij de vliegtuig- als bij de helikoptermodellen kunt u daarom in ieder modelgeheugen over 2 stuure­lement-schakelaars op de K1-stuurknuppel naar keuze beschikken, en bij de helikopter over nog een extra derde op de gaslimiter, zie volgende bladzijde en bladzij­de 88.
Een serie instructieve voorbeelden maakt de program­mering kinderlijk eenvoudig. Let daarom op de program­meervoorbeelden vanaf bladzijde 170.
Begripsdefinities
45
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
Principes van de bediening
Op veel plaatsen in het programma bestaat de mogelijk­heid, om een functie via de draaiknop, een schakelaar (SW 1 … 7) of stuurelement-schakelaar (G 1 … 3, zie verder hieronder) te bedienen of tussen instellingen om te schakelen, bv. bij de DUAL RATE/EXPO-functie of programmeringen van vliegfasen, mixers enz. Daarbij is ook iedere vorm van meervoudige toewijzing mogelijk.
Omdat de toewijzing van schakelaars in alle menu’s op dezelfde manier plaatsvindt, leggen we hier de principes van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van de gedetailleerde menubeschrijvingen, kunt concentre­ren op de speciale inhouden.
Toewijzing van stuurelementen of schakelaars
In het menu »Instelling stuurelement«, vanaf bladzijde 76 resp. 78, kunt u in de tweede kolom aan de zen­derzijdige ingangen 5 en 6 resp. Gyr, gas en Lim voor de bediening van servo’s de proportionele draaiknop als ook naar eigen behoefte één van de op de zender gemonteerde 2- of 3-traps-schakelaars toewijzen.
Na het indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets verschijnt er op het display het volgende venster:
Gewenste schakelaar of stuurel. bedienen
Nu bedient u gewoon het gewenste stuurelement of de gewenste schakelaar.
Aanwijzing:
Het stuurelement wordt pas na een bepaalde uitslag herkend. Draai daarom zo lang van
links naar rechts totdat de toewijzing op het display wordt weergegeven. Wanneer de uitslag niet voldoende is moet u eventueel het stuurelement in de
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
46
andere richting bewegen.
Toewijzing van schakelaars
Op de programmapunten, waar een schakelaar toege­wezen kan worden, verschijnt in de onderste displayre­gel een schakelaar-symbool:
Wissel met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets naar deze kolom.
Zo wijst u een schakelaar toe
1. Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets
in. Op het display verschijnt de melding:
2. Nu wordt slechts de uitgekozen schakelaar in de gewenste “AAN”-positie omgezet of de K1-knup­pel resp. gaslimiter vanuit de gewenste schake­laar-“UIT”-positie naar “AAN” bewogen. (De aan dit stuurorgaan en bij het modeltype “helikopter” ex­tra aan de gaslimiter, zie bladzijde 81, toegewe­zen zogenaamde stuurelement-schakelaars, zie hier­onder, nemen hierbij softwarematig de taak van een AAN/UIT-schakelaar over.) Daarmee is de toewijzing afgesloten.
Op deze manier kunt u beschikken over een draaiknop, in totaal 7 schakelaars (“SW 1 … 7”) en 2 resp. 3 stuure­lement-schakelaars voor het gebruik naar eigen inzicht
Schakelrichting wijzigen
Mocht de bediening echter verkeerd om gaan, dan brengt u de schakelaar, K1-stuurknuppel of eventueel de gaslimiter-draaiknop weer naar de gewenste UIT-po­sitie, kiest u het schakelaarsymbool opnieuw en wijst
Gewenste schakelaar
in de AAN positie!
u de schakelaar nog een keer en nu met de gewenste schakelrichting toe.
Schakelaar wissen
Na het activeren van de schakelaar-toewijzing, zoals onder punt 2 beschreven, tegelijkertijd de toetsencom­binatie  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) indrukken.
Stuurelement-schakelaars S1 … S3
Bij bepaalde schakelfuncties kan het zeker zinvol zijn, om deze niet met de hand via een normale schakelaar te bedienen, maar automatisch door de K1-stuurknuppel of de gaslimiter bij een helikoptermodel.
Voorbeelden van toepassingen:
• Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouw­de gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de K1 knuppel onder of boven een bepaald punt komt (“S1” resp. “S2”). De schakelaar van de gloeiplugver­hitting wordt daarbij in de zender via een mixer aan­gestuurd.
• Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch voor het meten van de netto“vliegtijd” van een heli­kopter door de “S3”-schakelaar van de gaslimiter.
• Automatisch uitschakelen van de mixer “rolr. rich­tingsr.” bij het uitdraaien van de remkleppen, om bv. bij landingen op een helling de dwarsrichting van het model aan de contouren van de helling aan te pas­sen, zonder dat het – nor maal gesproken – meelopen­de richtingsroer ook nog eens de vliegrichting beïn­vloedt.
• Uitdraaien van de landingskleppen en natrimmen van het hoogteroer bij de landing, zodra de gasknuppel op een bepaald schakelpunt gekomen is.
• Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de loop­tijd van elektromotoren te meten.
In het programma van de zender mz-12 HoTT kunt u voor deze doelen in de beide modeltypen over twee zogenaamde stuurelement-schakelaars op de K1-stuurknuppel beschikken: een “S1” bij ca. -80 % en een “S2” bij ca. +80 % van de knuppeluitslag. Het heli­kopterprogramma heeft ook nog een “S3” op de gaslimi­ter dicht bij het 100 %-punt, zie bladzijde 81.
Deze stuurelement-schakelaars kunnen willekeurig in de vrije programmering van schakelaars worden betrokken, d.w.z. in plaats van een “normale” schakelaar aan een functie worden toegewezen. Bij de programmapunten, waar u een schakelaar kunt toewijzen, heeft u dus steeds de mogelijkheid, om in plaats van een schake­laar ook één van de stuurelement-schakelaars S1 … S2 resp. S1 … S3 toe te wijzen; dit doet u door de K1-knup­pel resp. het gaslimiter-stuurelement (standaard de proportionele draaiknop) vanuit de gewenste “UIT”-posi­tie in de richting “AAN” te bewegen.
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
47
Vliegtuigmodellen
remkl.functie 1
hoogteroer
g
t
e
r
o
e
r
r
o
l
r
o
e
Tot maximaal twee rolroer- en twee welfkleppenservo’s bij normale modellen alsmede V-staart- en staartloze / deltamodellen met twee rolroer-/hoogteroer- en twee welfkleppenservo’s worden op een comfortabele manier ondersteund.
De meeste motor- en zweefmodellen zullen tot het staarttype “normaal” horen met een aparte servo voor hoogte-, richtings-, rolroer en gas of elektronische regelaar (resp. remkleppen bij een zweefmodel). Verder is het mogelijk, in het modeltype “2 HR sv” twee hoogte­roerservo’s aan de kanalen 3 en 6 aan te sluiten.
Bij het bedienen van de rolroeren en eventueel de welfkleppen met telkens twee aparte servo’s kunnen de rolroeruitslagen van de beide kleppenparen in het menu »Vleugelmixers« gedifferentieerd worden, een roeruit­slag naar boven kan onafhankelijk van de uitslag naar beneden ingesteld worden.
Tenslotte kunnen ook de welfkleppen b.v. via één van de stuurelementen CTRL 7 … 10 worden bediend. Als al­ternatief kunt u voor de welfkleppen, rol- en hoogteroer ook beschikken over een fasenafhankelijke trimming in het menu »Fasentrim«. Maximaal 3 vliegfasen kunnen in elk van de tien geheugenplaatsen worden geprogram­meerd.
Wanneer het model een V-staart in plaats van een gewone staart heeft, moet in het ondermenu “Modelty­pe” van het menu »Model en faseninstelling«, blad­zijde 64, het type “V-staart” worden gekozen, dat de stuurfuncties hoogte- en richtingsroer dusdanig elkaar verbindt, dat elk van de beide staartroeren – ieder door een eigen servo aangestuurd – zowel de hoogte- als ook de richtingsroerfunctie kan overnemen.
Bij de delta- en staartloze modellen wordt de rol- en hoogteroerfunctie via een gemeenschappelijk roer aan de achterkant van de linker en rechter vleugel bediend. Het programma beschikt over de benodigde mixfuncties voor de beide servo’s.
Tot maximaal 3 vliegfasen kunnen in elk van de twintig modelgeheugenplaatsen geprogrammeerd worden.
De digitale trimming wordt vliegfasen-specifiek, behalve de K1-trimming, opgeslagen. De K1-trimming maakt het mogelijk om de carburateurinstelling voor stationair makkelijk terug te vinden.
Tijdens het vliegen kunt u voortdurend over twee klok­ken beschikken. De gebruikstijd van de zender sinds het laatste laadproces wordt ook zichtbaar gemaakt.
Aan de ingangen 5 en 6 kunnen naar keuze alle stuure­lementen (CTRL) en schakelaars (SW) worden toege­wezen in het menu »Instellingen stuurelement«.
“Dual Rate”en “Exponential” voor rol-, richtings- en hoogteroer kunnen apart worden geprogrammeerd en elk in twee varianten via een schakelaar worden be­diend.
Naast 3 vrije mixers kunt u – afhankelijk van het model­type – in het menu »Vleugelmixers« kiezen uit 12 vast gedefinieerde mixers en koppelfuncties:
1. rolroerdifferentiatie (schakelbaar)
2. welfkleppen-differentiatie (schakelbaar)
3. rolroer richtingsroer (schakelbaar)
4. rolroer welfklep (schakelbaar)
5. K1 hoogteroer (schakelbaar)
6. K1 welfklep (schakelbaar)
7. K1 rolroer (schakelbaar)
8. hoogteroer welfklep (schakelbaar)
9. hoogteroer rolroer (schakelbaar)
10. welfklep hoogteroer (schakelbaar)
11. welfklep rolroer (schakelbaar)
12. reductie differentiatie
r
e
o
r
l
o
r
r
e
o
e
t
g
o
o
h
r
o
l
Vliegtuigmodellen
48
rolroer
k
w
o
r
e
o
r
s
g
n
i
t
h
c
i
r
h
o
o
g
.
r
l
t
e
k
e
o
r
l
o
r
r
o
e
r
r
e
r
o
i
c
r
h
s
t
g
i
n
r
f
.
l
e
e
l
f
k
w
l
w
.
r
l
o
r
r
links
rechts
remklep remklep
welfklep
hoogteroer
links
richting/
V-staart
hoogte
rechts
r
o
r
o
w
k
w
k
h
o
o
g
t
e
r
w
e
l
f
k
l
e
p
r
o
l
r
o
e
r
h
o
o
p
o
e
e
l
r
k
f
l
e
w
r
e
o
r
e
t
g
h
o
o
r
i
c
h
t
i
n
g
r
s
w
w
k
k
r
o
r
o
r
e
o
r
remklep
remklep remklep
 welfklep
Aanwijzingenn bij de installatie
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
regelaar bij elektro-aandrijving
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
vrij (6 kanaals zender)
vrij (6 kanaals zender)
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aan de uitgangen van de ont­vanger worden aangesloten.
Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Met name geldt:
• Bij toepassing van maar 1 rolroerservo blijft de ontvangeruitgang 5 voor het rechter rolroer vrij resp. kan – in zoverre in het ondermenu “Modeltype” van het menu »Modeltype en faseninstelling«, bladzij­de 64, “1 rolroer” werd gekozen – eventueel voor een ander doel worden gebruikt.
• Bij toepassing van maar 1 welfkleppenservo blijft de ontvangeruitgang 1 voor de rechter welfklep IN IEDER GEVAL vrij, in zoverre in het ondermenu “Modeltype” van het menu »Modeltype en fasenin-
stelling» “2 RO 2WK” werd gekozen.
Let ook op de aanwijzingen op de volgende bladzij­den.
Vliegtuigmodellen met en zonder motor, met maxi­maal 2 rolroerservo’s …
… en staarttype “normaal”
… en staarttype “V-staart”
vrij of speciale functie
ontvanger stroomvoorziening
rolroer rechts hoogte/richting rechts hoogte/richting links rolroer of rolroer links
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
… en staarttype “2 hoogteroerservo’s”
2. hoogteroer
ontvanger stroomvoorziening
rolroer rechts richtingsroer
1. hoogteroer rolroer of rolroer links
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
Delta-/staartloze modellen met en zonder motor ….
… met 2 rol-/hoogteroerservo’s
… met 2 rolroer-/hoogteroerservo’s en 2 welfklep­pen/hoogteroerservo’s
welf(rol)/hoogte links
ontvanger stroomvoorziening
welf(rol)/hoogte rechts vrij of richtingsroer rol/hoogte rechts rol/hoogte links
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
zweefmodel zonder motor, met 2 rolroer- en 2 welf­kleppenservo’s …
… en staarttype “normaal”
welfklep links
rolroer rechts richtingsroer hoogteroer rolroer links
welfklep rechts
rolroer rechts richtingsroer hoogteroer rolroer of rolroer links
vrij of speciale functie
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
vrij of speciale functie
ontvanger stroomvoorziening
vrij of speciale functie vrij of richtingsroer rol/hoogte rechts rol/hoogte links
ontvanger stroomvoorziening
remkleppen- of motorservo of
… en staarttype “V-staart”
welfklep links
rolroer rechts hoogte/richting rechts hoogte/richting links rolroer links
welfklep rechts
Vliegtuigmodellen - aansluiting ontvanger
49
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s en de roeraansturingen kan bij het programmeren de draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgen­de tabel biedt hierbij hulp:
model-
type
V-staart richtings- en hoogte-
delta, staart­loos
servo met verkeer-
de draairichting
roer verkeerd
richtingsroer goed, hoogteroer verkeerd
hoogteroer goed, richtingsroer ver­keerd
hoogte- en richtings­roer verkeerd
hoogteroer goed, rolroer verkeerd
rolroer goed, hoogte­roer verkeerd
aanwijzing
servo 3 + 4 in het menu »Servo-instelling« ompolen
servo 3 + 4 aan ontvan­ger omwisselen
servo 3 + 4 in het menu »Servo-instelling« om­polen EN aan ontvanger omwisselen
servo 2 + 3 in het menu »Servo-instelling« ompolen
servo 2 + 3 in het menu »Servo-instelling« ompolen EN aan de ontvanger omwisselen
servo 2 + 3 aan de ontvanger omwisselen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een vliegtuigmodel …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te houden.
Vliegtuigmodellen - aansluiting ontvanger
50
Voor uw aantekeningen
51
Helikoptermodellen
pitchcurve
kanaal 1
gas
k
a
n
a
a
l
1
h
e
k
r
o
t
o
r
De voortschrijdende ontwikkeling van de modelheli­kopter en de bijbehorende componenten zoals gyro’s, toerentalregelaar, rotorbladen enz. maakt het tegen­woordig mogelijk, een helikopter zelfs in 3D-kunstvlucht te beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een klein aantal instellingen voldoende om met de hovertrai­ning te kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds meer opties van de mz-12 HoTT te kunnen toepassen.
Met het helikopterprogramma van de mz-12 HoTT kunnen alle gangbare helikopters met 1 … 4 servo’s voor de pitchsturing worden gevlogen, volledig onaf­hankelijk van het feit, of ze door een verbrandings- of elektromotor worden aangedreven.
U kunt beschikken over 2 vliegfasen en autorotatie binnen een modelgeheugen.
Twee klokken zijn tijdens het vliegen voortdurend zichtbaar in de basisaanduiding. Ook wordt de tijd weergegeven die verstreken is sinds de laatste keer dat de zenderaccu werd opgeladen.
Met een druk op de knop kan de stationairpositie van de digitale K1-trimming teruggevonden worden.
“Dual Rate”en “Exponential” voor roll, nick en hekrotor zijn koppelbaar en kunnen in twee varianten geprogram­meerd worden.
Alle stuurelementen (CTRL) en schakelaars (SW) van de zender kunnen in het menu »Instellingen stuurele- ment«, bladzijde 78, bijna geheel naar keuze aan de ingangen 5 en 6 worden toegewezen.
Naast 3 vrij toewijsbare en ook aan- en uitschakelbare lineaire mixers van het menu »Vrije mixers«, vanaf bladzijde 117, kunt u in het menu »Helimix«, vanaf bladzijde 102, over de vliegfasenafhankelijk instelbare 5-punts-curven voor pitch, gas en hekrotor beschikken:
1. pitchcurve
2. K1 gas
3. K1 hekrotor
De beginner zal eerst slechts het hoverpunt bij midden­stelling van de stuurknuppel en de pitchwaarde willen aanpassen.
In het menu »Helimix« biedt de zender in de regels “gyro” en “tuimelschijflimiter” nog meer instelopties.
In het menu »TS-mixers«, bladzijde 123, kunnen dan de mixpercentages voor pitch, roll en nick worden afgestemd.
De functie gaslimiet in het menu »Instellingen stuu- relement« maakt het mogelijk om de motor in iedere vliegfase te starten en bespaart u het programmeren van een speciale vliegfase “Idle up”.
Standaard is de proportionele draaiknop toegewezen aan deze ingang. Deze stuurfunctie legt de maximale positie van de gasservo vast. Daardoor kan de motor in het stationaire bereik aangestuurd worden door de trimhevel. Wordt dit proportionele stuurelement verscho­ven richting volgas, dan worden de gascurven effectief en beginnen eventueel de beide klokken de vliegtijd op te nemen, zie voor verdere uitleg bladzijde 81.
Helikoptermodellen
52
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf
vrij (6 kanaals zender)
vrij of toerenregelaar
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
vrij (6 kanaals zender)
vrij of toerenregelaar
ontvanger stroomvoorziening
ontvanger stroomvoorziening
oudere GRAUPNER-besturingen:
Anders dan bij de vroegere ontvangerbezet­ting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo)
en servo-aansluiting 6 (gas-servo) verwis­seld. De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts is afgebeeld, aan de uitgangen van de ontvanger worden aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Preciezere details bij elk tuimelschijftype vindt u op bladzijde 68 in het kader van de beschrijving van het ondermenu “Modeltype” van het menu »Model en faseninstelling«.
Aanwijzingenn bij de installatie
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde
volgorde aangesloten zijn.
Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Aanwijzing:
Om het gemak en de veiligheid van de
gaslimiter, zie vanaf bladzijde 81, te
kunnen benutten moet een eventuele toerenregelaar aan de ontvangeruitgang “6” worden aangesloten. Zie hiervoor ook bladzijde 105.
Ontvangerbezetting bij helikoptermodellen …
… met 1 tot 3 tuimelschijfservo’s
gasservo of motorregeling of vrij
vrij of gyro-gain hekrotorservo of gyro nick-1-Servo roll-1-Servo
pitch- of roll-2 of nick-2-servo
… met 4 tuimelschijfservo’s
gasservo of motorregeling of vrij
nick-2-Servo hekrotorservo of gyro nick-1-Servo roll-1-Servo
roll-2-Servo
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een helikopter …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te houden.
Helikoptermodellen - aansluitning ontvager
53
Gedetailleerde programmabeschrijving
Nieuwe geheugenplaats aanmaken
Wie het handboek tot hier toe heeft doorgenomen, zal vast en zeker al de een of andere programmering uitgeprobeerd hebben. Toch willen we toch elk menu gedetailleerd beschrijven.
We beginnen in dit deel eerst met het aanmaken van een “vrije” geheugenplaats, wanneer er dus een nieuw model “geprogrammeerd moet worden:
M-01
Stop vli.
0:00 0:00
5.2V
0:02h
NR
Vanuit het basisdisplay wordt door indrukken van de
ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets gewisseld
naar de “multifunctie-lijst”. (Met de ESC-toets () van dezelfde vier-weg-toets komt u weer terug in het basis­display.) Standaard ziet u na het eerste oproepen van de multifunctie-keuze na het inschakelen van de zender het menupunt »Modelgeheugen« invers afgebeeld en dus actief. Anders met de pijltoetsen () van de linker vier-weg-toets het menupunt »Modelgeheugen« kiezen …
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
… en dan weer de ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets indrukken:
Programmabeschrijving: nieuwe geheugenplaats aanmaken
54
Modelselectie
=> Mod.naam Model wissen Kopiëren mod–>mod
=>
=>
=>
Druk nog een keer de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in voor het ondermenu “Modelselectie”:
01
02 03 04 05 06
    
vrij vrij vrij vrij vrij
    
O08
Bij levering van de zender is het eerste modelgeheugen voorzien van het modeltype “Vliegtuigmodel” en de meegeleverde ontvanger al aan dit geheugen “gebon­den”. Dit is herkenbaar aan het pictogram van een vliegtuigmodel in de tweede kolom van links en aan de rechts zichtbare ontvangercode. In dit voorbeeld is dat “O08” als synoniem voor de meegeleverde ontvanger GR-16. Bij een “ongebonden” modelgeheugen verschijnt daarentegen “---“.
De overige, met “
vrij” betitelde geheugenplaat-
sen zijn nog onbezet en dus ook “ongebonden”. Wan­neer u een vliegtuigmodel wilt programmeren, dan kunt u na het verlaten van het ondermenu “Modelselectie” en van het menu »Modelgeheugen« – door een dien­overeenkomstig aantal keren indrukken van de centrale
ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets – direct
met het programmeren beginnen … of met de toetsen of van de linker vier-weg-toets een andere nog
vrije geheugenplaats uitkiezen …
01
02
03 04 05 06

   
vrij
vrij vrij vrij vrij

   
O08
… en dan de ENT-toets () van de rechter vier-weg­toets indrukken als bevestiging.
U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vlieg­tuigmodel” of “helikoptermodel” te kiezen:
Modeltype kiezen
(Vrij modelgeheugen)
Kies met de toetsen of van de linker of rechter vier-weg-toets het modeltype uit en druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. Daardoor wordt het gekozen modelgeheugen geinitialiseerd met het ge­selecteerde modeltype en wisselt het display weer naar de basisweergave. U kunt nu in deze geheugenplaats uw model gaan inprogrammeren.
Een wissel naar een ander modeltype is nu alleen nog mogelijk door de geheugenplaats eerst te wissen, zie menu »Modelgeheugen«, bladzijde 58.
Aanwijzingen:
Moet het modelgeheugen gewist worden, dat nu in de basisaanduiding zichtbaar is, dan moet direct na het wissen één van de
beide modeltypen “vleugel” of “heli” worden gekozen.
Deze keuze kunt u niet ontlopen door de zender uit te zetten. U kunt wel de ongewenst bezette modelge­heugenplaats vanuit een ander modelgeheugen weer wissen.
Wordt daarentegen een niet actieve geheugen­plaats gewist, dan verschijnt daarna in de modelkeu-
vrij”.
ze “
• Na het aanmaken van het uitgekozen modelgeheu­gen met het gewenste modeltype wisselt de aan­duiding naar het basisdisplay van het nieuw aan­gemaakte modelgeheugen. Tegelijkertijd verschijnt gedurende enkele seconden de waarschuwing …
BIND. n/a
OK
… als aanwijzing dat er nog geen binding met een ontvanger is. Door een kort indrukken van de van de
ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets komt u
direct bij de bijbehorende optie:
Klokken 0:00 Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw. 99sec HF–module UIT
–––
–––
Meer informatie over het binden van een ontvanger vindt u op bladzijde 88.
• Onder de hierboven beschreven waarschuwing “BIND. n/a” verschijnt ook enkele seconden de waar­schuwing …
Fail-Safe in­ stellen!
… als aanwijzing dat er nog geen Fail-Safe-instellin­gen zijn. Meer informatie hierover vindt u op bladzij­de 128.
• Verschijnt er op het display de waarschuwings-aan­duiding …
Gas
te
hoog!
… beweeg dan de gasstuurknuppel resp. bij een he­limodel de limiter, standaard de draaiknop rechts bo­ven op de zender, in de richting van stationair.
Het verschijnen van deze waarschuwing is ook af­hankelijk van de bij “Motor aan K1” resp. “Pitch min.” in het ondermenu “Modeltype” van het menu »Mo- deltype en faseninstelling« bladzijde 62 resp. 71 gekozen instellingen. Kies bij vleugelmodellen om deze melding te deactiveren “geen” resp. “geen/ inv” als u geen motor gebruikt maar de anders ver­borgen mixers “K1  N.N.*” van het menu »Vleugel- mixers«, bladzijde 97, of de servo-aansluiting 1 voor de tweede welfkleppenservo nodig heeft.
• Werden er al modelgeheugens in de zender bezet, dan verschijnt er in de ondermenu’s van het menu »Modelgeheugen«, bladzijde 58, een pictogram van het gekozen modeltype gevolgd door een leeg veld resp. de in de regel “Modelnaam” van het menu »Modelgeheugen«, bladzijde 58, ingevoerde mo­delnaam, evenals de code van de ontvanger, wan­neer deze gebonden is.
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
Programmabeschrijving: nieuwe geheugenplaats aanmaken
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display verschijnt de melding:
Momenteel onmogelijk Spanning te laag!
In principe zijn er nu nog vier verschillende mogelijkhe­den, om de vier stuurfuncties rolroer, hoogteroer, rich­tingsroer en gas resp. remkleppen bij een vleugelmodel of roll, nick, hekrotor en gas/pitch bij een helikoptermo­del aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van de vier mogelijkheden wordt gekozen, hangt af van de individuele gewoonte van de piloot. Deze functie stelt u in de regel “Stuurtoewijzing” (stuurmode) voor het actuele modelgeheugen in het menu »Zenderinst.«, bladzijde 88, in:
Stuurtoewijz. Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw. 99sec
1
0:00 –––
–––
Verder wijzen we er nogmaals op, dat uit het oogpunt van een maximale flexibiliteit, maar ook om onbedoel­de fouten te voorkomen, bij beide modeltypen aan de stuurkanalen 5 en 6 standaard geen stuurelement toegewezen is.
Dit betekent, dat bij uitlevering van deze
set alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s via de beide
stuurknuppels kunnen worden bewogen, aan de uitgangen 5 … 8 aangesloten servo’s daaren­tegen niet zullen bewegen. Bij een nieuw geinitiali-
55
seerd helikoptermodel beweegt ook nog – afhankelijk van de positie van de boven op de zender gemonteerde draaiknop – de servo 6 min of meer. Bij beide modelty­pen verandert deze toestand pas, nadat u de bijbeho­rende toewijzingen gedaan heeft in het menu »Instel- ling stuurelement«, bladzijde 76 resp. 78.
Wanneer een nieuw aangemaakt modelgeheugen in ge­bruik moet worden genomen, dan MOET deze eerst aan een (andere) ontvanger worden “gebonden”, voordat eventueel daaraan aangesloten servo’s kunnen worden aangestuurd. Lees hiervoor ook het gedeelte “binding” op bladzijde 90.
Een beschrijving van de programmeringstappen bij een vliegtuigmodel vindt u in het onderdeel programmeer­voorbeelden vanaf bladzijde 170 en voor helikoptermo­dellen vanaf bladzijde 190.
De hieronder volgende beschrijvingen van menu’s vindt u in de volgorde, zoals deze in de multifunctielijst voorkomen.
Programmabeschrijving: nieuwe geheugenplaats aanmaken
56
Voor uw aantekeningen
57
Modelgeheugen
Model oproepen, modelnaam, model wissen, kopiëren model model
Op de bladzijden 26 en 27 werden de principes achter de bediening van de toetsen uitgelegd en op de vorige pagina’s hoe u bij de multifunctie-lijst komt en een nieuwe geheugenplaats aanmaakt. Hier willen we nu de “normale” beschrijving van de verschillende menupunten in de door de zender bepaalde volgorde voortzetten. Daarom beginnen we eerst met het menu »Modelge- heugen«.
Tot maximaal 20 complete modelinstellingen inclusief de digitale trimwaarden van de vier trimhevels kunnen opgeslagen worden. De trimming wordt automatisch opgeslagen, zodat na een wisselen van model de een­maal ingestelde trimming van het model niet verloren gaat. Een pictogram van het gekozen modeltype, de in regel “Modelnaam” ingevoerde modelnaam – zie verder hieronder – en een aanduiding van de eventueel aan het modelgeheugen “gebonden” ontvanger verschijnen in drie van de vier ondermenu’s van het menu »Modelge- heugen« achter het modelnummer.
Kies eventueel met de pijltoetsen van de linker vier-weg­toets het menu »Modelgeh.« (modelgeheugen) uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
… en druk dan kort de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in:
Modelkeuze
Modelselectie Mod.naam Model wissen Kopiëren mod–>mod
=> =>
=>
=>
Wanneer u nu nog een keer ENT-toets () indrukt komt u in het ondermenu “Modelkeuze”:
01
02
03 04 05 06
GRAUBELE
ULTIMATE
STARLET BELL47G
vrij vrij
 
 
O08 O06 O08 –––
Met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets kiest u het gewenste modelgeheugen in de lijst uit en kunt u deze keuze bevestigen door indrukken van de
ENT-toets (). Met ESC () komt u weer – zonder te
wisselen van model – terug bij de vorige pagina van het menu.
Aanwijzingen:
Indien na een modelwissel de waarschu­wing “gas te hoog!” verschijnt, bevindt zich de stuurknuppel van het gas/de pitch
(K1) resp. de gaslimiter te ver in de richting volgas.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display verschijnt de bijbehorende melding:
Momenteel onmogelijk Spanning te laag!
Modelnaam
Modelselectie Mod.naam Model wissen Kopiëren mod–>mod
=> =>
=>
=>
Wisselt u door een indrukken van de van ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets naar de volgende beeldschermpagina om daar uit een lijst van tekens een modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 9 tekens kunnen aan een modelnaam worden toegekend:
+,–./0123456789:
;
? ABCDEFGHIJ
KLMNOPQRSTUVWXYZ
Modelnaam
GRAUB
Kies met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets het gewenste teken uit. Een indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets of de van de linker vier-weg-toets wisselt naar de volgende positie, voor welke u het volgende teken kunt kiezen. Een gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg­toets (CLEAR) voegt op die plaats een lege plek toe.
Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld bereikt u met de toetsen  van de linker vier-weg­toets.
Door een indrukken van de ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets komt u terug naar de vorige menu-pagina.
De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basis-
Programmabeschrijving: modelgeheugen
58
aanduiding en in de ondermenu’s van het menupunt »Modelgeheugen«.
Model wissen
Modelselectie Mod.naam Model wissen Kopiëren mod–>mod
=> =>
=>
=>
Kies met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets het ondermenu “Model wissen” en druk de ENT-toets () in.
Het te wissen model met de pijltoetsen  van de linker of rechter vier-weg-toets uitkiezen …
Tu wissen model: 01
02
03 04
GRAUBELE
ULTIMATE
STARLET BELL47G
O08 O06 O08 –––
… waarop na een verdere druk op de ENT-toets () de veiligheidsvraag …
Moet model 02 gewist worden ?
NEE
ULTIMATE
JA
….verschijnt. Met NEE breekt u het proces af en komt u terug bij de vorige pagina. Kiest u echter met de -toets van de linker vier-weg-toets JA en bevestigt u
deze keuze door een kort indrukken van de ENT-toets (), dan wordt het gekozen modelgeheugen gewist.
Het wissen is onherroepelijk. Alle gege­vens in het uitgekozen modelgeheugen worden hierdoor compleet gewist.
Aanwijzing:
Moet er een modelgeheugen gewist worden, dat juist actief is, dan moet onmiddellijk
daarna het modeltype “heli” of “vleugel” gedefinieerd worden. Wordt daarentegen een niet-actie­ve modelgeheugenplaats gewist, dan verschijnt in de modelkeuze “vrij”.
Kopiëren model model
Kies met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets het ondermenu “Kopiëren model model” uit en druk de ENT-toets () in:
Modelselectie
M d
Schakelt HF UIT
OK
GR UBELE
=>
> >
>
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender actief.
Door de ESC-toets () van de linker vier-weg-toets in te drukken breekt u dit proces af.
Door een kort indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets schakelt u daarentegen de HF-module uit en opent het opgeroepen menu zich. Schakel voor de veiligheid echter eerst een eventueel nog in bedrijf zijnde ontvanger uit.
Het te kopiëren model met de pijltoetsen  van de
linker vier-weg-toets uitkiezen, …
Kopiëren van model: 01
02
03 04
GRAUBELE
ULTIMATE
STARLET BELL47G
O08 O06 O08 –––
…waarop u na een verder indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in het venster “Kopi­eren naar model:” met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets het doelgeheugen kiest, en met ENT () bevestigt of het proces met ESC () afbreekt. Een al bezet modelgeheugen kan overschreven worden.
Kopieren naar model: 01 02 03 04
05
GRAUBELE ULTIMATE STARLET BELL47G
vrij


O08 O06 O08 –––
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheu­gen door indrukken van de ENT-toets () verschijnt de veiligheidvraag:
Moet model 02
05
gekopieerd worden ?
NEE
ULTIMATE
JA
frei


Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina van het beeldscherm. Kiest u daaren­tegen met de toets van de linker vier-weg-toets JA
Programmabeschrijving: modelgeheugen
59
en bevestigt u deze keuze door een indrukken van de
ENT-toets (), dan wordt het gekozen modelgeheugen
naar het geselecteerde modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzing:
Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook
de bindingsdata gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden ook met deze kopie in DEZELFDE zender kan worden gebruikt.
Programmabeschrijving: modelgeheugen
60
Voor uw aantekeningen
61
Modeltype- en faseninstelling
Modelspecifieke basisinstellingen voor vliegtuigmodellen
Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen moeten er enkele basisin­stellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen.
Kies het menu »M-type (+) Fase« met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk daarna de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in:
Door nogmaals de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken komt u in het ondermenu “Modeltype”:
M-typ
Fase
Zend.
inst.
Modeltype
Faseninstelling
Fasentrimming
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
=> => =>
Ondermenu „Modeltype“
Motor aan K1
Motor aan K1 Staart Rolr./welfk 1RO
Na selectie van “Motor aan K1” met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets is het bijbehorende invoer­veld omkaderd. Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies nu met pijltoetsen van de rechter vier-weg-toets uit de volgende 4 mogelijkheden:
• „Stat. v.“
De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuur­knuppel (K1) bevindt zich vooraan, d.w.z. van de pi­loot af.
De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 29 en de optie “motor-stop”, zie hieronder, zijn geactiveerd en de mixers “K1 N.N.*” van het menu »Vleugel-
mixers«, bladzijde 97, zijn gedeactiveerd.
• „Stat. a.“
De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuur­knuppel (K1) bevindt zich achteraan, d.w.z. naar de piloot toe.
De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 29, en de optie “motor-stop”, zie hieronder, zijn geac- tiveerd en de mixers “K1 N.N.*” van het menu »Vleugelmixers«, bladzijde 97, zijn gedeacti- veerd.
geen
normaal
• „geen“
Het remsysteem is in de voorste positie van de gas-/ remknuppel “ingetrokken” en de mixers “K1 N.N.*” van het menu »Vleugelmixers«, zie bladzijde 97, zijn geactiveerd.
De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 29, en de optie “motor-stop”, zie hieronder, zijn gedeac- tiveerd.
• „geen/inv“
Het remsysteem is in de achterste positie van de gas-/remknuppel “ingetrokken” en de mixers “K1 N.N.*” van het menu »Vleugelmixers«, zie bladzij- de 97, zijn geactiveerd. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 29, en de optie “motor-stop”, zie hieronder, zijn gedeactiveerd.
Aanwijzingen:
geluk kan gaan lopen. Onderbreek eventueel de brandstoftoevoer resp. maak de aandrijfaccu los.
slag óf alleen in de desbetreffende stationaire positie.
• “Afschakeltrimming”: let u op deze functie, die op
bladzijde 43 is beschreven.
Let er tijdens de programmering steeds op dat een aangesloten ver­brandings- of elektromotor niet per on-
De K1-trimming heeft, afhankelijk van uw keuze – ”normaal” of alleen “voor” of “ach­ter” – effect, dus óf over de hele stuuruit-
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
62
Motor-stop
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij keuze van “geen” of “geen/inv” in de regel “Motor aan K1” niet zichtbaar.
Afhankelijk van de in de regel “Motor aan K1” gemaakte keuze “stationair voor/achter” …
Motor aan K1 M-Stop Staart Rolr./welfk 1RO
Stat. a.
+150%–100%
normaal
–––
… kunt u bij de optie “Motor-stop” via een schakelaar er voor zorgen dat een toerenregelaar of een servo de motor UIT-zet (of naar stationairloop brengt).
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de linker kolom ingesteld en moet in de praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf inge­stelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt is en een schakelaar wordt bediend. Hiervoor moet in de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste servopositie (schakeldrempel) worden vastgelegd en in de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar worden gekozen.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel, dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schake­laar in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het motortoerental resp. sluit de gasservo de carburateur pas dán volgens de waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na het omzetten van de schakelaar in de AAN-positie voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max. +150 %) komt.
In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo slechts zó lang, tot de gekozen schakelaar weer omgezet wordt en de gasservo resp. de rege­laar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één keer over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt be­wogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van
-100 % voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en
de middelste kolom op een waarde van +150 % ser­vopositie:
Motor aan K1 M-Stop Staart Rolr./welfk 1RO
Stat. a.
+150%–100%
normaal
STO
–––
Programmering
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te wijzigen drukt u de ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets in. De actuele instelling wordt invers weerge­geven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker vier-weg­toets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo niet mechanisch vastloopt, bv. -125 %:
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
Motor aan K1 M-Stop Staart Rolr./welfk 1RO
Stat. a.
+150%–125%
normaal
STO
–––
De – hoge – standaardwaarde in de middelste kolom garandeert, dat de motor over het maximaal mogelij­ke uitslag van de gasservo resp. de regelaar met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij welke de gasservo resp. de regelaar bij een gesloten schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet u de standaardwaarde van +150 % verkleinen door de gasservo resp. de regelaar via de gas-/remstuurknuppel naar de door u gewenste positie te brengen en dan de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken:
Motor aan K1 M-Stop Staart Rolr./welfk 1RO
Stat. a.
+100%–125%
normaal
STO
–––
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
63
Motor aan K1 M-Stop +100%–125% Staart Rolr./welfk 1RO
Stat. a.
1
normaal
STO
Aanwijzingen:
Let er op dat de gasservo bij het active­ren van de motorstop-functie niet mecha­nisch vastloopt.
• Een schakelpunt van meer dan +100 % bereikt u
door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu »Ser- vo-instelling« naar meer dan 100 % te vergroten, en na het opslaan van de schakeldrempel deze weer te­rug te zetten naar de oorspronkelijke waarde.
Staarttype
Na keuze van de regel “staarttype” met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets wordt het bijbehoren­de invoerveld omkaderd:
Motor aan K1 M-Stop +100%–125% Staart Rolr./welfk 1RO
Stat. a.
1
normaal
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter vier-weg-toets het staarttype van uw model uit:
• „normaal“
Het hoogte- en richtingsroer worden elk met maar
één servo aangestuurd.
• „V-staart“
De hoogte- en richtingsroeraansturing vindt plaats via twee apart aangestuurde, V-vormige roeren. De koppelfunctie voor de richtings- en hoogteroerstu­ring wordt automatisch door het programma overge­nomen. De stuuruitslag van het hoogte- en richtings­roer moet eventueel via »D/R Expo«, bladzijde 84, ingesteld worden.
• „Delta/Sl“
De rol- en hoogteroersturing vindt plaats via één of twee servo’s per vleugelhelft. De hoogteroertrim­ming heeft bij selectie van “2RO 2WK” (= 2 rolroe­ren, 2 welfkleppen) – zie hieronder – echter alleen ef­fect op de servo’s 2 + 3.
• „2 HO sv“
Deze optie is voor modellen met twee hoogteroers­ervo’s bedoeld. Bij het bedienen van het hoogteroer loopt de aan uitgang 6 aangesloten servo mee met servo 3. De hoogteroertrimming heeft effect op bei­de servo’s.
Aanwijzing bij „2 HO sv“:
Een stuurelement dat aan de uitgang 6 in het menu »instellingen stuurelement«
is toegewezen, is uit veiligheidsoverwe­gingen softwarematig van servo “6” losgekoppeld, d.w.z. zonder effect.
Rolroeren/welfkleppen
Na selectie van de regel “rolr./welfk” met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets is het bijbehorende invoerveld omkaderd:
Motor aan K1 M-Stop +100%–125% Staart Rolr./welfk 1RO
Stat. a.
1
normaal
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. De actuele instelling wordt invers afgebeeld. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter vier-weg-toets tussen de maximaal vijf mogelijke combinaties, en wel:
Vliegtuigmodel met en zonder motor en normale- of V-staart
Vleugel
rolroeren/
welfkleppen
norma-
le- of
V-staart
stuurkanalen
met of zonder
motor
1RO 2 3 + 4 vrij of 1
1RO 1WK 2 | 6 3 + 4 vrij of 1
2RO 2 + 5 3 + 4 vrij of 1
2RO 1WK 2 + 5 | 6 3 + 4 vrij of 1
2RO 2WK 2 + 5 | 6 + 1 3 + 4 alleen zon-
der motor
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
64
Delta/staartloos met en zonder motor
Vleugel
rolroeren/
welfkleppen
rich-
tings-
roer
stuurkanalen
met of zonder
motor
2RO 2 + 3 4 vrij of 1
2RO 1WK 2 + 3 | 6 4 vrij of 1
2RO 2WK 2 + 3 | 5 + 6 4 vrij of 1
Vliegtuigmodel met en zonder motor en 2 hoogte­roerservo’s
Vleugel
rolroeren/
welfkleppen
2 HO sv
/rich-
tingsr.
stuurkanalen
met of zonder
motor
1RO 2 3 + 6 / 4 vrij of 1
1RO 1WK 2 | 5 3 + 6 / 4 vrij of 1
2RO 2 + 5 3 + 6 / 4 vrij of 1
2RO 1WK 2 + 5 | 1 3 + 6 / 4 alleen zon-
der motor
Afhankelijk van het aantal rolroer-/welfkleppenservo’s worden in het menu »Vleugelmixers«, vanaf bladzijde 94, de telkens benodigde mixers en bijbehorende instelmogelijkheden geactiveerd. Softwarematig zijn er maximaal 12 kant-en-klare mixers voor maximaal 2 rolroer- en welfkleppenservo’s beschikbaar.
Ondermenu „Faseninstelling“
Na keuze van de regel “Faseninstelling” met de selectie­toetsen  van de linker vier-weg-toets …
Modeltype
Faseninstelling
Fasentrimming
=> => =>
… opent u het ondermenu “Fasenkeuze” door de ENT­toets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken.
Fase 2 en fase 3
Zolang u aan geen van de fasen 2 of 3 een schakelaar heeft toegewezen bevindt u zich automatisch in vliegfa­se 1 «normaal».
Zowel het nummer als de naam van deze vliegfase zijn standaard als «normaal» ingesteld en kunnen niet wor­den veranderd, zodat de fase «normaal» niet als fase 1 zichtbaar is, maar verborgen blijft:
Fase 2 Fase 3
Start
Speed
––– –––
Verder wijzen we er nog op dat aan de ene vliegfase prioriteit boven de andere heeft, wat vooral belangrijk is bij het toewijzen van de schakelaars. Het schema hierachter is als volgt:
• Zijn alle eventueel toegewezen vliegfase-schakelaars gesloten of open, dan is de fase «normaal» actief.
• Is er maar één schakelaar gesloten, dan is die vlieg­fase actief die aan de actueel gesloten schakelaar werd toegewezen.
• Zijn er twee schakelaars gesloten, dan is de vliegfa­se met het laagste fasenummer actief. Dus fase 2, wanneer ook de aan fase 3 toegewezen schakelaars gesloten is.
• Eventueel moet daarom de toewijzing van de vlieg­fasen aan de vliegfasennamen aan de eigen eisen worden aangepast, zie hieronder.
• Aan de servokant vindt de omschakeling niet “hard” plaats, maar met een standaard omschakeltijd van ca. 1 seconde.
Programmering
Na keuze van “fase 2” of “fase 3” met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets wordt het veld “naam” van de desbetreffende vliegfase omkaderd.
“Fase 2” is standaard voorzien van de fasenaam “Start” en “fase 3” van de naam “Speed”. Deze namen kunnen echter altijd na selectie van de desbetreffende regel en een indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets worden gewijzigd in één van de volgende namen; gebruik hiervoor de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets in het inverse veld:
• Start
• Thermiek
• Afstand
• Speed
• Acro
• Landing
• Slepen
• Test
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
65
Door indrukken van de ENT-toets () beëindigt u de invoer weer.
Wissel nu met de toets van de linker vier-weg-toets naar de kolom rechtsonder met het schakelaarsym­bool
en druk weer de ENT-toets () in. Wijs nu,
zoals beschreven op bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuu­relelent-schakelaars”, aan de desbetreffende fase een schakelaar toe. Het beste is hier om, uitgaande van de middenpositie, de drie-standen-schakelaars SW 4/5 te nemen:
Fase 2 Fase 3
Start
Speed 4
5
Deze namen verschijnen dan telkens in het basisdisplay van de zender …
M-01
0:02h
Stop vli.
5.2V
«normaal »
NR
0:00 0:00
… en in het hierna beschreven ondermenu “Fasentrim”.
Ondermenu „Fasentrim“
Na keuze van de regel “Fasentrim” met de selectietoet­sen  van de linker vier-weg-toets …
Modeltype
Faseninstelling
Fasentrimming
=> => =>
… opent u het ondermenu “Fasentrim” door de ENT­toets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken.
Zolang u in het hiervoor beschreven ondermenu “Fasen­instelling” aan geen van de fasen 2 of 3 een schakelaar heeft toegewezen, bevindt u zich nog automatisch in de vliegfase 1 «normaal».
Zowel het nummer als mede de naam van deze vliegfa­se is vast ingesteld als «normaal» en kan niet veranderd worden, zodat ook in het ondermenu “Faseninstelling” de fase «normaal» niet als fase 1 wordt aangeduid, maar verborgen blijft:
Fase 2 Fase 3
Start
Speed
––– –––
Wanneer u met deze basisinstelling wisselt naar het hier besproken ondermenu “Fasentrim” dan vindt u in het display alleen de regel «normaal», waarvan de ingestel­de waarde van 0 % normaal gesproken niet veranderd hoeft te worden.
FASENTRIMMING
normaa
0%
0%
RO HOWK
0%
Aanwijzing:
Afhankelijk van de in de regel “rolr./welfkl.” van het ondermenu “Modeltype”, bladzijde
64, gedane instellingen beschikt u in dit menu over minimaal HO(ogteroer) en maximaal over HO(ogteroer), RO(lroer) en WK (welfkleppen) voor fasenspecifieke triminstellingen.
Wilt u van “0” afwijkende waarden aanbrengen, bv. om in de thermiek langzamer resp. bij een glijvlucht sneller te kunnen vliegen, ZONDER telkens de basis-instelling te hoeven veranderen, dan moet u in het hierboven beschreven ondermenu “Faseninstelling” “fase 2” en eventueel “fase 3” activeren.
Wissel dus eventueel met de ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets terug naar het keuzemenu; wissel hier met een indrukken van de van de linker vier­weg-toets naar de regel “Faseninstelling” en door een druk op de ENT-toets () naar het ondermenu “Fasen­instelling”. Hierin wijst u, zoals beschreven op de vorige bladzijde, aan de gewenste fase(n) een schakelaar toe. Zou u daarvoor de drie-weg-schakelaar SW 4/5 hebben gekozen, dan wijst u deze schakelaar telkens vanuit de middenstand, vanuit de «normaal»-fase dus, aan de “fase 2” en aan de “fase 3” toe. Eeventueel kunt u aan de beide fasen ook een andere naam toewijzen.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
66
Aanwijzingen:
In de middenpositie van SW 4/5 moeten dan de schakelaarsymbolen overeenko­men met de afbeelding hierboven.
• Let u op de prioriteit van de verschillende vliegfasen, zoals op de vorige bladzijden uitvoerig beschreven is.
Instellen van de vliegfasentrimming
In dit menu “Fasentrimming” kunnen de eerder gekozen vliegfasen getrimd worden.
Schakel daarvoor via de door u aangewezen schakelaar naar de gewenste vliegfase (de * helemaal links geeft de op het moment actieve fase aan):
FASENTRIMMING
normaal Start Speed
0% 0% 0%
0% 0% 0%
RO HOWK
0% 0% 0%
Nu eventueel met de pijltoetsen  van de linker vier­weg-toets de gewenste roerfunctie selecteren en dan na een kort indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets met de pijltoetsen ervan de benodigde trimwaarden in het inverse veld instellen.
Door omzetten van de vastgelegde schakelaar(s) kan de bijbehorende fase geactiveerd worden, waarbij aan de servokant de omschakeling niet “hard” plaatsvindt, maar met een vast ingestelde omschakeltijd van ca. 1 seconde.
Er kunnen waarden worden ingesteld – net als bij de instelling van de offset en de instelling van het midden­punt van de stuurelementen – tussen -99 % en +99 %. Normaliter zijn de ze waarden echter niet veel groter
dan enkele tientallen procenten.
FASENTRIMMING normaal 0% Start
Speed
0% +8% –7%
0% 4%
–5%
RO HOWK
+2% –3%
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een eventueel ingestelde waarde weer terug naar de standaard van 0 %.
Aanwijzing:
Afhankelijk van uw invoer in de regel “rolr./ welfkl.” van het ondermenu “Modeltype”,
bladzijde 64, kunt u bij de “Fasentrimming” slechts beschikken over de kolom “HO”, de kolommen “RO” en “HO” of zoals hierboven afgebeeld “WK”, “RO” en “HO” op het display.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - vliegtuigmodel
67
Modeltype- en faseninstelling
Modelspecifieke basisinstellingen voor helikoptermodellen
Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisin­stellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen.
Kies het menu »M-type (+) Fase« met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk daarna op de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets:
Door weer op de ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets te drukken opent u het ondermenu “Modelty­pe”:
M-Typ
fase
Zend.
inst.
Modeltype Faseninstelling
Servo
inst.
Heli
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
=> =>
Ondermenu „Modeltype“
Tuimelschijftype
Tuimelsch. M-stop +150%–100% Rotor draair. Pitch min achter Autorotatie
Afhankelijk van het aantal servo’s voor de pitch-aan­sturing is er voor de bediening van de tuimelschijf een bijbehorende programmavariant nodig.
De keuze van het desbetreffende “helikoptertype” wordt intussen ook bepaald door de soort aansturing van de tuimelschijfservo’s: van Flybarless-systemen voorziene helikoptermodellen bijvoorbeeld hebben in de regel geen tuimelschijfmixers in de zender nodig, zodat bij het gebruik van zo’n systeem – geheel onafhankelijk van het aantal gebruite tuimelschijfservo’s – als tuimelschijftype hier normaal gesproeken “1” moet worden gekozen. Let
in dit geval altijd op de handleiding bij uw Flybarless systeem, omdat u anders het risico loopt dat uw model misschien onbestuurbaar wordt.
Na de keuze van de regel “Tuimelsch.” (tuimelschijf) met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets is het invoerveld omkaderd. Druk de ENT-toets in. Het actuele aantal pitch-servo’s is nu invers te zien:
Tuimelsch. M-stop +150%–100% Rotor draair. Pitch min achter Autorotatie
1 servo
–––
rechts
–––
1 servo
–––
rechts
–––
Leg nu met de keuzetoetsen van de linker vier-weg­toets de benodigde variant vast:
• „1 servo“
U heeft een Flybarless-systeem of de tuimelschijf wordt via één roll- en één nickservo bewogen. De pit- chsturing vindt plaats via één aparte servo.
(Het menupunt »TS-mixers«, bladzijde 123, wordt in de multifunctie-lijst onzichtbaar gemaakt omdat bij helikoptermodellen, die maar 1 pitchservo hebben, de in totaal drie tuimelschijfservo’s voor pitch, nick en roll ZONDER mixers vanuit de zender worden aange­stuurd; dit geldt ook voor Flybarless-systemen.)
• „2 servo“
De tuimelschijf wordt voor de pitchsturing axiaal ver­schoven door twee rollservo’s; de nicksturing wordt door een mechanische compensatiewip ontkoppeld.
• „3sv (2roll)“
Symmetrische driepuntsaansturing van de tuimel­schijf via 3 over telkens 120 ° verdeelde aanstuurpun­ten, waaraan één nickservo (vooraan of achteraan) en twee rollservo’s (zijdelings links en rechts) verbon­den zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal.
• „3sv (140)“
Asymmetrische driepuntsaansturing van de tuimel­schijf via 3 aanstuurpunten, waaraan één nickservo (vooraan of achteraan) en twee rollservo’s (zijdelings links en rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal.
• „3sv (2nick)“
Symmetrische driepuntsaansturing zoals hierboven, alleen om 90 ° verdraaid, d.w.z. één rollservo aan de zijkant en twee nickservo’s vooraan en achteraan.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
68
• „4sv (90°)“
Vierpuntsaansturing van de tuimelschijf via twee roll­en twee nickservo’s.
Aanwijzing bij „4sv (90°)“:
Zoals zichtbaar bij de ontvangerbezetting op bladzijde 53 wordt de tweede nickservo aan uitgang 5 aangesloten,
zodat de bij 1 … 3 pitchservo’s standaard op uitgang 5 werkende optie “gyro” van het menu »Helimix« en de gelijknamige regel in het menu »Instelling stuurelement« onzichtbaar is.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) schakelt naar “1 servo”.
tuimelschijftype: 1 servo
2
tuimelschijftype: 2 servos
2
1
tuimelschijftype: 3 servos (2 roll)
2
1
3
tuimelschijftype: 3 servos (140°)
2
1
3
tuimelschijftype: 3 servos (2 nick)
1
3
2
tuimelschijftype: 4 servos (90°) 2 nick / 2 roll
2
5
3
1
Aanwijzing:
De tuimelschijf-mixpercentages worden – met
uitzondering van de variant “1 servo” – in het
menu »TS-mixers«, bladzijde 123, ingesteld.
Motor-stop
In het kader van de autorotatie-instellingen van het helikopterprogramma van de zender mz-12 HoTT bestaat de mogelijkheid om voor noodgevallen een “motor UIT”-positie voor de gasservo of regelaar in te stellen. Wanneer u echter in de regel “gas” van het menu »Helimix« in plaats van een (nood-) UIT-positie
een stationairloop-positie instelt, om bijvoorbeeld bij autorotatie-oefeningen niet elke keer de motor opnieuw te hoeven starten, dan vervalt deze mogelijkheid. In dit geval is het raadzaam om de hier onder beschreven optie “motor-stop” als nood-UIT-oplossing te gebruiken.
Afhankelijk van de in de regel “pitch min” gemaakte keuze “voor/achter”, zie verder in dit hoofdstuk, kunt u via een schakelaar d.m.v. de optie “Motor-stop” een regelaar de motor laten afremmen of een servo voor de aansturing van de carburateur in de motor-UIT (of ook naar een stationaire positie) brengen.
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de linker kolom ingesteld en moet in de praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf inge­stelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt is en een schakelaar wordt bediend. Hiervoor moet in de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste servopositie (schakeldrempel) worden vastgelegd en in de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar worden gekozen.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel, dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schake­laar in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het motortoerental resp. sluit de gasservo de carburateur pas dán volgens de waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na het omzetten van de schakelaar in de AAN-positie
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
69
voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max. +150 %) komt.
In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo slechts zó lang, tot de gekozen schakelaar weer omgezet wordt en de gasservo resp. de rege­laar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één keer over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt be­wogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van
-100 % voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en de middelste kolom op een waarde van +150 % ser­vopositie:
De – hoge – standaardwaarde in de middelste kolom garandeert dat de motor over het maximaal mogelij­ke uitslag van de gasservo resp. de regelaar met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij welke de gasservo resp. de regelaar bij een gesloten schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet u de standaardwaarde van +150 % verkleinen door de gasservo resp. de regelaar via de gas-/pitchstuurknup­pel en eventueel de gaslimiter naar de door u gewenste positie te brengen en dan de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken:
Tuimelsch. M-stop +150%–100% Rotor draair. Pitch min achter Autorotatie
Programmering
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te wijzigen drukt u de ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets in. De actuele instelling wordt invers weerge-
1 servo
–––
rechts
–––
STO
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
geven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker vier-weg­toets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo niet mechanisch vastloopt, bv. -125 %:
Tuimelsch. M-stop +100% Rotor draair. Pitch min achter Autorotatie
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
70
–125%
1 servo
–––
rechts
–––
STO
Aanwijzingen:
Tuimelsch. M-stop +100% Rotor draair. Pitch min achter Autorotatie
Tuimelsch. M-stop Rotor draair. Pitch min achter Autorotatie
–125%
–125% 1
1 servo
–––
rechts
–––
STO
1 servo
+100%
rechts
–––
STO
Let er op, dat de gasservo bij het active­ren van de motorstop-functie niet mecha­nisch vastloopt.
• Een schakelpunt van meer dan +100 % bereikt u
door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu »Ser- vo-instelling«, bladzijde 74, naar meer dan 100 % te vergroten, en na het opslaan van de schakeldrem­pel deze weer terug te zetten naar de oorspronkelij­ke waarde.
Rotor-draairichting
Tuimelsch. M-stop +150%–100% Rotor draair. Pitch min achter Autorotatie
1 servo
–––
rechts
–––
In de regel “rotor-draair.” wordt de draairichting van de hoofdrotor na indrukken van de ENT-toets () met de pijltoetsen van de van de rechter vier-weg-toets inge­steld:
• „rechts“
Van boven gezien draait de hoofdrotor met de klok mee.
• „links“
Van boven gezien draait de hoofdrotor tegen de klok in.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  (CLEAR) van de linker vier-weg-toets zet deze optie op “rechts”.
rechts-
draaiend
links­draaiend
Deze invoer is nodig, om de mixers voor de koppel- en vermogenscompensatie in de goede richting te kunnen laten werken, en wel in het menu »Helimix«:
pitch K1  gas K1  hekrotor
Pitch min
Tuimelsch. M-stop +150%–100% Rotor draair.
1 servo
–––
rechts Pitch min achter Autorotatie
–––
• „voor“
minimale pitchinstelling, wanneer de pitchknuppel (K1) naar “voren”, dus van de piloot af, wijst.
• „achter“
Minimale pitchinstelling, wanneer de pitchknuppel (K1) naar “achteren”, dus naar de piloot toe, wijst.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  (CLEAR) schakelt om naar “naar achteren”.
Aanwijzingen:
Standaard is de zogenaamde “gaslimiter” toegepast (zie bladzijde 81 en verder), waarmee via de ingang “Lim” in het menu
»instelling stuurelement« de gasservo los van de pitchservo’s in de richting volgas begrensd kan wor­den.
• De K1-trimming heeft alleen effect op de gasservo.
Autorotatie
Tuimelsch. M-stop +150%–100% Rotor draair.
1 servo
–––
rechts Pitch min achter Autorotatie
–––
Ondermenu „Faseninstelling“
Na selectie van de regel “Faseninstelling” met de keuze­toetsen  van de linker vier-weg-toets …
Modeltype
Faseninstelling
=> =>
… opent u het ondermenu “Fasenkeuze” door een druk op de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets.
Fase 2
Zolang u aan de fase 2 of de autorotatie-fase nog geen schakelaar heeft toegewezen bevindt u zich automatisch in vliegfase 1 «normaal».
Zowel het nummer als de naam van deze vliegfase zijn standaard als «normaal» ingesteld en kunnen niet wor­den veranderd, zodat de fase «normaal» niet als fase 1 zichtbaar is, maar verborgen blijft:
Fase 2
Hover
–––
In de regel “pitch min” wordt de stuurrichting van de gas-/pitchstuurknuppel aangepast aan uw stuurgewoon­ten. Van deze instelling hangen de functies van alle andere opties van het helikopterprogramma af, dus bv. de gascurve, stationaire trimming, hekrotormixer enz.
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. De stuurrichting van de gas-/pitchstuurknuppel wordt in­vers weergegeven. Nu met de pijltoetsen van de rechter vier-weg-toets de benodigde variant vastleggen:
De naam “autorotatie” is vast aan de fase 3 gekoppeld en kan NIET worden veranderd. U kunt alleen rechts op het display, zoals op bladzijde 46 beschreven in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”, een schakelaar toewij­zen.
Meer over de programmering van vliegfasen vindt u vanaf bladzijde 102, in het onderdeel »Helimixers«.
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
Verder wijzen we er nog op dat aan de ene vliegfase prioriteit boven de andere heeft, wat vooral belangrijk is bij het toewijzen van de schakelaars. Het schema hierachter is als volgt:
• Zijn alle eventueel toegewezen vliegfase-schakelaars gesloten of open, dan is de fase «normaal» actief.
71
• Is er maar één schakelaar gesloten, dan is die vlieg­fase actief, die aan de actueel gesloten schakelaar werd toegewezen.
• De “autorotatiefase” heeft, onafhankelijk van het bovenstaande, ALTIJD voorrang op de andere vliegfasen.
• Eventueel moet daarom de toewijzing van de vlieg­fase 2 met de naam “hover” aan de eigen prioriteiten worden aangepast, zie hieronder.
• Aan de servokant vindt de omschakeling niet “hard” plaats, maar met een standaard omschakeltijd van ca. 1 seconde. Naar de autorotatiefase wordt ook altijd ZONDER VERTRAGING omgeschakeld.
Programmering
Na keuze van “fase 2” met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets is het veld “Naam” van de desbe­treffende vliegfase al omkaderd.
Wanneer u de naam van de fase niet passend vindt, drukt u de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. De actuele instelling wordt invers weergegeven:
en druk de ENT-toets () in. Wijs nu, zoals beschreven op bladzijde 46 beschreven in het onderdeel “Toe­wijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurele­ment-schakelaars”, een schakelaar toe.
Meer over de betekenis van vliegfasen en de program­mering ervan vindt u vanaf bladzijde 102, in het onder­deel “Vliegfasen-afhankelijke instelling van pitch, gas en hekrotor”.
Fase 2
Hover
–––
Kies nu met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets uit de lijst met beschikbare namen een passende naam. Door indrukken van de ENT-toets () beëindigt u de invoer weer.
Wissel nu met de toets van de linker vier-weg-toets naar de kolom rechtsonder met het schakelaarsymbool
Programmabeschrijving: model- en faseninstelling - helikoptermodel
72
Voor uw aantekeningen
73
normaal
Draairichting
Beweging stuurelement
Servo-instelling
v
o
-
u
i
t
s
Servodraairichting, -midden, -uitslag
Kies met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets het menu »Servo inst.« uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Servo
inst.
Heli
mixer
… en druk dan op de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets:
S1 S2 S3 S4 S5
Omk
0% 0% 0% 0% 0%
Midd
100% 100% 100% 100% 100%
Weg
In dit menu worden parameters, die uitsluitend de indi­vidueel aangesloten servo betreffen, ingesteld en wel
Begin met de instelling van de servo’s altijd in de kolom
de draairichting, de middenpositie en de servo-uitslag.
“Omk.”!
Principes van de bediening:
1. Met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets de gewenste servo S1 … 6 uitkiezen.
2. Eventueel met de pijltoetsen  van de linker vier-
Programmabeschrijving: servo-instelling
74
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
100% 100% 100% 100% 100%
+
weg-toets de gewenste kolom selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in-
drukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers af­gebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de ge­wenste waarde instellen. Eventueel het bijbehorende stuurelement uit de middenpositie bewegen om een asymmetrische instelling te kunnen doen.
5. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in­drukken om invoer te beëindigen.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de lin­ker vier-weg-toets (CLEAR) zet de eventueel gewij­zigde instellingen weer terug naar de standaardwaar­de.
Belangrijk:
De cijfers van de servo-aanduidingen hebben betrekking op de, aan de overeen-
komstige ontvangeruitgangen aangesloten servo’s, zolang er geen verwisseling van de ontvanger­uitgangen heeft plaatsgevonden. Daarom beïnvloedt een verandering van de stuurknuppeltoewijzing ook de nummering van de servo’s niet.
Kolom 2 “Omk”
De draairichting van de servo wordt aan de eisen van het model aangepast, zodat u bij de montage van de stuurstangen en aansturingen geen rekening hoeft te houden met de draairichting van de servo’s.
De draairichting wordt gesymboliseerd door de tekens “=>” en “<=”. De draairichting van de servo’s moet vóór het instellen van de navolgende functies worden vast­gelegd!
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rech-
ter vier-weg-toets (CLEAR) zet de draairichting terug naar “=>”.
omgekeerd
Kolom 3 “Midden”
De middenverstelling van de servo-uitslag is bedoeld om servo’s aan te passen, die niet overeenkomen met de standaard (middenpositie van de servo bij 1,5 ms) alsmede voor geringe correcties, bv. bij het instellen van de neutraalpositie van roeren aan het model. Onafhan­kelijk van de trimhevels en eventuele instellingen van mixers kan de neutrale positie in een bereik van -125 tot +125 % binnen de servo-uitslag van maximaal ±150 % worden verschoven. De instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende servo, onafhankelijk van alle andere trim- en mixerinstellingen.
l
a
r
g
e
Let er wel op, dat er bij een extreme verstelling van de middenpositie er eenzijdig
s
e
r
v
s
n
t
e
e
l
d
l
i
n
d
i
m
%
5
2
1
-
g
+
1
2
5
%
beperkte uitslagen gaan ontstaan, omdat zowel elektronisch als mecha­nisch de totale uitslag beperkt is tot ±150 %.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van
de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld de waarde weer terug naar “0 %”.
Kolom 4 “- Weg +”
In deze kolom wordt de weg van de servo symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het bereik bedraagt 0 …150 % van de normale servo-uitslag. De ingestelde waarde hebben betrekking op de instellingen in de kolom “midden”.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting, moet het bijbehorende stuurelement (stuurknuppel, proportioneel stuurelement of schakelaar) naar een positie worden gebracht waarbij in de kolom “weg” op het display de beide kanten van de uitslag-instelling omkaderd zijn.
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet het desbetreffende stuurelement (stuurknuppel, pro­portionele draaiknop of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft.
Aanwijzing:
Eventueel moet in het menu »Instelling stuurelement«, zie volgend hoofdstuk, aan
een servo die aan één van de stuurkanalen 5 en/of 6 is aangesloten, eerst een stuurelement toegewezen worden.
Door een indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets activeert u de instelling van de waarden. Het waardenveld wordt invers weergegeven. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets verandert u de waarden. Door nogmaals de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken wordt de invoer afgesloten.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet de in het inverse waarden-veld veranderde parameters terug op 100 %.
Belangrijk:
In tegenstelling tot het menu »Instelling stuurelement« heeft deze instelling direct
betrekking op de bijbehorende servo, onafhankelijk daarvan, hoe het stuursignaal voor deze servo tot stand is gekomen, dus óf direct van een stuurknuppel óf via willekeurige mixerfuncties.
servo-uitslag
De afbeelding hierboven toont een voorbeeld van een ingestelde ser­vo-uitslag, die per kant verschillend is: -50 % en + 150 %.
stuurknuppel-uitslag
Programmabeschrijving: servo-instelling
75
Instelling stuurelement
Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing
Kies met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets het menu »Servo inst.« uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk dan op de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets:
I5
I6
Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender mz-12 HoTT ook nog standaard voorzien van andere bedieningselementen. Dit zijn:
• een proportionele draaiknop: In het menu wordt deze “DK” genoemd.
• twee 3-standen-schakelaars: SW 4/5 en SW 6/7.
• twee 2-standen-schakelaar: SW 1 en 3. In het menu aangegeven met “1” resp. “3” en voorzien van een schakelaarsymbool, dat tevens de schakelrichting aangeeft.
• een toetsschakelaars: SW 2. Op dezelfde manier als het hiervoor beschrevene aangeduid met “2” en voor­zien van een schakelaarsymbool met schakelrichting.
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw modelgeheugen met het modeltype “vleugelmodel” werd gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvan-
M-Typ
Fase
Zend.
vrij vrij
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
+100% +100%
Weg
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
+100% +100%
+
geruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s. De andere hierboven genoemde “verdere” bedieningselementen zijn echter in principe standaard inactief.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing – zo­als al vermeld op bladzijde 22 – en ook na het initi­aliseren van een nieuw modelgeheugen met het type “vliegtuigmodel” en de “binding” ervan, alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s via de beide stuurknuppels bewogen kunnen worden, maar de aan de uitgangen 5 tot 8 aangesloten servo’s daarente­gen steeds in hun middenpositie blijven staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel lijkt …, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u enerzijds volledig vrij de “verdere” bedieningselementen kunt uitkiezen en u anderzijds het “wegprogrammeren” van niet benodigde bedieningselementen bespaard blijft, want:
Een niet benodigd bedieningselement heeft ook bij een foutieve bediening
alleen dan geen invloed op uw model, wanneer het inactief, dus niet aan een functie toege­kend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedie­ningselementen nu in dit menu »Instelling stuurele- ment« geheel naar vrije keuze aan iedere willekeurige functie-ingang, zie bladzijde 44, worden toegewezen. Dit wil echter ook zeggen, dat aan elk van deze bedie­ningselementen naar behoefte ook gelijktijdig meerdere functie-ingangen kunnen worden toegewezen. Zo kan bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar SW X, die u in dit menu aan een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu »Zender instelling« voor de “klokken” als aan-/uit-scha­kelaar dienen enz …
Belangrijk:
In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag heeft de instelling van de
stuuruitslag echter ook effect op alle daarvan afgeleide mix- en koppelfuncties, d.w.z. uiteindelijk op alle servo’s, die via het bijbehorende stuurelement kunnen worden bediend.
Principes van de bediening
1. Met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets
de betreffende ingang 5 of 6 uitkiezen.
2. Met de pijltoetsen  van de linker of rechter vier-
weg-toets eventueel naar de gewenste kolom gaan.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in-
drukken. Het te veranderen invoerveld wordt invers afgebeeld.
4. Gewenst bedieningselement bedienen resp. met de
pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste waarde instellen.
5. De ESC-toets () of de ENT-toets () van de rech-
ter vier-weg-toets indrukken om de invoer te beëin­digen.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de lin-
ker vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Kolom 2 “Stuurelement- en schakelaartoewijzing”
Selecteer met de pijltoetsen  van de linker vier­weg-toets één van de ingangen 5 of 6. Door een indruk­ken van de centrale ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets activeert u de mogelijkheid van toewijzing:
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - vliegtuigmodel
76
I5
vrij
Gewenste schakelaar
of stuurel. bedienen
+100%
+100%
I5 I6
3
DK
+100% +100%
+100% +100%
het desbetreffende stuurelement (proportionele draai­knop of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
+
Weg
Bedien nu het gewenste stuurelement of de uitgekozen schakelaar, waarbij u er op moet letten, dat de proporti­onele draaiknop pas na enkele “klikken” herkend wordt, dus iets langer bediend moet worden. Wanneer de uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in de tegenovergestelde richting bewegen.
Met de toegewezen 2-standen-schakelaars kan al­leen tussen de desbetreffende eindposities heen en weer geschakeld worden, bv. motor AAN resp. UIT. De 3-weg-schakelaar SW 4/5 resp. 6/7 hebben natuurlijk nog een middenpositie.
Tips:
Let u bij het toewijzen van de schake­laars op de gewenste schakelrichting en
let u er ook op, dat alle niet benodigde ingangen “vrij” blijven, om een foutief bedienen via niet benodigde stuurelementen uit te sluiten.
• Via de hieronder beschreven instelling van de stuuruitslag kan ook bij de toewijzing van een scha­kelaar de bijbehorende eindpositie worden beïnvloed.
Op het display wordt nu óf het nummer van het stuure­lement of – samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aangeeft – het nummer van de schake­laar getoond, bv.:
+
Weg
Stuurelement of schakelaar wissen
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) bij een geactiveerde stuurelement- of schakelaartoewijzing – zie afbeelding hierboven – zet de ingang weer terug op “vrij”.
Kolom 3 “-Weg+”
In deze kolom wordt de weg van het stuurelement sym­metrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het bereik bedraagt ±125 % van de normale uitslag.
Kies met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets één van de ingangen 5 of 6 uit.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting van het stuurelement, moet het desbetreffende stuurelement (proportionele draaiknop of schakelaar) naar een positie worden gebracht waarbij in de kolom “Weg” op het display de beide kanten van de uitslag-instelling omka­derd zijn:
I5 I6
DK
+100%
3
+100%
Weg
+100% +100%
+
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - vliegtuigmodel
I5 I6
DK
+100%
3
+100%
Weg
+100% +100%
+
Door een indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets activeert u de instelling van de waarden. Het waardenveld wordt invers weergegeven. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets verandert u de waarden:
I5 I6
I5 I6
DK
DK
+100%
3
+111%
+100%
3
+111%
Weg
Weg
+100%
+111%
+
+100% +100%
+
Door opnieuw de ENT-toets () of de ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets wordt de invoer afgeslo­ten. Er zijn negatieve en positieve waarden mogelijk, om de richting van het stuurelement resp. het effect ervan te kunnen aanpassen.
77
Instelling stuurelement
Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing
Kies met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets het menu »Servo inst.« uit …
Mod.
geh.
D/R
Expo
… en druk dan op de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets:
Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender mz-12 HoTT ook nog standaard voorzien van andere bedieningselementen. Dit zijn:
• een proportionele draaiknop: In het menu wordt deze “DK” genoemd.
• twee 3-standen-schakelaars: SW 4/5 en SW 6/7.
• twee 2-standen-schakelaar: SW 1 en 3. In het menu aangegeven met “1” resp. “3” en voorzien van een schakelaarsymbool, dat tevens de schakelrichting aangeeft.
• een toetsschakelaars: SW 2. Op dezelfde manier als het hiervoor beschrevene aangeduid met “2” en voor­zien van een schakelaarsymbool met schakelrichting.
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw modelgeheugen met het modeltype “helikoptermodel” werd gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvan-
Gyr Gas Lim
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
vrij vrij DK
Servo
inst.
Heli
mixer
+100% +100% +100%
Weg
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
+100% +100% +100%
+
geruitgangen 1 … 4 en eventueel 6 aangesloten servo’s. De andere hierboven genoemde “verdere” bedienings­elementen – met uitzondering van de standaard ook op servo 6 reagerende proportionele draaiknop (gaslimi­ter) – zijn echter in principe standaard inactief.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing – zo­als al vermeld op bladzijde 22 – en ook na het initi­aliseren van een nieuw modelgeheugen met het type “helikoptermodel” en de “binding” ervan, alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s en – afhankelijk van de positie van de gaslimiter – ook de servo 6 via de beide stuurknuppels bewogen kunnen worden. Een aan de uitgang 5 aangesloten servo daar­entegen blijft steeds in de middenpositie staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel lijkt …, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u enerzijds volledig vrij de “verdere” bedieningselementen kunt uitkiezen en u anderzijds het “wegprogrammeren” van niet benodigde bedieningselementen bespaard blijft, want:
Een niet benodigd bedieningselement heeft ook bij een foutieve bediening
alleen dan geen invloed op uw model, wanneer het inactief, dus niet aan een functie toege­kend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedie­ningselementen nu in dit menu »Instelling stuurele- ment« geheel naar vrije keuze aan iedere willekeurige functie-ingang, zie bladzijde 44, worden toegewezen. Dit wil echter ook zeggen, dat aan elk van deze bedie­ningselementen naar behoefte ook gelijktijdig meerdere functie-ingangen kunnen worden toegewezen. Zo kan bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar SW X, die u in dit menu aan een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu
»Zender instelling« voor de “klokken”als aan-/uit-scha­kelaar dienen enz …
Aanwijzingen:
• In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag heeft de instelling van de stuuruitslag echter ook ef­fect op alle daarvan afgeleide mix- en koppelfuncties, d.w.z. uiteindelijk op alle servo’s, die via het bijbeho­rende stuurelement kunnen worden bediend.
Principes van de bediening
1. Met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets de betreffende ingang Gyr, Gas of Lim uitkiezen.
2. Met de pijltoetsen  van de linker of rechter vier­weg-toets eventueel naar de gewenste kolom gaan.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in­drukken. Het te veranderen invoerveld wordt invers afgebeeld.
4. Gewenst bedieningselement bedienen resp. met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste waarde instellen.
5. De ESC-toets () of de ENT-toets () van de rech­ter vier-weg-toets indrukken om de invoer te beëin­digen.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de lin­ker vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Kolom 2 “Stuurelement- en schakelaartoewijzing”
Selecteer met de pijltoetsen  van de linker vier­weg-toets één van de ingangen Gyr, Gas of Lim.
Door een indrukken van de centrale ENT-toets () van
De ingang 6 moet bij een helikoptermodel in principe “vrij” blijven. Zie hiervoor ook onder “Gas” verderop in dit hoofdstuk.
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - helikoptermodel
78
de rechter vier-weg-toets activeert u de mogelijkheid van toewijzing:
Gyr
vrij
Gewenste schakelaar
of stuurel. bedienen
+100%
Weg
+100%
+
Bedien nu het gewenste stuurelement of de uitgekozen schakelaar, waarbij u er op moet letten, dat de proporti­onele draaiknop pas na enkele “klikken” herkend wordt, dus iets langer bediend moet worden. Wanneer de uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in de tegenovergestelde richting bewegen.
Met de toegewezen 2-standen-schakelaars kan alleen tussen de desbetreffende eindposities heen en weer geschakeld worden, bv. schijnwerper AAN resp. UIT. De 3-weg-schakelaar SW 4/5 resp. 6/7 hebben natuurlijk nog een middenpositie.
Tips:
Let u bij het toewijzen van de schake­laars op de gewenste schakelrichting en
let u er ook op, dat alle niet benodigde ingangen “vrij” blijven, om een foutief bedienen via niet benodigde stuurelementen uit te sluiten.
• Via de hieronder beschreven instelling van de stuuruitslag kan ook bij de toewijzing van een scha­kelaar de bijbehorende eindpositie worden beïnvloed.
Op het display wordt nu óf het nummer van het stuure­lement of – samen met een schakelaarsymbool, dat de schakelrichting aangeeft – het nummer van de schake­laar getoond, bv.:
Gyr Gas Lim
3 vrij DK
+100% +100% +100%
Weg
+100% +100% +100%
+
Stuurelement of schakelaar wissen
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) bij een geactiveerde stuurelement- of schakelaartoewijzing – zie afbeelding hierboven – zet de ingang weer terug op “vrij”.
Kolom 3 “- Weg +”
In deze kolom wordt de weg van het stuurelement sym­metrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het bereik bedraagt ±125 % van de normale uitslag.
Kies met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets één van de ingangen Gyr, Gas of Lim uit.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting van het stuurelement, moet het desbetreffende stuurelement (proportionele draaiknop of schakelaar) naar een positie worden gebracht waarbij in de kolom “weg” op het dis­play de beide kanten van de uitslag-instelling omkaderd zijn:
Gyr Gas Lim
3 vrij DK
+100% +100% +100%
Weg
+100% +100% +100%
+
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet
het desbetreffende stuurelement ( proportionele draai­knop of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
Gyr Gas Lim
3 vrij DK
+100% +100% +100%
Weg
+100% +100% +100%
+
Door een indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets activeert u de instelling van de waarden. Het waardenveld wordt invers weergegeven. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets verandert u de waarden:
Gyr Gas Lim
Gyr Gas Lim
3 vrij DK
3 vrij DK
+111%
+100% +100%
Weg
+111%
+100% +100%
Weg
+111%
+100% +100%
+
+100% +100% +100%
+
Door opnieuw de ENT-toets () of de ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets wordt de invoer afgeslo­ten. Er zijn negatieve en positieve waarden mogelijk, om de richting van het stuurelement resp. het effect ervan te
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - helikoptermodel
79
kunnen aanpassen. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rech-
ter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse waarden­veld de veranderde parameter terug naar 100 %.
„Gyr“
Gyr Gas Lim
vrij vrij DK
+100% +100% +100%
+100% +100% +100%
„Gas“
Gyr Gas Lim
vrij vrij DK
+100% +100% +100%
+100% +100% +100%
Mocht de door u gebruikte gyro een traploos instelbare instelling van de gevoeligheid bezitten, dan kan het gyro-effect in de regel “gyro” van het menu »Helimix«, bladzijde 107, in de vorm van een “offset” over een bereik van ±125 % per vliegfase worden ingesteld.
Uitgaande van deze in het »Helimix«-menu per vliegfa­se ingestelde – statische – instelling kunt u met een in de regel “Gyr” toegewezen stuurelement, bv. de proportio­nele draaiknop, het effect van de gyro laten variëren. In de middenpositie van het stuurelement komt dit overeen met de in het menu »Helimix« gekozen instelling. Wordt het stuurelement vanuit de middenstand in de richting volgas bewogen, dan wordt het gyro-effect ook groter en naar de andere richting juist weer zwakker. Zo kan het gyro-effect snel en gemakkelijk ook tijdens het vlie­gen – bv. bij verschillende weersomstandigheden – aan­gepast en geoptimaliseerd worden. Softwarematig kunt u tevens het effect-bereik via de instelling van het stuurelement aan beide kanten beperken.
baar wordt.
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - helikoptermodel
80
+
Weg
Let in dit verband ook op de handleiding bij de gyro, omdat u anders het risico loopt dat uw heli misschien onbestuur-
+
Weg
Ook in het heliprogramma kunnen aan de verschillende ingangen in principe alle aanwezige stuurelementen (proportionele draaiknoppen en schakelaars) worden toegewezen.
U moet er wel op letten, dat een aantal van deze in het menu beschikbare ingangen al door helikopter-specifie­ke functies bezet zijn en u dus niet vrij over deze ingan­gen kunt beschikken.
Zo maakt de ontvangerbezetting op bladzijde 53 bv. al duidelijk dat de gasservo resp. de regelaar van een elek­trisch aangedreven helikopter aan de ontvangeruitgang “6” moet worden aangesloten, dus dat het stuurkanaal “6” gereserveerd is voor de aansturing van het motor­vermogen.
In tegenstelling tot een vliegtuigmodel wordt echter de gasservo resp. de regelaar niet direct door de stuurknuppel of een ander stuurelement, maar via een complex systeem van mixers, zie menu »Helimixers«, vanaf bladzijde 102, aangestuurd. Daarbij heeft ook de op de volgende bladzijde beschreven “gaslimiet-functie” invloed op dit systeem.
De toewijzing van een stuurelement of schakelaar in de regel “gas” resp. het bijbe­horende stuursignaal zou dit ingewikkelde
mixsysteem slechts onnodig “in de war brengen”. De
ingang “gas” MOET daarom in ieder geval “vrij” blijven.
Gaslimit-functie
Ingang „Lim“
„Lim“
Standaard is de ingang “lim” al toegewezen aan de rechts boven op de zender gemonteerde proportionele draaiknop:
Gyr
vrij vrij
Gas
DK
Lim
Door deze toewijzing is het niet meer nodig om twee vliegfasen “met idle up” en “zonder idle up” te program­meren, zoals u dat misschien gewend was bij andere be­sturingen, omdat het verhogen van het systeemtoerental onder het hoverpunt bij het mz-12 HoTT-programma veel flexibeler en fijngevoeliger is dan bij de zogenaamde “idle up”. Als u echter toch liever uw helikopter met “idle up” wilt programmeren, dan schakelt u de hieronder beschreven functie “gaslimiet” uit, door de ingang “lim” op “vrij” te zetten.
Betekenis en toepassing van “gaslimiet”
Zoals al eerder bij de functie “gas” werd gezegd, wordt in tegenstelling tot een vleugelmodel bij een helikop­termodel het vermogen van de motor niet direct met de K1-knuppel, maar slechts indirect via de in het menu »Helimix«, vanaf bladzijde 102, ingestelde gascurve geregeld of – wanneer u in uw model een toerenregelaar gebruikt – door deze.
Aanwijzing:
Voor verschillende vliegfasen kunt u via de programmering van vliegfasen natuurlijk ook individuele vliegfasen instellen.
+100% +100% +100%
Weg
+100% +100% +100%
+
In de praktijk is het zo, dat echter zowel bij de traditione­le motoraansturing als bij toepassing van een toerenre­gelaar de motor van een helikopter bij “normaal” vliegen nooit in de buurt van het stationaire toerental komt, en dat deze motor daarom normaal gesproken niet zonder meer gestart of goed afgesteld kan worden.
De functie “gaslimiet” lost dit probleem elegant op, door­dat via een apart stuurelement – standaard de rechts boven op de zender gemonteerde draaiknop – de positie van de gasservo resp. de vermogensregeling van een motorregelaar begrensd kan worden.
Op deze manier is het mogelijk om met de gasli­miet-draaiknop het “gas” ook tot aan de stationaire po­sitie terug te nemen, waar dan de trimmer van de gas-/ pitch-stuurknuppel de controle overneemt, resp. om een elektro-aandrijving helemaal uit te zetten. Omgekeerd kan de gasservo resp. de regelaar natuurlijk alleen dan de volgaspositie bereiken, wanneer met de gaslimiter ook de hele servo-uitslag vrijgegeven is.
De instelling van de waarde aan de – rechter – plus-kant in de kolom “Weg” moet in ieder geval zo groot worden ingesteld, dat in de maximumpositie van de gaslimiter de via gascurven-instellingen haalbare volgaspositie niet begrensd wordt – normaal gesproken zal dit een waarde tussen +100 en +125 % zijn.
Gyr
vrij vrij
Gas Lim
DK
De waarde van de – linker – min-kant in de kolom “Weg” moet het daarentegen mogelijk maken om met de
+100% +100% +100%
Weg
+100% +100%
+125%
+
gaslimiter de elektromotor uit te zetten resp. om een carburateur zo ver te sluiten, dat de verbrandingsmotor ook met de – digitale – K1-trimming uitgezet kan worden. Laat u daarom deze waarde (voorlopig) op +100 %.
Deze variabele “begrenzing” van de gasuitslag zorgt niet alleen voor comfortabel starten en afzetten van de motor, maar ook voor een aanzienlijke vergroting van de veiligheid! Denk er maar eens aan wat er zou kunnen gebeuren, wanneer u bv. de helikopter met lopende motor naar de startplaats brengt en u per ongeluk de K1-knuppel aanraakt …
Bij een te ver geopende carburateur wordt u daarom al bij het aanzetten van de zender gewaarschuwd met een geluidssignaal en ziet u op het display de melding:
Gas
te
hoog!
Tip:
Maak gebruik van het menu »Servo-aandui- ding«, die u vanuit bijna elke menupositie door gelijktijdig indrukken van de toets VIEW
() van de rechter vier-weg-toets bereikt, om de invloed van de gaslimiter te controleren. Denk er aan, dat bij de mz-12 HoTT de servo-uitgang 6 de gasservo aanstuurt!
Basisinstelling stationairloop
Draai de gaslimiter – standaard de rechts boven op de zender gemonteerde proportionele draaiknop – eerst met de klok mee tot aan de aanslag. Zet nu de gas-/ pitch-stuurknuppel op pitchmaximum en controleer, of in het ondermenu “K1  gas” van het menu …
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - helikoptermodel
81
»Helimix« (vanaf bladzijde 102)
draaiknop gaslimiet
actuele
… een standaard gascurve effectief is. Zou u na het aanmaken van een modelgeheugen de standaard gas­curve al gewijzigd hebben, dan moet u deze in ieder ge­val tijdelijk terugzetten naar de waarden “punt 1 = 0 %”, “punt 3 = +50 %” en “punt 5 = +100 %”:
K1 Gas
Ing. Uitg. Punt 3
+50% +50%
+50%
Aanwijzing:
Omdat de trimmer van het gas bij een geopende gaslimiter geen effect heeft, is de positie van de trimmer hier niet van belang.
Stel nu – zonder de verbrandingsmotor te starten – de gasservo eerst bij voorkeur mechanisch zó af, even­tueel daarna via de weg-instelling van servo 6 in het menu »Servo-instelling«, dat de carburateur helemaal geopend is.
Sluit nu de gaslimiter helemaal, door de proportio­nele draaiknop tegen de klok in tot aan de uitslag terug te draaien. Breng met de trimmer van de gas-/ pitch-stuurknuppel de markering van de trimpositie naar de motor-UIT-positie, zie afbeelding onderaan deze bladzijde.
Aanwijzing:
Bij een gesloten gaslimiter is daarentegen de positie van de gas-/pitch-stuurknuppel niet van belang; deze kan daarom in de
maximum-pitch-positie blijven, zodat bij het afstellen van
de carburateur-stuurstang alleen met de gaslimiter van “volgas” (gaslimiter open) naar “motor UIT” (gaslimiter dicht) gewisseld kan worden.
Stel nu bij een gesloten gaslimiter de aansturing van de carburateur zó af, dat de carburateur precies helemaal sluit. Let er in ieder geval op, dat de gasservo in geen van de beide extreme posities (volgas / motor-UIT) mechanisch vastloopt.
Tot slot van deze basisinstelling moet nog het instelbe­reik van de stationairtrimming met het punt “1” van de gascurve in overeenstemming worden gebracht. Daar­voor moet het punt “1” van de mixer “K1 gas” van het menu »Helimix« op ongeveer +15 tot +18 % worden gezet:
K1 Gas
Ing. Uitg. Punt 1
0% +16%
+16%
Voor de exacte instelling van een naadloze overgang van stationairtrimming naar de gascurve moet bij een gesloten gaslimiter en geheel geopende stationairtrim­ming de pitchknuppel rond de minimum-aanslag een beetje heen en weer worden bewogen. De gasservo mag daarbij niet meelopen! De verdere instellingen van de gascurve moeten sowieso later bij het vliegen worden aangepast.
Het starten van de motor gebeurt bij een volledig gesloten gaslimiter, waarbij de stationairloop alleen met de trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel wordt ingesteld.
Gaslimiet in combinatie met de digitale trimming
In combinatie met de gaslimiet-draaiknop geeft de K1-trimming een markering weer in de ingestelde stationairpositie van de motor, van waaruit de motor via de trimming in één keer kan worden uitgezet. Bevindt er zich een tweede markering bij een uiteinde, zie afbeel­ding hieronder, dan bereikt men met één klik direct weer de oorspronkelijke stationaire instelling, zie ook bladzij­de 43.
Deze afschakeltrimming heeft alleen effect in de linker helft van de gaslimiter-uitslag als stationairtrimming, d.w.z., alleen in dit bereik wordt de markering aange­bracht en ook opgeslagen.
trimpositie
laatste stationairpositie
Stop
vli.
DK
NR
trimming in motor-UIT-positie
In de “rechter” helft van de uitslag van de gaslimi­ter-draaiknop is de stationairtrimming daarentegen weer “normaal”.
Aanwijzing:
Omdat deze trimming alleen in de richting “motor UIT” effect heeft verandert de bovenstaande afbeelding wanneer u in het
ondermenu “Modeltype” van het menu »Model en faseninstelling« in de regel “pitch min” de stuurrichting van “naar achteren” (zoals op de afbeelding) verandert in “naar voren”. Ook zijn de afbeeldingen anders, wanneer u van “pitchknuppel rechts” (zoals in de
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - helikoptermodel
82
afbeeldingen hierboven) zou wisselen naar “pitchknup­pel links” in de regel “stuurtoewijzing” van het menu »Zenderinstelling«, zie bladzijde 88.
Programmabeschrijving: instelling stuurelement - helikoptermodel
83

D/R Expo

Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingsroer
Blader met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets naar het menupunt »D/R Expo« van het multifunc­tie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
Door een indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets opent u dit menu:
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakte­ristieken voor rol-, hoogte- en richtingsroer mogelijk (stuurfuncties 2 … 4) via schakelaars.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurele­ment-instelling in het menu »Instelling stuurelement«, dus direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan, of deze één servo of via willekeurige complexe koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instel­baar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijnge­voelig sturen van het model rond de middenpositie van de desbetreffende stuurfunctie (rol-, hoogte- en rich-
Programmabeschrijving: D/R Expo - vliegtuigmodel
84
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
RO
100% 100%
HO RI
100%
DUAL EXPO
Servo
inst.
Vleug.
mixer
0% 0% 0%
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
––– ––– –––
tingsroer) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omge­keerd wordt voor waarden kleiner dan 0 % het effect van het stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer verkleind. De waarde van de “progressie” kan dus van -100 % tot +100 % worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met de normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang – afhankelijk daarvan, hoe ver naar buiten de stuurstang aan de servohevel is bevestigd – steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit effect worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of deze effect heeft op één servo of via willekeurige koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Expo-functie kan net als de Dual-Rate-functie tijdens het vliegen worden omgeschakeld, wanneer aan deze functie een schakelaar werd toegewezen. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo via één enkele schakelaar met elkaar te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellin­gen
Wanneer u in het ondermenu “Faseninstelling” van het menu »Modeltype- en faseninstelling«, bladzij­de 65, aan één van de fasen 2 of 3 een schakelaar
en eventueel een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze naam in het display links onderaan, bv. «normaal». Bedient u dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de verschillende vliegfasen om te schakelen.
Principes van de bediening
1. Schakel naar de gewenste vliegfase en kies dan de gewenste regel “RO”, “HO” of “RI” met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets.
2. Eventueel met de pijltoetsen  van de linker vier­weg-toets de gewenste kolom selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in­drukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de ge­wenste waarde invoeren.
5. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in­drukken, om de invoer af te sluiten.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de lin­ker vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool rechtsonder en drukt u kort de ENT-toets () in …
RO
100%
Gewenste schakelaar in de AAN positie!
DUAL EXPO
… en wijst u, zoals op bladzijde 46 in het onderdeel
0%
–––
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure-
servo-uitslag
servo-uitslag
lement-schakelaars” beschreven is, een schakelaar toe.
De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een schakelaarsymbool, dat ook de schakel­richting weergeeft.
Kies de kolom linksonder, aangeduid met DUAL, om voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Dual-Ra­te-waarde met de pijltoetsen van de rechter vier-weg­toets in het inverse veld te veranderen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rech­ter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
LET OP:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheids­overwegingen minstens 20 % bedragen.
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden:
Dual Rate = 100%
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 20%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
schakelaar verschijnt op het display samen met een schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weer­geeft.
Nu bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene positie van de schakelaar met een lineaire curve te vliegen en in de andere positie van de schakelaar een afwijkende waarde te hebben.
Kies de kolom rechtsonder, aangeduid met EXPO, om voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Expo-waarde met de pijltoetsen van de linker vier-weg­toets in het inverse veld te veranderen.
RO HO RI
100% 100% 100%
+11%
+22%
0%
3 3 –––
DUAL EXPO
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rech­ter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
Voorbeelden van verschillende Expo-waarden:
Expo = +100%
Expo = +50%
Expo = –100%
Combinatie Dual Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Ex­po-functie waarden heeft ingevoerd, worden de beide functies tegelijkertijd uitgevoerd en overlappen ze elkaar als volgt:
Expo = +100%, DR = 125%
stuurknuppel-uitslag
Expo = +100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = –100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
bv. in de schakelaarpositie “naar achteren”
RO HO RI
88%
77%
100%
0% 0% 0%
3 3 –––
DUAL EXPO
en na omzetten van de schakelaar “3” naar voren:
RO HO RI
123%
111% 100%
+11% +22%
0%
3 3 –––
Exponential-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool
rechts-
onder, drukt u de ENT-toets () in en wijst u, zoals op bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuu­relementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
In deze voorbeelden bedraagt de Dual-Rate-waarde telkens 100 %.
DUAL EXPO
Programmabeschrijving: D/R Expo - vliegtuigmodel
85

D/R Expo

Omschakelbare stuurkarakteristiek voor roll, nick en hekrotor
Blader met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets naar het menupunt »D/R Expo« van het multifunc­tie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
Met een druk op de ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets opent u dit menupunt:
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteris­tieken voor rollen, nicken en hekrotor mogelijk, d.w.z. van de stuurfuncties 2 … 4 via schakelaars.
Een individuele karakteristiek voor de stuurfunctie 1 (motor/pitch) wordt apart voor gas, pitch en hekrotor in het menu »Helimix« via maximaal 5 apart program­meerbare punten ingesteld, zie vanaf bladzijde 102 en
193. Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurele-
ment-instelling in het menu »Instelling stuurelement«, dus direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan, of deze één servo of via willekeurige complexe koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase
Programmabeschrijving: D/R Expo - helikoptermodel
86
Rol Nick Hekr
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
100% 100% 100%
DUAL EXPO
Servo
inst.
Heli
mixer
0% 0% 0%
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
––– ––– –––
tussen 0 en 125 % van de normale stuuruitslag instel­baar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0 % een fijnge­voelig sturen van het model rond de middenpositie van de desbetreffende stuurfunctie (roll, nick en hekrotor) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0 % het effect van het stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer verkleind. De waarde van de “progressie” kan dus van -100 % tot +100 % worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met de normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang – afhankelijk daarvan, hoe ver naar buiten de stuurstang aan de servohevel is bevestigd – steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0 % kan dit effect worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of deze effect heeft op één servo of via willekeurige koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Expo-functie kan net als de Dual-Rate-functie tijdens het vliegen worden omgeschakeld, wanneer aan deze functie een schakelaar werd toegewezen. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo via één enkele schakelaar met elkaar te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellin­gen
Wanneer u in het ondermenu “Modeltype” van het menu »Modeltype en faseninstelling« aan de autorotatie-fa­se, bladzijde 71, en/of aan de fase 2 in het onder­menu “Faseninstelling”, bladzijde 71, een schakelaar en eventueel een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze naam in het display links onderaan, bv. «normaal». Bedient u dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de verschillende vliegfasen om te schakelen.
Principes van de bediening
1. Schakel naar de gewenste vliegfase en kies dan de gewenste regel “rol”, “nick” of “hekr(otor)” met de pijl­toetsen  van de linker vier-weg-toets.
2. Eventueel met de pijltoetsen  van de linker vier­weg-toets de gewenste kolom selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in­drukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers af­gebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de ge­wenste waarde invoeren.
5. De ESC-toets () of de ENT-toets () van de rech­ter vier-weg-toets indrukken, om de invoer af te slui­ten.
6. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet eventueel gewij­zigde waarden weer terug naar de standaardwaar­den.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool
rechts-
servo-uitslag
onder en drukt u kort de ENT-toets () in …
servo-uitslag
Rol
100%
0%
–––
Gewenste schakelaar in de AAN positie!
DUAL EXPO
… en wijst u, zoals op bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuure­lement-schakelaars” beschreven is, een schakelaar toe.
De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een schakelaarsymbool, dat ook de schakel­richting weergeeft.
Kies de kolom linksonder, aangeduid met DUAL, om voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Dual-Ra­te-waarde met de pijltoetsen van de rechter vier-weg­toets in het inverse veld te veranderen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rech­ter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
LET OP:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheids­overwegingen minstens 20 % bedragen.
Exponential-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets van de linker vier-weg-toets naar het schakelaarsymbool
rechts-
onder, drukt u de ENT-toets () in en wijst u, zoals op bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuu­relementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weer­geeft.
Nu bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene positie van de schakelaar met een lineaire curve te vliegen en in de andere positie van de schakelaar een afwijkende waarde te hebben.
Kies de kolom rechtsonder, aangeduid met EXPO, om voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Ex­po-waarde met de pijltoetsen van de rechter vier-weg­toets in het inverse veld te veranderen.
Rol Nick Hekr
100% 100% 100%
+11%
+22%
0%
3 3 –––
DUAL EXPO
Voorbeelden van verschillende Expo-waarden:
Expo = +100%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = +50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = –100%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
In deze voorbeelden bedraagt de Dual-Rate-waarde telkens 100 %.
Combinatie Dual-Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Ex­po-functie waarden heeft ingevoerd, worden de beide functies tegelijkertijd uitgevoerd en overlappen ze elkaar bv. als volgt:
Expo = +100%, DR = 125%
stuurknuppel-uitslag
Expo = +100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Expo = –100%, DR = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden:
Dual Rate = 100%
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 50%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Dual Rate = 20%
servo-uitslag
stuurknuppel-uitslag
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rech­ter vier-weg-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100 %.
Programmabeschrijving: D/R Expo - helikoptermodel
87
Zenderinstelling
Zenderspecifieke basisinstellingen
Blader met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets naar het menupunt »Zenderinstelling« van het multi­functie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Servo
inst.
Heli
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Door indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets opent u dit menu:
Stuurtoewijz. Klokken 0:00
1
––– Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
–––
99s
HF–module AAN
Stuurtoewijzing
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om de 4 stuurfuncties rolroer, hoogteroer, richtingsroer en gas / remkleppen bij een vliegtuigmodel resp. roll, nick, hekrotor en gas/pitch aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze mogelijkheden gebruikt wordt, hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot
Programmabeschrijving: zenderinstelling
88
af.
Mogelijke stuurtoewijzingen bij een vliegtuigmodel
MODE 1 (gas rechts)
hoogter. „down“
richting links
hoogter. „up“
hoogter. „down“
rolr. links
hoogter. „up“
richting rechts
MODE 3 (gas rechts)
rolr. rechts
motor volgas
rolr. links motor stationair
motor volgas
richting links motor stationair
rolr. rechts
richting rechts
MODE 2 (gas links)
motor volgas
richting links motor stationair
motor volgas
rolr. links motor stationair
richting rechts
MODE 4 (gas links)
rolr. rechts
hoogter. „down“
rolr. links
hoogter. „up“
hoogter. „down“
richting links
hoogter. „up“
rolr. rechts
richting rechts
Mogelijke stuurtoewijzingen bij een helikoptermodel
MODE 1 (gas rechts)
ts - nick
hekrotor
hekrotor
ts - nick
MODE 3 (gas rechts)
ts - nick
ts - roll
ts - roll
ts - nick
motor / pitch
ts - roll
motor / pitch
motor / pitch
hekrotor
motor / pitch
ts - roll
hekrotor
MODE 2 (gas links)
motor / pitch
hekrotor
motor / pitch
motor / pitch
ts - roll
motor / pitch
hekrotor
MODE 4 (gas links)
ts - roll
ts - nick
ts - roll
ts - nick
Nicken
hekrotor
ts - nick
ts - roll
hekrotor
Kies met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets de regel “Stuurtoewijz.” (stuurtoewijzing) uit. Het keuze­veld is omkaderd:
Stuurtoewijz. Klokken
0:00
1
––– Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
–––
99s
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergege­ven. Kiest u nu met de pijltoetsen van de rechter vier­weg-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4.
Na het gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) keert de weergave terug naar de mode “1”.
Door een opnieuw indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets deactiveert u het keuzeveld weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
Klokken
In de basisaanduiding zijn rechts op het display twee klokken zichtbaar: een stopwatch en een vliegtijd-klok:
M-01
Stop vli.
0:00 0:00
5.2V
0:02h
NR
Aan deze beide klokken kan in de rechter kolom van de regel “klokken”, bij het schakelaarsymbool
Stuurtoewijz. Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
0:00
1
–––
–––
99s
… een schakelaar of een stuurelement-schakelaar worden toegewezen, waarmee u de klokken samen kunt starten en de stopwatch ook weer stil kunt zetten.
De toewijzing van een schakelaar resp. van een stuu­relement-schakelaar vindt plaats zoals beschreven op bladzijde 46 in het onderdeel “Toewijzing van stuure­lementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”.
De vliegtijdklok start altijd samen met de stopwatch, maar loopt echter verder, ook als de stopwatch stilge­zet (uitgeschakeld) werd en kan alleen bij stilgezette stopwatch door indrukken van de ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets worden gestopt.
Stilgezette klokken kunnen door gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) weer teruggezet worden naar de beginwaarde.
Omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit”
Vooruit lopende stopwatch
Worden de klokken na het toewijzen van een schakelaar gestart met de beginwaarde “0:00”, dan lopen ze vooruit tot maximaal 180 min en 59 s, om dan weer bij 0:00 te beginnen.
Teruglopende stopwatch (Timerfunctie)
Via het – linker – minutenveld kiest u de starttijd tussen 0 en 180 min en via het rechter secondenveld een starttijd tussen 0 en 59 s (of een willekeurige combinatie daar-
van):
Stuurtoewijz. Klokken
10:01
1
S1 Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
–––
99s
Een gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de rechter vier-weg-toets (CLEAR) zet eventuele instellin­gen terug naar “0” resp. “0:00” terug.
Programmeren
1. Gewenst invoerveld met de pijltoetsen  van de
linker vier-weg-toets uitkiezen.
2. ENT () van de rechter vier-weg-toets indrukken.
3. In het nu inverse minuten- resp. secondenveld door middel van de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de gewenste tijd instellen.
4. Invoer beëindigen door indrukken van de ENT-toets ().
5. Na de wissel terug in het basisdisplay via een aantal keren indrukken van de centrale ESC-toets () van de rechter vier-weg-toets, drukt u bij een stilstaande stopwatch tegelijkertijd de toetsen  van de linker vier-weg-toets in (CLEAR), zodat de stopwatch om­schakelt naar de “timer”-functie, zie rechts boven in de onderstaande afbeelding:
M-01
0:03h
Stop vli.
5.2V
NR
10:01
0:00
De stopwatch start nu bij de ingestelde beginwaarde na het bedienen van de toegewezen schakelaar teruglo­pend (“Timerfunctie”). Na het aflopen van de tijd blijft de Timer niet stilstaan, maar loopt verder, om zo de na nul verstreken tijd ook te kunnen aflezen. Om dit duidelijk te kunnen zien wordt deze tijd invers getoond.
“Alarm”-Timer
Bij een “teruglopende” klok klinken er vanaf 30 s voor nul hoorbare signalen, zodat u tijdens het sturen niet voortdurend op het display van de zender hoeft te kijken:
Volgorde van de geluidssignalen
30 s voor nul: 3-voudige toon
elke 2 seconden enkele toon
20 s voor nul: 2-voudige toon
elke 2 seconden enkele toon
10 s voor nul: Enkele toon
elke seconde enkele toon
5 s voor nul: Iedere seconde met verhoogde frequen-
tie
nul: Verlengd geluidssignaal en omspringen
van de aanduiding naar inverse weerga­ve
Het terugzetten van deze “alarmtimer” vindt plaats door het gelijktijdige indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) bij een gestopte klok.
Programmabeschrijving: zenderinstelling
89
Aanwijzing:
Een teruglopende klok wordt in de basisaan­duiding door een knipperende dubbele punt tussen het minuten- en secondenveld aange-
duid.
Ontvangeruitgang
Om een maximale flexibiliteit m.b.t. de ontvangerbezet­ting te hebben, biedt het programma van de mz-12 HoTT op de tweede pagina van het ondermenu “Ontv. uitgang” (Ontvangeruitgang) de mogelijkheid om de servo-uitgangen 1 tot maximaal 6 naar eigen inzicht te verwisselen.
Stuurtoewijz. Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
10:01
1
S1
–––
99s
Door indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets wisselt u naar de volgende displaypagina:
S
1
S
2
S
3
S
4
S
5
Uitgang Uitgang Uitgang Uitgang Uitgang
1 2 3 4 5
Hier kunt u nu de 6 stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht aan de ontvangeruitgangen resp. ser­vo-stekkerplaatsen 1 … 6 toewijzen. Let er wel op, dat de weergave in »Servo-aanduiding« – die u vanuit bijna elke menupositie kunt bereiken door de toets VIEW () van de rechter vier-weg-toets in te drukken – uitsluitend
Programmabeschrijving: zenderinstelling
90
betrekking heeft op de “stuurkanalen” en dus een ver­wisselen van de uitgangen hier NIET te zien is.
Kies met de pijltoetsen  van de linker vier-weg­toets de te wijzigen servo/uitgangscombinatie en druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in. Nu kunt u met de linker keuzetoetsen aan de geselecteerde uitgang de gewenste servo (S) toewijzen en met ENT () bevestigen … of door gelijktijdig indrukken van de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) de standaardtoewijzing weer terugzetten.
Eventuele latere veranderingen, zoals servo-uitslagen, D/R Expo, mixers enz. moeten altijd volgens de oor-
spronkelijke ontvangerbezetting worden ingesteld!
Voorbeeld van gebruik: In het helikopterprogramma van de zender mz-12
HoTT zijn de uitgangen voor een pitchservo en de gasservo ten opzichte van enkele oudere Graupner/ JR mc-zenders verwisseld: de gasservo bezet nu de ontvangeruitgang “6” en de pitchservo de uitgang “1”. Misschien wilt u echter de huidige configuratie houden.
S
6
S
2
S
3
S
4
S
5
S 6
1
Uitgang Uitgang Uitgang Uitgang Uitgang Uitgang
1 2 3 4 5
Aanwijzing:
Met de Channel-mapping functie van het in de mz-12 HoTT geïntegreerde »Teleme- trie«-menu kunnen de 6 stuurfuncties van de
zender ook naar eigen inzicht binnen één ontvanger of
over meerdere ontvangers worden verdeeld of ook meerdere ontvangeruitgangen aan één en dezelfde stuurfunctie worden toegewezen, bijvoorbeeld om per rolroer twee servo’s te gebruiken in plaats van één enz. Voor de overzichtelijkheid adviseren we echter dringend om maar één van de beide opties te gebruiken.
Gebonden ontvanger
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” wor­den, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen) van een Graupner|SJ-HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts éénmaal voor elke nieuwe ontvanger/model-combinatie nodig.
Belangrijke aanwijzing:
Let er bij het binden op, dat de zenderan­tenne altijd ver genoeg van de ontvange-
rantenne verwijderd is! Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden. Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen de
ontvanger, die als laatste gebonden werd,
een telemetrie-verbinding met de zender op. Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren
dus ook worden aangesloten, omdat alleen de als laatste gebonden ontvanger in staat is, de data via het
terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en verdere ontvangers werken parallel aan de als laatste
gebonden ontvanger, maar helemaal onafhankelijk van deze, in de Slave-modus met uitgeschakeld terugkoppe­lingskanaal!
“Binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets naar de regel “Geb. ontv.”:
Stuurtoewijz. Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
10:01
1
S1
–––
99s
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: op de ontvanger knippert de groene LED eenmaal kort en blijft dan donker.
Druk de SET-knop op de ontvanger in en hou deze inge­drukt, totdat de groene LED gaat knipperen.
Start nu aansluitend het zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door een kort indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets. Tegelijkertijd begint op het display het woord “BINDEN” in plaats van de drie “---“ in de omkadering van de regel “Geb. ontv.” te knipperen:
Stuurtoewijz. Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
1
10:01
BINDEN
S1
99s
Wanneer binnen ongeveer 10 seconden de LED van de ontvanger permanent groen brandt, dan is de bind-pro­cedure succesvol afgesloten . U kunt de SET-knop van
de ontvanger nu loslaten.
Uw model-/ontvangercombinatie is nu klaar voor de start. Tevens verschijnt op het display het nummer van de nu aan dit modelgeheugen “gebonden” ontvanger, bijvoorbeeld:
Stuurtoewijz. Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
10:01
O08
1
S1
99s
Knippert daarentegen de groene LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook zijn op het display weer de drie “---“ te zien. Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
Andere ontvangers binden
Het modelgeheugen is al gebonden. Deze binding moet door een andere vervangen worden. Na het starten van de bindprocedure verschijnt op het display echter in plaats van “BINDEN”:
Stuurtoewijz.
Klok Ontv Geb. Test
HF
UIT-
schakel
OK
1 1
O08
99s
S1
Druk de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in om de melding te wissen. Wissel dan twee regels naar beneden en schakel, zoals verderop in het on­derdeel “HF-module” wordt beschreven, de HF-module uit. Daarna gaat u terug naar de regel “Geb. ontv.” en
start u de bindingsprocedure opnieuw, zoals hierboven beschreven.
Alternatief kunt u ook kort de zender uitzetten en in het venster dat daarna verschijnt …
HF AAN/UIT?
AAN
UIT
… … “UIT” kiezen …
HF AAN/UIT?
AAN UIT
… en dit door een kort indrukken van de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets bevestigen. Vanuit het ba­sisdisplay wisselt u dan weer naar de regel “Geb. ontv.” en start u de binding opnieuw.
Wissen van een binding
Start zoals hierboven staat een bindingsprocedure, ZONDER eerst de ontvanger ‘bindingsklaar’ te maken.
Test reikwijdte
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermo­gen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over een afstand van minder dan 100 m.
Doe de reikwijdtetest van het Graupner/SJ-HoTT-sys- teem volgens de onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED op de ontvanger brandt. Nu kunt u de bewegingen van de servo’s controleren.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond
Programmabeschrijving: zenderinstelling
91
(asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het model tijdens de test te on­dersteunen.
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op het model, maar draai en/of knik de punt van de an­tenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal staat.
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen  van de lin­ker vier-weg-toets naar de regel “Test reikw.” en start de reikwijdte-testmodus door een indrukken van de
ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets:
Stuurtoewijz. Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. Test reikw.
10:01
O08
1
S1
99s
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uit­gangsvermogen van de zender sterk gereduceerd en begint de blauwe LED bij de antennevoet te knip­peren. Tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het zenderdisplay terug te tellen, en klinkt er om de 5 se­conden een tweetonig waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijd­tetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na afloop van de 99 seconden durende reikwijdte­test schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt de blauwe LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg te­gelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een afstand van ca. 50 m op een moment een onderbre­king van de verbinding constateert moet u proberen
om deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te tes­ten of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100 % het geval is moet u het systeem niet gebruiken en contact opne­men met de servicedienst van Graupner|SJ GmbH.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig vliegen te garanderen.
LET OP:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten!
HF-module
In deze regel van het menu kunt u voor de periode dat de zender ingeschakeld is de HF-afstraling per model met de hand uit- en eventueel weer aanzetten. Bijvoor­beeld om tijdens de demonstratie van een modelpro­grammering stroom te sparen.
Bij het volgende inschakelen van de zender wordt een eventuele instelling “UIT” echter weer opgeheven!
Wissel met de pijltoetsen  van de linker vier-weg­toets naar de regel “HF-module” en activeer deze door een indrukken van de ENT-toets () van de rechter
vier-weg-toets:
10:01 Klokken Ontv. uitgang Geb. ontv. HF–Modul AAN
S1 Stuurtoewijz.
O08
99s
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen UIT en AAN. Door de ENT-toets () van de rechter vier­weg-toets opnieuw in te drukken sluit u de invoer weer af.
Programmabeschrijving: zenderinstelling
92
Voor uw aantekeningen
93
Wat is een mixer?
richting / hoogte rechts
Principes van een mixfunctie
Vleugelmixers
Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende aansturingen in het model wenselijk, bv. een koppeling tussen rol- en richtingsroer of een koppeling van twee servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten worden aangestuurd. In al deze gevallen wordt de signaalstroom aan de “uitgang” van het stuurelement “afgetakt” – d.w.z. ook “achter” instelopties zoals bv. »D/R Expo« of »Instelling stuurelement« –, om dit signaal dan op een bepaalde manier op de “ingang” van een ander stuurkanaal en daarmee tenslotte op een ontvan­geruitgang effect te laten hebben.
Voorbeeld: V-staartmixer
hoogteroerstuurknuppel
3
hoogte
V-staart-
richting
stuurfunctie-ingangen
4
richtingroerstuurknuppel
mixer
richting
richting
hoogte
3
hoogte
4
richting / hoogte links
stuurkanalen
(ontvangeruitgangen)
48 V
C 577
Servo
Bes N 10
8 V
v
C 577
Bes N 40
De software van de zender mz-12 HoTT bevat een groot aantal voorgeprogrammeerde koppelfuncties, waarbij twee (of meer) stuurkanalen met elkaar gemixt worden. Zo kan de als voorbeeld genoemde mixer al in de regel “Staarttype” van het ondermenu “Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstelling« in de vorm van “V-staart” softwarematig geactiveerd worden.
Daarnaast biedt de software in het vliegtuig- en heli­programma in ieder modelgeheugen telkens drie vrij programmeerbare lineaire mixers.
Lees meer hierover in de algemene opmerkingen bij de “vrije mixers” vanaf bladzijde 116 van dit handboek.
Programmabeschrijving: vleugelmix - vliegtuigmodel
94
Blader met de keuzetoetsen van de linker vier-weg-toets naar het menupunt »Vleugelmixers« van het multifunc­tie-menu:
Mod.
geh.
D/R
Expo
M-Typ
Fase
Zend.
inst.
Servo
inst.
Vleug.
mixer
Inst.
stuur.
Vrije
mixer
Door de ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in te drukken opent u dit menupunt:
–––
RO–diff. WK–diff. RO RO K1 K1 K1 HO HO WK WK
RI WK HO WK RO WK RO HO RO
Diff.–red.
0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
––– ––– ––– ––– ––– ––– ––– ––– ––– –––
Aanduiding afhankelijk van de in de regels “motor aan K1”, bladzijde 62, en “Rolr./ welfkl.”, bladzijde 64, van het menu
»Modeltype- en faseninstelling« gekozen instellingen. De afbeelding hierboven geeft het maximaal aantal mogelijke opties weer en komt overeen met de instelling “geen (motor)” en “2 RO 2WK”.
Het programma van de mz-12 HoTT bevat een reeks kant-en-klaar geprogrammeerde koppelfuncties,
waarbij alleen het mixpercentage en een eventuele schakelaar hoeven worden ingevuld. Afhankelijk van het geselecteerde “modeltype” (staarttype, aantal vleugel­servo’s, met of zonder motor, zie vanaf bladzijde 62), verschijnt er een aantal voorgeprogrammeerde mixer­functies. Wanneer uw model bij voorbeeld niet voorzien is van welfkleppenservo’s, en u daarom in de regel “Rolr./welfkl.” van het ondermenu “Modeltype” ook geen welfkleppenservo’s heeft ingevoerd, dan worden alle welfkleppenmixers door het programma automatisch on­zichtbaar gemaakt, net als de mixer “K1 N.N.*” bij de keuze van “stationair naar voren” resp. “naar achteren” in de regel “motor aan K1”. Het menu wordt daardoor niet alleen overzichtelijker; ook eventuele programmeerfou­ten worden op deze manier vermeden.
Opmerkingen:
Voor het positioneren van de welfkleppen zijn er verschillende mogelijkheden. U kunt …
a. … genoegen nemen met één positie per vliegfase,
door – zoals in het onderdeel “Fasentrim” vanaf blad­zijde 66 beschreven – in het ondermenu “Fasen­trim” van het menu »Modeltype- en faseninstel- ling« de desbetreffende trimwaarden in te voeren.
b. … de in het ondermenu “Fasentrim” gepositioneerde
welfkleppen met een willekeurig, in het menu »Instel- ling stuurelement«, bladzijde 76, aan de ingang 6 toegewezen stuurelement variëren. Bij voorkeur dient dit de proportionele draaiknop te zijn.
Het gekozen stuurelement stuurt direct de beide aan de ontvangeruitgangen 6 en 1 aangesloten welfklep­penservo’s aan, in zoverre in het ondermenu “Mo­deltype” van het menu »Modeltype- en faseninstel-
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
ling« in de regel “rolr./welfkl.”, bladzijde 64, 1 of 2 welfkleppen zijn ingevoerd. Indirect stuurt dit stuure­lement via het percentage, dat in de regel “WK RO” werd ingesteld, het welfkleppen-aandeel van de rolroeren.
Om de kleppen exacter te kunnen aansturen moet wel in de regel “i6” van het menu »Instelling stuu- relement«, bladzijde 76, de weg tot ca. 25 % ver­kleind worden.
c. … echter ook de standaardwaarde van “0 %” in de re-
gel van de vleugelmixer “WK RO” zo laten en als alternatief in het menu »Instelling stuurelement« zowel aan de ingang 6 als ook aan de ingang 5 het­zelfde stuurelement toewijzen. De hoeveelheid effect op de beide kleppenparen bepaalt u dan via de bijbe­horende weginstelling.
• Een standaard aan de ingang 1 toegewezen K1-stuurknuppel is bij de instelling van 2 welfklep­penservo’s softwarematig van uitgang 1 losgekop­peld, om een foutieve bediening van de welfkleppen te voorkomen. Als remfunctie kunt u in dit geval al­leen beschikken over de Butterfly- of kraai-positie, zie bladzijde 98.
Principes van de programmering
1. Met de pijltoetsen  van de linker vier-weg-toets de gewenste mixer uitkiezen.
2. Met de toets van de linker vier-weg-toets eventu­eel de kolom rechtsonder met het schakelaarsym­bool
selecteren.
3. De ENT-toets () van de rechter vier-weg-toets in­drukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers weergegeven.
4. Met de pijltoetsen van de linker vier-weg-toets de ge-
wenste waarde instellen en eventueel schakelaar toewijzen, zie bladzijde 46 “Toewijzing van stuure­lementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”.
Met uitzondering van de regels “Diff.-red.” zijn nega­tieve en positieve parameterwaarden mogelijk, om de servo-draairichting resp. de uitslagrichting van de roeren te kunnen aanpassen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde weer terug naar de standaardwaarde.
5. Invoer beëindigen door indrukken van de ENT-toets () of de ESC–toets () van de rechter vier-weg­toets.
Mixer-neutraalpunten (Offset)
De mixers RO N.N.* HO  N.N.* WK  N.N.*
… hebben in de nulpositie van het stuurelement (mid­denpositie van het stuurelement) hun neutraalpunt, d.w.z. geen effect. Bij een volledige uitslag wordt de ingestelde waarde bijgemixt.
Bij de mixers … K1  N.N.*
… bevindt het mixer-neutraalpunt (“Offset”), waarbij de remkleppen altijd ingedraaid zijn, zich bij keuze van “geen” in de regel “motor aan K1” van het ondermenu “Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel- ling«, bladzijde 62, in de voorste en bij keuze van “geen/inv” in de achterste positie van de K1-stuurknup­pel (gas-/remstuurknuppel).
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
Programmabeschrijving: vleugelmix - vliegtuigmodel
RO–diff. (rolroer-differentiatie)
Bij het naar beneden uitslaande roer van een rolroeruit­slag ontstaat een grotere weerstand dan bij het even ver naar boven uitslaande roer. Daaruit resulteert o.a. een draaimoment om de hoogte-as met als gevolg een “uitdraaien” uit de vliegrichting, zodat dit ongewenste neveneffect ook wel bekend staat als “negatief draai­moment”. Dit effect doet zich bij zweefvliegtuigen met een hoge vleugelslankheid sterker gelden dan bij bv. motorvliegtuigen met hun duidelijk kortere hevelarmen, en moet normaal gesproken gecompenseerd worden door een gelijktijdige en tegengestelde uitslag van het richtingsroer. Dit veroorzaakt echter weer extra lucht­weerstand en verslechtert de vliegprestaties nog meer.
De rolroerdifferentiatie heeft als effect, wanneer voor ie­der rolroer een aparte servo is ingebouwd, dat het naar beneden uitslaande rolroer een kleinere uitslag heeft dan het naar boven uitslaande rolroer. Het (ongewenste) negatieve draaimoment wordt daardoor verkleind resp. opgeheven. Voorwaarde is echter wel, dat ieder rolroer wordt aangestuurd door een aparte servo, die daarom ook meteen in de vleugel kan worden ingebouwd. Door de kortere aansturingen ontstaat er een reproduceerba­re en spelingvrijere aansturing van het rolroer.
Deze elektronische differentiatie, die tegenwoordig gebruikelijk is, heeft in tegenstelling tot mechanische oplossingen, die meestal al bij de bouw van het model moeten worden ingesteld en vaak bij sterke differentiatie snel tot een grote hoeveelheid speling in de aansturing leiden, grote voordelen.
95
0% (normaal)
neer uitsluitend met de rolroeren bochten gevlogen moeten worden.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
RO RI (rolroer richtingsroer)
50% (gedifferentieerd)
100% (Split)
Zo kan bv. de mate van differentiatie op elk moment veranderd worden, in het meest extreme geval kan de rolroeruitslag naar beneden in de zogenaamde “Split”-positie zelfs helemaal onderdrukt worden. Op deze manier wordt niet alleen het negatieve draai­moment, maar kan er zelfs een positief draaimoment ontstaan, zodat bij een rolroeruitslag een draaien om de hoogte-as in de richting van de bocht ontstaat. Vooral bij grote zweefvliegtuigmodellen kunnen op deze manier “nette” bochten met alleen de rolroeren worden gevlo­gen, wat normaal gesproken niet mogelijk is.
Het instelbereik van -100 % tot +100 % maakt het mogelijk om onafhankelijk van de draairichtingen van de rolroerservo de juiste differentiatie in te stellen. 0 % komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. geen diffe­rentiatie en -100 % resp. +100 % met de Split-functie.
Lage absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, om er voor te zorgen dat het model bij een rolroeruitslag exact om de lengteas draait. Middelmatige waarden van ca. –50 % resp. +50 % zijn typisch voor het ondersteunen van bochten in de thermiek. De split-positie (-100 %, +100 %) wordt vaak bij hellingvliegen toegepast, wan-
Opmerking: Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de kanalen meestal niet nodig.
WK–diff. (welfkleppen-differentiatie)
De rolroeren-/ welfkleppen-mixer RO WK, zie verder hieronder, maakt het mogelijk om de welfkleppen – wan­neer ze elk door een eigen servo worden aange­stuurd – als rolroeren aan te sturen. De welfkleppen-dif­ferentiatie heeft net als de rolroerdifferentiatie het effect, dat bij een rolroerfunctie van de welfkleppen de uitslag naar beneden kan worden verkleind.
Het instelbereik van -100 % tot +100 % maakt een juiste aanpassing van de differentiatie mogelijk, onafhankelijk van de draairichting van de servo’s. Een waarde van 0 % komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. de servo-uitslag naar beneden is even groot als de uitslag naar boven. -100 % resp. +100 % betekent, dat bij een rolroersturing van de welfkleppen de uitslag naar bene­den verkleind is tot nul (“split”).
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0%.
Opmerking: Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de kanalen meestal niet nodig.
Het richtingsroer wordt met een in te stellen hoeveel­heid door de rolroersturing meegenomen, waardoor met name in combinatie met de rolroerdifferentiatie het negatieve draaimoment wordt onderdrukt, wat een “net” bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtingsroer blijft natuurlijk ook apart stuurbaar.
Het instelbereik van ±150 % maakt het mogelijk om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de niet-centrerende schakelaars kan deze mixer eventueel aan- en uitgeschakeld worden, om eventueel het model ook via de rolroeren resp. het richtingsroer alleen te kunnen sturen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
Normaal gesproken wordt deze mixer zo ingesteld, dat het richtingsroer uitslaat naar de kant van het naar boven draaiende rolroer, waarbij u met een waarde van rond de 50 % meestal goed zit.
Programmabeschrijving: vleugelmix - vliegtuigmodel
96
RO WK (rolroer welfklep)
Met deze mixer wordt een instelbaar mixpercentage van de rolroersturing naar de welfkleppenkanalen bijgemixt. Bij een uitslag van de rolroeren bewegen dan de welfkleppen dezelfde kant als de rolroeren op, maar normaal gesproken met een kleinere uitslag, d.w.z. het mixpercentage is kleiner dan 100 %.
Het instelbereik van -150 % tot +150 % maakt het moge­lijk, om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de welfkleppenservo’s aan de rolroeren aan te passen.
Meer dan ongeveer 50 % van de (mechanische) uitslag van de rolroeren moeten de welfkleppen niet meelopen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
K1 HO (rem hoogteroer)
Aanwijzing:
De mixer “K1  HO” is verborgen wanneer, zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel- ling« “voor/achter” is ingevoerd.
of
Door het uitdraaien van de stoorkleppen, maar vooral bij het toepassen van een Butterfly-systeem (zie volgende pagina) kan de vliegsnelheid van een model ongunstig worden beïnvloed.
Met deze mixer kunnen dergelijke momenten door het bijmixen van een correctiewaarde op het hoogteroer worden gecompenseerd. Het instelbereik bedraagt
-150 % tot +150 %.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
“Normale” waarden zijn echter meestal enkele tientallen procenten. De gekozen instelling moet u in ieder geval op voldoende vlieghoogte uitproberen en eventueel corrigeren. Let er daarbij in ieder geval op, dat het model bij uitgedraaide remkleppen niet te langzaam wordt! An­ders riskeert u namelijk dat het model bij het indraaien van de landingskleppen, bv. wanneer het veld tóch net niet gehaald wordt bij de landing, doorzakt.
K1 WK (rem welfklep)
Aanwijzing:
De mixer “K1  WK” is verborgen wanneer, zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel- ling« “voor/achter” is ingevoerd.
of
Bij het bedienen van de rem-stuurfunctie (K1-stuurknup­pel) kunnen de beide welfkleppenservo’s voor het landen individueel met een mixpercentage tussen
-150 % en +150 % worden versteld – normaal gesproken naar beneden.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
Hier wordt de waarde dusdanig gekozen, dat bij het bedienen van de remfunctie de welfkleppen zover mogelijk naar beneden worden gezet. Let er wel op, dat de desbetreffende servo’s in geen geval mechanisch vastlopen. Begrens eventueel de sevo-uitslag(en) met de optie “LIMIT-/+” van het menu »Telemetrie« op de display-pagina “RX SERVO -/+ ”.
Programmabeschrijving: vleugelmix - vliegtuigmodel
97
K1 RO (rem rolroer)
Aanwijzing:
De mixer “K1  RO” is verborgen wanneer, zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel- ling« “voor/achter” is ingevoerd.
of
Met deze mixer worden bij het bedienen van de rem-stuurfuntie de beide rolroerservo’s bij de landing individueel met een mixpercentage tussen -150 % en +150 % versteld – normaal gesproken naar boven.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
Aanwijzing:
Ook bij het uitdraaien van de stoorkleppen is het echter zinvol, de rolroeren iets naar boven uit te draaien. Dit verkleint normaal
gesproken het risico op overtrekken van de vleugel.
Programmabeschrijving: vleugelmix - vliegtuigmodel
98
Combinatie van de mixers K1 -> N.N.*: “kraai-positie” of “Butterfly”
Aanwijzing:
De mixer “K1  N.N.” is verborgen wanneer, zoals op bladzijde 62 beschreven werd, in de regel “Motor aan K1” van het ondermenu
“Modeltype” in het menu »Modeltype- en faseninstel- ling« “voor/achter” is ingevoerd.
Wanneer alle drie remkleppenmixers worden toege­past, kan er een bijzondere kleppencombinatie worden toegepast, die ook wel “kraai-positie” of “Butterfly” wordt genoemd: in de Butterfly-positie gaan de beide rolroeren
iets naar boven en de welfkleppen zover mogelijk naar beneden. Via een derde mixer wordt het hoogteroer
zo bijgetrimd, dat de vliegsnelheid ten opzichte van de normale snelheid niet wezenlijk verandert. Anders riskeert u namelijk dat het model bij het indraaien van de landingskleppen, bv. wanneer het veld tóch net niet gehaald wordt bij de landing, doorzakt.
Dit samenspel van de welfkleppen, rolroeren en hoog­teroer gebruikt men om de glijhoek bij de landing aan te kunnen passen. (De Butterfly-kleppen-positie wordt met name bij zweefmodellen vaak in plaats van rem- resp. stoorkleppen toegepast.)
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
Aanwijzingen:
Bij doorlopende rolroeren, die de gehele achterlijst van de vleugel beslaan en te­gelijkertijd als welfkleppen dienen, kun-
nen de beide mixers “K1 rolroer” en “K1 hoog­teroer” samen worden toegepast, om de als welfkleppen dienende rolroeren sterk naar boven te kunnen zetten en het hoogteroer dienovereenkomstig te kunnen bijtrimmen.
• Afhankelijk van de rolroerdifferentiatie wordt het ef­fect van de rolroeren door het omhoog zetten ervan in de Butterfly-positie meer of minder verslechterd, omdat de rolroeruitslagen naar beneden door de dif­ferentiatie verkleind of ten opzichte van de uitslagen naar boven zelfs onderdrukt worden (Split-positie). De uitslagen naar boven kunnen echter niet verder vergroot worden, omdat de rolroeren sowieso al bijna of helemaal in de extreme positie staan. Handig hier­bij is de “differentiatie-reductie”, die verder hieronder in een eigen onderdeel wordt uitgelegd.
HO WK (hoogteroer  welfklep)
Ter ondersteuning van het hoogteroer bij scherpe boch­ten en bij kunstvlucht kan de welfkleppenfunctie via een mixer door de hoogteroersturing worden meegenomen. De mixrichting moet zó gekozen worden, dat bij een hoogteroer naar boven (up) de welfkleppen naar bene-
den en andersom bij hoogteroer naar beneden (down) de welfkleppen naar boven – dus tegengesteld – uitslaan.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Bij deze mixer liggen de “normale” waarden rond enkele tientallen procenten.
HO RO (hoogteroer rolroer)
Met deze mixer kunt u het hoogteroereffect, net als bij de voorgaande mixer, ondersteunen.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Ook bij deze mixer liggen de “normale” waarden rond enkele tientallen procenten.
WK HO (welfklep hoogteroer)
Bij het zetten van welfkleppen, of dit nu via “Fasentrim” of via een aan de ingang “i6“ toegewezen stuurelement plaatsvindt, kunnen als neveneffect momentbewegingen om de dwars-as ontstaan. Het kan echter ook gewenst zijn, dat bv. het model na een licht omhoog zetten van de welfkleppen ook iets meer snelheid moet gaan maken. Met deze mixer kunt u beide dingen bereiken. Via deze mixer wordt bij het uitdraaien van de kleppen- afhankelijk van de ingestelde waarde – automatisch de positie van het hoogteroer gecorrigeerd.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Bij deze mixer liggen de “normale” waarden enkele tientallen procenten.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
WK RO (welfklep rolroer)
Om een gelijkmatig verdeelde lift over de hele span­wijdte te krijgen, wordt met deze mixer een instelbaar percentage van de welfkleppensturing naar de rol­roerkanalen 2 en 5 overgedragen. Daardoor bewegen de rolroeren zich bij een uitslag van de welfkleppen in dezelfde richting als de welfkleppen, maar normaal gesproken met een kleinere uitslag.
Het instelbereik bedraagt ±150 %. Bij deze mixer liggen de “normale” waarden rond ongeveer 50 %.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker
Programmabeschrijving: vleugelmix - vliegtuigmodel
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
Aanwijzing:
Belassen Sie den Wert dieses Mischers auf 0 %, wenn Sie im Menü »Gebereinstellung«
sowohl dem Eingang 5 wie auch Eingang 6 einen Geber zur Regelung der Wölbklappenpositionen zuweisen. Siehe dazu auch die Anmerkungen auf Seite
94.
Diff.-red. (differentiatie-reductie)
Al eerder werd de problematiek bij de Butterfly-configu­ratie beschreven, namelijk dat bij het toepassen van de rolroerdifferentiatie het effect van de rolroeren door het extreme omhoog zetten van de rolroeren sterk wordt verkleind, omdat aan de ene kant een verdere uitslag van het ene rolroer naar boven (bijna) niet meer mo­gelijk is en aan de andere kant de uitslag van het naar beneden uitslaande rolroer door de ingestelde differen­tiatie meer of meer “verhinderd” is. Daardoor is echter de werking van de rolroeren merkbaar kleiner dan bij de normale positie van de roeren.
Om het verlies aan rolroersturing zoveel mogelijk tegen te gaan, moet u in ieder geval gebruik maken van de “differentiatie-reductie”. Deze reduceert bij het uitdraaien van het remsysteem de hoeveelheid rolroerdifferentiatie continu en in een instelbare hoeveelheid resp. heft deze, afhankelijk van de instelling, zelfs op.
Een waarde van 0 % betekent, dat de via de zender geprogrammeerde “rolroerdifferentiatie” blijft bestaan. Een waarde die gelijk is aan de %-waarde van de rolroerdifferentiatie betekent, dat deze bij een maximale Butterfly-functie, d.w.z. volledig uitgedraaide kleppen, volledig opgeheven is. Bij een reductiewaarde groter dan
99
de ingestelde rolroerdifferentiatie wordt deze al vóór de volledige uitslag van de remstuurknuppel opgeheven.
Het instelbereik bedraagt 0 tot 150 %. Gelijktijdig indrukken van de toetsen  van de linker
vier-weg-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde terug naar 0 %.
Programmabeschrijving: vleugelmix - vliegtuigmodel
100
Loading...