Vertaling van originele instructies
First Edition
Fifth Printing
Part No. 237929DU
Page 2
BedieningshandleidingEerste uitgave • Vijfde druk
Front Matter
Belangrijk
Inhoud
Stel u op de hoogte van en houd u aan deze
veiligheidsvoorschriften en bedieningsinstructies
voordat u de machine bedient. De machine mag
alleen door getraind en bevoegd personeel worden
bediend. Deze handleiding dient als vast onderdeel
van uw machine te worden beschouwd en moet altijd
bij de machine blijven. Neem contact met ons op als
u vragen hebt.
Genie is een gedeponeerd handelsmerk van Terex South
Dakota, Inc. in de Verenigde Staten en een groot aantal andere
landen. “GS” is een handelsmerk van Terex South Dakota, Inc.
Voldoet aan EG-richtlijn 2006/42/EG
Zie EG-conformiteitsverklaring
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Inleiding
Inleiding
Eigenaars, gebruikers en bedieners:
Wij danken u dat u onze machine hebt gekozen voor
uw gebruik. Onze voornaamste prioriteit is de
veiligheid van de gebruiker, waaraan we gezamenlijk
moeten werken voor het beste resultaat. We geloven
dat u als gebruiker en bediener van de apparatuur
een belangrijke bijdrage levert aan de veiligheid als u:
1 Zich houdt aan de voorschriften van de
werkgever, werkplek en overheid.
2 Zich op de hoogte stelt van en houdt aan de
instructies in deze en andere handleidingen die
met deze machine zijn meegeleverd.
3 Gebruikmaakt van goede en veilige
werkmethoden en uw gezonde verstand.
4 Zorgt dat alleen getrainde/bevoegde
bedieners, onder goed geïnformeerde en
ingelichte supervisie, met de machine werken.
Gevaar
Als u zich niet houdt aan de instructies
en veiligheidsvoorschriften in deze
handleiding, heeft dit de dood of
ernstig lichamelijk letsel tot gevolg.
Niet bedienen tenzij:
U de principes van het veilig bedienen van de
machine die in deze bedieningshandleiding
worden beschreven, leert en in praktijk brengt.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
Zorg ervoor dat u de veiligheidsvoorschriften
kent en begrijpt voordat u verder gaat met de
volgende sectie.
2 Voer altijd een inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd functietests uit voordat u de
machine gebruikt.
4 Controleer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
U de instructies en veiligheidsvoorschriften van
de fabrikant en de veiligheids- en
bedieningshandleidingen en machinestickers
hebt gelezen en begrepen en u zich hieraan
houdt.
U de veiligheids- en werkplekvoorschriften van
de werkgever hebt gelezen en begrepen en u
zich hieraan houdt.
U alle van toepassing zijnde
overheidsvoorschriften hebt gelezen en
begrepen en u zich hieraan houdt.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Inleiding
Classificatie van gevaren
Op de stickers op deze machine worden symbolen,
kleurcoderingen en signaalwoorden gebruikt om het
volgende aan te geven:
Veiligheidswaarschuwingssymbool
- gebruikt om u te waarschuwen
voor mogelijk lichamelijk letsel.
Volg alle veiligheidsberichten
achter het symbool op om
mogelijk letsel of de dood te
voorkomen.
Geeft een gevaarlijke situatie aan
die, indien deze niet wordt
voorkomen, de dood of ernstig
lichamelijk letsel tot gevolg zal
hebben.
Geeft een gevaarlijke situatie aan
die, indien deze niet wordt
voorkomen, de dood of ernstig
lichamelijk letsel tot gevolg kan
hebben.
Geeft een gevaarlijke situatie aan
die, indien deze niet wordt
voorkomen, licht tot middelzwaar
lichamelijk letsel tot gevolg kan
hebben.
Bedoeld gebruik
Deze machine is alleen bedoeld om personeel en
hun gereedschap en materiaal naar een werkplek op
hoogte te heffen.
Onderhoud van veiligheidstekens
Vervang ontbrekende of beschadigde
veiligheidstekens. Vergeet nooit de veiligheid van de
bediener. Gebruik milde zeep en water om
veiligheidstekens te reinigen. Gebruik geen
reinigingsmiddelen op basis van een oplosmiddel,
aangezien dit het materiaal van een veiligheidsteken
kan beschadigen.
Geeft informatie over mogelijke
schade aan eigendommen.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Persoonlijke veiligheid
Persoonlijke veiligheid
Persoonlijke bescherming tegen
vallen
Persoonlijke bescherming tegen vallen is bij de
bediening van deze machine niet verplicht. Als
persoonlijke bescherming tegen vallen verplicht is
volgens de op de werkplek geldende regels of de
voorschriften van de werkgever, geldt het volgende:
Alle persoonlijke bescherming tegen vallen dient te
voldoen aan de van toepassing zijnde
overheidsvoorschriften en moet worden
gecontroleerd en gebruikt in overeenstemming met
de instructies van de fabrikant.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Veiligheid werkgebied
Veiligheid werkgebied
Gevaarlijke situatie: elektrocutie
mogelijk
Gevaarlijke situatie: machine kan
omkantelen
Deze machine is niet elektrisch geïsoleerd en biedt
geen bescherming tegen contact met of nabijheid van
elektrische stroom.
Houd u aan alle
overheids- en lokale
voorschriften aangaande
de vereiste afstand tot
elektriciteitsdraden. In elk
geval moet ten minste de
vereiste afstand in de
tabel worden
aangehouden.
Lijnspanning Vereiste veiligheidsafstand
0 tot 50KV 3,05 m
50 tot 200KV 4,60 m
200 tot 350KV 6,10 m
350 tot 500KV 7,62 m
500 tot 750KV 10,67 m
750 tot 1.000KV 13,72 m
Houd rekening met platformbeweging, slingeren en
doorhangen van stroomdraden en pas op voor harde
wind of windvlagen.
Inzittenden, apparatuur en materialen mogen het
maximum laadvermogen van het platform of het
maximum laadvermogen van de platformverlenging
niet overschrijden.
Maximum laadvermogen – GS-2669DC
Platform ingeschoven 680 kg
Platform uitgeschoven – Alleen platform
Platform uitgeschoven – Alleen
platformverlenging
Maximum bezetting 4
544 kg
136 kg
680 kg 136 kg 544 kg
Maximum laadvermogen – GS-3369DC
Platform ingeschoven 454 kg
Platform uitgeschoven – Alleen platform
Platform uitgeschoven – Alleen
platformverlenging
Maximum bezetting 4
318 kg
136 kg
Blijf uit de buurt van de
machine als deze contact
maakt met
elektriciteits-draden onder
spanning. Personeel op de
grond of op het platform
454 kg 136 kg 318 kg
mag de machine niet
aanraken of bedienen
totdat de
elektriciteitsdraden onder
spanning zijn
uitgeschakeld.
Werk niet met de machine tijdens bliksem of storm.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Veiligheid werkgebied
Maximum laadvermogen – GS-4069DC
Platform ingeschoven 363 kg
Platform uitgeschoven – Alleen platform
Platform uitgeschoven – Alleen
platformverlenging
Maximum bezetting 3
227 kg
136 kg
363 kg 136 kg 227 kg
Breng het platform pas
omhoog als de machine
zich op een stevige,
horizontale ondergrond
bevindt.
Als het scheefstandalarm klinkt:
Laat het platform neer. Verplaats de machine naar
een stevige, horizontale ondergrond. Als het
scheefstandalarm klinkt bij geheven platform, dient u
uiterst voorzichtig te werk te gaan bij het neerlaten
van het platform.
Pas eindschakelaars niet aan en schakel deze ook
niet uit.
Rijd niet harder dan 0,48 km/u met het platform
geheven.
Bij gebruik buiten: Breng het platform niet omhoog
wanneer de wind harder dan 12,5 m/s waait.
Wanneer de windsnelheid 12,5 m/s overschrijdt
terwijl het platform omhoog is gebracht, breng dan
het platform omlaag en werk niet verder met de
machine.
Bij gebruik binnen: Houd bij het omhoogbrengen
van het platform de toegestane waarden voor kracht
van opzij en bezetting op de volgende pagina aan.
Vertrouw niet op het scheefstandalarm ter indicatie
van een vlakke stand. Het scheefstandalarm klinkt
uitsluitend op het chassis wanneer de machine zich
op een helling bevindt.
Werk niet met de machine
bij harde wind of bij
windstoten. Vergroot het
oppervlak van het platform
of de lading niet. Als u het
oppervlak vergroot dat aan
de wind is blootgesteld,
neemt de stabiliteit van de
machine af.
Wees uiterst voorzichtig en
houd een lage snelheid
aan wanneer met de
machine in de
transportstand wordt
gereden over oneffen
terrein, puin, een
onstabiele of gladde
ondergrond en vlakbij
gaten of afgereden kanten.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Veiligheid werkgebied
Gebruik de platformbediening niet om een platform
vrij te maken dat is vastgeklemd of is blijven haken of
dat op andere wijze niet normaal kan bewegen
vanwege een aangrenzende constructie. Er mogen
zich geen personen op het platform bevinden als
geprobeerd wordt het platform met behulp van de
grondbediening vrij te maken.
Rijd niet met de machine op of nabij oneffen terrein
en oppervlakken die niet stabiel zijn of in andere
gevaarlijke omstandigheden met het platform
geheven.
Gebruik de machine niet als kraan.
Gebruik het platform niet om de machine of andere
objecten te duwen.
Vermijd contact tussen het platform en aangrenzende
constructies.
Maak het platform niet vast aan aangrenzende
constructies.
Plaats ladingen niet buiten de randen van het
platform.
Duw niet tegen en trek niet
aan objecten die zich
buiten het platform
bevinden.
Maximaal toegestane handkracht
GS-2669DC
Alleen voor gebruik binnen – 4 personen
Voor gebruik buiten – 4 personen
GS-3369DC
Alleen voor gebruik binnen – 4 personen
Voor gebruik buiten – 2 personen
GS-4069DC
Alleen voor gebruik binnen – 3 personen
Voor gebruik buiten – 2 personen
400 N
400 N
400 N
400 N
400 N
400 N
Breng geen veranderingen aan in
machineonderdelen en schakel machineonderdelen
die op enige wijze invloed hebben op de veiligheid en
de stabiliteit niet uit.
Vervang onderdelen die van invloed zijn op de
stabiliteit van de machine niet door onderdelen met
een ander gewicht of andere specificaties.
Breng geen aanpassingen of wijzigingen in
hoogwerkerplatformen aan zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de fabrikant. Montage
van houders voor gereedschappen of andere
materialen op het platform, de voetplaten of het
veiligheidsrelingsysteem kan het gewicht op het
platform en het oppervlak van het platform of de
lading vergroten.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Veiligheid werkgebied
Plaats of bevestig geen
vaste of overhangende
lading op/aan enig deel van
deze machine.
Gevaarlijke situatie: ledematen
kunnen worden verbrijzeld
Houd uw handen en ledematen uit de buurt van de
schaar.
Houd uw handen uit de buurt bij het inklappen van de
reling.
Plaats geen ladders of
steigers op het platform of
tegen welk deel van deze
machine dan ook.
Vervoer alleen gereedschappen en materialen als
deze gelijkmatig zijn verdeeld en veilig door de
persoon/personen op het platform kunnen worden
gehanteerd.
Gebruik de machine niet op een bewegende of
mobiele ondergrond of een bewegend voertuig.
Zorg ervoor dat alle banden in goede staat verkeren,
de kroonmoeren stevig zijn vastgedraaid en de
splitpennen op de juiste wijze zijn geplaatst.
Gebruik geen accu’s die minder wegen dan de
oorspronkelijke uitrusting. Accu’s worden gebruikt als
contragewicht en zijn van cruciaal belang voor de
stabiliteit van de machine. Op de GS-4069 machine
moet elke accu 39,9 kg wegen. Op elke GS-2669 en
GS-3369 machine met de optie voor een accu met
hoog vermogen moet elke accu 39,9 kg wegen.
Op GS-2669 en GS-3369 machines met de optie
voor een standaardaccu moet elke accu 28,1 kg
wegen.
Voer geen werkzaamheden uit onder het platform of
binnen het schaarmechanisme zonder dat de
veiligheidsarm op zijn plaats zit.
Gebruik gezond verstand en denk vooruit wanneer u
de machine vanaf de grond bedient met behulp van
de controller. Zorg voor een veilige afstand tussen de
bediener, de machine en vaste objecten.
Gevaren van bediening op
hellingen
Rijd niet met de machine op een helling die steiler is
dan de voor de machine toelaatbare hellingshoek
(omhoog en omlaag) of dwarshellingshoek. De
toelaatbare hellingshoek is uitsluitend van toepassing
op machines die in de transportstand staan.
Maximaal toelaatbare hellingshoek, transportstand
Uitschuifplatform,
heuvelopwaarts
Uitschuifplatform,
heuvelafwaarts
Dwarshelling 35% (19°)
Opmerking: De toelaatbare hellingshoek is
afhankelijk van de bodemconditie en van voldoende
tractie.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Veiligheid werkgebied
Gevaarlijke situatie: kans op
vallen
Het veiligheidsrelingsysteem beschermt tegen vallen.
Als de inzittende(n) van het platform volgens de op
de werkplek geldende regels of de voorschriften van
de werkgever verplicht zijn persoonlijke bescherming
tegen vallen te dragen, dient de bescherming te
voldoen aan de van toepassing zijnde
overheidsvoorschriften en te worden gebruikt volgens
de instructies van de fabrikant. Bevestig de
veiligheidsgordel aan het verankeringspunt op het
platform.
Zit, sta of klim niet op de
platformveiligheidsreling.
Ga altijd stevig op de
platformvloer staan.
Klim niet van het platform
naar beneden als dit
geheven is.
Gevaarlijke situatie: kans op
botsing
Houd rekening met beperkt
zicht en dode hoeken terwijl
u rijdt of de machine bedient.
Houd rekening met de stand van het uitgeschoven
platform wanneer u de machine verplaatst.
De machine moet zich op een horizontale ondergrond
bevinden of zijn vastgezet voordat de remmen
worden vrijgezet.
Bedieners dienen wat betreft het gebruik van
persoonlijke bescherming te voldoen aan de
voorschriften van de werkgever, werkplek en
overheid.
Controleer het
werkgebied op hoog
aangebrachte obstakels
en andere mogelijke
gevaren.
Houd de vloer van het platform vrij van puin.
Betreed of verlaat het platform pas wanneer de
machine zich in de transportstand bevindt.
Bevestig de platformtoegangsketting of sluit het
toegangshek voordat u de machine in bedrijf neemt.
Bedien de machine pas als de veiligheidsreling op de
juiste wijze is geplaatst en het toegangshek is
vastgezet.
Wees u bewust van het
risico van verbrijzeling
wanneer u de
platformveiligheidsreling
vasthoudt.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Veiligheid werkgebied
Houd u aan de kleurgecodeerde richtingpijlen op de
platformbediening en de platformstickerplaat voor de
rij- en stuurfuncties.
Laat het platform pas
neer als het gebied
eronder vrij is van
mensen en obstakels.
Stem de rijsnelheid af op
de ondergrond,
beschikbare ruimte,
helling, plaats van
medewerkers en
eventuele andere
factoren die tot een
botsing kunnen leiden.
Gevaarlijke situatie: lichamelijk
letsel mogelijk
Werk niet met de machine als er hydraulische olie
weglekt of als er perslucht ontsnapt. Perslucht of
hydraulische olie kan de huid binnendringen en/of
brandwonden veroorzaken.
Onjuist contact met onderdelen die zich onder een
afdekking bevinden, heeft ernstig lichamelijk letsel tot
gevolg. Alleen getraind onderhoudspersoneel mag
compartimenten openen. De bediener wordt
geadviseerd compartimenten alleen tijdens de
inspectie voor het gebruik te openen. Alle
compartimenten moeten tijdens bedrijf zijn gesloten
en vastgezet.
Explosie- en brandgevaar
Bedien de machine niet en laad de accu niet op op
gevaarlijke plaatsen of op plaatsen waar mogelijk
brandbare of explosieve gassen of deeltjes aanwezig
zijn.
Bedien de machine niet als deze zich in de route van
een kraan of bovenloopmachine bevindt, tenzij de
bediening van de kraan is geblokkeerd en/of er
voorzorgsmaatregelen zijn genomen om een
mogelijke botsing te voorkomen.
Ga niet stuntrijden en speel geen spelletjes terwijl u
een machine bedient.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Veiligheid werkgebied
Gevaarlijke situatie: machine
beschadigd
Gebruik geen beschadigde of niet goed
functionerende machine.
Voer een grondige inspectie voor het gebruik van de
machine uit en test alle functies voor elke dienst.
Voorzie een beschadigde of niet goed functionerende
machine van een label en neem deze onmiddellijk uit
bedrijf.
Zorg ervoor dat alle onderhoud is uitgevoerd volgens
de specificaties in deze handleiding en in de
desbetreffende Genie servicehandleiding.
Zorg ervoor dat alle stickers op hun plaats zitten en
leesbaar zijn.
Zorg ervoor dat de bedienings-,
verantwoordelijkheids- en veiligheidshandleidingen
compleet en leesbaar zijn en zich in de opbergruimte
van de machine bevinden.
Gevaarlijke situatie: onderdelen
kunnen beschadigd raken
Gebruik geen acculader van meer dan 48V om de
accu’s te laden.
Veiligheid accu
Gevaarlijke situatie: kans op brandwonden
Accu’s bevatten zuur. Trek
altijd beschermende kleding
aan en draag een
veiligheidsbril wanneer u met
accu’s werkt.
Vermijd morsen en zorg ervoor
Stel de accu’s en de acculader tijdens het laden niet
bloot aan water of regen.
Gevaarlijke situatie: kans op explosies
dat u niet in aanraking komt
met accuzuur. Neutraliseer
gemorst accuzuur met
zuiveringszout en water.
Houd vonken, vlammen en
brandende tabak uit de buurt
van accu’s. Accu’s geven een
explosief gas af.
De accubak moet tijdens de
gehele laadcyclus open
blijven.
Gebruik de machine niet als massa voor laswerk.
Raak de accupolen en de
kabelklemmen niet aan met
gereedschappen die vonken
kunnen veroorzaken.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Veiligheid werkgebied
Gevaarlijke situatie: onderdelen kunnen
beschadigd raken
Gebruik geen acculader van meer dan 48V om de
accu’s te laden.
Gevaarlijke situatie: elektrocutie
mogelijk/kans op brandwonden
Sluit de acculader alleen aan op
een elektrische 3-aderige geaarde
AC-contactdoos.
Controleer de snoeren, kabels en
draden dagelijks op beschadiging.
Vervang beschadigde onderdelen
voordat de machine in bedrijf wordt
genomen.
Vermijd elektrische schokken door onbedoeld contact
met de accupolen. Doe alle ringen, horloges en
andere sieraden af.
Blokkering na elk gebruik
1 Kies een veilige parkeerplaats uit: een stevige,
horizontale ondergrond vrij van obstakels en
verkeer.
2 Schuif de arm in en laat deze neer in de
transportstand.
3 Roteer de draaitafel totdat de arm zich tussen de
achterwielen bevindt.
4 Draai het contactslot naar de stand ‘uit’ en
verwijder de sleutel om onbevoegd gebruik te
voorkomen.
Gevaarlijke situatie: machine kan
omkantelen
Gebruik geen accu’s die minder wegen dan de
oorspronkelijke uitrusting. Accu’s worden gebruikt als
contragewicht en zijn van cruciaal belang voor de
stabiliteit van de machine. Op de GS-4069 machine
moet elke accu 39,9 kg wegen. Op elke GS-2669 en
GS-3369 machine met de optie voor een accu met
hoog vermogen moet elke accu 39,9 kg wegen. Op
GS-2669 en GS-3369 machines met de optie voor
een standaardaccu moet elke accu 28,1 kg wegen.
Gevaarlijke situatie: tillen
Gebruik bij het tillen van de accu’s het juiste aantal
mensen en de juiste heftechniek.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Bedieningselementen
Bedieningselementen
Grondbedieningspaneel
1 Functietuimelschakelaar voor nooddalen.
2 Tuimelschakelaar voor nooddalen
3 Knop ‘menu bevestigen’
4 Contactslot voor selectie
platformbediening/uit/grondbediening
Draai het contactslot naar de platformstand om met
de platformbediening te werken. Draai het
contactslot naar de stand ‘uit’ om de machine uit te
schakelen. Draai het contactslot naar de
grondstand om met de grondbediening te werken.
5 Rode noodstopknop
Druk de rode noodstopknop in naar de stand ‘uit’
om alle functies stop te zetten. Trek de rode
noodstopknop uit naar de stand ‘aan’ om de
machine te bedienen.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Bedieningselementen
15
6
5
-
+
+
=
=
7
4
3
8
9
2
1
STOP
6
5
-
+
+
=
=
4
137636
3
2
1
STOP
7
11
12
13
10
6
6
15
4
137636
14
2
STOP
Platformbedieningspaneel
1 Lagesnelheidshef-inschakelknop
Houd deze knop ingedrukt om de
lagesnelheidsfunctie voor het
platform te activeren.
16
=
-
+
17
4
137636
=
-
+
16
17
14
2
STOP
13
18
2 Rode noodstopknop
Druk de rode noodstopknop in naar de stand 'uit'
om alle functies stop te zetten. Trek de rode
noodstopknop uit naar de stand 'aan' om de
machine te bedienen.
Druk op de knop ‘platform op’ en
houd deze ingedrukt om het
platform omhoog te brengen.
4 Claxonknop
Druk op de claxonknop om de claxon
te laten klinken. Laat de claxonknop
los om de claxon te stoppen.
5 Proportionele joystick en functieschakelaar voor
rijfunctie
Rijfunctie: Druk de functieschakelaar in en houd
deze ingedrukt om de rijfunctie op de
platformjoystick in te schakelen. Verplaats de
joystick in de richting die wordt aangegeven door
de blauwe pijl op het bedieningspaneel en de
machine gaat rijden in de richting die wordt
aangegeven door de blauwe pijl. Verplaats de
joystick in de richting die wordt aangegeven door
de gele pijl op het bedieningspaneel en de
machine gaat rijden in de richting die wordt
aangegeven door de gele pijl.
6 Duimschakelaar voor stuurfunctie
Druk op de linkerzijde van de
duimschakelaar om de machine te
sturen in de richting waarin de
blauwe driehoek op het
platformbedieningspaneel wijst.
9 Knop ‘platform neer’
Druk op de knop ‘platform neer’ en
houd deze ingedrukt om het
platform omlaag te brengen.
10 Inschakelknop stempels
Druk op deze knop en houd deze
ingedrukt om de stempelfunctie te
activeren.
11 Platform op OF knop ‘stempels inschuiven’
Druk op deze knop en houd deze
ingedrukt om het platform omhoog te
brengen OF de stempels in te
schuiven.
12 Platform neer OF knop ‘stempels uitschuiven’
Druk op deze knop en houd deze
ingedrukt om het platform neer te
laten OF de stempels uit te schuiven.
Druk op de rechterzijde van de
duimschakelaar om de machine te
sturen in de richting waarin de gele
driehoek op het
platformbedieningspaneel wijst.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Bedieningselementen
13 Indicatielampjes stempels
Tijdens het uitschuiven van de
stempels knipperen de lampjes
groen. Wanneer een stempel de
grond raakt, licht het lampje
ervan continu groen op. Telkens
wanneer de uitschuifprocedure
van de stempels wordt
onderbroken, gaan de lampjes
groen knipperen, wat aangeeft
dat de stempels de grond nog
niet raken of nog niet volledig
geactiveerd zijn. Tijdens het
inschuiven van de stempels
lichten de lampjes continu groen
op. Wanneer een stempel
volledig is ingeschoven, gaat het
lampje ervan uit. Als een lampje
continu rood oplicht, geeft dit
aan dat de bijbehorende
stempel de aanslag heeft
bereikt.
14 Heffunctieknop
Druk op deze knop om de heffunctie
te activeren.
15 Proportionele joystick en functieschakelaar voor
rij-, stuur-, hef- en stempelfuncties
Heffunctie: Druk de functieschakelaar in en houd
deze ingedrukt om de heffunctie op de
platformjoystick in te schakelen. Verplaats de
joystick in de richting die wordt aangegeven door
de blauwe pijl om het platform omhoog te
brengen. Verplaats de joystick in de richting die
wordt aangegeven door de gele pijl om het
platform neer te laten. Het daalalarm dient te
klinken terwijl het platform omlaaggaat.
Rijfunctie: Druk de functieschakelaar in en houd
deze ingedrukt om de rijfunctie op de
platformjoystick in te schakelen. Verplaats de
joystick in de richting die wordt aangegeven door
de blauwe pijl op het bedieningspaneel en de
machine gaat rijden in de richting die wordt
aangegeven door de blauwe pijl. Verplaats de
joystick in de richting die wordt aangegeven door
de gele pijl op het bedieningspaneel en de
machine gaat rijden in de richting die wordt
aangegeven door de gele pijl.
Stempelfunctie: Druk de functieschakelaar in en
houd deze ingedrukt om de stempelfunctie op de
platformjoystick in te schakelen. Verplaats de
joystick in de richting die wordt aangegeven door
de blauwe pijl en de stempels worden
ingeschoven. Verplaats de joystick in de richting
die wordt aangegeven door de gele pijl en de
stempels worden uitgeschoven.
16 LED-diagnosedisplay, accuconditiemeter en
indicator hef-/rijmodus
17 Rijfunctieknop
Druk op deze knop om de rijfunctie
te activeren.
18 Stempelfunctieknop
Druk op deze knop om de
stempelfunctie te activeren.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Inspecties
Inspecties
Niet bedienen tenzij:
U de principes van het veilig bedienen van de
machine die in deze bedieningshandleiding
worden beschreven, leert en in praktijk brengt.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd een inspectie voor het gebruik
uit.
Zorg ervoor dat u de inspectie voor het
gebruik kent en begrijpt voordat u verder gaat
met de volgende sectie.
3 Voer altijd functietests uit voordat u de
machine gebruikt.
4 Controleer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
Grondbeginselen inspectie voor het
gebruik
Het is de verantwoordelijkheid van de bediener om
een inspectie voor het gebruik en periodiek
onderhoud uit te voeren.
De inspectie voor het gebruik is een visuele inspectie
die de bediener voor elke dienst uitvoert. De inspectie
is bedoeld om te ontdekken of er iets duidelijk mis is
met de machine voordat de bediener de functietests
uitvoert.
De inspectie voor het gebruik dient ook om te
bepalen of periodieke onderhoudsprocedures vereist
zijn. Alleen gedeelten van het periodieke onderhoud
die in deze handleiding genoemd worden, mogen
door de bediener worden uitgevoerd.
Zie de lijst op de volgende pagina en controleer alle
punten.
Indien er schade wordt ontdekt, of een
ongeautoriseerde wijziging van de toestand waarin
de machine door de fabriek is geleverd, dient de
machine te worden voorzien van een label en uit
bedrijf te worden genomen.
Reparaties aan de machine mogen alleen uitgevoerd
worden door een gekwalificeerde servicemonteur, in
overeenstemming met de specificaties van de
fabrikant. Als de reparaties zijn voltooid, moet de
bediener opnieuw een inspectie voor het gebruik
uitvoeren voordat de functietests worden uitgevoerd.
Periodieke onderhoudsinspecties moeten door
gekwalificeerde servicemonteurs worden uitgevoerd,
in overeenstemming met de specificaties van de
fabrikant en de eisen die genoemd worden in de
verantwoordelijkheidshandleiding.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Inspecties
Inspectie voor het gebruik
Zorg ervoor dat de bedienings-,
verantwoordelijkheids- en
veiligheidshandleidingen compleet en leesbaar
zijn en zich in de opbergruimte op het platform
bevinden.
Zorg ervoor dat alle stickers op hun plaats zitten
en leesbaar zijn. Zie de sectie Inspecties.
Ga na of er een lek van hydraulische olie is en
controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij.
Zie de sectie Onderhoud.
Ga na of er een lek van accuvloeistoffen is en
controleer het vloeistofpeil. Voeg indien nodig
gedestilleerd water bij. Zie de sectie Onderhoud.
Controleer de volgende onderdelen of gedeelten op
schade, onjuist geplaatste of ontbrekende onderdelen
en ongeautoriseerde aanpassingen:
Elektrische onderdelen, bedrading en
elektrische kabels
Hydraulische slangen, koppelingen, cilinders
en ventielenblokken
Rijmotoren
Glijblokken
Banden en wielen
Eindschakelaars, alarmen en claxon
Alarmen en flitslampen (indien aanwezig)
Moeren, bouten en andere bevestigingen
Onderdelen rem vrijzetten
Veiligheidsarm
Platformverlenging
Schaarpennen en borgbevestigingen
Veiligheidsgordelverankeringspunt
Joystick platformbediening
Stempelbehuizing en -voetkussens (indien
aanwezig)
Accupakken en aansluitingen
Massastrip
Platformtoegangshek
Omvormer (indien aanwezig)
Stempelbehuizing en -voetkussens (indien
aanwezig)
Controleer de gehele machine op:
Scheuren in lasnaden of constructiedelen
Deuken of beschadigingen aan de machine
Overmatige roest, corrosie of oxidatie
Zorg ervoor dat alle constructiedelen en andere
cruciale onderdelen aanwezig zijn en dat alle
bijbehorende bevestigingen en pennen op hun
plaats zitten en stevig zijn vastgemaakt.
Zorg ervoor dat de zijrelingen zijn geplaatst en de
bouten zijn vastgezet.
Opmerking: Als het platform omhooggebracht moet
worden om de machine te inspecteren, moet de
veiligheidsarm op zijn plaats zitten. Zie de sectie
Bedieningsinstructies.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Inspecties
Grondbeginselen functietests
Niet bedienen tenzij:
U de principes van het veilig bedienen van de
machine die in deze bedieningshandleiding
worden beschreven, leert en in praktijk brengt.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd een inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd functietests uit voordat u de
machine gebruikt.
Zorg ervoor dat u de functietests kent en
begrijpt voordat u verder gaat met de
volgende sectie.
4 Controleer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
De functietests zijn bedoeld om eventuele storingen
te ontdekken voordat de machine in gebruik wordt
genomen. De bediener moet de stapsgewijze
instructies volgen om alle machinefuncties te testen.
Een niet goed functionerende machine mag nooit
worden gebruikt. Als er storingen worden ontdekt,
dient de machine te worden voorzien van een label
en uit bedrijf te worden genomen. Reparaties aan de
machine mogen alleen uitgevoerd worden door een
gekwalificeerde servicemonteur, in overeenstemming
met de specificaties van de fabrikant.
Als de reparaties zijn voltooid, moet de bediener
opnieuw een inspectie voor het gebruik en de
functietests uitvoeren voordat de machine in gebruik
wordt genomen.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Inspecties
Grondbediening
1 Kies een gebied uit dat stevig, horizontaal en vrij
van obstakels is.
2 Zorg ervoor dat de accu’s zijn aangesloten.
3 Trek de rode noodstopknop van de platform- en
grondbediening uit naar de stand 'aan'.
4 Draai het contactslot naar grondbediening.
5 Houd de diagnose-LED bij de platformbediening
in het oog.
Resultaat: De LED dient er uit te zien als op de
afbeelding hieronder.
6 Houd het diagnose-LCD bij de grondbediening in
het oog.
Resultaat: Op het LCD-display moeten het model
en de urenteller worden weergegeven.
Noodstop testen
7 Druk de rode noodstopknop op de
grondbediening in naar de stand ‘uit’.
Resultaat: Geen enkele functie mag in werking
treden.
8 Trek de rode noodstopknop uit naar de stand
'aan'.
Op/neer-functies testen
De waarschuwingsgeluiden op deze machine en de
standaard claxon zijn alle afkomstig van hetzelfde
centrale alarm. De claxon geeft een constante toon.
Het daalalarm klinkt met 60 pieptonen per minuut.
Het alarm klinkt met 180 pieptonen per minuut als de
machine niet vlak staat.
9 Druk niet op de hef-inschakelknop.
10 Druk op de knop ‘platform op’ of ‘platform neer’.
Resultaat: De heffunctie mag niet in werking
treden.
11 Druk niet op de knop ‘platform op’ of ‘platform
neer’.
12 Druk op de hef-inschakelknop.
Resultaat: De heffunctie mag niet in werking
treden.
13 Druk op de hef-inschakelknop en houd deze
ingedrukt, en druk op de knop ‘platform op’.
Resultaat: Het platform dient omhoog te worden
gebracht.
14 Druk op de hef-inschakelknop en houd deze
ingedrukt, en druk op de knop ‘platform neer’.
Resultaat: Het platform dient omlaag te worden
gebracht. Het daalalarm dient te klinken terwijl
het platform wordt neergelaten.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Inspecties
Rijfunctieknop testen
Test het rijden en de remmen
Gebruik deze functietestprocedure als de sticker op
uw platformbediening deze knoppen toont.
51 Druk op de rijfunctieknop (indien
aanwezig).
52 Wacht zeven seconden tot de inschakelduur van
de rijfunctie is verstreken.
53 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl en
vervolgens in de richting die wordt aangegeven
door de gele pijl.
Resultaat: Geen enkele functie mag in werking
treden.
Test de stuurinrichting
Opmerking: Ga voor de uitvoering van de stuur- en
rijfunctietests op het platform staan en kijk naar de
voorzijde van de machine.
54 Druk op de rijfunctieknop (indien
aanwezig).
55 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
56 Druk de duimschakelaar op de joystick in de
richting die wordt aangegeven door de blauwe
driehoek op het bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen dienen in de richting te
draaien die wordt aangegeven door de blauwe
driehoek.
57 Druk de duimschakelaar op de joystick in de
richting die wordt aangegeven door de gele
driehoek op het bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen dienen in de richting te
draaien die wordt aangegeven door de gele
driehoek.
58 Druk op de rijfunctieknop (indien
aanwezig).
59 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
60 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
verplaats de joystick vervolgens weer naar de
middelste stand.
Resultaat: De machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de blauwe pijl op het
bedieningspaneel wijst, en vervolgens abrupt te
stoppen wanneer de joystick weer in de
middelste stand wordt gezet.
61 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de gele pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
verplaats de joystick vervolgens weer naar de
middelste stand.
Resultaat: de machine dient zich te verplaatsen
in de richting waarin de gele pijl op het
bedieningspaneel wijst, en vervolgens abrupt te
stoppen wanneer de joystick weer in de
middelste stand wordt gezet.
Opmerking: De remmen moeten in staat zijn de
machine tegen te houden op elke helling die door de
machine kan worden genomen.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Inspecties
Werking scheefstandschakelaar testen
Rijsnelheid bij geheven stand testen
Opmerking: Voer deze test vanaf de grond uit met de
platformcontroller. Ga niet op het platform staan.
62 Laat het platform volledig neer.
63 Plaats een blok hout van 5 x 10 cm of iets
vergelijkbaars aan één zijde onder beide wielen
en rijd de machine hierop.
64 Breng het platform ongeveer 2,1 m vanaf de
grond omhoog.
Resultaat: Het platform dient te stoppen en het
scheefstandalarm dient met 180 pieptonen per
minuut te klinken. De LED op de
platformbediening moet LL weergeven en de
LCD op de grondbediening moet LL: Machine
Tilted (Machine staat scheef) weergeven.
65 Druk op de rijfunctieknop (indien
aanwezig).
66 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
67 Verplaats de joystick in de richting die wordt
aangegeven door de blauwe pijl en vervolgens in
de richting die wordt aangegeven door de gele
pijl.
Resultaat: De rijfunctie mag in geen van beide
richtingen in werking treden.
68 Laat het platform neer en verwijder beide
houtblokken.
69 Breng het platform ongeveer 1,2 m vanaf de
grond omhoog.
70 Druk op de rijfunctieknop (indien
aanwezig).
71 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.Verplaats de joystick
langzaam naar de maximale rijstand.
Resultaat: De maximaal haalbare rijsnelheid met
geheven platform mag niet hoger zijn dan 13 cm
per seconde.
Als de rijsnelheid met geheven platform hoger is dan
13 cm per seconde, dient de machine onmiddellijk te
worden voorzien van een label en uit bedrijf te
worden genomen.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Inspecties
Rijsnelheid in transportstand testen
72 Druk op de hef-inschakelknop en houd deze
ingedrukt, en druk op de knop ‘platform neer’.
Resultaat: Het platform dient omlaag te worden
gebracht.
73 Druk de functieschakelaar rijden/sturen op de
joystick in en houd deze ingedrukt. Beweeg de
joystick langzaam naar de maximale rijstand in
de richting die wordt aangegeven door de blauwe
pijl.
Resultaat: De maximaal haalbare rijsnelheid met
het platform in de transportstand mag niet hoger
zijn dan 2 m per seconde.
74 Druk de functieschakelaar rijden/sturen op de
joystick in en houd deze ingedrukt. Beweeg de
joystick langzaam naar de maximale rijstand in
de richting die wordt aangegeven door de gele
pijl.
Resultaat: De maximaal haalbare rijsnelheid met
het platform in de transportstand mag niet hoger
zijn dan 1,34 m per seconde.
Als de rijsnelheid bij achteruitrijden met het platform
in de transportstand hoger is dan 1,34 m per
seconde, dient de machine onmiddellijk te worden
voorzien van een label en uit bedrijf te worden
genomen.
Bepaal met het knoppenpatroon op de
platformbediening welke van deze volgende
twee functietests moet worden uitgevoerd.
Gebruik deze functietestprocedure als de sticker op
uw platformbediening deze knoppen toont.
Stempelsysteem testen (indien aanwezig)
75 Druk de hogesnelheidshef-inschakelknop in en
houd deze ingedrukt.
76 Druk de knop 'platform op' in en houd deze
ingedrukt.
Resultaat: Het platform dient omhoog te worden
gebracht. Breng het platform ongeveer 2,4 m
omhoog en stop.
77 Houd de inschakelknop stempels ingedrukt.
Resultaat: De stempels mogen niet worden
uitgeschoven.
78 Houd de knop ‘stempels uitschuiven’ ingedrukt.
Resultaat: De stempels mogen niet worden
uitgeschoven.
79 Houd de inschakelknop stempels ingedrukt. Druk
de knop ‘stempels uitschuiven’ in.
Resultaat: De stempels mogen niet worden
uitgeschoven.
80 Laat het platform volledig neer.
81 Houd de inschakelknop stempels ingedrukt.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Inspecties
82Houd de knop ‘stempels uitschuiven’ ingedrukt.
Resultaat: De stempels mogen niet worden
uitgeschoven.
83 Houd de inschakelknop stempels ingedrukt. Druk
de knop ‘stempels uitschuiven’ in.
Resultaat: De stempels dienen te worden
uitgeschoven en de machine dient te worden
vlakgesteld. Er klinkt een alarm als de machine
vlak staat. De stempelindicatielampjes zijn groen.
Opmerking: Het stempelindicatielampje wordt rood
als een stempel tijdens het vlakstellen van de grond
komt. De stempels dienen te worden ingeschoven
totdat alle stempels los zijn van de grond voordat de
machine opnieuw kan worden vlakgesteld.
84 Druk de functieschakelaar rijden/sturen op de
joystick in en houd deze ingedrukt.
85 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl en
vervolgens in de richting die wordt aangegeven
door de gele pijl.
Resultaat: De machine mag niet bewegen in de
richting van de blauwe en gele pijlen.
86 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
87 Druk de duimschakelaar op de joystick in de
richting die wordt aangegeven door de blauwe en
gele driehoeken op het bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen mogen niet in de
richting draaien die wordt aangegeven door de
blauwe en gele driehoeken.
90 Laat het platform volledig neer.
91 Houd de inschakelknop stempels ingedrukt.
Resultaat: De stempels mogen niet worden
ingeschoven.
92 Houd de knop ‘stempels inschuiven’ ingedrukt.
Resultaat: De stempels mogen niet worden
ingeschoven.
93 Houd de inschakelknop stempels ingedrukt. Druk
de knop ‘stempels inschuiven’ in.
Resultaat: De stempels dienen te worden
ingeschoven en terug te keren in de
transportstand. De stempelindicatielampjes zijn
uit.
Gebruik deze functietestprocedure als de sticker op
uw platformbediening deze knoppen toont.
88 Druk de hogesnelheidshef-inschakelknop in en
houd deze ingedrukt.
89 Druk de knop 'platform op' in en houd deze
ingedrukt.
Resultaat: Het platform dient omhoog te worden
gebracht. Breng het platform ongeveer 2,4 m
omhoog en stop.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Inspecties
Stempelsysteem testen (indien aanwezig)
94 Druk op de stempelfunctieknop. Op
het LCD-scherm licht een cirkel op
onder het stempelfunctiesymbool.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de stempelfunctieknop wordt
bewogen, gaat de cirkel onder het
stempelfunctiesymbool uit en treedt de
stempelfunctie niet in werking. Druk nogmaals op de
stempelfunctieknop.
95 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
96 Beweeg de joystick in de richting die wordt
aangegeven door de gele pijl.
Resultaat: De stempels moeten worden
uitgeschoven. De afzonderlijke
stempelindicatielampjes knipperen groen zodra
de bijbehorende stempel wordt uitgeschoven.
97 Blijf de joystick vasthouden in de richting
aangegeven door de gele pijl tot alle
stempelindicatielampjes groen blijven en u een
lange pieptoon hoort vanaf het alarm bij de
platformbediening. De machine staat nu vlak. De
stuur- en rijfuncties worden op dit moment
uitgeschakeld.
Opmerking: Als de joystick tijdens het uitschuiven te
snel wordt losgelaten, blijven de
stempel-indicatielampjes groen knipperen, wat
aangeeft dat de stempels geen contact met de grond
maken.
Opmerking: Als de joystick te snel wordt losgelaten
nadat de stempels contact met de grond hebben
gemaakt, is er geen lange pieptoon te horen bij de
platformbediening en blijven de
stempel-indicatielampjes continu groen oplichten. Als
er geen lange pieptoon te horen is en de
stempelindicatielampjes continu groen oplichten, zijn
de stempels mogelijk niet volledig geactiveerd of
staat de machine niet horizontaal.
98 Druk de rijfunctieknop in.
99 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
100 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl en
vervolgens in de richting die wordt aangegeven
door de gele pijl.
Resultaat: De machine mag niet bewegen in de
richting van de blauwe en gele pijlen.
101 Druk de rijfunctieknop in.
102 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
103 Druk de duimschakelaar op de joystick in de
richting die wordt aangegeven door de blauwe en
gele driehoeken op het bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen mogen niet in de
richting draaien die wordt aangegeven door de
blauwe en gele driehoeken.
104 Breng het platform omhoog.
Resultaat: Het platform dient omhoog te worden
gebracht. Breng het platform ongeveer 2,4 m
omhoog en stop.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Inspecties
105 Laat het platform volledig neer.
106 Druk op de stempelfunctieknop.
107 Wacht zeven seconden tot de inschakelduur van
de stempelfunctie is verstreken.
108 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl en
vervolgens in de richting die wordt aangegeven
door de gele pijl.
Resultaat: De stempels mogen niet worden
ingeschoven.
109 Druk op de stempelfunctieknop.
110 Beweeg de joystick in de richting die wordt
aangegeven door de blauwe pijl.
Resultaat: De stempels moeten worden
ingeschoven. De afzonderlijke
stempelindicatielampjes lichten continu groen op
zodra de bijbehorende stempel wordt
ingeschoven.
111 Blijf de joystick vasthouden tot de stempels
volledig zijn ingeschoven. Laat de joystick pas
los wanneer alle stempelindicatielampjes uit
gaan. Alle functies worden nu hersteld.
Opmerking: Als de joystick tijdens het inschuiven te
snel wordt losgelaten, gaan de
stempel-indicatielampjes groen knipperen, wat
aangeeft dat de stempels nog niet volledig zijn
ingeschoven.
Pendelsysteem testen
Opmerking: Voer deze test vanaf de grond uit met de
platformcontroller. Ga niet op het platform staan.
Pendelsysteem testen (transportstand)
112 Rijd het linkerstuurwiel op een oprijbok met een
hoogte van 10 cm.
Resultaat: Alle vier wielen moeten stevig contact
houden met de grond.
113 Rijd het rechterstuurwiel op een oprijbok met een
hoogte van 10 cm.
Resultaat: Alle vier wielen moeten stevig contact
houden met de grond.
Opmerking: Controleer of er geen storingscodes op
het display bij de grondbediening worden getoond.
Pendelsysteem testen (geheven stand)
114 Houd de hef-inschakelknop ingedrukt en breng
het platform ongeveer 213 cm tot 274 cm
omhoog.
115 Rijd het linkerstuurwiel in een gat met een diepte
van 10 cm.
Resultaat: Alle vier wielen moeten stevig contact
houden met de grond.
116 Rijd het rechterstuurwiel in een gat met een
diepte van 10 cm.
Resultaat: Alle vier wielen moeten stevig contact
houden met de grond.
Opmerking: Controleer of er geen
storingscodes op het display bij de
grondbediening worden getoond.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Inspecties
Inspectie van de werkplek
Niet bedienen tenzij:
U de principes van het veilig bedienen van de
machine die in deze bedieningshandleiding
worden beschreven, leert en in praktijk brengt.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd een inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd functietests uit voordat u de
machine gebruikt.
4 Controleer de werkplek.
Zorg ervoor dat u de inspectie van de
werkplek kent en begrijpt voordat u verder
gaat met de volgende sectie.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
Grondbeginselen inspectie van de
werkplek
Let op en vermijd de volgende gevaarlijke situaties:
afgereden kanten of gaten
hobbels, obstakels op de vloer of puin
hellende ondergrond
een onstabiele of gladde ondergrond
hoog aangebrachte obstakels en
hoogspanningsgeleiders
gevaarlijke plaatsen
ondergrond die ontoereikend is om alle
belastingskrachten te weerstaan die door de
machine worden opgewekt
wind- en weersomstandigheden
de aanwezigheid van onbevoegd personeel
andere eventueel onveilige omstandigheden
De inspectie van de werkplek helpt de bediener te
bepalen of de werkplek geschikt is om de machine
veilig te bedienen. Deze inspectie dient door de
bediener te worden uitgevoerd voordat de machine
naar de werkplek wordt verplaatst.
Het is de verantwoordelijkheid van de bediener om
de instructies over mogelijke gevaren op de werkplek
door te lezen en te onthouden, er vervolgens op te
letten en deze te vermijden bij het verplaatsen,
opstellen en bedienen van de machine.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Inspecties
Inspectie van stickers met
symbolen
Ga na of er op de stickers op uw machine tekst of
symbolen worden gebruikt. Controleer aan de hand
van de betreffende inspectie of alle stickers zich op
hun plaats bevinden en leesbaar zijn.
Hieronder volgt een numerieke lijst met aantallen en
beschrijvingen.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Bedieningsinstructies
Bedieningsinstructies
Grondbeginselen
Niet bedienen tenzij:
U de principes van het veilig bedienen van de
machine die in deze bedieningshandleiding
worden beschreven, leert en in praktijk brengt.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd een inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd functietests uit voordat u de
machine gebruikt.
4 Controleer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is
bedoeld.
In de sectie Bedieningsinstructies staan instructies
voor elk aspect van de bediening van de machine.
Het is de verantwoordelijkheid van de bediener alle
veiligheidsvoorschriften en instructies in de
bedieningshandleiding, veiligheidshandleiding en
verantwoordelijkheidshandleiding op te volgen.
Het gebruik van de machine voor een ander doel dan
het heffen van personen, samen met
gereedschappen en materialen, naar een werkplek in
de lucht is onveilig en gevaarlijk.
De machine mag alleen door getraind en bevoegd
personeel worden bediend. Als meerdere bedieners
op verschillende tijdstippen in dezelfde dienst een
machine bedienen, mag het hier alleen om
gekwalificeerde bedieners gaan van wie verwacht
wordt dat zij alle veiligheidsvoorschriften en
instructies in de bedienings-, verantwoordelijkheidsen veiligheidshandleidingen opvolgen. Dat betekent
dat elke nieuwe bediener vóór ingebruikname van de
machine een inspectie voor het gebruik, functietests
en een inspectie van de werkplek moet uitvoeren.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Bedieningsinstructies
Noodstop
Druk de rode noodstopknop op de grond- of de
platformbediening in naar de stand ‘uit’ om alle
functies stop te zetten.
Repareer elke functie die nog werkt als een van de
rode noodstopknoppen is ingedrukt.
Nooddalen
1 Draai het contactslot naar grondbediening.
2 Trek de rode noodstopknop van zowel de grond-
als de platformbediening uit naar de stand ‘aan’.
3 Verplaats de functietuimelschakelaar voor
nooddalen en houd deze vast.
4 Verplaats de tuimelschakelaar voor nooddalen
en houd deze vast.
Bediening vanaf de grond
1 Zorg ervoor dat het accupak is aangesloten
voordat u de machine in bedrijf neemt.
2 Draai het contactslot naar grondbediening.
3 Trek de rode noodstopknop van zowel de grond-
als de platformbediening uit naar de stand 'aan'.
Platform plaatsen
1 Druk de hef-inschakelknop op het
bedieningspaneel in en houd deze ingedrukt.
2 Druk op de knop ‘platform op’ of ‘platform neer’.
De rij- en stuurfuncties zijn niet beschikbaar vanaf de
grondbediening.
Bediening vanuit het platform
1 Zorg ervoor dat het accupak is aangesloten
voordat u de machine in bedrijf neemt.
2 Draai het contactslot naar platformbediening.
3 Trek de rode noodstopknop van zowel de grond-
als de platformbediening uit naar de stand 'aan'.
Identificatie controller
Deze machines zijn geproduceerd in twee
verschillende platformbedieningsuitvoeringen. Bepaal
met het knoppenpatroon op de platformbediening
welke instructies van toepassing zijn op uw machine.
Gebruik deze instructies als de
sticker op uw platformbediening
deze knoppen toont.
-
+
+
=
=
Platform plaatsen
1 Druk de hoge- of
lagesnelheidshef-inschakelkno
p in en houd deze ingedrukt.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Bedieningsinstructies
Stempels uitschuiven
Sturen
1 Houd de
inschakelknop
stempels ingedrukt.
2 Houd de knop ‘stempels uitschuiven’ ingedrukt.
De stempels worden uitgeschoven. Laat de stempels
neer tot alle stempelindicatielampjes groen worden
en er een alarm klinkt. De machine staat nu vlak.
Opmerking: Het stempelindicatielampje wordt rood
als een stempel tijdens het vlakstellen van de grond
komt. De stempels dienen te worden ingeschoven
totdat alle stempels los zijn van de grond voordat de
machine opnieuw kan worden vlakgesteld.
Opmerking: De rijfunctie is uitgeschakeld als de
stempels zijn uitgeschoven.
Stempels inschuiven
1 Houd de inschakelknop
stempels ingedrukt.
2 Houd de knop ‘stempels inschuiven’ ingedrukt.
De stempels worden ingeschoven. De
stempelindicatielampjes gaan uit zodra de
bijbehorende stempel wordt ingeschoven.
Machinefuncties worden hersteld zodra de stempels
los van de grond zijn gekomen.
Opmerking: De rijfunctie is uitgeschakeld als de
stempels zijn neergelaten.
1 Druk de functieschakelaar rijden/sturen op de
joystick in en houd deze ingedrukt.
2 Draai de stuurwielen met behulp
van de duimschakelaar op de
joystick.
Rijden
1 Druk de functieschakelaar rijden/sturen op de
joystick in en houd deze ingedrukt.
2 Snelheid verhogen: Verplaats de joystick
langzaam uit het midden.
Snelheid verlagen: Verplaats de joystick
langzaam naar het midden toe.
Stoppen: Zet de joystick terug in de middelste
stand of laat de functieschakelaar los.
Gebruik de kleurgecodeerde richtingpijlen op de
platformbediening en op het platform om de rijrichting
van de machine te bepalen.
De rijsnelheid van de machine wordt beperkt bij
geheven platform of achteruitrijden.
De prestaties van de machine zijn afhankelijk van de
staat van de accu. De rijsnelheid en de
functiesnelheid van de machine nemen af als de
accuniveau-indicator knippert.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Bedieningsinstructies
Identificatie controller
Stempels uitschuiven
Gebruik deze instructies als de
sticker op uw platformbediening
deze knoppen toont.
-
+
=
Platform plaatsen
1 Druk op de heffunctieknop. Op het
LCD-scherm licht een cirkel op
onder het heffunctiesymbool.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de heffunctieknop wordt bewogen,
gaat de cirkel onder het heffunctiesymbool uit en
treedt de heffunctie niet in werking. Druk nogmaals
op de heffunctieknop.
2 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
3 Verplaats de joystick aan de hand van de
markeringen op het bedieningspaneel.
Stempels uitschuiven:
1 Druk op de stempelfunctieknop. Op
het LCD-scherm licht een cirkel op
-
+
=
onder het stempelfunctiesymbool.
2 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
3 Beweeg de joystick in de richting die wordt
aangegeven door de gele pijl.
De stempels beginnen uit te schuiven. Het
indicatielampje voor afzonderlijke stempels licht
continu groen op zodra de bijbehorende stempel
contact met de grond maakt. Blijf de joystick
verplaatsen tot het hef-inschakelindicatielampje
groen oplicht en u een pieptoon hoort. De machine
staat nu vlak. Als het heffoutindicatielampje rood
oplicht, worden de functies voor op/neer en de
rijfuncties uitgeschakeld. Het heffoutindicatielampje
licht rood op onder de volgende omstandigheden:
Niet alle stempels maken contact met de grond.
Alle vier de stempels maken contact met de grond,
maar de machine staat niet vlak.
Storingscode.
Opmerking: Als de inschakelknop stempels en de
knop ‘stempels uitschuiven’ tijdens het uitschuiven te
snel worden losgelaten, blijven de
stempelindicatielampjes groen knipperen, wat
aangeeft dat de stempels nog geen contact met de
grond maken.
Opmerking: Als de stempellampjes continu groen
oplichten, staat de machine mogelijk niet horizontaal
of zijn de stempels niet volledig geactiveerd als er
geen lange pieptoon te horen is vanaf het alarm bij
de platformbediening.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Bedieningsinstructies
Stempels inschuiven
Rijden
Stempels inschuiven:
1 Druk op de
stempelfunctieknop.
2 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
3 Beweeg de joystick in de richting die wordt
aangegeven door de blauwe pijl.
Laat de joystick los zodra de stempels los van de
grond zijn gekomen. Na ongeveer 5 seconden gaan
de stempelindicatielampjes uit. Alle functies worden
nu hersteld.
Opmerking: Als de inschakelknop stempels en de
knop ‘stempels inschuiven’ tijdens het inschuiven te
snel worden losgelaten, gaan de
stempelindicatielampjes groen knipperen, wat
aangeeft dat de stempels nog niet volledig zijn
ingeschoven.
Sturen
1 Druk de rijfunctieknop in. Op het LCD-scherm
licht een cirkel op onder het rijfunctiesymbool.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de rijfunctieknop wordt bewogen, gaat
de cirkel onder het rijfunctiesymbool uit en treedt de
rijfunctie niet in werking. Druk nogmaals op de
rijfunctieknop.
1 Druk de rijfunctieknop in. Op het LCD-scherm
licht een cirkel op onder het rijfunctiesymbool.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de rijfunctieknop wordt bewogen, gaat
de cirkel onder het rijfunctiesymbool uit en treedt de
rijfunctie niet in werking. Druk nogmaals op de
rijfunctieknop.
2 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
3 Snelheid verhogen: Verplaats de joystick
langzaam uit het midden.
Snelheid verlagen: Verplaats de joystick
langzaam naar het midden toe.
Stoppen: Zet de joystick terug in de middelste
stand of laat de functieschakelaar los.
Gebruik de kleurgecodeerde richtingpijlen op de
platformbediening en op het platform om de rijrichting
van de machine te bepalen.
De rijsnelheid van de machine wordt beperkt bij
geheven platform.
De prestaties van de machine zijn afhankelijk van de
staat van de accu. De rijsnelheid en de
functiesnelheid van de machine nemen af als de
accuniveau-indicator knippert.
Opmerking: De toelaatbare hellingshoek is
afhankelijk van de bodemconditie en van voldoende
tractie.
Stijgingspercentage bepalen:
Meet de helling met een digitale hellingsmeter OF
hanteer de volgende procedure.
U hebt nodig:
waterpas
recht stuk hout van minstens 1 m
meetlint
Leg het stuk hout op de helling.
Leg de waterpas aan de voet van de helling op de
bovenrand van het stuk hout en hef het uiteinde op
tot het stuk hout horizontaal komt.
Meet de verticale afstand tussen de onderzijde van
het stuk hout en de grond terwijl u het stuk hout
horizontaal houdt.
Deel de met het meetlint gemeten afstand (verval)
door de lengte van het stuk hout (pad) en
vermenigvuldig de uitkomst met 100.
Bijvoorbeeld:
Stuk hout = 3,6 m
Pad = 3,6 m
Verval = 0,3 m
0,3 m ÷ 3,6 m = 0,083 x 100 = stijgingspercentage
van 8,3%
Als de helling steiler is dan de toelaatbare
hellingshoek (omhoog en omlaag) of
dwarshellingshoek, moet de machine met behulp van
een lier of een transportvoertuig op de helling worden
gebracht of ervan af worden gehaald. Zie de sectie
Transport- en hefinstructies.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Bedieningsinstructies
Overbelasting platform
Als de diagnose-LED op de platformbediening een
knipperende OL weergeeft en het diagnose-LCD op
de grondbediening OL: Platform Overloaded
(Platform overbelast) weergeeft, is het platform
overbelast en treedt geen enkele functie in werking.
Er klinkt een alarm.
1 Druk de rode noodstopknop in naar de stand ‘uit’.
2 Verwijder gewicht van het platform.
3 Trek de rode noodstopknop uit naar de stand
‘aan’.
Bedrijfsindicatiecodes
Als de diagnose-LED op de platformbediening of het
diagnose-LCD op de grondbediening een
bedrijfsindicatiecode als LL weergeeft, moet de
storing worden verholpen of verwijderd alvorens de
bediening van de machine weer wordt hervat. Druk
de rode noodstopknop in en trek deze vervolgens
weer uit om het systeem te resetten.
LED-display
LED-display
LCD-display
Herstel na overbelasting
Als het diagnose-LCD op de grondbediening
Overload Recovery (Herstel na overbelasting)
weergeeft, is het nooddaalsysteem gebruikt terwijl het
platform overbelast was. Raadpleeg voor informatie
over het terugzetten van dit bericht de desbetreffende
Genie servicehandleiding.
LCD-display
Bedrijfsindicatiecodes
Code Toestand
LL Niet vlak
OL Platform overbelast
CH Bediening in chassismodus
Nd Geen rijfuncties (optie)
Ld Heffuncties uitgeschakeld
F053 DCON RR thermische bescherming
F054 DCON LR thermische bescherming
F055 RR-storing tractiemotor: motortemperatuur
F056 LR-storing tractiemotor: motortemperatuur
Raadpleeg voor meer informatie de desbetreffende
Genie servicehandleiding. Codes en een beschrijving
van de codes kunnen bovendien worden bekeken op
het LCD-display op de grondbediening.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Bedieningsinstructies
Afschakeling thermische limiet opnieuw instellen
Als de diagnose-LED op de platformbediening
storingscode F053, F054, F055 of F056 weergeeft, is
de machine oververhit. De storing moet worden
verholpen of verwijderd alvorens de bediening van de
machine weer wordt hervat.
1 Druk de rode noodstopknop in naar de stand 'uit'.
2 Laat de machine ongeveer 5 minuten afkoelen
alvorens de bediening van de machine te
hervatten.
3 Trek de rode noodstopknop uit naar de stand
'aan'.
Bediening vanaf de grond met de
controller
Accuniveau-indicator
Bepaal met de diagnose-LED het niveau van de
accu.
Opmerking: Wanneer een knipperende LO-code op
het LED-display op de platformbediening verschijnt,
moet de machine buiten bedrijf worden gesteld en
worden opgeladen, omdat anders alle
machinefuncties worden uitgeschakeld.
Volledige
lading
Zorg voor een veilige afstand tussen de bediener, de
machine en vaste objecten.
Houd rekening met de rijrichting van de machine bij
gebruik van de controller.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Bedieningsinstructies
Onderhoudsvrije accu’s
1 Sluit de acculader aan op een geaarde
AC-stroomkring.
2 De acculader geeft aan wanneer de accu volledig
geladen is.
Instructies voor accu en acculader
Houd u aan het volgende:
Gebruik geen externe lader of hulpaccu.
Laad de accu in een goed geventileerde ruimte
op.
Gebruik voor het laden de juiste
AC-ingangsspanning, aangegeven op de
acculader.
Gebruik alleen door Genie goedgekeurde accu’s
en acculaders.
Accu laden
1 Zorg ervoor dat de accu’s zijn aangesloten
voordat u de accu’s laadt.
2 Open het accucompartiment. Het compartiment
dient de gehele laadcyclus open te blijven.
Standaard accu’s
1 Verwijder de accu-ontluchtingsdoppen en
controleer het accuzuurniveau. Voeg zo nodig
net genoeg gedestilleerd water toe om de platen
te bedekken. Vul de accu’s voordat de laadcyclus
begint niet te veel bij.
2 Plaats de accu-ontluchtingsdoppen terug.
3 Sluit de acculader aan op een geaarde
AC-stroomkring.
4 De acculader geeft aan wanneer de accu volledig
geladen is.
5 Controleer het accuzuurniveau als de laadcyclus
is voltooid. Vul met gedestilleerd water bij tot
onder aan de vulbuis. Vul niet te veel bij.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Bedieningsinstructies
Instructies voor het vullen en laden
van droge accu’s
1 Verwijder de accu-ontluchtingsdoppen en
verwijder de kunststof afdichting van de
accu-ontluchtingsopeningen permanent.
2 Vul elke cel met accuzuur (elektrolyt) totdat het
niveau hoog genoeg is om de platen te
bedekken.
Vul pas vloeistof bij tot het maximum niveau als de
laadcyclus is afgerond. Te veel bijvullen kan tot
gevolg hebben dat het accuzuur tijdens het laden
overstroomt. Neutraliseer gemorst accuzuur met
zuiveringszout en water.
3 Plaats de accu-ontluchtingsdoppen.
4 Laad de accu.
5 Controleer het accuzuurniveau als de laadcyclus
is voltooid. Vul met gedestilleerd water bij tot
onder aan de vulbuis. Vul niet te veel bij.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Transport- en hefinstructies
Transport- en hefinstructies
Houd u aan het volgende:
Deze bevestigingsgegevens worden aanbevolen
door Genie. De bestuurder is verantwoordelijk
voor het veilig bevestigen van de machine en
voor de keuze van de aanhangwagen. Hierbij
moet rekening worden gehouden met alle van
toepassing zijnde overheidsvoorschriften, wetten
en het bedrijfsbeleid.
Klanten van Genie die een hefvoertuig of ander
product van Genie in een container moeten
vervoeren, dienen dit uit te besteden aan een
gekwalificeerd transportbedrijf dat
gespecialiseerd is in het voorbereiden, laden en
bevestigen van bouw- en hefmachines voor
internationaal transport.
Alleen bevoegde hoogwerkerbedieners mogen
de machine op en van het transportvoertuig
rijden.
Het transportvoertuig dient op een horizontale
ondergrond geparkeerd te worden.
Het transportvoertuig moet worden vastgezet om
wegrollen bij het laden van de machine te
voorkomen.
Zorg ervoor dat het draagvermogen van het
voertuig, de dragende ondergrond en de
kettingen of banden voldoende zijn om het
gewicht van de machine te kunnen dragen.
Genie hefapparaten zijn relatief zwaar voor hun
afmetingen. Zie het serielabel voor het gewicht
van de machine.
Rijd niet met de machine op een helling die
steiler is dan de toelaatbare hellingshoek
(omhoog en omlaag) of dwarshellingshoek. Zie
Rijden op een helling in de sectie
Bedieningsinstructies.
Als de helling van de laadvloer van het
transportvoertuig steiler is dan de toelaatbare
hellingshoek, moet de machine worden geladen
en afgeladen met behulp van een lier zoals
beschreven in Remmen vrijzetten.
Vrijloopconfiguratie voor hijsen met
lier
Blokkeer de wielen om te voorkomen dat de machine
gaat rollen.
Alle modellen: Zet de remmen
vrij door de twee achterste
vrijloopkappen van de
eindaandrijving om te keren.
Zorg ervoor dat de lierkabel
goed vastzit aan de
vastzetpunten op het rijchassis
en dat het pad vrij is van
obstakels.
Voer de beschreven procedures in omgekeerde
volgorde uit om de remmen opnieuw te activeren.
Blokkeer de wielen om te voorkomen dat de machine
gaat rollen.
De machine moet zich op een horizontale
ondergrond bevinden of zijn vastgezet voordat de
remmen worden vrijgezet.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Transport- en hefinstructies
Hefinstructies
Houd u aan het volgende:
Alleen bevoegde kraanmachinisten mogen de
machine takelen en heffen.
Zorg ervoor dat het draagvermogen van de
kraan, de dragende ondergrond en de banden of
lijnen voldoende zijn om het gewicht van de
machine te kunnen dragen. Zie het serielabel
voor het gewicht van de machine.
Laat het platform volledig neer. Zorg ervoor dat het
uitschuifdek, de bedieningselementen en de
onderdelenbakken goed vastzitten. Verwijder alle
losse onderdelen van de machine.
Bepaal het zwaartepunt van de machine aan de hand
van de tabel en de afbeelding op deze pagina.
Bevestig de takelage alleen aan de aangegeven
hefpunten op de machine.
Stel de takelage bij om schade aan de machine te
voorkomen en om de machine horizontaal te houden.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
Onderhoud
Onderhoud
Peil hydraulische olie controleren
Houd u aan het volgende:
Alleen de gedeelten van het periodieke
onderhoud die in deze handleiding genoemd
worden, mogen door de bediener worden
uitgevoerd.
Periodieke onderhoudsinspecties moeten door
gekwalificeerde servicemonteurs worden
uitgevoerd in overeenstemming met de
specificaties van de fabrikant en de eisen die
genoemd worden in de
verantwoordelijkheidshandleiding.
Voer het materiaal af volgens de van toepassing
zijnde overheidsvoorschriften.
Gebruik alleen door Genie goedgekeurde
vervangende onderdelen.
Legenda onderhoudssymbolen
De volgende symbolen worden in deze handleiding
gebruikt om de bedoeling van de instructies te
verduidelijken. Wanneer een of meer symbolen aan
het begin van een onderhoudsprocedure worden
weergegeven, heeft dit de volgende betekenis.
Het is voor een goede werking van de machine van
essentieel belang dat het juiste peil van de
hydraulische olie wordt gehandhaafd. Bij een onjuist
peil van de hydraulische olie kunnen hydraulische
onderdelen beschadigd raken. Met dagelijkse
controles kan de controleur wijzigingen in het oliepeil
vaststellen die kunnen wijzen op problemen met het
hydraulische systeem.
1 Zorg ervoor dat het platform zich in de
transportstand bevindt.
2 Inspecteer visueel het kijkglas dat zich aan de
zijkant van de hydraulische-olietank bevindt.
Resultaat: Het peil van de hydraulische olie dient
zich binnen de bovenste 5 cm van het kijkglas te
bevinden.
3 Vul olie bij als dit nodig is. Vul niet te veel bij.
Specificaties hydraulische olie
Type hydraulische olie Chevron Rando HD-equivalent
Geeft aan dat er gereedschappen nodig zijn
om deze procedure uit te voeren.
Geeft aan dat er nieuwe onderdelen nodig
zijn om deze procedure uit te voeren.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
Onderhoud
Accu’s controleren
Het is voor een goede en veilige werking van de
machine van groot belang dat de accu zich in goede
staat bevindt. Een onjuist vloeistofpeil of beschadigde
kabels en aansluitingen kunnen schade aan de
onderdelen en gevaarlijke situaties tot gevolg
hebben.
Opmerking: Deze procedure hoeft niet te worden
uitgevoerd op machines met verzegelde of
onderhoudsvrije accu’s.
Gevaarlijke situatie: elektrocutie mogelijk.
Contact met elektrisch geladen circuits kan de
dood of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg
hebben. Doe alle ringen, horloges en andere
sieraden af.
Accu’s bevatten zuur. Vermijd morsen en zorg
ervoor dat u niet in aanraking komt met
accuzuur. Neutraliseer gemorst accuzuur met
zuiveringszout en water.
Opmerking: Voer deze test uit nadat de accu’s
volledig zijn geladen.
Periodiek onderhoud
Onderhoud per kwartaal, per jaar en per twee jaar
dient uitgevoerd te worden door een persoon die
getraind en gekwalificeerd is om onderhoud aan deze
machine uit te voeren in overeenstemming met de
procedures die te vinden zijn in de servicehandleiding
voor deze machine.
Een machine die langer dan drie maanden buiten
gebruik geweest is, moet, alvorens in gebruik te
worden genomen, eerst de kwartaalinspectie
ondergaan.
1 Trek beschermende kleding aan en draag een
veiligheidsbril.
2 Zorg ervoor dat de accukabelaansluitingen goed
vastzitten en vrij zijn van corrosie.
3 Zorg ervoor dat de accuklemmen op de juiste
plaats goed zijn vastgezet.
Opmerking: Door poolkappen en een corrosiewerend
afdichtmiddel aan te brengen, voorkomt u corrosie op
de polen en kabels van de accu.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
/
r
Specificaties
Specificaties
GS-2669DC
Maximum werkhoogte 9,8 m
Maximum platformhoogte 8 m
Maximum transporthoogte, reling omhoog 2,59 m
Maximum transporthoogte, reling omlaag 1,92 m
Hoogte, veiligheidsreling 1,47 m
Breedte 1,75 m
Lengte, platform ingeschoven 3,12 m
Lengte, platform ingeschoven, modellen
3,76 m
met stempels
Lengte, platform uitgeschoven 4,51 m
Lengte, platform uitgeschoven, modellen
4,81 m
met stempels
Lengte, buiten platform uitgeschoven 4,32 m
Maximum laadvermogen 680 kg
Maximum windsnelheid Binnen
Buiten
0 m/s
12,5 m
Wielbasis 2,29 m
Draaicirkel (buiten) 4,6 m
Draaicirkel (binnen) 2,11 m
Bodemvrijheid 24 cm
Krachtbron, T105 8 accu’s, 6V 225AH
Krachtbron, J305 8 accu’s, 6V 315AH
Systeemspanning 48V
Gewicht
3,597 kg
(Machinegewicht hangt af van opties. Zie het serielabel
voor het gewicht van de machine.)
AC-contactdoos op platform standaard
Afmetingen platform
Platform, lengte x breedte 2,79 x 1,6 m
Lengte platformverlenging 4,32 m
Rijsnelheden
Transportstand, maximum, vooruit 7,2 km/h
12 m/6 sec
Transportstand, maximum, achteruit 4,8 km/h
12 m/9 sec
Platform geheven, maximum 0,5 km/h
12,2 m/90 sec
Maximum druk hydraulisch systeem
241 ba
(functies)
Bandenmaat 26 x 12 x 380
Geluidsuitstoot door de lucht
Niveau geluidsdruk bij grondwerkstation <70 dBA
Niveau geluidsdruk bij platformwerkstation <70 dBA
Totale trillingswaarde waaraan het hand-/armsysteem wordt
blootgesteld, overschrijdt niet 2,5 m/s
2
.
Maximale kwadratische gemiddelde waarde van de
gewogen versnelling waaraan het gehele lichaam wordt
blootgesteld, overschrijdt niet 0,5 m/s
2
.
Maximaal toelaatbare hellingshoek, transportstand
Uitschuifplatform heuvelopwaarts 35% (19°)
Uitschuifplatform heuvelafwaarts 15% (9°)
Dwarshelling 35% (19°)
Opmerking: De toelaatbare hellingshoek is afhankelijk van
de bodemconditie en van voldoende tractie.
Informatie belasting ondergrond
Belastbaarheid banden 1.538 kg
s
Maximum stempelbelasting 1.465 kg
Contactdruk banden 5,97 kg/cm
Contactdruk stempels 2,89 kg/cm
Ingenomen vloerdruk 916 kg/m
Opmerking: De informatie over de belasting van de
ondergrond is een benadering. De verschillende optionele
configuraties zijn niet in de beschouwing opgenomen. De
informatie mag alleen worden gebruikt met inachtneming
van toereikende veiligheidsfactoren.
Bedrijfstemperatuur
Gebruik Chevron Aviation A Arctic hydraulische vloeistof of
een equivalent bij omgevingstemperaturen die consistent
lager zijn dan -17°C.
Gebruik Chevron Rando HD MV hydraulische vloeistof of
een equivalent bij omgevingstemperaturen die consistent
hoger zijn dan -17°C.
Gebruik Shell Tellus S2 V 46 bij bedrijfstemperaturen die
consistent hoger dan 96°C zijn.
Het beleid van Genie is gericht op voortdurende verbetering
van de producten. Productspecificaties kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving en zonder verplichting worden
gewijzigd.
Eerste uitgave • Vijfde druk Bedieningshandleiding
r
Specificaties
GS-3369DC
Maximum werkhoogte 11,9 m
Maximum platformhoogte 10 m
Maximum transporthoogte, reling omhoog 2,59 m
Maximum transporthoogte, reling omlaag 1,92 m
Hoogte, veiligheidsreling 1,47 m
Breedte 1,75 m
Lengte, platform ingeschoven 3,12 m
Lengte, platform ingeschoven, modellen
3,76 m
met stempels
Lengte, platform uitgeschoven 4,51 m
Lengte, platform uitgeschoven, modellen
4,81 m
met stempels
Lengte, buiten platform uitgeschoven 4,32 m
Maximum laadvermogen 454 kg
Maximum windsnelheid Binnen
Buiten
0 m/s
12.5 m/s
Wielbasis 2,29 m
Draaicirkel (buiten) 4,6 m
Draaicirkel (binnen) 2,11 m
Bodemvrijheid 24 cm
Krachtbron, T105 8 accu’s, 6V 225AH
Krachtbron, J305 8 accu’s, 6V 315AH
Systeemspanning 48V
Gewicht
3.475 kg
(Machinegewicht hangt af van opties. Zie het serielabel
voor het gewicht van de machine.)
AC-contactdoos op platform standaard
Afmetingen platform
Platform, lengte x breedte 2,79 x 1,6 m
Lengte platformverlenging 4,32 m
Rijsnelheden
Transportstand, maximum, vooruit 7,2 km/h
12 m/6 sec
Transportstand, maximum, achteruit 4,8 km/h
12 m/9 sec
Platform geheven, maximum 0.5 km/h
12,2 m/90 sec
Maximum druk hydraulisch systeem
241 ba
(functies)
Bandenmaat 26 x 12 x 380
Geluidsuitstoot door de lucht
Niveau geluidsdruk bij grondwerkstation <70 dBA
Niveau geluidsdruk bij platformwerkstation <70 dBA
Totale trillingswaarde waaraan het hand-/armsysteem wordt
blootgesteld, overschrijdt niet 2,5 m/s
2
.
Maximale kwadratische gemiddelde waarde van de
gewogen versnelling waaraan het gehele lichaam wordt
blootgesteld, overschrijdt niet 0,5 m/s
2
.
Maximaal toelaatbare hellingshoek, transportstand
Uitschuifplatform heuvelopwaarts 35% (19°)
Uitschuifplatform heuvelafwaarts 15% (9°)
Dwarshelling 35% (19°)
Opmerking: De toelaatbare hellingshoek is afhankelijk van
de bodemconditie en van voldoende tractie.
Informatie belasting ondergrond
Belastbaarheid banden 1.478 kg
Maximum stempelbelasting 1.581 kg
Contactdruk banden 5,73 kg/cm
562 kPa
Contactdruk stempels 2,89 kg/cm
284 kPa
Ingenomen vloerdruk 684 kg/m
6.71 kPa
Opmerking: De informatie over de belasting van de
ondergrond is een benadering. De verschillende optionele
configuraties zijn niet in de beschouwing opgenomen. De
informatie mag alleen worden gebruikt met inachtneming
van toereikende veiligheidsfactoren.
Bedrijfstemperatuur
Gebruik Chevron Aviation A Arctic hydraulische vloeistof of
een equivalent bij omgevingstemperaturen die consistent
lager zijn dan -17°C.
Gebruik Chevron Rando HD MV hydraulische vloeistof of
een equivalent bij omgevingstemperaturen die consistent
hoger zijn dan -17°C.
Gebruik Shell Tellus S2 V 46 bij bedrijfstemperaturen die
consistent hoger dan 96°C zijn.
Het beleid van Genie is gericht op voortdurende verbetering
van de producten. Productspecificaties kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving en zonder verplichting worden
gewijzigd.
Bedieningshandleiding Eerste uitgave • Vijfde druk
r
Specificaties
GS-4069DC
Maximum werkhoogte 14 m
Maximum platformhoogte 12,3 m
Maximum transporthoogte, reling omhoog 2,74 m
Maximum transporthoogte, reling omlaag 2,08 m
Hoogte, veiligheidsreling 1,65 m
Breedte 1,75 m
Lengte, platform ingeschoven 3,12 m
Lengte, platform ingeschoven, modellen met
3,76 m
stempels
Lengte, platform uitgeschoven 4,51 m
Lengte, platform uitgeschoven, modellen
4,81 m
met stempels
Lengte, buiten platform uitgeschoven 4,32 m
Maximum laadvermogen 363 kg
Maximum windsnelheid Binnen
Buiten
0 m/s
12,5 m/s
Wielbasis 2,29 m
Draaicirkel (buiten) 4,6 m
Draaicirkel (binnen) 2,11 m
Bodemvrijheid 24 cm
Krachtbron, J305 8 accu’s, 6V 315AH
Systeemspanning 48V
Gewicht
4,958 kg
(Machinegewicht hangt af van opties. Zie het serielabel
voor het gewicht van de machine.)
AC-contactdoos op platform standaard
Afmetingen platform
Platform, lengte x breedte 2,79 x 1,6 m
Lengte platformverlenging 4,32 m
Rijsnelheden
Transportstand, maximum, vooruit 7,2 km/h
12 m/6 sec
Transportstand, maximum, achteruit 4,8 km/h
12 m/9 sec
Platform geheven, maximum 0,5 km/h
12,2 m/90 sec
Maximum druk hydraulisch systeem
241 ba
(functies)
Bandenmaat 26 x 12 x 380
Geluidsuitstoot door de lucht
Niveau geluidsdruk bij grondwerkstation <70 dBA
Niveau geluidsdruk bij platformwerkstation <70 dBA
Totale trillingswaarde waaraan het hand-/armsysteem wordt
blootgesteld, overschrijdt niet 2,5 m/s
2
.
Maximale kwadratische gemiddelde waarde van de
gewogen versnelling waaraan het gehele lichaam wordt
blootgesteld, overschrijdt niet 0,5 m/s
2
.
Maximaal toelaatbare hellingshoek, transportstand
Uitschuifplatform heuvelopwaarts 35% (19°)
Uitschuifplatform heuvelafwaarts 15% (9°)
Dwarshelling 35% (19°)
Opmerking: De toelaatbare hellingshoek is afhankelijk van
de bodemconditie en van voldoende tractie.
Informatie belasting ondergrond
Belastbaarheid banden 1.749 kg
Maximum stempelbelasting 1.724 kg
Contactdruk banden 6,60 kg/cm
647 kPa
Contactdruk stempels 3,41 kg/cm
334 kPa
Ingenomen vloerdruk 1.111 kg/m
10,90 kPa
Opmerking: De informatie over de belasting van de
ondergrond is een benadering. De verschillende optionele
configuraties zijn niet in de beschouwing opgenomen. De
informatie mag alleen worden gebruikt met inachtneming
van toereikende veiligheidsfactoren.
Bedrijfstemperatuur
Gebruik Chevron Aviation A Arctic hydraulische vloeistof of
een equivalent bij omgevingstemperaturen die consistent
lager zijn dan -17°C.
Gebruik Chevron Rando HD MV hydraulische vloeistof of
een equivalent bij omgevingstemperaturen die consistent
hoger zijn dan -17°C.
Gebruik Shell Tellus S2 V 46 bij bedrijfstemperaturen die
consistent hoger dan 96°C zijn.
Het beleid van Genie is gericht op voortdurende verbetering
van de producten. Productspecificaties kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving en zonder verplichting worden
gewijzigd.