Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin®, het Garmin logo, ANT+®, Auto Lap®, AutoLocate®, Fusion®, GPSMAP®, inReach®, TracBack®, VIRB® en Xero® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen,
geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. chirp™, Connect IQ™, Garmin Connect™, Garmin Explore™, Garmin Express™, MapShare™ en tempe™ zijn handelsmerken van Garmin
Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Android™ is een handelsmerk van Google Inc. Apple®, iPhone® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's
van BLUETOOTH® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. iOS® is een geregistreerd handelsmerk van Cisco
Systems, Inc. gebruikt onder licentie door Apple Inc. Iridium® is een geregistreerd handelsmerk van of Iridium Satellite LLC. microSD® en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C,
LLC. NMEA® is een geregistreerd handelsmerk van de National Marine Electronics Association. Wi‑Fi® is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een
geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
GPSMAP 86s/sc Toesteloverzicht
Interne en GNSS-antenne
aan-uitknop
Knoppen
Micro-USB-poort (onder beschermkapje)
Zaklamp
microSD® kaartsleuf (onder beschermkap)
Bevestigingsclip
Knoppen
FINDSelecteer om het zoekmenu te openen.
MARKSelecteer om uw huidige locatie als waypoint op te slaan.
QUITSelecteer om te annuleren of om terug te gaan naar het
vorige menu of de vorige pagina.
Selecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.
ENTERSelecteer om opties te selecteren en berichten te beves-
tigen.
Selecteer om de registratie van de huidige activiteit te
controleren (vanaf de pagina's Kaart, Kompas, Hoogtemeter
en Tripcomputer).
MENUSelecteer om het optiemenu voor de momenteel geopende
pagina weer te geven.
Selecteer tweemaal om het hoofdmenu te openen (vanuit
elke pagina).
PAGESelecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.
Selecteer , , , or om menuopties te selecteren en de
kaartcursor te verplaatsen.
Selecteer om in te zoomen op de kaart.
Selecteer om uit te zoomen op de kaart.
GPSMAP 86i/sci Toesteloverzicht
Interne Iridium® en GNSS-antenne
aan-uitknop
SOS-knop
Toetsenblok
Micro-USB-poort (onder beschermkapje)
Zaklamp
microSD kaartsleuf (onder beschermkap)
Bevestigingsclip
Het toestel inschakelen
Houd ingedrukt.
De knoppen vergrendelen
U kunt de knoppen vergrendelen om te voorkomen dat iemand
per ongeluk de knoppen indrukt.
Selecteer > Vergrendel knoppen.
De schermverlichting inschakelen
Selecteer een willekeurige knop om de schermverlichting in
te schakelen.
De schermverlichting wordt automatisch ingeschakeld
wanneer er waarschuwingen en berichten worden
weergegeven.
De schermverlichting aanpassen
Selecteer om de statuspagina te openen.
1
Gebruik en om de helderheid van het scherm aan te
2
passen.
TIP: U kunt NV selecteren om de intensiteit van de
schermverlichting te verminderen voor compatibiliteit met een
nachtzichtbril.
Het toestel opladen
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het
goedgekeurde temperatuurbereik (Specificaties, pagina 20).
Trek het beschermkapje omhoog.
1
Inleiding1
Sluit het smalle uiteinde van de voedingskabel aan op de
2
oplaadpoort van het toestel.
Sluit het andere uiteinde van de voedingskabel aan op de
3
compatibele wisselstroomadapter.
Sluit de wisselstroomadapter aan op een standaard
4
stopcontact.
Laad het toestel volledig op.
5
Energie besparen tijdens het opladen van
het toestel
Sluit uw toestel aan op een externe voedingsbron.
1
Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat het scherm wordt
2
uitgeschakeld.
Het toestel schakelt over naar een modus voor laag
energieverbruik en het opladen van de batterij, en de
batterijmeter wordt weergegeven.
Laad het toestel volledig op.
3
Het toestel activeren
Voordat u de inReach® functies van uw GPSMAP 86i/sci toestel
kunt gebruiken, moet u het activeren.
Maak een account en kies een satellietabonnement op
1
explore.garmin.com.
Het toestel inschakelen.
2
OPMERKING: U moet het IMEI-nummer en de AUTH-code
van het toestel invoeren om het online gedeelte van de
activering te voltooien voordat u op pad gaat.
Volg de instructies op het scherm.
3
Selecteer in het hoofdmenu Activeer en ga naar een open
4
gebied met vrij zicht op de lucht.
Wacht tot het toestel verbinding heeft met het Iridium
5
satellietnetwerk.
OPMERKING: Het activeren van uw toestel kan tot 20
minuten duren. Het toestel moet diverse berichten verzenden
en ontvangen, wat langer duurt dan het verzenden van een
enkel bericht bij normaal gebruik.
Iridium satellietnetwerk
Uw toestel moet vrij zicht hebben op de lucht om berichten en
spoorpunten te kunnen verzenden via het Iridium
satellietnetwerk. Zonder vrij zicht op de lucht probeert uw toestel
de gegevens te verzenden tot het satellietsignalen ontvangt.
TIP: Voor de beste verbinding met satellieten houdt u het toestel
vast met de antenne naar de lucht gericht.
inReach functies
WAARSCHUWING
De functies berichten, tracking en SOS hebben een actief
satellietabonnement nodig om te werken. Test uw toestel altijd
voordat u het buiten gebruikt.
Zorg ervoor dat u vrij zicht op de lucht hebt als u de functies
berichten, tracking en SOS wilt gebruiken, aangezien deze
functies toegang nodig hebben tot de satelliet om goed te
werken.
Activeer uw GPSMAP 86i/sci toestel om er optimaal van te
profiteren. Als u het toestel activeert, kunt u inReach functies
gebruiken, zoals berichten, SOS en inReach weer.
Berichten
Uw GPSMAP 86i/sci toestel verzendt en ontvangt sms-berichten
via het Iridium satellietnetwerk. U kunt berichten verzenden naar
een mobiel telefoonnummer, een e-mailadres of een ander
toestel met inReach technologie. Elk bericht dat u verzendt
bevat waar toegestaan uw locatiegegevens.
Een vooraf ingesteld bericht verzenden
Vooraf ingestelde berichten zijn berichten die u hebt opgesteld
op explore.garmin.com. Vooraf ingestelde berichten bevatten
vooraf opgestelde tekst en opgegeven ontvangers.
Selecteer op de pagina BerichtenVerzend voorinstelling.
1
Kies een vooraf ingesteld bericht en druk op ENTER.
2
Druk op ENTER om het bericht te verzenden.
3
Tekstberichten verzenden
Selecteer op de pagina Berichten Nieuw bericht.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Verzend snel bericht om met een vooraf
geschreven bericht te beginnen.
OPMERKING: U kunt snelle sms-berichten toevoegen en
bewerken op de Garmin Explore™ website.
• Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
Kies ontvangers in uw lijst met contactpersonen of voer de
3
contactgegevens van een ontvanger in.
Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
4
schrijven van het bericht.
Sneltoetsen gebruiken
• Selecteer FIND om de eerste optie voor automatisch
aanvullen te selecteren. .
• Selecteer MARK om door toetsenborden te bladeren.
• Selecteer eenmaal PAGE om hoofdletters/kleine letters te
wisselen, en selecteer tweemaal PAGE om Caps Lock in te
schakelen.
• Selecteer om een spatie-terug in te voegen.
• Selecteer om een spatie in te voegen.
Een bericht beantwoorden
Selecteer een gesprek op de Berichten-pagina.
1
Selecteer Antwoord.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
• Selecteer Verzend snel bericht en selecteer een bericht
om met een vooraf geschreven bericht te beginnen.
Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
4
bericht.
2inReach functies
Controleren of er berichten zijn
Wanneer u een bericht verzendt, wacht uw toestel gedurende
10 minuten op een reactie. Het toestel controleert ook elk uur op
nieuwe berichten. Wanneer u de volgfunctie inReach gebruikt,
controleert uw toestel automatisch op berichten met uw
trackinginterval.
OPMERKING: Uw toestel moet zich op het moment van
luisteren binnen bereik van een satelliet bevinden om berichten
te kunnen ontvangen.
U kunt controle op berichten forceren door handmatig te
controleren of er berichten zijn of door een bericht of spoorpunt
te verzenden. Tijdens een controle maakt uw toestel verbinding
met satellieten en ontvangt het berichten die klaarstonden om
naar uw toestel te worden verzonden.
Selecteer in het hoofdmenu Inreach hulpprogr. > Mail
controleren > Postvak controleren .
Berichtdetails weergeven
Selecteer Berichten.
1
Selecteer een gesprek.
2
Selecteer een bericht.
3
Selecteer het tabblad Informatie.
4
Naar een berichtlocatie navigeren
Wanneer u een bericht ontvangt van een ander toestel met
inReach technologie, kan het bericht locatiegegevens bevatten.
Met deze berichten kunt u navigeren naar de locatie waar het
bericht is verzonden.
Selecteer Berichten.
1
Selecteer een gesprek met locatiegegevens.
2
Klik op het tabblad Map.
3
Selecteer Ga.
4
Locatiecoördinaten opnemen in een bericht
Als u een bericht stuurt naar een ontvanger die mogelijk geen
internettoegang heeft, kunt u uw locatiecoördinaten in het
bericht opnemen. Dit kunt u doen als uw ontvanger bijvoorbeeld
een ouder model mobiele telefoon heeft dat geen kaarten kan
weergeven of zich buiten het dekkingsgebied van een mobiele
telefoon bevindt en geen webpagina kan bekijken.
Selecteer op de pagina BerichtenNieuw bericht > Locatie
1
verzenden.
Voer een of meer ontvangers in.
2
Voer zo nodig een bericht in.
3
Selecteer Verzend bericht.
4
Berichten wissen
Selecteer een gesprek op de Berichten-pagina.
1
Selecteer MENU > Verwijder thread.
2
Berichtinstellingen
Selecteer Stel in > Berichten.
Bel tot gelezen: Hiermee stelt u in dat het toestel een beltoon
geeft totdat u een nieuw bericht hebt gelezen. Deze functie
komt van pas in een rumoerige omgeving.
Meldingen: Waarschuwt u voor inkomende inReach berichten.
Tracking
U kunt de trackingfunctie gebruiken om spoorpunten vast te
leggen en via het Iridium satellietnetwerk te verzenden volgens
het opgegeven verzendinterval. Spoorpunten worden
weergegeven op de Garmin Explore website en de MapShare
trackingpagina.
De functie Tracking starten
Selecteer Volgen > Start volgen in het hoofdmenu.
™
OPMERKING: Als u de Volgen functie start, worden ook de
opnameknoppen geactiveerd.
De functie Tracking stoppen
Selecteer op de pagina Volgen, Stop volgen.
Uw MapShare webpagina delen
U kunt een koppeling naar uw MapShare webpagina delen met
andere mensen. Het systeem voegt aan het eind van uw bericht
automatisch tekst toe, inclusief de koppelingsinformatie.
Selecteer op de pagina VolgenVerzend MapShare > Deel.
1
Kies ontvangers in uw lijst met contactpersonen of voer de
2
contactgegevens van een ontvanger in.
Selecteer Verzend bericht.
3
inReach Trackinginstellingen
Selecteer Stel in > Volgen.
Auto Koers: Hiermee stelt u in dat de trackingfunctie
automatisch wordt gestart wanneer u het toestel inschakelt.
Bewegingsinterval: Hiermee stelt u de frequentie in waarop het
toestel een spoorpunt vastlegt en via het satellietnetwerk
verzendt, wanneer u zich verplaatst. Als u een professionele
klant bent, kunt u het interval opgeven wanneer u stilstaat.
SOS
In noodgevallen kunt u contact opnemen met het GEOS
International Emergency Rescue Coordination Center (IERCC)
en om hulp vragen. Door op de SOS-knop te drukken wordt een
bericht verzonden naar het Rescue Coordination Center dat
vervolgens de juiste hulpverleners op de hoogte brengt van uw
situatie. Terwijl u wacht op de hulpverleners, kunt u in contact
blijven met het Rescue Coordination Center. U dient de SOSfunctie alleen te gebruiken in een werkelijke noodsituatie.
Een SOS-reddingsactie initiëren
OPMERKING: Het toestel kan niet worden uitgeschakeld
wanneer de SOS-modus is ingeschakeld.
Til het beschermkapje van de SOS-knop omhoog.
1
Houd de SOS-knop ingedrukt.
2
Wacht tot SOS-aftelling begint.
3
Het toestel stuurt een standaardbericht naar de
noodhulpdienst met details over uw locatie.
Beantwoord het bevestigingsbericht van de noodhulpdienst.
4
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte
dat u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.
Als u niet antwoordt, start de noodhulpdienst nog steeds een
reddingsactie.
Gedurende de eerste 10 minuten van de operatie worden elke
minuut bijgewerkte locatiegegevens naar de noodhulpdienst
gestuurd. Om de batterij te sparen worden na de eerste 10
minuten minder frequent bijgewerkte locatiegegevens gestuurd,
namelijk om de 10 minuten als de locatie verandert, en om de
30 minuten als de locatie niet verandert.
inReach functies3
Een aangepast SOS-bericht verzenden
Nadat u op de SOS-knop hebt gedrukt om een SOSreddingsactie te starten, kunt u met een aangepast bericht
antwoorden via de SOS-pagina.
Selecteer in het hoofdmenu SOS > Antwoord.
1
Selecteer Typ bericht om een aangepast SOS-bericht op te
2
stellen.
Selecteer Verzend bericht.
3
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte dat
u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.
Een SOS-noodoproep annuleren
Als u geen hulp meer nodig hebt, kunt u een SOS-noodoproep
die naar de noodhulpdienst is gestuurd annuleren.
Til het beschermkapje op en houd de SOS-knop ingedrukt.
1
Selecteer Annuleer SOS.
2
Wanneer u wordt gevraagd uw annuleringsverzoek te
3
bevestigen, selecteert u Annuleer SOS.
Uw toestel verzendt het annuleringsverzoek. Nadat u een
bevestigingsbericht van de noodhulpdienst hebt ontvangen,
keert het toestel terug in de normale gebruiksstand.
Het toestel testen
U dient het toestel buiten te testen voordat u het op een reis
gebruikt, om ervoor te zorgen dat uw satellietabonnement actief
is.
Selecteer in het hoofdmenu Inreach hulpprogr. >
Communicatietest > Testen.
Wacht tot het toestel een testbericht heeft verzonden. Als u
een bevestigingsbericht hebt ontvangen, is uw toestel gereed
voor gebruik.
inReach gegevens synchroniseren
U kunt gegevens van uw Garmin Explore account naar uw
toestel synchroniseren met behulp van de Garmin Explore app.
Nadat u uw gegevens, zoals contactpersonen, vooraf ingestelde
berichten of snelle sms-berichten, hebt bewerkt, moet u deze
naar uw toestel synchroniseren met behulp van de mobiele app.
Open de Garmin Explore app.
Wijzigingen in gegevens, zoals verzamelingen, waypoints,
routes en sporen, worden automatisch bijgewerkt.
U kunt nu uw gegevens synchroniseren naar uw GPSMAP
86i/sci toestel.
Contactpersonen
U kunt contactpersonen toevoegen, verwijderen en bewerken op
het GPSMAP 86i/sci toestel.
Een contactpersoon toevoegen
Selecteer Stel in > Contacten > Nieuw contact.
1
Selecteer een item dat u wilt bewerken.
2
Voer de nieuwe informatie in.
3
Een contactpersoon wijzigen
Selecteer Stel in > Contacten.
1
Selecteer een contactpersoon.
2
Selecteer een item dat u wilt bewerken.
3
Voer de nieuwe informatie in.
4
Een contactpersoon verwijderen
Selecteer Stel in > Contacten.
1
Selecteer een contactpersoon.
2
Selecteer MENU > Contactpers. verwijderen.
3
De hoofdpagina's gebruiken
De informatie die u nodig hebt om dit toestel te bedienen, vindt u
op de pagina's met het hoofdmenu, de kaart, het kompas, de
reiscomputer en de hoogtemeter.
Selecteer PAGE of QUIT om door de hoofdpagina's te
bladeren.
Het hoofdmenu openen
Het hoofdmenu geeft u toegang tot functies en
instellingsschermen voor waypoints, activiteiten, routes en meer
(Hulpmiddelen in het hoofdmenu, pagina 11, Het menu
Instellen, pagina 15).
Selecteer tweemaal MENU op een willekeurige pagina.
Kaart
geeft uw positie op de kaart aan. Terwijl u zich verplaatst,
beweegt om uw route aan te geven. Afhankelijk van uw
zoomniveau kunnen waypointnamen en -symbolen op de kaart
worden weergegeven. U kunt inzoomen op de kaart voor meer
details. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route
met een gekleurde lijn op de kaart gemarkeerd.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
Selecteer op de kaart MENU.
1
Selecteer Kaartinstellingen > Oriëntatie.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
• Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
• Selecteer Automodus voor een automotive perspectief
met de reisrichting bovenaan.
De afstand op de kaart meten
U kunt de afstand tussen meerdere locaties meten.
Verplaats op de kaart de cursor naar een locatie.
1
Selecteer MENU > Afstand meten.
2
Selecteer meer locaties op de kaart.
3
Instellingen kaartpagina
Selecteer op de kaart MENU.
Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de
huidige route.
Kaartinstellingen: Hiermee kunt u extra kaartinstellingen
openen (Kaartinstellingen, pagina 4).
Maritieme instellingen: Hiermee configureert u de maritieme
instellingen (Maritieme instellingen wijzigen, pagina 17).
Afstand meten: Hiermee kunt u de afstand tussen meerdere
locaties meten (De afstand op de kaart meten, pagina 4).
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de kaart.
Kaartinstellingen
Selecteer op de kaart MENU en selecteer Kaartinstellingen.
Configureer kaarten: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
Oriëntatie: Hiermee past u aan hoe de kaart wordt
weergegeven op de pagina (De oriëntatie van de kaart
wijzigen, pagina 4).
4Het toestel testen
Dashboard: Selecteert een dashboard voor weergave op de
kaart. Elk dashboard bevat andere informatie over de route of
de locatie.
Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer
navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.
Geav.instell: Hiermee kunt u geavanceerde kaartinstellingen
openen (Geavanceerde kaartinstellingen, pagina 5).
Geavanceerde kaartinstellingen
Select op de kaart MENU, en selecteer Kaartinstellingen >
Geav.instell.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de
kaart. Als u Uit selecteert, moet u handmatig in- en
uitzoomen.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
Voertuig: Hiermee kunt u het positiepictogram wijzigen,
waarmee uw positie op de kaart wordt aangegeven. Het
standaardpictogram is een klein blauw driekhoekje.
Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld voor
weergave van items op de kaart. Kaartitems worden niet
weergegeven wanneer het zoomniveau van de kaart hoger is
dan het geselecteerde niveau.
Tekstgrootte: Hiermee stelt u de tekstgrootte voor kaartitems
in.
Kompas
Tijdens het navigeren wijst naar uw bestemming, ongeacht in
welke richting u zich verplaatst. Wanneer naar de bovenkant
van het elektronische kompas wijst, reist u recht naar uw
bestemming. Als in een andere richting wijst, moet u het
draaien totdat het naar de bovenkant van het kompas wijst.
Het kompas gebruiken
U kunt het kompas gebruiken om een actieve route te
navigeren.
Houd het toestel horizontaal.
1
Volg de naar uw bestemming.
2
Koerswijzer
De koerswijzer is vooral handig bij navigatie op het water of op
open plekken zonder grote obstakels. De koerswijzer kan u ook
helpen gevaren nabij de koers, zoals ondiepten of rotsen onder
water te vermijden.
Om de koerswijzer in te schakelen, selecteert u vanuit het
kompas MENU > De koers instellen > Ga naar lijn/wijzer >
Koers (krs.afw.indic.).
De koerswijzer geeft uw relatie aan tot de koerslijn die naar
uw bestemming leidt. De koersafwijkingsindicator (CDI) geeft
de afwijking (links of rechts) ten opzichte van de koers weer. De
schaal heeft betrekking op de afstand tussen de punten op
de koersafwijkingsindicator, die de afwijking ten opzichte van de
koers weergeeft.
Navigeren met Peil en ga
U kunt het toestel op een object in de verte richten, de richting
vergrendelen en vervolgens naar het object navigeren.
Selecteer Peil en ga.
1
Richt het toestel op een object.
2
Selecteer Zet richting vast > Stel koers in.
3
Navigeer met behulp van het kompas.
4
Kompasinstellingen
Selecteer op het kompas MENU.
Peil en ga: Hiermee kunt u het toestel op een object in de verte
richten en navigeren met het object als referentiepunt
(Navigeren met Peil en ga, pagina 5).
Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de
huidige route.
Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie
die op het dashboard wordt weergegeven.
Stel schaal in: Hiermee stelt u de schaal in voor de afstand
tussen punten op de koersafwijkingsindicator.
Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw
kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u
lange afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,
pagina 5).
De koers instellen: Hiermee kunt u de instellingen voor de
kompaskoers aanpassen (Koersinstellingen, pagina 5).
Wijzig gegevensvelden: Hiermee past u de gegevensvelden
van het kompas aan.
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van het kompas.
Het kompas kalibreren
Voordat u het elektronisch kompas kunt kalibreren, moet u
buiten zijn en uit de buurt van objecten die invloed hebben op
magnetische velden, zoals auto's, gebouwen of
elektriciteitskabels.
Het toestel is voorzien van een elektronisch kompas met drie
assen. U dient het kompas te kalibreren nadat u lange
afstanden hebt afgelegd of wanneer de temperatuur is
veranderd.
Selecteer op de kompaspagina MENU.
1
Selecteer Kalibreer kompas > Start.
2
Volg de instructies op het scherm.
3
Koersinstellingen
Druk vanuit het kompas op MENU en selecteer De koers
instellen.
Scherm: Hiermee selecteert u het type koersweergave van het
kompas.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in.
Ga naar lijn/wijzer: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer op
de kaart in. Peiling wijst in de richting van uw bestemming.
Koers toont uw relatie tot de koerslijn die naar de
bestemming leidt.
Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een
elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich
gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid
verplaatst.
Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw
kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u
lange afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,
pagina 5).
De hoofdpagina's gebruiken5
Loading...
+ 21 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.