Garmin GPSMAP 86i User manual [nl]

GPSMAP® 86

Gebruikershandleiding

© 2019 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen

Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.

Garmin®, het Garmin logo, ANT+®, Auto Lap®, AutoLocate®, Fusion®, GPSMAP®, inReach®, TracBack®, VIRB® en Xero® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. chirp, Connect IQ, Garmin Connect, Garmin Explore, Garmin Express, MapShareen tempezijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.

Androidis een handelsmerk van Google Inc. Apple®, iPhone® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van BLUETOOTH® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. iOS® is een geregistreerd handelsmerk van Cisco Systems, Inc. gebruikt onder licentie door Apple Inc. Iridium® is een geregistreerd handelsmerk van of Iridium Satellite LLC. microSD® en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. NMEA® is een geregistreerd handelsmerk van de National Marine Electronics Association. Wi Fi® is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.

Inhoudsopgave

 

Inleiding...........................................................................

1

GPSMAP 86s/sc Toesteloverzicht ..............................................

1

GPSMAP 86i/sci Toesteloverzicht ..............................................

1

Knoppen .....................................................................................

1

Het toestel inschakelen ..........................................................

1

De knoppen vergrendelen .....................................................

1

De schermverlichting inschakelen .........................................

1

De schermverlichting aanpassen ...........................................

1

Het toestel opladen .....................................................................

1

Energie besparen tijdens het opladen van het toestel ................

2

Het toestel activeren ...................................................................

2

Iridium satellietnetwerk ...............................................................

2

inReach functies.............................................................

2

Berichten .....................................................................................

2

Een vooraf ingesteld bericht verzenden ................................

2

Tekstberichten verzenden ......................................................

2

Sneltoetsen gebruiken ...........................................................

2

Een bericht beantwoorden .....................................................

2

Controleren of er berichten zijn ..............................................

3

Berichtdetails weergeven .......................................................

3

Naar een berichtlocatie navigeren .........................................

3

Locatiecoördinaten opnemen in een bericht ..........................

3

Berichten wissen ....................................................................

3

Berichtinstellingen ..................................................................

3

Tracking ......................................................................................

3

De functie Tracking starten ....................................................

3

De functie Tracking stoppen ..................................................

3

Uw MapShare webpagina delen ............................................

3

inReach Trackinginstellingen .................................................

3

SOS ............................................................................................

3

Een SOS-reddingsactie initiëren ............................................

3

Een aangepast SOS-bericht verzenden ................................

4

Een SOS-noodoproep annuleren ..........................................

4

Het toestel testen...........................................................

4

inReach gegevens synchroniseren..............................

4

Contactpersonen............................................................

4

Een contactpersoon toevoegen ..................................................

4

Een contactpersoon wijzigen ......................................................

4

Een contactpersoon verwijderen ................................................

4

De hoofdpagina's gebruiken.........................................

4

Het hoofdmenu openen ..............................................................

4

Kaart ...........................................................................................

4

De oriëntatie van de kaart wijzigen ........................................

4

De afstand op de kaart meten ...............................................

4

Instellingen kaartpagina .........................................................

4

Kaartinstellingen ................................................................

4

Geavanceerde kaartinstellingen .......................................

5

Kompas .......................................................................................

5

Het kompas gebruiken ...........................................................

5

Koerswijzer ............................................................................

5

Navigeren met Peil en ga .......................................................

5

Kompasinstellingen ................................................................

5

Het kompas kalibreren ......................................................

5

Koersinstellingen ...............................................................

5

Tripcomputer ...............................................................................

6

Tripcomputerinstellingen ........................................................

6

Hoogtemeter ...............................................................................

6

Instellingen voor de hoogtemeter ..........................................

6

Hoogtemeterinstellingen ...................................................

6

De barometrische hoogtemeter kalibreren ........................

6

Connected functies........................................................

6

Vereisten voor connected functies .............................................

7

Een smartphone met uw toestel koppelen .................................

7

Telefoonmeldingen .....................................................................

7

Meldingen van uw telefoon weergeven .................................

7

Meldingen verbergen .............................................................

7

Meldingen beheren ................................................................

7

Verbinding maken met een draadloos netwerk ..........................

7

Connect IQ functies ....................................................................

7

Connect IQ functies downloaden ...........................................

7

Connect IQ functies downloaden via uw computer ................

7

Connect IQ widgets weergeven .............................................

7

Compatibele maritieme toestellen bedienen en

 

weergeven .............................................................................

7

Garmin Explore ...........................................................................

7

Navigatie.........................................................................

8

Navigeren naar een bestemming ...............................................

8

Navigeren met de kaart ..........................................................

8

Navigeren met het kompas ....................................................

8

Stoppen met navigeren ..........................................................

8

Via-punten ..................................................................................

8

Een waypoint maken ..............................................................

8

Naar een waypoint navigeren ................................................

8

Een via-punt bewerken ..........................................................

8

Een via-punt verwijderen .......................................................

8

Via-punt middelen ..................................................................

8

Een via-punt projecteren ........................................................

8

Een waypoint op de kaart verplaatsen ...................................

8

Een locatie in de buurt van een waypoint zoeken .................

8

Een nabijheidswaarschuwing voor een waypoint instellen ....

8

Een waypoint toevoegen aan uw route ..................................

9

Een waypoint verplaatsen naar uw huidige locatie ................

9

Routes ........................................................................................

9

Een route maken ....................................................................

9

Een opgeslagen route navigeren ...........................................

9

De actieve route weergeven .............................................

9

Een route bewerken ...............................................................

9

Een route weergeven op de kaart ..........................................

9

De hoogtegrafiek van een route weergeven ..........................

9

De naam van een route wijzigen ...........................................

9

Een route omkeren ................................................................

9

Een route verwijderen ............................................................

9

Opnamen ....................................................................................

9

Opname-instellingen ..............................................................

9

Geavanceerde opname-instellingen .................................

9

De huidige activiteit weergeven ...........................................

10

Navigeren met behulp van TracBack® ................................

10

De huidige activiteit stoppen ................................................

10

Een opgeslagen activiteit navigeren ....................................

10

Een opgeslagen activiteit verwijderen .................................

10

Een activiteit omkeren ..........................................................

10

Een spoor maken op basis van een opgeslagen activiteit ...

10

Weer...............................................................................

10

Een inReach weersvoorspelling aanvragen .............................

10

Een inReach weersvoorspelling bijwerken ..........................

10

Een inReach weersverwachting verwijderen .......................

11

Een actieve weersverwachting weergeven ..............................

11

Een actieve weerkaart weergeven .......................................

11

Een actieve weerlocatie toevoegen .....................................

11

De actieve weerlocatie wijzigen ......................................

11

Een actieve weerlocatie verwijderen ...............................

11

Gegevensgebruik en geschiedenis............................

11

Details weergeven ....................................................................

11

Gegevensgebruik inzien ...........................................................

11

Hulpmiddelen in het hoofdmenu.................................

11

BirdsEye beelden ......................................................................

12

BirdsEye beelden downloaden ............................................

12

Inhoudsopgave

i

Geocaches ................................................................................

12

Uw toestel registeren op Geocaching.com ..........................

12

Verbinding maken met Geocaching.com ........................

12

Geocaches downloaden via een computer ..........................

12

Geocaches zoeken ..............................................................

13

Een geocache zoeken ....................................................

13

Zoeken naar een geocache op de kaart .........................

13

De lijst met geocaches filteren .............................................

13

Een aangepast geocachefilter opslaan ...........................

13

Uw eigen geocachefilters bewerken ...............................

13

Geocache-details weergeven ..............................................

13

Naar een geocache navigeren .............................................

13

Hints en aanwijzingen gebruiken om een geocache te

 

vinden ..............................................................................

13

De poging loggen .................................................................

13

chirp .....................................................................................

14

Zoeken naar chirp inschakelen .......................................

14

Een geocache met een chirp zoeken ..............................

14

Live geocachegegevens van het toestel verwijderen ..........

14

Toestelregistratie verwijderen van Geocaching.com ...........

14

Een nabijheidswaarschuwing instellen .....................................

14

Een gevarenzone bewerken of verwijderen .........................

14

Gegevens draadloos verzenden en ontvangen ........................

14

Een profiel selecteren ...............................................................

14

De oppervlakte van een gebied berekenen ..............................

14

De VIRB afstandsbediening gebruiken .....................................

14

De zaklamp gebruiken ..............................................................

14

Satellietpagina ..........................................................................

15

GPS-satellietinstellingen ......................................................

15

Het toestel aanpassen.................................................

15

De gegevensvelden aanpassen ...............................................

15

Het menu Instellen ....................................................................

15

Systeeminstellingen .............................................................

15

Satellietinstellingen .........................................................

15

Seriële interface-instellingen ...........................................

16

Scherminstellingen ...............................................................

16

De kleurmodus wijzigen ..................................................

16

Bluetooth instellingen ...........................................................

16

Wi Fi instellingen ..................................................................

16

Route-instellingen ................................................................

16

De toestelgeluiden instellen .................................................

16

Geocaching-instellingen .......................................................

16

Draadloze sensoren .............................................................

17

De draadloze sensoren koppelen ...................................

17

Fitnessinstellingen ...............................................................

17

Ronden op afstand markeren .........................................

17

Maritieme instellingen wijzigen ............................................

17

Maritieme alarmsignalen instellen ...................................

17

Menu-instellingen .................................................................

17

Het hoofdmenu aanpassen .............................................

17

De paginavolgorde wijzigen ............................................

17

De weergave van het Paginalint configureren ................

18

Instellingen voor positieweergave ........................................

18

De maateenheden wijzigen .................................................

18

Tijdinstellingen .....................................................................

18

Profielen ...............................................................................

18

Een aangepast profiel maken .........................................

18

De naam van een profiel wijzigen ...................................

18

Een profiel verwijderen ....................................................

18

Gegevens en instellingen herstellen ....................................

18

Standaardpagina-instellingen herstellen .........................

18

Toestelinformatie.........................................................

18

Productupdates .........................................................................

18

Garmin Express instellen .....................................................

18

Meer informatie .........................................................................

19

Batterijgegevens .......................................................................

19

Levensduur van de batterijen maximaliseren ......................

19

De modus Batterijbesparing inschakelen ............................

19

Expeditiemodus inschakelen ...............................................

19

Langdurige opslag ...............................................................

19

De karabijnhaakclip bevestigen ................................................

19

De karabijnhaakclip verwijderen ..........................................

19

Een draagkoord bevestigen ......................................................

19

Toestelonderhoud .....................................................................

19

Het toestel schoonmaken ....................................................

19

Gegevensbeheer ......................................................................

19

Bestandstypen .....................................................................

19

Een geheugenkaart installeren ............................................

20

Het toestel aansluiten op uw computer ................................

20

Bestanden overbrengen naar uw computer .........................

20

Bestanden verwijderen ........................................................

20

De USB-kabel loskoppelen ..................................................

20

Specificaties ..............................................................................

20

Informatie over regelgeving en compliance op e-labels

 

weergeven ................................................................................

20

Appendix.......................................................................

20

Gegevensvelden .......................................................................

20

Meer informatie .........................................................................

22

Optionele accessoires ..............................................................

22

tempe ...................................................................................

22

Tips voor het koppelen van ANT+ accessoires met uw

 

Garmin toestel ......................................................................

22

Hartslagzones ...........................................................................

23

Fitnessdoelstellingen ...........................................................

23

Berekeningen van hartslagzones ........................................

23

Index..............................................................................

24

ii

Inhoudsopgave

Garmin GPSMAP 86i User manual

Inleiding

WAARSCHUWING

Lees de gids Belangrijke veiligheidsen productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.

GPSMAP 86s/sc Toesteloverzicht

Interne en GNSS-antenne

aan-uitknop

Knoppen

Micro-USB-poort (onder beschermkapje)

Zaklamp

microSD® kaartsleuf (onder beschermkap)

Bevestigingsclip

GPSMAP 86i/sci Toesteloverzicht

Interne Iridium® en GNSS-antenne

aan-uitknop

SOS-knop

Toetsenblok

Micro-USB-poort (onder beschermkapje)

Zaklamp

microSD kaartsleuf (onder beschermkap)

Bevestigingsclip

Knoppen

 

FIND

Selecteer om het zoekmenu te openen.

 

MARK

Selecteer om uw huidige locatie als waypoint op te slaan.

 

 

 

 

QUIT

Selecteer om te annuleren of om terug te gaan naar het

 

 

 

vorige menu of de vorige pagina.

 

 

 

Selecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.

 

 

 

 

ENTER

Selecteer om opties te selecteren en berichten te beves-

 

 

 

tigen.

 

 

 

Selecteer om de registratie van de huidige activiteit te

 

 

 

controleren (vanaf de pagina's Kaart, Kompas, Hoogtemeter

 

 

 

en Tripcomputer).

 

MENU

Selecteer om het optiemenu voor de momenteel geopende

 

 

 

pagina weer te geven.

 

 

 

Selecteer tweemaal om het hoofdmenu te openen (vanuit

 

 

 

elke pagina).

 

PAGE

Selecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.

 

 

 

Selecteer , , , or om menuopties te selecteren en de

 

 

 

kaartcursor te verplaatsen.

 

 

 

Selecteer om in te zoomen op de kaart.

 

 

 

 

 

 

 

Selecteer om uit te zoomen op de kaart.

 

 

 

Het toestel inschakelen

Houd ingedrukt.

De knoppen vergrendelen

U kunt de knoppen vergrendelen om te voorkomen dat iemand per ongeluk de knoppen indrukt.

Selecteer > Vergrendel knoppen.

De schermverlichting inschakelen

Selecteer een willekeurige knop om de schermverlichting in te schakelen.

De schermverlichting wordt automatisch ingeschakeld wanneer er waarschuwingen en berichten worden weergegeven.

De schermverlichting aanpassen

1 Selecteer om de statuspagina te openen.

2Gebruik en om de helderheid van het scherm aan te passen.

TIP: U kunt NV selecteren om de intensiteit van de schermverlichting te verminderen voor compatibiliteit met een nachtzichtbril.

Het toestel opladen

LET OP

U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer.

OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het goedgekeurde temperatuurbereik (Specificaties, pagina 20).

1 Trek het beschermkapje omhoog.

Inleiding

1

2Sluit het smalle uiteinde van de voedingskabel aan op de oplaadpoort van het toestel.

3Sluit het andere uiteinde van de voedingskabel aan op de compatibele wisselstroomadapter.

4Sluit de wisselstroomadapter aan op een standaard stopcontact.

5 Laad het toestel volledig op.

Energie besparen tijdens het opladen van het toestel

1 Sluit uw toestel aan op een externe voedingsbron.

2Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat het scherm wordt uitgeschakeld.

Het toestel schakelt over naar een modus voor laag energieverbruik en het opladen van de batterij, en de batterijmeter wordt weergegeven.

3 Laad het toestel volledig op.

Het toestel activeren

Voordat u de inReach® functies van uw GPSMAP 86i/sci toestel kunt gebruiken, moet u het activeren.

1Maak een account en kies een satellietabonnement op explore.garmin.com.

2 Het toestel inschakelen.

OPMERKING: U moet het IMEI-nummer en de AUTH-code van het toestel invoeren om het online gedeelte van de activering te voltooien voordat u op pad gaat.

3 Volg de instructies op het scherm.

4Selecteer in het hoofdmenu Activeer en ga naar een open gebied met vrij zicht op de lucht.

5Wacht tot het toestel verbinding heeft met het Iridium satellietnetwerk.

OPMERKING: Het activeren van uw toestel kan tot 20 minuten duren. Het toestel moet diverse berichten verzenden en ontvangen, wat langer duurt dan het verzenden van een enkel bericht bij normaal gebruik.

Iridium satellietnetwerk

Uw toestel moet vrij zicht hebben op de lucht om berichten en spoorpunten te kunnen verzenden via het Iridium satellietnetwerk. Zonder vrij zicht op de lucht probeert uw toestel de gegevens te verzenden tot het satellietsignalen ontvangt.

TIP: Voor de beste verbinding met satellieten houdt u het toestel vast met de antenne naar de lucht gericht.

inReach functies

WAARSCHUWING

De functies berichten, tracking en SOS hebben een actief satellietabonnement nodig om te werken. Test uw toestel altijd voordat u het buiten gebruikt.

Zorg ervoor dat u vrij zicht op de lucht hebt als u de functies berichten, tracking en SOS wilt gebruiken, aangezien deze functies toegang nodig hebben tot de satelliet om goed te werken.

Activeer uw GPSMAP 86i/sci toestel om er optimaal van te profiteren. Als u het toestel activeert, kunt u inReach functies gebruiken, zoals berichten, SOS en inReach weer.

Berichten

Uw GPSMAP 86i/sci toestel verzendt en ontvangt sms-berichten via het Iridium satellietnetwerk. U kunt berichten verzenden naar een mobiel telefoonnummer, een e-mailadres of een ander toestel met inReach technologie. Elk bericht dat u verzendt bevat waar toegestaan uw locatiegegevens.

Een vooraf ingesteld bericht verzenden

Vooraf ingestelde berichten zijn berichten die u hebt opgesteld op explore.garmin.com. Vooraf ingestelde berichten bevatten vooraf opgestelde tekst en opgegeven ontvangers.

1 Selecteer op de pagina Berichten Verzend voorinstelling.

2 Kies een vooraf ingesteld bericht en druk op ENTER. 3 Druk op ENTER om het bericht te verzenden.

Tekstberichten verzenden

1 Selecteer op de pagina Berichten Nieuw bericht.

2Selecteer een optie:

Selecteer Verzend snel bericht om met een vooraf geschreven bericht te beginnen.

OPMERKING: U kunt snelle sms-berichten toevoegen en bewerken op de Garmin Explorewebsite.

Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te schrijven.

3Kies ontvangers in uw lijst met contactpersonen of voer de contactgegevens van een ontvanger in.

4Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het schrijven van het bericht.

Sneltoetsen gebruiken

Selecteer FIND om de eerste optie voor automatisch aanvullen te selecteren. .

Selecteer MARK om door toetsenborden te bladeren.

Selecteer eenmaal PAGE om hoofdletters/kleine letters te wisselen, en selecteer tweemaal PAGE om Caps Lock in te schakelen.

Selecteer om een spatie-terug in te voegen.

Selecteer om een spatie in te voegen.

Een bericht beantwoorden

1 Selecteer een gesprek op de Berichten-pagina.

2 Selecteer Antwoord.

3Selecteer een optie:

Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te schrijven.

Selecteer Verzend snel bericht en selecteer een bericht om met een vooraf geschreven bericht te beginnen.

4Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het bericht.

2

inReach functies

Controleren of er berichten zijn

Wanneer u een bericht verzendt, wacht uw toestel gedurende 10 minuten op een reactie. Het toestel controleert ook elk uur op nieuwe berichten. Wanneer u de volgfunctie inReach gebruikt, controleert uw toestel automatisch op berichten met uw trackinginterval.

OPMERKING: Uw toestel moet zich op het moment van luisteren binnen bereik van een satelliet bevinden om berichten te kunnen ontvangen.

U kunt controle op berichten forceren door handmatig te controleren of er berichten zijn of door een bericht of spoorpunt te verzenden. Tijdens een controle maakt uw toestel verbinding met satellieten en ontvangt het berichten die klaarstonden om naar uw toestel te worden verzonden.

Selecteer in het hoofdmenu Inreach hulpprogr. > Mail controleren > Postvak controleren .

Berichtdetails weergeven 1 Selecteer Berichten.

2 Selecteer een gesprek.

3 Selecteer een bericht.

4 Selecteer het tabblad Informatie.

Naar een berichtlocatie navigeren

Wanneer u een bericht ontvangt van een ander toestel met inReach technologie, kan het bericht locatiegegevens bevatten. Met deze berichten kunt u navigeren naar de locatie waar het bericht is verzonden.

1 Selecteer Berichten.

2 Selecteer een gesprek met locatiegegevens.

3 Klik op het tabblad Map.

4 Selecteer Ga.

Locatiecoördinaten opnemen in een bericht

Als u een bericht stuurt naar een ontvanger die mogelijk geen internettoegang heeft, kunt u uw locatiecoördinaten in het bericht opnemen. Dit kunt u doen als uw ontvanger bijvoorbeeld een ouder model mobiele telefoon heeft dat geen kaarten kan weergeven of zich buiten het dekkingsgebied van een mobiele telefoon bevindt en geen webpagina kan bekijken.

1Selecteer op de pagina Berichten Nieuw bericht > Locatie verzenden.

2 Voer een of meer ontvangers in.

3 Voer zo nodig een bericht in.

4 Selecteer Verzend bericht.

Berichten wissen

1 Selecteer een gesprek op de Berichten-pagina.

2 Selecteer MENU > Verwijder thread.

Berichtinstellingen

Selecteer Stel in > Berichten.

Bel tot gelezen: Hiermee stelt u in dat het toestel een beltoon geeft totdat u een nieuw bericht hebt gelezen. Deze functie komt van pas in een rumoerige omgeving.

Meldingen: Waarschuwt u voor inkomende inReach berichten.

Tracking

U kunt de trackingfunctie gebruiken om spoorpunten vast te leggen en via het Iridium satellietnetwerk te verzenden volgens het opgegeven verzendinterval. Spoorpunten worden weergegeven op de Garmin Explore website en de MapSharetrackingpagina.

De functie Tracking starten

Selecteer Volgen > Start volgen in het hoofdmenu.

OPMERKING: Als u de Volgen functie start, worden ook de opnameknoppen geactiveerd.

De functie Tracking stoppen

Selecteer op de pagina Volgen, Stop volgen.

Uw MapShare webpagina delen

U kunt een koppeling naar uw MapShare webpagina delen met andere mensen. Het systeem voegt aan het eind van uw bericht automatisch tekst toe, inclusief de koppelingsinformatie.

1 Selecteer op de pagina Volgen Verzend MapShare > Deel.

2Kies ontvangers in uw lijst met contactpersonen of voer de contactgegevens van een ontvanger in.

3 Selecteer Verzend bericht.

inReach Trackinginstellingen

Selecteer Stel in > Volgen.

Auto Koers: Hiermee stelt u in dat de trackingfunctie automatisch wordt gestart wanneer u het toestel inschakelt.

Bewegingsinterval: Hiermee stelt u de frequentie in waarop het toestel een spoorpunt vastlegt en via het satellietnetwerk verzendt, wanneer u zich verplaatst. Als u een professionele klant bent, kunt u het interval opgeven wanneer u stilstaat.

SOS

In noodgevallen kunt u contact opnemen met het GEOS International Emergency Rescue Coordination Center (IERCC) en om hulp vragen. Door op de SOS-knop te drukken wordt een bericht verzonden naar het Rescue Coordination Center dat vervolgens de juiste hulpverleners op de hoogte brengt van uw situatie. Terwijl u wacht op de hulpverleners, kunt u in contact blijven met het Rescue Coordination Center. U dient de SOSfunctie alleen te gebruiken in een werkelijke noodsituatie.

Een SOS-reddingsactie initiëren

OPMERKING: Het toestel kan niet worden uitgeschakeld wanneer de SOS-modus is ingeschakeld.

1 Til het beschermkapje van de SOS-knop omhoog.

2 Houd de SOS-knop ingedrukt.

3 Wacht tot SOS-aftelling begint.

Het toestel stuurt een standaardbericht naar de noodhulpdienst met details over uw locatie.

4 Beantwoord het bevestigingsbericht van de noodhulpdienst.

Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte dat u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven. Als u niet antwoordt, start de noodhulpdienst nog steeds een reddingsactie.

Gedurende de eerste 10 minuten van de operatie worden elke minuut bijgewerkte locatiegegevens naar de noodhulpdienst gestuurd. Om de batterij te sparen worden na de eerste 10 minuten minder frequent bijgewerkte locatiegegevens gestuurd, namelijk om de 10 minuten als de locatie verandert, en om de 30 minuten als de locatie niet verandert.

inReach functies

3

Een aangepast SOS-bericht verzenden

Nadat u op de SOS-knop hebt gedrukt om een SOSreddingsactie te starten, kunt u met een aangepast bericht antwoorden via de SOS-pagina.

1 Selecteer in het hoofdmenu SOS > Antwoord.

2Selecteer Typ bericht om een aangepast SOS-bericht op te stellen.

3 Selecteer Verzend bericht.

Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte dat u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.

Een SOS-noodoproep annuleren

Als u geen hulp meer nodig hebt, kunt u een SOS-noodoproep die naar de noodhulpdienst is gestuurd annuleren.

1 Til het beschermkapje op en houd de SOS-knop ingedrukt.

2 Selecteer Annuleer SOS.

3Wanneer u wordt gevraagd uw annuleringsverzoek te bevestigen, selecteert u Annuleer SOS.

Uw toestel verzendt het annuleringsverzoek. Nadat u een bevestigingsbericht van de noodhulpdienst hebt ontvangen, keert het toestel terug in de normale gebruiksstand.

Het toestel testen

U dient het toestel buiten te testen voordat u het op een reis gebruikt, om ervoor te zorgen dat uw satellietabonnement actief is.

Selecteer in het hoofdmenu Inreach hulpprogr. >

Communicatietest > Testen.

Wacht tot het toestel een testbericht heeft verzonden. Als u een bevestigingsbericht hebt ontvangen, is uw toestel gereed voor gebruik.

inReach gegevens synchroniseren

U kunt gegevens van uw Garmin Explore account naar uw toestel synchroniseren met behulp van de Garmin Explore app. Nadat u uw gegevens, zoals contactpersonen, vooraf ingestelde berichten of snelle sms-berichten, hebt bewerkt, moet u deze naar uw toestel synchroniseren met behulp van de mobiele app.

Open de Garmin Explore app.

Wijzigingen in gegevens, zoals verzamelingen, waypoints, routes en sporen, worden automatisch bijgewerkt.

U kunt nu uw gegevens synchroniseren naar uw GPSMAP 86i/sci toestel.

Contactpersonen

U kunt contactpersonen toevoegen, verwijderen en bewerken op het GPSMAP 86i/sci toestel.

Een contactpersoon toevoegen

1 Selecteer Stel in > Contacten > Nieuw contact.

2 Selecteer een item dat u wilt bewerken.

3 Voer de nieuwe informatie in.

Een contactpersoon wijzigen

1 Selecteer Stel in > Contacten.

2 Selecteer een contactpersoon.

3 Selecteer een item dat u wilt bewerken.

4 Voer de nieuwe informatie in.

Een contactpersoon verwijderen

1 Selecteer Stel in > Contacten.

2 Selecteer een contactpersoon.

3 Selecteer MENU > Contactpers. verwijderen.

De hoofdpagina's gebruiken

De informatie die u nodig hebt om dit toestel te bedienen, vindt u op de pagina's met het hoofdmenu, de kaart, het kompas, de reiscomputer en de hoogtemeter.

Selecteer PAGE of QUIT om door de hoofdpagina's te bladeren.

Het hoofdmenu openen

Het hoofdmenu geeft u toegang tot functies en instellingsschermen voor waypoints, activiteiten, routes en meer (Hulpmiddelen in het hoofdmenu, pagina 11, Het menu Instellen, pagina 15).

Selecteer tweemaal MENU op een willekeurige pagina.

Kaart

geeft uw positie op de kaart aan. Terwijl u zich verplaatst, beweegt om uw route aan te geven. Afhankelijk van uw zoomniveau kunnen waypointnamen en -symbolen op de kaart worden weergegeven. U kunt inzoomen op de kaart voor meer details. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route met een gekleurde lijn op de kaart gemarkeerd.

De oriëntatie van de kaart wijzigen 1 Selecteer op de kaart MENU.

2 Selecteer Kaartinstellingen > Oriëntatie.

3Selecteer een optie:

Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de pagina weer te geven.

Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven aan de pagina weer te geven.

Selecteer Automodus voor een automotive perspectief met de reisrichting bovenaan.

De afstand op de kaart meten

U kunt de afstand tussen meerdere locaties meten. 1 Verplaats op de kaart de cursor naar een locatie.

2 Selecteer MENU > Afstand meten.

3 Selecteer meer locaties op de kaart.

Instellingen kaartpagina

Selecteer op de kaart MENU.

Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de huidige route.

Kaartinstellingen: Hiermee kunt u extra kaartinstellingen openen (Kaartinstellingen, pagina 4).

Maritieme instellingen: Hiermee configureert u de maritieme instellingen (Maritieme instellingen wijzigen, pagina 17).

Afstand meten: Hiermee kunt u de afstand tussen meerdere locaties meten (De afstand op de kaart meten, pagina 4).

Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen van de kaart.

Kaartinstellingen

Selecteer op de kaart MENU en selecteer Kaartinstellingen.

Configureer kaarten: Hiermee kunt u de op het toestel geladen kaarten inof uitschakelen.

Oriëntatie: Hiermee past u aan hoe de kaart wordt weergegeven op de pagina (De oriëntatie van de kaart wijzigen, pagina 4).

4

Het toestel testen

Dashboard: Selecteert een dashboard voor weergave op de kaart. Elk dashboard bevat andere informatie over de route of de locatie.

Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.

Geav.instell: Hiermee kunt u geavanceerde kaartinstellingen openen (Geavanceerde kaartinstellingen, pagina 5).

Geavanceerde kaartinstellingen

Select op de kaart MENU, en selecteer Kaartinstellingen >

Geav.instell.

Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de kaart. Als u Uit selecteert, moet u handmatig inen uitzoomen.

Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden weergegeven. Door het weergeven van meer details is het mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.

Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien beschikbaar) of schakelt arcering uit.

Voertuig: Hiermee kunt u het positiepictogram wijzigen, waarmee uw positie op de kaart wordt aangegeven. Het standaardpictogram is een klein blauw driekhoekje.

Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld voor weergave van items op de kaart. Kaartitems worden niet weergegeven wanneer het zoomniveau van de kaart hoger is dan het geselecteerde niveau.

Tekstgrootte: Hiermee stelt u de tekstgrootte voor kaartitems in.

Kompas

Tijdens het navigeren wijst naar uw bestemming, ongeacht in welke richting u zich verplaatst. Wanneer naar de bovenkant van het elektronische kompas wijst, reist u recht naar uw bestemming. Als in een andere richting wijst, moet u het draaien totdat het naar de bovenkant van het kompas wijst.

Het kompas gebruiken

U kunt het kompas gebruiken om een actieve route te navigeren.

1 Houd het toestel horizontaal.

2 Volg de naar uw bestemming.

Koerswijzer

De koerswijzer is vooral handig bij navigatie op het water of op open plekken zonder grote obstakels. De koerswijzer kan u ook helpen gevaren nabij de koers, zoals ondiepten of rotsen onder water te vermijden.

Om de koerswijzer in te schakelen, selecteert u vanuit het kompas MENU > De koers instellen > Ga naar lijn/wijzer > Koers (krs.afw.indic.).

De koerswijzer geeft uw relatie aan tot de koerslijn die naar uw bestemming leidt. De koersafwijkingsindicator (CDI) geeft de afwijking (links of rechts) ten opzichte van de koers weer. De schaal heeft betrekking op de afstand tussen de punten op de koersafwijkingsindicator, die de afwijking ten opzichte van de koers weergeeft.

Navigeren met Peil en ga

U kunt het toestel op een object in de verte richten, de richting vergrendelen en vervolgens naar het object navigeren.

1 Selecteer Peil en ga.

2 Richt het toestel op een object.

3 Selecteer Zet richting vast > Stel koers in.

4 Navigeer met behulp van het kompas.

Kompasinstellingen

Selecteer op het kompas MENU.

Peil en ga: Hiermee kunt u het toestel op een object in de verte richten en navigeren met het object als referentiepunt (Navigeren met Peil en ga, pagina 5).

Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de huidige route.

Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie die op het dashboard wordt weergegeven.

Stel schaal in: Hiermee stelt u de schaal in voor de afstand tussen punten op de koersafwijkingsindicator.

Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u lange afstanden hebt afgelegd of na extreme temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,

pagina 5).

De koers instellen: Hiermee kunt u de instellingen voor de kompaskoers aanpassen (Koersinstellingen, pagina 5).

Wijzig gegevensvelden: Hiermee past u de gegevensvelden van het kompas aan.

Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen van het kompas.

Het kompas kalibreren

Voordat u het elektronisch kompas kunt kalibreren, moet u buiten zijn en uit de buurt van objecten die invloed hebben op magnetische velden, zoals auto's, gebouwen of elektriciteitskabels.

Het toestel is voorzien van een elektronisch kompas met drie assen. U dient het kompas te kalibreren nadat u lange afstanden hebt afgelegd of wanneer de temperatuur is veranderd.

1 Selecteer op de kompaspagina MENU.

2 Selecteer Kalibreer kompas > Start.

3 Volg de instructies op het scherm.

Koersinstellingen

Druk vanuit het kompas op MENU en selecteer De koers instellen.

Scherm: Hiermee selecteert u het type koersweergave van het kompas.

Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het kompas in.

Ga naar lijn/wijzer: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer op de kaart in. Peiling wijst in de richting van uw bestemming. Koers toont uw relatie tot de koerslijn die naar de bestemming leidt.

Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid verplaatst.

Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u lange afstanden hebt afgelegd of na extreme temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,

pagina 5).

De hoofdpagina's gebruiken

5

Loading...
+ 21 hidden pages