Garmin GPSMAP 820XS, GPSMAP 1020XS, GPSMAP 820, GPSMAP 1020 User Manual [nl]

GPSMAP® 800/1000 serie
Gebruikershandleiding
Februari 2014 190-01658-35_0A Gedrukt in Taiwan
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar
Garmin®, het Garmin logo, BlueChart®, g2 Vision® en MapSource® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. echoMAP™, GXM™ en HomePort™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Het merk en de logo's van Bluetooth® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. iOS® is een geregistreerd handelsmerk van Cisco Systems, Inc. gebruikt onder licentie door Apple Inc. microSD™ en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. NMEA®, NMEA 2000® en het NMEA 2000 logo zijn geregistreerde handelsmerken van de National Marine Electronics Association. SiriusXM® is een geregistreerd handelsmerk van SiriusXM Radio Inc. WiFi® is een geregistreerd merk van Wi-Fi Alliance Corporation. Andere handelsmerken en auteursrechten zijn eigendom van hun respectieve eigenaars. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.

Inhoudsopgave

Inleiding.......................................................................... 1
Vooraanzicht toestel.................................................................. 1
Knoppen op toestel............................................................... 1
De handleidingen downloaden................................................... 1
Uitleg over de handleiding......................................................... 1
Meer informatie.......................................................................... 1
Geheugenkaarten plaatsen........................................................ 1
De nieuwe software op een geheugenkaart laden..................... 1
De software van het toestel bijwerken....................................... 2
GPS-satellietsignalen................................................................. 2
Het type boot instellen............................................................... 2
De schermverlichting aanpassen............................................... 2
De kleurmodus aanpassen........................................................ 2
Het startscherm aanpassen....................................................... 2
Kaarten en 3D-kaartweergaven.................................... 2
Navigatiekaart en buitengaatse viskaart.................................... 2
In- en uitzoomen op de kaart................................................ 3
De kaart schuiven met de knoppen....................................... 3
Een item op de kaart selecteren met de toetsen op het
toestel.................................................................................... 3
Kaartsymbolen...................................................................... 3
Informatie over locaties en objecten op een kaart
weergeven............................................................................. 3
Navigeren naar een punt op de kaart.................................... 3
Details over navigatiekenmerken weergeven....................... 3
Premiumkaarten.................................................................... 3
Informatie van een getijdenstation weergeven................. 4
Satellietbeelden op de navigatiekaart weergeven............ 4
Luchtfoto's van oriëntatiepunten weergeven.................... 4
Automatic Identification System................................................. 5
Symbolen van AIS-doelen..................................................... 5
Voorliggende koers en geprojecteerde koers van
geactiveerde AIS-doelen
AIS-schepen op een kaart of 3D-kaartweergave
weergeven............................................................................. 5
Een doel voor een AIS-schip activeren................................. 5
Informatie over een gevonden AIS-schip bekijken........... 5
Een doel voor een AIS-schip deactiveren........................ 5
Een lijst met AIS-gevaren weergeven................................... 5
Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen................ 6
AIS-noodsignaal.................................................................... 6
Navigeren naar een noodsignaal-uitzending.................... 6
Symbolen voor zoeken van AIS-noodsignaaltoestel........ 6
AIS-uitzendingen met testwaarschuwingen inschakelen. 6
AIS-ontvangst uitschakelen................................................... 6
Instellingen kaart en 3D-kaartweergave.................................... 6
Instellingen voor via-punten en sporen op de kaarten en
kaartweergaven..................................................................... 6
Instellingen voor andere schepen op de kaarten en
kaartweergaven..................................................................... 7
Instellingen AIS-weergave................................................ 7
Leylijninstellingen.................................................................. 7
Navigatiekaart- en viskaartinstellingen.................................. 7
Instellingen voor cijfers projecteren.................................. 7
Instellingen kaartweergave............................................... 7
Instellingen voor Fish Eye 3D............................................... 8
Navigatie met een kaartplotter......................................8
Elementaire navigatievragen..................................................... 8
Bestemmingen........................................................................... 8
Bestemming zoeken op naam............................................... 8
Een bestemming selecteren op de navigatiekaart................ 9
Zoeken naar een bestemming met navigatie-info................. 9
Zoeken naar een watersportdienstbestemming.................... 9
....................................................... 5
Koersen
Stoppen met navigeren.............................................................. 9
Via-punten.................................................................................. 9
Routes...................................................................................... 10
Sporen..................................................................................... 11
Alle opgeslagen waypoints, routes en sporen verwijderen...... 12
...................................................................................... 9
Een directe koers instellen en volgen met behulp van Ga
naar....................................................................................... 9
Een koers instellen en volgen met behulp van Auto Guidance
Navigeren met een stuurautomaat........................................ 9
Uw huidige positie als waypoint markeren............................ 9
Een via-punt op een andere positie maken........................... 9
MOB-locatie markeren en navigeren.................................. 10
Een lijst met alle waypoints weergeven.............................. 10
Een opgeslagen waypoint bewerken.................................. 10
Een opgeslagen waypoint verplaatsen............................... 10
Naar een opgeslagen waypoint zoeken en navigeren........ 10
Een waypoint of MOB verwijderen...................................... 10
Alle waypoints verwijderen.................................................. 10
Een route vanaf uw huidige locatie maken en navigeren.... 10
Een route maken en opslaan.............................................. 10
Een lijst met routes weergeven........................................... 11
Een opgeslagen route bewerken........................................ 11
Naar een opgeslagen route zoeken en navigeren.............. 11
Naar een opgeslagen route zoeken en parallel aan deze
route navigeren................................................................... 11
Een opgeslagen route verwijderen...................................... 11
Alle opgeslagen routes verwijderen.................................... 11
Sporen weergeven.............................................................. 11
De kleur van het actieve spoor instellen............................. 11
Het actieve spoor opslaan................................................... 11
Een lijst met opgeslagen sporen weergeven...................... 11
Een opgeslagen spoor bewerken........................................ 12
Een spoor opslaan als route............................................... 12
Naar een opgeslagen spoor zoeken en navigeren............. 12
Een opgeslagen spoor verwijderen..................................... 12
Alle opgeslagen sporen verwijderen................................... 12
Het actieve spoor volgen in tegengestelde richting............. 12
Het actieve spoor wissen.................................................... 12
Het spoorloggeheugen beheren tijdens het opslaan........... 12
Het opslaginterval van het spoorlog configureren............... 12
............................................................................... 9
Combinaties................................................................. 12
Een combinatie selecteren....................................................... 12
Een combinatiescherm aanpassen.......................................... 12
Een aangepast combinatiescherm maken............................... 12
Een combinatiescherm verwijderen......................................... 13
Gegevens van meters en almanakken....................... 13
Het kompas weergeven........................................................... 13
Tripmeters weergeven............................................................. 13
De tripmeters opnieuw instellen.......................................... 13
Motor- en brandstofmeters weergeven.................................... 13
De grenzen van de motormeter en de brandstofmeter
aanpassen........................................................................... 13
Statusalarmen voor motormeters inschakelen.................... 13
Afzonderlijke statusalarmen voor motormeters
inschakelen......................................................................... 13
Het aantal motoren selecteren dat door de meters wordt
weergegeven....................................................................... 13
Instellen welke motoren in de meters worden weergegeven
De weergave van de brandstofmeters configureren........... 13
De brandstofcapaciteit van het vaartuig instellen................ 14
De brandstofgegevens synchroniseren met de actuele
brandstofvoorraad............................................................... 14
....................................................................... 13
Inhoudsopgave i
Het brandstofalarm instellen............................................... 14
De windmeters weergeven...................................................... 14
De bron van de snelheid configureren................................ 14
De bron van de koers voor de windmeter configureren...... 14
Het bereik van de close hauled-windmeter selecteren....... 14
De omgevingsmeters weergeven............................................ 14
De uitlijning van de windmeter configureren....................... 14
De bron van de koers voor de omgevingsmeter
configureren........................................................................ 14
De referentietijd voor de barometer instellen...................... 14
Informatie over getijden, stromingen en zon en maan............. 14
Informatie van getijdenstation............................................. 14
Informatie van stromingenstation........................................ 14
Zon- en maanstanden......................................................... 15
Gegevens van getijdenstation, stromingenstation of zon- en
maanstanden voor een andere datum weergeven.............. 15
Informatie van een ander getijden- of stromingenstation
weergeven........................................................................... 15
Almanakgegevens weergeven op de navigatiekaart........... 15
Echolood.......................................................................15
Echoloodweergaven................................................................ 15
Echoloodweergave op volledig scherm............................... 15
DownVü echoloodweergave............................................... 15
SideVü echoloodweergave................................................. 15
SideVü/DownVü scanning-technologie.......................... 16
Gesplitst zoomscherm voor echoloodweergave................. 16
Gesplitst frequentiescherm voor echoloodweergave.......... 16
De weergave van echoloodgegevens pauzeren...................... 16
Een via-punt maken in het echoloodscherm............................ 16
Echoloodgeschiedenis weergeven.......................................... 16
Het detailniveau aanpassen..................................................... 16
De kleurintensiteit aanpassen.................................................. 16
Het bereik van de diepte- of breedteschaal aanpassen........... 16
Het zoomniveau instellen op het echoloodscherm.................. 17
Echoloodfrequenties................................................................ 17
Frequenties selecteren........................................................ 17
Een frequentievoorinstelling maken.................................... 17
De a-scope inschakelen........................................................... 17
Het transducertype selecteren................................................. 17
Echoloodinstelling ................................................................... 17
Echoloodinstellingen........................................................... 17
Instellingen voor echoloodweergave................................... 18
Geavanceerde echoloodinstellingen................................... 18
Echoloodinstallatie-instellingen........................................... 18
Instellingen voor echoloodwaarschuwingen........................ 18
Echoloodopnamen................................................................... 18
De weergave van echoloodgegevens opnemen................. 18
De echoloodopname stoppen............................................. 18
Een echoloodopname verwijderen...................................... 18
Diepte- en watertemperatuurgrafieken.................................... 18
Het bereik en de tijdschaal voor de grafiek voor diepte- en
watertemperatuur instellen.................................................. 19
Radar............................................................................. 19
Weergavemodi voor de radar.................................................. 19
Radiosignalen uitzenden.......................................................... 19
De zoomschaal op het radarscherm aanpassen..................... 19
Tips voor het selecteren van een radarzoomschaal........... 19
De modus Wachtpost............................................................... 19
Gepland zenden inschakelen.............................................. 20
De tijd voor stand-by en zenden instellen........................... 20
Een bewakingszone inschakelen........................................ 20
Een cirkelvormige bewakingszone inschakelen.................. 20
Een gedeeltelijke bewakingszone inschakelen................... 20
Een waypoint op het radarscherm markeren...................... 20
Een lijst met AIS-gevaren weergeven................................. 20
AIS-schepen op het radarscherm weergeven
VRM en EBL............................................................................ 20
De VRM en de EBL weergeven.......................................... 20
De VRM en de EBL aanpassen.......................................... 20
Het bereik en de peiling tot een doelobject meten.............. 20
Radaroverlay............................................................................ 20
Radaroverlay en uitlijning van kaartgegevens.................... 21
Het uitzenden van radarsignalen stopzetten............................ 21
Het radarbeeld optimaliseren................................................... 21
Bereik van radarsignalen.................................................... 21
Radarversterking en -storing............................................... 21
De versterking op het radarscherm automatisch
aanpassen...................................................................... 21
De versterking op het radarscherm handmatig
aanpassen...................................................................... 21
De interferentie van nabijgelegen objecten minimaliseren De interferentie door stralingslobben op het radarscherm
tot een minimum beperken............................................. 22
Zeeruis op het radarscherm automatisch aanpassen.... 22
Regenruis op het radarscherm aanpassen.................... 22
Radarstoring op het radarscherm verminderen.............. 22
Instellingen voor het radarbeeld.......................................... 22
Radarweergave-instellingen................................................ 22
Boegcorrectie...................................................................... 22
De mogelijke boegcorrectie meten................................. 22
De boegcorrectie instellen.............................................. 22
................................................................. 21
..................... 20
Digital Selective Calling (DSC)................................... 23
Netwerkkaartplotter en marifoonfunctionaliteit......................... 23
DSC inschakelen..................................................................... 23
DSC-lijst................................................................................... 23
De DSC-lijst weergeven...................................................... 23
Een DSC-contactpersoon toevoegen.................................. 23
Inkomende noodoproepen....................................................... 23
Naar een schip in nood navigeren...................................... 23
Noodoproepen (man-over-boord) uitvoeren via een
marifoon.............................................................................. 23
MOB-noodoproepen uitvoeren vanaf de kaartplotter.......... 23
Positie bijhouden...................................................................... 23
Een positiemelding weergeven........................................... 23
Naar een schip navigeren waarvan u de positie bijhoudt.... 23
Een waypoint maken op de positie van een schip waarvan u
de positie bijhoudt............................................................... 24
Informatie in een positiemelding bewerken......................... 24
Een oproep met een positiemelding verwijderen................ 24
Sporen van schepen weergeven op de kaart...................... 24
Persoonlijke standaardoproepen............................................. 24
Een DSC-kanaal selecteren................................................ 24
Een persoonlijke standaardoproep uitvoeren...................... 24
Een individuele routineoproep voor een AIS-doel............... 24
SiriusXM®..................................................................... 24
Vereisten voor SiriusXM uitrusting en -abonnement................ 24
Weersverwachtingen............................................................... 25
Informatie over neerslag weergeven........................................ 25
Neerslagweergave.............................................................. 25
Informatie over stormkernen en bliksem.................................. 25
Informatie over orkanen........................................................... 25
Weerwaarschuwingen en weerberichten................................. 25
Weersverwachting................................................................... 25
Gegevens over de weersverwachting voor een andere tijdsperiode weergeven Een weersverwachting voor de scheepvaart of de
verwachting voor buitengaats bekijken............................... 26
Weerfronten en drukcentra................................................. 26
Verwachtingen voor steden................................................. 26
....................................................... 25
ii Inhoudsopgave
Zeegang weergeven................................................................ 26
Oppervlaktewind................................................................. 26
Hoogte, duur en richting van de golven.............................. 26
Informatie over de verwachte zeegang voor een andere tijdsperiode weergeven
Visinformatie weergeven.......................................................... 26
Gegevens over de oppervlaktedruk en de
watertemperatuur................................................................ 26
Verwachtingen van vislocaties............................................ 26
Zichtgegevens.......................................................................... 27
Gegevens over het verwachte zicht voor een andere
tijdsperiode weergeven....................................................... 27
Boeirapporten weergeven........................................................ 27
Gegevens over het plaatselijke weer bij de boei
weergeven........................................................................... 27
Een waypoint op een weerkaart maken................................... 27
Weeroverlay............................................................................. 27
De weeroverlay inschakelen op een kaart.......................... 27
Weeroverlay-instellingen op de navigatiekaart................... 27
Weeroverlay-instellingen op de viskaart............................. 27
Informatie over weerabonnementen weergeven...................... 27
SiriusXM Radio........................................................................ 27
De kanalengids aanpassen................................................. 27
Een SiriusXM kanaal in de voorkeuzelijst opslaan.............. 27
Het volume van de SiriusXM Satellite Radio aanpassen.... 28
....................................................... 26
Toestelconfiguratie...................................................... 28
De kaartplotter automatisch inschakelen................................. 28
Systeeminstellingen................................................................. 28
GPS-instellingen................................................................. 28
Het gebeurtenislog weergeven........................................... 28
Informatie over systeem en software weergeven................ 28
Mijn boot-instellingen............................................................... 28
De kielcorrectie instellen..................................................... 28
De watertemperatuurcorrectie instellen.............................. 29
Een toestel voor watersnelheid kalibreren.......................... 29
Communicatie-instellingen....................................................... 29
NMEA 0183......................................................................... 29
NMEA 0183 instellingen................................................. 29
Een lijst met NMEA 2000 netwerktoestellen weergeven..... 30
Het draadloze netwerk instellen.......................................... 30
Een draadloos toestel verbinden met de kaartplotter..... 30
Het draadloze kanaal wijzigen........................................ 30
Alarmen instellen..................................................................... 30
Navigatiealarmen................................................................ 30
Systeemalarmen................................................................. 30
Het brandstofalarm instellen............................................... 30
Weeralarmen instellen........................................................ 30
Eenheden instellen.................................................................. 30
Navigatie-instellingen............................................................... 30
Configuraties van Auto Guidance-lijnen.............................. 31
De afstand ten opzichte van de kust aanpassen................ 31
Instellingen andere vaartuigen................................................. 32
Beheer van kaartplottergegevens.............................. 32
Waypoints, routes en sporen kopiëren naar een kaartplotter.. 32
Gegevens van een geheugenkaart kopiëren........................... 32
Waypoints, routes en sporen kopiëren naar een
geheugenkaart......................................................................... 32
Waypoints, routes en sporen van of naar alle kaartplotters in het
netwerk kopiëren...................................................................... 32
Geïntegreerde kaarten naar een geheugenkaart kopiëren...... 32
Een back-up van gegevens maken op een pc......................... 32
De back-upgegevens herstellen naar een kaartplotter............ 32
Systeeminformatie op een geheugenkaart opslaan................. 32
Appendix.......................................................................33
Het toestel registreren.............................................................. 33
Het scherm schoonmaken
Schermafbeeldingen................................................................ 33
Schermafbeeldingen vastleggen......................................... 33
Schermafbeeldingen naar een computer kopiëren............. 33
Problemen oplossen................................................................ 33
De fabrieksinstellingen van de kaartplotter herstellen......... 33
Informatie over systeem en software weergeven................ 33
NMEA 0183-informatie............................................................. 33
NMEA 2000 PGN-informatie.................................................... 33
Softwarelicentieovereenkomst................................................. 34
....................................................... 33
Index..............................................................................35
Inhoudsopgave iii

Inleiding

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.

Vooraanzicht toestel

MENU > Voeg toe" geeft aan dat u het item of de knop MENU
moet selecteren en daarna het item Voeg toe. De afbeeldingen in deze handleidingen zijn alleen voor
referentie en komen mogelijk niet exact overeen met uw toestel.

Meer informatie

Als u nog vragen over uw toestel hebt, kunt u contact opnemen met Garmin® Product Support.
De website, www.garmin.com/support, biedt allerlei tips voor probleemoplossing waarmee u de meeste problemen kunt verhelpen en vragen kunt beantwoorden.
• Veelgestelde vragen
• Software-updates
• Gebruikers- en installatiehandleidingen
• Servicewaarschuwingen
• Video
• Contactnummers en adressen
Sensor automatische schermverlichting
À
Aan-uitknop
Á

Knoppen op toestel

Â
Nummerknoppen (alleen op modellen van 10 inch)
Ã
SD geheugenkaartsleuf
Ä
Schermknoppen
Å
Knoppen op toestel
Hiermee schakelt u het toestel in en weer uit als deze knop wordt vastgehouden.
Hiermee past u de schermverlichting en kleurmodus aan door de knop snel in te drukken en los te laten.
Hiermee kunt u op een kaart of weergave uitzoomen.
Hiermee kunt u op een kaart of weergave inzoomen.
SELECT Hiermee kunt u aangeven dat het bericht is gelezen en
BACK Hiermee keert u terug naar het vorige scherm.
MARK Hiermee kunt u de huidige locatie als waypoint opslaan.
HOME Hiermee keert u terug naar het startscherm.
MENU Hiermee kunt u indien van toepassing een menu met
Hiermee kunt u scrollen, opties markeren en de cursor verplaatsen.
opties selecteren.
opties openen voor de pagina.
Hiermee kunt u indien van toepassing een menu sluiten.

De handleidingen downloaden

U kunt de nieuwste versie van de gebruikershandleiding en vertaalde versies daarvan downloaden van internet.
Ga naar www.garmin.com/support.
1
Selecteer Handleidingen.
2
Volg de instructies op het scherm om de handleiding voor uw
3
product te downloaden.

Uitleg over de handleiding

In deze handleiding wordt de term “selecteren” gebruikt om naar de volgende acties te verwijzen.
• Een item op het scherm aanraken (alleen voor toestellen met een aanraakscherm).
• De pijlknoppen gebruiken om een menu-item te markeren en daarna drukken op SELECT (allen voor toestellen met fysieke knoppen).
• Drukken op knoppen zoals SELECT of MENU.
Als u wordt gevraagd om meerdere items te selecteren, ziet u mogelijk kleine pijltjes in de tekst. Bijvoorbeeld: "Selecteer

Geheugenkaarten plaatsen

U kunt optionele geheugenkaarten in de kaartplotter gebruiken. Via gegevenskaarten kunt u satellietbeelden met hoge resolutie en luchtfoto's van havensteden, havens, jachthavens en andere nuttige punten weergeven. U kunt lege geheugenkaarten plaatsen om echoloodgegevens vast te leggen en gegevens zoals via-punten, routes en sporen naar een andere compatibele Garmin kaartplotter of een computer over te brengen.
Open het klepje À aan de voorzijde van de kaartplotter.
1
Plaats de geheugenkaart Á met het label naar rechts gericht.
2
Druk op de kaart tot deze vastklikt.
3
Sluit het klepje.
4

De nieuwe software op een geheugenkaart laden

Het toestel bevat mogelijk een geheugenkaart met een software-update. Als dat het geval is, volgt u de instructies die bij de kaart zijn geleverd. Als er geen geheugenkaart met een software-update is inbegrepen, moet u de software-update zelf naar een geheugenkaart kopiëren.
Plaats een geheugenkaart in de kaartuitsparing van de
1
computer. Ga naar www.garmin.com/support/software/marine.html.
2
Selecteer Downloaden naast “Garmin Marine Network with
3
SD card.” Lees en accepteer de voorwaarden.
4
Selecteer Downloaden.
5
Selecteer Hardlopen.
6
Selecteer het station van de geheugenkaart en selecteer
7
vervolgens Volgende > Voltooien.
Inleiding 1

De software van het toestel bijwerken

Voordat u de software kunt bijwerken, moet u beschikken over een software-update op een geheugenkaart of de nieuwste software zelf op een geheugenkaart laden.
Schakel de kaartplotter in.
1
Nadat het startscherm verschijnt, plaatst u de geheugenkaart
2
in de kaartsleuf. OPMERKING: De instructies voor de software-update
verschijnen alleen als het toestel volledig is opgestart voordat u de kaart plaatst.
Volg de instructies op het scherm.
3
Wacht enkele minuten totdat de software-update is voltooid.
4
Het toestel werkt weer normaal zodra het software­updateproces is voltooid.
Verwijder de geheugenkaart.
5
OPMERKING: Als de geheugenkaart wordt verwijderd
voordat het toestel opnieuw is opgestart, is de software­update niet voltooid.

GPS-satellietsignalen

Wanneer u de kaartplotter inschakelt, moet de GPS-ontvanger de gegevens van de satellieten verzamelen en de actuele locatie bepalen. Wanneer de kaartplotter satellietsignalen ontvangt, worden de boven aan het startscherm groen. Wanneer de kaartplotter het satellietsignaal verliest, verdwijnen de en knippert er een vraagteken op op de kaart.
Ga voor meer informatie over GPS naar www.garmin.com
/aboutGPS.

Het type boot instellen

U kunt uw type boot selecteren om de kaartplotterinstellingen te configureren en functies te gebruiken die zijn afgestemd op uw type boot.
Selecteer Instellingen > Mijn boot > Type boot.
1
Selecteer Speedboot of Zeilboot.
2

De schermverlichting aanpassen

Selecteer Instellingen > Systeem > Scherm >
1
Schermverlichting. TIP: Druk vanuit elk scherm op om de instellingen voor
schermverlichting te openen. Selecteer een optie:
2
• Pas de schermverlichting aan.
• Selecteer Automatische schermverlichting of Auto.

De kleurmodus aanpassen

Selecteer Instellingen > Systeem > Scherm >
1
Kleurmodus. TIP: Druk vanuit een willekeurig scherm op om de
kleurinstellingen te openen. Selecteer een optie.
2

Het startscherm aanpassen

U kunt items toevoegen aan en rangschikken op het startscherm.
Selecteer in het startscherm Hoofdmenu aanpassen.
1
Selecteer een optie:
2
• Als u een item opnieuw wilt rangschikken, selecteert u
Rangschikken, selecteert u het item dat u wilt verplaatsen en vervolgens een nieuwe locatie.
• Als u een item wilt toevoegen aan het startscherm,
selecteert u Voeg toe en vervolgens het nieuwe item.
• Als u een aan het startscherm toegevoegd item wilt
verwijderen, selecteert u Wis en vervolgens het item.

Kaarten en 3D-kaartweergaven

Welke kaarten en 3D-kaartweergaven beschikbaar zijn, is afhankelijk van de gebruikte kaartgegevens en accessoires.
U kunt de kaarten en 3D-kaartweergaven openen door Kaarten te selecteren.
Navigatiekaart: Geeft alle beschikbare navigatiegegevens weer
die op de vooraf geïnstalleerde kaarten en eventuele extra kaarten beschikbaar zijn. Deze gegevens omvatten boeien, lichten, kabels, dieptepeilingen, jachthavens en getijdenstations in een overheadweergave.
Perspective 3D: Biedt een panoramisch beeld van bovenaf en
van achter uw boot (in overeenstemming met uw koers) en dient als visueel navigatiehulpmiddel. Deze weergave is nuttig voor het navigeren rond verraderlijke ondiepten, riffen, bruggen of kanalen en komt van pas bij het binnenvaren en verlaten van onbekende havens of ankerplaatsen.
Mariner's Eye 3D: Biedt een gedetailleerd, driedimensionaal
beeld van bovenaf en van achter uw boot (in overeenstemming met uw koers) en dient als visueel navigatiehulpmiddel. Deze weergave is nuttig voor het navigeren rond verraderlijke ondiepten, riffen, bruggen of kanalen en komt van pas bij het binnenvaren en verlaten van onbekende havens of ankerplaatsen.
OPMERKING: In sommige gebieden zijn Mariner's Eye 3D en Fish Eye 3D kaartweergaven beschikbaar bij premiumkaarten.
Fish Eye 3D: Geeft een panoramisch onderwaterbeeld met
visuele weergave van de zeebodem op basis van de kaartinformatie. Als er een echolood-transducer is aangesloten, worden zwevende doelen (zoals vissen) aangeduid met rode, groene en gele bollen. Rood verwijst hierbij naar de grootste objecten en groen naar de kleinste objecten.
Viskaart: Biedt een gedetailleerde weergave van de
bodemcontouren en dieptepeilingen op de kaart. Deze kaart verwijdert de navigatiegegevens van de kaart, verschaft gedetailleerde bathymetrische gegevens en benadrukt de bodemcontouren voor dieptewaarneming. Deze kaart is bij uitstek geschikt voor diepzeevissen.
OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten.
Radaroverlay: Projecteert radargegevens over de
navigatiekaart of viskaart heen wanneer de kaartplotter is aangesloten op een radar. Deze functie is niet op alle modellen beschikbaar.

Navigatiekaart en buitengaatse viskaart

OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor
diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten. Met behulp van de navigatie- en viskaarten kunt u uw koers
uitzetten, kaartinformatie weergeven en een koers volgen. De viskaart is bij uitstek geschikt voor buitengaats vissen.
Als u de navigatiekaart wilt openen, selecteert u Kaarten > Navigatiekaart.
2 Kaarten en 3D-kaartweergaven
Als u de viskaart wilt openen, selecteert u Kaarten > Viskaart.

In- en uitzoomen op de kaart

Het zoomniveau wordt aangegeven door het schaalnummer onder aan de kaart. Het balkje onder het schaalnummer geeft de afstand op de kaart weer.
• Selecteer om uit te zoomen.
• Selecteer om in te zoomen.

De kaart schuiven met de knoppen

U kunt de kaart verplaatsen om een ander gebied te bekijken dan waar u zich momenteel bevindt.
Gebruik de pijlknoppen in de kaart.
1
Selecteer BACK om het schuiven te stoppen en terug te
2
keren naar uw huidige positie.

Een item op de kaart selecteren met de toetsen op het toestel

Selecteer in een kaart of 3D-kaartweergeve , , of om
1
de cursor te verplaatsen. Selecteer SELECT.
2

Kaartsymbolen

Deze tabel bevat een aantal algemene symbolen die u op de gedetailleerde kaarten kunt tegenkomen.
Pictogram Beschrijving
Boei
Informatie
Watersportdiensten
Getijdenstation
Stromingenstation
Foto van bovenaf beschikbaar
Perspectieffoto beschikbaar
Andere zaken die op de meeste kaarten voorkomen, zijn dieptecontourlijnen, getijdenzones, puntpeilingen (zoals weergegeven op de oorspronkelijke papieren kaart), navigatiehulpmiddelen en -symbolen, obstakels en kabelgebieden.

Informatie over locaties en objecten op een kaart weergeven

Op de navigatiekaart of de viskaart kunt u informatie over een locatie of een object bekijken.
OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten.
Selecteer een locatie of een object op de navigatie- of
1
viskaart. Er wordt een lijst met opties rechts van de kaart
weergegeven. Het hangt van de locatie of het object af welke opties er in de lijst staan.
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Bekijk om de details van objecten in de buurt
van de cursor weer te geven. OPMERKING: Bekijk wordt niet weergegeven als de
cursor niet vlak bij een object staat. Staat de cursor in de buurt van één object, dan wordt de naam van dat object weergegeven.
• Selecteer Navigeer naar om naar de geselecteerde
locatie te navigeren.
• Selecteer Nieuw via-punt om een waypoint te maken op
de plaats waar de cursor staat.
• Selecteer Afstand meten om de afstand en de koers van
het object vanaf de huidige positie weer te geven.
De afstand en de koers worden weergegeven op het scherm. Selecteer Stel referentie in om de meting vanaf een andere plaats dan van uw huidige locatie te verrichten.
• Selecteer Informatie om getijden, stromingen, zon- en
maanstanden, kaartnotities of informatie over lokale diensten in de nabijheid van de cursor weer te geven.

Navigeren naar een punt op de kaart

LET OP
De functie Auto Guidance is gebaseerd op elektronische kaartgegevens. De gegevens garanderen niet dat de route vrij is van obstakels en dat deze diep genoeg is. Let tijdens het volgen van de koers altijd goed op en vermijd land, ondiep water en andere obstakels die u onderweg kunt tegenkomen.
Wanneer u Ga naar gebruikt, kunnen een directe koers en een gecorrigeerde koers over land of door ondiep water lopen. Gebruik visuele waarnemingen om land, ondiep water en andere gevaarlijke objecten te vermijden.
OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten.
OPMERKING: In sommige gebieden is Auto Guidance beschikbaar bij premiumkaarten.
Selecteer een locatie op de navigatie- of viskaart.
1
Selecteer indien nodig SELECT.
2
Selecteer Navigeer naar.
3
Selecteer een optie:
4
• Om rechtstreeks naar de locatie te navigeren, selecteert u
Ga naar.
• Om een route naar de locatie te maken, inclusief
koerswijzigingen, selecteert u Route naar.
• Om Auto Guidance te gebruiken, selecteert u Begeleid naar.
Controleer de koers die met de magenta lijn wordt
5
aangegeven. OPMERKING: Als u de functie Auto Guidance gebruikt,
geeft een grijs gedeelte op de magenta lijn aan dat de functie Auto Guidance een deel van de Auto Guidance lijn niet kan berekenen. Dit wordt veroorzaakt door de instellingen voor een veilige, vrije doorvaart bij een minimale waterdiepte en obstakelhoogte.
Volg de magenta lijn en vermijd daarbij land, ondiep water en
6
andere obstakels.

Details over navigatiekenmerken weergeven

Op de navigatiekaart, de viskaart of de Perspective 3D- en Mariner's Eye 3D-kaartweergave kunt u de details over de diverse typen navigatiehulpmiddelen zoals bakens, lichten en obstructies bekijken.
OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten.
OPMERKING: In sommige gebieden zijn Mariner's Eye 3D en Fish Eye 3D kaartweergaven beschikbaar bij premiumkaarten.
Selecteer in een kaart of 3D-kaartweergave een
1
navigatiehulpmiddel. Selecteer indien noodzakelijk Bekijk.
2
Selecteer de naam van het navigatiehulpmiddel.
3

Premiumkaarten

LET OP
De functie Auto Guidance is gebaseerd op elektronische kaartgegevens. De gegevens garanderen niet dat de route vrij is van obstakels en dat deze diep genoeg is. Let tijdens het
Kaarten en 3D-kaartweergaven 3
volgen van de koers altijd goed op en vermijd land, ondiep water en andere obstakels die u onderweg kunt tegenkomen.
OPMERKING: Niet alle modellen ondersteunen alle kaarten. Met optionele premiumkaarten, zoals BlueChart® g2 Vision®,
haalt u het beste uit uw kaartplotter. Naast gedetailleerde navigatiekaarten kunnen premiumkaarten de volgende functies bevatten, die beschikbaar zijn in sommige gebieden.
Mariner's Eye 3D: Geeft een panoramisch beeld van bovenaf
en achter uw boot dat dient als visueel driedimensionaal navigatiehulpmiddel.
Fish Eye 3D: Geeft een driedimensionale onderwaterweergave
van de zeebodem aan de hand van de gegevens op de kaart.
Viskaarten: Geven een beeld waarin de navigatiegegevens van
de kaart zijn verwijderd en de bodemcontouren worden benadrukt voor de dieptewaarneming. Deze kaart is zeer geschikt voor diepzeevissen.
Satellietbeelden met hoge resolutie: Tonen satellietbeelden
met hoge resolutie voor een realistische weergave van land en water op de navigatiekaart (Satellietbeelden op de
navigatiekaart weergeven).
Luchtfoto's: Luchtfoto's van jachthavens en andere belangrijke
navigatiepunten helpen u een beeld te krijgen van uw omgeving (Luchtfoto's van oriëntatiepunten weergeven).
Gedetailleerde gegevens over wegen en nuttige punten:
Toont gedetailleerde gegevens over wegen en nuttige punten, waaronder zeer gedetailleerde kustwegen en nuttige punten, zoals restaurants, logies en plaatselijke attracties.
Auto Guidance: Maakt gebruik van kaartgegevens en
ingevoerde gegevens met betrekking tot veilige diepte en hoogte om de beste doorvaartroute naar uw bestemming te bepalen. Auto Guidance is beschikbaar wanneer u met 'Begeleid naar' naar een bestemming navigeert.
Informatie van een getijdenstation weergeven
op de kaart geeft een getijdenstation aan. U kunt een uitgebreide grafiek voor een getijdenstation weergeven die u helpt het getijde voor verschillende tijdstippen of dagen te voorspellen.
OPMERKING: In sommige gebieden is deze functie beschikbaar bij premiumkaarten.
Selecteer een getijdenstation op de navigatie- of viskaart.
1
Bij staat informatie over de getijdenrichting en het getijdenniveau.
Selecteer een optie om extra informatie over een station
2
weer te geven:
• Selecteer de naam van het station.
• Selecteer Bekijk als er zich meerdere objecten in de
nabijheid bevinden en selecteer vervolgens de stationsnaam.
Bewegende indicaties voor getijden en stromingen OPMERKING: In sommige gebieden is deze functie
beschikbaar bij premiumkaarten. U kunt de bewegende indicatoren voor getijdenstations en
stromingsrichtingen op de navigatiekaart of de viskaart weergeven. Tevens moet u geanimeerde pictogrammen inschakelen in de kaartinstellingen (Getijden en stromingen
weergeven en configureren).
Een getijdenstation wordt als een verticale balk met een pijl op de kaart aangegeven. Een omlaag wijzende rode pijl wijst op een afgaand getijde en een omhoog wijzende pijl wijst op een opkomend getijde. Wanneer u met de cursor over de indicatie van het getijdenstation gaat, wordt de hoogte van het getijde bij het station boven de stationsindicatie weergegeven.
De richting van de stroming wordt met pijlen op de kaart aangegeven. De richting van elke pijl geeft de richting van de
stroming bij de desbetreffende locatie op de kaart aan. De kleur van de stromingspijl geeft het snelheidsbereik van de stroming op die locatie aan. Wanneer u de cursor over de richtingindicator van de stroming beweegt, wordt de snelheid van de stroming op die locatie boven de richtingindicatie weergegeven.
Kleur Snelheidsbereik van de stroming
Geel 0 tot 1 knoop
Oranje 1 tot 2 knopen
Rood 2 of meer knopen
Getijden en stromingen weergeven en configureren OPMERKING: In sommige gebieden is deze functie
beschikbaar bij premiumkaarten. U kunt de vaste en bewegende indicaties van het
getijdenstation en de indicatoren voor de stromingen op de navigatiekaart of de viskaart weergeven.
Selecteer in de water- of viskaart MENU > Kaartinstelling >
1
Getijden & stromingen.
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Aan om de indicator van het stromingenstation
en het getijdenstation op de kaart weer te geven.
• Selecteer Geanimeerd om bewegende indicaties van het
getijdenstation en van de richting van de stroming op de kaart weer te geven.
Satellietbeelden op de navigatiekaart weergeven
OPMERKING: In sommige gebieden is deze functie beschikbaar bij premiumkaarten.
U kunt op de navigatiekaart satellietbeelden met hoge resolutie gebruiken voor weergave van het land of de zee, of beide.
OPMERKING: Als deze functie is ingeschakeld, worden de satellietbeelden alleen bij lagere zoomniveaus met een hoge resolutie weergegeven. Als u geen satellietbeelden met hoge resolutie in uw optionele kaartgebied ziet, kunt u selecteren om in te zoomen. U kunt het detailniveau ook hoger instellen door de zoomdetails van de kaart te wijzigen.
Selecteer vanuit de navigatiekaart MENU > Kaartinstelling
1
> Satellietfoto's. Selecteer een optie:
2
• Selecteer Alleen land om standaardkaartinformatie over
het water met voor het land overlappende foto's weer te geven.
• Selecteer Mengpercentage fotokaart om foto's van
zowel land als water met de ingestelde doorzichtigheid weer te geven. Gebruik de schuifregelaar om het gewenste percentage op te geven. Hoe hoger u het percentage instelt, hoe minder doorzichtig de foto's zijn.
Luchtfoto's van oriëntatiepunten weergeven
Om luchtfoto's op de navigatiekaart te kunnen bekijken moet de instelling Fotopunten zijn ingeschakeld.
OPMERKING: In sommige gebieden is deze functie beschikbaar bij premiumkaarten.
U kunt zich met behulp van luchtfoto's van oriëntatiepunten, jachthavens en havens op de omgeving oriënteren of uzelf voor aankomst alvast vertrouwd maken met (jacht) havens.
Selecteer op de navigatiekaart een camerapictogram:
1
• Selecteer om een luchtfoto weer te geven.
• Selecteer om een perspectieffoto weer te geven. De foto is gemaakt vanuit het perspectief van de camera in de richting van de kegelvormige lijn.
Selecteer Bekijk > Luchtfoto.
2
4 Kaarten en 3D-kaartweergaven

Automatic Identification System

Met het Automatic Identification System (AIS) kunt u andere schepen identificeren en wordt u gewaarschuwd als er zich schepen in uw buurt bevinden. Wanneer de kaartplotter is aangesloten op een extern AIS-toestel, kan de kaartplotter AIS­informatie geven over andere schepen in de nabijheid die een transponder hebben en die actief AIS-informatie uitzenden. Over die schepen ontvangt u informatie, zoals Maritime Mobile Service Identity (MMSI), locatie, GPS-snelheid, GPS-koers, de tijd die is verstreken na de melding van de laatste positie van het schip, het moment waarop dat schip het dichtst bij u was en het tijdstip daarvan.

Symbolen van AIS-doelen

Symbool Beschrijving
AIS-schip. Het schip geeft AIS-informatie. De richting waarin het driehoekje wijst, geeft de richting aan waarin het AIS­schip vaart.
Het doel is geselecteerd.
Het doel is geactiveerd. Het object wordt groter op de kaart. Een groene lijn die aan het object vastzit, geeft de voorliggende koers van het object aan. De MMSI, snelheid en richting van het schip staan onder het object als de instelling hiervoor is ingesteld op Toon. Als de AIS­transmissie van het schip is weggevallen, wordt er een melding weergegeven.
Het doel is weggevallen. Een groene X geeft aan dat de AIS-transmissie van het schip is weggevallen. Op de kaartplotter wordt dan een melding weergegeven met de vraag of het schip verder moet worden gevolgd. Als u het schip niet meer volgt, verdwijnt het symbool voor het weggevallen object van de kaart of de 3D-kaartweergave.
Gevaarlijk object binnen bereik. Het object knippert als het waarschuwingssignaal klinkt en er een melding verschijnt. Nadat het alarm is bevestigd, geeft een effen, rode driehoek met een rode lijn de locatie en de voorliggende koers van het object aan. Als het alarm voor het aanvaringsgevaar is uitgeschakeld, knippert het object maar gaat er geen waarschuwingssignaal af en wordt er geen melding gegeven. Als de AIS-transmissie van het schip is weggevallen, wordt er een melding weergegeven.
Het gevaarlijke object is weggevallen. Een rode X geeft aan dat de AIS-transmissie van het schip is weggevallen. Op de kaartplotter wordt dan een melding weergegeven met de vraag of het schip verder moet worden gevolgd. Als u het schip niet meer volgt, verdwijnt het symbool voor het weggevallen gevaarlijke object van de kaart of de 3D­kaartweergave.
De plaats van dit symbool geeft de kortste afstand tussen uw schip en het gevaarlijke object aan. De getallen naast het symbool geven bij de kortste afstand tussen uw schip en dat object aan hoe lang het nog zou duren voordat beide met elkaar in aanvaring zouden komen.

Voorliggende koers en geprojecteerde koers van geactiveerde AIS-doelen

Wanneer informatie over de voorliggende koers en over de COG (koers over de grond) door een geactiveerd AIS-doel wordt aangeleverd, wordt de voorliggende koers van het doel als een lijn die aan het symbool van het AIS-doel vastzit op de kaart weergegeven. Koerslijnen worden niet weergegeven in een 3D-kaartweergave.
De geprojecteerde koers van een geactiveerd AIS-doel wordt als een stippellijn op een kaart of in een 3D-kaartweergave weergegeven. De lengte van de geprojecteerde koerslijn is gebaseerd op de waarde van de instelling van de geprojecteerde koers. Als er voor een geactiveerd AIS-doel geen informatie over de snelheid wordt verschaft of als het schip voor anker ligt of is afgemeerd, wordt er geen geprojecteerde koerslijn weergegeven. Veranderingen in de snelheid, de koers over de grond of informatie over de richting
van de koerswijziging die door het schip worden uitgezonden, kunnen van invloed zijn op de berekende koerslijn.
Wanneer er door een geactiveerd AIS-doel informatie over de koers over de grond, de voorliggende koers of de richting van de koerswijziging wordt aangeleverd, wordt de geprojecteerde koers van het object berekend op basis van de informatie over de koers over de grond en de richting van de koerswijziging. De richting waarin het object draait, die eveneens is gebaseerd op de informatie over de richting van de koerswijziging, wordt aangegeven door de richting van de pijlpunt aan het einde van de koerslijn. De lengte van de pijlpunt verandert niet.
Wanneer er door een geactiveerd AIS-doel wel informatie over de koers over de grond en de voorliggende koers maar geen informatie over de richting van de koerswijziging wordt aangeleverd, wordt de geprojecteerde koers van het object berekend op basis van de informatie over de koers over de grond.

AIS-schepen op een kaart of 3D-kaartweergave weergeven

Voordat u AIS kunt gebruiken, moet u de kaartplotter aansluiten op een extern AIS-toestel en signalen van een actieve transponder van andere schepen ontvangen.
U kunt instellen hoe andere schepen op een kaart of een 3D­kaartweergave worden weergegeven. Het weergavebereik dat voor één kaart of één 3D-kaartweergave wordt opgegeven, heeft alleen betrekking op die kaart of 3D-kaartweergave. De instellingen voor details, geprojecteerde koersen en sporen die voor één kaart of één 3D-kaartweergave worden opgegeven, gelden voor alle kaarten en alle 3D-kaartweergaven.
Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave MENU >
1
Overige schepen > AIS-weergave-instelling.
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Weergavebereik en geef de afstand op ten opzichte van uw locatie waarbinnen AIS-schepen zichtbaar moeten zijn.
• Selecteer Details > Toon om gegevens weer te geven over de schepen waarvoor AIS is geactiveerd.
• Selecteer Geprojecteerde koers om de tijd van de geprojecteerde koers voor schepen met AIS in te stellen en voer de tijd in.
• Selecteer Sporen om de sporen van schepen met AIS weer te geven en selecteer de lengte van het spoor dat moet worden weergegeven.

Een doel voor een AIS-schip activeren

Kies een AIS-schip in een kaart of 3D-kaartweergave.
1
Selecteer AIS-schip > Activeer doel.
2
Informatie over een gevonden AIS-schip bekijken
U kunt de status van het AIS-signaal, MMSI, GPS-snelheid, GPS-koers en andere informatie over een gevonden AIS-schip bekijken.
Kies een AIS-schip in een kaart of 3D-kaartweergave.
1
Selecteer AIS-schip.
2
Een doel voor een AIS-schip deactiveren
Kies een AIS-schip in een kaart of 3D-kaartweergave.
1
Selecteer AIS-schip > Deactiveer echo.
2

Een lijst met AIS-gevaren weergeven

Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave MENU > Overige schepen > AIS-lijst.
Kaarten en 3D-kaartweergaven 5

Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen

Voordat u een aanvaringsalarm kunt instellen, moet een compatibele kaartplotter zijn verbonden met een AIS-toestel.
Het alarm voor de veilige zone bij aanvaringsgevaar wordt alleen in combinatie met AIS gebruikt. De veilige zone wordt gebruikt om aanvaringen met andere schepen te voorkomen. Deze zone kan worden aangepast.
Selecteer Instellingen > Alarmen > AIS > AIS-alarm >
1
Aan.
Wanneer een schip met AIS de veilige zone rond uw schip binnenvaart, wordt er een melding weergegeven en gaat er een alarmsignaal af. Het object wordt als een gevaar op het scherm aangegeven. Als het alarm is uitgeschakeld, wordt er geen melding en geen alarmsignaal gegeven, maar blijft het object op het scherm aangeduid als gevaarlijk.
Selecteer Bereik.
2
Selecteer een afstand voor de straal van de veilige zone
3
rond uw schip. Selecteer Tijd tot.
4
Selecteer een tijdstip waarop het alarmsignaal afgaat als een
5
schip blijft afkoersen op doorkruising van de veilige zone. Om bijvoorbeeld 10 minuten van tevoren te worden
gewaarschuwd, voordat een aanstaande doorkruising mogelijk plaatsvindt, stelt u Tijd tot in op 10. Het alarm gaat dan af 10 minuten voordat het schip de veilige zone doorkruist.

AIS-noodsignaal

Zelfstandig werkend AIS-noodsignaaltoestel dat uw positie uitzendt indien het in noodgevallen worden geactiveerd. De kaartplotter kan signalen ontvangen van Search and Rescue Transmitters (SART), Emergency Position Indicating Radio Beacons (EPRIB), en andere Man Overboord-signalen. Noodsignaal-uitzendingen zijn andere uitzendingen dan standaard-AIS-uitzendingen, dus zien ze er ook anders uit op de kaartplotter. In plaats van een noodsignaal-uitzending te volgen om een aanvaring te voorkomen, kunt u een noodsignaal-uitzending volgen om een vaartuig of persoon in nood te lokaliseren en te helpen.
Navigeren naar een noodsignaal-uitzending
Als u een noodsignaal-uitzending ontvangt, wordt er een noodsignaalalarm weergegeven.
Selecteer Bekijk > Ga naar om naar de oorsprong van de uitzending te navigeren.
Symbolen voor zoeken van AIS-noodsignaaltoestel
Symbool Beschrijving
Uitzending van AIS-noodsignaaltoestel. Selecteer dit symbool om meer informatie over de uitzending weer te geven en de navigatie te starten.
Uitzending weggevallen.
Testuitzending. Wordt weergegeven als het noodsignaaltoestel van een vaartuig wordt getest. Het gaat in dit geval niet om een noodgeval.
Testuitzending weggevallen.
AIS-uitzendingen met testwaarschuwingen inschakelen
Als u wilt voorkomen dat u een groot aantal testwaarschuwingen en symbolen ontvangt in drukke gebieden, zoals jachthavens, kunt het ontvangen van AIS­testwaarschuwingen in- of uitschakelen. Als u een AIS­noodtoestel wilt testen, moet u de kaartplotter inschakelen om testwaarschuwingen te ontvangen.
Selecteer Instellingen > Alarmen > AIS.
1
Selecteer een optie:
2
• Als u EPRIB-testsignalen (Emergency Position Indicating Radio Beacon) wilt ontvangen of negeren, selecteert u AIS-EPIRB-test.
• Als u MOB-testsignalen (Man Overboard) wilt ontvangen of negeren, selecteert u AIS-MOB-test.
• Als u SART-testsignalen (Search and Rescue Transponder) wilt ontvangen of negeren, selecteert u AIS-
SART-test.

AIS-ontvangst uitschakelen

De ontvangst van het AIS-signaal is standaard ingeschakeld.
Selecteer Instellingen > Overige schepen > AIS > Uit. De AIS-functionaliteit wordt uitgeschakeld voor alle kaarten
en 3D-kaartweergaven. Dit is inclusief het zoeken en volgen van AIS-schepen, het melden en volgen van aanvaringsgevaar als schepen te dicht in de buurt komen en informatie over AIS-schepen.

Instellingen kaart en 3D-kaartweergave

OPMERKING: Niet alle instellingen zijn van toepassing op alle
kaarten en 3D-kaartweergaven. Voor een aantal opties zijn premiumkaarten of aangesloten accessoires, zoals radar, vereist.
Deze instellingen gelden voor de kaarten en 3D­kaartweergaven, met uitzondering van de radaroverlay en Fish Eye 3D (Instellingen voor Fish Eye 3D).
Selecteer in een kaart of 3D-kaartweergave MENU. Via-punten en sporen: Zie Instellingen voor via-punten en
sporen op de kaarten en kaartweergaven.
Overige schepen: Zie Instellingen voor andere schepen op de
kaarten en kaartweergaven.
Oppervlak radar: Toont oppervlakteradardetails op de
Perspective 3D- of Mariner's Eye 3D-kaartweergaven.
Weerradar: Toont weerradarbeelden op de Perspective 3D- of
Mariner's Eye 3D-kaartweergaven.
Navigatiekenmerken: Toont navigatiehulpmiddelen op de
viskaart.
Leylijnen: Hiermee worden de leylijnen aangepast in de
zeilmodus (Leylijninstellingen).
Kaartinstelling: Zie Navigatiekaart- en viskaartinstellingen. Cijfers projecteren: Zie Instellingen voor cijfers projecteren. Dit
wordt mogelijk weergegeven in het menu Kaartinstelling.
Kaartweergave: Zie Instellingen kaartweergave. Dit wordt
mogelijk weergegeven in het menu Kaartinstelling.

Instellingen voor via-punten en sporen op de kaarten en kaartweergaven

Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave MENU > Via­punten en sporen.
Sporen: Hiermee worden sporen op de kaart of 3D-
kaartweergave getoond.
Via-punten: Hiermee wordt de via-puntenlijst getoond (Een lijst
met alle waypoints weergeven).
Nieuw via-punt: Hiermee wordt een nieuw via-punt
aangemaakt.
Via-puntweergave: Hiermee stelt u in hoe via-punten op de
kaart worden weergegeven.
Actieve sporen: Hiermee wordt het menu getoond voor de
opties van actieve sporen.
Opgeslagen sporen: Hiermee wordt de lijst met opgeslagen
sporen getoond (Een lijst met opgeslagen sporen
weergeven).
Sporenweergave: Hiermee stelt u in welke sporen op de kaart
worden weergegeven op basis van spoorkleur.
6 Kaarten en 3D-kaartweergaven

Instellingen voor andere schepen op de kaarten en kaartweergaven

OPMERKING: Deze opties vereisen aangesloten accessoires,
zoals een AIS-ontvanger of marifoon. Selecteer in een kaart of 3D-kaartweergave MENU > Overige
schepen. AIS-lijst: Geeft de AIS-lijst weer (Een lijst met AIS-gevaren
weergeven).
DSC-lijst: Geeft de DSC-lijst weer (DSC-lijst). AIS-weergave-instelling: Zie Instellingen AIS-weergave. DSC-sporen: Geeft de sporen weer van DCS-schepen en
selecteert de lengte van het spoor dat moet worden weergegeven.
AIS-alarm: Stelt het aanvaringsalarm in (Een veilige zone voor
aanvaringsgevaar instellen).
Instellingen AIS-weergave
OPMERKING: AIS werkt alleen als er een extern AIS-toestel en signalen van een actieve transponder van andere schepen worden gebruikt.
Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave MENU >
Overige schepen > AIS-weergave-instelling. AIS-afstandsbereik: Geeft de afstand ten opzichte van uw
locatie aan waarbinnen AIS-schepen zichtbaar worden.
Details: Geeft details weer van schepen waarvoor AIS is
geactiveerd.
Geprojecteerde koers: Stelt de geprojecteerde koerstijd in
voor schepen waarvoor AIS is geactiveerd.
Sporen: Geeft de sporen weer van AIS-schepen en selecteert
de lengte van het spoor dat moet worden weergegeven.

Leylijninstellingen

In de zeilmodus (Het type boot instellen) kunt u leylijnen weergeven op de navigatiekaart. Leylijnen kunnen met namen handig zijn tijdens zeilraces.
Selecteer in de navigatiekaart MENU. Scherm: Hiermee stelt u in hoe leylijnen en vaartuig worden
weergegeven op de kaart en hoe lang de leylijnen zijn.
Zeilhoek: Hiermee kunt u selecteren hoe het toestel leylijnen
berekent. De instelling Actueel berekent de leylijnen met behulp van de gemeten windhoek van de windsensor. De instelling Handmatig berekent de leylijnen met behulp van handmatig ingevoerde hoeken voor loefzijde en lijzijde.
Getijdecorrectie: Hiermee corrigeert u de leylijnen op basis
van het getijde.

Navigatiekaart- en viskaartinstellingen

OPMERKING: Niet alle instellingen zijn van toepassing op alle
kaarten en 3D-kaartweergaven. Sommige instellingen vereisen externe accessoires of premiumkaarten.
Selecteer op de navigatiekaart of viskaart MENU >
Kaartinstelling. Satellietfoto's: Bij gebruik van bepaalde premiumkaarten kunt
u op de navigatiekaart satellietbeelden met hoge resolutie weergeven van het land alleen of van zowel het land als de zee (Satellietbeelden op de navigatiekaart weergeven).
Getijden & stromingen: Geeft de indicaties van
stromingenstations en getijdenstations op de kaart (Getijden
en stromingen weergeven en configureren).
Rozen: Toont een kompasroos rond uw boot, waarmee de
kompasrichting wordt aangeven op basis van de koers van de boot. Een ware of schijnbare windrichting wordt weergegeven als de kaartplotter is aangesloten op een compatibele maritieme windsensor. In de zeilmodus worden de ware en schijnbare wind weergegeven op de windroos.
Weer: Hier kunt u instellen welke weergegevens worden
weergegeven op de kaart, wanneer de kaartplotter is aangesloten op een compatibele weerontvanger met een actief abonnement.
Meerniveau: Hier kunt u het huidige niveau van het meer
invoeren.
Cijfers projecteren: Zie Instellingen voor cijfers projecteren. Kaartweergave: Zie Instellingen kaartweergave.
Instellingen voor cijfers projecteren
Selecteer in een kaart, 3D-kaartweergave, het radarscherm of een combinatiescherm MENU > Cijfers projecteren.
Wijzig lay-out: Hiermee stelt u de lay-out van de cijferprojectie
of gegevensvelden in. U kunt selecteren welke gegevens in elk gegevensveld moeten worden weergegeven.
Navigatiebijkaart: Geeft de navigatiebijkaart weer wanneer het
schip naar een bestemming navigeert.
Instellingen navigatiebijkaart: Hiermee kunt u de
navigatiebijkaart configureren voor het weergeven van de Routedeelbalk en bepalen waar de bijkaart wordt weergegeven voor een koerswijziging of bestemming.
Kompaslijn: Geeft de gegevensbalk met kompaslijn weer
wanneer het schip naar een bestemming navigeert.
De gegevensvelden bewerken
U kunt instellen welke gegevens in overlays worden geprojecteerd op de kaarten en andere schermen.
Selecteer in een scherm dat cijfers projecteren ondersteunt
1
MENU. Selecteer indien nodig Kaartinstelling.
2
Selecteer Cijfers projecteren > Wijzig lay-out.
3
Selecteer een lay-out.
4
Selecteer een gegevensveld.
5
Selecteer het type gegevens dat in het veld wordt
6
weergegeven. Afhankelijk van de kaartplotter en de netwerkconfiguratie
kunnen de beschikbare opties variëren.
Een navigatiebijkaart weergeven
U kunt bepalen wanneer er een navigatiebijkaart wordt weergegeven op sommige kaartweergaven. De navigatiebijkaart wordt alleen weergegeven als het schip naar een bestemming navigeert.
Kies in een kaart of 3D-kaartweergave MENU.
1
Selecteer indien nodig Kaartinstelling.
2
Selecteer Cijfers projecteren > Navigatiebijkaart > Auto.
3
Selecteer Instellingen navigatiebijkaart.
4
Voer een van onderstaande handelingen uit:
5
• Selecteer Routedeelbalk > Aan om de behouden snelheid voor het waypoint weer te geven tijdens de navigatie van een route met meer dan één routedeel.
• Selecteer Volgende koerswijziging > Afstand om de volgende koerswijziging op basis van de afstand te bekijken.
• Selecteer Volgende koerswijziging > Tijd om de volgende koerswijziging op basis van de tijd te bekijken.
• Selecteer Bestemming om aan te geven hoe de bestemmingsgegevens worden weergegeven en selecteer een optie.
Instellingen kaartweergave
U kunt de presentatie aanpassen van de verschillende kaartweergaven. Elke instelling is specifiek voor het type kaartweergave waarin u zich bevindt.
OPMERKING: Niet alle instellingen zijn van toepassing op alle kaarten en 3D-kaartweergaven en kaartplottermodellen. Voor
Kaarten en 3D-kaartweergaven 7
een aantal opties zijn premiumkaarten of aangesloten accessoires, zoals radar, vereist.
Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave MENU >
Kaartinstelling > Kaartweergave. Oriëntatie: Hiermee stelt u het perspectief van de kaart in. Detail: Hiermee stelt u in hoe gedetailleerd de verschillende
zoomniveaus op de kaart worden weergegeven.
Koerslijn: Hiermee kunt u de koerslijn weergeven en
aanpassen. Dit is een lijn op de kaart vanaf de boeg van de boot in de richting van de vaarkoers van de boot en de gegevensbron voor de koerslijn.
Wereldkaart: Gebruikt een normale wereldkaart of een
gearceerde reliëfkaart voor de kaart. Het verschil tussen deze twee kaarten is alleen zichtbaar als zodanig is uitgezoomd dat de gedetailleerde kaarten niet meer worden weergegeven.
Puntpeilingen: Hiermee worden dieptepeilingen in- en
uitgeschakeld en een gevaarlijke diepte ingesteld. Dieptepeilingen die overeenkomen met de opgegeven gevaarlijke diepte of die minder diep zijn, worden met rode tekst weergegeven.
Veiligheidsarcering: Hiermee stelt u de arcering in vanaf de
kustlijn naar de opgegeven diepte.
Dieptebereikarcering: Hiermee bepaalt u de arcering tussen
de bovenste en onderste diepte.
Symbolen: Hiermee toont en configureert u de weergave van
verschillende symbolen op de kaart, zoals het pictogram van de boot, navigatiesymbolen, nuttige punten op het land en lichtsectoren.
Bijkaart: Hiermee kunt u in de hoek van de hoofdkaart een
kaart weergeven die is ingezoomd op de locatie van het schip.
Stijl: Hiermee stelt u in hoe kaartgegevens bij driedimensionaal
terrein worden weergegeven.
Gevarenkleuren: Maakt gebruik van een kleurenschaal om
ondiep water en land aan te geven. Blauw geeft diep water aan, geel betekent ondiep water en rood staat voor zeer ondiep water.
Veilige diepte: Hiermee stelt u de weergave van een veilige
diepte voor Mariner's Eye 3D in. OPMERKING: Deze instelling heeft alleen gevolgen voor de
gevarenkleuren in Mariner's Eye 3D. Deze instelling heeft geen gevolgen voor de ingestelde veilige waterdiepte voor Auto Guidance of voor de instelling van het alarm voor ondiep water (echolood).
Afstandcirkels: Hiermee toont en configureert u de weergave
van afstandscirkels, waarmee u afstanden kunt visualiseren in sommige kaartweergaven.
Corridorbreedte: Hiermee stelt u de breedte in van de
navigatiecorridor. Dit is de magenta lijn in sommige kaartweergaven, waarmee de koers naar uw bestemming wordt aangegeven.

Instellingen voor Fish Eye 3D

OPMERKING: In sommige gebieden is deze functie
beschikbaar bij premiumkaarten. Selecteer MENU in de Fish Eye 3D-kaartweergave. Geef weer: Hiermee stelt u het perspectief van de 3D-
kaartweergave in.
Sporen: Hiermee worden sporen weergeven. Echoloodkegel: Geeft een kegel weer die het gebied aangeeft
dat onder de dekking van uw transducer valt.
Vissymbolen: Geeft zwevende doelen weer.

Navigatie met een kaartplotter

LET OP
Als uw vaartuig over een stuurautomaat beschikt, moet bij elk roer een bedieningsscherm zijn geïnstalleerd waarmee de stuurautomaat kan worden uitgeschakeld.
De functie Auto Guidance is gebaseerd op elektronische kaartgegevens. De gegevens garanderen niet dat de route vrij is van obstakels en dat deze diep genoeg is. Let tijdens het volgen van de koers altijd goed op en vermijd land, ondiep water en andere obstakels die u onderweg kunt tegenkomen.
OPMERKING: In sommige gebieden is Auto Guidance beschikbaar bij premiumkaarten.
OPMERKING: In sommige gebieden zijn Mariner's Eye 3D en Fish Eye 3D kaartweergaven beschikbaar bij premiumkaarten.
OPMERKING: In sommige gebieden is de kaart voor diepzeevissen beschikbaar bij premiumkaarten.
Als u wilt navigeren, moet u een bestemming kiezen, een koers uitzetten of een route maken en vervolgens de koers of route volgen. Volg de koers of route op de navigatie- of viskaart, of in de Perspective 3D- of Mariner's Eye 3D-kaartweergave.

Elementaire navigatievragen

Vraag Antwoord
Hoe kan ik ervoor zorgen dat de kaartplotter mij in de richting wijst waarin ik wil gaan (peiling)?
Hoe kan ik ervoor zorgen dat het toestel een rechte koers (met minimale koersafwijkingen) naar een locatie vaart, waarbij de kortste weg vanaf de huidige locatie wordt gevolgd?
Hoe kan ik ervoor zorgen dat het toestel obstakels op de kaart vermijdt bij het navigeren naar een locatie?
Hoe kan ik ervoor zorgen dat het toestel gebruikmaakt van mijn stuurautomaat?
Kan het toestel een pad voor me maken?
Hoe kan ik de instellingen voor Auto Guidance wijzigen voor mijn boot?

Bestemmingen

U kunt bestemmingen selecteren met behulp van verschillende kaarten en 3D-kaartweergaven, of met behulp van de lijsten.

Bestemming zoeken op naam

U kunt op naam zoeken naar opgeslagen waypoints, opgeslagen routes, opgeslagen sporen en watersportdiensten.
Selecteer Navigatie-info > Zoek op naam.
1
Voer ten minste een deel van de naam van de bestemming
2
in. Selecteer OK indien nodig.
3
De 50 dichtstbijzijnde bestemmingen die met uw zoekcriteria overeenkomen, worden weergegeven.
Kies de bestemming.
4
Navigeer met Ga naar. Zie Een
directe koers instellen en volgen met behulp van Ga naar.
Stel een route in die uit één routedeel bestaat en navigeer langs deze route met behulp van Route naar. Zie Een route vanaf uw huidige
locatie maken en navigeren.
Stel een route in die uit meerdere routedelen bestaat en navigeer langs deze route met behulp van Route naar. Zie Een route vanaf uw
huidige locatie maken en navigeren.
Navigeer met Route naar. Zie Een
route vanaf uw huidige locatie maken en navigeren.
Als u beschikt over premiumkaarten die Auto Guidance ondersteunen en u bevindt zich in een gebied met dekking voor Auto Guidance, navigeer dan met Auto Guidance. Zie Een koers instellen en volgen
met behulp van Auto Guidance.
Zie Configuraties van Auto
Guidance-lijnen.
8 Navigatie met een kaartplotter
Loading...
+ 30 hidden pages