Gardena Sileno City 500, Smart City Sileno 500 User manual

Gebruiksaanwijzing
SILENO city, smart SILENO city
gardena.com
LT 64.indd 1 2017-12-08 14:06:51
Inhoud
1.1 Memo..................................................................... 3
1.2 Productbeschrijving................................................3
1.3 Productoverzicht.................................................... 5
1.4 Symbolen op het product....................................... 5
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsdefinities................................................7
2.2 Algemene veiligheidsinstructies............................. 7
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening..................... 8
3 Installatie
3.1 Presentatie........................................................... 11
3.2 Voorbereidingen...................................................11
3.3 Laadstation...........................................................12
3.4 De accu laden...................................................... 15
3.5 Grensdraad.......................................................... 15
3.6 De begrenzingsdraad aansluiten......................... 19
3.7 De begeleidingsdraad installeren.........................20
3.8 De installatie controleren......................................22
3.9 Ingebruikname en begeleidingskalibratie.............22
3.10 Bedieningspaneel...............................................22
3.11 Menustructuur.................................................... 23
3.12 Schema.............................................................. 24
3.13 smart system......................................................26
3.14 Instellingen......................................................... 27
3.15 Overzicht menustructuur.................................... 32
3.16 Overzicht menustructuur.................................... 33
3.17 Voorbeelden van indelingen van tuinen............. 34
4 Werking
4.1 De AAN/UIT-knop................................................ 37
4.2 De robotmaaier starten........................................ 37
4.3 Bedieningsmodi....................................................37
4.4 Stoppen................................................................38
4.5 Uitschakelen.........................................................38
4.6 Schema en Stand-by............................................38
4.7 Een lege accu opladen.........................................39
4.8 Maaihoogte aanpassen........................................39
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud........................................ 41
5.2 Robotmaaier reinigen...........................................41
5.3 Messen vervangen...............................................42
5.4 Software-update...................................................42
5.5 Accu..................................................................... 42
5.6 Winterbeurt...........................................................43
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen.........................44
6.2 Foutmeldingen..................................................... 44
6.3 Informatiemeldingen.............................................47
6.4 Indicatielampje in het laadstation......................... 48
6.5 Symptomen.......................................................... 49
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen........................ 50
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport..............................................................53
7.2 Winterbeurt...........................................................53
7.3 Na de winteropslag.............................................. 53
7.4 Informatie over het milieu.....................................53
7.5 Accu verwijderen voor recyclen........................... 54
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens.......................................... 55
9 Garantie
9.1 Garantiebepalingen..............................................57
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van overeenstemming................. 58
2 367 - 004 - 16.02.2018
1 Inleiding
1.1 Memo
Serienummer:
PIN-code:
Productregistratiecode:
De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de robotmaaier te ont­grendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document in de productverpakking.
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat geval contact op met de klantenservice van GARDENA en geef het serienummer van de robotmaaier door, zodat hij als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database. Dat vormt een belangrijke stap in de diefstal­beveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen en verkopen van gestolen robotmaaiers minder aantrekkelijk.
Het serienummer van het product bestaat uit 9 cijfers en staat op het productplaatje en de productverpakking.
www.gardena.com
1.2 Productbeschrijving
Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw GARDENA-robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij werkt. Deze bedieningshandleiding bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik van het product. Naast deze bedieningshandleiding zijn er aanvullende informatiefilms met instructies te vinden op de website van GARDENA, www.gardena.com.
Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongelukken of beschadigingen van andere mensen of hun eigendommen.
GARDENA werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in het ontwerp, het uiterlijk en de werking van zijn producten aan te brengen.
1.2.1 Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max. capaciteit vermeld in
Technische gegevens op pagina
55
.
De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan maaien, is voornamelijk afhankelijk van de toestand van de messen en het type ervan, en de groei en het vochtgehalte van het gras. Ook de vorm van het gazon speelt een rol. Wanneer de tuin voornamelijk uit open gazongebieden bestaat, kan de robotmaaier een groter oppervlak per uur maaien dan wanneer de tuin uit diverse kleine gazons bestaat, die van elkaar worden gescheiden door bomen, bloemperken en doorgangen.
Een volledig geladen robotmaaier maait 60 tot 80 minuten lang, afhankelijk van de staat van de accu en het gazon. Vervolgens wordt de robotmaaier 60 tot 70 minuten opgeladen. De laadtijd is afhankelijk van factoren zoals de omgevingstemperatuur.
1.2.2 Maaitechniek
Het systeem van de robotmaaier is efficiënt en energiezuinig. In tegenstelling tot veel andere standaardgrasmaaiers snijdt de robotmaaier het gras in plaats van het eraf te slaan. Deze techniek voor regelmatig snijden verbetert de graskwaliteit. Verzameling van gras is niet nodig en kleine stukjes gesneden gras verminderen de behoefte aan meststoffen. Bovendien komen er geen emissies vrij, is de robotmaaier gebruiksvriendelijk en zal uw gazon er altijd goed uitzien.
Voor het beste resultaat wordt aangeraden om de robotmaaier voornamelijk te laten maaien bij droog weer. De robotmaaier kan ook maaien als het regent, maar nat gras blijft makkelijker op de robotmaaier vastzitten en het risico dat de robotmaaier op steile hellingen slipt, is groter.
367 - 004 - 16.02.2018 Inleiding - 3
De messen moeten in goede staat zijn voor de beste maairesultaten. Houd de messen zo lang mogelijk scherp door het gazon vrij van takken, steentjes en andere objecten te houden.
Vervang de messen regelmatig voor het beste maairesultaat. Zie
Messen vervangen op pagina 42
.
1.2.3 Werkmethode
De robotmaaier maait automatisch het gazon. Hierbij wisselen maaien en laden elkaar continu af.
Wanneer de robotmaaier een obstakel raakt of de begrenzingsdraad nadert, rijdt de robotmaaier achteruit en kiest hij vervolgens een nieuwe richting. Sensoren op de voor- en achterkant van de robotmaaier detecteren wanneer de robotmaaier de begrenzingsdraad nadert. De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier keert. De afstand kan zo nodig worden aangepast aan de installatie.
De STOP-knop boven op de robotmaaier wordt vooral gebruikt om de rijdende robotmaaier te laten stoppen wanneer deze over het gazon rijdt. De STOP-knop dient ook te worden ingedrukt als de robotmaaier zich in een actieve status bevindt, maar stilstaat in het laadstation. Nadat op STOP is gedrukt, is het mogelijk om het toetsenbord te bedienen en bijvoorbeeld naar het menu te gaan of de bedieningsmodus te wijzigen. De PIN­code moet worden ingevoerd en worden bevestigd door
op de OK-knop te drukken, voordat het mogelijk is om opnieuw te beginnen. De PIN-code in combinatie met de Start-knop werkt als een startvergrendeling.
1.2.4 Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is willekeurig, hetgeen betekent dat een bewegingspatroon nooit wordt herhaald. Met dit maaisysteem wordt het gazon gelijkmatig gemaaid zonder maaistrepen van de robotmaaier.
1.2.5 Het laadstation vinden
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt hij de begeleidingsdraad naar het laadstation. De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd. Deze is aangesloten op de begrenzingsdraad en zo kan de robotmaaier het laadstation veel gemakkelijker en sneller vinden.
4 - Inleiding 367 - 004 - 16.02.2018
1.3 Productoverzicht
1
5
4
3
9
29
21
28
10
22
23
30
26
31
27
25
24
19
6
8
7
2
18
15
14
17
16
20
13
12
11
De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:
1. Behuizing
2. Klep voor display en toetsenbord
3. Stopknop
4. Achterwiel
5. Voorwielen
6. Laadstation
7. Contactstrips
8. LED voor controle van de werking van het laadstation en de begrenzingsdraad
9. Maaihoogteafstelling
10. Productplaatje
11. Display
12. Toetsenbord
13. AAN/UIT-knop
14. Maaisysteem
15. Maaischijf
16. Hendel
17. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
18. Accudeksel
19. Voeding (het uiterlijk van de voeding kan verschillen afhankelijk van de markt)
20. Lusdraad voor begrenzingslus en begeleidingsdraad
21. Koppelingen voor de lusdraad
22. Krammen
23. Stekker voor de lusdraad
24. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
25. Meetlat voor hulp bij het installeren van de begrenzingsdraad (de meetlat is losgeraakt uit de doos)
26. Voeding Smart Gateway (alleen voor smart SILENO city)
27. Kabelmarkers
28. Laagspanningskabel
29. Smart Gateway (alleen voor smart SILENO city)
30. LAN-kabel Smart Gateway (alleen voor smart SILENO city)
31. Bedieningshandleiding en beknopte handleiding
1.4 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze zorgvuldig.
367 - 004 - 16.02.2018 Inleiding - 5
WAARSCHUWING: Lees de gebruikersinstructies voordat u de robotmaaier gebruikt.
WAARSCHUWING: Bedien de uitschakelinrichting voor­dat u werkzaamheden aan de machine uitvoert of deze gaat optillen.
Het is alleen veilig om een in­spectie of onderhoud aan de robotmaaier uit te voeren wanneer de robotmaaier is uitgeschakeld. De robotmaai­er is uitgeschakeld wanneer het lampje op de AAN/UIT­knop niet brandt.
WAARSCHUWING: Bewaar een veilige afstand tot de ma­chine wanneer deze in ge­bruik is. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de ro­terende messen.
WAARSCHUWING: Ga niet op de machine zitten. Plaats uw handen of voeten niet in de buurt van of onder de ma­chine.
Dit product voldoet aan de geldende EG­richtlijnen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies zijn opgenomen in
Technische
gegevens op pagina 55
en op het
productplaatje.
Het is niet toegestaan om dit product als normaal huishoudelijk afval af te voeren. Zorg dat het product wordt gerecycled volgens de lokale wettelijke voorschriften.
De laagspanningskabel mag niet worden ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het knippen van randen waar de kabels liggen.
Bedien de uitschakelinrichting voordat u het product gaat gebruiken of optillen.
6 - Inleiding 367 - 004 - 16.02.2018
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op belangrijke delen van de handleiding.
WAARSCHUWING: Wordt gebruikt om te wijzen op de kans op ernstig of fataal letsel voor de gebruiker of omstanders wanneer de instructies in de handleiding niet worden gevolgd.
OPGELET: Wordt gebruikt indien er een risico bestaat op schade aan het product en andere eigendommen of aan de omgeving wanneer de
instructies in de handleiding niet worden gevolgd.
Let op: Geven verdere informatie die nodig is in een bepaalde situatie.
2.2 Algemene veiligheidsinstructies
Om het gebruik van de bedieningshandleiding eenvoudiger te maken, wordt gebruik gemaakt van het volgende systeem:
Cursief
gedrukte tekst geeft schermteksten van de robotmaaier aan of is een verwijzing naar een ander gedeelte in de bedieningshandleiding.
Vet gedrukte tekst geeft de toetsen op het toetsenbord van de robotmaaier aan.
Tekst gedrukt in
HOOFDLETTERS
en
cursieve
letters
verwijst naar de verschillende bedrijfsmodi
die beschikbaar zijn in de robotmaaier.
2.2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER TE KUNNEN RAADPLEGEN
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken met andere mensen of beschadigingen van hun eigendommen.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met fysieke, zin­tuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er zeker van te zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere personen die ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis on­der toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte zijn van alle gevaren. Er kunnen plaatselijke regels zijn met betrekking tot de minimumleeftijd voor het bedienen van dit apparaat. Kinderen mogen het appa­raat niet zonder toezicht reinigen of onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer beschadigd is. Een ver­sleten of beschadigd snoer verhoogt het risico op een elektrische schok.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Onjuist gebruik kan leiden tot elektri­sche schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg onmiddellijk een arts in­dien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.
Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare accu's.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
WAARSCHUWING: De robotmaaier kan gevaarlijk zijn als u hem verkeerd gebruikt.
WAARSCHUWING: Gebruik de robotmaaier nooit wanneer personen, met name kinderen, of huisdieren zich in het maaigebied bevinden.
367 - 004 - 16.02.2018 Veiligheid - 7
WAARSCHUWING: Houd uw handen en voeten uit de buurt van de roterende messen. Plaats uw handen of voeten niet in de buurt van of onder de machine wanneer de motor draait.
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening
2.3.1 Gebruik
De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening/onderhoud moeten nauwkeurig worden gevolgd.
Er moeten waarschuwingsborden worden geplaatst rondom het maaigebied van de robotmaaier als deze wordt gebruikt in openbare gebieden. De borden moeten de volgende tekst bevatten: Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf uit de buurt van de machine! Houd toezicht op kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Gebruik de bedieningsmodus
Parkeren
of schakel de robotmaaier uit wanneer personen, vooral kinderen, of huisdieren zich in het maaigebied bevinden. Het wordt aanbevolen om de robotmaaier te programmeren voor gebruik tijdens uren wanneer er geen activiteit in het gebied plaatsvindt, bijv. 's nachts. Zie
Uitgebreid op pagina 24
.
De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend, onderhouden en gerepareerd door personen die volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van en veiligheidsvoorschriften voor het product. Lees de bedieningshandleiding zorgvuldig door en zorg ervoor dat u de instructies voor het gebruik van de robotmaaier goed hebt begrepen voordat u het apparaat gebruikt.
Het is niet toegestaan het originele ontwerp van de robotmaaier aan te passen. Alle wijzigingen zijn op eigen risico.
Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap, speelgoed of andere voorwerpen op het gazon liggen die de messen kunnen beschadigen. Voorwerpen op het gazon kunnen er ook toe leiden dat de robotmaaier hierin vast komt te zitten. Als dat
gebeurt, kan het nodig zijn om het voorwerp te verwijderen voordat de maaier verder kan gaan met maaien. Schakel altijd eerst de robotmaaier uit met de AAN/UIT-knop voordat u een blokkade verwijdert.
Start de robotmaaier volgens de instructies. Wanneer de robotmaaier is ingeschakeld, dient u ervoor te zorgen dat u uw handen en voeten uit de buurt van de roterende messen houdt. Steek nooit uw handen en voeten onder de robotmaaier.
Raak nooit bewegende gevaarlijke onderdelen, zoals de maaischijf, aan voordat de maaier volledig tot stilstand is gekomen.
Til de robotmaaier niet op en draag deze niet rond terwijl deze is ingeschakeld.
Sta niet toe dat de robotmaaier wordt gebruikt door personen die niet weten hoe de robotmaaier werkt en zich gedraagt.
De robotmaaier mag nooit in aanraking komen met personen of andere levende wezens. Als een persoon of ander levend wezen in de baan van de robotmaaier komt, moet deze onmiddellijk worden gestopt. Zie
Uitgebreid op pagina 24
.
Zet niets boven op de robotmaaier of het laadstation.
Zorg ervoor dat de robotmaaier niet kan worden gebruikt als de kap, maaischijf of behuizing beschadigd is. De maaier mag ook niet worden gebruikt als de messen, schroeven, moeren of kabels defect zijn. Sluit nooit een beschadigde kabel aan en raak deze ook niet aan voordat de kabel is losgekoppeld van de voeding.
Gebruik de robotmaaier niet als de AAN/UIT-knop niet werkt.
Schakel de robotmaaier altijd uit via de AAN/UIT­knop wanneer de robotmaaier niet wordt gebruikt. De robotmaaier kan alleen worden gestart als de AAN/UIT-knop is ingeschakeld en de juiste PIN­code is ingevoerd.
Gebruik de robotmaaier nooit terwijl er een gazonsproeier aanstaat. Gebruik de schemafunctie (zie
Uitgebreid op pagina 24
) zodat de maaier en
sproeier nooit tegelijkertijd werken.
GARDENA staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen de robotmaaier en andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische afrasteringen voor dieren of iets dergelijks.
8 - Veiligheid 367 - 004 - 16.02.2018
Metalen voorwerpen in de bodem (zoals wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen voorwerpen kunnen storing van het lussignaal veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand brengen.
De robotmaaier mag nooit worden opgeslagen, gebruikt of opgeladen bij temperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 50 °C. Hierdoor kan schade aan het product ontstaan.
2.3.2 Optillen en verplaatsen van de robotmaaier
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te stoppen. Als beveiliging is ingesteld op hoog niveau (zie
Beveiligingsniveau op pagina 27
), moet de PIN-code worden ingevoerd. De PIN-code bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u de robotmaaier voor het eerst start. Zie
Ingebruikname op pagina 22
.
2. Druk op de AAN/UIT-knop en zorg ervoor dat de robotmaaier is uitgeschakeld. Controleer of het indicatielampje op de AAN/UIT-knop niet brandt. Dit betekent dat de robotmaaier is uitgeschakeld. Zie
Het indicatielampje op pagina 37
.
3. Draag de robotmaaier aan de hendel onder de robotmaaier met de maaischijf uit de buurt van uw lichaam.
WAARSCHUWING: De robotmaaier moet worden uitgeschakeld voordat deze wordt opgetild. De robotmaaier is uitgeschakeld wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT­knop niet brandt.
OPGELET: Til de robotmaaier niet op wanneer deze in het laadstation is geparkeerd. Dat kan het laadstation en/of de robotmaaier beschadigen. Druk op STOP en trek de robotmaaier uit het laadstation voordat u hem optilt.
2.3.3 Onderhoud
WAARSCHUWING: De robotmaaier moet worden uitgeschakeld voordat er onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. De robotmaaier wordt uitgeschakeld wanneer het indicatielampje op de AAN/UIT­knop niet brandt.
OPGELET: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik nooit oplosmiddelen om schoon te maken.
Inspecteer de robotmaaier elke week en vervang beschadigde of versleten onderdelen. Zie
Introductie -
onderhoud op pagina 41
.
367 - 004 - 16.02.2018 Veiligheid - 9
2.3.4 Bij onweer
OPGELET: Koppel alle aansluitingen op het laadstation (voeding, begrenzings- en begeleidingsdraad) los als er kans op onweer is.
1. Controleer of de kabels zijn voorzien van de bijgeleverde kabelmarkering, om het opnieuw aansluiten te vergemakkelijken. De aansluitingen op het laadstation zijn gemarkeerd met R, L en GUIDE.
2. Koppel alle aangesloten kabels en de voeding los.
3. Sluit alle kabels en de voeding weer aan als er geen onweer meer dreigt. Het is belangrijk dat elke draad op de juiste plaats wordt aangesloten.
10 - Veiligheid 367 - 004 - 16.02.2018
3 Installatie
3.1 Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie.
Zorg ervoor dat u vóór aanvang van de installatie vertrouwd bent met de inhoud van de doos.
SILENO city / smart SILENO city
Robotmaaier
Laadstation
Voeding
Lusdraad, m 150 / 150
Laagspanningskabel
Krammen, stuks 200 / 200
Connectoren, stuks 5 / 5
Schroeven laadstation, stuks
4 / 4
Inbussleutel
Meter
Koppelingen, stuks 4 / 4
Bedieningshandleiding en beknopte handleiding
Kabelmarkers
smart SILENO city
Smart Gateway
LAN-kabel Smart Gateway √
Voeding Smart Gateway
3.1.1 Belangrijkste onderdelen voor de installatie
De installatie van de robotmaaier bestaat uit 4 hoofdonderdelen:
1. Een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon.
2. Een laadstation waarnaar de robotmaaier terugkeert wanneer de accu bijna leeg is.
3. Een voeding, die is aangesloten tussen het laadstation en een stopcontact van 100 V-240V. De voeding wordt op het stopcontact en het laadstation aangesloten via een laagspanningskabel van 5 m. Laagspanningskabels met een lengte van 3 m/10 ft of 20 m/66 ft zijn beschikbaar als optionele accessoires. Onderdelen van de voeding mogen niet worden gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De laagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet worden ingekort of verlengd.
4. De lusdraad wordt langs de randen van het gazon gelegd en ook rondom voorwerpen en planten die de robotmaaier niet mag raken. De lusdraad dient zowel als begrenzingsdraad als begeleidingsdraad. De maximaal toegestane lengte voor de begrenzingslus is 300 m/984 ft.
3.2 Voorbereidingen
Lees dit hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation, de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad. Geef op de schets aan hoe de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad moeten lopen.
Kijk op www.gardena.com voor meer beschrijvingen en tips voor het installeren.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 11
1. Als het gras in het werkgebied langer dan 4 cm is, moet u het gras eerst met een gewone maaier maaien. Verzamel het gras.
2. Vul gaten en kuilen op om te voorkomen dat regenwater hier plassen vormt. Het product kan beschadigd raken als het wordt gebruikt in waterplassen. Zie
Garantiebepalingen op pagina
57
.
3. Lees alle stappen zorgvuldig door voordat u met de installatie begint.
4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie zijn meegeleverd. Zie
Productoverzicht op pagina 5
.
Robotmaaier

Laadstation

Lusdraad voor begrenzingslus en
begeleidingsdraad
Voeding
Laagspanningskabel
Krammen
Aansluitklemmen voor de lusdraad
Schroeven voor het laadstation
Meter
Koppelingen voor de lusdraad
Kabelmarkers
3.2.1 Installatiegereedschappen
Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig:
Hamer/kunststof moker (om de krammen gemakkelijker in de grond te krijgen).
Combinatietang voor het knippen van de begrenzingsdraad en het samenknijpen van de connectoren.
Waterpomptang (voor het samenknijpen van de koppelingen).
Kantensteker/rechte spade als de begrenzingsdraad moet worden ingegraven.
3.3 Laadstation
Het laadstation heeft 3 functies:
Controlesignalen door de begrenzingsdraad verzenden.
Stuursignalen verzenden door de begeleidingskabel zodat de robotmaaier het laadstation kan vinden.
De accu van de robotmaaier opladen.
3.3.1 Beste locatie voor het laadstation
Houd bij het kiezen van de beste locatie voor het laadstation rekening met de volgende aspecten:
Zorg voor minimaal 2 meter vrije ruimte vóór het laadstation.
De positionering van het laadstation is flexibel. Het wordt echter aanbevolen dat de begrenzingsdraad niet dichter dan 60 cm/24 inch (parallel) langs zichzelf loopt. Anders kan de robotmaaier problemen hebben bij het vinden van het laadstation. Zie
De begrenzingsdraad richting het
laadstation leggen op pagina 19
.
Kies een locatie dicht bij een stopcontact. De bijgeleverde laagspanningskabel is 5 meter lang.
Een vlakke ondergrond vrij van scherpe voorwerpen om het laadstation op te plaatsen.
Bescherming tegen direct zonlicht.
Locatie in het lagere deel van een werkgebied met een aanzienlijke helling.
Eventuele noodzaak om het laadstation uit het zicht van buitenstaanders te houden.
2 m / 6.6 ft
1 m / 3.3 ft
Het laadstation moet op een vlakke ondergrond worden geplaatst. De voorkant van het laadstation mag niet hoger of lager worden geplaatst dan de achterkant, zoals aangegeven in onderstaande afbeelding.
Max 5 cm/ 2"
Max 5 cm/ 2"
Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst dat de grondplaat verbogen kan raken.
12 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
Het is ook belangrijk dat het laadstation niet in de dwarsrichting gebogen wordt. Anders kan de robotmaaier problemen hebben bij het dokken.
Max +/- 2 cm / 0.06 ft
Let op: Plaats het laadstation op een vlakke ondergrond zodat de robotmaaier onder optimale omstandigheden kan dokken. Het is essentieel dat de laadplaat in geen enkele richting gebogen is of schuin loopt.
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een werkgebied met een steile helling, moet het laadstation onder aan de helling worden geplaatst. Dat maakt het eenvoudiger voor de robotmaaier om de begeleidingsdraad naar het laadstation te volgen.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op het eiland worden aangesloten. Lees meer over eilanden in
Grenzen binnen het werkgebied op pagina 17
.
Let op: Een correcte plaatsing van het laadstation en de begeleidingsdraad is belangrijk om de robotmaaier goed te laten dokken. Lees meer in
De begrenzingsdraad
richting het laadstation leggen op pagina 19
en in
De
begeleidingsdraad installeren op pagina 20
.
3.3.2 Voeding aansluiten
Houd bij het bepalen van de locatie voor de voeding rekening met de volgende punten:
Dicht bij het laadstation
Bescherming tegen regen
Bescherming tegen direct zonlicht
De voeding moet worden geplaatst op een goed geventileerde locatie en onder een afdak. Wanneer de voeding op een stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis. We raden u aan om een aardlekschakelaar (RCD) te gebruiken bij het aansluiten van de voeding op het stopcontact.
WAARSCHUWING: Van toepassing voor USA/ Canada. Als de voedingseenheid buiten is opgesteld: Risico van elektrische schok. Alleen aansluiten op een afgedekt GFCI-stopcontact (RCD), klasse A, dat voorzien is van een behuizing die waterdicht is, ongeacht of de kap van de aansluitstekker is geplaatst.
Onderdelen van de voeding mogen niet worden gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De laagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet worden ingekort of verlengd. Laagspanningskabels met een lengte van 3 m, 10 m of 20 m zijn beschikbaar als optionele accessoires.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 13
De laagspanningskabel mag door het werkgebied worden gelegd als deze is verankerd aan de grond of is ingegraven. De maaihoogte moet zodanig zijn dat de messen nooit in contact komen met de laagspanningskabel.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden gelegd of onder de basisplaat van het laadstation omdat dit interferentie kan veroorzaken met de signalen van het laadstation.
WAARSCHUWING: Monteer de voeding nooit op een hoogte waarbij het risico bestaat dat hij onder water komt te staan (minimaal 30 cm vanaf de grond). Het is niet toegestaan om de voeding op de grond te plaatsen.
min 30 cm / 12”
Het uiterlijk van de voeding kan verschillen afhankelijk van de markt.
WAARSCHUWING: Onderdelen van de voeding mogen onder geen beding worden gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De laagspanningskabel mag niet worden ingekort of verlengd.
WAARSCHUWING: Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u bijvoorbeeld het laadstation wilt reinigen of de lusdraad wilt herstellen.
OPGELET: Plaats de laagspanningskabel en stel de maaihoogte zodanig in dat de messen nooit in aanraking kunnen komen met de kabel.
3.3.3 Het laadstation installeren en aansluiten
1. Zet het laadstation op een geschikte plek. Zie
Beste
locatie voor het laadstation op pagina 12
.
2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation.
3. Sluit de voedingskabel van de voeding aan op een stopcontact van 100-240V. Wanneer de voeding op een stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis. Zie
Voeding aansluiten op pagina 13
.
4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
Let op: De begeleidingsdraad moet naar het laadstation worden gelegd en op het laadstation worden aangesloten voordat u het laadstation vastzet in de grond. Zie
De begeleidingsdraad
leggen en aansluiten op pagina 20
.
14 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
OPGELET: Het is niet toegestaan om nieuwe gaten in de plaat van het laadstation te maken. Alleen de bestaande gaten mogen worden gebruikt om hem in de grond vast te zetten.
OPGELET: Sta of loop nooit op de plaat van het laadstation.
3.4 De accu laden
Nadat het laadstation is aangesloten, kunt u de robotmaaier opladen.
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation terwijl de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad worden gelegd.
2. Druk op de AAN/UIT-knop om de robotmaaier in te schakelen.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100 minuten om hem volledig te laden.
WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleen op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.
Let op: De robotmaaier kan niet worden gebruikt zolang de installatie niet is voltooid.
3.5 Grensdraad
De begrenzingsdraad kan op de volgende manieren worden geïnstalleerd:
De draad in de grond vastzetten met krammen.
Zet de begrenzingsdraad met krammen vast als u de plaatsing tijdens de eerste paar weken van het gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/ kunststof moker en krammen.
De draad ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt u de begrenzingsdraad het beste ingraven. Waar nodig kunnen beide methoden worden gecombineerd zodat een deel van de begrenzingsdraad is vastgezet met krammen en de rest is ingegraven. De draad kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade. Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond legt.
3.5.1 Bepalen waar u de begrenzingsdraad wilt leggen
Bij het leggen van de begrenzingsdraad geldt het volgende:
De kabel vormt een lus rond het werkgebied. Gebruik originele begrenzingsdraad. Deze is speciaal ontworpen om bestand te zijn tegen vocht uit de grond.
De robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het volledige werkgebied meer dan 15 m/ ft verwijderd zijn van de draad.
De draad mag niet langer zijn dan 300 m/984 ft.
Zorg dat er 20 cm/8 inch extra draad beschikbaar is om de begeleidingsdraad later op aan te sluiten. Zie
De begeleidingsdraad leggen en aansluiten op pagina 20
.
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de begrenzingsdraad rond het werkgebied en rond obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde meetlat om de juiste afstand te bepalen. Zie
Productoverzicht op pagina 5
.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 15
10 cm / 4"
0 cm / 0"
35 cm / 14"
30 cm / 12"
3.5.2 Grenzen van het werkgebied
De afstand van de begrenzingsdraad tot obstakels varieert en is afhankelijk van wat er pal naast het werkgebied ligt.
Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld een muur of hek (5 cm/2 inch of hoger) moet de begrenzingsdraad op 35 cm/ inch vanaf het obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer 20 cm/ inch van het gazon rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
35 cm
> 5 cm
Als het werkgebied grenst aan een kleine greppel, een bloemperk, of een kleine verhoging, zoals een lage stoeprand (1-5 cm/ inch), moet de begrenzingsdraad op 30 cm/ inch binnen het werkgebied worden gelegd. Hiermee wordt voorkomen dat de wielen in de greppel of
op de stoep rijden, dit kan namelijk leiden tot overmatige slijtage van de robotmaaier. Ongeveer 15 cm/ inch van het gazon langs de greppel/stoeprand wordt niet gemaaid.
30 cm
1-5 cm
Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of iets dergelijks, dat ongeveer op dezelfde hoogte ligt als het gazon (+/- 1 cm/0,4 inch), is het mogelijk om de robotmaaier een eindje over het pad te laten rijden. De begrenzingsdraad moet dan 10 cm/ inch vanaf de rand van het pad worden gelegd. Al het gras langs het tegelpad wordt gemaaid.
max 1 cm
10 cm
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een tegelpad dat niet boven het gazon uitsteekt, is het mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden. Het kan een voordeel zijn om de begrenzingsdraad onder de tegels te leggen. De begrenzingsdraad kan ook in de voeg tussen de tegels worden gelegd. Zorg ervoor dat de tegels op gelijke hoogte zijn met het gazon om overmatige slijtage van de robotmaaier te voorkomen.
OPGELET: De robotmaaier mag nooit over grind, mulch of soortgelijk materiaal rijden, omdat de messen hierdoor kunnen worden beschadigd.
16 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
OPGELET: Als het werkgebied aan een waterpartij, helling, afgrond of openbare weg grenst, moet behalve de begrenzingsdraad ook een rand of iets dergelijks worden geplaatst. Die moet in dat geval minimaal 15 cm/6 inch hoog zijn. Dat zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten het maaigebied terecht kan komen.
min. 15 cm / 6"
3.5.3 Grenzen binnen het werkgebied
Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde kram worden gelegd. Als de begrenzingsdraden naar en vanaf het eiland dicht bij elkaar worden gelegd, kan de robotmaaier over de draad rijden.
0 cm / 0
"
OPGELET: De begrenzingsdraad mag op het traject van en naar een eiland niet worden gekruist.
Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals bomen en struiken hoger dan 15 cm/6 inch, hoeven niet met de begrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De robotmaaier keert om wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Voor een veilige en stille werking is het echter raadzaam alle vaste voorwerpen in en rond het werkgebied af te grenzen.
Obstakels met een lichte helling, bijvoorbeeld stenen of grote bomen met bovengrondse wortels, moeten worden geïsoleerd of verwijderd. De robotmaaier kan anders op zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen beschadigd raken.
3.5.3.1 Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de andere zone te gaan, kunt u beter een bijgebied creëren. Voorbeelden hiervan zijn hellingen steiler dan 25% of een doorgang die smaller is dan 60 cm/24 inch. Leg de begrenzingsdraad dan rond het bijgebied zodat er een eiland wordt gevormd buiten het hoofdgebied. De robotmaaier moet handmatig worden verplaatst tussen hoofd- en bijgebied wanneer het gras in het bijgebied moet worden gemaaid.
Hoofdgebied
Bijgebied
Hiervoor moet de bedieningsmodus
Bijgebied
worden gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen het bijgebied en het laadstation niet zelfstandig kan afleggen. Zie
Bedieningsmodus - 2e gebied op pagina
37
. In deze modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar het laadstation, maar doorgaan met maaien totdat de accu leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de robotmaaier en verschijnt de melding
Moet
handmatig laden
op het display. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu op te laden. Als het hoofdgebied na het laden volgens het schema moet worden gemaaid, moet u de bedieningsmodus
Hoofdgebied
kiezen en de Start-knop indrukken.
3.5.3.2 Doorgangen tijdens het maaien Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5 - 2 m/3,2 - 6,5 ft. Dan bestaat het risico dat de robotmaaier lang in die doorgang of zone blijft rijden. Het gazon zal er dan geplet uitzien. De smalste
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 17
doorgang waar de robotmaaier doorheen kan is 60 cm/24 inch (tussen begrenzingsdraden).
Let op: In doorgangen van smaller dan 2 m/6,5 ft (tussen begrenzingsdraden) wordt door GARDENA aangeraden om een begeleidingsdraad aan te brengen.
3.5.3.3 Hellingen De robotmaaier kan op hellingen werken. De maximale
helling wordt gedefinieerd als een percentage (%) en wordt berekend als het hoogteverschil in centimeters per meter.
0-10%
0-10 cm/0-3.9"
100 cm/3 9.4"
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier stopt dan en de foutmelding
Buiten maaigebied
wordt weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het natte gras kunnen gaan slippen.
10-%
10- cm/ 3.9-"
100 cm/3 9.4"
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan 10% worden gelegd als er een obstakel is waar de robotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld een omheining of dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met een helling tot 25% maaien. Gebieden met een grote hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingen bevinden die steiler zijn dan 10% moet de begrenzingsdraad op een vlakke ondergrond worden gelegd op een afstand van ongeveer 20 cm voor het begin van de helling.
100 cm / 40"
100 cm / 40"
100 cm / 40"
20 cm / 8"
0-10 cm / 0-3.9"
0-25 cm / 0-10"
10- cm / 3.9-"
0-25%
>10%
0-10%
3.5.4 De begrenzingsdraad leggen
Als u de begrenzingsdraad met krammen gaat vastzetten:
Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de draad beschadigt.
De begrenzingsdraad moet overal vlak tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid. De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid. Beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken of maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen, moet u de eerste weken na het installeren altijd de maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte vervolgens elke tweede week een stap verlagen totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
Gebruik een hamer om de krammen in de grond te tikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van de krammen en zorg dat de draad niet te strak komt te staan.
Als u de begrenzingsdraad gaat ingraven:
Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm/0,4 inch en maximaal 20 cm/8 inch onder de grond legt. De draad kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade.
18 - Installatie 367 - 004 - 16.02.2018
Loading...
+ 42 hidden pages